Krimp en ontgroening in het voortgezet onderwijs
Vooraf Alhoewel er sterke regionale verschillen zijn, zullen vrijwel alle vo-scholen na 2020 te maken krijgen met krimp. In praktijk wordt de term krimp vaak wordt gebruikt voor bevolkingsdaling. Bevolkingsdaling gaat vaak gepaard met andere demografische ontwikkelingen, zoals ontgroening, vergrijzing en veranderingen in bevolkingssamenstelling1. In het onderwijs speelt vooral de ontgroening een belangrijke rol: in een regio waar (nog) geen krimp is, kan het leerlingenaantal door ontgroening al flink dalen. Naast de ontgroening in het onderwijs zien we nu al dat steeds meer leerlingen kiezen voor het havo en vwo in plaats van het vmbo. Het teruglopen van leerlingenaantallen heeft onmiskenbaar gevolgen voor onze leden. Daarom is het van belang als sector op de verwachte krimp en ontgroening te anticiperen. Daarbij moet in het oog gehouden worden dat de mate van verwachte krimp zeer sterk regionaal verschilt en krimp en groei zeker in de Randstedelijke gebieden erg dicht naast elkaar kunnen liggen. Generieke aanpakken en oplossingen volstaan dus niet. Deze notitie beschrijft en analyseert de huidige en te verwachten ontwikkelingen m.b.t. de leerlingaantallen in het voortgezet onderwijs en de consequenties daarvan. Ook beschrijft deze notitie de rol van de VO-raad. Tot slot bevat de notitie een uitlijning van een plan van aanpak voor de VO-raad. Huidige en te verwachten ontwikkelingen ontwikkeling leerlingaantallen De komende jaren zal het leerlingenaantal in het voortgezet onderwijs nog licht stijgen, maar vanaf 2016 zal het in navolging van het primair onderwijs gaan dalen2. In de ene regio is de krimp sterker dan in de andere, maar de verwachting is dat het leerlingaantal vanaf 20152016 vrijwel overal in Nederland gaat dalen. In de zogenoemde krimpregio’s is de krimp nu al voelbaar. In Noord-Groningen en Limburg daalt het leerlingenaantal al enkele jaren, terwijl in Flevoland, Eemland en Gelderland nog sprake was van groei. In de overige delen van Nederland zijn de leerlingenaantallen tussen 2005 en 2009 niet noemenswaardig veranderd3. De komende tien jaar neemt het leerlingenaantal in Groningen en Limburg sterk af (resp. – 14% en -16%). Daarnaast zullen ook in Friesland, Zeeland en delen van Gelderland de leerlingenaantallen gaan dalen. In Flevoland, Utrecht, Zuidelijk Noord-Holland en Haaglanden neemt het aantal leerlingen de komende jaren nog duidelijk toe, vooral geconcentreerd in de grote steden. Ook in Noord-Brabant is een patroon van groei in de grote steden en krimp op het platteland te zien4. Na 2020 zullen vrijwel alle vo-scholen – met uitzondering van Delft en omgeving en Flevoland - met een (sterk) krimpende populatie te maken krijgen5. De context waarin ontgroening zich voordoet is zeer verschillend: - de omvang maar ook het tempo van de ontgroening verschilt sterk; - de effecten van ontgroening in (groot)stedelijke gebieden verschilt sterk van die in meer rurale gebieden; 1
Kennisplatform Demografische Transitie, Kennisagenda Bevolkingsdaling (september 2012). Referentieraming 2012, OCW 3 Krimp als kans. Leerlingendaling in het primair en voortgezet onderwijs, Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (2010), p. 17 4 Krimp als kans. Leerlingdaling in het primair en voortgezet onderwijs, SBO 5 De tering naar de nering. Financiële gevolgen van demografische krimp in het voortgezet onderwijs, Research voor Beleid, 2011 2
-
ontgroening als onderdeel van totale bevolkingsdaling in een regio leidt tot andere uitkomsten dan ontgroening met een overigens nog stabiele of zelfs groeiende populatie; - de regionale context is een bepalende factor: afstanden-vervoer-weglekeffecten naar naburige stad of aanpalende regio’s; - de bestuurlijke complexiteit: eenpitters of grote besturen, aanwezigheid van meerdere denominaties, de betrokkenheid van een of meer gemeentes6. Het feit dat de context waarin krimp zich voordoet zo divers is, impliceert dat generieke oplossingen niet volstaan. dubbele krimp Naast de demografische ontwikkelingen kiezen steeds meer leerlingen voor het havo/vwo in plaats van het vmbo. Jarenlang ging rond de 60% van de basisschoolleerlingen naar het vmbo en zo’n 40% naar het havo of vwo. Deze verhouding is nu 50/50 geworden7. Het leerlingaantal in de BB daalt meer dan het leerlingaantal in de KB en de daling voltrekt zich in alle sectoren. In de periode 2000-2009 gaat het om een stijging van het aantal havisten en vwo’ers met respectievelijk 27 en 28 procent en om een daling van het aantal vmbo’ers met bijna 18 procent8. Met de dalende leerlingenaantallen wordt het steeds lastiger om vmboafdelingen open te houden.
Consequenties van krimp en ontgroening in het voortgezet onderwijs Krimp heeft onmiskenbaar gevolgen voor de leden van de VO-raad. Deze liggen bijvoorbeeld op het financiële en personele vlak, maar ook op het gebied van de kwaliteit van onderwijs en het onderwijsaanbod. financiële gevolgen - kostenremanentie Voor scholen is het van groot belang te anticiperen op verwachte daling van leerlingaantallen, aangezien niet alle kosten onmiddellijk na het inzetten van de daling te reduceren zijn. De gevolgen waarmee besturen op financieel vlak te maken (zullen) krijgen, zijn: * er zijn extra uitgaven per leerling als een bestuur met krimp te maken heeft, of de school nu in een krimpregio gevestigd is, of niet; * na krimp stijgen de kosten sterker dan de inkomsten, omdat de personeels- en huisvestingsreductie niet gelijk loopt met de teruggang van het aantal leerlingen9. Voor scholen met onvoldoende reserves is dit moeilijk op te vangen. Als een hele regio met krimp te maken heeft, heeft een schoolbestuur doorgaans meer inzicht in de langetermijneffecten en kan daardoor langer van tevoren strategische keuzes maken in het omgaan met krimp10. Reductie van de personeelskosten is naar verwachting sneller te realiseren (1-2 jaar) dan materiële lasten (m.n. huisvestingskosten). Gezien de verslechterde financiële situatie van de besturen in het voortgezet onderwijs11 is het nog urgenter dat besturen op tijd anticiperen op teruglopende leerlingenaantallen. De opheffingsnorm voor vo-
6
Uitwerking position paper themagroep Onderwijs Netwerk Bevolkingsdaling, 2012 Vmbo-bestuursnotitie, VO-raad, maart 2012 8 Referentieraming 2011, OCW. De trend om voor havo/vwo te kiezen i.p.v. voor vmbo is in de Referentieraming 2012 wel iets minder sterk. 9 De tering naar de nering. Financiële gevolgen van demografische krimp in het voortgezet onderwijs, Research voor Beleid, 2011 10 De tering naar de nering. Financiële gevolgen van demografische krimp in het voortgezet onderwijs, Research voor Beleid, 2011. 11 Onderzoek naar de financiële positie van schoolbesturen in het po en vo naar aanleiding van de Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen, Inspectie van het Onderwijs, 2012 7
scholen12 is hierbij niet relevant; al ver voordat een school deze norm bereikt, is de school niet meer te exploiteren. personele gevolgen Op het personele vlak vormt de leeftijdsopbouw van het lerarenkorps – veel meer dan in het primair onderwijs – een punt van zorg: In Nederland is 46% van de leraren in het voortgezet onderwijs 50 jaar of ouder, terwijl maar 12% van de leraren jonger is dan dertig jaar13. Naast de vergrijzing van het personeelsbestand kunnen het niet kunnen benoemen van nieuw (jong) personeel en te weinig tijd en geld voor professionalisering leiden tot een lerarentekort, zelfs ondanks het dalende aantal leerlingen. Dit doet zich voor op het moment dat een groot aantal oudere docenten met pensioen gaat. In krimpregio’s treedt dit effect sneller op dan in andere regio’s14. Doordat de bekostiging voornamelijk is gebaseerd op leerlingenaantallen, heeft een teruglopend aantal leerlingen rechtstreeks consequenties voor de formatie. Daarnaast kent het vo – anders dan het po – diverse onderwijssoorten en vakbevoegdheden, waardoor besturen in krimpregio’s heel specifieke vervangingsbehoeften zullen hebben. gevolgen op het gebied van kwaliteit van onderwijs en onderwijsaanbod Naast de specifieke problematiek in het vmbo kunnen dalende leerlingaantallen ook gevolgen voor het aanbod van vakken in de andere onderwijssoorten; krimp kan leiden tot verschraling. Mede door de bevoegdheden in vakken in het vo is het voor sommige tekortvakken in bepaalde regio’s nu al moeilijk bepaalde vacatures vervuld te krijgen. Tot slot kunnen teruglopende leerlingaantallen een risico vormen voor de kwaliteit van afdelingen binnen scholen. Teruglopende leerlingaantallen kunnen leiden tot druk op kwaliteit van het onderwijs, versmalling van opleidingsaanbod in voortgezet onderwijs (en mbo) waardoor de aansluiting met de regionale arbeidsvraag in gevaar komt15. Opvallend is dat een groot aantal zeer zwakke scholen te vinden is in regio’s die nu al te maken hebben met dalende leerlingaantallen16. Dit signaal behoeft nader onderzoek. Van groei naar krimp: een paradigmawisseling Nu vrijwel alle vo-scholen te maken zullen krijgen met krimp, vergt dit van bestuurders een andere manier van denken. Na decennia van bevolkingstoename waarin bestuurlijke strategieën vooral gericht waren op groei, moet nu worden nagedacht over strategieën om met dalende leerlingenaantallen om te gaan17. Krimp is onvermijdelijk. Dit betekent onder andere dat het niet meer loont om vanuit concurrentie te denken, maar dat structurele oplossingen meer samenwerking vereisen. De groei van de ene school gaat immers ten koste van de andere en op de lange termijn biedt dit niet de maatschappelijk gewenste oplossingen voor dalende leerlingenaantallen. Om te komen tot een paradigmaverandering is het noodzakelijk dat de sector doordrongen is van de onvermijdelijkheid van de krimp. Bij
12
Opheffingsnormen vo: praktijkonderwijs – 70 leerlingen / vmbo met 2 of 3 sectoren – 240 leerlingen / vmbo met 4 sectoren – 360 leerlingen / havo – 243 leerlingen per school of 97 per afdeling / vwo – 292 leerlingen / scholengemeenschap – de helft van het aantal leerlingen dat vereist is voor stichting van de scholen die er deel van uitmaken (verschilt per combinatie). De opheffingsnorm wordt eens in de 5 jaar bijgesteld. Daarnaast wordt bekostiging gestopt als een school 3 jaar achtereen onder de norm zit (Leerlingendaling in het onderwijs – Handboek krimp voortgezet onderwijs). 13 Education at a glance 2012 en Trends in beeld 2012. Zicht op Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW, 2012). 14 Bevolkingskrimp benoemen en benutten, SER-advies 2011 15 Bevolkingskrimp benoemen en benutten, SER-advies 2011 16 De lijst met zeer zwakke vo-scholen van 1 september 2012 van de Onderwijsinspectie bevat veel scholen in Groningen (2 afdelingen in Appingedam, 2 in Groningen, 3 in Ter Apel en 4 in Stadskanaal), maar ook in Brabant (1 afdeling in Eindhoven, 1 in Halsteren, 2 in Breda en 4 in Helmond). Limburg en Zeeland kennen momenteel 1 zeer zwakke afdeling (op 1 juli waren dat er in Limburg nog 3). 17 Zie ook Bevolkingsdaling. Gevolgen voor bestuur en financiën, advies Raad voor het openbaar bestuur en Raad voor financiële verhoudingen, 2008. Dit advies richt zich op bestuurders van overheden, maar is voor het overgrote deel ook toepasbaar op onderwijsbestuurders.
het stimuleren van een paradigmaverandering wordt uiteraard rekening gehouden met de discussies die in de VO-raad spelen omtrent de rol van de VO-raad als brancheorganisatie.
Rol VO-raad ontwikkeling en ondersteuning Alhoewel enkele besturen de komende vijftien jaar niet met dalende leerlingenaantallen geconfronteerd worden, zullen de meeste leden van de VO-raad te maken krijgen met een (sterke) terugloop van het aantal leerlingen. Tegen deze achtergrond is het van belang dat de VO-raad urgentiebesef aanwakkert bij de leden en de leden stimuleert pro-actief aan de slag te gaan met dit thema. Scholen die kunnen anticiperen op teruglopende leerlingaantallen hebben hiermee een voorsprong op scholen die dat niet kunnen. Voor een school in een groot bestuur zal dat in veel gevallen gemakkelijker zijn dan voor een (kleine) eenpitter, mits niet alle scholen van het grote bestuur tegelijkertijd te maken krijgen met dalende leerlingaantallen. Om goed te kunnen anticiperen op teruglopende leerlingaantallen dienen scholen gebruik te maken van recente informatie over de demografische situatie en de onderwijsarbeidsmarkt in de regio. De VO-raad kan hierin ondersteunen. Ook kan de VO-raad een rol spelen bij het tot stand brengen van de benodigde paradigmawisseling, door hierover binnen de vereniging een discussie op te starten – hierbij uiteraard rekening houdend met andere (solidariteits)discussies die binnen de vereniging gevoerd worden18. Bij krimp en ontgroening gaat het om ontwikkelingen en trends die per regio, maar ook in tempo, zeer sterk verschillen. Oplossingsrichtingen die geen rekening houden met de context, voldoen dus niet. Desalniettemin kan de VO-raad wel beschrijvingen en voorbeelden ter inspiratie aanbieden, zodat besturen zelf kunnen bepalen in hoeverre zij daarvan gebruik maken in hun eigen situatie.
belangenbehartiging Vrijwel alle leden krijgen te maken met krimp en bij het vinden van oplossingen worden zij geconfronteerd met bepaalde knelpunten in wet- en regelgeving. Daarom is het van groot belang dat de VO-raad zich in de belangenbehartiging richt op het wegnemen van deze knelpunten. Het rapport Knelpunten wet- en regelgeving onderwijs en krimp19 bespreekt enkele knelpunten voor het vo, die als uitgangspunt kunnen dienen voor een inventarisatie: Fusietoets Op 1 oktober 2011 traden de Wet fusietoets in het onderwijs en de bijbehorende ministeriële regeling in werking. De fusietoets laat ruimte voor fusies met besturen waarbij tenminste één partner bedreigd is in het voortbestaan. Dit lijkt echter niet toereikend voor scholen die willen anticiperen; je bent al laat op het moment dat je aan dit criterium voldoet. Daarnaast is het denkbaar dat er een preventieve werking uitgaat van de fusietoets. Sinds de invoering van de fusietoets is voor het vo een intersectorale fusie afgewezen tussen het bestuur van Christelijk Onderwijs Groep Vallei & Gelderland-Midden en de Stichting voor Christelijk Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs en Praktijkonderwijs20. 18
Hierbij valt ook te denken aan het beschikbaar maken van materialen als Krimp door groei. Handreiking demografische krimp van vos|abb en Handboek krimp voortgezet onderwijs (http://www.leerlingendaling.nl/handboek-voortgezet-onderwijs). De handreiking van VOS|ABB richt zich weliswaar op het po en is specifiek bestemd voor besturen van openbare scholen; desalniettemin is deze op onderdelen bruikbaar voor het vo. 19 Ape,2010, in opdracht van de provincies Groningen Zeeland en Limburg, m.m.v. OCW 20 Goedgekeurd: bestuurlijke fusie Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs op Walcheren en Stichting Scheldemond College (Mondia sg); institutionele fusie Fivelcollege Delfzijl en Ommelander College Appingedam; bestuurlijke fusie Stichting Katholiek Onderwijs Leiden en Stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs Leiden en
Het feit dat tot nu toe een fusie is afgewezen, neemt echter niet weg dat de toets een serieuze belemmering kan vormen bij het zoeken naar oplossingen in een situatie met teruglopende leerlingaantallen. Het is in het licht van een mogelijk belemmerende werking van de fusietoets bijvoorbeeld interessant om te verkennen of de fusie van stichting COVOA en Orchidee Scholengroep tot Achterhoek VO na invoering van de fusietoets nog tot stand gekomen zou zijn. Op 4 september 2012 zijn door de Kamerleden Dijsselbloem en Van Dekken (beiden PvdA) vragen gesteld over de fusietoets in relatie tot krimp. In de beantwoording op 11 oktober 2012 geeft de Minister aan dat nog dit jaar zal worden bezien of de signalen over belemmerende werking van de fusietoets zouden moeten leiden tot aanpassing van de beleidsregel. Daarnaast is in de bijlagen van de ‘Miljoenennota 2013’ een interdepartementaal beleidsonderzoek aangekondigd (zie kopje ‘Bekostigingsproblematiek’ hieronder). Tot slot is in het regeerakkoord van Rutte-II opgenomen dat alle vormen van samenwerking in krimpgebieden mogelijk moeten zijn en dat denominatie en fusietoets daarbij niet in de weg mogen staan21. Vrijblijvendheid samenwerking RPO Niet alle besturen hoeven mee te doen aan een RPO en één bestuur kan een RPO-besluit tegenhouden. Het idee is dat scholen in krimpgebieden elkaar nodig hebben en dus vrijwillig samenwerking zullen aangaan. De vrijblijvendheid van een RPO levert echter problemen op als scholen niet willen samenwerken. Er is geen mogelijkheid om samenwerking af te dwingen en er is geen instrument voor regie. In diverse kringen wordt gesproken over het instellen van regie-organen. Het is echter de vraag of dit een oplossing is voor het probleem van samenwerking die niet wil vlotten (zie ook onderdeel over paradigmawisseling). Desalniettemin kan de optie om op vrijwillige basis een door OCW bekostigde regievoerder aan te trekken aantrekkelijk zijn voor schoolbesturen die er gezamenlijk niet uitkomen. Ervaringen met de Zeeuwse schoolbesturen die gezamenlijk gevraagd hebben om een regievoerder (Zeeuwse Onderwijsautoriteit) laten zien dat deze een katalyserend effect kan hebben in krimpsituaties. Bekostigingsproblematiek: T=0-bekostigingssysteem en kostenremanentie, huisvestingskosten en vaste voet in bekostiging Vo-scholen worden grotendeels bekostigd op basis van het aantal leerlingen dat zij op 1 oktober van een schooljaar hebben. Per 1 januari gaat het nieuwe bedrag gebaseerd op het aantal leerlingen op 1 oktober in. Dit biedt scholen met dalende leerlingenaantallen weinig tijd om maatregelen te nemen (zie ook onderdeel over kostenremanentie). Ook in de mogelijk nieuw in te voeren bekostigingsmodellen van OCW of de VO-raad blijft het zo dat de bekostiging gebaseerd is op het aantal leerlingen op 1 oktober. In de bijlage ‘Beleidsonderzoek’ bij de Miljoenennota 2013 is een interdepartementaal onderzoek aangekondigd naar de bekostiging van het funderend onderwijs bij dalende leerlingaantallen. In het onderzoek wordt gekeken naar: a) de elementen in de bekostigingssystematiek van het primair en voortgezet onderwijs in relatie tot dalende leerlingenaantallen en de effecten daarvan op het primair en voortgezet onderwijs b) de elementen in het onderwijsstelsel die fusies of fusieprocessen van kleine scholen belemmeren of het ontstaan en voortbestaan bevorderen van kleine scholen (bijv. aspecten van de fusietoets, denominatie, invulling van artikel 23 van de Grondwet, stichting- en opheffingsnormen, regelgeving rond onderwijshuisvesting, recht om aanmeldingen van leerlingen af te wijzen), of het ontstaan en voortbestaan bevorderen van een te divers opleidingaanbod gegeven het leerlingaantal.
omgeving; bestuurlijke fusie Stichting OSG Schoonoord en Stichting SGM Maarsbergen; bestuurlijke fusie vereniging voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs en Stichting Protestants Christelijk Basis Onderwijs. 21
Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD – PvdA (29 oktober 2012), p. 18.
Het onderzoek dient uiterlijk op 1 februari gereed te zijn en de themagroep Onderwijs van het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling zal in elk geval betrokken worden. Bekostiging beroepsopleidingen (praktijkrichtingen vmbo) Het wordt steeds moeilijker om de exploitatie van beroepsopleidingen sluitend te krijgen. Nu al is deze sterk afhankelijk van bijvoorbeeld inkomsten uit LWOO-middelen. Bij teruglopende leerlingenaantallen en mogelijke aanpassing van de LWOO-bekostiging22 zal het nog moeilijker zijn de praktijkrichtingen van het vmbo in bepaalde regio’s te laten voortbestaan. Eis van vier profielen Voor scholen in krimpregio’s kan het moeilijk zijn om vier profielen aan te blijven bieden. In het regeerakkoord van het Kabinet Rutte-I is afgesproken het aantal profielen terug te brengen naar twee. Na grondig onderzoek is in het voorjaar van 2012 door de minister besloten hier vanaf te zien. Het aantal profielen blijft gehandhaafd, maar scholen krijgen meer ruimte om zelf invulling te geven aan de profielen (invulling CKV vrijer en ANW niet meer verplicht voor vwo). Scholen krijgen hierdoor meer gelegenheid het onderwijsprogramma beter passend bij de eigen schoolorganisatie te organiseren. Ondanks de toegenomen ruimte kan de eis van vier profielen in de toekomst mogelijk moeilijk vervuld worden door scholen in krimpregio’s. Huisvestingskosten Ten aanzien van huisvestingskosten constateert het rapport Knelpunten wet- en regelgeving onderwijs en krimp geen knelpunten in regelgeving. Desalniettemin kunnen huisvestingskosten voor besturen in krimpregio’s een grote last vormen; overtollige gebouwen zijn niet gemakkelijk af te stoten en leegstaande lokalen leiden tot kosten die niet afgedekt worden door de bekostiging. De inventarisatie van knelpunten wordt aangevuld met bevindingen van leden. Denkbare thema’s zijn hierbij: de kwestie van medezeggenschap bij sluiting van scholen en de rol van gemeenten bij het vinden van oplossingen in situaties met teruglopende leerlingaantallen. Zowel bij de ontwikkeling en ondersteuning van de leden, als bij de belangenbehartiging houden we uiteraard rekening met de regionale verschillen en verschillen in tempo. Plan van aanpak Doelen VO-raad: - Urgentiebesef aanwakkeren bij besturen, o.a. door leden te informeren en stimuleren pro-actief te anticiperen op dalende leerlingaantallen - Paradigmaverandering: van concurrentie naar samenwerking - Lobby om knelpunten (o.a. in wet- en regelgeving) voor leden weg te nemen De door de VO-raad te ontplooien activiteiten bevinden zich zowel op het vlak van de belangenbehartiging, als op het vlak van ondersteuning & ontwikkeling: Belangenbehartiging Het onderzoeken van knelpunten in de wet- en regelgeving die belemmerend werken bij het vinden van oplossingen in krimpregio’s. Het rapport Knelpunten wet- en regelgeving onderwijs en krimp (2010, Ape, in opdracht van de provincies Groningen, Zeeland en Limburg, m.m.v. OCW) bespreekt enkele knelpunten voor het vo: fusietoets, bekostiging beroepsopleidingen (praktijkrichtingen vmbo), vrijblijvendheid samenwerking RPO, T=0 bekostigingssysteem en kostenremanentie, huisvestingskosten, vaste voet in bekostiging, eis van vier profielen. Deze knelpunten 22
In het regeerakkoord van Rutte-II is opgenomen: ‘Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PRO) worden doelmatiger en gaan vallen onder het gebudgetteerde stelsel van samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs (Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD – PvdA (29 oktober 2012), p. 18).
houden we tegen het licht van de wet- en regelgeving anno 2012. Daarnaast betrekken we leden (gesprekken, raadpleging?) om het plaatje van de knelpunten op het gebied van wet- en regelgeving actueel en compleet te krijgen. Voor de knelpunten die uit bovengenoemd onderzoek naar voren komen, maken we een lobbystrategie. Hierbij houden we o.a. rekening met de Sleutelexperimenten, het wetsvoorstel Innovatieve Experimenteerruimte onderwijs (in april aangenomen in de Tweede Kamer, nu ter behandeling in Eerste Kamer), het door de Onderwijsraad in het vierde kwartaal van 2012 uit te brengen advies23 en het interdepartementale onderzoek naar krimp en bekostiging in het funderend onderwijs24. We voeren gesprekken met de VNG over de rol van gemeenten bij oplossingen in situaties met dalende leerlingenaantallen. Daarnaast stemmen we af met relevante partijen als OCW, VOION (A&O-fonds), andere raden en Netwerk Bevolkingsdaling. Naast bovengenoemde activiteiten die gericht zijn op knelpunten in wet- en regelgeving, sluiten we aan bij actuele ontwikkelingen: - gesprekken met Onderwijsraad (staf en voorzitter) t.b.v. advies dat gepland staat voor het vierde kwartaal van 2012; - aanhaken bij interdepartementaal onderzoek krimp en funderend onderwijs - OCW pleit ervoor de raden te betrekken als experts, maar dit wordt interdepartementaal bepaald en is dus nog niet helemaal zeker. In elk geval is voorzien in betrokkenheid via lidmaatschap themagroep Onderwijs van het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling; - aanhaken bij evaluatie voorzieningenplanning / RPO – gepland in 2013, nu voorbereidend onderzoek
Ondersteuning en ontwikkeling Op grond van de gemaakte analyse maken we een lange-termijn aanpak voor de ondersteuning en ontwikkeling. Hiertoe start in november een werkgroep ‘krimp en ontgroening’ met als leden bestuurders en schoolleiders. Om leden de gelegenheid te geven te anticiperen op de komende ontwikkelingen, dienen zij zich bewust te zijn van hun situatie en mogelijke consequenties. Dit kan door hen – meer of minder gedetailleerd - te voorzien van regionale prognoses van leerlingaantallen en arbeidsmarktanalyses. De lange-termijn aanpak bevat activiteiten op het gebied van informatievoorziening en bewustwording. Op korte termijn brengen we oplossingen in beeld die nu al mogelijk zijn, zoals bepaalde vormen van samenwerking. Deze maken we beschikbaar via diverse communicatiekanalen van de VO-raad (b.v. themanummer VO-magazine?). Ook komt op de nieuwe site van de VO-raad een dossier over krimp en ontgroening. Oktober 2012
23
In het vierde kwartaal van 2012 brengt de Onderwijsraad een advies uit over de mogelijke gevolgen van bevolkingskrimp en – groei voor het onderwijs. Adviesvraag: Zijn er beleidsmaatregelen nodig om de mogelijke gevolgen van bevolkingskrimp en –groei voor het onderwijs op te vangen en zo ja, wat betekent dit voor het beleid van verschillende betrokken organisaties? Aard van het advies: agenderend en instrumenteel. 24 Zie bijlage Beleidsonderzoek Miljoenennota 2013, rapport gereed in januari 2013.