Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W1 1 Hoofdrekenen: 36 47 25 38 17
+ + + -
12 43 11 16 6
= = = = =
. . . . .
2 4 6 100 36
x x x : :
15 12 7 4 6
= = = = =
. . . . .
2 Goed lezen en oplossen. Ik koop in de supermarkt een krant (80 cent), een brood (75cent) en een glazen fles melk (45cent) Hoeveel moet ik betalen aan de kassa? ...............+................+...............=................ Ik moet aan de kassa .............…cent betalen.
3 Teken hieronder een vlakke figuur.
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W2 1 Hoofdrekenen: 36 42 25 100 100
+ + + -
14 31 . 40 .
= = = = =
. . 50 . 75
2 Goed lezen en oplossen. tweede leerjaar: 18 leerlingen derde leerjaar: 22 leerlingen
a
2 6 13 100 75
x x x : :
16 . 3 . 5
= = = = =
vierde leerjaar: 16 leerlingen
Hoeveel leerlingen gaan mee op sportdag? ……………………………………………………………………… ………………………………………………………………………
b
. 24 . 20 .
Elke leerling betaalt 2 euro, hoeveel ontvangt de leerkracht? ……………………………………………………………………… ……………………………………………………………………… 3 Teken hieronder een vlakke figuur met alleen rechte lijnen en ook een lijn van juist 8cm.
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W3 1 Hoofdrekenen: 3 19 45 52 20 100 87 45 39 32
+ + + + + -
. 31 . 48 . 17 . 23 13 32
= = = = = = = = = =
38 . 100 . 80 . 40 . . .
2 5 9 13 25 60 45 36 72 100
x x x x x : : : : :
20 . 5 3 3 6 . 9 9 10
= = = = = = = = = =
. 30 . . . . 9 . . .
2 Schrijf de dagen van de week in de juiste volgorde. maandag , ..................... , ...................., .................... ..................... , zaterdag , ..................... . 3 Schrijf de maanden van het jaar correct op. 1 .............................. 7 2 februari 8 3 .............................. 9 4 .............................. 10 5 .............................. 11 6 .............................. 12
.............................. .............................. .............................. oktober .............................. ..............................
4 Waar of niet waar? Meester meet bijna 2 meter. Je blad is 21m breed 1 meter is juist 100 centimeter Het bord meet meer dan 3m 20m stappen is tot aan de spoorweg
.............................. .............................. .............................. .............................. ..............................
Naam:.................................................... Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W4 1 Hoofdrekenen: 99 30 25 36 21 100 85 21 100 90
+ + + + + -
. 60 75 19 45 . 33 . 25 30
= = = = = = = = = =
100 . . . . 45 . 7 . .
5 5 6 2 3 45 72 64 54 52
x x x x x : : : : :
. 6 7 14 . 5 8 8 9 2
= = = = = = = = = =
100 . . . 21 . . . . .
2 Probleem oplossen! Op een gewone middag staan er bij ons op school 48 kinderen in de rij om naar huis te gaan eten. Vandaag blijven er 12 kinderen minder ineten. Hoeveel kinderen staan er vandaag in de rij? B:........................................................................................................................ A:........................................................................................................................ 3 Even nadenken! Kost het meer of minder dan 1Euro? een groot brood: ................... een pakje chips : ................... een vulpen: ............................ een krant: ...............................
een stokbrood: ................... een fles melk: ..................... kleurpotloden: ..................... je blad: .................................
4 Waar of niet waar? * de kortste maand van het jaar is altijd januari * een voetganger haalt makkelijk 50km/uur * 1liter = 2 halve liters * 100 cm is een beetje meer dan een meter * de klas meet ongeveer 8 meter * de gang van de school is juist 1 kilometer * een fles melk heeft een inhoud van juist een liter * deze doos suiker weegt 50 kg * een halve liter gaat juist 2x in een liter * Iman uit het 3de leerjaar weegt rond de 30 (juist 1 figuur tekenen) 5 Teken een vlakke figuur. * alleen rechte lijnen * er zijn 5 lijnen * een lijn is juist 8cm * een lijn is juist 6cm * een lijn moet korter zijn dan 4cm
........................ ........................ ........................ ........................ ........................ ........................ ........................ ........................ ........................ ........................
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W5 1 Hoofdrekenen: 22 35 100 65 31 100 45 69 32 13
+ + + + + -
16 21 . . 45 100 . 35 21 .
= = = = = = = = = =
. . 100 78 . . 22 . . 6
4 4 6 6 . 100 80 63 30 15
x x x x x : : : : :
. 15 9 3 5 10 4 3 . 3
= = = = = = = = = =
100 . . . 20 . . . 3 .
2 Rekentaal * Bereken het dubbel van 48, je bekomt ........... * Verdubbel 52. Dat is ........... * De helft van 56 is evenveel als ........... * Voeg 35 en 45 samen. Dan bekom je als resultaat: .......... * Halveer 72, je hebt .......... over * Hoeveel moet je bij 82 optellen om 100 te krijgen? ........... * Hoeveel is het verschil van 100 en 45? .......... * Neem 2 x 16. Dat is ........... * Bereken de som van 18, 26 en 32. Dat is .......... * Doe de helft van 92 af, je houdt dan .......... over. 3 Probleem om op te lossen. * Vandaag gaan er 42 kinderen naar huis eten tijdens de middag. Er zijn 9 kinderen met de fiets en 13 leerlingen worden met de auto afgehaald. * Hoeveel kinderen gaan te voet? * Bewerking:..................................................................................... * Antwoord: Er gaan.........................................................................
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W6 1 Hoofdrekenen: 45
+
.
=
100
2
x
.
=
24
39
+
56
=
.
7
x
7
=
.
77
+
33
=
.
18
x
2
=
.
42
+
.
=
56
25
x
.
=
75
16
+
45
=
.
.
x
9
=
81
100
-
39
=
.
100
:
.
=
20
85
-
32
=
.
72
:
6
=
.
.
-
56
=
100
.
:
6
=
6
36
-
18
=
.
39
:
3
=
.
25
-
.
=
10
42
:
7
=
.
2 Probleem oplossen. Goed lezen, rekenen en naar het bord kijken. Ik moet in de supermarkt een rekening van € 14 betalen. Ik betaal met een briefje van € 20. Hoeveel € krijg ik terug van de juffrouw aan de kassa? *B: .................................................................................... *A: Ik krijg €...................................................................... * Ik krijg 1 briefje van €........ en een munt van €........ terug. 3 Teken: *een gebogen lijn *een lijnstuk van juist 7cm *een gesloten gebroken lijn *een gesloten gebogen lijn *een rechte lijn van tenminste 9cm
Naam:................................................Datum:............................................... Opvraging Wiskunde W7 1 Hoofdrekenen: 26 25 41+17 36 500 100 87 .
+ + + + -
. 39 35 . 200 . 19 45
= = = = = = = =
100 . . 96 . 76 . 50
2 9 12 45 84 36 72
x x x x : : :
25 7 . 2 . 3 8
= = = = = = =
. . 48 . 4 . .
2 Probleem oplossen. Kijk goed naar het bord. * Ik moet aan de kassa in de supermarkt €32 betalen. Ik doe dat passend. Welke briefjes en munten betaal ik ? * Ik geef een briefje van €.........., een briefje van €......... en een munt van €.......... . 3 Vul de klokken aan 3 uur
kwart over 5
4 Teken een vierhoek en een driehoek, elk met een lijn van minstens 8cm.
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W8 Hoofdrekenen: 29 65 150 200 75 125 45 89 62 101
+ + + + + -
61 . 50 700 . 25 . 45 . 4
= = = = = = = = = =
. 100 . . 150 . 0 . 35 .
2 6 . 8 12 75 69 54 . 125
x x x x x : : : : :
35 7 9 . 5 5 . 6 7 5
= = = = = = = = = =
. . 81 64 . . 23 . 7 .
Reeksen verder aanvullen. 0 7 ..... 21 ..... ..... 42 ..... ..... 10 ..... 30 ..... ..... ..... 70 0 15 30 ..... ..... ..... 90 0 2 4 ..... 8 10 ..... ..... Probleem oplossen: goed lezen en de bewerking + antwoord geven. * Op een parking staan er 35 grijze, 19 rode en 36 blauwe auto's. Hoeveel auto's staan er in het totaal op de parking? *B: ………… + ………… + ………… = ………… *A: Er staan ………… auto's * Tussen drie uur en vier uur rijden er 24 auto's weg en komen er 29 aan. Hoeveel auto's staan om vier uur geparkeerd? *B: ................................................................................... *A: Er staan.............................. Teken op de achterzijde een vierhoek met een zijde van 8 cm en minstens een rechte hoek.
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W9 Hoofdrekenen: 56 78 25 49 125 100 89 95 125 98
+ + + + + -
42 . 65 19 . 78 . 32 . 19
= = = = = = = = = =
. 100 . . 150 . 30 . 75 .
2 28 . 45 9 88 56 36 . 39
x x x x x : : : : :
56 2 16 . 7 4 . 4 5 3
= = = = = = = = = =
Probleem oplossen. Ik moet in de supermarkt 42 euro betalen. Ik doe dat met 2 briefjes van ........... euro en 2 munten van .......... euro.
Teken een correcte driehoek en een correcte vierhoek. Waar of niet waar? een auto weegt 1000kg een brood gaat straks 59 euro kosten een meter is juist 100cm tot de spoorweg is zeker 100m soms kunnen we 25 graden meten
..................... ..................... ..................... ..................... .....................
. . 48 90 . . 7 . 5 .
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W10 Hoofdrekenen: 125 52 39 . 196 200 45 172 350 25
+ + + + + -
. 19 59 25 4 150 19 31 240 .
= = = = = = = = = =
200 . . 150 . . . . . 0
2 35 19 . 9 360 27 14 99 120
x x x x x : : : : :
12 2 4 3 . 4 3 2 . 4
= = = = = = = = = =
. . . 36 81 . . . 33 .
Meten en correct tekenen! 2 cm 0 m en 6 cm 16 cm 1 dm 4 cm en 3 mm Betaal passend met euro's Je moet aan de kassa van de supermarkt 12 euro betalen. ................................................................................................. Je betaalt aan je leerkracht 8 euro en 42 cent. ................................................................................................. Je papa moet aan de benzinepomp 48 euro en 78 cent betalen. .................................................................................................
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W11 1 Hoofdrekenen: 45 106 99 200 170 99 100 250 78 300
+ + + + + -
55 . 101 300 . 26 . 110 26 .
= = = = = = = = = =
. 130 . . 300 . 78 . . 50
5 2 . 9 60 45 36 240 160 125
x x x x x : : : : :
17 . 10 9 . 9 . 8 10 .
= = = = = = = = = =
. 240 360 . 420 . 9 . . 25
2 Teken op de achterzijde een driehoek en een vierhoek. 3 Probleem oplossen, goed lezen en correct rekenen a. Op de parking van de supermarkt staan 156 wagens. Er zijn 41 grijze auto's. Hoeveel auto's hebben een ander kleur. B: .............................................................................. A: Er staan ..................... auto's van een andere kleur dan grijs.
b. Ik koop in de supermarkt een trui van 12 euro 25 cent, een fles limonade van 1 euro 12 cent en een nieuwe vulpen van 6 euro 23 cent. Hoeveel moet ik betalen? B: .............................................................................. A: Ik moet .......... euro .......... cent betalen.
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W12 1 Hoofdrekenen: 48 125 200 18 152 100 75 400 160 42
+ + + + + -
53 . 300 19 . 18 39 . 25 31
= = = = = = = = = =
. 200 . . 160 . . 150 . .
2 3 6 15 120 45 320 150 72 250
x x x x x : : : : :
19 150 9 . 2 9 . 3 8 .
= = = = = = = = = =
. . . 75 . . 80 . . 125
2 Probleem oplossen: goed lezen en uitkijken. Vader koopt een nieuwe televisie. De prijs bedraagt 215 euro en 75 cent. Hij betaalt dat passend. Welke munten en briefjes geeft vader aan de kassa? ........................................................................................................ 3 Breuken. Zet een kring rond 2/3 van de zwarte blokjes.
Zet een kring rond de helft van de blokjes.
1/4 van 20 = ..................
2/3 van 18 = .......................
1/8 van 64 = ..................
2/5 van 15 = .......................
1/9 van 72 = ..................
3/7 van 49 = .......................
4 Teken op de achterzijde een vierhoek met een rechte hoek.
Naam:.................................................Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W13 1 Hoofdrekenen: 135 100 250 48 69 200 300 48 250 600
+ + + + + -
65 . 350 19 130 12 . 19 30 400
= = = = = = = = = =
. 700 . . . . 150 . . .
2 3 5 9 10 48 54 270 360 45
x x x x x : : : : :
152 . 12 8 25 6 . 3 10 5
= = = = = = = = = =
. 120 . . . . 9 . . .
2 Probleem oplossen, goed lezen en berekenen. *
Je moet in de supermarkt een rekening betalen van 6 euro en 45 cent. Je betaalt met een briefje van 10 euro. Hoeveel krijg je terug? B: .................................................................................................... A: Ik krijg ........... euro en ........... cent terug.
*
Op een parking staan 38 witte, 24 rode en 12 zwarte auto's. Hoeveel auto's staan er in het totaal op de parking? B: .................................................................................................... A: Er staan .......... auto's op die parking.
3 Waar of niet waar? *Er bestaan vierhoeken met 4 even lange zijden. *Met een blikje kan ik schuiven en rollen. *Met een bal kan ik schuiven en rollen. *Voor 10 euro kan ik 10 broden kopen. *Een driehoek kan nooit een rechte hoek hebben. 4 Tekenen op de achterzijde. Kritisch en nauwkeurig zijn. *Teken een gebogen lijn *Teken een vierhoek en een driehoek *Teken 2 gelijkvormige figuren. *Teken een figuur met een lijn van juist 9 cm.
.......................... .......................... .......................... .......................... ..........................
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W14 1 Hoofdrekenen: 100 150 350 13 78 1000 800 350 100 78
+ + + + + -
300 220 . . 19 700 . 120 18 19
= = = = = = = = = =
. . 400 25 . . 400 . . .
2 4 10 5 30 46 150 240 320 100
x x x x x : : : : :
300 150 . 16 12 2 3 . 8 4
= = = = = = = = = =
. . 240 . . . . 80 . .
2 Probleem oplossen. Goed lezen en rekenen. * Ik koop in de supermarkt voor 13 euro voeding. Ik betaal met een briefje van 20 euro. Hoeveel krijg ik terug? B: .................................................................................................... A: Ik krijg een briefje van ..........euro en een munt van ..........euro terug.
* Van alle 120 leerlingen van de school blijven er op woensdag juist 1/10 ineten. Hoeveel kinderen zijn dat? B: .................................................................................................... A: .................................................................................................... 3 Reeksen aanvullen! 0 ...... 20 30 ..... ..... 60 70 ..... ..... 100 200 250 ..... ..... ..... 450 500 ..... ..... 650 100 200 ..... ..... ..... ..... ..... 800 900 1000 0 8 16 ..... ..... ..... ..... ..... 64 72 80 0 5 10 15 ..... ..... ..... ..... 40 ..... 4 Teken op de achterzijde een driehoek en een figuur zonder rechte lijnen.
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W15 1 Hoofdrekenen: 200 400 203 46 150 1000 400 200 78 48
+ + + + + -
300 150 153 39 . 600 . 156 39 23
2 Vul in met: < = 1m . 100cm 1km . 100m 1kg . 1000g
= = = = = = = = = =
. . . . 400 . 300 . . .
2 3 10 9 7 320 466 120 45 56
x x x x x : : : : :
215 120 36 . . 4 2 . 9 8
= = = = = = = = = =
. . . 72 49 . . 40 . .
> 50cm 1l
. een halve meter . 5 kleine brikjes
3 Probleem oplossen. * Je moet in de winkel 137 euro betalen. Je betaalt passend! Noteer welke briefjes en munten je aan de winkelier geeft. Briefjes Munten ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... 4 Meetkunde: tekenen. * Teken een vierhoek met een rechte hoek. * Teken een vlakke figuur. * Teken een rechte lijn van juist 10cm.
Naam:................................................ Datum:................................................ Opvraging Wiskunde W16 1 Hoofdrekenen: 200 68 150 650 175 1000 750 223 1000 510
+ + + + + -
. 19 230 . 325 8 130 19 . .
= = = = = = = = = =
500 . . 700 . . . . 600 470
2 10 3 4 5 1000 200 450 720 1000
x x x x x : : : : :
125 . 80 250 . 8 . 9 80 .
= = = = = = = = = =
. 160 . . 600 . 50 . . 250
2 Problemen oplossen. *Op een parking staan 237 auto's. Er rijden er 49 weg. Hoeveel auto's blijven er staan. B: .................................................................................................... A: .................................................................................................... * Je moet in de winkel 89 euro betalen. Je betaalt passend! Noteer welke briefjes en munten je aan de winkelier geeft. Briefjes Munten ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... ........... 3 Nauwkeurig en kritisch tekenen. * een rechte lijn van 11cm * twee loodrechte lijnen * een correcte driehoek * een vierhoek met minstens 2 even lange zijden * een vlakke figuur