Samenvatting resultaten afstudeerscriptie “Online Meetmethodes” Ida Stegmeijer, HES/HvA Hieronder volgt een overzicht per vraag met de bijbehorende resultaten. Alle respondenten werken voor minstens 10% van hun tijd met online media. De enquête was anoniem en met de gegevens is vertrouwelijk omgegaan.
1. Aan welke methodes denkt men het eerst om online pagina’s te meten (‘Top-of-Mind’ bekendheid) 1. Google analytics (37,5%) 2. DART (14,6%) 3. diverse begrippen 2. Aan welke methodes denkt men nog meer? (spontane naamsbekendheid) 1. Sitestat/nedstat (36%) 2. Google analytics (27%) 3. Omniture (13%) Verder zijn er nog andere methodes maar een enkele keer genoemd (Webtrends, snoobi, searchresult, hbx, webalizer, exhibitor, crawler, etc), of zijn er begrippen genoemd (drempels weg, lengte bezoek, downloads, spotlight, clicks, etc.). 3. Is men bekend met online tracking/ crossmediaal onderzoek/ Eyetracking/ A/B testing/ Multivariate testing? Een bijna gelijk percentage (ongeveer 80%) van de respondenten is bekend met online tracking en/of crossmediaal onderzoek en/of Eyetracking. - 58% van de respondenten gebruikt online tracking regelmatig. 6% van de respondenten geeft aan online tracking niet te gebruiken, - 23% van de respondenten gebruikt crossmediaal onderzoek regelmatig. 30% gebruikt het niet. - Geen van de respondenten gebruikt Eyetracking regelmatig, 17% gebruikt het soms. 64% van de respondenten maakt geen gebruik van Eyetracking.
A/B testing is bekend bij 57% van de respondenten. 25% van de respondenten gebruikt het ook regelmatig. 16% van de respondenten gebruikt het soms. Multivariate testing is bekend bij 46% van de respondenten. Daarvan gebruikt 10% de methode ook regelmatig en gebruikt 19% van de respondenten het soms.
Tabel 1. bekendheid met de vijf online meetmethodes
Online tracking Crossmediaalonderzoek Eyetracking A/B testing Multivariate testing
Kent het 81% 79% 81% 57% 46%
Gebruikt het (soms of regelmatig) 75% 48% 17% 42% 29%
Ruim driekwart (81%) van de mediaspecialisten maakt gebruik van één van de online meetmethodes en bijna alle respondenten (96%) kent minstens één van de meetmethodes. 4. Waarom kiest men wel of niet voor een bepaalde online meetmethode? Wel: “een methode werkt goed”, “ … zijn sterke kanten bewezen heeft” “…makkelijk in gebruik is”. (Deze redenen zijn voor alle methodes genoemt, behalve voor eyetracking. Daarvoor zijn namelijk bijna geen redenen genoemd om het wél te kiezen.)
Niet (zie ook onderstaande tabel): - Geen tijd en of middelen is de meest genoemde reden in totaal en is ook als enige bij alle vijf de methodes, hetzij in verschillende mate (zie onderstaande tabel 2.), als reden genoemd. - Online tracking wordt voornamelijk als niet passend bij het bedrijf gezien. - Crossmediaal onderzoek past vooral niet bij de projecten volgens de respondenten. Een project is ook pas geschikt voor deze methode als er meerdere media in voorkomen en gemeten moeten worden. - Voor Eyetracking zijn van de vijf methodes de meest diverse redenen genoemd, maar de meest genoemde reden is te duur. - Bij A/B testing weet ruim een derde van de respondenten niet waarom zij het niet gebruiken. De meest genoemde reden van respondenten die het wel weten is dat niet past bij het bedrijf. - Multivariate testing heeft een gelijke verdeling van respondenten over de drie redenen klant wil niet; past niet bij de projecten; geen tijd en/of middelen voor.
Tabel 2. Redenen om de online meetmethodes niet te gebruiken
Online tracking 1 te duur 2 klant wil niet 3 past niet bij onze projecten 4 geen tijd/middelen 5 geen antwoord 6 past niet bij ons 7 niet nuttig, te weinig baat van Totaal % Totaal van de respondenten die reden geven niet te gebruiken %
crossmediaal onderzoek Eyetracking 7% 33% 14% 12%
a/b testing
43% 33%
13%
33%
13%
33% 33%
14%
15%
13%
21%
12% 12%
38% 25%
67%
Multivariate testing
15% 100%
100%
100%
6%
29%
68%
100% 17%
5. Heeft men de intentie om naar aanleiding van dit onderzoek een bepaalde methode aan te bevelen? Deze vraag is gesteld om uit te vinden of zodra de respondenten een korte uitleg over de werking van de online meetmethodes heeft gehad, zij een methode zal willen aanbevelen.
* 40% van de respondenten geeft aan wel een methode aan te bevelen, naar aanleiding van deze enquête. 20% van de respondenten weet niet of ze naar aanleiding van de enquete een methode zal aanbevelen. Welke methode zou men willen aanbevelen? Online tracking 21% (21% van alle respondenten zei ja, 79% zei nee) Crossmediaal onderzoek 13% Eyetracking 15% A/B testing 19% multivariate testing 13% Nb. Bij deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk, het totale percentage is daarom per methode 100%.
* 40% (19) van de respondenten geeft aan niet een methode aan te bevelen aan een klant naar aanleiding van de enquête. Bevelen zij in het algemeen wel een methode aan? Welke beveelt men in het algemeen aan? Online tracking 14% Crossmediaal onderzoek 4% Eyetracking –
19%
A/B testing Multivariate testing Geen methode
6% 3% 13%
Nb. Bij deze vraag was maar één antwoord mogelijk, het totale percentage is daarom 40%. Percentages zijn berekend op alle respondenten.
13% van alle respondenten beveelt dus niet naar aanleiding van de enquete, nog in het algemeen een online meetmethode aan. 6. welk medium raadpleegt men graag om informatie over het vakgebied te vinden? (meerdere antwoorden mogelijk) Website/weblog 96% van alle respondenten geven aan een website te raadplegen en 75% van alle respondenten geven aan een weblog te raadplegen. De onderstaande procenten zijn van alle respondenten en de antwoorden van website en weblog zijn samengevoegd, aangezien regelmatig hetzelfde antwoord was gegeven. 1. Marketingfacts (29%) 2. Via google zoekmachine (13%) 3. Emerce en Dutchcowboys (11.5%) 4. frankwatching (7%) Andere genoemden zijn: adformatie, dutchcowgirls, bright, molblog, wired, hyped, webanalisten, adweek, mediaonderzoek etc.
Vaktijdschrift Een vaktijdschrift wordt door 58% van de respondenten genoemd als medium om informatie te raadplegen. Titel
Percentage van de respondenten die Percentage van alle een vaktijdschrift raadpleegt respondenten. 1. Emerce 31% 18% 2. Adformatie 29% 17% 3. Marketingtribune 11% 6% Verder nog o.a. Wired, Marketingrendement, Reclameweek, Bright, Tijdschrift voor de marketing Krant Een krant wordt door 8% van de respondenten genoemd. 1. Volkskrant
2. Parool 3. NRC/ NRC-next
Ander medium/tv programma Een ‘ander medium’ wordt door 8% aangegeven om informatie over het vakgebied te raadplegen. Onder een ander medium wordt vooral verstaan: mond-tot-mond: collega’s, netwerkborrels, kennissen. Een televisieprogramma wordt door niemand aangegeven als een bron van informatie over het vakgebied.
Algemene kenmerken respondenten: - In welke stad zijn de bedrijven waar de respondenten werkzaam zijn gevestigd: Amsterdam (36%) Den Haag (11%) Haarlem, Amstelveen, Arnhem (ieder 7%) Rotterdam, Utrecht, Hilversum, Maastricht, Eindhoven (ieder 4%) Zaltbommel, Liempde, Hoorn, etc. Nb. (elk bedrijf is maar één keer meegerekend) - Hoeveel medewerkers hebben de bedrijven waar de respondenten werkzaam zijn: Minder dan 5 6-10 11-25 Meer dan 26
(12%) (4%) (29%) (54%)
- Wat zijn de functies van de respondenten: Mediaplanner (48%) Projectmanager, strateeg (40%) Eigenaar mediabureau (12%) - Tijdbesteding aan online media van de respondenten: 0-20% 21-40 41-60 61-80 81-100
(31%) (25%) (15%) (8%) (21%)