MYSTIFICATIE, HIERARCHIE EN GROEPSINITIATIE Over de juridische opleidingen,( HBO-)juristen en preventief juridisch werken Mr Eric van de Luytgaarden (lector beroepsuitoefening juridische bachelors Hogeschool Utrecht)
Inleiding Een ideale jurist is iemand die verstandige dingen zegt over dingen waar hij geen verstand van heeft, stelt Nieuwenhuis in het boek van Brouwer, Wat maakt een goed jurist? 1 Wat betekent deze stelling voor de opleiding tot jurist? Betekent dit dat juristen moeten uitblinken in retorica en vertelkunde, in argumentatie en communicatie, in verkooptechnieken en verdraaien? Ik denk het niet. Maar zijn stelling geeft te denken, vooral nu de jurist in twee gedaanten verschijnt: de wetenschappelijk-jurist en de HBO-jurist. Is die laatste ook iemand die verstandige dingen zegt over dingen waar hij geen verstand van heeft? Of erger is het iemand die onverstandige dingen zegt over dingen waar hij wel of geen verstand van heeft? Kortom wat brengt die HBO-jurist? Deze vraag is makkelijk te beantwoorden in vijf tot tien jaren na nu. De (juridische) wereld zal dan voor een belangrijk deel gevuld zijn met HBO-juristen (naar Amerikaans spraakgebruik in Nederland ook paralegals genoemd). Het is dan relatief eenvoudig om aan te geven waar ze verstandige dingen over kunnen zeggen. Maar nu is het koffiedik kijken. We weten al wel dat de maatschappij verwachtingsvol uitkijkt naar HBO-juristen2 omdat ze goedkoper, praktischer, en breder-multidisciplinair opgeleid zijn et cetera. Maar zou hier niet moeten staan: zouden zijn. Want we denken dat dit hun kracht wordt maar tot op heden zijn dit slechts de intenties waarmee de HBO’s juridische bachelors opleiden. We weten immers nog niet hoe het in de praktijk uitpakt. Wat we wel weten uit verhalen van stagiaires is dat HBO bachelors waarschijnlijk wars zijn van, mores, vormen en hiërarchie, wars zijn van de pikorde die impliciet of expliciet in de juridische wereld geldt. Ik hoorde recent van een van de oudste maten van een groot advocatenkantoor dat hij volledig verbouwereerd achterbleef in zijn kantoor, nadat een stagiaire HBO rechten zomaar zijn deur had opengegooid en had gevraagd of hij wist hoe je koffie moest zetten in de pantry van de afdeling. De verwarring werd niet alleen veroorzaakt door het feit dat hij het antwoord schuldig moest blijven, maar ook omdat er niet op zijn deur geklopt was, er niet voorgesteld werd en vooral omdat er gejijd en gejouwd werd…….Nog het meest van slag was hij, omdat hij niet kon uitmaken of hij dit nu een goede of slechte ontwikkeling vond ten opzichte van de ‘kruipende’ en vouvoyerende student-stagiaires die hij gewend was afgeleverd te krijgen van de universiteit.
Dit artikel gaat over de opleiding van juristen. Maakt de opleiding de typisch eigen juridsiche beroepsgroep? Worden de studenten geïnaugureerd in een soort gesloten groep die bestaan uit 1
J.H. Nieuwenhuis, De ideale jurist: Pontius Pilatus in: J.G. Brouwer (red.), Wat maakt een goed jurist, Den Haag, 2005, p.125. 2 Zo blijkt uit de studie van Elwin Alblas: ‘Hoera de HBO-jurist komt er aan’. Het is op te vragen bij de Hogeschool Utrecht:
[email protected].
1
goedgebekte, geleerde en goed verzorgde, maar ook een beetje horkerige en op geldbeluste professionals? Hoe kan het zijn dat juristen in een gezelschap van mensen van divers pluimage elkaar weten te vinden en gaan praten over het college ‘toen en toen’ van professor ‘zus en zo’. Wat betekent deze relatieve geslotenheid voor de uitoefening van het juridische beroep en hoe zal dat uitpakken voor de HBO-juristen? Ik wil allereerst een korte schets geven van de bijdrage van de juridische opleiding aan de vorming van de jurist. Ik beperk me hier tot de academische opleiding, omdat dat tot voor kort de enige ‘school’ was die juristen afleverde. Ik sta ook stil bij de vraag of dit anders kan zijn voor HBO opgeleide juristen en doe tenslotte een oproep ten aanzien van hun beroepsuitoefening.
Mystificatie en hiërarchie Er is al veel geschreven over het karakter van de juridische opleiding en over de ethiek van juristen. Recent is er van de hand van Loth en Gaakeer het boek verschenen: ‘Ethiek en het juridisch beroep’3. Hierin wordt stilgestaan bij de juridische opleidingen en het verschil aangegeven tussen de oude meer elitaire juridische opleiding en de massaliteit van de huidige juridische opleidingen. Juridische opleidingen zijn van oudsher broedmachines van de maatschappelijke elite4. Hiermee bedoel ik dat de juridische opleiding mensen klaarstoomt voor een zeer diverse beroepsuitoefening in de samenleving, maar toch vooral mensen aflevert die uiteindelijk in belangrijke maatschappelijke functies terecht komen. Hoe kan dat? De studie bestaat vooral uit de bestudering van het recht. Natuurlijk is het recht is erg belangrijk in de maatschappij, maar dat is onze gezondheid ook en toch zie je niet overal artsen opduiken op plaatsen waar de belangrijke maatschappelijke beslissingen genomen worden. Heeft dat wellicht met de opleiding van juristen te maken? Ik denk het wel. De opleiding is namelijk te typeren door de volgende drie elementen: (deze zijn generiek en karikaturaal) 1. In het eerste jaar wordt het recht en het juridische systeem door docenten gemystificeerd. De superioriteit van het recht als het systeem dat het laatste woord heeft, gevoed door docenten die studenten duidelijk maken dat het recht de werkelijkheid anders ziet dan de gewone burger, draagt bij aan het creëren van een elite groep. Een fiets die in je bezit is, hoeft nog niet je eigendom te zijn. Bezit en eigendom blijken totaal eigenstandige juridische fenomenen te zijn. 2. De wijze waarop docenten studenten benaderen is een sterk hiërarchische. De afstandelijke beoordeling van werkstukken, maar ook de vaak neerbuigende manier van praten (“Kijk links en rechts van u: die student zit er volgend jaar niet meer”, is zo’n beroemde openingszin in het eerste college inleiding recht) leert studenten, de toekomstige juristen, een manier van omgaan met de ander, die er toe zou kunnen leiden dat ze zich beter voelen dan de rest van de samenleving. Een uitvloeisel hiervan vinden we in de rechtspraktijk. Juristen zijn waarschijnlijk nog de enige academisch opgeleiden in onze samenleving voor wie burgers opstaan als zij een zaal betreden. Immers als rechters de zittingzaal binnenkomen staan alle 3
M.A. Loth en A.M.P. Gaakeer, Ethiek en het juridische beroep, Den Haag 2007. A. Stone, Women. Law School and Student Commitment tot the Public Interest, in: Educating for Justice: Social values and Legal Education, J. Cooper en Louise G. Trubek eds., Dartmouth 1997,, pp. 56-88. 4
2
aanwezigen op. Dat doen ze wellicht niet voor de rechter als professional, maar omdat het gewoonte is of vanwege het abstracte idee dat hier rechtvaardigheid neerdaalt uit het bovenmenselijke. Maar het doet natuurlijk wel iets met de mens die het rechtersambt uitoefent: de jurist. Het doet zeker iets met de dromen van de student die dit voor het eerst ziet. Daar wil hij of zij ook bij horen…… 3. Er is een hoge hiërarchie in de banen waarvoor we studenten in het recht opleiden. De commerciële advocatuur staat hoog in aanzien. Advocaten zijn onafhankelijke, vrije beroepsbeoefenaren en verdienen een goede boterham. Dat doet het goed bij de jeugd. Voorts worden er als maatschappelijk iets speelt, juridische hoogleraren aan het woord gelaten in de kranten en op radio en tv, om het ultieme oordeel te vellen. Of het nu gaat over de positie van de weigerambtenaar ten aanzien van het homohuwelijk of over de beslissingskracht van een demissionair kabinet. Aan bijna iedere actualiteit zit wel een juridisch trekje en wie kun je dan beter om commentaar vragen dan een hooggeleerde jurist. Daarnaast is er in de juridische wereld zelf ook een verdeling in hiërarchie van banen. Commerciële advocaten staan hoog op de juridische beroepsladder, gemeentejuristen laag. Professoren in het recht staan weer hoog, juridisch medewerkers bij een rechtsbijstandverzekeraar weer laag. Bankjuristen hoog, juridisch docenten laag en zo voort.. Er is dus van meet af aan al een zeer duidelijke rangorde in toekomstige beroepen voor de juridische student. Heel anders is dat bijvoorbeeld bij sociale wetenschappers voor wie de toekomstige beroepsuitoefening zeer diffuus is. Zo wordt bij juristen dus al in de studie een soort van gilde geschapen waarin studenten hun plek moeten zien te veroveren5 Ik zal hieronder een en ander verduidelijken. Dat juristen een aparte club vormen is duidelijk. Maar hoe blijft zo’n gilde, zo’n beroepsgroep in stand in deze pluriforme ‘niets-is-meer-heilig’ samenleving? Daarvoor zijn vele oorzaken aan te wijzen, maar voor het bestek van dit artikel beperk ik me tot de opleiding. Ik denk dat al in de opleiding de ‘juridische-apartheid’ besloten ligt, zoals hierboven al is aangegeven. Omdat dit het meest duidelijk geïllustreerd wordt aan de hand van de opleiding van juristen in de Verenigde Staten, veroorloof ik me even een uitstapje over de oceaan. Het is overigens zo dat de opleidingen van juristen in de Verenigde Staten overeenkomsten hebben met die op het Europese continent.
De juridische opleidingsmethode: groepsinitiatie De typerende manier van denken en werken van een jurist is vooral gericht op een casus ontdoen van de sociale en emotionele aspecten en zo snel mogelijk in de juridische arena met de juridische middelen gaan ‘vechten’6. Hierin is het belangrijk dat juristen een juridische manier van denken hebben aangeleerd. De methode van juridisch onderwijs staat hier centraal. In de Verenigde Staten wordt vooral de socratische methode gebruikt. Deze methode is voor het eerst geïntroduceerd in 1870 op de Harvard Law School door de toenmalige decaan Christopher Columbus Langdell en is vrijwel in alle Amerikaanse Law Schools overgenomen7. De socratische 5
G. Blasi – Creating a Program in Public Interest Law and policy at a Public Law School: the UCLA Experiment, in: Cooper en Trubek a.w., p. 125. 6 S. Vago, Law and Society, New Jersey 2000 6e dr, p. 266. 7 Zie: Vago, p. 360 en 392. Vergelijk Loth en Gaakeer, a.w. p. 31.
3
methode wordt omschreven als een ondervragingsmethode waarin de docent de feiten van de juridische feiten wil scheiden om zo de onderliggende (juridische) principes helder te maken. Het is een methode die bij de studenten een bereidheid om te vechten bijbrengt8 en waarbij sociale en emotionele aspecten van een zaak worden afgedaan als niet relevant. Veelal wordt met behulp van casus-analyse het algemene van het bijzondere afgeleid zodat studenten zich gewaar worden van de onderliggende juridische principes in de realiteit van alledag. Dat betekende echter wel dat juristen een bepaalde manier van ‘tegen de werkelijkheid aankijken’ krijgen aangeleerd: een eigen methodologie. Feiten zijn nooit alleen maar feiten, maar feiten verbergen principes. De voor iedere jurist zo kenmerkende beginnende achterdocht is daarmee gewekt. Als men eenmaal in staat is het systeem van vraag en antwoord, feiten en principes te doorgronden, kan men de rechtenstudie met succes afronden, want vanuit wetenschappelijk oogpunt is het recht tamelijk eenvoudig. Maar het proces van socialisatie in de beroepsgroep is juist ingewikkeld9 en van groot belang. Socialisatie is ingewikkelder dan de bestudering van het recht zelf. Aan die socialisatie wordt in de studie ampel –zij het niet bewust- aandacht besteed. De socialisatie bestaat in grote lijnen uit een soort informele inauguratieriten tot de klasse van juristen. Onbewust worden studenten benaderd op een manier die hen de mores van de groep waartoe zij willen behoren moeten bij brengen: groepsinitiatie. Dat die initiatie tot op heden een succesvolle zaak is mag blijken uit het feit dat ‘juristen’ zich als groep nog steeds sterk onderscheiden van andere academici. Een belangrijke vraag is dus in de studie of de student ingepast kan worden in de klasse der juristen.10 Een klasse die gekenmerkt wordt door een eigen taal met begrippen als reconventie en estoppel, paulianeuze handelingen en de beklemde meier. Begrippen die noch voor de gewone academicus laat staan voor de gewone man enige betekenis hebben. Een klasse die gekenmerkt wordt door het minder van belang achten van methodologisch verantwoord wetenschappelijk onderzoek in vergelijking met opvattingen van vooraanstaande juristen. Een klasse waar de docenten toch vooral willen dat studenten hen navolgen in hun visie op het recht. Het is met name die context die er op is gericht de student alvast te wennen aan een weerbarstige (leer)omgeving. Zoals zij ook in de praktijk vaak in weerbarstige situaties terecht zullen komen. Hiermee wordt al vroeg een gevoel voor juridische verhoudingen en mores aan de studenten geleerd en als onbedoeld neveneffect wordt daarmee vooral het creatieve denken om zeep geholpen. Macht en hiërarchie lijken belangrijker dan originele denkwijzen en oplossingen, liever de Hoge Raad volgen in zijn redenering dan er zelf een verzinnen. Daarnaast is de groep der juristen er een waarin vaak hele families jarenlang het recht beoefenen. Denk aan de families Polak, Donner, Scholten en Moskowicz. Ook dit kan bijdragen tot een mystificatie van het beroep. Tenslotte kenmerken juristen zich ten opzichte van andere wetenschappen door incorporatie. Zo zijn er aan de juridische faculteiten altijd multidisciplinaire afstudeervelden: recht en ICT, economie, bestuur en recht, recht en psychologie, recht en veiligheid. Het is opmerkelijk dat er in de andere wetenschapsgebieden nooit vrijages met het recht zijn. Noch in de economie noch in de 8
Vago a.w. p. 393 Eigenlijk is de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930-2002) de enige (in onze tijd) die expliciet schreef over de distinctietheorie waarbij hij aangeeft dat iemands positie en optreden in belangrijke mate wordt bepaald door de klasse waartoe hij behoort. 10 Vago a.w. p. 391-392. Vergelijk: Ja, geleerd zijn jullie wel!. Over de status van de rechtswetenschap, C.J.J.M. Stolker, NJB 2003 pp. 766-778 en Hoe maken we de rechtswetenschap een volwaardige wetenschap, G. de Geest in: NJB 2004, pp 58-66. 9
4
sociale wetenschappen zijn er afstudeerrichtingen die voor een belangrijk deel uit recht bestaan11. Ik sluit niet uit dat dat vooral de marketing van juristen zelf is, die hooghouden dat hun vak slechts door hen beoefend kan worden.
De HBO-jurist? Het is nu de vraag of de HBO-jurist ook deze ontwikkeling in zijn studie doormaakt of moet doormaken. Tot op heden worden HBO-juristen vooral opgeleid door academische juristen en net zoals het gaat met de ingroeiperiode bij een sportvereniging of een studentenvereniging, de ouderejaars zullen de jongerejaars aandoen wat zij hebben meegemaakt. Uitzonderingen zijn er natuurlijk ook daar waar HBO-juristen worden opgeleid door anderen dan juristen bij de hogescholen waar de opleiding is ingebed in de sociaaljuridische traditie. Daar is invloed van andere wetenschappelijke disciplines te verwachten. Ondanks het feit dat in vele publicaties12 is gewezen op de eigenheid van de HBO-jurist denk ik dat er nog veel water door de rivier moet stromen voordat HBO-juristen echt andere professionals worden dan academische juristen. Sterker nog, het is de vraag of je überhaupt wel kunt functioneren in een juridische context als je niet de gewoonten en mores van de beroepsgroep (op zijn minst) kent. In de praktische doelgerichtheid van de HBO-rechten opleidingen is de socialisatie discussie is tot op heden nog niet gevoerd. Het is de vraag of dat moet. Ik denk dat HBO-juristen voldoende opgeleid worden om goed te kunnen functioneren in de juridische praktijk. Ik denk met velen dat zij, indien zij praktischer of goedkoper zijn, een welkome aanvulling op de academicus kunnen worden, zo mag ook blijken uit de ervaringen met paralegals in het buitenland13. Maar staat het de HBO-rechten opleidingen nog vrij te kiezen voor een eigen signatuur of beroepsopvatting? Daartoe staan twee wegen open. Of er komt een aparte beroepsvereniging van HBO-juristen, ontwikkelingen in de Verenigde Staten met betrekking tot de paralegals hebben daar hun waarde al aangetoond. Of HBO-juristen gaan voor de veranderingen in de beroepsuitoefening van het recht en worden professionals die wel weten hoe de pikorde luidt, maar zich daar ten behoeve van hun beroepsuitoefening, het belang van de cliënt of de rechtstoepassing, niets van aantrekken en gewoon hun ‘relatief-onaangepaste’ gang gaan. Zoals de HBO stagiaire in de inleiding van dit artikel. Ik leg even kort uit wat een en ander zou kunnen betekenen. Stel de HBO juristen worden een eigen beroepsgroep. Dit betekent dat ze te onderscheiden zijn van academische juristen door: • het beheersen van een bepaalde methodologie ondersteund door theoretische kennis; • het hebben van een wettelijke bescherming; • een bepaalde vastomlijnde status in de samenleving.
11
Vago a.w. p. 394 T. ’t Hooft, C.L. Hoogerwerf en E.M. Oudejans, De komst van de HBO jurist in het juridische beroepenveld, NJB 2006/30. Zie ook mijn artikelen in Ars Aequi Is de HBO jurist welkom?, jan 2006 een de HBO jurist en zijn maatschappelijke taken, sept 2006. 13 Zie bijvoorbeeld: Niet-rechterlijke actoren in de rechtspraak van Nederland, Denemarken en Duitsland. WODC Cahier 2005-18, S.H.E. Janssen en M.T. Croes, Den Haag 2005. 12
5
Ik sluit niet uit dat er ooit een beroepsvereniging komt voor HBO-juristen met een eigen ethische code en een raad van toezicht et cetera, maar het is nog niet opportuun om daar nu over te denken. De HBO-rechten opleidingen in ons land zijn nu nog ingericht als praktische variant van de rechtenstudie op de universiteit. De HBO-juristen moeten uitblinken door anders tegen zaken aan te kijken. Anders door creatievere oplossingen te zoeken, door buiten de juridische kaders te denken en door preventief juridisch op te treden. Bij dit laatste wil ik nog even kort stilstaan. Preventief juridisch denken is anders dan het tot nu gepraktiseerde socratisch-hiërarchisch juridische denken. Zoals al eerder gesteld is de traditionele rolopvatting van de jurist gericht op het verleden: wat is er precies gebeurd, wat zijn feiten en welke principes liggen onder de feiten. De HBO-jurist zou kunnen leren preventief-juridisch te denken en te werken, dus niet meer het als het ware terugwinden van het filmpje, maar vooral het vooruit kijken met de cliënt naar de beste manier van handelen in zijn casus. Het gaat dan niet om een juridisch probleem en de mogelijke oplossing daarvan, maar het gaat om het samen met de cliënt scheppen van een context om juridische problemen in de toekomst te voorkomen14. Dit zou een extra dimensie aan de invulling van het beroep van de HBO-jurist kunnen geven. Hij zou dan als preventieve jurist vooral een open geest moet hebben en niet alleen in juridische predisposities moet denken. Hij zou creatief moet zijn in het zoeken van al dan niet mooie juridische oplossingen en de moed moeten hebben in welke context dan ook de belangen van de cliënt voorop te stellen en nooit die van de eigen beroepsgroep of bijvoorbeeld het kantoor. Er is dan sprake van een paradigma wisseling, omdat de cliënt niet alleen meer goed bediend wordt met een juridische gereedschapskist vol juridische vaardigheden, maar veel breder ondersteund wordt door andere vaardigheden, zoals: • risicomanagement; • juridische audits; • multidisciplinair handelen; • creatief denken en handelen; • cliënt aansporen tot juridische zelfhulp; Hiervoor is uiteraard vereist dat de betrokken HBO-jurist voldoende juridisch verstand van zaken heeft om zich boven de materie te stellen en de cliënt op een preventieve manier bij te staan. Maar hij hoeft niet alle ins en outs van het juridische metier te kennen. Slechts het systeem van het recht en een rechtsgebied moet hij zich eigen maken. En overigens laat hij zich leiden door preventie. Het traditionele socratisch-hierarchische juridische denken laat zich door twee elementen karakteriseren: a) de probleem pas aan te pakken als het maximaal ontwikkeld is; b) de oplossingen slechts te zoeken binnen het nauwe kader van het recht. De preventieve HBO-juridische aanpak staat voor: a) het voorkomen van juridische problemen; 14
Zie: Preventive Law for Multi-dimensional Lawyers, Thomas D. Barton op www.preventivelawyer.com, 2000, p.1. Vergelijk: Louis M. Brown, Lawyering through Life, Littleton 1986 en Louis M. Brown en Edward A. Dauer, Perspectives on the Lawyer as planner, Mineola/New York 1978 en Helena Haapio, Introduction to proactive law: a business lawyer’s view, in: Scandinavian Studies in Law vol 49 nov 2005
6
b) een brede niet per se juridische oplossingsgerichtheid. Het preventieve vraagt een andere aanpak die gericht is op een analyse van de riciso’s die de cliënt loopt op persoonlijk, organisatorisch, economische en commercieel vlak. En het ontwerpen van een plan van aanpak om te voorkomen dat problemen ontstaan. Het grote voordeel van deze aanpak is dat de cliënt persoonlijker wordt behandeld en dat de aanpak van de problemen gebeurt in bredere context zonder dat het vakinhoudelijke daaronder lijdt.15
En dan? Dat dit echter een totaal andere manier van opleiden vraagt zal u wel duidelijk zijn. Dit betekent dat met de komst van de HBO-rechten studie niet alleen nieuwe studenten worden opgeleid, maar ook nieuwe docenten voor de collegezalen moeten verschijnen. Die nieuwe docenten zijn veelal in de oude traditionele manier van juridisch onderwijs groot geworden. Daarom wordt van hen een omslag in het denken gevraagd. Is het nodig? Niet per se, maar indien werkelijke veranderingen plaats moeten vinden en de HBO-jurist werkelijk een eigen plek zal moeten krijgen in de juridische beroepswereld dan wel. Dan is er ruimte voor een eigen beroep, met de bijbehorende beroepstrots. Doen we het niet dan blijft de HBO-jurist het hulpje van de academische jurist, de klerk oneerbiedig gezegd, de te heet gewassen academische jurist of de beroepsbeoefenaar voor wie de theorie van het recht te moeilijk was. Dat mag niet gebeuren daarvoor is zijn positie in onze samenleving te veelbelovend en te belangrijk. Juni 2007
15
Zie Barton a.w. p.4
7