MUS EU M- P RA AT 25ste jaargang nummer 83 , oktober 2014
Een nieuwe Museum-Praat Voor u ligt de nieuwe Museum-Praat. Waar het museum bezig is met een professionaliseringsslag, geldt dat ook voor Museum-Praat. De redactie wil met vaste rubrieken u een gevarieerd leesaanbod voorhouden. Zo vindt u hier o.a. informatie over de toekomstige inrichting van ons museum, een interview met onze directeur-conservator en een interview met één van onze vrijwilligers en een tweetal artikelen over objecten die na de opening in ons museum te zien zullen zijn. Uiteraard ook dit keer een gesprek met één van onze Gildeleden. De redactie wenst u veel leesplezier.
In dit nummer 2 3 4 5
Van de voorzitter Arie Breure Nieuw bestuurslid Rob Arnold Een vooruitblik Imagogoochel Een prent met een verhaal
6 7 8 9
In Memoriam Jan Willem Plug
Wie is Brigitte Rink? Nieuwe Gildeleden
10 11 Collectie De Witte Zwaan Willem van Leen, Bloemstilleven in een nis, 1801, olieverf op doek, 207,5 x 86,8 cm
Terugblik ‘Ode aan de hyacint’
12
Sabine Huls: ‘Bezoekers van De Zwarte Tulp moeten verrijkt het museum uitkomen’ Stichting Kunstbeheer De Witte Zwaan Een Gildelid aan het woord
Van de voorzitter Samenstelling Bestuur Op 15 augustus hebben we, onder het genot van een glas wijn, afscheid genomen van enkele bestuursleden die zijn terug getreden en hebben we een nieuw lid welkom geheten. Het bestuur bestaat nu uit Marianne de Jong (vrijwilligerszaken/ personele zaken), Lysia Kralt (secretaris), Rob Arnold (Penningmeester) en ikzelf als voorzitter.
Rob Arnold Nieuw bestuurslid Rob Arnold, een veelzijdig man
Z
Een boeiende periode breekt aan
oals inmiddels wel duidelijk is heeft ons museum sinds kort een nieuw bestuurslid in de persoon van Rob Arnold. Om daar enige bekendheid aan te geven heeft de redactie hem benaderd. En als je dan vraagt naar zijn ‘verleden’ dan volgt er een heel enthousiast verhaal.
We staan als museum voor een uitdagende periode van vernieuwing. En het is prachtig dat ook Gildeleden prominent betrokken zijn bij onze plannen: KVDK en Stol als architecten en Horsman en Schaap als aannemers. De begrotingen van de aannemers en van Atelier Alkema (tentoonstellingsvormgever) zijn inmiddels goed gekeurd. Het zijn stevige begrotingen, hetgeen betekent dat we er met de fondsenwerving nog flink tegenaan moeten. Oorspronkelijk hadden we ons gericht op een bedrag van totaal €500.000. Maar, om de meest noodzakelijke wensen te kunnen realiseren willen we wat meer geld gaan ophalen. We zijn gelukkig met € 350.000 al een flink eind op weg dus ik heb er alle vertrouwen in dat een extra bedrag er wel in zit.
Rob: ‘Ik ben een geboren Amsterdammer (1946). Begonnen als boekhouder kwam ik vervolgens bij Fokker aan het werk in wat toen nog het begin van de automatisering was. We praten dan over de 70er jaren van de vorige eeuw. Het allereerste begin van wat nu als de ICT bekend staat. Dat boeide me heel erg en zo kwam ik bij het Automatiseringsbedrijf RAET te werken en hield me daar aanvankelijk bezig met de softwareontwikkeling. Later ging ik meer de commerciële kant op en benaderde ik (potentiële) klanten. En daar waren hele grote jongens bij, zoals ABN-AMRO, DeltaLloyd en ook de overheid. RAET werd gedurende mijn tijd overgenomen door Getronics’.
Drie nieuwe collecties De drie collectie-eigenaren (De Witte Zwaan, Collectie Nieuwenhuis en Stichting D.W. Leféber’s Memory) worden regelmatig op de hoogte gehouden en volgen de voortgang van de plannen nauwgezet en met veel enthousiasme. Recent heeft Sabine een presentatie gegeven voor Stichting De Witte Zwaan en het is ons voornemen datzelfde te doen voor CollectieNieuwenhuis en D.W. Leféber’s Memory. Ook het gemeentebestuur van Lisse staat van harte achter onze plannen. Dat waardeert het bestuur in hoge mate Met onze vrijwilligers hadden we op vrijdag 26 september een sluitingsborrel, om te markeren dat de uitvoering van de plannen gaat beginnen. U leest het: een uitdagende periode breekt aan. Arie L. Breure Collectie De Witte Zwaan Tilly Moes, Anemonen in aardewerken vaas, 1940, olieverf op paneel, 20 x 23 cm. P. Bruckmann, Vijfdelig Zilveren thee- en koffieservies met decoraties van narcissen (detail), ca. 1900 Glasfabiek Daum, Vaasje met decoraties van hyacinten, 1915, glas, 12 cm. Auguste Lüdecke-Cleve, Die Tulpenblüte am Ende, 1913, ploeverf op doek, 97 x 137 cm.
Momenteel woont Rob in Noordwijk, een gemeente waar hij het prima naar de zin heeft. ‘Maar eerst heb ik langere tijd in Amstelveen gewoond, kort bij Amsterdam. Al vele jaren zet ik mij in als vrijwilliger bij verschillende organisaties. Zo ben ik in Amstelveen eerst een aantal jaren politiek actief geweest als bestuurslid van één van de plaatselijke partijen. Later werd ik voorzitter bij het plaatselijke en regionale Rode Kruis’. En als hem dan gevraagd wordt hoe hij in Noordwijk terecht is gekomen, dan vervolgt hij met: ‘Wij kenden Noordwijk al wat langer, o.a. vanwege het strand, en uiteindelijk besloten we om hier naar toe te verhuizen. Mede door mijn vrouw die in de plaatselijke gemeenteraad werd gekozen groeide ook in Noordwijk ons netwerk en kwamen we met heel veel interessante mensen in contact. Zo kwam ik zelf in aanraking met het CHG (Cultuur Historisch Genootschap) en werd ik lid van de werkgroep ‘Bollenerfgoed’. Die werkgroep houdt zich met name bezig met (oude) bollenschuren, schaftkeetjes en alles wat daarmee samenhangt. Daarnaast zijn we momenteel bezig met de samenstelling van een ‘Atlas van Cultuur Historische waarden’. Vooral vanwege zijn activiteiten binnen het CHG kwam Rob in aanraking met Museum De Zwarte Tulp. ‘Bij de vergaderingen van het CHG ontmoette ik Arie Breure en ook Marianne de Jong,. En ja, dan komt van het een het ander en ben je zomaar opeens bestuurslid van dit museum. Daar was inmiddels de vacature voor een penningmeester ontstaan en daar werd ik voor gevraagd’. En als je hem dan vraagt wat boeit je nu in dit museum, dan komt zijn antwoord heel direct: ‘Ik ben heel enthousiast gemaakt door de plannen van Sabine, onze directeur/ conservator. Zij kan zo vol overgave vertellen hoe zij de toekomst van dit museum ziet. Het moet een beleving worden voor onze bezoekers, niet alleen streekgenoten, nee vanuit het hele land en het buitenland en voor alle leeftijden. En daar draag ik graag mijn steentje aan bij’.
2
N
Een vooruitblik Nog even en dan is het zover. Achtentwintig september om 17.00 uur sluiten we de deuren voor publiek. Tijdens de eerste weken van oktober zullen we onze collectie verhuizen naar een tijdelijke opslag. In de buurt van de opslag zal een kantoorruimte worden ingericht voor vrijwilligers die het leuk vinden om gedurende de sluitingsperiode werkzaamheden te verrichten op het gebied van collectiebeheer. Dit is namelijk een uitgelezen kans om de collectie nogmaals onder de loep te nemen en zo goed mogelijk te beschrijven in ons museumregistratieprogramma. De informatie in dit programma hopen we over een tijdje aan de website te kunnen koppelen, zodat bezoekers van de website in de toekomst, vanuit hun luie stoel, in de collectie kunnen zoeken naar afbeeldingen en informatie over de collectie.
Collectie De Witte Zwaan Aardewerkfabriek Tichelaar, Makkum (Friesland), Tegeltableau (detail), 1931 Chinees blauw-wit ‘kraak’ porseleinen schotel, ca. 1635, 47 cm.
De collectie van ons museum wordt uitgebreid met schilderijen, zilver, keramiek, glas, textiel en meubilair uit de collectie De Witte Zwaan, met prenten uit de collectie CollectieNieuwenhuis en met ‘spullen uit het vak’ van Stichting D.W. Leféber’s Memory. Met deze nieuwe aanwinsten kan Museum De Zwarte Tulp hét museum in de Bloembollenstreek zijn over het verleden, heden en de toekomst van de streek en de kunst en cultuur die daaruit opbloeit.
door Sabine Huls Hier moeten bezoekers aan de hand van actuele tentoonstellingen over oude en nieuwe kunst, geschiedenis en toekomst, aanverwante lezingen en rondleidingen, creatieve workshops, activiteiten en een stevig educatief programma voor scholen in de omgeving, het hele jaar rond de Bloembollenstreek kunnen beleven. Zodra het museum ontruimd is zal aannemer Horsman & Co beginnen met de grove verbouwing van het pand, waarna Bouwbedrijf Schaap zich samen met vormgever Ynte Alkema buigt over de nieuwe inrichting van het museum. Natuurlijk kunnen we bovenstaande ambitie niet alleen maar verwezenlijken met een mooi vormgegeven ‘jasje’. De inhoud is minstens zo belangrijk. Daarom zal er in de tussentijd hard gewerkt moeten worden aan de ontwikkeling van aantrekkelijke wisseltentoonstellingen, eventueel met bruiklenen van andere musea, interessante verhaallijnen voor jong en oud en allerlei activiteiten op het gebied van kunst en cultuur al of niet gelinkt aan de actualiteit. Ook gaan we op zoek naar mensen met kennis en kunde, bijvoorbeeld op het gebied van educatie, personeel en organisatie en onderhoud, die het leuk vinden om ons team te komen versterken. Voel je je geroepen of ken je iemand die hiervoor in aanmerking zou kunnen komen, laat het ons weten! Vooruitblikkend gaan we een spannende tijd tegemoet. Spannend, in de zin van ‘hoe het er allemaal uit gaat zien’, zowel op het gebied van organisatie als op het gebied van uitstraling naar binnen en naar buiten toe. Al met al denk ik dat we er alleen maar op vooruit zullen gaan en een nog veel mooier museum terug zullen krijgen, waardoor in de toekomst, meer en meer mensen de weg naar Museum De Zwarte Tulp zullen vinden.
Impressies
verbouwing museum vide
podium
hoofdtrap
3
Imagogegoochel
I
Uit: Gapen tegen een paard, januari 2001, geschreven door Pieter Vermeulen (†), (oud-voorzitter van de Bond van Bloembollenhandelaren) Ik til nooit zo zwaar aan bollenproblemen. We hebben er genoeg gelukkig. Stel je voor dat er niets meer te verhapstukken zou zijn. Maar geloof mij maar: de meeste van die problemen zijn oplosbaar. Dat is nog nooit anders geweest. Slechts een paar zijn niet oplosbaar, en daar leven we dan gewoon mee door. Je accepteert dat. Het is net als iemand met een wijnvlek. Of als iemand met een moeilijk uitpitbare wangpukkel. Leuk is het niet, maar het haalt niets uit je daarover te beklagen. Niettemin: kop op jongens! Want let op mijn woorden- of, voor jongelui onder ons: mark my words- ook onze onoplosbare problemen gaan er aan op den duur! Wij praten zo lang en zo intensief met elkaar, in zo onnoemelijk veel clubjes op zo onnoemelijk veel plaatsen, daar is geen probleem tegen bestand. Maar nu komt onze Minister van Binnenlandse Zaken. En die heeft een probleem. Hij heeft een stel imago-onderzoekers een zak geld toegestopt, en die lui zijn toen uitgezwermd over de ganse aardkloot, en die kwamen na jaren weer thuis (helaas) en wel met de boodschap: weet je hoe ze in het buitenland tegen Nederland aankijken? Hou je vast, je gelooft je oren niet: Nederland, dat is dat land met die molens en die klompen en die tulpen en die kaas! Nou vraag ik je! Dat kan toch niet, mensen! Nederland moet dat imago zo gauw mogelijk kwijt. Nederland moet een imago krijgen van, ja, weet je waarvan? Van milieuzorg en ruimtebeheersing. Nou ja. Inderdaad je gelooft je oren niet. Die molens en die klompen en die kaas zullen ons worst wezen natuurlijk. Maar er zijn er onder ons die zich zorgen maken over de tulp. De tulp, dat is voor ons toch het logo van ons imago. Een imago is het beeld dat je van iets hebt, en een logo is de visualisering daarvan. Ons imago is dat wij een land van tulpen zijn, en ons nationale logo is dan ook de tulp. Zo zien wij dat graag. En dat imago willen die jongens die net al die grote reizen gemaakt hebben nu een schop geven. De tulp moet de laan uit.
4
Wel, vakgenoten, ik zou er maar niet over in zitten. Het zal zo’n vaart niet lopen. Die vermaledijde tulp heeft immers al eerder onder vuur gelegen. Nederland moest naar een imago van hoogwaardige technische prestaties bijvoorbeeld, of van grenzenloze tolerantie, of van het poldermodel, dat is hoe fijn wij hier samenleven in een sfeer van schier permanent overleg. Dat is allemaal niks geworden. Want niemand kon iets bedenken dat enigszins uniek, en toch alleen maar positief was. De techniek, goed, maar als een ander land, dat niet zo moeilijk te bedenken is, opeens op ons blijkt voor te liggen? Dan zit je weer. En die beroemde tolerantie van ons, daar kan het buitenland al helemaal niks mee. Tolerant, jawel, tot we er (bedwelmd) bij neervallen. Nederland Narcostaat! riep Frankrijk, weet u nog? Ach mensen, we hebben al van alles gehad om voor ons nationale beeld en beeldmerk door te gaan. De tulp, dat is het gewoon. Maar wat dan te denken van de nieuwe belagers van de tulp, het Milieu, en zelfs de Ruimtebeheersing? Niks van denken. Gewoon laten doodbloeden. Want ook die dingen kunnen nooit iets worden. Milieu, nou misschien heel even, met als imago dat we daar gigantisch in investeren, en als logo een goedwillende bollenkweker die zijn MPS lijsten invult. Maar die Ruimtebeheersing, dat wordt als imago echt nooit wat. Ik zou niet weten hoe we dat in het vat moeten gieten. Zo onbeheerst als we de ruimte beheersen, dat doet geen land ons na. Wij beheersen de ruimte tot we geen ruimte meer hebben. In iedere graspol een heipaal, en op elke zandhoop een steen, dat is wat je om je heen ziet gebeuren. Beheersen, dat moet toch iets te maken hebben met in de hand houden, met grenzen aan een ontwikkeling stellen. En dat is precies de indruk die je niet krijgt als je al dat bouwen en asfalteren maar door ziet gaan. Wat moet trouwens het imago van Ruimtebeheersing als logo krijgen? De file als je het mij vraagt. Eén ding is duidelijk: wie uitgaat van de actualiteit zal iedere vijf jaar om een ander imago en logo beginnen te zeuren. Het is daarom beter om een logo te willen dat al vier eeuwen lang Nederland een ijzersterk imago heeft bezorgd. De tulp dus. Maar nog beter is het dan iets te nemen dat niets van de problemen van het heden of verleden met zich meedraagt. Iets dat nog moet komen, iets van de toekomst. En daarom stel ik voor: de Zwarte Tulp.
Een prent met een verhaal door Anne Nieuwenhuis
I
In de serie ‘Een prent met een verhaal’ laten we in deze aflevering van Museum-Praat een prent zien uit de CollectieNieuwenhuis van een bijzonder bolgewas met een interessante geschiedenis. Deze zomer heeft u volop kunnen genieten van de uitbundig bloeiende Agapanthus, ook wel bekend als Afrikaanse lelie of Kaapse lelie. Het frisse lange blad, de bolvormige bloeiwijze (10-20 cm) met enkele tientallen klokvormige bloemen in hemelsblauwe kleuren op flinke stengels van soms wel 100 cm, maken de Agapanthus tot een opvallende verschijning. Het is een populaire klassieke kuipplant die in de zomermaanden een zee van bloemen levert. Ook in de border doet de Agapanthus het goed. De laatste jaren worden de fraaie bloemen steeds vaker in feestelijke boeketten verwerkt. Agapanthus, een echte zonaanbidder, is oorspronkelijk afkomstig uit het zuiden van ZuidAfrika. Jan van Riebeeck stichtte in dienst van Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1652 de eerste Europese handelspost in ZuidAfrika. De nederzetting met Fort De Goede Hoop werd snel van groot belang voor de bevoorrading van VOC-schepen op de handelsroute naar en van Indië. De welvarende kooplieden en regenten in het vaderland wilden in de tuinen en op de terrassen van hun buitenplaatsen graag pronken met de onbekende vormen en kleuren van exotische planten die in de 17e eeuw uit het verre Afrika naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werden gebracht.
Zo weten we dat de Agapanthus, die toen Hyacinthus Africanus Tuberosus werd genoemd, in 1679 voor het eerst in West-Europa bloeide op het landgoed Oud-Teylingen in Warmond, niet ver van Lisse. De belangrijke diplomaat en rijke regent Hieronymus van Beverningh (16141690) wijdde zich op zijn buitenplaats aan het kweken van uitheemse planten. In zijn fraaie oranjerie waarin hij zijn sinaasappelbomen en andere (sub)tropische planten in hun kuipen kon laten overwinteren, bracht hij de onbekende Agapanthus in bloei. En hij oogstte er veel bewondering en lof mee. De naam Agapanthus, die pas in 1789 door de directeur van de ‘Jardin des Plantes de Paris’ Charles L’Héritier voor deze plant werd geïntroduceerd, is van Griekse afkomst. ‘Agapé’ betekent liefde en ‘anthos’ staat voor bloem. Het geslacht Agapanthus africanus behoort tot de lookfamilie en bevat zo’n 15 soorten met vele cultivars. De kleur van de bloemen varieert in vele tinten blauw en een enkele cultivar toont witte bloemen. Let op! Slakken zijn dol op het blad en de plant is zeer vorstgevoelig. Hoewel Zuid-Afrika de enige oorspronkelijke vindplaats van Agapanthus africanus is, heeft de plant zich op de Canarische eilanden, Madeira en op de Azoren kunnen verwilderen tot soms kleurige oerwouden. Overigens maakt de inheemse bevolking van Zuid-Afrika al heel lang gebruik van de medicinale krachten van gedroogde wortels van de plant voor de behandeling van onder meer hartkwalen. De Britse botanisch tekenaar Sarah Drake maakte in 1843 het imposante portret van de formidabele Agapanthus voor deze prent die werd gepubliceerd in Londen, in het gezaghebbende vakblad Edwards’s Botanical Register. Agapanthus africanus, Large-flowered African Blue-Lily Edwards’s Botanical Register, Dr John Lindley, vol. 29; James Ridgway, London, 1843 Tekenaar: Miss S.A. Drake Graveur: G. Barclay Kopergravure, handgekleurd Formaat: 23,5 x 18,0 cm CollectieNieuwenhuis: CN0561
5
Terugblik
‘Ode aan de hyacint’ door Wout Koster
O
Officiële opening Op vrijdag 7 maart was het gezellig druk in het museum. Meer dan honderd genodigden waren afgekomen op de officiële opening van de nieuwe wisseltentoonstelling ‘Ode aan de hyacint’. ‘Zoveel mensen in het museum geven mij altijd een echt museumgevoel, zei voorzitter Arie Breure in zijn openingstoespraak. Alle aanwezigen kwamen binnen langs twee rijen bakken met heerlijk geurende hyacinten die als speciaal welkom voor deze opening dienden. Arie nam tijdens de opening afscheid van Annemarie Schüller die vier jaar geleden als adviseur bij ons museum kwam. Zij was het die op het idee kwam
6
om een speciale tentoonstelling te wijden aan de hyacint en zij was ook de motor achter ‘Ode aan de hyacint’. Het museum is haar dan ook veel dank verschuldigd. Vandaar dat het bestuur had gemeend Annemarie de gouden museumspeld te moeten toekennen die door de voorzitter werd opgespeld. De onderscheiding ging gepaard met een mooi boeket bloemen. Aan de nieuwe tentoonstelling hadden veel mensen meegewerkt. Ook die werden speciaal vermeld. Onze eigen collectie hyacintenglazen is met het oog op deze tentoonstelling aangevuld met glazen uit de particuliere verzamelingen van Wim Granneman, Lenie en Peter Knijenburg, Hans en Garda van Tiggelen en Jet Schokker. Ook een aantal beeldende kunstenaars had medewerking verleend, zoals Mieke Verdegaal, Jacomien van Andel-Tromp, Evert Schellens, Jolanda Zwaan, Wout Ruigrok en Frank en Truus van der Velden. Allen werden door de voorzitter in de bloemetjes gezet. Twee mensen hadden een bijzondere bijdrage geleverd aan de expositie. Anne Nieuwenhuis en Piet Goemans hadden beiden een waardevolle inbreng gehad. Anne met een gedeelte van zijn collectie bloemenprenten en Piet Goemans was gevraagd ‘Ode aan de hyacint’ te openen. Na zijn toespraak verrichtte Piet, samen met Annemarie, de officiële opening van de tentoonstelling. Ze onthulden een zwarte hyacint die zich onmiddellijk thuis voelde in ‘De Zwarte Tulp’.
Hyacintenrit Op maandag 21 april was het opvallend druk in ons museum. Er zijn die middag ruim honderd bezoekers geteld. Dat zal te maken hebben gehad met Tweede Paasdag. Maar ook met het feit dat, in het kader van de Hyacintenrit, zo’n vijftig oldtimers die dag Lisse aandeden. Hans de Vries en Han van der Velden, beiden lid van de tentoonstellingscommissie, waren
op het idee gekomen om op die manier extra aandacht te vragen voor de tentoonstelling. De oldtimers stonden te pronken op het parkeerterrein tegenover de Ned. Hervormde kerk. De bezoekers konden die middag in de museumtuin ook het hyacintenmozaïek bewonderen, dat een aantal vrijwilligers van De Zwarte Tulp had gemaakt. Frank Rietdijk, Joop Warmerdam, Githa van de Zande, Lysia Kralt, Helena Vink, Ria van Broekhoven, Anita en Piet Weijers en Jan de Groot hebben daar een hele dag aan gewerkt. Het resultaat mocht er zijn.
Lezing In het kader van de tentoonstelling hield Kees Langeveld op 9 april een lezing over bloembollenglazen. Langeveld, zelf lid van de Bloembollenvazenclub, is een kenner en weet veel over het onderwerp te vertellen. Niet alleen over het ontstaan en de geschiedenis van bollenglazen, maar ook over waar ze vandaan komen, hoe ze geblazen worden en wat ze waard zijn. Langeveld liet tijdens zijn lezing allerlei verschillende typen hyacintenglazen zien, maar het leukste was nog dat hij alle aanwezigen mee kon nemen naar de tentoonstellingszaal, waar honderden glazen (onder andere de schitterende collectie Wyler-Meyer van De Zwarte Tulp zelf) ‘in levende lijve’ in vitrines stonden uitgestald. Hij kon op die manier zijn verhaal nog meer verduidelijken.
Ruilbeurs hyacintenglazen Het is bekend dat er in Nederland veel belangstelling is voor hyacintenglazen. Zoveel zelfs dat er ook mensen zijn die hyacintenglazen verzamelen. In het kader van de tentoonstelling werd daarom in ons museum op zondag 27 april een ruilbeurs voor verzamelaars van hyacintenglazen georganiseerd. Het was die middag opvallend druk in het museum en er heerste een geanimeerde sfeer. In totaal waren er vier standhouders. Zowel het museum als de standhouders hebben goede zaken gedaan, want de meeste bezoekers kwamen zowel voor de ruilbeurs als de tentoonstelling. Veel mensen gingen tevreden naar huis met nieuwe aanwinsten voor hun collecties.
Uit het gastenboek: ‘De geur blijft hangen. Altijd!’ ‘Magnifique musée. Très bon accueil. Nous avons découvert les mille facettes de la jacinthe et de la tulipe. Félicitations!’ ‘Wij waren hier voor het eerst en verbaasd dat het zo mooi geëxposeerd is. Prachtig & genoten.’ ‘Altijd weer prachtig. Leuk museum.’ ‘Wat enig om de mozaïekstekers te zien werken. Ben al een paar keer geweest, maar dit had ik nog nooit gezien. Veel succes en met Pasen kom ik vast kijken naar het resultaat.’ ‘Prachtige ontmoeting met de wereld der bollen. Goed gedocumenteerd en vriendelijke vrijwilligers. Hyacint mozaïekstekers was een kers op de taart.’
In Memoriam Jan Willem Plug Op 28 augustus is op 76 jarige leeftijd overleden Jan Willem Plug. Jan Willem was Gildelid van Museum De Zwarte Tulp en was tevens lid van de Fondsenwervingscommissie en actief betrokken bij het werven van fondsen ten behoeve van de aanstaande vernieuwing van ons museum. Jan Willem heeft zijn leven lang in het bloembollenvak gewerkt waarvan een belangrijk deel als directeur van de HoBaHo, samen met Joop Zwetsloot. Jan Willem was een icoon binnen het vak. Hij kende iedereen in het vak en iedereen kende Jan Willem. Hij genoot een groot vertrouwen van iedereen, werd vanwege zijn brede kennis en wijs inzicht geraadpleegd als er complexe problemen in de sector speelden, zoals vraagstukken op belastinggebied, bij faillissementen met grote impact of bij ingewikkelde fraudezaken. Jan Willem Plug hielp mee aan de oplossing. Mede door zijn toedoen (samen met Joop) heeft een aantal interessante en waardevolle kunstobjecten hun weg naar het museum gevonden. Jan Willem Plug, een mens die door velen gemist zal worden. We wensen Elly, kinderen en kleinkinderen sterkte bij het verwerken van dit verlies. Bestuur, Directie en vrijwilligers Museum De Zwarte Tulp
7
WieBrigitte is Rink? door Marius Nieuwenhuis
I
In het kader van een nadere kennismaking met een aantal min of meer (on)bekende vrijwillig(st)ers willen we u in volgende edities in een wisselend schema kennis laten maken met één van onze vrijwillig(st)ers.
Wie is Brigitte Rink? Mijn naam is Brigitte Rink-Ensink. Vanaf 2000 ben ik vrijwilliger in ons museum. Opgegroeid ben ik in Bussum, daar deed ik examen MMS, waar je je talen leerde spreken, ging daarna twee jaar naar de Kunstnijverheidschool in Amsterdam, wat later de Rietveld Academie werd. Zocht een baantje en leerde mijn man in de forenzentrein kennen. We trouwden in 1968, kregen drie kinderen en in 1975 zijn we met het gezin voor zes jaar naar Curaçao gegaan, waar ik drie diploma´s haalde in de creatieve vakken handwerken, handenarbeid en tekenen. Bij terugkeer was er tot mijn grote teleurstelling geen werk te vinden; het Ministerie van Onderwijs
8
had besloten dat er geen vakkrachten meer nodig waren op de scholen. Na een acclimatiseringjaar in Huizen verhuisden we naar Sassenheim wegens de benoeming van mijn man, Hans Rink, inmiddels drs. biologie geworden, tot directeur van de RMT School in Lisse. We kochten in Sassenheim een oud huis, en daar hebben wij veel tijd besteed om het te renoveren. De school werd opgeheven in 1988 en hij vertrok naar Veiling Flora in Rijnsburg. In 1996 is hij overleden. In 1992 ben ik kunstgeschiedenis gaan studeren in Leiden. En nadat ik was afgestudeerd in 2000, heb ik eerst nog wat onderzoek gedaan in het gemeentearchief van Oegstgeest, naar de vroegste vermelding van de`G` in OeGstgeest. Ik was lid geworden van de Monumentencommissie in Sassenheim en voor de Stichting Oud Sassenheim maakte ik een boek over de monumenten van Sassenheim dat in 2007 uitkwam. Af en toe schreef ik een artikel en gaf soms een lezing, meestal over buitenplaatsen. De geschiedenis van de Bollenstreek ligt mij zeer na aan het hart. Op dit moment ben ik lid van de Heemkunde groep van de VOL van Lisse en zoek ik uit wie er in de 16de eeuw in Lisse woonden, wie belangrijk was, welke waters er werden gegraven, welke wegen er waren en hun namen, en als het kan, zoveel mogelijk gegevens bij elkaar zoeken over de aller-vroegste tijd van het bestaan van Lisse. Veldnamen, personen, huizen, beroepen etc. om me een voorstelling van´vroeger´te kunnen maken.
Hoe kwam je in ons museum terecht? In september 2000 ben ik op aanraden van de vrijwilligster van het eerste uur, Elly van Os, begonnen met het vrijwilligerswerk in het Museum De Zwarte Tulp. Ik had net mijn bul gehaald en had jarenlang gestudeerd met haar man, Han van Os. Ik zocht iets om mijn kennis toe te kunnen passen. Na eerst van alles te hebben gedaan om de gang van zaken in het museum te leren kennen kwam ik al snel uit bij de tentoonstellingscommissie. Ik heb aan verschillende tentoonstellingen mee gewerkt tot 2005. Toen ben ik een poosje bij het Kasteel Keukenhof gaan werken.
Wat deed en doe je zoal in ons museum? Bij de tentoonstelling over het 350 jarig bestaan van de Trekvaart in 2007 ben ik weer op het museumnest teruggekeerd en deed ik mee met een collage van het Commissarissenhuis in Halfweg. Vanaf dat moment ben ik gebleven. Na nog wat tentoonstellingen
‘Buitens in de Bollenstreek´ in 2007 en ´Van Wildernisse tot Bollenstreek´ in 2008/9. Na wat voorbereidingen voor een tentoonstelling ten behoeve het 25 jarig bestaan ben ik overgestapt naar de registratiecommissie toen er een conservator werd aangetrokken. Samen met Carine Atzei zijn we het depot gaan aanpakken. Ieder voorwerp wordt door ons beschreven, opgemeten, van een nummer voorzien en krijgt ook een plaats toegewezen. Wat wij beschrijven wordt door Hans Schoute en Toon Derks in de computer gezet. De registratiecommissie is sindsdien uitgebreid met Peter Vink, voor de foto´s en voor de bibliotheek Gerard Beinsdorp met Ria Jansen. En Rob van Dijck als fotograaf van alles wat er in het museum te vinden is. Onze laatste klus was om alle tentoonstellingsposters te registreren en van elke poster twee stuks in een map te bewaren, om zo bij te kunnen houden wat er de afgelopen 27 jaar tentoongesteld is. Twee nieuwe (kunst)collecties krijgen een plaats in het museum en die moeten ook ergens een plek krijgen. Het is nu dus afwachten wat bij de komende verbouwing gaat gebeuren, om te zien waar wij alles kunnen gaan plaatsen. Ik heb het erg naar mijn zin in het museum. Er zijn altijd wel leuke voorvallen en er kan vaak gelachen worden. Voor zover ik het kan zien, is de sfeer heel prettig. Ik ken niet meer iedere nieuwkomer, en een ´smoelenboek´ is iets waar ik voor zou willen pleiten.
Wat vind je van de Bollenstreek en de bollenwereld? Ik vind het heerlijk om in deze streek te wonen. In ieder jaargetijde geniet ik van wat er op de velden gebeurt. Niet alleen in het voorjaar. Ook de inundaties op onverwachte plekken geven een verrassende blik met het spiegelende water. De strakke voren, die getrokken worden en die later bedekt zijn met stro, geven weer een heel ander ritme en kleur aan het landschap; ik geniet van alle afwisselingen. Je ziet om je heen waar het geld mee verdiend wordt. Nu er steeds meer teelt van andere gewassen is, komt er ook het hele jaar door nog meer kleur in het landschap. Bij wandelingen door de streek is mijn interesse in de geschiedenis van het landschap gewekt; ik ben mij steeds bewust waar vroeger de Keukenduin was, en waar het veengebied tussen de andere oude duinen. In mijn hoofd zit de kaart van Lisse van 1615. En vaak neem ik de echte kaart mee om precies te kunnen zien waar de mensen woonden.
Wat zou je willen veranderen? Ik zou graag zien dat er meer aandacht en ruimte komt voor een grote centrale rol als streekmuseum. Lisse kan, als centrum van de Bollenstreek, met zijn bollenveilingen, het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek (PPO), de voormalige tuinbouwschool waar heel veel mensen die in dit vak werken zijn opgeleid en de wereldberoemde Keukenhof versterkt worden door nog beter de historische en culturele functie van het museum in te zetten. Regionale en overkoepelende onderwerpen, zoals het inzichtelijk maken van het belang van de waterwegen in samenhang met de
afzanding, komt het historisch besef ten goede. Ook kan het museum een sterkere binding organiseren op cultureel gebied met de omliggende dorpen. Door meer contacten met oudheidkundige verenigingen in de regio kan de geschiedenis van de streek veel levendiger uitgedragen worden. Tijdelijke tentoonstellingen zouden ook kunnen gaan over elk dorp apart, en na twee maanden een volgend dorp. De oudheidkundige verenigingen kunnen dan zelf hun tentoonstelling samenstellen, met aandacht voor zowel hun verleden als wat er op dat moment in hun dorp te beleven is. Zo trek je veel meer bezoekers uit de regio. De diverse bedrijven in de omgeving kunnen meedoen en zo ook meer belangstelling krijgen. En bezoekers uit verdere streken krijgen zo een interessant overzicht van de geschiedenis van de Bollenstreek in al zijn facetten. Ook is de kunstcollectie van het museum een stimulans en moet blijvend in de belangstelling staan. Maar helaas, er is geen beleid voor aanschaf van het museum zelf. Als er op veilingen of rommelmarkten leuke voorwerpen die in onze collectie zouden passen, aangeboden worden, dan is er vanuit het museum nog geen aandacht voor.
Ooit iets speciaals meegemaakt? Als grappige anekdote kan ik hier vertellen over de keer dat we twee poppetjes in klederdracht kregen geschonken met de tekst ´Lassie´ erop. Ze waren behoorlijk gehavend. Maar wat moeten wij met poppetjes in het museum? Toen bedachten we dat er bij Lassie Toverrijst wel belangstelling zou kunnen zijn. We hebben de firma opgebeld. Die waren erg blij. De poppetjes waren na de oorlog op gespaarde punten te krijgen bij hun nieuwe snelkookrijst. Ja, ze wilden ze graag hebben, beschadigd of niet; dat kon wel gerestaureerd worden. Kortom, de poppetjes werden opgestuurd en wij kregen in het museum een doos met twintig pakken rijst als dank.
Nieuwe Gildeleden
Het museum verwelkomt onderstaande nieuwe Gildeleden: Homemade Catering op Maat, Lisse Nobels Machinefabriek, Katwijk Uitgeverij Verhagen, Katwijk Jora Vision B.V., Rijnsburg Zorgboodschap, Sassenheim Grignion Holding B.V, Voorhout
9
Sabine Huls ‘Bezoekers van De Zwarte Tulp moeten verrijkt het museum uitkomen’ door Wout Koster
S
abine Huls, voormalig directeur-beheerder van het Zandvoorts Museum, is nu ruim een half jaar de nieuwe directeur-conservator van ons museum. Reden voor de redactie van Museum-Praat om met haar te gaan praten over haar visie en verwachtingen. Zij kan daar met enthousiasme over vertellen.
‘Ik had het in Zandvoort erg naar mijn zin, maar het directeurschap van De Zwarte Tulp trok mij ook aan. Vooral de verbouwing was en is een grote uitdaging. voor mij. In Lisse vond ik een geoliede machine die, vooral ook dankzij de vele vrijwilligers, goed draait. Ik zie het nieuwe museum al helemaal voor me. Een lichte plek waar de bezoeker wordt ondergedompeld in alle facetten van het verleden, het heden en de toekomst van de bloembollencultuur. In mijn ogen moet een bezoeker van De Zwarte Tulp verrijkt het museum uit komen. Hij zal na zijn bezoek de streek beter hebben leren kennen en meer gaan waarderen. De Zwarte Tulp moet het museum van de Bollenstreek zijn waar je met je kinderen naartoe gaat, leuk wordt ontvangen met een kopje koffie, thee of een frisdrankje en waar je aan de hand van interessante verhalen en teksten, leuke anekdotes en foto’s en films, een beeld krijgt van de geschiedenis van de bloembollencultuur. Daarin spelen objecten uit die cultuur, zoals machines, werktuigen en gereedschap een belangrijke rol. Want die laten zien hoe het werk in ‘de bollen’ echt is geweest. De bezoeker kan zo als het ware zelf voelen en beleven wat dat werk inhield. Onze eigen prachtige collectie hyacintenglazen en de collecties van Anne Nieuwenhuis, De Witte Zwaan en J.W. Lefeber die het museum onlangs heeft verworven moeten het beeld compleet maken. Immers, bloemen hebben een belangrijke rol in de kunst gespeeld.
10
De Zwarte Tulp moet het nationaal bloemenmuseum van Nederland zijn dat laat zien hoe uniek de Bollenstreek is. Niet alleen aan mensen uit de Bollenstreek, maar ook daarbuiten. De wisseltentoonstellingen die we twee keer per jaar organiseren, zullen ook het unieke karakter van de Bollenstreek moeten laten zien, zoals een paar jaar geleden de tentoonstellingen over kardinaal Simonis, een bekende zoon van Lisse, of over winterlandschappen in de streek dat hebben gedaan. Ik vind de verbouwing heel spannend en heb zin om alles opnieuw in te richten, vooral omdat zoveel mensen, net als ik, zo enthousiast zijn.’
Een woord van dank en een nieuwe start Het is inmiddels duidelijk dat het museum over een nieuwe website beschikt. Dat betekent een afscheid van het oude, maar ook een afscheid van de webmaster, die jarenlang het beheer over de website heeft gehad en er voor zorgde dat de informatie zo up-to-date mogelijk was. Langs deze weg derhalve een meer dan “hartelijk dank” aan Nico Valstar, die deze taak fantastisch heeft volbracht. Alweer een paar jaar geleden, toen duidelijk werd dat er iets aan de website van het museum zou moeten veranderen, werd contact gezocht met Gildelid Paul van der Putten, die inmiddels al veel websites heeft gebouwd en eigenaar is van Pluslive, een bedrijf dat o.a. ook de marketing voor bedrijven verzorgt. Van der Putten heeft de eerste aanzet gegeven voor de realisatie van huidige website. Ook aan hem langs deze weg een woord van dank. De nieuwe start kunt u bewonderen op www.museumdezwartetulp.nl
Stichting Kunstbeheer ‘De Witte Zwaan’ door Joop Zwetsloot
dat is de officiële naam van een initiatief om op een bijzondere wijze kunstwerken te verzamelen. Hoe is dat zo gekomen….? In 1921 ging in de voormalige stalhouderij van Hotel Café Restaurant “De Witte Zwaan” op het Vierkant in Lisse de bloembollenveiling Holland’s Bloembollen-huis van start. Er waren drie oprichters: de heren Homan, Bader en Hogewoning, zij gaven hun bedrijf de handels-naam ”Hobaho” en kozen de witte zwaan als handelsmerk. De heren Harry en Joop Zwetsloot worden in de tweede helft van de 20ste eeuw eigenaar van dat veilingbedrijf, zij zijn kleinzonen van oprichter Homan (moeder was een Homan). Zij zijn van jongs af aan “vergroeid” geraakt met de bloembollen, zijn als het ware ook “betoverd” door de schoonheid van deze bolgewassen. Maar als ze ontdekken dat kunstenaars van alle tijden en windstreken deze bloemen als inspiratiebron gebruikten voor kunstuitingen ontstaat er bij hen een bepaalde resonantie en zij besluiten om op bescheiden schaal dergelijke kunst te gaan verzamelen. Iets later besluiten zij om dit in een Stichtingsvorm te doen en een bestuur samen te stellen met mensen die verstand en liefde voor kunst hebben. Zo komt Els Cevat, 17de eeuw specialist bij het veilinghuis Sotheby’s aan boord alsmede Peter Mookhoek die hoofd van de afdeling Fotografie van het Rijksmuseum in Amsterdam is en Frank Schermer Voest, de antiquair uit Lisse. Ook twee dochters van Harry en Joop nemen deel aan de bestuursvergaderingen met het oog op de continuïteit van de stichting. De idee om kunst te gaan verzamelen werd ook gestimuleerd doordat in het bedrijf Hobaho al enkele objecten aanwezig waren. Zo was er bij het 10 jarig bestaan door het personeel een tegeltableau aan het bedrijf geschonken wat in de hal van de zaak in een grote betegelde omranding met plantenbakken en een vijvertje in een wand was opgebouwd. Het hoofdtableau is daarvan bewaard gebleven, de omranding is bij een uitbreiding van de hal verloren gegaan. Het tableau is vervaardigd bij de tegelfabriek in Makkum in 1931. De voorstelling is een “luchtopname” van het veilingbedrijf met tevens een afbeelding van de oorspronkelijk start locatie bij “De Witte Zwaan”. De drie oprichters hebben zich ook laten portretteren door toenmalige schilders waarbij Manceau (portret Homan) een bekende bloembollenschilder was rond 1930 en Bart Peizel
(portret Hogewoning) een bekende bloemen- en portretschilder uit Amsterdam was. Die drie portretten hingen in het directiekantoor. Er was ook een fraaie kaart uit de 17de eeuw van Henric Hondius, waarop de latere bollenstreek tussen Haarlem en Leiden nog als een compleet duinlandschap te zien is. Dat was een cadeau voor de Hobaho van de Stichting Bloemencorso bij het 25 jaar bestaan van het Corso als dank voor het elk jaar ter beschikking stellen van de hallen voor de opbouw van het bloemencorso. Ans Maria Wortel “Moeder Aarde”, 1984 En het eerste kunstwerk wat Harry en Joop kochten was een gouache van Ans Wortel voorstellende Moeder Aarde; voor hen symboliseerde dit werk de vruchtbare grond waarop de bollencultuur haar bestaan in Nederland kon opbouwen. Toen de stichting met “professionals” werd uitgebreid werd ook het verzamelen professio-neler aangepakt. Niet langer was elke prent of schilderij met een bolgewas dus iets voor de collectie; nu werd planmatig naar alle kunst en kunstnijverheid gekeken: naar glas, naar aardewerk, naar zilver, naar meubelen en ook werd er gekeken naar alle kunststromingen. Het oudste stuk is een kleine tekening van een crocusbol van ca. 1540 en het nieuwste is een geweven textiel object uit 2011. Aanvankelijk werden de kunstvoorwerpen in de bedrijfsgebouwen van Hobaho in gangen en kantoren tentoongesteld ”ter lering ende vermaeck” Maar, nadat Harry en Joop het bedrijf aan de bloemenveiling Aalsmeer hadden overgedragen kwam de vraag op: wat nu? Al snel kwamen zij op de gedachte om de collectie te bestemmen voor presentatie in het Museum De Zwarte Tulp. Ook voor bezoekers van het museum zou het interessant moeten zijn om te beseffen dat de geschiedenis van de bloembollencultuur ook nog een “kunst”-aspect heeft. Op deze wijze kon de collectie ook betekenis krijgen als eerbetoon aan de bloembollensector waaraan Harry en Joop hun bestaan te danken hadden. Het museumbestuur heeft het plan opgevat om vanaf dit oktober nummer in de komende tijd elke keer in “Museum-Praat” aandacht aan deze collectie te besteden. In dit nummer hebben we stil gestaan bij de totstandkoming van de stichting “De Witte Zwaan”. In de volgende uitgave van “Museum Praet” gaan we de collectie van de Stichting nader bekijken.
Aardewerkfabriek Tichelaar, Makkum (Friesland), Tegeltableau, 1931 Henric Hondius, Kaart van Rijnland en Amstelland, 1629
11
Gildelid aan het Woord In de rubriek “ Een Gildelid aan het woord” ditmaal een gesprek met Gerard Heemskerk, vaste plantenkweker in Noordwijk. Gerard Heemskerk (63) uit Noordwijk lijkt zo veelkleurig als de producten die hij kweekt: vaste planten zoals Irissen, Hosta’s, Pioenen en Hemerocalissen in vele tinten. Hij leidt niet alleen een groot bedrijf maar is ook nog actief geïnteresseerd in de plaatselijke politiek, actief in organisaties die alles met het vak te maken hebben, maar bovenal ’altijd op zoek naar iets anders’, zoals hij zelf aangeeft. Hoe ’anders dan anderen’ hij zakelijk blijkt te handelen wordt gaandeweg ons gesprek over zijn leven tot nu toe duidelijk. In 1967 stapte hij, vers van de Tuinbouwschool, in het bedrijf van zijn vader. Het werken ging bij hem vooraf aan het leren. Dat bracht hem later door het volgen van niet minder dan twintig cursussen wel tot het kweken van producten met meerwaarde en het vermarkten over de hele wereld. Ook daarin bleek hij anders dan anderen te zijn. In 1965 was zijn vader na een ruilverkaveling in het Langeveld bescheiden begonnen met het telen van bloembollen. Maar al snel gaf Gerard er na zijn entree in vaders bedrijf blijk van ’er weinig zin in te hebben hetzelfde te doen als anderen’ zoals hij ons laat weten. Hij experimenteerde met het kweken van vaste planten, niet alleen iets anders dan wat anderen in de Bollenstreek deden, maar bovendien veel minder concurrentiegevoelig. ’Zijn’ eerste producten bracht hij op zestienjarige leeftijd achter op de bromfiets naar de veiling. Na twintig jaar blijkt het kweken van vaste planten de core business van het bedrijf te zijn!
Over de hele wereld
Het bedrijf werd successievelijk uitgebreid tot wat het nu is: een kwekersbedrijf van naam dat continu werk biedt aan twintig mensen en al naar gelang het seizoen aan zo’n zestig personen voor enkele maanden. Een bedrijf, dat zijn afnemers vindt in vele landen in de wereld: in Europa, Amerika, China en Zuid-Afrika, waarheen dus rechtstreeks wordt geëxporteerd. Ook naar Rusland, waarvoor mogelijk – we spraken met hem twee weken na de ramp met de MH17 in Oekraïne – een handelsboycot wordt afgekondigd. ‘Wat moet, dat moet’ zegt hij, om er direct op te laten volgen: ‘Ik ben recent op de bonnefooi naar IJsland geweest en teruggekomen met een ordertje, nog wel klein maar wie weet’.
door Gerrit van Oosten
In het kader van ’anders dan anderen’ mag dit er wel zijn. ’Overigens verkopen we via onze webshop van een plant tot zeer grote aantallen’. Ook het zoeken naar producten die andere kwekers van vaste planten niet hebben valt in de categorie ’anders dan anderen’. Waar hij eerst zelf het veredelen deed heeft hij nu ook een professionele veredelaar in dienst. En ook op dit terrein kan hij iets melden: tot voor kort bleek de hemerocallis maar enkele weken te bloeien. ’Wij zijn er in geslaagd de bloeitijd van deze veelkleurige vaste plant naar vier maanden te brengen’.
Voldoening
Volgend jaar maart bestaat het bedrijf vijftig jaar. Nu al wordt daar aan gedacht en gewerkt. Een camera bij een van de hemerocalissen in zijn prive-tuin maakt continu opnamen van de plant van stek tot bloei. Dit moet onderdeel worden van een bedrijfsfilm die voor het vijftig jarig bestaan zal worden gemaakt als promotie-materiaal. Ook de nieuwe generatie staat in de startblokken om de leiding geleidelijk over te nemen. Zijn drie dochters hebben goede banen elders, zijn zoon zal een deel van de leiding op zich nemen. De continuïteit is dus verzekerd. ’Als ik terugkijk vind ik mijn grootste voldoening in het feit dat er zoveel mensen met plezier bij ons werken en van ons bedrijf kunnen leven.’
’Link’ naar museum
Als wij het gesprek op het museum brengen, zegt hij zich nog goed te herinneren hoe Joop Zwetsloot, initiatiefnemer en eerste voorzitter van Museum De Zwarte Tulp zo’n dertig jaar geleden bij hem aanklopte om mee te helpen het financieel mogelijk te maken dat het museum er zou komen. Hij is nu Gildelid en probeert de enkele malen per jaar georganiseerde Gildeavonden te bezoeken. ’Gezellig, maar bovendien vaak leerzaam en goed om te netwerken’ zo laat hij weten. ’Ik vind dat het museum een toegevoegde waarde aan de Bollenstreek geeft’. Het lijkt een open deur, maar hij meent het. Ook hierin is hij anders dan anders. Want welke kweker van bollen of vaste planten heeft op zijn zakelijke website een ’link’ naar Museum De Zwarte Tulp?
Gerard met een bos maandenlang bloeiende Hemerocalis
Colofon Gerard Heemskerk: ‘Met zoeken naar iets anders blijf je de concurrentie voor’.
Museum-Praat is een uitgave van Museum De Zwarte Tulp en verschijnt tweemaal per jaar Grachtweg 2a 2161 HN Lisse T (0252) 41 79 00 E
[email protected] W www.museumdezwartetulp.nl Redactieteam: Marius Nieuwenhuis Wout Koster Hein de Boer Gerrit van Oosten Sabine Huls Opmaak/druk: Drukkerij van Lierop Hillegom
12