MX-motor
Lees de module ‘veiligheidsvoorschriften’ voordat u de werkzaamheden genoemd in deze module uitvoert. Wanneer de in dit onderhoudsysteem opgenomen veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd, kan de gezondheid of veiligheid van u en/of omstanders in gevaar worden gebracht.
Controleren werking controlelampen motor Controleer of de controlelampen werken. Voorbeeld: Zet voertuigcontact aan, het waarschuwingsindicatielampje van de olie moet nu oplichten. Na het starten van het voertuig moet het lampje doven.
Controleren motor op lekkage
Controleer de motor visueel op lekkage. Let daarbij vooral op vloeistofsporen en plasjes onder het voertuig.
Controleren staat / bevestiging motorsteun 1. Controleer de bevestigingsbouten van de motorsteunen. 2. Controleer de staat van de motorsteunen. Let hierbij op ernstige beschadigingen, scheurvorming en het losraken van de vulkanisatie. Indien nodig, vervang de motorsteun.
Controleren uitlaatsysteem op lekkage en bevestiging 1. Controleer zowel visueel als op het gehoor het uitlaatsysteem op lekkage. 2. Controleer de ophangpunten van de uitlaat. 3. Controleer of er geen hitteoverdracht (door bijvoorbeeld vuilophoping) kan plaatsvinden naar de omgeving van het uitlaatsysteem, zoals leidingen, componenten etc. Opmerking: Als er vuilophoping aanwezig is, kan door eventuele hitteoverdracht een (brand)gevaarlijke situatie ontstaan.
Controleren brandstofsysteem op lekkage
1. Controleer het brandstofsysteem visueel op lekkage. Let hierbij speciaal op kunststof brandstofleidingen die bevestigd zijn aan componenten of in leidingbundels. 2. Controleer of de brandstofleidingen voldoende vrijlopen van bewegende delen en hittebronnen. Bescherm of verleg indien noodzakelijk de desbetreffende brandstofleiding. 3. Controleer rubberen brandstofleidingen door ze om te buigen. Vervang de brandstofleiding indien deze scheuren of sporen van lekkage vertonen.
180408-v01
MX-motor
Controleren slangen koelsysteem
Controleer visueel alle slangverbindingen, slangklemmen en componenten van het koelsysteem op beschadigingen en lekkage.
Controleren luchtinlaatsysteem
Controleer de bevestiging en conditie van luchtinlaatkanalen en slangen. Wanneer er twijfels zijn over de afdichting van het luchtinlaatsysteem (bijv. vermogensverlies, hoog brandstofverbruik, abnormale geluiden) controleer dan het luchtinlaatsysteem op lekkage door middel van een druktest.
Controleren/ vervangen aandrijfriemen Controleren Poly-V-riem Controleer of de Poly-V-riemen versleten of beschadigd zijn. Zonodig vernieuwen.
Vervangen Poly-V-riem 9 PK (Ventilator/Koelvloeistofpomp) 1. Beweeg de spanrol tegen de veerkracht in en blokkeer de spanrol met een 4 tot 5 mm dikke stift (boor). 2. Verwijder de poly-V-riem van de riemschijven. 3. Verwijder, indien mogelijk, de poly-V-riem via de opening bij de leiring. Hang de poly-V-riem over een ventilatorblad. Verdraai de ventilator en hang de poly V-riem ook hierover. Herhaal dit voor de hele ventilator, waarna de poly-V-riem kan worden verwijderd. Opmerking: Indien het niet mogelijk is om volgens de bovenstaande beschrijving de poly-V-riem te verwijderen, verwijder dan eerst de ventilator. 4. Inspecteer de riemschijven op beschadigingen, roest en vetaanslag. 5. Plaats de poly-V-riem over de riemschijf van de koelvloeistofpomp en van de ventilatoraandrijving en duw de poly-V-riem tussen de riemschijven door in de richting van de spanrol. 5. Beweeg de spanrol tegen de veerkracht in zodat de . blokkeerstift verwijderd kan worden. Laat de spanrol op spanning komen tegen de riem. 6. Controleer of de poly-V-riem in alle groeven van alle riemschijven ligt
180408-v01 310506
MX-motor
Vervangen Poly-V-riem 7 PK (Dynamo/airconditioningcompressor) 1. Beweeg de spanrol tegen de veerkracht in en blokkeer de spanrol met een 4 tot 5 mm dikke stift (boor). 2. Neem de poly-V-riem eerst van de geleiderol en vervolgens van de riemschijf van de dynamo en van de airconditioningcompressor. 3. Breng de poly-V-riem over de riemschijf van de dynamo en van de airconditioning-compressor aan. 4. Beweeg de spanrol tegen de veerkracht in zodat de blokkeerstift verwijderd kan worden. Laat de spanrol op spanning komen tegen de riem. 5. Controleer of de poly-V-riem in alle groeven van alle riemschijven ligt
Vernieuwen Poly-V-riem 12 PK (HPVS/EVS pomp) 1. Beweeg met behulp van een moment sleutel de spanrol tegen de veerkracht in. 2. Verwijder de oude poly-V-riem. 3. Ontspan de spanrol langzaam. 4. Verwijder de oude spanrol. 5. Inspecteer de riemschijven op beschadigingen, roest, vrij draaien en vetaanslag. Maak indien nodig de riemschijven schoon. 6. Controleer of de poelie van de pomp en van de motor in lijn liggen. 7. Monteer de nieuwe spanrol met bout met Loctite 342. 8. Beweeg de nieuwe spanrol tegen de veerkracht in. 9. Breng de nieuwe poly-V-riem aan op de riemschijven. 10. Laat de spanrol langzaam op spanning komen tegen de riem. 11. Controleer of de poly-V-riem in alle groeven van alle riemschijven ligt.
Riem ontspannen
180408-v01
MX-motor
Controleren / reinigen radiateur en interkoeler Controleer het voorzetelement op vervuiling, indien nodig reinigen. Controleer het koelblok van de radiateur en de interkoeler op vervuiling, indien nodig reinigen.
Reinigen van de interkoeler 1. Steek vanaf de onderzijde de radiateurreiniger (4) tussen de interkoeler (1) en de radiateur (2), met de uitblaasopeningen van het hulpgereedschap naar voren gericht. 2. Zet luchtdruk op de radiateurreiniger (3) en blaas het koelblok van de interkoeler (1) net zolang schoon totdat er geen vuil meer uit komt. Let erop dat de lamellen van het koelblok niet worden beschadigd.
Reinigen van de radiateur 1. Steek vanaf de onderzijde de radiateurreiniger (4) tussen de interkoeler (1) en de radiateur (2), met de uitblaasopeningen van het hulpgereedschap naar achteren gericht. 2. Zet luchtdruk op de radiateurreiniger (3) en blaas het koelblok van de radiateur (2) net zolang schoon totdat er geen vuil meer uit komt. Let erop dat de lamellen van het koelblok niet worden beschadigd.
De radiateurreiniger kan zelf gemaakt worden aan de hand van de volgende uitleg en afbeelding: 1. Dichtsolderen 2. Solderen 3. Snelkoppeling voor luchtslang 4. Stalen leiding Ø 10 mm 5. 6x gaten boren Ø 1,5 mm, hartafstand tussen de gaten 7 mm, gaten aan één zijde boren.
180408-v01
MX-motor
Controleren / afstellen klepspeling
Het controleren/corrigeren van de klepspeling kan zowel bij koude als warme motor worden uitgevoerd. Het controleren/corrigeren van de klepspeling dient met stilstaande motor te gebeuren. 1. 2. 3. 4.
Reinig de omgeving van het kleppendeksel. Verwijder de bevestigingsbouten van het kleppendeksel. Verwijder het kleppendeksel en de pakking. Torn met behulp van speciaal gereedschap (DAF nr. 1453158) de krukas rechtsom, gezien vanaf de trillingsdemperzijde (dit komt overeen met de draairichting van de motor). Torn de motor totdat het vliegwiel op een cilindermerkteken staat, bijvoorbeeld 1-6. Opmerking: De stand van de zuigers kan tevens afgelezen worden op de trillingsdemper.
5. Controleer van welke cilinder alle kleppen gesloten zijn, corresponderend met de informatie op het cilindermerkteken. Van deze cilinder kan de klepspeling gecontroleerd/afgesteld worden.
6. Druk op de stelschroefzijde van de tuimelaar, zodat eventueel aanwezige olie tussen de stoterstang en tuimelaar weggedrukt wordt; meet vervolgens de klepspeling.
7. 8.
Stel de juiste klepspeling in door de borgmoer te lossen en de afstelschroef in de juiste richting te verdraaien. Door de krukas telkens 1/3-slag te tornen met behulp van speciaal gereedschap (DAF nr. 1453158), kunnen de kleppen worden gesteld volgens inspuitvolgorde 1-5-3-6-2-4.
Merkteken op Kleppen vliegwiel stellen van cilinder 1-6 1 of 6 2-5 2 of 5 3-4 3 of 4
180408-v01
MX-motor
9. Reinig de afdichtvlakken van het kleppendeksel en de cilinderkop. 10. Breng het kleppendeksel met nieuwe pakking aan en draai de bevestigingsbouten vast met het voorgeschreven aanhaalmoment in de juiste volgorde aan.
Controleren / vervangen luchtfilterelement
1. Los rondom de klembeugels (1) van het luchtfilterdeksel (2). Neem het luchtfilterelement (3) uit het luchtfilterhuis. 2. Reinig de binnenzijde van het luchtfilterhuis en het luchtfilterdeksel. Doe dit niet met perslucht om te voorkomen dat de deeltjes de motor in geblazen worden. 3. Reinig het luchtfilterelement (3) door het vanuit de binnenzijde met perslucht schoon te blazen (max. 3 bar). Het luchtfilterelement mag slechts één keer worden gereinigd daarna dient het filterelement vervangen te worden. Controleer of het filter nog dicht is door een felle lamp aan de binnenzijde van het filter te houden en naar de buitenkant te schijnen. Mogelijke scheuren zijn dan direct zichtbaar. 4. Breng het luchtfilterelement aan in het luchtfilterhuis. 5. Breng het luchtfilterdeksel aan en breng rondom de klembeugels aan. Let op de pijlaanduiding op het luchtfilterdeksel. 6. Controleer of de flexibele afdichtingsbalg (5) tussen de luchtinlaat en het filter niet is beschadigd. Vervang deze indien nodig. 7. Indien aanwezig moet de luchtfilterindicator gereset worden na het vervangen van het luchtfilterelement. Druk hiervoor op de knop van de indicator (zie de pijl).
180408-v01
MX-motor
Controleren / aftappen brandstofvoorfilter / waterafscheider
1. Draai aftapplug (6) los. 2. Pomp het water uit reservoir (5) met behulp van opvoerpomp (1). 3. Draai aftapplug (6) weer vast. 4. Draai ontluchtingsschroef (2) open om het brandstofvoorfilter / waterafscheider te ontluchten. 5. Pomp met behulp van opvoerpomp (1) tot brandstof zonder luchtbellen uit de opening van ontluchtingsschroef (2) komt. 6. Draai ontluchtingsschroef (2) dicht.
Vervangen filterelement brandstofvoorfilter / waterafscheider 1. Plaats een geschikte opvangbak onder het brandstofvoorfilter/waterafscheider. 2. Tap de brandstof uit het filterelement af door de ontluchtingsplug (2) los te draaien en aftapplug (6) te openen. 3. Maak, indien aanwezig, de connectoren van de watersensor en van het verwarmingselement los. 4. Verwijder het filterelement. 5. Reinig de afdichtingen van het filterhuis. 6. Vernieuw de afdichtringen en smeer deze in met motorolie. 7. Breng het nieuwe filterelement (4) aan op het filterhuis (3). 8. Draai het filter met de hand vast. 9. Breng, indien aanwezig, de connectoren van de watersensor en van het verwarmingselement aan. 10. Controleer of de aftapplug (6) dicht is. 11. Open de ontluchtingsplug (2) een paar slagen. 12. Bedien de handpomp (1) tot er brandstof zonder luchtbellen uit de ontluchtnippel stroomt. 13. Draai de ontluchtingsnippel weer vast. 14. Start de motor en laat hem enkele minuten stationair draaien totdat eventueel achtergebleven lucht uit het brandstofsysteem is. 15. Controleer het brandstofsysteem op lekkage.
180408-v01
MX-motor
Vervangen brandstoffilterelement
Vervang het brandstoffilter door een nieuw exemplaar. Een gebruikt filter mag niet gereinigd en opnieuw gebruikt worden! 1. Verwijder de dop van het brandstoffilter. 2. Vervang de O-ring van het deksel en smeer deze licht in met olie. 3. Breng het brandstoffilterelement, over de middenpijp, aan in het brandstoffilterhuis 4. Breng het filterdeksel aan. Draai het filterdeksel handvast op het brandstoffilterhuis. 5. Haal het filterdeksel aan met het aanhaalmoment dat is vermeld op het filterdeksel. 6. Pomp, circa 1 minuut, met behulp van de handpomp om het filterhuis gedeeltelijk te vullen met brandstof. 7. Start de motor en laat deze een aantal minuten stationair draaien; hierdoor kan eventueel aanwezige lucht nog uit het filterhuis wegstromen. 8. Indien de motor niet aanslaat of zeer onregelmatig draait moet het brandstofsysteem ontlucht worden. 9. Controleer het brandstofsysteem op lekkages. Opmerking: Indien het voertuig is voorbereid op verlengde onderhoudsintervallen zijn er twee brandstoffilters gemonteerd.
Ontluchten brandstofsysteem 1. Start de motor en laat deze gedurende 30 seconden draaien, om brandstof naar de opvoerpomp toe te voeren. 2. Draai de knop van de brandstofopvoerpomp (1) los door deze linksom te draaien. 3. Bedien de brandstofopvoerpomp (1) door de knop in en uit te bewegen. 4. Bedien de brandstofopvoerpomp tot de pompweerstand merkbaar toeneemt. 5. Zet de knop in de brandstofopvoerpomp (1) vast door hem in te drukken en vervolgens rechtsom te draaien. 6. Start de motor en laat deze enkele minuten stationair draaien; hierdoor kan eventueel in het systeem aanwezige lucht wegstromen. Opmerking: -Bij voertuigen met een dubbel brandstoffilter duurt het pompen met de brandstofopvoerpomp iets langer. -Indien de motor niet lang genoeg stationair heeft gedraaid en/of als het motortoerental te snel wordt verhoogd, kan er lucht in het systeem worden teruggepompt. -De verstuiverleidingen mogen nooit los gehaald worden tbv het onluchten deze zijn niet opnieuw te monteren.
180408-v01
MX-motor
Vervangen koelvloeistoffilter 1. 2. 3. 4. 5.
Plaats een opvangbak onder het koelvloeistoffilter. Verwijder de vuldop van de expansietank. Draai de afsluitklep (1) rechtsom in positie “C”. Verwijder het koelvloeistoffilter. Smeer de afdichtring van het nieuwe koelvloeistoffilter in met koelvloeistof. 6. Breng het koelvloeistoffilter zodanig aan dat de afdichtring aanligt. 7. Draai hierna het filter met de hand een ½ tot ¾ omwenteling vast. 8. Draai de afsluitklep (1) linksom in positie “O”. 9. Breng de vuldop van de expansietank aan. 10. Laat de motor draaien en controleer of het koelvloeistoffilter goed afdicht. 11. Controleer het koelvloeistofniveau volgens ” controleren / bijvullen koelvloeistofniveau”.
C
180408-v01
MX-motor
10
Vervangen koelvloeistof
1. Zet de verwarmingsdraaiknop voor de temperatuurinstelling op maximaal “warm”. Hierdoor wordt de kachelkraan volledig geopend. 2. Verwijder de vuldop van de expansietank om eventueel aanwezige overdruk in het koelsysteem te laten ontsnappen. 3. Vang de koelvloeistof op. Plaats daartoe geschikte bakken onder de aftappunten. 4. Tap het koelsysteem af bij de radiateur via de aftapplug C, tap via aftapplug B ook de koelvloeistof van de oliemodule af. 5. Verwijder, indien er een geïntegreerde retarder wordt toegepast, de koelvloeistofslang (D) van de warmtewisselaar en tap de resterende koelvloeistof af. 6. Spoel het koelsysteem door. 7. Draai de aftap kraantjes en de eventueel losgenomen koelvloeistofslang van de warmtewisselaar vast. 8. Controleer of de ontluchtingsleiding vanuit de cilinderkop naar het expansiereservoir niet is geknikt of afgekneld. 9. Vul het koelsysteem met de voorgeschreven koelvloeistof. 10. Laat de motor minimaal 3 minuten met verhoogd toerental (n = 1200 omw / min) draaien. 11. Controleer het koelvloeistofniveau en vul zo nodig koelvloeistof bij. .
Controleren / bijvullen koelvloeistofniveau Het koelsysteem moet gevuld worden bij voorkeur met een kant en klare koelvloeistof waarin reeds antivries en anticorrosietoevoeging zijn opgelost. De koelvloeistof moet voldoen aan de voorgeschreven specificatie (vooral van belang bij een aluminium radiateur).
1. De koelvloeistof moet zich aan het uiteinde van de vulhals bevinden, vul zonodig het koelvloeistofniveau bij met de voorgeschreven koelvloeistof. 2. Alleen bijvullen bij koude en stilstaande motor! 3. Indien het koelvloeistofniveau extreem laag is, controleer dan het systeem op lekkage.
180408-v01
MX-motor
11
Controleren / bijvullen antivries concentratie koelsysteem Controleer de antivriesconcentratie bij koude en stilstaande motor. Meet de concentratie met een daarvoor bestemde dichtheidsmeter. Vul het koelsysteem met antivries indien nog geen antivries is toegevoegd.
Raadpleeg de specificaties van de fabrikant voor de voorgeschreven mengverhouding van de antivries. Het koelsysteem moet gevuld worden met bij voorkeur een kant en klare koelvloeistof waarin reeds antivries en anticorrosietoevoeging zijn opgelost. De koelvloeistof moet voldoen aan de voorgeschreven specificatie (vooral van belang bij een aluminium radiateur). Indien er leidingwater wordt toegepast bij voorkeur 40% antivries op ethyleenglycol of propyleenglycol basis met anticorrosie-dope toepassen. Bij deze verhouding is behalve een goede vorst bescherming ook een goede corrosiebescherming gewaarborgd. Ethyleenglycol of propyleenglycol mogen nooit met elkaar gemengd worden omdat de dopes elkaar niet verdragen! Ook mogen de verschillende fabrikaten van dezelfde glycol groep niet onderling vermengd worden!
180408-v01
MX-motor
12
Vervangen motorolie en oliefilter
Tap de olie af wanneer de motor op bedrijfstemperatuur is. Vervang het oliefilter door een nieuw exemplaar. Een gebruikt filter mag niet gereinigd en opnieuw worden gebruikt. 1. Zet het voertuig op een vlakke en horizontale vloer. 2. Tap de olie af via de aftapplug (A) in het carter. Vang de olie op in een daarvoor geschikte opvangbak. 3. Vervang de afdichtring van de aftapplug. 4. De dop van het oliefilter mag alleen worden losgedraaid met behulp van een zeskantdop- of een zeskantringsleutel. Draai de dop enige slagen open en laat het filterhuis leeglopen. 2. Verwijder de dop met het oliefilterelement uit het filterhuis en verwijder vervolgens het element uit de dop 6. Vernieuw het afdichtrubber in de dop. Smeer het afdichtrubber licht in met motorolie. Plaats een nieuw oliefilter in het filterhuis. 7. Breng het oliefilterelement samen met de dop aan in het filterhuis en zet de dop vast met het aanhaalmoment dat is vermeld op de dop. 8. Monteer de aftapplug met het voorgeschreven aanhaalmoment. 9. Vul de motor via de olievulpijp met de voorgeschreven kwaliteit en hoeveelheid motorolie. 10. Laat nu de motor korte tijd draaien. Controleer of het oliefilter goed afdicht. 11. Zet de motor stil en controleer het oliepeil. (zie motorolieniveau peilen/bijvullen).
180408-v01
MX-motor
13
Peilen / bijvullen motorolieniveau
Afhankelijk van het type display is het mogelijk het motorolieniveau te controleren op het display na het inschakelen van het contact zonder de motor te starten. Als dit niet mogelijk is, controleer dan het motorolieniveau met de peilstok. Peil het motorolieniveau bij voorkeur met warme motor, ca. 15 min. nadat de motor is stilgezet. 1. Zet het voertuig op een vlakke en horizontale vloer. 2. Haal de oliepeilstok uit de houder. 3. Reinig de oliepeilstok met een niet-pluizende doek. 4. Breng de oliepijlstok weer aan in de houder 5. Trek opnieuw de oliepeilstok uit de houder en lees het niveau af. Het oliepeil moet tussen de min- en max-streep op de oliepeilstok staan. 6. Vul, indien nodig, de motorolie bij met de voorgeschreven olie via de olievulpijp. Bijvullen is pas nodig indien het niveau op of net boven de min-streep staat.
Vernieuwen centrifugaal - oliefilterelement 1. Verwijder de dop van het centrifugaaloliefilter. Deze mag alleen worden losgedraaid met behulp van een zeskantdop- of een zeskantringsleutel. 2. Verwijder het filterelement. 3. Breng de nieuwe O-ring aan op de dop. 4. Smeer de O-ring licht in met wat olie. 5. Breng eerst de bovenzijde van de rotor in het lager van de centrifugaalfilterdop aan. 6. Controleer de juiste positie van de rotor door deze te draaien. 7. Breng de samenstelling van rotor en dop op de oliemodule aan. 8. Zet de dop vast met het aanhaalmoment dat is vermeld op de dop. Indien de rotor niet volgens deze procedure is aangebracht, is de oliemodule beschadigd.
180408-v01
MX-motor
14
Vernieuwen AdBlue-filterelement van het EAS-systeem Opmerking: Het EAS-systeem heeft, na het uitschakelen van het contact, een naloopregeling. Wacht met werkzaamheden aan het systeem tot deze naloopregeling is voltooid. 1. Plaats een opvangbak onder de aftapplug (1). 2. Los de aftapplug (1) en laat het filterhuis leeglopen. Opmerking: Draai, indien de aftapplug (1) zich niet op het laagste punt bevindt, het deksel (2) zodanig dat de aftapplug zich wel op het laagste punt bevindt.
2
3. Verwijder het deksel (2) samen met het filterelement en de opvulstukken.
1
4. Verwijder de oude afdichtring uit het deksel en verwijder de O-ring van de aftapplug. 5. Breng een nieuwe afdichtring aan in het deksel en breng een nieuwe O-ring op de aftapplug aan. 6. Breng een nieuw AdBlue-filterelement met nieuwe opvulstukken aan. 7. Breng het deksel (2) aan en haal het aan met het voorgeschreven aanhaalmoment, dit is zichtbaar op de dop. 8. Zet de aftapplug (1) vast met het voorgeschreven aanhaalmoment, dit is zichtbaar op de dop.
Vernieuwen AdBlue-luchtfilter/olieafscheider van het EAS-systeem Opmerking: - Het EAS-systeem heeft, na het uitschakelen van het contact, een naloopregeling. Wacht met werkzaamheden aan het systeem tot deze naloopregeling is voltooid. - Bij het verwijderen van het luchtfilter/de olieafscheider moet het systeem drukloos zijn. 1. Maak kring 4 drukloos. 2. Verwijder het luchtfilter/olieafscheider. 3. Smeer de afdichting spaarzaam in met schone olie. 4. Breng het luchtfilter/olieafscheider zodanig aan dat de afdichtring aanligt. Draai hierna het luchtfilter/olieafscheider met de hand circa ¾ slag verder. 5. Breng kring 4 op druk en controleer het luchtfilter/olieafscheider op luchtlekkage.
180408-v01
MX-motor
15
Aanhaalmomenten Smeeroliesysteem Olie-aftapplug Schroefdop centrifugaalfilter
60 Nm 40 Nm
Brandstofsysteem Schroefdop brandstoffilter
40 Nm
Kleppendeksel Bevestigingsbouten kleppendeksel Borgmoer klepstelbout
20 Nm 64 Nm
Adblue filter Aftapplug EAS-filter Schroefdop EAS-filter
4 Nm 25 Nm
Vulhoeveelheden Smeeroliesysteem Totale inhoud (inclusief oliekoeler en olie filter) ca 39 liter Inhoud carter, maximumpeil ca 29 liter Inhoud carter, minimumpeil ca 20 liter
Koelsysteem
Koelsysteem Koelsysteem met transmissiekoeler Koelsysteem met ZF-intarder
Spelingen
Klepspeling (koud) Klepspeling (warm)
ca 31 liter ca 32,6 liter ca 41 liter
Inlaat 0,50 mm Uitlaat 0,70 mm Inlaat 0,50 mm Uitlaat 0,55 mm
180408-v01
MX-motor
16
Vloeistofspecificaties Motorolie Interval
Oliekwaliteit
Viscositeit (NL)
Standaard
ACEA E6
..W-40
Verlengd (1) ACEA E6
..W-40
1. • • •
Inzetgroep I
Inzetgroep II
30.000 km 45.000 km 1000 uur 1000 uur 12 mnd 12 mnd 60.000 km (eerste 30000km) 90.000 km (eerste 45000km) 2000 uur 2000 uur 12 mnd 12 mnd
Verlengd verversingsinterval is alleen toegestaan indien aan DAF norm. is voldaan: Er moet een oliefilter met een groter filterend vermogen worden toegepast. Er moet een centrifugaal-oliefilter worden toegepast. Er moet een brandstoffilter met een groter filterend vermogen worden toegepast.
2. Verversingsintervallen in kilometers, gelden voor voertuigen die gebruik maken van een brandstof met een lager zwavelgehalte dan 0,2%. Indien dit niet het geval is dan moeten de verversingsintervallen worden gehalveerd, met een maximum van 25.000 km.
Koelvloeistof Interval Standaard
Kwaliteit
Inzetgroep I
Inzetgroep II
Verlengd
DAF 74002
48 mnd
48 mnd
DAF 74002
48 mnd
48 mnd
180408-v01