N°213
sociaal-economische nieuwsbrieF
CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
NUMMER 213
europese unie De landenspecifieke economische aanbevelingen voor 2015 en 2016
3
bouwbedrijf Ontwikkelingen op de Belgische woningmarkt
6
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
10
• Stuurgroep: Andy Assez, Emmanuel de Bethune, Kris Degroote, Luc Denayer, Tasso Fachantidis, Michèle Pans, Michael Rusinek, Siska Vandecandelaere • Redactie: Emmanuel de Béthune, Elisa Decaluwé, Jean-Paul Denayer, Tasso Fachantidis, Gautier Gérôme • Redactiesecretariaat: Alain Cabaux • Vertaling: Bernadette Hamende • Opmaak: Lut Van Nuffel • Website: www.ccecrb.fgov.be • Verantwoordelijke uitgever: Kris Degroote, Blijde Inkomstlaan 17-21, 1040 Brussel
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 3 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
europese unie De landenspecifieke economische aanbevelingen voor 2015 en 2016
Op 13 mei 2015 heeft de Europese Commissie haar nieuwe voorstellen van landenspecifieke aanbevelingen m.b.t. het economische beleid voor 2015 en 2016 aangenomen, waarin ze de lidstaten oproept maatregelen te nemen om banen te scheppen en de groei te bevorderen. De aanbevelingen berusten op gedetailleerde analysen van de situatie van elk land. Die landenspecifieke richtsnoeren zijn het resultaat van een dialoog die in de loop van het ganse jaar wordt gevoerd met de lidstaten. Ze steunen meer bepaald op de analyse van de verslagen per land (Country Profiles) van de Commissie, alsook op de nationale hervormingsprogramma’s en op de stabiliteits- en convergentieprogramma’s die de lidstaten in april indienen. Ze houden ook rekening met de recentste gegevens die in de voorjaarsvooruitzichten van de Commissie worden voorgesteld. Dit jaar heeft de Europese Commissie een aantal wijzigingen aangebracht in het proces van het Europese semester, dat het tijdschema van de EU vormt voor de coördinatie van de economische beleidsmaatregelen, teneinde de toe-eigening op politiek niveau van het Europese en nationale besluitvormingsproces en de responsabilisering van de betrokken actoren te versterken. Hieronder enkele van die wijzigingen: - een verlegging van de focus naar de prioriteiten die worden uiteengezet in de jaarlijkse groeianalyse (annual growth survey - AGS), met een beperkter aantal aanbevelingen die louter betrekking hebben op enkele als prioritair beschouwde essentiële actiedomeinen. De jaarlijkse groeianalyse 2015 legt aldus de klemtoon op drie pijlers die elkaar wederzijds versterken: investeringen stimuleren, structurele hervormingen doorvoeren en een verantwoordelijke houding aannemen op budgettair vlak. Voor de Europese Commissie is het van essentieel belang dat de landenspecifieke aanbevelingen van 2015 ten uitvoer worden gelegd, wil men ervoor kunnen zorgen dat de opleving van de groei en van de werkgelegenheid in Europa een duurzaam karakter heeft en minder afhankelijk wordt van cyclische en externe factoren, die de opleving momenteel ondersteunen, zoals blijkt uit de recentste economische lentevooruitzichten 2015 (zie kadertekst); - een vroegere publicatie van de landenspecifieke analysen en van de analyse m.b.t. de eurozone, om diepgaande besprekingen met de lidstaten en met de sociale gesprekspartners over de essentiële vraagstukken mogelijk te maken; - een proces waarbij de belanghebbende actoren op politiek en technisch niveau beter worden betrokken, om te debatteren over de vroegere en de toekomstige aanbevelingen; - een aangepast tijdschema om alle actoren meer tijd te geven om in debat te gaan en overeenstemming te bereiken over de prioriteiten door uit te gaan van het Europese oogpunt, en om op basis daarvan de nationale resultaten en prioriteiten te vergelijken.
pagina 4 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
europese unie De landenspecifieke economische aanbevelingen voor 2015 en 2016
Vanuit dit oogpunt vormen de Europese aanbevelingen een belangrijk baken van het Europese semester, aangezien ze er mee naar streven dat de budgettaire en economische beleidsmaatregelen van de lidstaten blijven sporen met hun Europese verbintenissen (op het vlak van hun schuld en hun tekort) die werden vastgelegd in het groei- en stabiliteitspact, de economische hervormingplannen die worden beschreven in de landenspecifieke aanbevelingen van 2015 en de langetermijndoelstellingen inzake groei en werkgelegenheid die werden vastgelegd in de Europa 2020-strategie. De economische lente 2015 is in de EU, maar slechts in mindere mate in België De economische groei van de EU teert momenteel op gunstige economische voorwaarden. Volgens de economische lentevooruitzichten 2015 van de Europese Commissie kan nu immers het herstel worden gestimuleerd door een aantal eenmalige factoren, zonder welke die opleving bescheiden zou blijven. De Europese economieën halen voordeel van een samenloop van gunstige factoren: de handhaving van de olieprijzen op relatief lage niveaus, een stevige mondiale groei, de verdere depreciatie van de euro en gepaste economische beleidsmaatregelen in de EU. Op monetair vlak heeft het kwantitatieve versoepelingsprogramma van de Europese Centrale Bank (ECB) een grote impact op de financiële markten, en draagt het bij tot een verlaging van de rentevoeten en tot versterkte vooruitzichten op een verbetering van de kredietvoorwaarden. Voorts wordt de groei in de EU ook ondersteund door het begrotingsbeleid, gelet op zijn neutrale koers (geen verstrakking, maar ook geen versoepeling). Ten slotte zouden de voortzetting van de structuurhervormingen en het investeringsplan voor Europa uiteindelijk ook hun vruchten moeten afwerpen. Bijgevolg zullen de EU en de eurozone hun reëel bbp allicht zien groeien met resp. 1,8% en 1,5% in 2015, wat 0,1 en 0,2 percentpunt meer is dan werd vooropgesteld in de vooruitzichten van drie maanden geleden. Wat 2016 betreft, verwacht de Commissie een groei van 2,1% voor de EU en van 1,9% voor de eurozone. In België belemmert de matige binnenlandse vraag een sterke groeiversnelling. De economie zou naar verwachting een voorzichtig groeitempo ondergaan van 1,1% in 2015 en van 1,5% in 2016. De matige druk op de prijzen is voordelig voor het gezinsverbruik op korte termijn, hoewel de gematigde stijging van de lonen weegt op de vooruitzichten op middellange termijn, zelfs als de binnenlandse activiteit de vruchten begint te plukken van maatregelen ter versterking van het concurrentievermogen. Het begrotingstekort zou kunnen teruglopen tot 2,6% van het bbp. De Commissie formuleert haar voorstellen van aanbevelingen voor 26 landen en voor de eurozone in zijn geheel. Uit die aanbevelingen komen de navolgende prioriteiten naar voren: - een zweepslag geven aan de investeringen om de toekomstige groei te ondersteunen; daartoe moeten de belemmeringen voor de financiering en de lancering van investeringsprogramma’s worden opgeheven en moet het investeringsplan voor Europa van de Commissie, ten bedrage van 315 miljard euro, zo spoedig mogelijk ten uitvoer worden gelegd; - op de productenmarkt, de dienstenmarkt en de arbeidsmarkt ambitieuze structurele hervormingen doorvoeren die de productiviteit, het concurrentievermogen en de investeringen versterken. Door meer jobs te creëren en de groei te stimuleren, zullen die hervormingen bijdragen aan de welvaart en aan een grotere sociale billijkheid. Hervormingen van de financiële sector zullen de toegang tot de financiering van investeringen vergemakkelijken en zullen de negatieve effecten van de schuldafbouw in de private en openbare banksectoren verzachten;
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 5 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
europese unie De landenspecifieke economische aanbevelingen voor 2015 en 2016
- een verantwoordelijk begrotingsbeleid aanhouden, waardoor de stabilisering op korte termijn kan worden verzoend met duurzaamheid op langere termijn. De lidstaten die kampen met een hoog tekort of met een hoge overheidsschuld moeten nieuwe inspanningen leveren om hun balansen te saneren, terwijl de lidstaten die over een budgettaire marge beschikken maatregelen ten gunste van productieve investeringen moeten nemen. Wijzigingen in de samenstelling van de overheidsfinanciën zouden die investeringen groeivriendelijker moeten maken; - het beleid inzake werkgelegenheid en sociale bescherming verbeteren teneinde mensen de nodige competenties aan te reiken en hen een leven lang te ondersteunen en te beschermen en aldus te zorgen voor een grotere sociale cohesie, die een spilelement vormt voor een duurzame economische groei. Wat België betreft, blijven bepaalde onevenwichtigheden bestaan, die nieuwe maatregelen en een verdere opvolging vergen. Vier grote aanbevelingen werden geformuleerd: De Europese Commissie beveelt België een bijsturing van de begroting aan van minstens 0,6% van het bbp in 2015 en 2016 en vraagt om de onvoorziene winsten te besteden aan een verdere schuldafbouw, de pensioenhervorming te vervolledigen door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting en overeenstemming te bereiken over een dwingende budgettaire verdeling tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus. Een grondige fiscale hervorming aannemen en uitvoeren door de belastinggrondslag te verbreden, het gewicht van de belastingen op de factor arbeid te verplaatsen en onefficiënte belastinguitgaven af te schaffen; De werking van de arbeidsmarkt verbeteren door de financiële belemmeringen voor werkgelegenheid weg te nemen; de toegang tot de arbeidsmarkt voor specifieke doelgroepen verhogen en de tekorten aan kwalificaties en de mismatch ter zake aanpakken; Het concurrentievermogen herstellen door, in overleg met de sociale partners en in overeenstemming met de nationale praktijken, erop toe te zien dat de ontwikkeling van de lonen die van de productiviteit weerspiegelt. Voorts merkt de Commissie op dat voor België, in het licht van het stabiliteitspact, de procedure inzake buitensporige tekorten niet zal worden toegepast. VOLGENDE STAPPEN De ministers van de Unie zullen deze landenspecifieke aanbevelingen in juni onderzoeken, alvorens de staatshoofden en regeringsleiders van de EU er op 25 en 26 juni hun goedkeuring aan hechten. Ze zullen in juli officieel worden aangenomen. Vervolgens zal het aan de lidstaten toekomen ze ten uitvoer te leggen en ze te verwerken in hun nationale budgettaire beleidsmaatregelen en begrotingsplannen voor 2015-2016.
pagina 6 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
bouwbedrijf Ontwikkelingen op de Belgische woningmarkt
In haar laatste semestriële analyses van de conjunctuur in de bouwsector schetst de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf het portret van een sector in moeilijkheden. Zij stelt vast dat de bouwsector net als andere sectoren te lijden heeft onder onzekere vooruitzichten. Betere vooruitzichten zijn pas mogelijk wanneer de bouw zal kunnen meegenieten van een algemene economische heropleving. Naast de algemene economische context spelen meer sectorspecifieke factoren een belangrijke rol in de vooruitzichten van de woningmarkt en bij uitbreiding van de bouw. Prijzen en prijsontwikkeling, waardering en waarderingstechnieken en de beschikbaarheid van financiering zijn in dit artikel aan de orde. De heer Johan Van Gompel, senior economist KBC, werd uitgenodigd door de brc Bouw om deze factoren toe te lichten. Zijn presentatie omvat drie grote delen: de prijsontwikkelingen op de woningmarkt, de waardering van de woningen en de hiervoor gebruikte maatstaven en ten slotte de kredietverlening voor deze markt. 1 WONINGPRIJZEN De prijsontwikkelingen over een lange periode (vanaf 1995) wijzen op sterke stijging van de nominale (ca. maal 3) en van de reële woningprijzen (ca. maal 2) in België, vanaf 2007-2008 blijven de reële prijzen bijna onveranderd. In vergelijking met andere landen is de prijscorrectie ten gevolge van de financiële crisis (2008-2009) in België beperkt gebleven. Vanaf 2013 lijkt deze crisis ook uitgebodemd in de door de crisis zwaarst getroffen landen (Ierland, Spanje, Nederland). Deze terugval van de woningprijzen na de financiële crisis was geen eenmalig fenomeen. De evolutie van de woningprijzen in de jaren ‘80 van de vorige eeuw tonen duidelijk aan dat de woningprijzen toen ook in België in reële termen zwaar gedaald zijn. Per segment bekeken blijkt dat de prijzen het sterkst gestegen zijn voor gronden, gevolgd door woonhuizen, appartementen en villa’s. Regionaal zijn er geen grote verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië, de prijzen in Brussel voor woonhuizen en villa’s zijn sneller gestegen. De meer recente ontwikkelingen (vanaf het 1e kwartaal 2007), gecorrigeerd voor kwaliteitsverschillen, tonen een stabilisering in de laatste kwartalen.2 De prijzen van de nieuwbouw zijn sinds 2008 cumulatief minder snel gestegen dan de prijzen van de bestaande woningen. De verkoopactiviteit verzwakt in 2013-2014. Dit wordt ook aangetoond door het toegenomen aantal dagen dat een vastgoed te koop staat en door het wat toenemend verschil tussen vraagprijs en verkoopprijs. Dit duidt er op dat de woningmarkt een zachte landing heeft ingezet.
1
De presentatie staat vervat in het artikel in KBC Economische Berichten: “Belgische woningprijzen: Recente ontwikkeling, waardering en scenarioanalyse” https://multimediafiles.kbcgroup.eu/uploadpdf/EB20141006n.pdf
2
Deze statistiek wordt sinds kort geproduceerd door de FOD Economie ten behoeve van Eurostat. De data van Eurostat maken internationale vergelijkingen mogelijk.
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 7 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
bouwbedrijf Ontwikkelingen op de Belgische woningmarkt
Ondanks de wat dalende verkopen hebben deze gepiekt op het einde van 2014, te wijten aan de hervorming van de woonbonus. De markt hield nog stand in januari. Het lijkt zinvol om af te wachten hoe deze cijfers evolueren in de komende maanden, alvorens te concluderen dat de markt ook stand zal houden verder in 2015. 14 120
13 12
110 Verkoop bestaande woningen
11 10
100
9
90
Aantal dagen te koop (links) aantal dagen te koop
(links) Verschil vraagprijs-verkoopprijs (in %, rechts) Verschil vraagprijs-verkoopprijs (in %, rechts)
80
8 7 6
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006 Bron: FOD Economie, ERA
Ondanks het feit dat de invoering van de woonbonus een prijsverhogend effect heeft gehad, was dit effect vermoedelijk minder groot dan blijkt uit andere studies (vb. KULeuven). De OESO wijst er op dat de mate van fiscale begunstiging van de hypotheeklening in België niet uitzonderlijk hoog is en dat deze geen aanleiding heeft gegeven tot een ongewoon eigenwoningbezit met hypotheeklening. Het is ook zo dat de prijsstijgingen vooral hebben plaatsgevonden in een periode waarin kapitalen zijn vrijgekomen en geherinvesteerd dankzij de fiscale amnestie. WAARDERING VAN DE WONINGMARKT Vaak wordt beweerd dat de Belgische woningmarkt één van de meest overgewaardeerde woningmarkten is ter wereld. Tot dit besluit komt men door te waarderen op basis van»price-to-income» of van «price-to-rent» ratio’s. Beide ratio’s gaan per kwartaal de verhouding tussen resp. het beschikbaar inkomen en de huurprijzen vergelijken met de huizenprijzen, en deze verhouding wordt afgezet t.o.v. een lange termijn gemiddelde over de beschouwde periode. Boven dat gemiddelde is er sprake van overwaardering en omgekeerd. De achterliggende idee om deze ratio’s te gebruiken ligt in het feit dat deze niet gedurende lange tijd onder- of overgewaardeerd kunnen zijn zonder evenwichtsherstellende mechanismen. Dit zijn echter enge maatstaven, die de waardering niet correct weerspiegelen. Want de hoge price-torent ratio is sterk gebonden aan de ontwikkeling van de huurcomponent en deze laatste is in Europees perspectief in België sterk achtergebleven. Ook de price-to-income geeft niet altijd de betaalbaarheid weer omdat deze sterk gelieerd is aan de renteontwikkelingen. Beide ratio’s geven een overwaardering aan van ongeveer 50%.
pagina 8 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
bouwbedrijf Ontwikkelingen op de Belgische woningmarkt
Een rentegecorrigeerde betaalbaarheidmaatstaf geeft vanaf 2007-2008 ook een overwaardering aan, maar deze blijft beperkt tot ca. 10%. Deze maatstaf bevestigt ook de forse overwaardering begin jaren ’80 van de vorige eeuw. Verhouding huizenprijs/inkomen (betaalbaarheid) Verhouding huizenprijs/huurprijs Rentegecorrigeerde betaalbaarheidsmaatstaf Econometrisch model
Overwaardering
Onderwaardering
Q3 2014
Q1 2012
Q1 2010
Q1 2008
Q1 2006
Q1 2004
Q1 2002
Q1 2000
Q1 1998
Q1 1996
Q1 1994
Q1 1992
Q1 1990
Q1 1988
Q1 1986
Q1 1984
Q1 1982
Q1 1980
160 150 140 130 120 110 100 90 80 70 60 50
Bron : KBC
Verder zoekt het modelmatige verklaringsmodel gehanteerd door KBC, naast het inkomen en de rente, ook oorzaken in de demografische ontwikkelingen. Dit model geeft resultaten die sinds de jaren ‘80 van vorige eeuw goed aansluiten bij de prijsontwikkelingen van de woningmarkt. Eén van de factoren inzake demografische ontwikkeling is de gezinsverdunning. Dit legt een druk op de markt omdat het woningaanbod in onvoldoende mate volgt sinds ca. 2000. Het feit dat het woningaanbod nog groter is dan het aantal gezinnen ligt aan het feit dat tweede verblijven, studentenverblijven, etc. hierin ook opgenomen zijn. Er dient dus gekeken te worden naar de evolutie van deze indicator en deze wijst eerder op een krapte. Ook de ECB publiceert gegevens over de waardering van de huizenmarkt op basis van 4 waarderingsmethodes. Gemiddeld wijst deze benadering op een overwaardering (ca. 25%) maar dit resultaat wordt sterk getrokken door de extreme resultaten van bepaalde waarderingsmethodes. In die zin sluiten de ECB waarderingsmaatstaven aan bij de eerder geciteerde waarderingen. Ook mag voorzichtig gezegd worden dat, gemeten in euro’s, de huizenprijzen in België niet overdreven hoog zijn vergeleken met een aantal andere Europese landen. FINANCIËLE STABILITEIT EN KREDIETVERLENING Tenslotte blijkt dat de ontwikkelingen op de woningmarkt in België niet van die aard zijn dat zij de financieel-economische stabiliteit in het gedrang zouden brengen, dit in tegenstelling tot de gevolgen van de bouwwoede in een aantal Europese landen. De hypothecaire schuldpositie is gestegen in België, maar blijft redelijk in de Europese context. Macro-economisch bekeken blijkt dat de loan-to-value is afgenomen sinds 1995. Een aantal factoren verklaren de toegenomen eigen inbreng bij de aankoop van
Waarderingsmaatstaven Belgische woningmarkt (periodegemiddelde = 100)
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 9 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
bouwbedrijf Ontwikkelingen op de Belgische woningmarkt
vastgoed (fiscale amnestie, fiscale optimalisatie, voorkeur voor vastgoed vs. financiële beleggingen, intergenerationele transfers). Toch is er op de vastgoedmarkt een dualisering ontstaan waarbij een grote groep nog vlot kan kopen maar waar het verwerven van vastgoed problematischer wordt voor een groep jonge gezinnen (die bv. geen steun hebben van ouders of grootouders). De NBB heeft in 2012 haar bezorgdheid geuit over de ontwikkeling van de kwaliteit van de hypotheekportefeuille, banken hebben hun loan-to-value beleid verstrakt. De bruto schuld van de gezinnen in België (uitgedrukt als % van het bbp) ligt nog onder het gemiddelde van de Eurozone, maar groeit stilaan naar dat niveau. BESLUITEN Samenvattend mag gesteld worden dat de Belgische woningmarkt de financiële crisis goed heeft doorstaan en dat we evolueren naar een zachte landing. De Belgische woningmarkt, gemeten met een ruime waarderingstechniek, blijkt correct gewaardeerd. De hervorming van de woonbonus zal wel enig effect hebben, maar renteevolutie en gezinsvorming zullen de markt blijven ondersteunen. Macro-economisch zal de woningmarkt geen negatieve effecten hebben op de financieel-economische stabiliteit.
pagina 10 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
Op 13 maart 2015 werd de “Conjunctuur in de voedingsindustrie – winter 2014-2015” voorgesteld aan de leden van de bijzondere raadgevende commissie voor de Voeding. Een maand later, op 23 april 2015, werd de “Conjunctuur in de distributiesector – winter 2014-2015” voorgesteld aan de leden van de speciale commissie voor de Distributie. Beide conjunctuurverslagen werden geschreven door het secretariaat van de CRB in samenwerking met de fod Economie en zullen vanaf heden jaarlijks worden uitgebracht. De conjunctuurverslagen diepen de belangrijkste economische trends in beide sectoren uit en trachten op basis hiervan ook een aantal kortetermijnvooruitzichten te formuleren. Net zoals voor de andere sectoren, wordt de conjunctuur in de voedingsindustrie en de distributiesector in een belangrijke mate beïnvloed door de algemene conjunctuur in België, Europa en de wereld. Daarom situeren we deze conjunctuuranalyses binnen een ruimer conjunctureel kader. Omdat beide sectoren bovendien nauw met elkaar verbonden zijn en elkaar beïnvloeden, worden ze samen besproken. ALGEMENE CONJUNCTUUR De verbetering van de economische vooruitzichten in Europa houdt o.a. verband met de sterke economische groei in de Verenigde Staten (3,5 % in 2015), de kwantitatieve versoepeling die werd doorgevoerd door de ECB en de daling van de olieprijzen. Niettemin blijft de politieke en economische weerslag van de Griekse crisis, naast de geopolitieke risico’s, een bedreiging vormen voor de verdere economische opleving in Europa. Het economische vertrouwen kende de afgelopen maanden een gunstigere ontwikkeling in de EU dan in België. Het indexcijfer van het consumentenvertrouwen herstelde zich zowel in Europa als in België, maar in tegenstelling met Europa zag ons land het vertrouwensklimaat in de industrie en in het bouwbedrijf afkalven. Voor 2014 bedroeg de economische groei in België 1%; volgens de vooruitzichten zou hij in de toekomst lichtjes gaan versnellen. De Europese Commissie (EC) verwacht immers een groei van het bbp in België van 1,1% in 2015, tegenover 1,3% in de eurozone, en van 1,4% in 2016, tegenover 1,9% in de eurozone. De EC verwacht voor 2015 in België een groei van de werkgelegenheid in de privésector, die allicht ten dele in evenwicht zal worden gebracht door de inkrimping van de werkgelegenheid in de overheidssector. De werkloosheid zou, na een hoogtepunt van 8,5% te hebben bereikt in 2014, teruglopen tot 8,3% in 2015 en tot 8,1% in 2016. Al bij al zijn de vooruitzichten voor België minder gunstig dan voor de eurozone. Precies in die context moeten de cijfers met betrekking tot de distributiesector onder de loep worden genomen.
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 11 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
VOEDINGSMIDDELEN- EN DRANKENINDUSTRIE De conjunctuurcurve van de voedingsmiddelen- en drankenindustrie (NACE 10 en 11) volgt die van de verwerkende industrie, maar de voedings- en drankenindustrie blijkt minder gevoelig aan schommelingen in de economische conjunctuur. Sinds maart 2014 is het vertrouwensklimaat echter beginnen te dalen, zelfs in sterkere mate dan in de verwerkende industrie. 10 5
Gemiddelde niveau
0 -5 -10 Bruto conjunctuurcurve in de voeding en gemiddeld peil (01/2008-12/2014)
-15
Gemiddelde niveau bruto curve
-20 -25 -30 -35 2008
2009
2010
Verwerkende nijverheid
2011
2012
2013
2014
2015
Vervaardiging van voedingsmiddelen
Bron : NBB (Belgostat), conjunctuurenquêtes
De gecumuleerde omzet voor de twee sectoren bleef in de eerste 9 maanden van 2014 stabiel ten opzichte van de overeenstemmende periode van het jaar voordien (+0,1%). De lichte daling (-0,8%) in de voedingsindustrie (NACE 10) werd immers gecompenseerd door een omzetstijging (+7,9%) in de drankenindustrie (NACE 11). De groei van de omzet in de drankenindustrie is voornamelijk te danken aan de subsector “Vervaardiging van bier” (+11,9%), een subsector in volle expansie, en ook de subsector “Vervaardiging van frisdranken, mineraalwater en ander gebotteld water”. De daling van het omzetcijfer in de voedingsindustrie is voornamelijk te wijten aan een fors lagere omzet in de subsectoren maalderijproducten en bakkerijproducten. De productie (in volume) kende een gelijkaardige ontwikkeling als de omzet: in de voedingsindustrie nam de productie in het vierde kwartaal van 2014 af ten opzichte van het vierde kwartaal van 2013 (-0,3%), maar ze steeg wel in de drankenindustrie (+1,1%). De productiedaling in de voedingsmiddelenindustrie was vrij algemeen, slechts drie subsectoren lieten een stijging van het productiepeil noteren (vlees, zuivel en andere voedingsmiddelen). Met deze daling kwam er een einde aan de geleidelijke groei van de productie in de voedingsindustrie (NACE 10) sinds 2009.
1
Deze gevoelscurve van de Nationale Bank van België bestrijkt de NACE-codes C 10 en C 11.
pagina 12 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
Tussen 2013 en 2014 daalden de productieprijzen in de voedingsindustrie (-1%) en stegen ze in de drankenindustrie (+2,7%). We zien deze ontwikkeling ook in de eurozone en de buurlanden, met uitzondering van een daling van de producentenprijzen in de drankenindustrie in Nederland. Ondanks de slechtere cijfers voor de omzet en de productie, kenden de gecumuleerde investeringen voor de twee sectoren samen een stijging van 13,7% in de eerste 9 maanden van 2014 ten opzichte van dezelfde periode in 2013, dat evenwel een minder jaar was na de forse investeringen in 2011 en 2012. Deze groei is te danken aan een sterke toename van de investeringen in zowel de voedingsindustrie (+12,3%) als de drankensector (+20,8%). Voornamelijk de biersector deed forse investeringen. In de voedingsindustrie zien we voornamelijk een stijging van de investeringen bij cacao, chocolade en suikerwerk, verwerking van groenten en fruit en vervaardiging van zuivelproducten. Toch liepen de investeringen terug in de maalderij- en bakkerijproducten. Dit zijn ook de subsectoren die de grootste omzetdaling kenden. De werkgelegenheid in zowel de voeding- als de drankensector is over de periode 2008-2014 vrij stabiel gebleven. Er was in de voedingssector in de eerste 9 maanden van 2014 echter wel een lichte daling van het aantal rechtstreekse arbeidsplaatsen (-0,4%) ten opzichte van de overeenstemmende periode in 2013, die niet gecompenseerd kon worden door de zeer beperkte stijging in de drankenindustrie (+0,1%). Ondanks de afname van de werkgelegenheid was er toch een daling van het aantal tijdelijke werklozen in 2014. In 2014 lag zowel het aantal nieuwe ondernemingen (295) als het aantal ondernemingen dat verdween (371) in de voedingsindustrie een stuk lager (resp. 18,3% en 24,7%) dan in 2013. Dit aantal was in de voorgaande jaren nochtans vrij stabiel. Ook de drankensector kende, ondanks een stijging van de productie, voor het eerst in de periode 2009-2014 een daling van het aantal nieuwe ondernemingen (48, d.i. -14,3%). Tegelijk daalde in deze sector ook het aantal ondernemingen dat de activiteit stopzette. In 2014 daalde het aantal faillissementen tot 127, na de piek van 154 faillissementen in 2013. In de drankensector bleef het aantal faillissementen sinds 2009 stabiel, met gemiddeld 2 ondernemingen per jaar. De fluctuaties in de handelsbalans voor de voedingsmiddelen- en drankenindustrie lopen gelijk met de crisisperiodes; er was een dieptepunt in 2008 en 2011. Het totale handelssaldo (voor voeding en dranken) kende in de eerste 11 maanden van 2014 een terugval in vergelijking met de overeenstemmende periodes in de twee voorgaande jaren. Dit was vooral het gevolg van een iets snellere groei van de import en een vertraging van de groei van de export in de voedingsindustrie (NACE 10) buiten de EU. Hierdoor bereikt het handelsoverschot in november 2014 haar op een na laagste niveau sinds 2008. Het slechtste jaar was het eurocrisisjaar 2011. Verder is de groei van de intra-EU-handel in de voedingsmiddelen het voorbije jaar zo goed als stilgevallen; zowel import als export groeiden het voorbije jaar nog nauwelijks. Voor de drankenindustrie krijgen we een ander beeld. Het handelssaldo (met de wereld) was in de eerste elf maanden van 2014 positief, maar werd kleiner in vergelijking met de overeenstemmende periode in 2013. Het saldo van de extra-EU-handelsbalans kende sinds 2010 nochtans een sterke groei, dankzij de uitvoer van bieren en suikerhoudende dranken, die de invoer van wijn compenseerde. Maar door de terugval van de handel binnen de EU (die voor de hele periode negatief is), verslechterde de globale handelsbalans. Van 2008 tot en met 2011 vertoonde de globale handelsbalans voor dranken overigens een negatief saldo.
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 13 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
DISTRIBUTIE Het vertrouwensklimaat in de distributiesector, dat wordt gemeten aan de hand van de afgevlakte conjunctuurcurve van de handel, kent een ontwikkeling die onder haar gemiddelde van de periode 20082014 blijft ingevolge de daling die van maart tot oktober 2014 werd waargenomen. Die verslechtering wordt verklaard door de neerwaartse vooruitzichten m.b.t. de vraag en de bestellingen. Alle sectoren worden door die verslechtering getroffen, maar de omvang ervan verschilt van de ene tot de andere sector. Het klimaat is minder ongunstig in de voedings- en de textielsectoren, in tegenstelling met de sector van de elektrische en elektronische apparaten en de schoensector, waar het vertrouwen op een laagtepunt is beland. De brutogegevens van de afgelopen maanden bieden echter vooruitzicht op een herstel in de gezamenlijke sectoren. De drie sectoren samen, t.w. de groothandel, de detailhandel en de handel in auto’s en motorfietsen, zagen hun omzet in 2014 stijgen met 1,6% op jaarbasis, tegenover 0,1% in 2013. Over de hele periode 2008-2014 bedroeg die stijging 15%. De handel in auto’s en motorfietsen laat in 2014 de sterkste stijging optekenen: +4,9%, tegenover +1,4% in de detailhandel en +0,8% in de groothandel.
Groot- en detailhandel in en reparatie van auto’s en motorfietsen
Na de moeilijkheden van 2012 krijgt de sector van de handel in en reparatie van voertuigen weer kleur, met een sterke groei van de omzet (+4,9%) en van de investeringen (+14,5%) in 2014. Wat de werkgelegenheid betreft, liet de sector tijdens de periode 2008-2013 evenwel een daling van 1.500 arbeidsplaatsen optekenen. Tijdens het derde kwartaal van 2014 gingen 687 banen verloren in vergelijking met de overeenkomstige periode van 2013. Het saldo van de netto opgerichte ondernemingen blijkt in 2014 positief te zijn: 1.249 bedrijven werden in deze sector opgericht, terwijl er 1.180 werden vernietigd, waarmee het aantal btw-plichtigen op 31 december 2014 uitkwam op 23.681.
Groothandel
De resultaten in de groothandel van de afgelopen twee jaar (-0,8% in 2013 en +0,8% in 2014) staan in contrast met die van de periode van 2010 tot 2012 (+16,2% over twee jaar). Ze houden enerzijds verband met minder goede prestaties van de tak overige gespecialiseerde groothandel, die de verkoop van benzine omvat, waarvan de prijsdaling heeft geleid tot een daling van de omzet, en hebben anderzijds te maken met de minder goede prestaties van de groothandel in voedings- en genotmiddelen, als gevolg van de prijsdaling van groente en fruit, die werd veroorzaakt door het Russische embargo, en van een daling van de prijzen van sommige vleessoorten. Hieraan moet worden toegevoegd dat de supermarkten de tussenpersonen in de bedrijfskolom beperken door zich rechtstreeks bij de industrie te bevoorraden. De groothandel in consumentenartikelen, van zijn kant, krijgt weer kleur, wat voornamelijk te danken is aan de stijging in de groothandel in farmaceutische producten. Voor het derde opeenvolgende jaar ziet de groothandel zijn investeringen teruglopen (-2,9% in 2014). Sinds 2008 bedraagt de daling 18,9%. In het bijzonder moet de aanzienlijke inkrimping van de investeringen in de groothandel in informatie- en communicatieapparatuur worden onderstreept (-35,3% in 2014 na twee opeenvolgende jaren van stijgingen). Sinds 2008 bedraagt de achteruitgang van de investeringen in deze subsector 58,3%. In het derde kwartaal van 2014 ging de werkgelegenheid in de groothandel lichtjes achteruit (-0,1% in vergelijking met het derde kwartaal van 2013). Van het eerste kwartaal van 2008 tot het derde kwartaal van 2014 gingen 7.899 arbeidsplaatsen verloren, wat neerkomt op een inkrimping van ruim 4,1 %. Die daling
pagina 14 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
houdt voornamelijk verband met de subsectoren groothandel in consumentenartikelen en groothandel in andere machines en werktuigen en toebehoren. De groothandel verloor 800 ondernemingen in één jaar en 4.189 bedrijven sinds 2008.
Detailhandel
Het jaarlijkse groeitempo van de omzet van de detailhandel (met uitzondering van de handel in auto’s en motorfietsen) bleef in 2014 stabiel op 1,4 % in vergelijking met 2013, wat overeenstemt met een verkoopcijfer voor een bedrag van 91,3 miljard euro. Dit is evenwel een minder sterke stijging dan de schommelingen die van 2009 tot 2012 werden waargenomen. De overheersende subsector, de detailhandel in niet-gespecialiseerde winkels, zag het jaarlijkse groeitempo van zijn verkoop lichtjes oplopen (3,5 %, tegenover 2,4 % in 2013). In het algemeen is de omzet van deze subsector in de loop der jaren van de periode 2009-2014 regelmatig toegenomen, voornamelijk dankzij de subsector detailhandel in niet-gespecialiseerde winkels waarbij voedingsen genotmiddelen overheersen, waarin de superettes en de supermarkten zijn ondergebracht. De subsector detailhandel in voedings- en genotmiddelen in gespecialiseerde winkels, van zijn kant, zag zijn verkoop in 2014 achteruitgaan. De verhouding tussen de omzet in 2014 van de detailhandel in nietgespecialiseerde winkels en die van de detailhandel in voedings- en genotmiddelen in gespecialiseerde winkels bedraagt 12,9%, tegenover 14,8% in 2008, wat wijst op een verlies aan marktaandeel van de gespecialiseerde voedingswinkels ten voordele van de grote distributieketens. De daling van de omzet houdt voor het derde opeenvolgende jaar aan in de subsector detailhandel in cultuur- en recreatieartikelen in gespecialiseerde winkels, wat het gevolg is van de toename van de e-commerce in deze sector, die wordt vergemakkelijkt door de dematerialisatie van de producten. Nadat zijn omzet vijf opeenvolgende jaren was gedaald, ziet de subsector detailhandel in ICT-apparatuur in gespecialiseerde winkels zijn omzet in 2014 weer toenemen, maar die blijft nog 15,7% onder het peil van 2008. Subsector 47.5, de detailhandel in andere consumentenartikelen in gespecialiseerde winkels, noteerde een lichte daling van zijn omzet in 2014, maar die was minder uitgesproken dan in 2013. De op een na zwaarst doorwegende subsector, t.w. de detailhandel in andere artikelen in gespecialiseerde winkels, kende een lichte groeivertraging van zijn omzet in 2014. De detailhandel in kleding in gespecialiseerde winkels vormt een van de belangrijkste componenten en laat in 2014 een forse groei van 4,7% optekenen. De investeringen zijn weliswaar toegenomen in de detailhandel in zijn geheel, maar de enige subsector die sinds 2008 een stevige groei van de investeringen realiseert is de tak detailhandel in nietgespecialiseerde winkels (+38%), wat voornamelijk neerkomt op de grote supermarktketens. Alle andere subsectoren noteren een stabilisering van hun investeringen of een achteruitgang tijdens die periode (-44% voor elektrische huishoudapparaten, -36% voor de detailhandel in cultuur- en recreatieartikelen en -8% voor de gespecialiseerde voedingswinkels). De werkgelegenheid groeide lichtjes in de detailhandel, maar de verschillende subsectoren kennen een zeer uiteenlopende economische realiteit. De werkgelegenheid nam het sterkst toe in de detailhandel in niet-gespecialiseerde winkels en in de detailhandel in andere artikelen in gespecialiseerde winkels. Het aantal ondernemingen die actief zijn in de detailhandelssector bedroeg 93.169 in 2014, d.i. 172 minder in één jaar en 406 minder over zes jaar. Er zijn echter verschillen tussen de subsectoren. Het netto aantal opgerichte ondernemingen in 2014 in subsector 47.1, t.w. de detailhandel in niet-
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 15 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
gespecialiseerde winkels, bedraagt zo goed als nul, terwijl de subsector detailhandel in voedings- en genotmiddelen in gespecialiseerde winkels een daling van het aantal ondernemingen laat optekenen. Invloed van e-commerce en grote concerns in de distributie De distributiesector ondergaat een grote gedaanteverandering doordat de e-commerce een steeds grotere rol speelt in onze verbruiksgewoonten. Alle sectoren hebben echter niet in dezelfde mate te kampen met dit verschijnsel: sommige sectoren, waaronder die van de elektronische artikelen, die wordt gekenmerkt door dure en gestandaardiseerde producten, of de verkoop van boeken, muziek, video’s en kranten, die alsmaar meer in niet-materiële vorm worden verbruikt, worden bijzonder hard door dit verschijnsel getroffen, wat in die sectoren aanzienlijke verliezen aan omzet en werkgelegenheid en een achteruitgang van de investeringen tot gevolg heeft. Deze groei van de e-commerce baart des te meer zorgen omdat een groot deel van de online kopers in België hun aankopen op buitenlandse websites doen (67%, tegenover gemiddeld 36% voor de EU en 22% voor Nederland), wat ten koste gaat van de Belgische bedrijven die al dan niet actief zijn in de verkoopkanalen van de e-commerce. Die omzetvlucht naar het buitenland veroorzaakt bijgevolg banenverlies in ons land. De detailhandel in voedingsmiddelen, die op zich al goed is voor iets minder dan de helft van de detailhandel, blijft van het fenomeen e-commerce gespaard. In deze sector stelt e-commerce, net als in andere sectoren, de verdelers eerder in staat hun verkoopkanalen te versterken en te diversifiëren, wat in hogere mate voordelig zou kunnen zijn voor de grootdistributeurs, die sedert verschillende jaren marktaandelen overnemen van de kleine gespecialiseerde voedingswinkels. Die grotere concentratie van de marktaandelen in de voedingsdistributie kan een impact hebben op de stroomopwaarts gelegen sectoren. Die verdelers kunnen er immers toe worden aangezet zich rechtstreeks bij de producenten of bij de industrie te bevoorraden, en niet langer langs de grootdistributie te passeren. Heel wat van die producenten of industrietakken zouden ook in concurrentie komen door een kleiner aantal potentiële klanten, wat een negatieve invloed zal hebben op hun onderhandelingspositie en, bijgevolg, op hun marges. Niettegenstaande de belangrijke concurrentie van de e-commerce uit het buitenland, zijn de verwachtingen voor de distributiesector gematigd positief. Dit is echter minder het geval voor de voedingssector. CONCLUSIE Hoewel de vooruitzichten van de Europese Commissie voor België in hun geheel genomen minder gunstig zijn dan voor de eurozone, gaat het consumentenvertrouwen er ook in België in de dienstensectoren op vooruit. Bovendien maakt de daling van de olieprijzen ruimte vrij voor koopkracht, die momenteel het binnenlands verbruik stimuleert. Dat is goed nieuws voor de handels- en voedingssectoren. Toch zijn de verwachtingen voor de distributiesector maar gematigd positief. Deze goede verwachtingen worden vooral getrokken door een vrij stabiele groei van de kleinhandel, en sinds kort ook weer van de autohandel. Vooral de niet-gespecialiseerde kleinhandel in supermarkten doet het goed, o.a. omdat hij minder de rechtstreekse concurrentie van e-commerce vanuit het buitenland ervaart. De groothandel lijdt dan weer onder dalende prijzen voor voeding en olie, het Russische embargo en de nog sterker wordende onderhandelingspositie van de afnemers. Een groot deel van de gespecialiseerde winkels en in het bijzonder de kleine winkels in voedingswaren hebben het steeds moeilijker, door de toenemende concurrentie van e-commerce en de alomtegenwoordigheid van niet-gespecialiseerde supermarktketens.
pagina 16 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
conjunctuur Algemene, voedingsindustrie en distributiesector
De verwachtingen voor de voedingssector zijn amper positief, niettegenstaande de algemene verbeterende conjunctuur. Dit komt tot uiting in een lichte achteruitgang van de omzet en van de productie in 2014. Ook de werkgelegenheid daalde, zij het in zeer beperkte mate. Daartegenover staat wel dat de voedingssector in 2014 meer investeerde. De daling van de prijzen in de sector wijst enerzijds op een verdere toename van de onderhandelingskracht van afnemers en de daling van het handelssaldo wijst anderzijds op een verdere globalisatie van de handel in voeding en dus op een toename van de buitenlandse concurrentie. Enig echt positief lichtpunt in 2014 was de drankenindustrie (NACE 11). Vooral onder impuls van de biersector stegen de omzet en de productie. Ook de investeringen namen in 2014 fors toe in vergelijking met 2013. De werkgelegenheid bleef stabiel, net als het aantal faillissementen. Toch moet worden beklemtoond dat ook hier de groei van het handelsoverschot stilviel.
Elisa Decaluwé Gautier Gérôme Emmanuel de Béthune
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 17 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
SECRETARIAAT CRB Een studie- en documentatieopdracht
De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, die werd opgericht in 1948, is een raad waar gesprekspartners overleg plegen. Het is de bedoeling de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers via de raad te betrekken bij de uitwerking van het economisch beleid. De raad is bevoegd voor alle kwesties die van belang zijn voor het bedrijfsleven ; hij heeft alleen een adviserende opdracht. Specifiek voor de raad is dat de verschillende standpunten er aan elkaar worden getoetst en dat zo een dialoog tussen de leden ontstaat. De raad is dus enerzijds, een trefpunt van ideeën, waar de meningen worden vergeleken en waar het komt tot gemeenschappelijke voorstellen waarin het algemeen belang het haalt op de particuliere belangen en, anderzijds, tevens een schakel van het economisch beleid, die zijn voorstellen samenvat in adviezen ten behoeve van de economische beleidmakers. Het secretariaat van de raad heeft een dubbele taak ; het is belast met het griffiewerk en het economaat en het brengt de documentatie voor de werkzaamheden van de raad samen. Met de jaren heeft het deze tweede functie sterk ontwikkeld. In uitvoerige studienota’s behandelt het niet alleen problemen die aan de raad worden voorgelegd, maar ook onderwerpen waarvan het meent dat ze aandacht van de sociale gesprekspartners en van de politieke beleidmakers moeten krijgen. Voorts publiceert het geregeld algemene informatienota’s en allerhande statistische dossiers. Bij dit alles komen de uitstekende relaties die het onderhoudt met de studiediensten van de nationale en internationale instellingen het secretariaat goed te pas. Voor de Sociaal-Economische Nieuwsbrief draagt het secretariaat in het kader van zijn studie- en documentatieopdracht alleen de verantwoording.
Robert Tollet Voorzitter Luc Denayer Secretaris Kris Degroote Adjunct-secretaris