Masterproef Politieke Communicatie
Moslim = Terrorist? Associatief priming door de Belgische krantenmedia en het effect op Belgische burgers
Studente Babette Gommers
Promotor: Prof. Dr. Stefaan Walgrave Verslaggever: Prof. Dr. Christ'l De Landtsheer Master Politieke Communicatie (www.politiekecommunicatie.be) Rolnummer student(e): 20110063 Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen Academiejaar 2014-2015
Sleutelwoorden: Associatief priming, islam, terrorisme, krantenmedia, cognitief effect In dit onderzoek passen we de theorie van associatief priming toe op de Belgische krantenmedia en burgers. Deze theorie zegt dat wanneer iemand frequent of recent wordt blootgesteld aan een link tussen moslims en terrorisme, deze link wordt overgenomen in het associatief netwerk van die persoon. Wanneer hij/zij dan aan moslim denkt, zal hij/zij ook meteen aan terrorisme denken en andersom. Deze associatie is daarentegen nefast voor de religie en haar gelovigen aangezien terrorisme een inherent negatief concept is. Daarnaast heeft een dergelijke associatie ook enkele affectieve effecten zoals een beïnvloeding van onze attitude ten aanzien van moslims. Om deze theorie te bevestigen, werd eerst nagegaan of krantenmedia de associatie maken en vervolgens of krantenlezers deze associatie overnemen. Een inhoudsanalyse van de krantenberichtgeving (19982015) maakt duidelijk dat er vandaag een sterke link bestaat tussen moslims en terrorisme. Dit gebeurt sterker in kwaliteitskranten en in Franstalige krantenmedia. Vervolgens bleek uit de resultaten van de survey dat krantenlezers inderdaad een sterkere associatie maken. Verder bleken een jonge leeftijd en een rechtse positionering op het politieke spectrum belangrijke voorspellers.
Dankwoord Hoewel ik erg trots ben op het resultaat van dit laatste jaar peinzen, proberen en vooral zwoegen, heb ik ook af en toe eens gevloekt. Zonder de motivatie, hulp en interesse van anderen, had deze thesis niet dezelfde geweest. Ik wil hen dan ook expliciet bedanken. Eerst en vooral bedank ik mijn promotor, professor Stefaan Walgrave om open te staan voor het onderwerp dat ook voor hem onbekend terrein was. Daarnaast wil ik hem met nadruk bedanken voor de altijd enthousiasmerende mails en gesprekken. Dankzij zijn professionele kennis, hulp en begeleiding kwam ik tot dit resultaat. Bij deze: bedankt! Daarnaast ben ik ook veel dank verschuldigd aan professor Ruud Wouters en Christophe Lesschaeve. Bij hen kon ik, zelfs op vakantiedagen, terecht voor hulp bij het opmaken en versturen van de survey. Ze hebben op die manier rechtstreeks bijgedragen aan het resultaat van mijn thesis. Ik ben er mij van bewust dat je een studie nooit alleen doet, en er zijn dan ook nog enkel personen die een meer dan eervolle vermelding verdienen. Als eerste wil ik graag mijn vriend Dennis bedanken voor de lange dagen van samen coderen en tellen. Ik zou ook graag van de gelegenheid gebruik maken om me te verontschuldigen voor het berokkende thesisleed. Daarnaast bedank ik mijn vrienden Ian, Lino en Toni voor de meer dan welkome ontspanning en hun vermogen tot relativeren. Ook Jordi wil ik graag bedanken voor het taalkundig nalezen van mijn thesis. Als laatste richt ik mij tot mijn ouders en thuisfront: honderdmaal dank voor de onaflatende morele steun. Dankzij jullie ben ik in staat om deze thesis af te leveren en mijn studie af te ronden.
Inhoudsopgave
1
Inleiding..................................................................................................................... 1
2
Literatuurstudie ......................................................................................................... 4 2.1
Mediaberichtgeving over terrorisme en islam................................................................. 4
2.2
Associatief priming ........................................................................................................ 7
3
Onderzoeksvragen ................................................................................................... 11
4
Resultaten ............................................................................................................... 14 4.1
Inhoudsanalyse van de Belgische krantenmedia ........................................................... 14
4.1.1
Opbouw van de analyse ................................................................................................ 15
4.1.2
Resultaten...................................................................................................................... 18
4.1.3
Samenvatting ................................................................................................................. 29
4.2
Survey ......................................................................................................................... 32
4.2.1
Opbouw van de survey .................................................................................................. 32
4.2.2
Resultaten...................................................................................................................... 36
4.2.3
Samenvatting ................................................................................................................. 50
5
Conclusie en discussie .............................................................................................. 54
6
Normatieve conclusies ............................................................................................. 57
7
Bibliografie .............................................................................................................. 60
8
Bijlagen.................................................................................................................... 63
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
1
Inleiding
“Uit woordassociaties bij kleuters blijkt dat het woord moslim steeds vaker gelinkt wordt aan terrorist, pig, praying en immigrant”, schreef journalist Hoefkens (2015) in De Standaard, “Brahim Aberkane vindt dat de media een verantwoordelijkheid dragen. Zijn voorstel: schrap het woord moslimextremist
uit
het
woordenboek.
De
daders
van
die
terreuraanslag
waren
ontoerekeningsvatbaar, psychopaten, achterlijk... Je kunt verschillende woorden bedenken, maar met de islam hebben zij niets te maken. Noem hen gewoon extremisten, zonder het woordje moslim.” Volgens dit krantenartikel worden moslims geassocieerd met terrorisme, zowel in de media als in het hoofd van kleuters. Brahim Aberkane zegt dat het linken van moslims aan terrorisme in de nieuwsmedia ervoor zorgt dat deze associatie in de hoofden van kleuters wordt versterkt. We kunnen in dat geval spreken van associatief priming. Dit houdt in dat wanneer twee woorden frequent of recent samen voorkomen in de krantenmedia, er een link of associatie ontstaat die geprimed wordt in de hoofden van de lezers. De associatie in krantenmedia wordt gekenmerkt door artikelen waarin men spreekt over islam en over terrorisme, of door een nieuwsaanbod waarin berichtgeving over terrorisme en over islam vaak samen voorkomen. Gegeven de recente oorlogen en conflicten, lijkt het bijna logisch dat deze krantenassociatie tussen terrorisme en islam voorkomt. Het omgekeerde, een link tussen moslims en terrorisme, zou daarentegen onterecht en normatief verkeerd zijn. Omdat terrorisme gekenmerkt wordt door geweld en intimidatie, kan het gezien worden als een inherent negatief iets. Een link tussen moslims en terrorisme zou de gelovigen en hun religie dan ook met deze negatieve connotatie kunnen besmetten. Toch zijn er verschillende academische onderzoeken die beide associaties bevestigen. Zo stelt Powell (2011) dat na de aanslagen op het World Trade Centre (11 september 2001), de Amerikaanse nieuwsmedia een verdachte terrorist meteen labelen als moslim. Ook Ruigrok en Van Atteveldt (2007) vonden dat moslims in Amerikaanse, Nederlandse en Britse kranten geassocieerd worden met terrorisme. Volgens de auteurs, creëer je hierdoor het idee dat islam en terrorisme hand in hand gaan. Daarenboven is een effect van de associatie in de krantenmedia op hun lezers niet uitgesloten. Anderson en Bower (2014) stellen dat het menselijk associatief geheugen bestaat uit een netwerk van associaties. Elk woord, concept, gebeurtenis, persoon enzovoort wordt gelinkt aan of geassocieerd met verschillende anderen. Als we aan iets denken, worden de associaties met de andere concepten ook actief. Volgens Hebb (2005) wordt een associatie sterker wanneer twee 1
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
concepten samen voorkomen. Higgins, Bargh en Lombardi (1985) vullen aan dat deze associatie nog sterker wordt, afhankelijk van hoe recent de twee woorden geprimed werden, of hoe frequent ze samen voorkomen. Een associatie tussen terrorisme en moslims zou dus geprimed en cognitief versterkt kunnen worden door het recent of frequent samen voorkomen van de twee concepten in de krantenmedia. Moest dit zo zijn, zouden we cognitief een link leggen tussen moslim en terrorisme waardoor we bij ‘moslim’ aan ‘terrorisme’ denken, en andersom. Volgens Tourangeau en Rasinski (1988) en Iyengar en Kinder (2010) gaat het echter verder dan een cognitief associatie-effect, maar worden ook de evaluatiecriteria die lezers hanteren aangepast. Daarenboven zou er na een volgehouden mediaassociatie tussen terrorisme en moslims, een negatief mediaframe kunnen ontstaan die moslims en hun religie in een negatief daglicht stelt. Terrorisme is immers een negatief concept op zich, dus als het gekoppeld wordt aan de islam, krijgen deze religie en haar gelovigen ook een negatieve connotatie. Op die manier kunnen de media ook de attitude van lezers ten aanzien van deze religie en gelovigen beïnvloeden en hebben ze dus een affectief effect. We willen in dit onderzoek meer te weten komen over een eventuele associatie tussen moslims en terrorisme in de Belgische krantenmedia. Is er sprake van associatief priming? En als dat zo zou zijn, vinden we dan een effect op de krantenlezers? Om na te gaan of de bovenstaande assumpties wel kloppen, bekijken we in dit onderzoek of de Belgische krantenmedia sinds 1998 meer schrijven over islam én terrorisme. Als de twee concepten vaak afzonderlijk voorkomen in artikels, worden ze beide afzonderlijk geprimed bij de lezer. Er is pas sprake van associatief priming en dus ook van primingeffecten, wanneer moslims en terrorisme vaak samen voorkomen in hetzelfde artikel. Een kwantitatieve inhoudsanalyse (studie 1) van 301.433 Belgische krantenartikelen zal hier duidelijkheid in brengen. Hierbij kijken we naar het aantal krantenartikelen dat spreekt over terrorisme, over de islam of eventueel over beide. Deze eventuele associatieve priming in de media, heeft belangrijke priming-effecten die we zullen onderzoeken aan de hand van een survey (studie 2) die afgenomen werd bij een panel van 817 Vlaamse personen. De survey zal duidelijk maken of de associatie tussen terrorisme en islam ook bestaat in het associatief netwerk van de krantenlezers. Onze studie bijt de spits af op verschillende vlakken. Ten eerste bestaat er weinig onderzoek naar de associatie tussen islam en terrorisme in krantenmedia en het effect daarvan op de lezer. Ook bestaat er nog geen longitudinale studie van Belgische krantenberichtgeving over islam, terrorisme, of eventueel over beide. Tot slot is er vandaag nog geen onderzoek gedaan naar de spontane associaties die de Vlaamse burgers maken bij het cue-woord “terrorisme”. In dit onderzoek vertrekken we voornamelijk van automatisch verzamelde data om van daaruit conclusies te kunnen
2
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
trekken. We gebruiken academische literatuur bij de opmaak van het conceptueel kader en een kort onderzoek naar theoretische achtergrond. In het volgende hoofdstuk ga ik dieper in op enkele belangrijke theorieën en interessante resultaten uit voorgaand onderzoek. Deze gebruiken we bij de opbouw van ons theoretisch kader. Vervolgens bespreken we de kwantitatieve inhoudsanalyse, de survey en hun resultaten. Daarna passen we de resultaten van dit onderzoek toe op de Belgische krantenmedia en Belgische burgers. Tot slot besluiten we met aanbevelingen naar de Belgische media toe.
3
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
2
Literatuurstudie
In dit hoofdstuk bekijken we het reeds gedane onderzoek over de associatie tussen moslims en terrorisme in de krantenmedia, het effect van die media-associatie op de lezer en de gevolgen daarvan. De bestaande literatuur zal in het volgende hoofdstuk als basis worden gebruikt voor onderzoeksvragen en hypothesen. We moeten vaststellen dat er al wel onderzoek is gedaan naar associaties in de media enerzijds en associatief priming en de priming-gevolgen anderzijds. Een combinatie van de twee onderzoeken is echter schaars. Daarbij beperkt het onderzoek over de associatie tussen terrorisme en islam in nieuwsmedia zich vooral tot de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en enkele andere Europese landen. In België is dit onderzoek nog niet gebeurd. Tot slot werden de bestaande onderzoeken voornamelijk opgestart naar aanleiding van de aanslagen van 9/11. De onderzoeksperiodes beperken zich dan ook tot voor de recente aanslagen op de kantoren van Charlie Hebdo in Parijs en het Joods museum in Brussel. We kunnen daarom zeggen dat ons onderzoek vernieuwend is.
2.1 Mediaberichtgeving over terrorisme en islam De inleiding van dit hoofdstuk maakt duidelijk dat er geen onderzoek bestaat over de specifieke associatie tussen islam en terrorisme in de Belgische krantenmedia. In dit onderdeel kijken we dan ook naar onderzoek dat uitgevoerd werd in andere landen en het dichtst aansluiten bij ons onderzoek. In een onderzoek naar hoe Britse krantenmedia de islam voorstellen, bekeek Baker (2010) gedurende 1999-2005 meer dan 30.000 krantenartikelen die verschenen in Groot-Brittannië. Dit gebeurde eerst op een kwantitatieve manier, waarbij er geteld werd welke verwijzingen het meest voorkwamen. Daarna volgde een kwalitatieve inhoudsanalyse, om de frames en schrijfstijl te onderzoeken. Baker kwam tot de conclusie dat voor de aanslagen van 11 september 2001 het aantal artikels over islam erg beperkt was. Dit werd gevolgd door een grote piek in september 2001 die doorliep tot begin 2002. Ook na 2002 bleef het aandeel artikels over islam en moslims hoger liggen dan voor september 2001. De volgende piek in nieuwsmedia vond plaats in juli 2005, als gevolg van de aanslag op de Londense metro (07 juli 2005). Daaruit leidt Baker af dat de terroristische aanslagen een mediafocus op islam als gevolg hebben. Norris, Kern en Just (2003) zagen dezelfde evolutie als Baker, met dat verschil dat Norris et. al. de evolutie van berichtgeving over terrorisme onderzochten, terwijl Baker zich focuste op de berichtgeving over islam. De laatsten zien net als Baker het blijvend verhoogd aandeel van de 4
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
berichtgeving over terrorisme na 9/11. Norris et. al. beschrijven 9/11 als een culturele schokgolf: het aandeel van berichtgeving over terrorisme is blijvend verhoogd en zorgt ook voor een veranderde manier van berichtgeving. Ook Powell (2011) onderzocht de berichtgeving over terrorisme in de Amerikaanse nieuwsmedia (2001-2010). Hij keek meer specifiek naar 11 terroristische gebeurtenissen die tussen oktober 2001 en januari 2010 gebeurden in de Verenigde Staten. Op artikelniveau ging Powell na hoe de verdachte gelabeld en gekenmerkt werd, hoe het motief beschreven werd, hoe groot de toekomstige dreiging werd ingeschat en hoe de slachtoffers geportretteerd werden. Deze kwalitatieve inhoudsanalyse bracht aan het licht dat de Amerikaanse nieuwsmedia slachtoffers portretteren als ‘persoonlijke helden’ en de verdachten als ‘moslims’. Als blijkt dat deze verdachte daadwerkelijk moslim is, worden er linken gemaakt met terroristische organisaties en met de War on Terror, een oorlog tussen islam en Amerika. Ook de toekomstige terroristische dreiging wordt hoger ingeschat wanneer de verdachte moslim blijkt te zijn. Als de verdachte uiteindelijk geen moslim is, worden er linken gemaakt met een verstoorde persoonlijkheid en wordt er benadrukt dat het om een geïsoleerde gebeurtenis gaat. Powell concludeert dat vooral het benoemen van de verdachte als moslim, er voor zorgt dat terrorisme en islam verbonden worden. Ruigrok en Van Atteveldt (2007) onderzochten op welke manier lokaal nieuws werd omgevormd tot globaal nieuws, en andersom. Een deelaspect van hun onderzoek was de berichtgeving over de aanslag van 9/11, de aanslagen op de metro van Madrid (11/03/2004), de moord op Theo van Gogh (02/11/2004) en de aanslagen op de metro van Londen (07/07/2005). Hierbij selecteerden ze alle Britse, Amerikaanse en Nederlandse krantenartikelen die over één van de aanslagen, over ‘terror’ of over ‘islam’ gingen. De auteurs gingen in dit sample van 140.456 artikelen op zoek naar symbolische frames: frames waarin de islam geassocieerd werd met iets negatiefs, of frames waarin islam geassocieerd werd met terrorisme. Het voorkomen van bepaalde sleutelwoorden in hetzelfde artikel zou hierop kunnen duiden (Pennebaker, 1993). Het werd duidelijk dat de aanslag van 9/11 enerzijds zorgde voor een frame waarin moslims geassocieerd worden met terrorisme. De aanslag op 9/11 zorgde anderzijds ook hier voor een schokgolf: de associatie tussen moslim en terrorisme daalde nooit terug naar het niveau voor 9/11. Naast de schokgolf van 9/11 bleken ook binnenlandse terroristische gebeurtenissen een soortgelijke schokgolf te veroorzaken in de berichtgeving over terrorisme, over islam en over beiden. Toegepast op de Belgische case zou dit betekenen dat 9/11 zorgt voor sterkere associatie tussen terrorisme en moslims én dat de aanslag op het Joods museum een trigger vormt voor een nog sterkere associatie. In dit onderzoek, gaan we een stap verder dan Baker, Norris et. al. en Powell en betrekken we ook de berichtgeving waarin islam en terrorisme samen voorkomen. Hierbij gaan we op een kwantitatieve 5
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
manier na hoe de berichtgeving over terrorisme en over islam varieert doorheen de tijd. Op basis van de bovenstaande onderzoeken, zouden we kunnen veronderstellen dat beide soorten berichtgeving toegenomen zullen zijn na de aanslagen van 9/11. Een associatie tussen terrorisme en islam werd echter niet kwantitatief onderzocht. Het onderzoek van Ruigrok en Van Atteveldt (2007) sluit sterk aan bij het onze, omdat ook hier op zoek wordt gegaan naar een associatie tussen terrorisme en islam. De auteurs bekijken echter enkel de associatie op artikelniveau, terwijl wij ook op zoek gaan naar associaties op niveau van het nieuwsaanbod. Als de berichtgeving over terrorisme tegelijk met de berichtgeving over islam fluctueert, is de kans dat je in dezelfde krant over terrorisme én over islam leest immers groot. Wanneer er vaak geschreven wordt over terrorisme en over islam, doen de krantenmedia aan agendasetting. Op die manier zullen beide onderwerpen salient worden en dus belangrijker worden geacht door de krantenlezers. Hierdoor worden beide onderwerpen meer toegankelijk en top-of-mind in het geheugen van de krantenlezers (Scheufele & Tewksbury, 2007). Als er vervolgens een associatie wordt gemaakt op het artikelniveau, zijn beide onderwerpen reeds top-of-mind en zal een eventuele cognitieve associatie versterkt worden (Hebb, 2005). Hoewel we bij het niveau van het nieuwsaanbod niet kunnen spreken over associatief priming, de beide concepten worden immers niet samen genoemd, zullen we dit omwille van het versterkend effect in de loop van dit onderzoek toch telkens aanduiden als een associatie op het niveau van de nieuwsmedia. Nog een verschil met het onderzoek van Ruigrok en Van Atteveldt is dat we zullen nagaan of deze eventuele associatie in de krantenmedia een effect heeft op de krantenlezers. Volgens de theorie van associatief priming, zal deze associatie immers cognitief worden overgenomen en zullen ook de krantenlezers een link maken tussen moslims en terrorisme. Een ander belangrijk verschilpunt met de voorgaande onderzoeken is te vinden in de onderzoeksperiodes. De bovenstaande onderzoeken beperken zich tot een periode voor de aanslagen op het Joods museum in Brussel (24/05/2014) en de aanslagen op de kantoren van Charlie Hebdo (07/01/2015). Deze aanslagen hadden voor ons land een sterk gevoel van nabijheid, want ze gebeurden in eigen land, of in een buurland. Daarbij zijn de daders in deze gevallen telkens Jihadi’s of geradicaliseerde moslims. België heeft zelf ook te kampen met radicalisering binnen de moslimgemeenschap en dus zouden deze aanslagen kunnen aanvoelen als home-grown-terrorism. Dit gevoel van nabijheid kan belangrijke implicaties hebben voor de perceptie van terroristische dreiging en dus ook voor de berichtgeving. Tot slot bestudeerden de auteurs voornamelijk Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en enkele Europese landen. De bevindingen zijn niet te veralgemenen naar de Belgische case, omdat ons land zich onderscheidt op vlak van mediasysteem, cultuur en geschiedenis. België telt twee mediasystemen met een onafhankelijke berichtgeving, werking en regels (Hooghe, 2007). 6
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Daarenboven telt ons land drie landstalen en twee onderwijssystemen, waardoor we voorzichtig kunnen spreken van twee verschillende culturen (Billiet, Maddens, & Frognier, 2006). Tot slot is onze geschiedenis van terrorisme ook erg verschillend van die van de andere landen. Pas recentelijk hebben wij te maken met terrorisme dat gemotiveerd wordt vanuit de islam. De perceptie van terroristische dreiging zal dan vermoedelijk ook anders zijn dan die in de Verenigde Staten of GrootBrittannië.
2.2 Associatief priming In het vorige onderdeel werd al aangehaald dat we nagaan of de theorie van associatief priming toe te passen in op de Belgische krantenmedia en krantenlezers. Daarom gaan we in een eerste stap na of er een associatie tussen moslims en terrorisme bestaat in de krantenmedia. In een tweede stap bekijken we of deze associatie doorstroomt naar de krantenlezers. In dit onderdeel bekijken we daarom wat voor effecten associatief priming heeft op diegenen die worden blootgesteld. Iyengar en Kinder (1987) stellen dat priming bestaat uit het trekken van aandacht naar bepaalde issues, in het nadeel van andere issues. Dit zorgt er voor dat bepaalde issues meer ‘top of mind’ worden wanneer je een evaluatie maakt. Zo stellen de auteurs dat de evaluaties van politici veranderen na het primen van een bepaald issue. Wanneer de media bijvoorbeeld het economische thema benadrukken, zullen politieke kandidaten bij de volgende verkiezing geëvalueerd worden op hun visie of prestaties op vlak van het thema economie. Priming wordt dan ook vaak gezien als een uitbreiding van de agendasettingtheorie, die stelt dat er een grote correlatie is tussen de nadruk die de media op een bepaald issue leggen en het belang dat het publiek aan dat issue hecht (McCombs & Shaw, 1972). Zowel bij priming als bij agendasetting wordt verondersteld dat mensen attitudes vormen op basis van issues die het meest salient en toegankelijk zijn voor hen bij het maken van een beslissing. Aangezien agendasetting issues meer toegankelijk of ‘top of mind’ maakt, kunnen massamedia de basis waarop mensen politici en issues evalueren beïnvloeden (Scheufele & Tewksbury, 2007). Naast het primen van issues, kunnen ook associaties geprimed worden. Associatief priming houdt in dat wanneer twee concepten, A en B, frequent of recent samen voorkomen er een sterke link wordt gemaakt in het associatief netwerk van de lezer (Collins & Quillian, 1969). Dit netwerk zorgt ervoor dat wanneer de lezer het ene concept A leest, ook meteen aan het andere concept B zal denken. Voorbeelden hiervan zijn de link tussen verpleegster en dokter of tussen schrijver en boek (Meyer & Schvaneveldt, 1971). Raaijmakers en Shiffrin (1981) vullen aan dat het recent samen voorkomen van twee concepten er voor zorgt dat deze associatie sterker wordt in het kortetermijngeheugen. Het 7
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
langetermijngeheugen is de grotere bron van aanvullende informatie over de context en het concept. De associaties in het langetermijngeheugen kunnen sterker worden door een herhaling (frequente associatie) van de twee concepten (Clark, 1970). Het associatief netwerk bevindt zich in het semantisch geheugen. Volgens Tulving (1972) bestaat het semantisch geheugen uit kennis over de wereld, over de geschiedenis, over historische en literaire figuren, over familie, over vrienden, over woordenschat, schrijven, rekenen enzovoort. Kortom, alle kennis die niet autobiografisch is. Het maakt verder onderdeel uit van het verklarend geheugen. Hierdoor kan een link of associatie tussen twee concepten uiteindelijk ook de manier van verklaren of interpreteren beïnvloeden. Wanneer een associatie in het associatief netwerk geactiveerd wordt, zorgen deze structuren voor een vergemakkelijking van het verwerken van informatie en van de evaluatie van de omgeving (Graber, 1988). We kunnen ons dit netwerk voorstellen als een complex geheel van relaties tussen concepten. Als vervolgens één concept geprimed wordt, zullen de linken tussen dat concept en andere concepten geactiveerd worden. Dit cognitief ‘associatief netwerk’ maakt dat wanneer we aan het ene concept denken, we ook automatisch aan de gelinkte concepten denken. Het associatief netwerk zorgt op die manier dat er structuur kan worden aangebracht in gedachten en dat gebeurtenissen sneller kunnen worden geïnterpreteerd of verklaard. Concepten die we dagelijks gebruiken, zijn zeer toegankelijk in dit associatief netwerk, maar wanneer de concepten nieuw of onduidelijk zijn, kunnen media de associatieve structuren versterken (Tourangeau & Rasinski, 1988). Net zoals in de communicatieve theorie, waarin priming een effect heeft op de cognities en attitudes van de mediaconsument, kunnen de media een priming-effect hebben op het associatief netwerk van deze mediaconsument. De cognitieve psychologie biedt ons meer inzicht in de effecten van associatief priming. Het wordt gezien als een proces waarin geactiveerde mentale associaties de evaluatie van andere concepten en ideeën beïnvloeden (Domke, Shah, & Wackman, 1998). De associaties die de media maken tussen concepten, hebben namelijk een effect op het associatief netwerk van de ontvanger in die zin dat de associaties daar versterkt worden. Dit gaat zo ver dat het effect heeft op de attitude van mensen. Een bepaald woord of beeld roept in het verklarend geheugen namelijk een reeks associatieve herinneringen op en beïnvloedt dan onbewust hoe een persoon de wereld interpreteert en zich gedraagt. Wilson en Brekke (1994) theoretiseren dit als een ‘mentale besmetting’. Wanneer een associatie ‘top of mind’ is door recente of frequente herhaling in de media, zullen we onbewust en ongewild denken of handelen naargelang die associatie. Kortom, de actieve associatieve structuren kunnen de evaluatie van de twee onafhankelijke concepten beïnvloeden (Iyengar & Kinder, 1987) en maken dat de twee concepten meer ‘top of mind’ of ‘salient’ worden (Anderson & Bower, 2014).
8
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Ferguson en Hassin (2007) bevestigden aan de hand van een experiment dat geprimde zaken in de nieuwsmedia associaties oproepen bij mensen. In het Amerikaanse nieuws wordt vaak een link gemaakt tussen de Verenigde Staten en oorlog en agressie. Om het effect van het nieuws te meten, werd in het experiment de ene groep nieuwskijkers geprimed met een nationaal symbool, zoals de vlag van Amerika. De andere groep nieuwskijkers werd niet geprimed. Tijdens dit experiment kregen de groepen verschillende taken: het aanvullen van woorden, omgaan met een computerdefect of het beoordelen van een persoon zijn/haar ambigu beschreven persoonlijkheid. Uit deze experimenten bleek dat de geprimde groepen meer agressief reageerden: de aangevulde woorden waren agressiever van aard, de respondenten reageerden agressiever op het computerdefect en ze beoordeelden de ambigue persoonlijkheid als agressief. De auteurs stellen dat nieuwskijkers een associatie tussen Amerika en agressie/oorlog hebben overgenomen van het nieuws. Wanneer ze vervolgens met ‘Amerika’ geconfronteerd worden, denken ze ook meteen aan ‘agressie’ of ‘oorlog’. Volgens Hebb (2005) komt dit omdat het tegelijk actief zijn van twee concepten in het geheugen, de associatie tussen die concepten doet vergroten. Zo groeit de kans dat het ene concept het andere in de toekomst zal activeren. Dit gebeurde in de Amerikaanse nieuwsmedia in die mate dat het de evaluatie of attitude beïnvloedde. Ook Norris et al. (2003) bewezen aan de hand van een telefoonsurvey bij de Amerikaanse burgers dat de media in staat zijn om de publieke opinie op een bepaalde manier te primen. In hun onderzoek kwam dat tot uiting in een gedaalde sympathie voor de islam of moslims. Uit deze onderzoeken blijkt dat wanneer de media een associatie tussen twee concepten A en B frequent of recent herhalen, de kijker of lezer deze associatie overneemt in zijn of haar associatief netwerk. Dit cognitief effect heeft als gevolg dat wanneer we aan concept A denken, we ook aan concept B denken, en andersom. Bovenstaande auteurs wezen ook allemaal op een affectief effect: naast de associatie die gecreëerd of versterkt wordt, wordt ook de evaluatie of attitude ten aanzien van de concepten beïnvloed. Toegepast op ons onderzoek, zal de inhoudsanalyse van de Belgische krantenmedia duidelijkheid scheppen in een eventuele associatie tussen terrorisme en moslims. Als deze associatie vervolgens recent of frequent geprimed worden door de media, kunnen we volgens de theorie van associatief priming veronderstellen dat de lezers onbewust ook de link tussen moslims en terrorisme maken. Dit beïnvloedt onze evaluatie of attitude ten aanzien van moslims en terrorisme. De eventuele associatie tussen islam en terrorisme heeft echter nog een ander belangrijk gevolg. Omdat terrorisme per definitie bestaat uit geweld, angst en terreur, zal ook islam een negatieve connotatie krijgen. Dit kan vervolgens expliciet tot uiting komen wanneer personen de religie en haar gelovigen negatief evalueren. Deze negatieve gedachten en gevoelens zorgen onder andere voor een 9
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
in- en uitgroep effect, waarbij moslims tot de uitgroep behoren en autochtonen tot de ingroep (Bodenhausen, Macrae, & Hugenberg, 2003). Een negatieve attitude ten aanzien van de religie en haar gelovigen, wil niet zeggen dat er ook negatief gedrag zal worden vertoond, maar dat wordt daarom ook niet uitgesloten. Voorbeelden van negatief gedrag zijn discriminerende handelingen zoals het uitsluiten of vermijden van contact met moslims
10
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
3
Onderzoeksvragen
Op basis van de literatuur die besproken werd in het vorige hoofdstuk bepalen wij onze onderzoeksvragen. Deze zullen beantwoord worden aan de hand van twee studies. De eerste studie bestaat uit een kwantitatieve inhoudsanalyse van de krantenberichtgeving waarin ‘terrorisme’, ‘islam’ of beiden worden genoemd. Het doel van deze eerste studie is nagaan of de kranten een associatie maken tussen moslims en terrorisme, of omgekeerd. De tweede studie gaat aan de hand van een survey na of deze eventuele associaties in het associatief netwerk van de burgers voorkomen. Hierbij willen we achterhalen in welke mate de krantenmedia verantwoordelijk kunnen worden geacht voor de eventuele cognitieve associaties. Voorafgaand onderzoek maakt duidelijk dat er sinds de aanslagen van 11 september 2001 een verhoogde berichtgeving bestaat over terrorisme én over islam (Baker, 2010; Norris et al., 2003; Powell, 2011). Andere auteurs vonden een associatie in de media tussen islam en terrorisme (Ruigrok & Van Atteveldt, 2007). Zoals in het vorige hoofdstuk al werd gezegd, gaan wij een stap verder dan hen: we gaan op een kwantitatieve manier na hoe de Belgische krantenberichtgeving over terrorisme, over islam en over beide evolueert doorheen een meer recente onderzoeksperiode. Daaruit kunnen we afleiden of er een associatie bestaat op niveau van het nieuwsaanbod en van de krantenartikelen. Onderzoeksvraag 1: In welke mate bestaat er in de Belgische krantenmedia een associatie tussen islam en terrorisme? In de bestaande literatuur werd duidelijk dat de aanslagen op de World Trade Centre van 11 september 2001 voor een schokgolf zorgden in de berichtgeving over terrorisme en islam. De berichtgeving kreeg een groter aandeel in de nieuwsmedia en de associatie tussen terrorisme en islam werd sterker. Volgens Ruigrok en Van Atteveldt (2007) wordt dit nogmaals versterkt na een binnenlandse terroristische gebeurtenis. We zouden er dan ook vanuit kunnen gaan dat de recente aanslagen op het Joods museum in Brussel voor een nieuwe evolutie in de berichtgeving zullen zorgen. Deze aanslag vond niet enkel plaats in ons land, maar werd ook gepleegd door Jihadi’s of geradicaliseerde moslims. Omdat België zelf ook te kampen heeft met radicalisering, zou dit het gevoel van nabijheid nogmaals kunnen verhogen. Deelvraag 1a: In welke mate varieert de associatie tussen islam en terrorisme in de Belgische krantenmedia doorheen de tijd? België is een unieke case met aparte twee mediasystemen: een Franstalige media en een Vlaamse media. Omdat de recente aanslagen voor het Franse landsgedeelte dichterbij waren, zou er een 11
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
verschil in berichtgeving kunnen bestaan tussen de Vlaamse en Franstalige krantenmedia. De nieuwswaarde ‘nabijheid’ zou immers kunnen zorgen voor een verhoogde berichtgeving of een sterkere associatie (Galtung & Ruge, 1965). Dit zou er niet enkel voor zorgen dat Vlamingen en Walen verschillend nieuws te lezen krijgen, maar mogelijkerwijs ook dat ze verschillende associaties en evaluaties maken. Deelvraag 1b: In welke mate varieert de associatie tussen islam en terrorisme tussen de Vlaamse en Franstalige krantenmedia? Naast de nieuwswaarde van ‘nabijheid’, is terrorisme ook ‘dramatisch’, ‘gewelddadig’, ‘negatief’, ‘angstig’, enzovoort. Dit maakt een terroristische gebeurtenis erg nieuwswaardig (Galtung & Ruge, 1965). Toch blijven terrorisme en islam voornamelijk buitenlandse issues. Omdat kwaliteitskranten relatief meer aandacht schenken aan buitenlands nieuws, zouden we meer berichtgeving over terrorisme en islam en een sterkere associatie kunnen verwachten in kwaliteitskranten. Deelvraag 1c: In welke mate varieert de associatie tussen islam en terrorisme tussen de Belgische populaire en kwaliteitskranten? Tot slot maakt de bestaande literatuur duidelijk dat associatief priming door de krantenmedia een effect heeft op het associatief netwerk van de lezer. Frequente of recente herhaling van deze associaties zorgen immers dat ze sterker worden in het associatief netwerk (Ferguson & Hassin, 2007; Iyengar, 1994; Norris et al., 2003). In dit onderzoek gaan we dan ook aan de hand van een survey na in welke mate de eventuele associaties in de krantenmedia doorstromen naar het associatief netwerk van de lezer. Ondanks het feit dat een survey andere verklarende factoren niet constant kan houden, zullen we de output als geldige resultaten beschouwen. Andere factoren die een invloed zouden kunnen hebben, zoals persoonlijke ervaring met terrorisme of politieke voorkeur, lijken onrealistisch of worden getest. De respondenten zullen waarschijnlijk nooit een terrorist ontmoet hebben en de kans dat ze ooit betrokken zijn geweest bij een terroristische gebeurtenis is bijzonder klein. We beschouwen de media dan ook als enige informatiebron bij terroristische aanslagen en de grootste verklarende variabele voor de associaties in de associatieve netwerken van de consumenten van krantenmedia. De survey kan echter geen causaliteit bieden en dus zou er ook een selectie-effect kunnen optreden. In dat geval zou een gevonden effect in de resultaten veroorzaakt zijn doordat de bestaande attitude van respondenten hen leidt in de keuze van nieuwsmedia (Blumler & Katz, 1974; Norris, 2001). Met andere woorden, iemand die een sterke associatie tussen terrorisme en islam maakt, kiest daarom een krant die ook sterk de associatie benadrukt. Omdat de respondenten zelf geen directe informatie kunnen inwinnen over eventueel ‘moslimterrorisme’ zonder de media als bron te hebben gebruikt, zullen we de resultaten van de
12
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
survey toch interpreteren als media-effecten. De mate waarin een eventuele associatie de keuze van een krant kan sturen, zal immers beperkt zijn. Andere factoren die de keuze van een krant bepalen, zoals opleiding of politieke attitude, zullen gecontroleerd worden. Onderzoeksvraag 2: In welke mate bestaat er een cognitieve associatie tussen islam en terrorisme in het associatief netwerk van de burgers? De theorie van associatief priming stelt dat enkel diegenen die blootgesteld worden aan de associatie, deze zullen overnemen. In ons onderzoek zouden we dan enkel de associatie kunnen terugvinden bij respondenten die minstens meermaals per week de krant lezen en dus eventueel blootgesteld worden aan een associatie tussen moslims en terrorisme. Deelvraag 2a: In welke mate bestaat er een cognitieve associatie tussen islam en terrorisme in het associatief netwerk van de krantenlezers? Tot slot werkt associatief priming met een frequency- en recency-effect. Dit houdt in dat een cognitieve associatie versterkt wordt door het recent of frequent geprimed worden met deze associatie. We zouden er dan ook vanuit kunnen gaan dat een krantenlezer van een krant die frequent deze associatie maakt, zelf ook sterker de associatie tussen terrorisme en moslim maakt. Andersom zal een krantenlezer die minder met de associatie geprimed wordt, zelf ook minder sterk de associatie maken. Het recency-effect kan niet worden getest in ons onderzoek, omdat we de respondenten maar op één tijdsmoment hebben bevraagd. We kunnen dus niet bewijzen dat een recente blootstelling zorgt voor een sterkere associatie. Deelvraag 2b: In welke mate kan een eventuele cognitieve associatie tussen islam en terrorisme worden verklaard door de gekozen krant?
13
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
4
Resultaten
In dit onderzoek werken we met twee studies. De eerste bestaat uit een kwantitatieve inhoudsanalyse van de Belgische krantenmedia (studie 1). Met de survey (studie 2), afgenomen bij een panel van 817 Vlaamse personen, onderzoeken we welke associaties opgeroepen worden bij de cue-woorden ‘moslim’ en ‘terrorisme’. De resultaten van studie 1 zullen ons inzicht geven in de relatie tussen berichtgeving in krantenmedia en terroristische aanslagen. Omdat we kijken naar berichtgeving die spreekt over terrorisme, over islam en over beiden, zal duidelijk worden of de media een verband leggen tussen terrorisme en islam. De resultaten van studie 2 zullen vervolgens duidelijk maken of deze eventuele media-associatie een impact heeft op de lezers van deze krantenmedia. Als dat zo is, spreekt men immers van associatieve priming en kunnen we vanuit de literatuur enkele effecten afleiden.
4.1 Inhoudsanalyse van de Belgische krantenmedia Deze kwantitatieve inhoudsanalyse bestaat meer specifiek uit een prominentieanalyse. Hierbij telden we het aantal krantenartikelen dat spreekt over terrorisme, over islam en over terrorisme en islam samen. Dit gebeurde maandelijks voor alle Belgische kranten in de periode van januari 1998 tot en met maart 2015. De databank Gopress werd als bron gebruikt, omdat daar dagelijks alle Belgische krantenartikelen worden gearchiveerd. De krantenartikelen die spreken over terrorisme, over islam en over de beide werden geselecteerd uit de totaliteit van krantenartikelen in de onderzochte periode. Hierbij werd geen onderscheid gemaakt tussen buitenlands of binnenlands nieuws. Uiteindelijk bleken 301.443 krantenartikelen over terrorisme, over islam of over beiden te gaan. Doorheen de inhoudsanalyse zal de focus liggen op drie terroristische gebeurtenissen: de aanslagen op het World Trade Centre (11/09/2001), de aanslag op het Joods Museum in Brussel (24/05/2014) en de aanslag op de kantoren van Charlie Hebdo in Parijs (07/01/2015). De aanslag van 9/11 bestond uit twee opeenvolgende aanslagen waarvan de eerste gericht was op de kantoren van het World Trade Centre in New York. Hiervoor werd gebruik gemaakt van gekaapte passagiersvliegtuigen. De tweede aanslag had het Pentagon als doelwit. Er werden tijdens 9/11 bijna 3.000 dodelijke slachtoffers gemaakt door de terreurgroep Al Qaida. Deze incidenten, samen met de ‘war on terror’ die volgde, zorgden voor een grote schokgolf in en buiten de Verenigde Staten. Uit de academische literatuur werd duidelijk dat dit zorgde voor een verandering van de berichtgeving. De aanslag op het Joods museum in Brussel bestond uit een schietpartij waarbij vier mensen gedood werden. De dader was een Franse Syriëstrijder. Deze gebeurtenis vond plaats in verkiezingstijd en 14
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
binnen een reeks van vertrekkende en terugkerende Syriëstrijders. Tot slot is er nog de aanslag op de kantoren van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo. Deze aanslag vond plaats in Parijs, waar twee Franse mannen, in naam van Al Qaida, twaalf dodelijke slachtoffers maakten door middel van geweerschoten. Deze aanslag was zowel geografisch als psychologisch zeer dichtbij. De gepercipieerde nabijheid werd verhoogd omdat België zelf een relatief groot aandeel geradicaliseerde moslims telt. Ook werd de aanslag op de kantoren gezien als een aanslag op de persvrijheid en bij uitbereiding op de democratie. We verwachten dat deze drie terroristische gebeurtenissen, net zoals 9/11 in de Verenigde staten, culturele schokgolven zullen veroorzaken in de Belgische berichtgeving over terrorisme. Doorheen deze analyse gaan we op zoek naar een eventuele associatie tussen terrorisme en moslims. Deze associatie kan zich op twee niveaus situeren: het niveau van het nieuwsaanbod en het artikelniveau. Bij de associatie in het nieuwsaanbod zal de kans groot zijn dat wanneer je in een artikel ‘terrorisme’ leest, je in dezelfde krant in een artikel ‘islam’ leest, en andersom. De relatie tussen de twee onderwerpen is dan sterk positief: wanneer de berichtgeving die spreekt over terrorisme stijgt/daalt, zal de berichtgeving die spreekt over islam ook stijgen/dalen en andersom. Bij een associatie op het artikelniveau, zal de kans groot zijn dat wanneer je een in artikel ‘islam’ of ‘moslim’ leest, in datzelfde artikel ook ‘terrorisme’ voorkomt. Omdat de concepten bij een associatie op het niveau van het nieuwsaanbod niet per definitie samen voorkomen in een krant, gaat het eerder om agendasetting. Beide onderwerpen worden dan meer salient en top-of-mind gemaakt. Volgens Hebb (2005) zorgt het tegelijk actief en top-of-mind zijn van twee onderwerpen voor een sterkere associatie tussen beide. Met andere woorden, een ‘associatie’ op het niveau van het nieuwsaanbod kan een associatie op artikelniveau versterken. Om deze reden spreken we doorheen dit onderzoek wel steeds van een associatie op het niveau van het nieuwsaanbod. 4.1.1
Opbouw van de analyse
Als we de definitie van terrorisme moeten afleiden uit krantenberichten, komen we niet tot een compromis. Het gaat dan immers over bomaanslagen en terreurdreigingen, maar even goed over hoe het plaatselijke jeugdhuis of luidruchtige scooters de buurt terroriseren. In de academische literatuur sluiten de definities sterker bij elkaar aan. Norris et al. (2003) veronderstellen dat intimidatie het doel is van een terroristische aanval. Terrorisme is volgens hen het systematische gebruik van intimidatie tegen burgers voor politieke doeleneinden. Enders en Sandler (2005) verbreden dit door ook sociale doelen toe te voegen. Schmidt (1984) vult verder aan dat de terroristische doelen specifiek, crimineel of politiek gericht zijn. In tegenstelling tot wat Norris et al. (2003) voorstellen, hebben terroristische acties dus niet enkel zuivere politieke doelen. De Cellules 15
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Communistes Combattant maakten bijvoorbeeld duidelijk dat het ook om politiek-economische belangen kon gaan en vandaag handelt Islamitische Staat ook eerder om politiek-religieuze belangen. We gebruikten deze nadruk op geweld en willekeurig gekozen slachtoffers bij de opbouw van een zoeksleutel. Het aantal krantenartikelen dat spreekt over terrorisme werd bepaald door in Gopress de volgende zoeksleutel in te geven: ((*terroris*) OR ((terreur*) AND (dode? OR gewonde? OR slachtoffer?)) OR "Al Qaida" OR Hamas OR "Cellules communistes combattantes" OR "Bende van Nijvel" OR "Irish republican army" OR "islamitische staat" OR "lichtend pad" OR "revolutionair Volksleger" OR ((*aanslag??) AND (dode? OR gewonde? OR slachtoffer?))1 Een groot deel van deze zoekterm bestaat verder uit uitgesloten artikels (NOT) omdat terrorisme, terroriseren of terreur vaak gebruikt werden in een andere context dan terrorisme in de exacte definitie van het woord. De ‘?’ zorgt ervoor dat eender welke letter op die plaats kan verschijnen. De ‘*’ zorgt ervoor dat er nog een woord kan worden aangeschakeld. Islam is, samen met het christendom en jodendom, de derde monotheïstische godsdienst. Ze werd gesticht in de zevende eeuw door Mohammed, de profeet van Allah hun God. De Koran bevat de visioenen die de profeet Mohammed kreeg gedurende zijn leven. Vandaag telt de islam meer dan een miljard gelovigen, moslims, wereldwijd. Concentraties zijn te vinden in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en delen van Azië. Ook zijn er twee grote afsplitsingen te herkennen: Sunni’s en Shia’s (Oxford Dictionary, 2015). Deze definitie van islam leidde ons in het opstellen van een zoeksleutel. Het aantal artikels dat spreekt over islam werd bepaald door in Gopress de volgende zoeksleutel in te geven: (islam* OR *moslim* OR soenni* OR sjii* OR soefi* OR Koran* OR (Khawarij OR Kharidji*) OR Ibadi* OR (allochto* AND "Noord-Afrika*"))2 De zoekterm die gebruikt werd om het aantal artikels over de combinatie van islam en terrorisme te bepalen, vormden we door een aaneenschakeling van de voorgaande zoektermen met het koppelwoord ‘AND’. Bij het opmaken van de zoektermen werden telkens tientallen krantenartikelen kort gescand om na te gaan of de zoekterm geen false negatives of false positives meerekent. Op die manier hopen we dat het grootste aandeel artikelen dat niet over het gekozen onderwerp gaat, werd uitgeschakeld.
1
Franse variant voor de Franstalige kranten: ((*terroris*) OR ((terreur*) AND (mort? OR blessé?? OR victime?)) OR "Al-Qaïda" OR Hamas OR "Cellules communistes combattantes" OR "Tueries du Brabant" OR "Irish republican army" OR "état islamique" OR "Sentier lumineux" OR ((bombardement?) AND (mort? OR blessé? OR victime?)) OR ((attentat?) AND (mort? OR blessé? OR victime?)) 2
Franse variant voor de Franstalige kranten: (islam* OR musulman* OR (sunnism* OR sunna*) OR (chiism* OR chiit*) OR alévisme OR soefis* OR koran* OR kharidjisme OR (allochto* AND "Afrique du Nord"))
16
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Tegelijk probeerden we om een zo groot mogelijk aandeel krantenartikelen te selecteren dat wel over het gekozen onderwerp ging. In de loop van het onderzoek wordt telkens gesproken van krantenartikelen die over terrorisme of over islam gaan. Omdat we aan de hand van de zoektermen enkel zeker kunnen zijn van het feit dat er in het krantenartikel over ‘islam’ of ‘terrorisme’ gesproken word, kunnen we echter niet garanderen dat het onderwerp van het krantenartikel ook daadwerkelijk islam of terrorisme is. Wegens tijdsgebrek konden we ons immers geen diepgaande inhoudsanalyse veroorloven en dus geen verdere en strengere selectie doen. Om het aantal berichten over terrorisme, over islam en over beide vergelijkbaar te maken over de kranten heen, zetten we deze aantallen om in relatieve percentages. De percentages zijn het aandeel van de gezochte krantenartikelen in het geheel. Bijvoorbeeld in de maand januari 1998 werden er 35.261 Belgische krantenartikelen gepubliceerd. Daarvan gingen 103 krantenartikelen over terrorisme. Dit maakt dat er een percentage van 0,3 procent wordt gegeven aan de berichtgeving over terrorisme in de maand januari 1998. Om deze percentages te berekenen, was nood aan een baseline: een gemiddeld totaal aantal Belgische krantenartikelen per maand. Om aan een goede baseline te komen, werden vier stappen doorlopen. In de eerste stap telden we hoeveel krantenartikelen er per maand gepubliceerd werden. Omdat dit een groot werk was, werden deze exacte aantallen slechts voor drie kranten geteld: De Morgen, Gazet Van Antwerpen en De Tijd. Met dit exact aantal krantenartikelen per maand konden we verder aan de slag. Ten tweede berekenden we hoeveel krantenartikelen er gemiddeld per maand verschenen. We zochten deze gemiddelden voor drie perioden: voor 9/11, na 9/11 en voor het Joods museum, en na het Joods museum. In De Tijd bleek bijvoorbeeld dat er in de periode na het Joods museum, gemiddeld 1.966 krantenartikelen per maand verschenen. Nadat dit voor de drie gekozen kranten en de drie afgebakende tijdsperiodes was berekend, werden de maanden vergeleken om tot een meest gemiddelde maand te komen. Ten derde werd er dus per periode één ‘gemiddelde maand’ per periode gekozen. Bijvoorbeeld, voor de periode voor 9/11 waren de gemiddelde maanden mei 2001 voor De Morgen, maart 2000 voor Gazet van Antwerpen en oktober 1998 voor De Tijd. Uit de vergelijking van deze drie maanden bleek oktober 1998 de meest gemiddelde maand te zijn. Dit werd voor elke periode gedaan. -
Gemiddelde maand in de periode voor 9/11: oktober 1998
-
Gemiddelde maand in de periode na 9/11, voor het Joods museum: december 2006
-
Gemiddelde maand in de periode na het Joods museum: augustus 2014
Tot slot werd er in elke overige krant te werk gegaan met de gekozen gemiddelde maanden. Dit wil zeggen dat er bijvoorbeeld in De Standaard voor de periode na het Joods museum enkel het exacte aantal krantenartikelen opgekocht werd in de maand augustus 2014. Dit aantal werd dan een schatting voor de andere maanden in diezelfde periode. Omdat de archivering van Franstalige 17
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
kranten in Gopress pas startte in 2000, werd mei 2001 de gemiddelde maand voor de periode voor 9/11. Ook Het Laatste Nieuws werd pas vanaf 1999 opgenomen in de databank en dus is voor de periode voor 9/11 de gemiddelde maand maart 2000. 4.1.2
Resultaten
Associatie tussen moslim en terrorisme in Belgische krantenmedia In Figuur 1 zien we een overzicht van de resultaten voor alle Belgische kranten. Dit werd per trimester ingedeeld om op die manier outliers enigszins te temperen. Voor een volledig overzicht van alle kranten per maand, zie Figuur 2 en Bijlage 1. Aan de hand van deze grafiek krijgen we alvast een visueel overzicht dat duidelijk maakt dat er een relatie bestaat tussen de berichtgeving over terrorisme, over islam en over beide. Telkens wanneer er een aanslag plaatsvindt, zien we immers een stijging in het aandeel van de berichtgeving over de drie onderwerpen. Deze aandelen van de berichtgeving over terrorisme, islam of beide, zijn af te lezen aan de hand van de bijhorende grafieklijnen. Zo had in september 2001, 3,2 procent van de artikels het onderwerp terrorisme. Omdat deze stijging vooral het geval is in de maand waarin de aanslag plaatsvindt, is dit nog duidelijker in Figuur 2 en Bijlage 1 achteraan. De verticale zwarte lijnen duiden de grenzen van de vier gekozen periodes aan: voor de aanslag van 9/11, na 9/11 en voor de aanslag op het Joods museum in Brussel, na de aanslag op het Joods museum en voor de aanslag op de kantoren van Charlie Hebdo, en na de aanslag op de kantoren van Charlie Hebdo.
18
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 1: Overzicht van alle Belgische kranten per trimester, N = 301.443
Figuur 2: Overzicht van alle Belgische kanten per maand, N = 301.443
19
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Als we deze relatie statistisch nagaan, wordt het vermoeden bevestigd. Er bestaat over de gehele onderzoeksperiode een positieve relatie tussen de berichtgeving over terrorisme en de berichtgeving over islam, met een correlatiecoëfficiënt van r = .875 die significant is met p < .01. Een positief cijfer dat de waarde van 1 benadert duidt op een sterke positieve relatie. Hieruit kunnen we afleiden dat wanneer de berichtgeving over terrorisme stijgt, ook de berichtgeving over islam stijgt, en andersom. Hiermee is bewezen dat er een associatie tussen islam en terrorisme bestaat op het niveau van het nieuwsaanbod. Wanneer we een artikel lezen over terrorisme, is de kans immers groot om in dezelfde krant ook een artikel over islam te lezen. Op die manier worden beide thema’s meer salient en dus top-of-mind bij de lezers. Om de eerste onderzoeksvraag (‘In welke mate bestaat er een associatie tussen islam en terrorisme in de Belgische krantenmedia?’) te beantwoorden, moeten we echter ook op zoek naar een associatie op artikelniveau. In Tabel 1 wordt deze associatie op artikelniveau aangeduid. De percentages geven weer hoeveel krantenartikelen over islam, ook over terrorisme gaan. Zo zien we dat in de periode voor de aanslagen van 9/11, in een tiende van de krantenartikelen over islam, ook gesproken werd over terrorisme. Als we de evolutie volgen, vinden we dat 9/11 ook in België voor een schokgolf heeft gezorgd. De schokgolf wordt versterkt door de aanslag van het Joods Museum en door de aanslagen op de kantoren van Charlie Hebdo. Sinds deze recente aanslagen, wordt in bijna de helft van de artikels over islam, ook over terrorisme gesproken. De kans dat je in een artikel over islam, ook leest over terrorisme, is dus bijna 50 procent. Uit deze tabel kunnen we afleiden dat er ook op artikelniveau een associatie bestaat tussen terrorisme en islam, waarbij over de hele periode gemiddeld in bijna een vierde van de artikels over islam, ook over terrorisme wordt geschreven. Tabel 1: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam, N = 193.295
Periode Voor 9/11 Voor Joods Museum Voor Charlie Hebdo Na Charlie Hebdo Gemiddelde
Aandeel van terrorisme én islam in totaal aandeel van islam 11,9% 23,0% 47,2% 47,6% 24,3%
Verder duidt de trendlijn in Figuur 1 aan dat er een evolutie is naar meer berichtgeving over een combinatie van moslim/islam en terrorisme. In tegenstelling tot wat dit suggereert, zeggen Enders en Sandler (2005) dat er vandaag niet meer terrorisme is dan vroeger. Een rapport van Europol gaat zelfs verder en zegt dat het aantal terroristische aanslagen in Europa daalt. Daarenboven werden slechts twee van de 152 aanslagen in 2013, uitgevoerd door moslims (Europol, 2014). Op het internationale toneel is dit vandaag anders en hebben we te maken met verschillende terroristische
20
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
organisaties en oorlogen in gebieden waar voornamelijk moslims wonen. Toch blijft de verhouding van krantenartikelen met associatie en krantenartikelen zonder associatie enigszins overdreven en ver verwijderd van de verhouding van moslimterroristen en ‘gewone’ moslims. De associatie is dan ook sterk vertekend in het nadeel van de islam en haar gelovigen. Variatie van de associatie tussen islam en terrorisme in de Belgische krantenmedia doorheen de tijd Norris et al. (2003) zagen dat de aanslag van 11 september 2001 voor een schokgolf zorgde in de Amerikaanse kranten. Uit Figuur 1, Figuur 2 en Tabel 1 konden we reeds afleiden dat er ook in de Belgische krantenmedia sprake is van die schokgolf. Het niveau van berichtgeving daalde na de aanslagen niet meer tot het niveau voor de aanslag. Daarnaast zorgden de aanslagen op het Joods museum en de kantoren van Charlie Hebdo voor nog een grotere focus op terrorisme en islam. Na de laatste aanslag in Parijs daalde de berichtgeving over terrorisme terug tot een het niveau dat gemeten werd na de aanslag op de metro in Londen (7 juli 2005). De berichtgeving over islam en over de combinatie van islam en terrorisme blijven op het niveau dat gemeten werd na de aanslagen van 9/11. Het lijkt er dan ook op dat de aanslag in Parijs op haar beurt voor een blijvend verhoogde focus zal zorgen. Dit kunnen we echter niet bevestigen omdat deze terroristische aanslag te recent plaatsvond. In Figuur 1 en Figuur 2 zagen we de evolutie van de berichtgeving over islam en terrorisme per maand en per trimester. Dit gaf reeds een sterke indicatie van een stijging in deze berichtgeving. In Figuur 3 wordt de berichtgeving berekend voor de verschillende periodes. Hier zien we dat het gemiddelde aandeel van de berichtgeving over terrorisme voor de aanslagen van 9/11 op 0,4 procent lag. Het gemiddelde aandeel van de berichtgeving over islam lag op 0,6 procent. Na 9/11 verschoven deze aandelen naar 0,9 procent en 1,1 procent. De grootste stijging is te vinden na de aanslagen op de kantoren van Charlie Hebdo. Hier gaat 3,4 procent van de berichtgeving in de Belgische kranten over terrorisme en over islam.
21
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 3: Aandeel van berichtgeving over terrorisme en over islam (gemiddelde van Belgische kranten), N = 301.443
Aandeel krantenartikelen over terrorisme en over islam 4,0% 3,4%
3,5%
3,4%
3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 0,9%
1,0% 0,5%
0,4%
1,1%
1,3%
1,5%
0,6%
0,0% Voor 9/11
Voor Joods museum Aandeel Terrorisme
Na Joods museum
Na Charlie Hebdo
Aandeel islam
Deze duidelijke stijging in berichtgeving over terrorisme en over islam duidt aan dat de focus doorheen de tijd steeds groter wordt. Ook de relatie tussen de berichtgeving over terrorisme en over islam wordt sterker doorheen de tijd. In Tabel 2 hebben we een overzicht van de correlatiecoëfficiënten. Een positief cijfer dat dicht bij 1 ligt, duidt op een sterke positieve relatie. Dit houdt in dat wanneer de berichtgeving over terrorisme stijgt die over islam ook stijgt, en andersom. In Tabel 2 kunnen we zien dat er voor de aanslag van 9/11 ook al sprake was van een sterke associatie tussen islam en terrorisme op het niveau van het nieuwsaanbod. Wanneer de berichtgeving over terrorisme steeg, steeg die over islam ook en dus wordt de kans dan ook groter dat wanneer kranten bericht over terrorisme, ze ook berichten over islam. Deze associatie is sterk in elke periode, maar wordt nog sterker na de aanslag op het Joods museum in Brussel. Charlie Hebdo lokt ook een erg sterke associatie uit, maar deze relatie is niet statistisch significant. Dit kan verklaard worden door de erg korte periode. Aangezien de periode na Charlie Hebdo slechts drie maanden telt, is de N in die periode ook veel kleiner dan die van de andere periodes. Tabel 2: Overzicht van correlatiecoëfficiënten van de berichtgeving over terrorisme en over islam, N=301.443
Periode Voor 9/11 Voor Joods museum Voor Charlie Hebdo Na Charlie Hebdo
Correlatiecoëfficiënten r = .899, p < .01 r = .748, p < .01 r = .908, p < .01 r = .995, p > .05
Het totaal krantenartikelen dat zowel over terrorisme als over islam gaat, heeft logischerwijs een aandeel in zowel de artikelen over terrorisme als over islam. We zagen in Tabel 1 reeds een overzicht 22
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
van dit percentage. Wat meteen opvalt, is de stijging doorheen de jaren. Na 11 september 2001 veranderden deze percentages van gemiddeld 10 procent naar bijna 25 procent. Ook hier wordt de schokgolf die 9/11 veroorzaakte bevestigd. Deze aanslagen op het WTC zorgden voor een andere manier van berichtgeven waarbij in Figuur 3 en Figuur 1 duidelijk werd dat de focus op terrorisme en op de islam in de krantenmedia enerzijds vergrootte en er een positieve relatie bestaat tussen terrorisme en islam anderzijds. Ook Tabel 1 maakte duidelijk dat er bij het schrijven over islam steeds vaker een link wordt gelegd naar terrorisme. De enorme aandacht die na Charlie Hebdo aan terrorisme en islam wordt gegeven, hangt af van verschillende factoren. Vermoedelijk is de rol van de geradicaliseerde moslims een sterke voorspeller in het verhaal. België heeft een relatief grote groep geradicaliseerde moslims die meevechten in het kamp van Islamitische Staat, een islamitische rebellengroep die een wereldwijd kalifaat willen bereiken. De stijgende aandacht voor terrorisme en islam halfweg 2014 hangt waarschijnlijk samen met de stijging van teruggekeerde en vertrekkende ‘Syriëstrijders’, meer informatie over de oorlogen in het Midden-Oosten, het Sharia4Belgium proces enzovoort. De rol van de twee geradicaliseerde moslims in de aanslag op Charlie Hebdo kan er dan ook voor hebben gezorgd dat deze aanslag gepercipieerd werd als een aanslag tegen België. De aanslag in Parijs is daarnaast ook een aanslag op een buurland. Geografisch kunnen we spreken van een sterke nabijheid. Dit gevoel van nabijheid wordt ook versterkt door de verhoogde terreurdreiging die volgde in ons eigen land en de arrestaties in Verviers. We kunnen voorzichtig stellen dat deze nabijheid ervoor zorgde dat de dreiging groter werd ingeschat dan bij andere terroristische aanslagen. De regering nam maatregelen zoals de inzet van het leger, meer blauw op straat enzovoort. De dreiging zou bijna als ‘tastbaar’ omschreven kunnen worden. Deze verhoogde gepercipieerde dreiging zorgde op haar beurt voor erg veel mediaaandacht. Variatie van de associatie tussen islam en terrorisme in de Vlaamse en Franstalige krantenmedia De nabijheid van de aanslag op kantoren van Charlie Hebdo en het Joods museum heeft nog een andere belangrijke implicatie. Zoals in Figuur 4 duidelijk wordt, legt men in de Franstalige krantenmedia vandaag in bijna 60 procent van de krantenartikelen over islam, een link met terrorisme. Verder wordt doorheen de gehele periode, meer dan in de Vlaamse krantenmedia, in de berichtgeving over islam ook over terrorisme gesproken. Er bestaat met andere woorden een sterkere associatie op artikelniveau aan de Franstalige kant van de taalgrens.
23
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 4: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 193.295
Aandeel van terrorisme én islam in totaal aandeel van islam 60,0%
56,0%
56,4%
50,0% 40,1% 40,0%
39,4%
30,9% 30,0% 20,0%
18,3%
18,6%
10,3% 10,0% 0,0% Voor 9/11
Voor Joods museum Vlaamse kranten
Voor Charlie Hebdo
Na Charlie Hebdo
Franstalige kranten
Ook op het niveau van het nieuwsaanbod zien we dezelfde tendens. In Tabel 3 krijgen we een overzicht van de correlatiecoëfficiënten. Hieruit kunnen we afleiden dat er aan beide kanten van de taalgrens een associatie bestaat tussen terrorisme en islam. Voor de aanslagen van 9/11 was deze associatie in de Franstalige krantenmedia reeds sterk, terwijl dat aan Vlaamse kant minder het geval was. Dit kan worden verklaard door de Waalse oriëntatie op de Franse media. In de inleiding werd reeds aangehaald dat de Franstalige en Vlaamse landsdelen van België twee verschillende mediasystemen hebben. Volgens onderzoek blijkt dat de Waalse krantenmedia zich sterker oriënteert op de Franstalige krantenmedia, dan op de Vlaamse krantenmedia (Goethals, Leclercq, & Carugati, 2009). Deze trend zou de algemeen grotere focus op terrorisme en islam kunnen verklaren. Frankrijk haar koloniaal verleden zorgt enerzijds voor een grotere focus op Noord-Afrika en de Maghreb (Davis, 2004). Daarnaast zien we in Figuur 4, Tabel 4 en Tabel 5 het verschil in associatiesterkte en focus tussen Vlaamse en Franstalige krantenmedia na 9/11 toenemen. Ook hier kunnen we de verklaring afleiden vanuit Frankrijk. Na 9/11 engageerde het land zich immers in de War on Terror en vocht ze met de Verenigde Staten en andere NAVO-naties tegen Al Qaida en de opkomst van het terrorisme vanuit de islam (Joffé, 2008). Aangezien academisch onderzoek uitwijst dat de Waalse media zich meer oriënteert op de Franse dan op de Vlaamse media, kan op deze manier de steeds hogere focus en associatie tussen terrorisme en islam verklaard worden. De verhoogde Franse focus op de twee onderwerpen, zou dan immers doorstromen naar de Franstalige Belgische krantenmedia.
24
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
De aanslagen op het Joods museum zorgden voor een sterkere associatie dan ooit tevoren. Deze associatie is wederom sterker aan Franstalige kant, dan aan Vlaamse kant. Aangezien deze aanslag zowel psychologisch als geografisch dichter bij was voor Wallonië dan voor Vlaanderen, kan dit verschil in de focus van de berichtgeving ook verklaard worden door de nieuwswaarde van nabijheid. De aanslag op het Joods museum was dichtbij voor beide landsdelen, maar de volgende acties in Parijs en in Verviers waren dichter bij Wallonië. Daarbij zorgt de Waalse oriëntatie op Frankrijk voor een gevoel van psychologische nabijheid. De aanslag kan dan immers ook gezien worden als een aanslag tegen Wallonië. Dit gevoel van nabijheid zorgt wederom voor een grote nieuwswaarde waardoor de Franstalige Belgische krantenmedia na Charlie Hebdo nog stijgt, terwijl die van de Vlaamse krantenmedia al weer daalt (Galtung & Ruge, 1965). Tabel 3: Overzicht van correlatiecoëfficiënten van de berichtgeving over terrorisme en over islam (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 301.443
Periode Voor 9/11 Voor Joods museum Voor Charlie Hebdo Na Charlie Hebdo
Vlaamse kranten r = .683, p < .01 r = .747, p < .01 r = .884, p < .01 r = .994, p > .05
Franstalige kranten r = .977, p < .01 r = .637, p < .01 r = .948, p < .01 r = .997, p = .05
Tabel 4: Aandeel van de berichtgeving over terrorisme (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 156.264
Periode Voor 9/11 Voor Joods Museum Voor Charlie Hebdo Na Charlie Hebdo
Vlaamse kranten 0,4% 0,8% 1,0% 2,2%
Franstalige kranten 0,6% 1,1% 1,6% 4,9%
Verschil 0,2% 0,3% 0,6% 2,7%
Tabel 5: Aandeel van de berichtgeving over islam (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 193.295
Periode Voor 9/11 Voor Joods Museum Voor Charlie Hebdo Na Charlie Hebdo
Vlaamse kranten 0,7% 1,2% 1,4% 3,1%
Franstalige kranten 0,6% 1,0% 1,5% 3,9%
Verschil -0,1% -0,2% 0,1% 0,9%
Verschil tussenpopulaire en kwaliteitskranten Met deelvraag 1c (‘In welke mate varieert de associatie tussen islam en terrorisme tussen de Belgische populaire en kwaliteitskranten?) willen we nagaan of er verschillen bestaan tussen associaties die gemaakt worden in populaire en kwaliteitskranten. In Figuur 5 krijgen we alvast een overzicht het aandeel berichtgeving over terrorisme en over islam. Deze grafiek maakt duidelijk dat kwaliteitskranten (in het rood) meer berichtgeven over beide onderwerpen. Verder is er in beide types kranten een stijging in de berichtgeving te zien na 9/11 en verder na de aanslagen op het Joods museum in Brussel.
25
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 5: Aandeel van de berichtgeving over terrorisme en islam (gemiddelde van populaire en kwaliteitskranten), N = 301.443
Aandeel van berichtgeving over terrorisme en islam 9,0% 7,8%
8,0%
8,2%
7,0% 6,0% 5,0% 4,0%
3,3%
3,0% 2,0% 1,0%
1,4%
1,0% 0,4% 0,3%
1,9% 0,5%
3,7%
2,3%
0,7%
2,1% 0,7%
2,0%
0,8%
0,0% Voor 9/11
Voor Joods Museum
Voor Charlie Hebdo
Na Charlie Hebdo
Terrorisme in populaire kranten
Terrorisme in kwaliteitskranten
Islam in populaire kranten
Islam in kwaliteitskranten
In Figuur 6 krijgen we een overzicht van het aandeel artikels over islam dat ook over terrorisme gaat. We zien dat kwaliteitskranten (in het rood) in krantenartikelen over islam meer de link leggen met terrorisme. Dit is te verklaren door het feit dat kwaliteitskranten meer buitenlands nieuws publiceren dan populaire kranten. Terrorisme en islam zijn immers nog steeds grotendeels buitenlandse issues. Daarnaast maakte de definitie van terrorisme duidelijk dat er vaak een politiek doel wordt gesteld door terroristische organisaties. Ook politiek nieuws is meer aantrekkelijk voor kwaliteitskranten en kan daarom ook een verklaring bieden voor het verschil in associatie tussen populaire en kwaliteitskranten. Omdat de aanslagen op het Joods museum en de kantoren van Charlie Hebdo sensationeel, dramatisch, negatief én dichtbij waren, zouden we kunnen verwachten dat deze aanslagen voor een verhoogde focus zorgden in de populaire krantenmedia (Galtung & Ruge, 1965). We zien inderdaad dat Charlie Hebdo zorgde voor een verdubbeling van de focus op islam en op terrorisme. Bij de kwaliteitskranten is de stijging echter nog sterker. Nieuwswaarden zoals nabijheid hebben met andere woorden gezorgd voor een stijging in de aandacht voor terrorisme en voor islam, maar toch blijft deze focus groter in de kwaliteitskranten.
26
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 6: Aandeel van krantenartikelen over zowel terrorisme als islam in het totale aantal krantenartikelen over islam (gemiddelde van populaire en kwaliteitskranten), N = 193.295
Aandeel van artikels over islam en terrorisme samen, in het totaal aantal artikels over islam 60,0% 51,3% 50,0% 41,8%
51,1% 43,5%
40,0% 26,4%
30,0% 18,9%
20,0%
13,6% 9,9%
10,0% 0,0% Voor 9/11
Voor Joods museum Populaire kranten
Voor Charlie Hebdo
Na Charlie Hebdo
Kwaliteitskranten
Om zeker te zijn gaan we de associatiesterktes statistisch na. In Tabel 6 zien we een overzicht van de correlatiecoëfficiënten die berekend werden. Hieruit kunnen we afleiden dat zowel populaire als kwaliteitskranten een sterke associatie maken tussen terrorisme en islam, zowel voor als na 9/11. Deze associaties werden nog sterker na de aanslag op het Joods museum in Brussel en de kantoren van Charlie Hebdo. De cijfers uit Tabel 8 en Figuur 5 tonen aan dat op het niveau van het nieuwsaanbod, zowel kwaliteitskranten als populaire kranten een sterke associatie maken. Als de berichtgeving over terrorisme toeneemt, zal in beide type kranten ook de berichtgeving over islam toenemen en andersom. Er bestaat met andere woorden een grote kans dat wanneer we een artikel over terrorisme lezen, we in dezelfde krant ook een artikel over islam lezen. Op het niveau van het artikel, vinden we dat de kwaliteitskranten een sterkere associatie maken dan populaire kranten. In meer dan de helft van de krantenartikelen over islam die in een kwaliteitskrant gepubliceerd worden, wordt vandaag de link gemaakt met terrorisme. Bij de populaire kranten gebeurt dit in 40 procent van de artikelen. Tabel 6: Overzicht van correlatiecoëfficiënten van berichtgeving over terrorisme en berichtgeving over islam, N = 301.443
Voor 9/11 Voor Joods museum Voor Charlie Hebdo Na Charlie Hebdo
Kwaliteitskranten r = .864, p < .01 r = .718, p < .01 r = .906, p < .05 r = .998, p < .05
Populaire kranten r = .844, p < .01 r = .744, p < .01 r = .892, p < .05 r = .992, p > .05
Als we deze gegevens verder verdelen naar enerzijds Franstalige populaire en kwaliteitskranten en anderzijds Vlaamse populaire en kwaliteitskranten, zien we aan Vlaamse krant grote verschillen. In 27
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 7 krijgen we een overzicht van alle kranten. De percentages geven weer in hoeveel van de artikelen over islam, er een link werd gemaakt met terrorisme. In de periode voor 9/11, werd deze link bijvoorbeeld in bijna zes procent van de artikelen in Het Laatste Nieuws gemaakt. De Vlaamse populaire kranten worden weergegeven in blauwtinten, de Vlaamse kwaliteitskranten in groentinten, de Franstalige populaire kranten in roodtinten en de Franstalige kwaliteitskranten in bruintinten. Aan Vlaamse krant zien we een groot verschil tussen populaire en kwaliteitskranten. De kwaliteitskranten maken in alle periodes een sterkere associatie dan de populaire kranten. In de periode na Charlie Hebdo wordt in bijna de helft van de krantenartikelen over islam, ook over terrorisme geschreven. In de populaire krantenmedia gebeurt dit in een derde van de krantenartikelen over islam. In beide groepen bestaat er een uitschieter: De Morgen scoort lager dan de andere kwaliteitskranten en Het Laatste Nieuws scoort hoger dan de andere populaire kranten. In de Franstalige krantenmedia is het onderscheid tussen populaire en kwaliteitskranten sinds de aanslag op het Joods museum van Brussel bijna onbestaand. Voor deze aanslag maakte voornamelijk de populaire krant L’Avenir deze associatie minder sterk. In de periode na de aanslag op de kantoren van Charlie Hebdo wordt in bijna 60 procent van de artikelen over islam, een associatie gemaakt met terrorisme. Le Soir en L’Avenir zijn hierin iets gematigder en doen dit in bijna 55 procent van de krantenartikelen. Figuur 7: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam, N = 193.264
Associatie tussen islam en terrorisme op artikelniveau 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0% Voor 9/11
Voor Joods Museum
Voor Charlie Hebdo
Na Charlie Hebdo
Het Laatste Nieuws
Gazet Van Antwerpen
Het Nieuwsblad
Belang Van Limburg
De Standaard
De Tijd
De Morgen
Dernière Heure
L'Avenir
La Libre Belgique
Le Soir
L'Echo
28
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
4.1.3
Samenvatting
Uit de resultaten van de prominentie-analyse naar terrorisme, islam en beiden in de Belgische krantenmedia werden drie zaken duidelijk. Ten eerste zien we dat er gedurende de gehele onderzoeksperiode in de Belgische krantenmedia een sterke associatie bestaat tussen terrorisme en islam op het artikelniveau. De kans dat je in een artikel over islam ook het onderwerp terrorisme zou lezen, was voor 9/11 lager dan erna. De binnenlandse aanslag op het Joods museum zorgde voor een nog sterke band tussen terrorisme en islam. Als we de associatie op het niveau van het nieuwsaanbod bekijken, zien we dat de kans dat je in dezelfde krant een artikel leest over islam en terrorisme over de hele periode relatief groot is. Op de eerste onderzoeksvraag (‘In welke mate bestaat er een associatie tussen islam en terrorisme in de Belgische krantenmedia?’) kunnen we dan ook antwoorden dat er over de gehele onderzoeksperiode een eerder sterke associatie bestaat tussen islam en terrorisme, zowel op het niveau van het nieuwsaanbod als op het artikelniveau. Deze associatie werd versterkt door de aanslagen van 9/11 en nogmaals door de recente aanslagen in Brussel en Parijs. Los van deze relaties zien we dat deze focus van de Belgische media doorheen de tijd toeneemt. Deelvraag 1a (‘In welke mate varieert de associatie tussen islam en terrorisme in de Belgische krantenmedia doorheen de tijd?’) kunnen we dus als volgt beantwoorden. Voor de aanslagen van 9/11 was er sprake van een beperkte focus op terrorisme en islam. Ook de associatie tussen moslims en terrorisme was voor 9/11 relatief klein op het artikelniveau. De associatie op het niveau van het nieuwsaanbod was daarentegen sterk. Deze associaties en focus, stegen na de aanslagen van 9/11. Zo werd in bijna een vierde van de artikelen over islam ook gesproken over terrorisme. We vinden een nog sterkere associatie terug na de aanslagen op het Joods museum en in Brussel en op de kantoren van Charlie Hebdo. Vandaag wordt er in bijna de helft van de artikelen over islam, ook terrorisme genoemd. Hier kunnen we spreken van een sterke vertekening in het nadeel van moslims. De mate waarin moslims geassocieerd worden met terrorisme is immers sterk overdreven en ligt ver verwijderd van de verhouding tussen moslimterroristen en ‘gewone’ moslims. Ten tweede observeerden we een associatie tussen terrorisme en islam in zowel Franstalige als Vlaamse krantenmedia. Deze associatie volgde aan beide kanten van de taalgrens de evolutie die gemeten werd voor de totale Belgische krantenmedia. Een belangrijk verschil na de aanslagen op het Joods museum, is dat er in de Franse media meer geschreven wordt over terrorisme, dan in de Vlaamse krantenmedia. Naast een verschil in focus, vinden we ook een verschil terug in associaties. Na de aanslag op het Joods museum en op de kantoren van Charlie Hebdo, wordt in meer dan de helft van de Franstalige artikels over islam ook gesproken over terrorisme. Aan Vlaamse kant is dit slechts het geval in 40 procent van de krantenartikelen. De associatie op artikelniveau is dan ook
29
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
sterker aan Franstalige kant. Bij de associatie op het niveau van het nieuwsaanbod is er sprake van een homogeniseringeffect. Voor 9/11 was er sprake van een sterkere associatie in de Franstalige krantenmedia, maar door de terroristische aanslagen die volgden, verdween dit verschil. Deelvraag 1b (‘In welke mate varieert de associatie tussen islam en terrorisme tussen de Vlaamse en Franstalige krantenmedia?’) kunnen we dus als volgt beantwoorden. Langs beide kanten van de taalgrens stijgt de focus op terrorisme en islam sterk na de aanval op het Joods museum en op de kantoren van Charlie Hebdo. De Franstalige krantenmedia hun focus op terrorisme steeg sterker dan die van de Vlaamse krantenmedia. De focus op islam is vergelijkbaar over de taalgrens heen. De associatie op artikelniveau is sterker aan Franstalige kant van de taalgrens. De kans dat je in een artikel over islam, ook terrorisme leest is dus groter in Franstalige media dan in Vlaamse media. De associatie op het niveau van het nieuwsaanbod is vergelijkbaar over de taalgrens heen. We zien een sterkere associatie aan Franstalige kant na de aanslagen op het Joods museum, maar dit verschil verdwijnt na de aanslagen op de kantoren van Charlie Hebdo. Tot slot bleek er een groot verschil tussen populaire en kwaliteitskranten in de associatie op artikelniveau. Kwaliteitskranten berichten niet alleen meer over terrorisme, islam en over beiden, maar hebben ook een sterkere associatie tussen de twee concepten. Na de recente aanslagen in Brussel en Parijs wordt in bijna de helft van de artikelen over islam, ook over terrorisme geschreven. In de populaire kranten gebeurt dit 10 procent minder. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat er in de kwaliteitskranten meer buitenlands en politiek nieuws aan bod komt. Terrorisme en islam zijn immers grotendeels een politiek buitenlands issue. Interessant is dat dit verschil tussen de populaire en kwaliteitsmedia vooral te merken is aan de Vlaamse kant van de taalgrens. Tussen de Franstalige populaire en kwaliteitsmedia beperken de verschillen zich sinds de aanslag op het joods museum tot vijf procent. Deelvraag 1c (‘In welke mate varieert de associatie tussen islam en terrorisme tussen de Belgische populaire en kwaliteitskranten?’) kan als volgt beantwoord worden. Op het niveau van het nieuwsaanbod, maken zowel kwaliteitskranten als populaire kranten een sterke associatie tussen terrorisme en islam. Deze associatie evolueert logischerwijs op dezelfde manier als het gemiddelde van de Belgische kranten en wordt dus sterker na de aanslag op het Joods museum. De associatie op het artikelniveau is daarentegen sterker in kwaliteitskranten. Na de aanslagen op het Joods museum in Brussel, wordt in bijna de helft van de artikels over islam een associatie gemaakt met terrorisme. In de populaire kranten is dit in 40 procent van de artikelen het geval. Interessant is dat dit verschil tussen de populaire en kwaliteitsmedia vooral te merken is aan de Vlaamse kant van de taalgrens. Dit kan wederom verklaard worden door de oriëntatie van de Franstalige Belgische krantenmedia op de Franse krantenmedia. Gezien Frankrijk haar koloniaal verleden in het Maghreb gebied, haar betrokkenheid bij de War on Terror en de aanslag van Charlie 30
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Hebdo zal terroristisch nieuws voor de Belgische Franstalige krantenmedia minder ‘buitenlands’ aanvoelen. Om die reden zal de Franstalige populaire krantenmedia ook altijd een grotere focus hebben gehad op terrorisme en islam.
31
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
4.2 Survey Het tweede luik van ons onderzoek bestaat uit een survey die ons meer inzicht kan geven in de associaties die krantenlezers maken. We vroegen enerzijds naar gegevens over het mediagebruik en gingen anderzijds na of de respondenten een associatie maakten tussen terrorisme en islam. De vragenlijst werd per e-mail verstuurd naar een panel van 4.000 respondenten. Dit panel bestond uit mensen die na het invullen van de Stemtest 2014 hadden aangegeven dat ze beschikbaar wilden zijn voor ander onderzoek. We kunnen dus niet stellen dat de groep volledig random werd samengesteld omdat ze zich vorig jaar vrijwillig hebben opgegeven. Uit deze vrijwillige sollicitatie voor politiek vervolgonderzoek kunnen we afleiden dat de groep respondenten een hogere politieke interesse heeft dan het Vlaams gemiddelde. Daarnaast hebben, over het algemeen, hoger opgeleiden en mannelijke respondenten een hogere politieke interesse. Dit was ook te merken in ons panel: er namen meer mannen deel dan vrouwen en het panel bleek hoger opgeleid dat het Belgisch gemiddelde (Statbel, 2014). Toch was de groep qua leeftijd, beroepen en links-rechtspositionering eerder gelijk verdeeld. Voor meer details, zie Bijlage 2. Afgezien van de hogere politieke interesse en dus meer mannelijke en hoger opgeleide respondenten, kunnen we dan ook stellen dat het panel representatief is voor de Belgische bevolking. Een week nadat de survey verstuurd was, hadden 817 panelleden geantwoord. Vanwege de tijdsdruk werd besloten om met deze groep respondenten aan de slag te gaan. 4.2.1
Opbouw van de survey
Om te weten te komen of er een associatie tussen islam en terrorisme bestaat in het associatief netwerk van krantenlezers, moeten we eerst bepalen welke respondenten voldoende blootgesteld worden aan de associatie in de krantenmedia. Hiervoor stelden we de respondenten enkele algemene vragen met betrekking tot hun mediagebruik (zie Bijlage 4). Enkel diegenen die dagelijks of meermaals per week de krant lezen, worden geselecteerd als ‘krantenlezers’. Dit wil zeggen dat respondenten die wekelijks, enkele keren per maand, maandelijks of nooit de krant lezen, behandeld worden als ‘niet-krantenlezers’. Hoewel we in studie 1 enkel krantenartikelen onderzochten die verschenen in papieren kranten, worden hier ook de kranten op tablet of smartphone meegenomen in de analyse. In deze krantenversie op mobiele apparaten verschijnen immers dezelfde artikelen als in de papieren versie. De meest bekende niet-experimentele methoden om associaties te meten zijn de association-game en de implicit association test. In de association-game worden respondenten geprimed met een cue-
32
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
woord, bijvoorbeeld ‘protest’. Vervolgens wordt hen gevraagd om de eerste drie woorden die in hen opkomen neer te schrijven. Reacties die binnen een bepaalde tijdslimiet worden gegeven, zijn spontane reacties en wijzen op een associatie (Clark, 1970; Palermo & Jenkins, 1964). Een andere manier om associaties te achterhalen, is via de implicit association test. In deze test moeten de respondenten aanduiden tot welke categorie een bepaald woord, bijvoorbeeld promotie, hoort. Ze hebben keuze uit twee categorieën die gegeven worden, bijvoorbeeld man of vrouw en gezin of carrière. Vervolgens kan de respondent bijvoorbeeld aanduiden dat promotie bij carrière hoort. In een eerste reeks A van dat soort vragen, kunnen bijvoorbeeld vrouw en gezin door de respondent worden aangeduid door de computertoets Q in te drukken en man en carrière door de computertoets M in te drukken. In een tweede reeks B veranderen de woorden van plaats en kunnen vrouw en carrière aangeduid worden met Q en man en gezin met M. Het verschil in reactietijd tussen reeks A en B maakt duidelijk welke associatie voor de respondent het sterkst is. Wanneer de respondent bijvoorbeeld reeks A sneller aflegt, maakt hij/zij een associatie tussen vrouw en gezin, en tussen man en carrière. In ons onderzoek werd gekozen voor de association-game. Om de associatie tussen terrorisme en moslims te meten met de implicit association test, moeten de respondenten in een van de twee reeksen ‘moslim’ en ‘terrorisme’ met dezelfde computertoets aanduiden. Daarnaast zou er zowel voor terrorisme en moslim een omgekeerde moeten worden aangeboden. We zouden de respondenten kunnen laten kiezen tussen terrorisme en vrede. Een omgekeerde vinden voor moslim is echter niet zo vanzelfsprekend en ligt ook erg gevoelig. Als we bijvoorbeeld ‘christen’ als omgekeerde van ‘moslim’ nemen, zouden respondenten deze tegenstellig aanstootgevend kunnen vinden. Dit zou de resultaten kunnen beïnvloeden. Daarnaast zou ook het samen voorkomen van ‘moslim’ en ‘terrorisme’ als oneerbaar kunnen worden geïnterpreteerd. Om deze redenen werd gekozen voor het association-game. De respondenten kregen hier telkens een cue-woord te zien, en moesten daarop drie spontane reacties geven. Het panel werden random in twee groepen opgedeeld. Bij de eerste groep werd gepeild naar associatieve reacties op ‘terrorisme’ (zie Bijlage 4), en bij de andere naar associatieve reacties op ‘moslim’ (zie Bijlage 5). Op die manier kreeg een respondent niet in dezelfde survey een associatievraag over ‘terrorisme’ en later over ‘moslim’. De kans dat de respondent de vraag aanstootgevend zou vinden, verkleint hierdoor en dus zullen de resultaten beter zijn dan bij een implicit association test. Verder werden aan elke groep nog vier andere associatievragen gesteld zodat het voor de respondenten niet duidelijk was dat we geïnteresseerd zijn in een eventuele associatie tussen terrorisme en moslim. Vanuit het onderzoek van Meyer en Schvaneveldt (1971) leerden we dat wanneer respondenten geprimed werden met een woord zoals bijvoorbeeld ‘dokter’, ze vervolgens sneller de geassocieerde 33
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
woorden herkennen zoals bijvoorbeeld ‘verpleegster’. De Deyne en Storms (2008) vulden aan dat de associatiesterkte dan ook best gemeten wordt met behulp van de responstijd. Hoe langer het duurt voor een respondent antwoord geeft, hoe zwakker de associatie. De associatiesterkte van de geaggregeerde groep antwoorden hangt dan weer samen met frequentie. Worden er vaak dezelfde antwoorden gegeven door verschillende respondenten, dan kunnen we zeggen dat er sprake is van een associatie bij die respondenten. Omdat ook wij op zoek zijn naar sterkere associaties, houden we rekening met zowel de responstijd als de frequentie. Gemiddeld besteedden de respondenten 27,4 seconden aan een associatievraag. De mediaan ligt echter op 20,0 seconden en dus kunnen we er vanuit gaan dat het gemiddelde opgetrokken werd door enkele grove uitschieters. We selecteren dan ook enkel die antwoorden die gegeven werden binnen de 20 seconden en kwamen zo op een totale groep van 430 respondenten. Verder wogen we de antwoorden naargelang de volgorde waarin deze gegeven werden. Zo weegt het eerste antwoord driemaal zwaarder door dan het derde. Aan het tweede antwoord werd een wegingscoëfficiënt van twee gegeven. Dit doen we omdat we geloven dat het eerste antwoord spontaner is dan het tweede en het derde en dus wijst op een sterkere associatie. Tot slot gaan we in de antwoorden op zoek naar diegenen met de hoogste frequentie. Op die manier komen we te weten welke woorden in de geaggregeerde groep het sterkst geassocieerd worden met ‘terrorisme’ of ‘moslim’. Volgens Clark (1970) zullen we naast associaties, ook geconfronteerd worden met andere categorieën. Zo blijken respondenten snel te antwoorden met contrasten (zwart – wit), synoniemen (opbrengst – baten), hogere categorieën (appel – fruit) of functionaliteit (naald – draad). We verwachten bij het cue-woord ‘moslim’ geen contrast- of functionaliteit-antwoorden te zien, maar wel synoniemen en hogere categorieën. Als hogere categorie zou bijvoorbeeld ‘religie’ of ‘geloof’ kunnen worden geantwoord. Als synoniemen ‘islamiet’ of ‘mohammedaan’. Bij het cue-woord ‘terrorisme’ kan wel sprake zijn van contrast-antwoorden zoals ‘vrede’. Ook hogere categorieën (‘geweld’) en synoniemen (‘terreur’) zouden gegeven kunnen worden. In dit onderzoek zijn we niet geïnteresseerd in de bovenstaande categorieën, met uitzondering van de synoniemen. De gegeven synoniemen kunnen we immers gebruiken om antwoordgroepen te creëren. Aangezien we op het cue-woord ‘moslim’ volgens Clark synoniem-antwoorden kunnen verwachten, krijgen we een beter beeld over welke antwoorden verwijzen naar ‘moslim’. We gaan dan ook inductief te werk en vormen grotere groepen waaronder antwoorden gecategoriseerd kunnen worden. Deze groepen maken het analyseren van de antwoorden immers makkelijker. Als een respondent dan op het cuewoord ‘terrorisme’ antwoord met ‘islamiet’, kunnen we er vanuit gaan dat de respondent het over een moslim heeft.
34
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
De Katholieke Universiteit Leuven heeft een soortgelijk onderzoek lopen, waarin respondenten geconfronteerd worden met een cue-woord, en hierbij drie andere woorden moeten opgeven. Er zijn vandaag reeds 2,85 miljoen antwoorden op 8.995 survey-woorden gegeven (Katholieke Universiteit Leuven, 2015). Ook ‘moslim’ is een cue-woord dat in dit onderzoek voorkomt. Als we de KUL kunnen volgen, zorgt ‘moslim’ voor een associatie met ‘geloof’, ‘islam’, ‘moskee’, ‘hoofddoek’, ‘godsdienst’, enzovoort, met op de negende plaats ‘terrorisme’. De KUL heeft ‘terrorisme’ echter niet als cuewoord gebruikt, waardoor we ook niet weten welke associaties dit oproept. Verder verdelen zij hun respondenten niet op basis van bepaalde kenmerken zoals mediagebruik. In ons onderzoek doen we dit wel en kijken we in welke mate mediablootstelling een effect heeft op de associatiesterkte van terrorisme en islam. Tot slot weten we niet welke antwoorden de KUL groepeert onder hun gebruikte antwoordcategorieën en dus wordt het moeilijk om hun resultaat te vergelijken met het onze. Meer specifiek onderzoeken we het verschil tussen krantenlezers en niet-krantenlezers. Aangezien de inhoudsanalyse van studie 1 uitwees dat er wel degelijk een associatie bestaat tussen terrorisme en islam, zowel op het niveau van het nieuwsaanbod als artikelniveau, kunnen we er volgens de theorie van associatief priming van uit gaan dat deze associatie overgenomen wordt in ons associatief netwerk. Frequente of recente herhaling maakt immers dat de issues beide top of mind worden (Iyengar & Kinder, 1987). Vervolgens wordt de associatie overgenomen door de krantenlezer, wat er voor zorgt dat wanneer de lezer aan ‘moslim’ denkt, hij ook aan ‘terrorisme’ denkt en andersom (Collins & Quillian, 1969; Ferguson & Hassin, 2007). Deze veronderstelling zou bevestigd worden als we ook daadwerkelijk ‘moslim’ krijgen als antwoord op het cue-woord ‘terrorisme’ en andersom. Moest dit zo zijn, zijn er ook verdere affectieve gevolgen. De politici zouden geëvalueerd worden op basis van hun standpunten ten aanzien van terrorisme of de islam (Iyengar & Kinder, 1987). Ook de evaluatie van terrorisme en de islam zelf zou kunnen worden veranderd. Aangezien terrorisme een negatieve connotatie draagt, kan een associatie moslims besmetten met die connotatie (Domke et al., 1998; Scheufele & Tewksbury, 2007). Tot slot zou volgens Wilson en Brekke (1994) deze negatieve associatie de attitude van de krantenlezers negatiever kunnen maken ten aanzien van moslims. In de survey gaan we wegens tijdsgebrek enkel op zoek naar het eventueel cognitief effect van de associatie die in de krantenmedia in studie 1 gevonden werd. In het volgende onderdeel gaan we na of de associatie die in de Belgische krantenmedia gevonden werd, ook bestaat bij de krantenlezers. Verder kijken we of er eventuele verschillen bestaan tussen de krantenlezers van populaire- of kwaliteitskranten. Tot slot gaan we na of het eventueel
35
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
voorkomen van de associatie voorspeld kan worden door leeftijd, beroep en linksrechtspositionering. 4.2.2
Resultaten
Na het analysen van de antwoorden werd duidelijk dat terrorisme sterk geassocieerd werd met islam, fundamentalisme en geweld. In Tabel 7 kunnen we zien hoe frequent bepaalde antwoorden gegeven werden. Op de associatievraag met cue-woord ‘terrorisme’ werd er bijvoorbeeld een associatie van 36,2 procent met ‘islam’ gemaakt. De antwoordcategorieën die in Tabel 7 worden weergegeven, zijn afgeleid vanuit de antwoorden op zowel de associatievraag bij ‘terrorisme’ als die bij ‘moslim’. Aangezien Clark (1970) zijn onderzoek uitwees dat de antwoorden op associatievragen vaak synoniemen of hogere categorieën zijn, konden we uit beide vragen synoniemen afleiden voor terrorisme en voor moslim. De hogere categorie bij de associatievraag over terrorisme is hier logischerwijs ‘Geweld’. ‘Fundamentalisme’ bestaat uit antwoorden die rechtstreeks verwijzen naar een radicale vorm van terroristische groeperingen. Een andere antwoordcategorie is ‘Landen’. Hieronder werden alle antwoorden verzameld die wijzen op een locatie. De meeste landen verwezen naar locaties waar voornamelijk vandaag terrorisme of oorlog heerst. ‘Specifieke groeperingen’ bestaat uit antwoorden die verwijzen naar specifieke terroristische organisaties of hun leiders. Ook de antwoordcategorie ‘Specifieke aanslagen’ spreekt voor zich en bestaat uit antwoorden die verwijzen naar terroristische aanslagen. ‘Beoordeling’ bestaat uit alle antwoorden die terrorisme veroordelen. ‘Gevolgen van terrorisme’ en ‘Oorzaken van terrorisme’ groeperen de antwoorden die verwijzen naar de aanleidingen en implicaties van terrorisme. Tot slot is er nog de antwoordcategorie ‘Religie’ die bestaat uit de antwoorden die verwijzen naar een andere religie dan de islam. Omdat een antwoord tot verschillende categorieën kan horen, is de som van de percentages niet gelijk aan 100 procent. Zo kan het antwoord ‘Islamitische Staat’ behoren tot islam én specifieke groeperingen. Voor meer voorbeelden zie Bijlage 6.
36
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Tabel 7: Gewogen frequenties van de antwoorden op associatievraag ‘terrorisme’ in survey, N = 236
Terrorisme, N = 236 Islam Fundamentalisme Geweld Landen Specifieke groepering Beoordeling Gevolgen van terrorisme Specifieke aanslagen Oorzaken van terrorisme Religie Ander
Percentages 36,2% 31,0% 26,1% 23,7% 18,5% 12,6% 10,7% 2,6% 2,1% 1,3% 5,6%
Terrorisme werd in het conceptueel kader gekenmerkt als “het systematisch gebruik van geweld”. Deze associatie met geweld vinden we ook bij de respondenten terug, waar meer dan één op vier van hun antwoorden te maken had met geweld. Toch scoren ‘islam’ en ‘fundamentalisme’ hoger en werd deze associatie in bijna één op drie van de antwoorden gemaakt. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de berichtgeving omtrent terrorisme in de wereld. Vandaag lezen we veel over terrorisme dat in naam van de islam wordt gepleegd. Terroristische groeperingen zoals Islamitische Staat werden dan ook vaak als antwoord gegeven. Daarenboven heeft ook België te maken met geradicaliseerde moslims die kiezen om mee te vechten in het kamp van deze terroristische groeperingen. Dit verklaart waarom zowel islam als fundamentalisme sterk geassocieerd worden met terrorisme. Bij uitbereiding werden ook vaak landen als Syrië of Irak genoemd en de specifieke groeperingen die vandaag actief zijn als terroristische organisaties. Een rapport van Europol wijst echter uit dat Europa voornamelijk geteisterd wordt door separatistische, extreemrechtse en extreemlinkse terroristische groeperingen (Europol, 2014). Slechts twee van de 152 terroristische aanslagen in 2013 in Europa, werd gemotiveerd vanuit de islam. Dit wijst sterk op een vertekening naar het Midden-Oosten en naar moslimterrorisme. Tabel 8: Gewogen frequenties van de antwoorden op associatievraag ‘moslim'in survey, N = 194
Moslim, N = 194 Religie Afkeuring Levensstijl Terrorisme Afkomst Fundamentalisme Goedkeuring Geweld Ander
Percentages 37,3% 16,0% 12,8% 8,7% 8,5% 5,5% 5,3% 4,2% 3,4%
37
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
In Tabel 8 zien we hoe frequent bepaalde antwoorden gegeven werden op de associatievraag met cue-woord ‘moslim’. Net zoals bij de associatievraag over terrorisme, werden ook hier de antwoordcategorieën afgeleid uit de antwoorden zelf. Clark (1970) maakte met zijn onderzoek duidelijk dat de antwoorden op associatievragen vaak te herleiden zijn tot synoniemen of hogere categorieën. Na het analyseren van de antwoorden werd duidelijk dat ook in ons onderzoek een groot deel van de antwoorden bestond uit ‘islam’, ‘religie’, ‘islamiet’, enzovoort. Ook hier is dus sprake van synoniemen en hogere categorieën. We groepeerden deze in de antwoordcategorie ‘Religie’. De antwoordcategorie ‘Afkeuring’ bestaat uit antwoorden die verwijzen naar een negatief imago van moslims of een negatieve attitude van de respondent ten aanzien van moslims. ‘Levensstijl’ bestaat uit antwoorden die verwezen naar de levensgewoonten van de moslimgemeenschap. Voorbeelden hiervan zijn ‘halal’, of ‘bidden’. ‘Terrorisme’ groepeert de antwoorden die expliciet verwijzen naar terrorisme, terroristische groeperingen of terroristische aanslagen. Deze categorie werd apart gehouden van ‘Geweld’ en ‘Fundamentalisme’. In de antwoordcategorie ‘Geweld’ werden antwoorden gegroepeerd die verwezen naar oorlogen of die moslims gewelddadige eigenschappen toeschreven. ‘Fundamentalisme’ bestond uit de verwijzingen naar extreme houdingen, extreme groeperingen en geradicaliseerde moslims. Tot slot zijn er nog de antwoordcategorieën ‘Afkomst’ en ‘Goedkeuring’. ‘Afkomst’ bestaat uit de verwijzingen naar locaties waar voornamelijk moslims wonen. De antwoorden die gegroepeerd werden in ‘Goedkeuring’, zijn antwoorden die moslims positieve eigenschappen toeschreven of een positieve houding van de respondent ten aanzien van moslims duidelijk maakten. In bijna 40 procent van de antwoorden wordt er een associatie gemaakt met moslims en religie. Moslim wordt met andere woorden het meest geassocieerd met de religie islam. Als we ‘Fundamentalisme’ en ‘Geweld’ buiten beschouwing laten, wordt de associatie tussen moslim en ‘Terrorisme’ in bijna één op tien keer gemaakt. Deze is niet zo sterk als de associatie die gevonden werd tussen terrorisme en islam, maar blijft toch sterk aanwezig op de vierde plaats. Samen met de antwoordcategorieën ‘afkeuring’, ‘fundamentalisme’ en ‘geweld’, wordt in bijna 35 procent van de antwoorden een negatieve associatie gemaakt met moslims. Het is erg opvallend dat een dergelijk hoog aandeel van de antwoorden een negatief label op ‘moslim’ kleeft. Tegenover deze afkeurende antwoorden, wordt slecht in 5 procent een goedkeurend antwoord gegeven. In het onderzoek van de Katholieke Universiteit Leuven stond een associatie tussen moslims en terrorisme op de negende plaats. Bij ons strandt deze associatie op een vierde plaats. Dit verschil is moeilijk te verklaren aangezien we niet weten welke antwoorden de KUL onder de antwoordcategorie ‘terrorisme’ toelaat. Wel is duidelijk dat zij hun antwoordcategorieën strenger afbakenen. Voor de associatie tussen moslims en terrorisme staat bij hen geloof, islam, moskee, 38
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
hoofddoek, godsdienst, koran, Allah en sluier. Dit zijn acht antwoorden die wij groeperen in twee antwoordcategorieën, namelijk ‘Religie’ en ‘Levensstijl’. Moesten zij ook deze antwoordcategorieën hanteren, dan zou terrorisme bij hen op de derde plaats eindigen. We concludeerden na de inhoudsanalyse van de Belgische krantenmedia dat de gevonden associatie tussen terrorisme en moslim een gevaarlijk gevolg zou kunnen hebben. Omdat terrorisme een inherent negatieve zaak is, betekent een associatie met moslims dat ook moslims een ‘vervuild’ imago zullen kunnen krijgen. Deze conclusie vinden we ook terug in de resultaten van de survey. In 35 procent van de antwoorden, wordt ‘moslim’ namelijk geassocieerd met een negatief label, fundamentalisme, terrorisme of geweld. En andersom wordt in 35 procent van de antwoorden terrorisme geassocieerd met islam. Dit is een sterke indicatie voor het bestaan van de associatie in het associatief netwerk van de Vlaamse burgers. In het volgend onderdeel gaan we na of dit effect veroorzaakt wordt door de krantenmedia. Daarnaast onderzoeken we ook of diegenen die terrorisme associëren met islam (en andersom) een bepaald profiel hebben. Effect van associatie in krantenmedia op associatief netwerk van krantenlezer Uit het vorige onderdeel werd duidelijk dat terrorisme in 36,2 procent van de antwoorden gelinkt wordt aan islam. Zoals we in hoofdstuk 2 al voorspelden, zorgt een associatie tussen terrorisme en islam ervoor dat islam een negatieve connotatie krijgt. Terrorisme is immers een volledige negatieve zaak en dus zou een associatie met islam er voor zorgen dat islam een vervuild begrip wordt. We vonden inderdaad ook terug dat moslims in 34,4 procent van de antwoorden met iets negatiefs geassocieerd werden. Een associatie met terrorisme kwam in bijna één op tien van de antwoorden voor. In hoofdstuk 2 bespraken we verder de theorie van associatief priming en het effect ervan op diegenen die werd blootgesteld aan de priming (Anderson & Bower, 2014; Collins & Quillian, 1969; Meyer & Schvaneveldt, 1971; Reisberg, 2013). We theoretiseerden dat de sterke aanwezigheid van de associatie tussen islam en terrorisme op het niveau van het nieuwsaanbod en krantenartikelen, er voor zou zorgen dat de krantenlezers een ook een sterke associatie maken tussen islam en terrorisme. We vergelijken in Figuur 8 de associatiesterkte van de krantenlezers en nietkrantenlezers. De percentages geven weer hoeveel procent van de respondentgroep in een van de drie antwoorden een associatie maakten. Zo zien we dat 58 procent van de krantenlezers in een van de drie antwoorden de associatie tussen terrorisme en islam maakt. Hierin wordt duidelijk dat de associatie ‘terrorisme → moslim’ bij krantenlezers vergelijkbaar is met die van niet-krantenlezers. Beide groepen maken in meer dan de helft van de gevallen deze associatie. Krantenlezers doen dit sterker dan niet-krantenlezers, maar dit verschil is niet significant. Dit is te verklaren door de 39
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
afspiegeling van de realiteit. Vandaag bericht niet enkel de media over islam gedreven terrorisme, maar ook de groeperingen zelf vinden hun weg naar de media. Via YouTube-berichten of websitehackings maken ze zich zichtbaar. Daarnaast is er vandaag ook sprake van oorlogen in gebieden waar voornamelijk moslims wonen. Het is dan ook te voorspellen dat de link tussen terrorisme en islam niet enkel opgepikt wordt via krantenmedia, maar ook via de nieuwskanalen, sociale media en online mediawebsites. Ondanks de kleine verschillen, maken krantenlezers toch een vaker een associatie dan niet-krantenlezers. Bij de associatie ‘terrorisme → moslim’, doen ze dit bijna 7 procent meer dan niet-krantenlezers. Bij de associatie ‘moslim → terrorisme’ doen ze dit in bijna 5 procent meer dan niet-krantenlezers. Figuur 8: Verschillen in de associatie bij krantenlezers en niet-krantenlezers, N = 430
Verschil in associatiesterktes bij krantenlezer (KL) en nietkrantenlezer (NKL) 70,0% 60,0%
58,0% 51,2%
50,0% 40,0% 27,9%
30,0%
23,1%
20,0% 10,0% 0,0% Terrorisme → moslim
Terrorisme ← moslim KL
NKL
In de totale groep respondenten werd de associatie ‘moslim → terrorisme’ in bijna 10 procent van de antwoorden gemaakt. Dit houdt in dat wanneer iemand geprimed wordt met ‘moslim’, die persoon binnen 20 seconden aan ‘terrorisme’ denkt. In Figuur 8 zien we dat de personen die dagelijks of meermaals per week de krant lezen, meer die associatie maken dan diegenen die minder of nooit de krant lezen. Daarnaast was er een grote groep antwoorden die moslims linkten met iets negatiefs zoals fundamentalisme of negatief imago. Van de krantenlezers maakt bijna 30 procent de associatie, bij de niet-krantenlezers is dat 20 procent. Ondanks het feit dat het verschil niet significant is, kunnen we stellen dat geprimed worden met de associatie tussen moslim en terrorisme in de krantenmedia er voor zorgt dat krantenlezers die associatie overnemen in hun cognitief associatief netwerk. Als dat zo is, zal de associatiesterkte van een individuele krant een effect hebben op de lezer van die krant. In Figuur 7 zagen we dat na de aanslagen op Charlie Hebdo, de Vlaamse krantenmedia in 40 procent 40
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
van de krantenartikelen over islam een link maakten met terrorisme. We herhalen deze grafiek in Figuur 9. Dit was meer het geval in de kwaliteitskranten (in het groen) dan in de populaire kranten (in het blauw). De percentages geven weer in hoeveel procent van de artikelen over islam een krant de link legt met terrorisme. Verder kon er een volgorde opgemaakt worden, van meest sterke associatie, naar minst sterke associatie: 1. De Tijd
5. Nieuwsblad
2. De Standaard
6. Belang Van Limburg
3. Het Laatste Nieuws
7. Gazet Van Antwerpen
4. De Morgen Figuur 9: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam, N = 193.264
Associatie tussen moslim en terrorisme op artikelniveau 60,0%
55,1%
50,0%
44,5% 40,4%
40,0%
38,6%
36,1% 32,0%
30,5%
30,0% 20,0% 10,0% 0,0% De Tijd
De Standaard
Het Laatste Nieuws
Het Nieuwsblad
Belang Van Limburg
Gazet Van Antwerpen
De Morgen
41
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 10: Verschillen in associatie tussen moslim en terrorisme, afhankelijk van welke krant gelezen wordt, N = 430
Verschil in associatiesterkte 'terrorisme ← moslim' afhankelijk van welke kranten gelezen worden 28,4%
30,0%
26,3%
26,1%
25,0%
22,7%
22,6% 20,0%
20,0%
18,2%
15,0% 10,0% 5,0% 0,0% De Standaard
Het Laatste Nieuws
De Tijd
De Morgen
Het Nieuwsblad
Belang Van Limburg
Gazet Van Antwerpen
Als het werkelijk zo zou zijn dat een associatie in de krantenmedia een effect heeft op de lezers, zouden we dezelfde volgorde moeten terugvinden bij de associaties die respondenten maken. In Figuur 10 zien we dat de associatiesterkte bij de krantenlezer erg vergelijkbaar is met de associatiesterkte in de krant zelf. We vinden de volgende volgorde terug:
1. De Standaard
5. Het Nieuwsblad
2. Het Laatste Nieuws
6. Belang Van Limburg
3. De Tijd
7. Gazet Van Antwerpen
4. De Morgen De volgorde is identiek aan de volgorde die werd opgesteld bij de associatie op artikelniveau, met dat verschil dat de lezers van De Tijd een minder sterke associatie maken dan verwacht. Hierdoor staat De Tijd in de laatste ranking op de derde plaats, en in de eerste ranking slechts op de eerste plaats. Des te sterker de associatie gemaakt wordt in een krant, des te sterker de associatie in het associatief netwerk van de krantenlezer. Dit is een duidelijk frequentie-effect: iemand die krant leest die sterk de associatie tussen moslims en terrorisme maakt, wordt dus frequent blootgesteld aan de associatie. Deze frequente blootstelling zorgt er voor dat de lezer zelf ook een sterkere associatie maakt. Om dit statistisch na te gaan kreeg elke respondent een cijfer toegewezen. Dit cijfer bestond uit de plaats die de gelezen krant inneemt in de volgorde van associatiesterkte. Respondenten die meer dan één krant lezen, kregen een gemiddelde toegewezen. Zo kreeg bijvoorbeeld een respondent die De Standaard en Het Laatste Nieuws leest, het cijfer 2,5. In een Pearson correlatietest 42
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
zien we dat hoe hoger het toegekende cijfer van een respodent, hoe lager de kans is die de respondent de associatie maakt. Met andere woorden, hoe frequenter de lezer wordt blootgesteld aan de associatie, hoe sterker hij/zij zelf de associatie maakt. De associatiesterkte van de gelezen krant bleek echter geen significante voorspeller van de associatie tussen moslims en terrorisme, met een correlatie van r = -.01 die niet significant is met p > .05. Het besluit bij dit onderdeel is enigszins dubbel. Wanneer een associatie frequent geprimed wordt bij een krantenlezer, wordt de associatie sterker in het netwerk van die krantenlezer (Clark, 1970; Collins & Quillian, 1969; Graber, 1988). Dit werd aangegeven in Figuur 10 waarin duidelijk werd dat de frequentie waarmee een krantenlezer geprimed wordt een effect heeft op de mate waarin die krantenlezer zelf de associatie maakt. Ook zagen we in Figuur 8 dat respondenten die dagelijks of meermaals per week de krant lezen, sneller de associatie tussen moslim en terrorisme maken, dan diegenen die wekelijks, maandelijks of nooit de krant lezen. Dit verschil werd ook opgemerkt bij de associatie tussen terrorisme en moslims. Toch bleken ook niet-krantenlezers, weliswaar in mindere mate, de associaties te maken. Gezien het feit dat terrorisme buitenlands nieuws is en dus enkel uit een secundaire bron kan worden vernomen, moeten we concluderen dat niet-krantenlezers door een ander medium geprimed worden. Natuurlijk hadden we verwacht dat televisie en radio ook een effect zouden kunnen hebben op het associatief netwerk van de Belgische burgers. Misschien hadden we zelfs verwacht dat het effect van andere media sterker zou zijn. Vanwege het feit dat televisie- of radiojournaals kort en to-the-point moeten zijn, dachten we dat de krantenmedia meer dan andere media ruimte zouden hebben om achtergrondverhalen en situatieschetsen te presenteren. In zekere zin zouden de respondenten die dan vaak een krant lezen meer inzicht moeten hebben in de terroristische conflicten en de islamreligie en dus minder sterk de associatie tussen islam en terrorisme moeten maken. Het feit dat krantenlezers toch sterker de associaties maken dan niet-krantenlezers wijst op een duidelijke vertekening. Ondanks het feit dat het lezen van een krant en de associatiesterkte van die krant geen significante verklarende factor is in dit onderzoek, vonden we de gevonden percentages toch opvallend genoeg om hier weer te geven. Ze geven immers een sterke indicatie dat het lezen van een krant zorgt voor een sterkere associatie tussen moslims en terrorisme, en omgekeerd. Het verband tussen kranten lezen en de associatie ‘terrorisme → moslim’ is echter niet statistisch significant, X² (1, N= 236) = .02, p > .05. Dit geldt ook voor de relatie tussen het lezen van kranten en de associatie ‘moslim → terrorisme’, X² (1, N= 194) = .57, p > .05. Dit zouden we kunnen verklaren door het feit dat er weinig niet-krantenlezers in het panel waren, tegenover veel krantenlezers. Slechts 80 respondenten las niet meermaals per week de krant wat maakt dat het verschil tussen krantenlezers en niet-krantenlezers moeilijker af te leiden was. Toch duiden de percentages aan dat krantenlezers vaker moslims 43
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
associëren met terrorisme. Ook kon er een frequentie-effect afgeleid worden, wat wijst op een associatief priming effect van kranten op krantenlezers. Dit media-effect kan echter niet worden aangetoond aan de hand van een survey, er zou immers ook sprake kunnen zijn van een selectieeffect. In dat geval zou iemand een krant lezen, omdat de mate waarin die krant de associatie maakt aansluit bij de mate waarin de krantenlezer de associatie maakt. Het effect is dan andersom: de mate waarin een krant een associatie maakt, stemt overeen met de mate waarin de lezer van die krant de associatie maakt, omdat de lezer de krant selecteerd en dus niet omdat de krant de lezer primed met de associatie (Blumler & Katz, 1974). Ondanks het feit dat we geen conclusies kunnen trekken omtrent de causaliteit of richting van het effecht, vermoeden we toch dat een media-effect realistischer is. De kans dat een respondent betrokken is bij een terroristische aanval of een terrorist ontmoet is immers erg klein. Om een associatie te maken tussen moslims en terrorisme, moeten respondenten zich dan ook altijd baseren op secundaire bronnen. Het is dan ook logisch dat de media, en daarbij ook de krantenmedia, een rol speelt in het vormen van de respondent zijn/haar associatie. Dit neemt niet weg dat respondenten kranten selecteren op basis van andere kenmerken, zoals politieke interesse, beroep of opleidingsniveau. Daarom worden eventuele andere verklarende variabelen in het volgende onderdeel onderzocht. Profiel van respondenten die associatie ‘terrorisme → moslim’ en ‘moslim → terrorisme’ maken Uit de resultaten van de survey werd duidelijk dat de respondenten in 35 procent van de gevallen een antwoord gaven dat de associatie ‘terrorisme → moslim’ maakte, en in bijna 10 procent van de gevallen een antwoord gaven dat de associatie ‘moslim → terrorisme’ maakte. Ook bleek er een duidelijk verschil te zijn tussen krantenlezers en niet-krantenlezers. De krantenlezers maakten namelijk sterker de associatie ‘moslim → terrorisme’ dan niet-krantenlezers. De sterkte van de associatie is verder vergelijkbaar met de mate waarin de krant die ze lezen die associatie maakt. De Tijd maakt bijvoorbeeld sterker de associatie ‘moslim → terrorisme’ dan Gazet Van Antwerpen, en ook de lezers van De Tijd maken sterker de associaties dan de lezers van Gazet Van Antwerpen. Toch bleek ook een deel van de niet-krantenlezers die associatie te maken. In dit onderdeel gaan we op zoek naar eventuele verdere verschillen tussen respondenten die een associatie maken tussen terrorisme en islam en omgekeerd.
44
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Tabel 9: Logistische regressie: associatie terrorisme → moslim
B
s.e.
Sig.
Leeftijd
-,05
(,01)
,00***
Links-rechtspositionering
,15
(,06)
,01***
Beroep
-,15
(,06)
,01**
Gender
-,01
(,01)
,47
Opleiding
,02
(,05)
,70
Afkomst
,12
(,57)
,83
Kranten lezen
,04
(,33)
,91
Inkomen
-,00
(,01)
,97
Constante
1,205
(,70)
,09
N
236
Nagelkerke R²
,194
Logistische regressie; Afhankelijke variabele: associatie terrorisme en islam; / = p ≤ ,10; * = p ≤ ,05; ** = p ≤ ,01; *** = p ≤ ,001 Tabel 10: Logistische regressie: associatie moslim →terrorisme
B
s.e.
Sig.
Leeftijd
-,03
(,01)
,01**
Links-rechtspositionering
,13
(,06)
,03*
Kranten lezen
-1,26
(,86)
,14
Associatiesterkte van de krant
-,21
(,17)
,21
Inkomen
,01
(,01)
,25
Opleiding
-,08
(,08)
,31
Beroep
-,05
(,07)
,49
Afkomst
-,36
(,94)
,70
Gender
-,00
(,01)
,79
Constante
2,14
(1,68)
,20
N
194
Nagelkerke R²
,104
Logistische regressie; Afhankelijke variabele: associatie moslim en terrorisme; / = p ≤ ,10; * = p ≤ ,05; ** = p ≤ ,01; *** = p ≤ ,001
In Tabel 9 en Tabel 10 zien we de logistische regressie die werd uitgevoerd met enkele controlevariabelen. We zien hier nogmaals dat de associatiesterkte van de krant en het al dan niet lezen van de krant geen significante verklarende variabelen zijn van de associatie ‘moslim → terrorisme’ en ‘terrorisme → moslim’. Wel blijkt telkens dat de links-rechtspositionering en leeftijd 45
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
een verklaring kan bieden voor de associaties. Ook beroep is een voorspeller voor de associatie ‘terrorisme → moslim’. In wat volgt bekijken we deze verklarende variabelen afzonderlijk. In Figuur 11 zien we de verschillen in associaties naargelang leeftijdsgroep. We hebben de respondenten opgedeeld in drie leeftijdsgroepen, gaande van 15-jarigen tot 75-jarigen. Hier zien we erg duidelijk dat hoe ouder de respondent is, hoe minder sterk hij/zij associaties maakt. Zo zien we dat de jongste groep respondenten in bijna 73 procent de associatie ‘terrorisme → moslim’ maakt in één van de drie antwoorden. Bij de oudste groep is dit al geen 40 procent meer. Ook bij de associatie tussen moslim en terrorisme dalen de percentages van 33 procent tot 19 procent. In Tabel 9 en Tabel 10 zien we dat deze verschillen significant zijn en dat er een negatief verband bestaat tussen leeftijd en associaties. Met andere woorden, des te ouder je bent, des te minder de kans dat je de associatie maakt in een van de drie antwoorden of het cue-woord ‘moslim’ of ‘terrorisme’. Figuur 11: Verschillen in associaties, afhankelijk van de leeftijdsgroep, N = 430
Verschil in associatiesterktes afhankelijk van de leeftijdsgroep 80,0% 70,0%
72,9% 63,3%
60,0% 50,0% 40,0%
38,7% 33,3%
30,0%
28,6% 18,8%
20,0% 10,0% 0,0% Terrorisme → moslim 15 - 35 jaar
Terrorisme ← moslim 36 -55 jaar
56 -75 jaar
Deze verschillen zijn te verklaren door de geschiedenis van terrorisme in België en haar buurlanden. In de jaren 30, jaren 50 en jaren 70 was het Iers Republikeins Leger (IRA) actief. Dit is een groepering die streed voor Ierse onafhankelijkheid. In de jaren 30 en jaren 50 pleegde IRA verschillende bomaanslagen tegen openbare gebouwen. In de jaren 70 pleegde de organisatie ook enkele dodelijke aanslagen in Nederland en Duitsland (Kautt, 2011). Verder waren in de jaren 70 de Molukkers actief in Nederland. Molukkers zijn inwoners van de Indonesische eilandengroep Molukken, die voor de Tweede Wereldoorlog deel uitmaakten van een Nederlandse kolonie. Na de oorlog wilde Nederland haar kolonie herstellen. Dit stuitte op verzet en uiteindelijk verloor Nederland de strijd en werd de Republik Maluku Selatan uitgeroepen. De Molukkers die in dienst 46
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
waren in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger werden overgebracht naar Nederland, waar ze gescheiden leefden van de Nederlandse bevolking. De tweede generatie zorgde voor heel wat opschudding in de vorm van gijzelingen en treinkapingen, met soms dodelijke afloop (Lee, 2006). In ons eigen land werden we in de jaren 80 geconfronteerd met Cellules Communistes Combattantes (CCC). Deze linkse actiegroep pleegde in totaal 14 aanslagen waarbij 28 slachtoffers werden gemaakt en twee brandweermannen stierven (Cellules Communistes Combattantes, 2015). In dezelfde periode was de Bende Van Nijvel actief. Vandaag weet men nog niet wie lid uitmaakte van deze groepering, maar vaak wordt gezegd dat ze bestond uit extreemrechtse rijkswachters en militanten die de acties ondernamen om het land te destabiliseren. In totaal maakten ze met een reeks moorden, inbraken, diefstallen en overvallen 28 dodelijke slachtoffers (Sauviller, Willems, & Liefrink, 1995). Pas in 2006 werd België voor het eerst geconfronteerd met terrorisme vanuit het Islamitische geloof. De Groupe Islamique Combattant Marocain (GICM), een groepering die in Marokko een fundamentalistische staat wilde vestigen, gebruikte ons land immers als onderduikzone. Ook verschenen enkele Belgische GICM-verdachten voor onze correctionele rechtbank. Sinds de GICM werden in België en haar buurlanden andere terroristische acties ondernomen vanuit het geloof van de islam. Voorbeelden zijn de aanslagen op de metro van Londen (7 juli 2005), de aanslagen op de treinen in Madrid (11 maart 2004), de aanslag op het Joods museum in Brussel en de aanslag op de kantoren van Charlie Hebdo. België werd dus vanaf de jaren 30 tot en met de jaren 80 geconfronteerd met terrorisme dat gebaseerd was op politieke doelen. Pas vanaf 2000 kregen we te maken met terrorisme vanuit het geloof. De oudste respondenten waren volwassen tijdens een periode waarin aanslagen werden gepleegd door extreemrechtse organisaties, extreemlinkse groeperingen en andere vrijheidsstrijders. Daarom zien we dat deze oudsten de minst sterke associatie maken tussen terrorisme en islam, en omgekeerd. De 36 tot 55-jarigen groeiden op in deze periode en waren volwassen toen terrorisme op de islam werd gebaseerd. Zij kennen met andere woorden twee soorten terrorisme: politiek en religieus terrorisme. Hun associaties tussen terrorisme en islam is dan ook sterker dan die van de oudste groep. De jongste groep heeft enkel het religieus terrorisme bewust meegemaakt. Daarom zien we dat de jongsten een sterkere associatie hebben dan de oudere respondenten.
47
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 12: Verschillen in associaties, afhankelijk van beroep, N = 430
Verschil in associatiesterktes afhankelijk van beroep 90,0%
80,8%
80,0% 70,0%
68,8%
65,0%
60,0% 50,0% 50,0% 38,8% 38,5%
40,0%
40,9% 33,3% 26,1% 25,0%
30,0%
18,2%
20,0%
14,3%
10,0% 0,0% Terrorisme → moslim Student
Zelfstandige
Bediende
Terrorisme ← moslim Arbeider
Gepensioneerde
Werkloze
Dit verschil in associatiesterkte zien we ook terugkeren in Figuur 12 waar de respondenten ingedeeld werden op basis van hun beroepsactiviteit. Het is duidelijk dat doorheen de cyclus van student tot actieve tot non-actieve, de associatie tussen terrorisme en moslim steeds minder sterk wordt. De jongste groep, hier de studenten, maakt de sterkste associatie tussen terrorisme en moslim, en omgekeerd. De middelste leeftijdsgroep, hier de zelfstandigen, bedienden en arbeiders, hebben een minder sterke associatie, maar wel sterker dan de oudste groep die bestaat uit gepensioneerden. De respondenten die werkloos zijn hebben de minst sterke associatie. Ook bruggepensioneerden worden tot deze groep gerekend en dus is het moeilijk om de groep in een leeftijdsgroep in te delen. Deze verschillen tussen beroepscategorieën zouden ook te maken kunnen hebben met de mate waarin er kranten worden gelezen. Volgens de theorie van associatief priming zouden de minst blootgestelden, de zwakste associatie maken. Toegepast op deze variabele, zouden dus arbeiders, gepensioneerden en werklozen minder kranten lezen. Als we hiervoor controleren, blijkt dit het geval te zijn met uitzondering voor de gepensioneerden, zij lezen na de zelfstandigen het meest kranten. Opvallend is echter dat de arbeiders, gepensioneerden en werklozen meer populaire kranten lezen, en de zelfstandigen, bedienden en studenten meer kwaliteitskranten lezen. Aangezien we in het vorige onderdeel zagen dat kwaliteitskranten een sterkere associatie tussen moslims en terrorisme maken, worden zelfstandigen, arbeiders en bedienden ook meer blootgesteld. Volgens de theorie van associatief priming zouden de laatstgenoemden ook zelf sterker de associatie maken dan arbeiders, gepensioneerden en werklozen. Daarnaast bleken deze beroepscategorieën zich ook eerder centrumrechts te positioneren op het politieke spectrum, terwijl arbeiders, gepensioneerden en werklozen zich eerder centrum-links positioneren. De mate waarin respondenten aanhangers zijn 48
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
van een bepaalde politieke strekking, zou ook een effect kunnen hebben op de associatie tussen terrorisme en islam. Rechtse partijen staan immers meer afwachtend ten aanzien van de multiculturele samenleving, terwijl de eerder linkse partijen hier meer toegevend zijn. Tot slot bleek er een verschil te bestaan in de associatiesterkte naargelang links-rechtspositionering die respondenten zelf aangaven op een schaal van tien. We verdeelden de respondenten in vijf groepen, van extreem links tot extreem rechts. Uit Figuur 13 kunnen we afleiden dat de associatiesterkte stijgt naarmate de respondent een meer rechtse positionering inneemt. Beide associaties zijn immers minder sterk aan extreemlinkse en linkse kant dan aan extreemrechtse en rechtse kant. Dit kan worden verklaard door het feit dat diegenen die zich rechts of extreemrechts op het spectrum plaatsen een sterkere band hebben met de rechtse of extreemrechtse politieke partijen, en andersom. Aangezien de rechtse partijen doorheen de geschiedenis een strenger beleid hebben gevoerd ten opzichte van migratie en dus de multiculturele samenleving, zullen de respondenten die zich associëren met de rechtse partijen zich ook strenger opstellen. Extreemrechtse partijen gaan vaak nog een stap verder en veroordelen de multiculturele samenleving of leggen de schuld voor problemen in de samenleving bij migranten of bij moslims. Dit houdt in dat de respondenten niet enkel sneller de associatie ‘terrorisme → moslim’ en ‘moslim → terrorisme’ maken, maar ook dat ze algemeen ‘moslim’ met iets negatiefs associëren. Als we hiervoor controleren blijkt dit inderdaad het geval. De associatie wordt hier ook niet veroorzaakt door het al dan niet lezen van een krant. Als we hiervoor controleren, zien we dat er immers weinig verschillen bestaan. Dit geldt ook voor de associatiesterkte van kranten: aan beide kanten van het politieke spectrum is de verdeling tussen populaire en kwaliteitskranten sterk gelijkend. De respondenten die zichzelf in het centrum positioneren hebben geen duidelijk profiel. Ze maken minder sterk de associatie ‘terrorisme → moslim’ dan uitersten van het politieke spectrum, maar maken sterker de associatie ‘moslim → terrorisme’.
49
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Figuur 13: Verschillen in associaties, afhankelijk van links-rechtspositionering, N = 430
Verschil in associatiesterktes, afhankelijk van linksrechtspositionering 80,0% 69,2%
70,0% 60,0%
66,7%
57,1% 57,6% 47,5%
50,0%
47,4%
40,0% 30,0%
22,1%
20,0%
24,2%
26,7%
11,5%
10,0% 0,0% Terrorisme → moslim Extreem links
4.2.3
Links
Terrorisme ← moslim Centrum
Rechts
Extreem rechts
Samenvatting
Uit de survey die peilde naar associaties tussen terrorisme en islam en moslim en terrorisme, werden twee zaken duidelijk. Ten eerste werd duidelijk dat in 36,2 procent van de antwoorden terrorisme geassocieerd wordt met islam. In bijna 10 procent van de antwoorden wordt moslim geassocieerd met terrorisme. We besloten na de inhoudsanalyse van de Belgische krantenmedia dat een associatie tussen terrorisme en islam het geloof vervuilt vanwege de negatieve natuur van terrorisme. De survey bevestigde deze conclusie, aangezien in 34,4 procent van de antwoorden moslim geassocieerd wordt met terrorisme, fundamentalisme, of een negatief imago of attitude. We konden dan ook als eerste concluderen dat er wel degelijk een sterke associatie bestaat in het associatief netwerk van de Vlaamse burgers. Terrorisme wordt sterk gelinkt aan islam, en moslims worden geassocieerd met iets negatiefs. Ten tweede konden we een profiel opstellen van de respondenten die sterke associaties maken. De eerste factor die we onderzochten, was het lezen van kranten. We zien duidelijk dat krantenlezers sterkere associaties maken dan niet-krantenlezers. Er is dus sprake van associatief priming. Dit wordt bevestigd als we kijken naar het effect van frequentie. De lezers van kranten die vaker de associatie ‘moslim → terrorisme’maken, en dus frequenter geprimed worden, maken zelf sterker de associaties dan de lezers van kranten die minder sterk de associatie tussen moslim en terrorisme maken. Algemeen maken lezers van kwaliteitskranten en Het Laatste Nieuws meer de associatie ‘moslim → terrorisme’, dan de lezers van andere populaire kranten. Naast een frequentie-effect, bestaat 50
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
associatief priming ook uit een recency effect. Omdat de survey maar op één tijdspunt werd afgenomen, kunnen we echter niet bewijzen dat een recente blootstelling voor een sterkere associatie zorgt. De verschillen tussen krantenlezers en niet-krantenlezers werden beschreven, maar bleken niet significant. Dit vonden we opvallend. Gezien het feit dat terroristisch nieuws enkel uit secundaire bronnen kan worden vernomen, betekent de associatiesterkte bij niet-krantenlezers dat ook zij geprimed worden langs andere mediakanalen. Omdat televisie- en radiojournaals werken via soundbites en dus vaak to-the-point moeten zijn, verwachtten we dat kranten het meest in staat zouden zijn om achtergrondverhalen en situatieschetsen te presenteren aan de lezers. Krantenlezers zouden dan ook meer inzicht moeten hebben in de terroristische conflicten en islamreligie. Het feit dat ze toch sterker dan niet-krantenlezers de associatie tussen moslims en terrorisme maken, wijst op een vertekening in de krantenmedia. We moeten echter voorzichtig zijn met het spreken over een effect van kranten op krantenlezers. Er zou immers ook sprake kunnen zijn van een selectie-effect, maar dat leek ons onrealistisch aangezien de media de eerste bron zijn met nieuws over terrorisme. Een associatie tussen terrorisme en moslims zal dus in eerste instantie worden vormgegeven door de kranten. Als we verder een profiel opmaakten van de respondenten die de associaties maakten, zien we dat gender geen verschil maakt bij de associatie ‘terrorisme → moslim’. Bij de associatie ‘moslim → terrorisme’ blijken mannen meer de associatie te maken, maar dit verschil is niet significant. Verder bleek uit de survey dat mensen met een hogere opleiding meer associaties maken dan mensen met een lagere opleiding. Dit kon worden verklaard door het feit dat naarmate het opleidingsniveau stijgt, ook het percentage van krantenlezers van kwaliteitskranten stijgt. Aangezien de associatie sterker is in kwaliteitsmedia, kunnen we besluiten hoger opgeleiden frequenter worden blootgesteld aan de associaties en dus ook zelf sterker deze associaties maken. Het verschil was echter niet significant. Wat wel significant is, is het verschil in leeftijd. Beide associaties worden meer gemaakt door jongere respondenten. Dit is te verklaren aan de hand van de geschiedenis van terrorisme in België en haar buurlanden. De jongste respondenten hebben enkel terrorisme vanuit de islam bewust meegemaakt, terwijl de ouderen ook IRA, CCC, Molukkers en Bende Van Nijvel bewust meemaakten. Deze oudste groep associeert terrorisme dan ook met meer dan enkel islam, terwijl dit voor de jongere groep moeilijker is. Deze bevinding kunnen we doortrekken als we de groep respondenten opdelen op basis van hun beroep. We zien dat studenten sterkere associaties maken dan actieven en actieven sterker associaties maken dan niet-actieven. Omdat leeftijd een verklarende factor is, kunnen we veronderstellen dat studenten sterkere associaties maken omdat ze jong zijn, en gepensioneerden minder sterke associaties maken omdat ze oud zijn. Werklozen zijn de groep die het minst terrorisme 51
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
associëren met islam. Aangezien deze groep niet eenduidig tot een leeftijdscategorie kan behoren, onderzochten we het effect van krantenlezen. Werklozen, gepensioneerden en arbeiders lezen meer populaire kranten dan kwaliteitskranten. Aangezien populaire kranten minder de associatie tussen terrorisme en islam maken, worden deze beroepscategorieën minder blootgesteld en zullen ze volgens de theorie van associatief priming ook zelf minder snel de associatie maken. Daarnaast bleken deze beroepscategorieën zich ook eerder centrum-links te positioneren, terwijl de zelfstandigen en bedienden zich meer centrum-rechts positioneren. Dit houdt in dat de gepensioneerden, arbeiders en werklozen eerder aanhangers zijn van partijen die meer open staan ten opzichte van migratie en de multiculturele samenleving. Omdat ze daarom ook sneller moslims zullen associëren met positieve zaken, is een associatie tussen terrorisme en moslims verder zoek. Dit werd bevestigd door het significante verschil tussen de associaties die ‘linkse’ en ‘rechtse’ respondenten maken. Respondenten die zich rechts op het politieke spectrum plaatsen, maken vaker de associatie ‘terrorisme → moslim’ of ‘moslim → terrorisme’. Op de tweede onderzoeksvraag (‘In welke mate bestaat er een cognitieve associatie tussen islam en terrorisme in het associatief netwerk van de burger?’) is een duidelijk antwoord te geven. Beide maken een sterke link tussen moslims en terrorisme, en andersom. Omdat terrorisme voornamelijk een buitenlands issue is, is de kans dat iemand rechtstreeks getuige is van een terroristische gebeurtenis bijzonder klein. We gaan er dan ook van uit dat alle informatie omtrent terrorisme verkregen moet worden vanuit secundaire bronnen. Het feit dat ook niet-krantenlezers een associatie maken tussen moslims en terrorisme, wil dus zeggen dat ze geprimed worden vanuit andere mediakanalen zoals televisie en radio. Omdat televisie en radio minder tijd hebben dan kranten om diep in te gaan op de terroristische problemen en de islamreligie, hadden we verwacht dat dit effect sterker zou zijn dan het effect op krantenlezers. Toch blijkt dit niet het geval, wat wijst op een vertekening in de krantenmedia. Op deelvraag 2a (‘In welke mate bestaat er een cognitieve associatie tussen islam en terrorisme in het associatief netwerk van de krantenlezer?’) is een dubbel antwoord te geven. Zowel krantenlezers als niet-krantenlezers maken een sterke associaties. Toch maakten krantenlezers steeds vaker een link tussen terrorisme en moslims dan niet-krantenlezers. Dit was een eerste indicatie die aangaf dat er een cognitieve associatie tussen islam en terrorisme bestaat in het associatief netwerk van de krantenlezers. Aangezien associatief priming onder andere bestaat uit een frequentie-effect zouden we moeten zien dat de lezers van kranten die een sterke associatie maken, en dus frequenter geprimed worden, een sterkere associatie zouden maken dan de lezers van kranten die een minder sterke associatie maken. De resultaten bevestigden dit frequentie-effect. Zo bleek over het algemeen dat de lezers van kwaliteitskranten een sterkere associatie maakten dan de lezers van populaire 52
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
kranten. Ondanks het feit dat de verschillen tussen krantenlezers en niet-krantenlezers niet significant zijn, kunnen we voorzichtzig zeggen dat het lezen van kranten de associatiesterkte van de respondenten verhoogt. Hoe frequenter je geprimed word, hoe sterker immers de associatie. Op deelvraag 2b (‘In welke mate kan een eventuele cognitieve associatie tussen islam en terrorisme worden verklaard door de gekozen krant?’) kunnen we antwoorden dat de associatiesterkte van kranten overeenkomt met de associatiesterkte van hun lezers. Er is dus enigszins sprake van een frequentie-effect. Toch was de associatiesterkte van de kranten geen significante voorspeller van de mate waarin iemand een associatie tussen moslims en terrorisme maakt. Een causaal effect kan aan de hand van een survey niet worden aangetoond. Ondanks het feit dat een selectie-effect minder waarschijnlijk lijkt, zouden andere variabelen het kunnen modereren. Deze variabelen waren leeftijd en links-rechtspositionering. Een jonge leeftijd en een rechtse positionering op het politieke spectrum verklaren mee de associaties die respondenten maken.
53
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
5
Conclusie en discussie
In ons onderzoek gingen we na of de theorie van associatief priming kon worden toegepast op de Belgische krantenmedia en haar krantenlezers. Volgens deze theorie zou het recent of frequent samen voorkomen van A en B ervoor zorgen dat er een link tussen deze twee concepten wordt gemaakt in het associatief netwerk van diegene die werd blootgesteld aan de associatie(Collins & Quillian, 1969). Toegepast op ons onderzoek zou dit betekenen dat wanneer krantenmedia terrorisme en islam frequent of recent samen primen, de krantenlezers deze associatie overnemen in hun associatief netwerk. Om dit te onderzoeken werd eerst nagegaan in welke mate de Belgische krantenmedia een associatie maken tussen terrorisme en islam. Daarna werd gekeken in welke mate deze associatie ook voorkwam bij de krantenlezers. Een inhoudsanalyse van de Belgische krantenmedia sinds 1998 maakte duidelijk dat er een sterke associatie bestaat tussen terrorisme en islam. Deze associatie bestond op artikelniveau en niveau van het nieuwsaanbod. De eerste soort associatie houdt in dat er in hetzelfde artikel gesproken wordt over terrorisme en over islam. Deze associatie werd versterkt na de aanslagen van 9/11 en nogmaals na de aanslagen in Brussel en Parijs. De tweede associatie is sterk wanneer de kans groot is dat er in dezelfde krant geschreven wordt over terrorisme en over islam. Deze associatie was relatief sterk gedurende de hele onderzoeksperiode. Verder was de link tussen terrorisme en islam terug te vinden aan beide kanten van de taalgrens. Zowel de Franstalige als Vlaamse krantenmedia volgden dezelfde evolutie en maakten een sterkere associatie na 9/11. Na de aanslagen in Brussel en Parijs werd deze associatie echter steker aan de Franstalige kant van de taalgrens, dan aan de Vlaamse kant. Ook de focus op terrorisme steeg in de Franstalige krantenmedia. Daarnaast bleek er ook een verschil te bestaan tussen populaire en kwaliteitskranten. Zowel de focus op terrorisme en islam als de associatie op artikelniveau bleek groter in de kwaliteitskranten. Dit verschil was sterker uitgesproken in de Vlaamse krantenmedia dan in de Franstalige krantenmedia. We kunnen na deze inhoudsanalyse zeggen dat er een sterke associatie bestaat tussen terrorisme en islam, vooral in de Franstalige krantenmedia en in de kwaliteitskranten. Deze associatie is riskant. Omdat terrorisme duidt op iets negatiefs, zal een link met islam de religie ‘vervuilen’. Islam zal met andere woorden geassocieerd worden met iets negatiefs. Omdat we in dit onderzoek erg kwantitatief nagingen in welke mate terrorisme en islam samen genoemd werden, hebben we geen inzicht kunnen verkrijgen in het onderwerp waarover die krantenartikelen gaan of welk frame gehanteerd werd. Vervolgonderzoek zou zich dan ook meer kwalitatief moeten focussen op de krantenartikelen waarin een associatie wordt gemaakt en nagaan of er sprake is van een negatief frame. Daarnaast zou een analyse van de andere nieuwsmedia meer verheldering kunnen brengen. Krantenmedia zijn slechts één 54
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
informatiekanaal en het is dan ook naïef om te denken dat een eventuele associatie enkel via krantenmedia de burgers zou bereiken. Omdat de respondenten waarschijnlijk nooit een terrorist ontmoet hebben en de kans dat ze ooit betrokken zijn geweest bij een terroristische gebeurtenis bijzonder klein is, beschouwen we de media echter wel als de enige informatiebron. Om een volledige associatief primingeffect van krantenmedia te kunnen meten, moet vervolgonderzoek ook andere nieuwsmedia kwantitatief onderzoeken. Vervolgens kunnen de consumenten van nieuwsmedia en de weinigen die geen media consumeren, vergeleken worden. Het tweede deel van ons onderzoek bestond uit een survey die bij Vlaamse burgers naging of deze krantenassociatie was overgenomen in het associatief netwerk van de krantenlezers. Wat we met de kwantitatieve inhoudsanalyse reeds voorspelden, werd hier bewezen: moslims worden in 35 procent van de antwoorden geassocieerd met terrorisme, geweld of een negatief imago. Terrorisme riep ook in 35 procent van de antwoorden een associatie op met islam. Deze associaties waren sterker bij krantenlezers dan bij niet-krantenlezers. Het was verder zo dat de lezers van kwaliteitskranten een sterkere associatie maakten dan de lezers van populaire kranten. Als we de Vlaamse kranten ordenen van de meest naar minst sterke associatie, komt deze ordening grotendeels overeen met die van de lezers van die kranten. Iemand die een krant leest die een sterke associatie maakt tussen terrorisme en islam, maakt dus zelf ook een sterkere associatie dan iemand die een krant leest met een minder sterke associatie tussen terrorisme en islam. Omdat deze verklarende factoren niet significant waren, gingen we op zoek naar andere verklarende variabelen. De associatie tussen terrorisme en islam kon zo ook worden voorspeld door leeftijd en links-rechtspositionering. Algemeen bleek dat hoe jonger en rechtser de respondent, hoe sterker hij/zij terrorisme linkt met islam. Daarom maken ook studenten een sterkere associatie ‘terrorisme → moslim’ dan gepensioneerden.
Studenten,
zelfstandigen
en
bedienden
bleken
daarnaast
meer
dan
gepensioneerden, arbeiders en werklozen kwaliteitskranten te lezen en zich rechtser op het politieke spectrum te plaatsen. Ze worden met andere woorden vaker blootgesteld aan de associatie en sluiten zich aan bij de visie van meer rechtse partijen. Aangezien deze rechtse visies vaak niet de multiculturele samenleving ondersteunen, bleken deze beroepscategorieën niet enkel moslims sterker te linken met terrorisme, maar ook sterker te linken met iets negatiefs. Het gebruik van de survey voor het zoeken naar associaties heeft enkele gebreken. We hadden bijvoorbeeld geen controle over andere variabelen, zoals persoonlijke ervaring met moslims en kunnen op die manier ook geen causaliteit of effect van kranten op krantenlezers garanderen. Vervolgonderzoek zou deze causaliteit kunnen aantonen met een experimenteel design waarin een survey wordt afgenomen na het lezen van krantenartikelen.
55
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Met dit onderzoek toonden we aan dat de Belgische krantenmedia enerzijds een link leggen tussen terrorisme en islam en anderzijds deze link dus primen bij de Belgische krantenlezers. Hoewel het verschil niet significant was, bleken krantenlezers deze associaties sterker te maken dan nietkrantenlezers. We kunnen het effect van de priming van kranten op de krantenlezers niet aantonen, maar gaan er toch vanuit dat het lezen van kranten een verklaring kan bieden in het al dan niet maken van de associaties tussen terrorisme en islam. Naast het lezen van kranten, bleek ook leeftijd en links-rechtspositionering deze associaties te beïnvloeden. De theorie van associatief priming is dus toepasbaar op onze case. Volgens deze theorie zijn er echter verschillende cognitieve en affectieve effecten van associatief priming. Deze worden besproken in het volgende hoofdstuk. Omdat de survey afgenomen werd bij een panel dat hoger opgeleid is en een hogere politieke interesse heeft dan het Belgisch gemiddelde, moeten we voorzichtig zijn met de resultaten te veralgemenen naar de Belgische bevolking. Uit de inhoudsanalyse van de Franstalige krantenmedia bleek echter dat de associaties nog sterker zijn dan in de Vlaamse krantenmedia. Op die manier kunnen we verwachten dat ook aan de Franstalige kant van de taalgrens een verschil zal worden waargenomen tussen krantenlezers en niet-krantenlezers.
56
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
6
Normatieve conclusies
Ons onderzoek duidt aan dat er een relatie bestaat tussen de associatie in de krantenmedia en de associatie bij de respondenten. We kunnen dus voorzichtig stellen dat de krantenmedia aan associatief priming doen. De kranten benadrukken terrorisme en islam en zorgen er zo voor dat deze link wordt overgenomen in het associatief geheugen van de krantenlezer. Dit heeft zowel cognitieve als affectieve gevolgen. Volgens Meyer en Schvaneveldt (1971) zorgt het associatief priming ervoor dat er een cognitieve link ontstaat tussen moslim en terrorisme in het associatief netwerk van de krantenlezers. Dit houdt in dat wanneer een krantenlezer aan moslim denkt, hij/zij automatisch ook aan terrorisme denkt, en andersom. Baker (2010) is van mening dat deze herhaalde associatie in nieuwsmedia uiteindelijk zou kunnen zorgen voor een cognitief gevolg: door herhaling van de termen ‘moslim’ en ‘terrorisme’, zullen lezers bij het lezen van ‘terrorisme’ een mentaal beeld van ‘moslim’ of ‘islam’ in hun hoofd krijgen, en andersom. Dit bleek vooral het geval te zijn bij de lezers van de kwaliteitskranten. Daarnaast maakten ook jonge en rechtse mensen sneller de link tussen moslim en terrorisme. Deze cognitieve associatie heeft een negatief gevolg. Omdat terrorisme een negatieve zaak is, betekent een associatie tussen moslims en terrorisme dat de respondenten bij moslim aan iets negatiefs denken. Op deze manier krijgen de godsdienst en haar gelovigen een negatieve bijklank. E. W. Said (2008)zegt dat de media door deze associatie de islamreligie en haar gelovigen reduceren tot enkele stereotypes en een wij-zijgevoel. E. Said (1978) stelt dat islam in de media gelijkgesteld wordt aan wat moslims doen, en dat moslims gezien worden als één groep. Dit zorgt ervoor dat de daden van één geradicaliseerde moslim veralgemeend zullen worden naar de gehele groep gelovigen. Er is dus sprake van Oriëntalisme waarbij er een
“Deze film moest er uit. ’Image’ gaat over beeldvorming en stereotypering door de media. Het lijkt wel alsof een Marokkaan het hier alleen kan schoppen tot crimineel, terrorist, knuffelallochtoon of voetballer” – Adil El Arbi (Van Malleghem, 2014)
onderscheid wordt gemaakt tussen het Oriënt (de moslims of islam) en het Occident (het westen), of de ‘zij’ en ‘wij’. Het idee achter oriëntalisme is dat het Westen een beeld opstelt van de ‘ander’, waartegen de eigen identiteit kan worden opgebouwd. Omdat hierbij wordt voorbijgegaan aan diversiteit, zullen alle moslims hetzelfde worden geacht. De nadruk op islam en terrorisme, zal er volgens Said voor zorgen dat het publiek uiteindelijk concludeert dat moslims terroristen zijn. Over wat ‘islamterrorisme’ inhoudt, is men het niet eens in de academische literatuur. Volgens Karim (2002) komt dit omdat de term te abstract is. De aanval op het World Trade Centre van 11 september 2001 zou gezien kunnen worden als islamterrorisme, maar 57
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
dan doe je de islamreligie geen recht aan. Deze daden maken immers geen deel uit van religieuze of spirituele dimensies van het geloof en worden gepleegd door extreme enkelingen. Het gaat immers enkel over één of meerdere moslims die bijdragen aan de voorbereiding of uitvoering van een terroristische actie, al dan niet in het kader van islamterrorisme of non-islamterrorisme”. Is daarom elke moslim een terrorist? Neen, maar de sterke associatie tussen terrorisme en islam doet dit wel geloven. Said en Karim zijn het eens dat het linken van islam en terrorisme de religie geen recht doet en voor een onterechte associatie zorgt die uiteindelijk moslims afbeeldt als terroristen. Net zoals Brahim Aberkane, in de inleiding geciteerd, kan er dan ook gepleit worden door een afschaffing van de associatie en de frequente link die gemaakt wordt tussen moslims en terrorisme. De link tussen terrorisme en moslim zou immers onbewust onze interpretatie van de wereld en onze attitude ten aanzien van moslims en terrorisme kunnen veranderen (Wilson & Brekke, 1994). De cognitieve associatie tussen moslim en terrorisme maakt dat wanneer we aan moslim denken, we automatisch ook aan terrorisme denken en omgekeerd. Terrorisme is van nature een negatieve zaak en de link met moslim maakt dat deze ook een negatieve connotatie krijgen. Onze attitude ten aanzien van moslims zou daarom ook kunnen veranderen tot negatieve gevoelens. Dit impliceert niet dat diegenen die de associatie maken, ook discriminerend gedrag of andere negatieve neigingen vertonen. Deze negatieve attitude bleek ook uit de antwoorden die op de associatievraag bij ‘moslim’ gegeven werden: “gevaarlijk”, “eng”, “anders”, enzovoort. De verandering in attitude kan betekenen dat de evaluatie “Als ik naar de beelden van IS kijk, ben ik even geschokt als jij. Ik heb niet het gevoel dat dat iets te maken heeft met mij of met mijn geloof. Het is IS die ons geloof misbruikt. Ik vind het vreselijk dat de wereld denkt dat dat is waar islam over gaat. Mensen die dat denken, hebben gewoon te weinig informatie over mijn geloof.” – Ish Ait Hamou (de Jonge, 2015)
van bepaalde personen of issues verandert en dat het issue belangrijker wordt (Domke et al., 1998; McCombs & Shaw, 1972; Scheufele & Tewksbury, 2007). De associatie kan bijvoorbeeld een effect hebben op stemgedrag of de evaluatie van politieke kandidaten en instituties (Iyengar, 1994). Ook Gavin en Sanders (2003)hun onderzoek wees uit dat de pers een impact heeft op de politieke attitudes van haar publiek. Ook in ons onderzoek komt dit verschil in politieke attitude tot uiting. Respondenten die moslims associëren met terrorisme zetten zich immers rechtser op het politieke spectrum. Verregaander is het ontstaan van het oriëntalisme. Baroud (2002) vult Said en Karim aan en
zegt dat de westerse media inderdaad oriëntalisme voeden. Ook Powell (2011) kwam tot die conclusie. Hij bestudeerde deze trend in de berichtgeving rond elf terroristische acties na 11 september 2001 in de Verenigde Staten. Er werd een patroon gevonden dat enerzijds oriëntalisme 58
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
voedt en anderzijds angst tegenover de Islam zaait. Dit element van angst, dreiging en intimidatie, linken Papacharissi en de Fatima Oliveira (2008) aan nieuwswaarden. Drama, visuele effecten, soundbites, relevantie enzovoort zorgen ervoor dat de media aan terroristische aanvallen een grote nieuwswaardigheid toekennen. Omdat hierover dan ook berichtgeving volgt, zeggen Papacharissi en de Fatima Oliveira (2008) dat de media terroristische organisaties helpen in het behalen van hun doel, omdat de intimidatie en perceptie van dreiging groter wordt. De frequente link die onze Belgische kranten maken tussen moslims en terrorisme zorgt ervoor dat de krantenlezers niet enkel moslims linken met terrorisme en andere negatieve zaken, maar dat ook hun attitude ten aanzien van moslims zal veranderen. Deze harde conclusie kan genuanceerd worden. Uit ons onderzoek bleek dat ook niet-krantenlezers de associatie ‘moslim → terrorisme’ maken, weliswaar in mindere mate. De associatie ‘terrorisme → moslim’ werd door nietkrantenlezers even sterk gemaakt als door krantenlezers. Dit wil zeggen dat niet enkel de krantenmedia de bron is van de associatie. Ook radio en televisie berichten immers over terrorisme en over islam. Deze media werken echter via soundbites en moeten dus to-the-point berichten. We gingen er dan ook vanuit dat krantenmedia meer dan anderen de ruimte zouden hebben om achtergrondverhalen en situatieschetsen te brengen. In zekere zin zouden krantenlezers dan ook minder de associatie tussen moslims en terrorisme maken. Toch blijkt dat krantenlezers vaker deze link maken dan niet-krantenlezers. Dit wijst op een sterke vertekening in de krantenmedia die we ook terug konden vinden in de verzamelde data in studie 1. Daaruit bleek immers dat de verhouding van krantenartikelen met een associatie tegenover krantenartikelen zonder associatie, ver verwijdert ligt van de verhouding tussen moslimterroristen en ‘gewone’ moslims. De survey maakt duidelijk dat een groot deel van de bevolking terrorisme linkt met islam en andersom. De affectieve en cognitieve gevolgen blijven dan ook gelden, wat voor een verontrustwekkende situatie zorgt. De Pegida beweging, een oorspronkelijk Duitse groepering die zich verzet tegen de islamisering van de samenleving, is een toonbeeld van hoe moslims veralgemeend worden tot terroristen. In hun protesten richten ze zich namelijk tegen de islam en wordt meer dan eens de link gemaakt met terrorisme. Vandaag bestaat deze groepering ook al in andere Europese landen waaronder België (Pegida, 2015). België wordt vandaag echter geconfronteerd met een steeds groter wordende multiculturaliteit, wat anderen de ‘superdiversiteit’ noemen. Om een goede samenleving op lange termijn te garanderen is voor een groot deel acceptatie en integratie nodig. Het bestaan van een associatie tussen terrorisme en islam, ook in de krantenmedia, zal deze opdracht nog moeilijker maken omdat het zorgt voor onterechte negatieve beelden waarin moslims gezien worden als terroristen.
59
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
7
Bibliografie
Anderson, J. R. (2013). The architecture of cognition: Psychology Press. Anderson, J. R., & Bower, G. H. (2014). Human associative memory: Psychology press. Baker, P. (2010). Representations of Islam in British broadsheet and tabloid newspapers 1999–2005. Journal of Language and Politics, 9(2), 310-338. Baroud, R. (2002). About bias in the media. The Milli Gazette. Billiet, J., Maddens, B., & Frognier, A.-P. (2006). Does Belgium (still) exist? Differences in political culture between Flemings and Walloons. West European Politics, 29(5), 912-932. Blumler, J. G., & Katz, E. (1974). The uses of mass communications: Current perspectives on gratifications research (Vol. 3): Sage publications Beverly Hills, CA. Bodenhausen, G. V., Macrae, C. N., & Hugenberg, K. (2003). Social Cognition Handbook of Psychology: John Wiley & Sons, Inc. Cellules Communistes Combattantes. (2015). Cellules Communistes Combattantes, from http://www.cellulescommunistescombattantes.be/historique.htm Clark, H. H. (1970). Word associations and linguistic theory. New horizons in linguistics, 1. Collins, A. M., & Quillian, M. R. (1969). Retrieval time from semantic memory. Journal of verbal learning and verbal behavior, 8(2), 240-247. Davis, D. K. (2004). Desert ‘wastes’ of the Maghreb: desertification narratives in French colonial environmental history of North Africa. Cultural Geographies, 11(4), 359-387. De Deyne, S., & Storms, G. (2008). Word associations: Network and semantic properties. Behavior Research Methods, 40(1), 213-231. de Jonge, S. (2015). Naar de roots van de vader. Humo. Domke, D., Shah, D. V., & Wackman, D. B. (1998). Media priming effects: Accessibility, association, and activation. International Journal of Public Opinion Research, 10(1), 51-74. Enders, W., & Sandler, T. (2005). After 9/11 is it all different now? Journal of Conflict Resolution, 49(2), 259-277. Europol. (2014). European Union Terrorism Situation And Trend Report 2014. In E. P. Office (Ed.), TESAT 2014: Europol. Ferguson, M. J., & Hassin, R. R. (2007). On the automatic association between America and aggression for news watchers. Personality and Social Psychology Bulletin, 33(12), 1632-1647. Galtung, J., & Ruge, M. H. (1965). The structure of foreign news the presentation of the Congo, Cuba and Cyprus Crises in four Norwegian newspapers. Journal of peace research, 2(1), 64-90. Gavin, N. T., & Sanders, D. (2003). The press and its influence on British political attitudes under New Labour. Political Studies, 51(3), 573-591. Goethals, F. G., Leclercq, A., & Carugati, A. (2009). On the unexpected differences in media usage in purchasing in France and Flanders. Systèmes d'information & management, 14(1), 37-74. Graber, D. A. (1988). Processing the news: How people tame the information tide: University Press of Amer. Hebb, D. O. (2005). The organization of behavior: A neuropsychological theory: Psychology Press.
60
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Higgins, E. T., Bargh, J. A., & Lombardi, W. J. (1985). Nature of priming effects on categorization. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 11(1), 59. Hoefkens, K. (2015). 'Wij zijn de grootste slachtoffers van de aanslag, niet jullie', De Standaard. Hooghe, M. (2007). Social Capital and Diversity Generalized Trust, Social Cohesion and Regimes of Diversity. Canadian Journal of Political Science-Revue Canadienne De Science Politique, 40(3), 709-732. doi: 10.1017/s0008423907070722 Iyengar, S. (1994). Is anyone responsible?: How television frames political issues: University of Chicago Press. Iyengar, S., & Kinder, D. R. (1987). News that matters: agenda setting and priming in a television age. News that Matters: Agenda-Setting and Priming in a Television Age. Iyengar, S., & Kinder, D. R. (2010). News that matters: Television and American opinion: University of Chicago Press. Joffé, G. (2008). The European Union, democracy and counter‐terrorism in the Maghreb. JCMS: Journal of Common Market Studies, 46(1), 147-171. Karim, K. H. (2002). Journalism as cultural practice. Journalism after September 11, 101. Katholieke Universiteit Leuven. (2015). Dutch Word http://www.kuleuven.be/semlab/interface/index.php
Association
Database,
from
Kautt, W. (2011). Irish Republican Army. The Encyclopedia of War. Lee, N. (2006). Het overheidsbeleid en de Molukse acties, 1970-1978. McCombs, M. E., & Shaw, D. L. (1972). The agenda-setting function of mass media. Public opinion quarterly, 36(2), 176-187. Meyer, D. E., & Schvaneveldt, R. W. (1971). Facilitation in recognizing pairs of words: evidence of a dependence between retrieval operations. Journal of experimental psychology, 90(2), 227. Norris, P. (2001). The News Media and Democracy. Political Communications Transformed: from Morrison to Mandelson. Basingstoke: Palgrave Publish New York, 163-180. Norris, P., Kern, M., & Just, M. R. (2003). Framing terrorism: The news media, the government, and the public: Psychology Press. Oxford Dictionary. (2015). Islam. Oxford: Oxford University Press. Palermo, D. S., & Jenkins, J. J. (1964). Word association norms: Grade school through college. Papacharissi, Z., & de Fatima Oliveira, M. (2008). News frames terrorism: A comparative analysis of frames employed in terrorism coverage in US and UK newspapers. The International Journal of Press/Politics, 13(1), 52-74. Pegida. (2015). Pegida, from https://www.facebook.com/pegidaevdresden?ref=bookmarks Pennebaker, J. W. (1993). Putting stress into words: Health, linguistic, and therapeutic implications. Behaviour research and therapy, 31(6), 539-548. Powell, K. A. (2011). Framing Islam: An analysis of US media coverage of terrorism since 9/11. Communication Studies, 62(1), 90-112. Raaijmakers, J. G., & Shiffrin, R. M. (1981). Search of associative memory. Psychological review, 88(2), 93. Reisberg, D. (2013). The Oxford handbook of cognitive psychology: Oxford University Press.
61
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Ruigrok, N., & Van Atteveldt, W. (2007). Global angling with a local angle: How US, British, and Dutch newspapers frame global and local terrorist attacks. The Harvard International Journal of Press/Politics, 12(1), 68-90. Said, E. (1978). Orientalism (New York: Vintage, 1979). Culture and imperialism. Said, E. W. (2008). Covering Islam: How the Media and the Experts Determine How We See the Rest of the World (Fully Revised Edition): Random House. Sauviller, R., Willems, J., & Liefrink, J. (1995). De Bende van Nijvel: tien jaar blunders van het gerecht: Icarus. Scheufele, D. A., & Tewksbury, D. (2007). Framing, agenda setting, and priming: The evolution of three media effects models. Journal of Communication, 57(1), 9-20. Schmidt, A. P. (1984). Political Terrorism: A Research Guide to Concepts, Theories, Data Bases, and Literature: Amsterdam: North-Holland Publishing Company. Statbel.
(2014). Onderwijsniveau, http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/arbeid_leven/opleiding/niveau/
from
Tourangeau, R., & Rasinski, K. A. (1988). Cognitive processes underlying context effects in attitude measurement. Psychological bulletin, 103(3), 299. Tulving, E. (1972). Episodic and semantic memory 1. Organization of Memory. London: Academic, 381(e402), 4. Van Malleghem, S. (2014). Deze film moest er uit, De Standaard. Wilson, T. D., & Brekke, N. (1994). Mental contamination and mental correction: unwanted influences on judgments and evaluations. Psychological bulletin, 116(1), 117.
62
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
8
Bijlagen
Bijlage 1
Gemiddeld # % #moslim- % moslim# artikels terrorisme terrorisme # islam %islam terrorisme terrorisme 1998 322.774 1.372 0,43% 2.742 0,85% 355 0,11% januari 35.261 103 0,29% 199 0,56% 34 0,10% februari 35.261 89 0,25% 131 0,37% 10 0,03% maart 35.261 114 0,32% 201 0,57% 36 0,10% april 35.261 123 0,35% 184 0,52% 18 0,05% mei 35.261 65 0,18% 209 0,59% 10 0,03% juni 35.261 86 0,24% 192 0,54% 20 0,06% juli 35.261 58 0,16% 149 0,42% 14 0,04% augustus 38.680 191 0,49% 299 0,77% 76 0,20% september 38.680 157 0,41% 261 0,67% 51 0,13% oktober 38.680 152 0,39% 271 0,70% 25 0,06% november 38.680 103 0,27% 237 0,61% 28 0,07% december 38.680 131 0,34% 409 1,06% 33 0,09% 1999 618.552 2.256 0,36% 3.723 0,60% 407 0,07% januari 51.546 189 0,37% 251 0,49% 14 0,03% februari 51.546 193 0,37% 327 0,63% 25 0,05% maart 51.546 212 0,41% 346 0,67% 34 0,07% april 51.546 217 0,42% 325 0,63% 34 0,07% mei 51.546 159 0,31% 275 0,53% 16 0,03% juni 51.546 193 0,37% 320 0,62% 44 0,09% juli 51.546 214 0,42% 337 0,65% 52 0,10% augustus 51.546 116 0,23% 265 0,51% 20 0,04% september 51.546 199 0,39% 306 0,59% 64 0,12% oktober 51.546 179 0,35% 322 0,62% 39 0,08% november 51.546 170 0,33% 258 0,50% 26 0,05% december 51.546 215 0,42% 391 0,76% 39 0,08% 2000 939.598 3.888 0,41% 6.132 0,65% 642 0,07% januari 66.985 258 0,39% 394 0,59% 62 0,09% februari 78.898 311 0,39% 470 0,60% 42 0,05% maart 78.898 315 0,40% 602 0,76% 50 0,06% april 78.898 270 0,34% 475 0,60% 30 0,04% mei 78.898 376 0,48% 617 0,78% 53 0,07% juni 78.898 308 0,39% 404 0,51% 45 0,06% juli 78.898 306 0,39% 452 0,57% 48 0,06% augustus 78.898 360 0,46% 464 0,59% 55 0,07% september 78.785 326 0,41% 539 0,68% 48 0,06% oktober 82.564 450 0,55% 741 0,90% 92 0,11% november 82.564 362 0,44% 477 0,58% 54 0,07% december 82.564 340 0,41% 497 0,60% 63 0,08% Jaar
63
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
2001 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2002 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2003 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2004 januari februari maart april mei
1.024.184 82.564 82.564 82.564 82.564 82.564 82.564 82.564 82.564 93.666 93.666 93.666 93.666 1.123.992 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 1.123.992 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 1.123.992 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666
15.233 339 435 463 353 474 440 334 536 4.281 3.638 1.939 2.001 15.535 1.315 1.122 1.256 1.362 1.180 1.314 1.087 1.295 1.770 1.495 1.316 1.023 11.236 1.041 996 1.213 770 982 1.013 712 829 899 778 954 1.049 13.315 828 830 1.993 1.285 947
1,49% 0,41% 0,53% 0,56% 0,43% 0,57% 0,53% 0,40% 0,65% 4,57% 3,88% 2,07% 2,14% 1,38% 1,40% 1,20% 1,34% 1,45% 1,26% 1,40% 1,16% 1,38% 1,89% 1,60% 1,40% 1,09% 1,00% 1,11% 1,06% 1,30% 0,82% 1,05% 1,08% 0,76% 0,89% 0,96% 0,83% 1,02% 1,12% 1,18% 0,88% 0,89% 2,13% 1,37% 1,01%
11.661 481 554 759 424 450 542 397 593 2.184 2.359 1.483 1.435 15.561 1.249 1.128 1.151 1.312 1.039 1.157 930 909 1.361 1.703 1.912 1.710 11.907 1.102 1.034 1.251 1.179 1.072 862 696 928 875 1.000 924 984 14.861 1.225 1.189 1.297 1.303 1.011
1,14% 0,58% 0,67% 0,92% 0,51% 0,55% 0,66% 0,48% 0,72% 2,33% 2,52% 1,58% 1,53% 1,38% 1,33% 1,20% 1,23% 1,40% 1,11% 1,24% 0,99% 0,97% 1,45% 1,82% 2,04% 1,83% 1,06% 1,18% 1,10% 1,34% 1,26% 1,14% 0,92% 0,74% 0,99% 0,93% 1,07% 0,99% 1,05% 1,32% 1,31% 1,27% 1,38% 1,39% 1,08%
3.950 41 72 61 46 57 113 77 128 1.173 1.060 505 617 3.617 412 250 240 252 234 350 214 242 416 405 326 276 2.930 206 193 296 202 310 310 178 315 232 225 246 217 3.815 161 177 597 408 221
0,39% 0,05% 0,09% 0,07% 0,06% 0,07% 0,14% 0,09% 0,16% 1,25% 1,13% 0,54% 0,66% 0,32% 0,44% 0,27% 0,26% 0,27% 0,25% 0,37% 0,23% 0,26% 0,44% 0,43% 0,35% 0,29% 0,26% 0,22% 0,21% 0,32% 0,22% 0,33% 0,33% 0,19% 0,34% 0,25% 0,24% 0,26% 0,23% 0,34% 0,17% 0,19% 0,64% 0,44% 0,24% 64
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
juni juli augustus september oktober november december 2005 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2006 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2007 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november
93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 1.118.076 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 93.666 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680
1.056 839 919 1.469 1.071 1.174 904 11.037 888 838 740 647 756 595 1.964 1.002 953 733 888 1.033 11.147 1.011 1.036 1.238 802 788 987 920 967 1.210 687 793 708 8.634 729 772 760 606 615 899 796 584 736 655 683
1,13% 0,90% 0,98% 1,57% 1,14% 1,25% 0,97% 0,99% 0,95% 0,89% 0,79% 0,69% 0,81% 0,64% 2,12% 1,08% 1,03% 0,79% 0,96% 1,11% 1,00% 1,09% 1,12% 1,34% 0,87% 0,85% 1,06% 0,99% 1,04% 1,31% 0,74% 0,86% 0,76% 0,78% 0,79% 0,83% 0,82% 0,65% 0,66% 0,97% 0,86% 0,63% 0,79% 0,71% 0,74%
1.081 884 963 1.473 1.187 1.820 1.428 13.715 1.391 987 1.349 1.107 1.011 888 1.317 1.033 810 1.129 1.250 1.443 14.304 1.350 1.742 1.255 1.042 1.040 1.067 968 978 1.326 1.074 1.132 1.330 12.256 1.181 940 1.182 894 986 958 825 1.010 1.167 958 1.021
1,15% 0,94% 1,03% 1,57% 1,27% 1,94% 1,52% 1,23% 1,49% 1,05% 1,44% 1,18% 1,08% 0,95% 1,42% 1,11% 0,87% 1,22% 1,35% 1,56% 1,29% 1,46% 1,88% 1,35% 1,12% 1,12% 1,15% 1,04% 1,06% 1,43% 1,16% 1,22% 1,44% 1,10% 1,27% 1,01% 1,28% 0,96% 1,06% 1,03% 0,89% 1,09% 1,26% 1,03% 1,10%
315 224 241 509 250 437 275 3.391 312 232 207 164 232 148 646 344 244 219 303 340 3.417 320 415 325 249 175 299 327 313 360 153 225 256 2.776 245 264 226 181 214 280 307 190 254 167 197
0,34% 0,24% 0,26% 0,54% 0,27% 0,47% 0,29% 0,30% 0,33% 0,25% 0,22% 0,18% 0,25% 0,16% 0,70% 0,37% 0,26% 0,24% 0,33% 0,37% 0,31% 0,35% 0,45% 0,35% 0,27% 0,19% 0,32% 0,35% 0,34% 0,39% 0,17% 0,24% 0,28% 0,25% 0,26% 0,28% 0,24% 0,20% 0,23% 0,30% 0,33% 0,21% 0,27% 0,18% 0,21% 65
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
december 2008 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2009 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2010 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2011 januari februari maart april
92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680
799 8.540 1.023 871 803 630 505 666 598 557 576 669 719 923 7.103 1.273 583 636 573 414 507 506 542 449 549 467 604 6.453 731 514 657 499 525 590 438 485 537 411 558 508 6.029 485 503 511 458
0,86% 0,77% 1,10% 0,94% 0,87% 0,68% 0,54% 0,72% 0,65% 0,60% 0,62% 0,72% 0,78% 1,00% 0,64% 1,37% 0,63% 0,69% 0,62% 0,45% 0,55% 0,55% 0,58% 0,48% 0,59% 0,50% 0,65% 0,58% 0,79% 0,55% 0,71% 0,54% 0,57% 0,64% 0,47% 0,52% 0,58% 0,44% 0,60% 0,55% 0,54% 0,52% 0,54% 0,55% 0,49%
1.134 10.404 958 1.189 1.279 839 772 691 619 606 808 783 801 1.059 9.839 964 701 761 774 593 1.015 698 718 1.037 925 821 832 9.117 804 763 981 765 608 669 516 783 902 781 861 684 10.141 899 1.237 1.021 778
1,22% 0,94% 1,03% 1,28% 1,38% 0,91% 0,83% 0,75% 0,67% 0,65% 0,87% 0,84% 0,86% 1,14% 0,88% 1,04% 0,76% 0,82% 0,84% 0,64% 1,10% 0,75% 0,77% 1,12% 1,00% 0,89% 0,90% 0,82% 0,87% 0,82% 1,06% 0,83% 0,66% 0,72% 0,56% 0,84% 0,97% 0,84% 0,93% 0,74% 0,91% 0,97% 1,33% 1,10% 0,84%
251 2.329 267 239 272 169 137 128 149 174 157 117 199 321 1.914 359 153 141 150 113 168 143 138 119 171 118 141 1.695 197 111 200 124 115 135 129 128 152 120 143 141 1.730 158 165 117 125
0,27% 0,21% 0,29% 0,26% 0,29% 0,18% 0,15% 0,14% 0,16% 0,19% 0,17% 0,13% 0,21% 0,35% 0,17% 0,39% 0,17% 0,15% 0,16% 0,12% 0,18% 0,15% 0,15% 0,13% 0,18% 0,13% 0,15% 0,15% 0,21% 0,12% 0,22% 0,13% 0,12% 0,15% 0,14% 0,14% 0,16% 0,13% 0,15% 0,15% 0,16% 0,17% 0,18% 0,13% 0,13% 66
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
mei juni juli augustus september oktober november december 2012 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2013 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 2014 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober
92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.112.160 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 92.680 1.181.276 92.680 92.680 92.680 92.680 102.523 102.523 102.523 102.523 102.523 102.523
964 212 480 402 763 483 367 401 5.310 386 377 434 454 418 478 555 403 438 377 620 370 6.578 702 434 448 803 591 594 453 611 594 501 353 494 12.152 600 426 492 482 700 864 1.240 1.623 2.077 1.537
1,04% 0,23% 0,52% 0,43% 0,82% 0,52% 0,40% 0,43% 0,48% 0,42% 0,41% 0,47% 0,49% 0,45% 0,52% 0,60% 0,43% 0,47% 0,41% 0,67% 0,40% 0,59% 0,76% 0,47% 0,48% 0,87% 0,64% 0,64% 0,49% 0,66% 0,64% 0,54% 0,38% 0,53% 1,03% 0,65% 0,46% 0,53% 0,52% 0,68% 0,84% 1,21% 1,58% 2,03% 1,50%
972 492 740 761 822 804 858 757 10.789 759 823 797 866 774 1.302 949 747 1.296 855 839 782 10.948 989 828 822 1.216 963 886 967 1.098 864 965 662 688 14.686 939 562 641 584 804 1.171 974 1.640 2.437 2.025
1,05% 0,53% 0,80% 0,82% 0,89% 0,87% 0,93% 0,82% 0,97% 0,82% 0,89% 0,86% 0,93% 0,84% 1,40% 1,02% 0,81% 1,40% 0,92% 0,91% 0,84% 0,98% 1,07% 0,89% 0,89% 1,31% 1,04% 0,96% 1,04% 1,18% 0,93% 1,04% 0,71% 0,74% 1,24% 1,01% 0,61% 0,69% 0,63% 0,78% 1,14% 0,95% 1,60% 2,38% 1,98%
329 47 157 107 196 122 91 116 1.563 108 113 138 168 86 160 162 118 131 116 177 86 2.339 300 123 148 309 228 156 165 240 226 141 118 185 6.253 257 97 135 125 178 461 463 898 1.481 873
0,35% 0,05% 0,17% 0,12% 0,21% 0,13% 0,10% 0,13% 0,14% 0,12% 0,12% 0,15% 0,18% 0,09% 0,17% 0,17% 0,13% 0,14% 0,13% 0,19% 0,09% 0,21% 0,32% 0,13% 0,16% 0,33% 0,25% 0,17% 0,18% 0,26% 0,24% 0,15% 0,13% 0,20% 0,53% 0,28% 0,10% 0,15% 0,13% 0,17% 0,45% 0,45% 0,88% 1,44% 0,85% 67
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
november december 2.015 januari februari maart
102.523 102.523 307.572 102.523 102.523 102.523
1.119 1.384 10.446 5.632 2.755 2.059
1,09% 1,35% 3,40% 5,49% 2,67% 2,01%
1.378 1.531 10.509 5.251 3.067 2.191
1,34% 1,49% 3,42% 5,12% 2,99% 2,14%
597 688 5.003 2.642 1.369 992
0,58% 0,67% 1.63% 2,58% 1,34% 0,97%
68
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Bijlage 2: Verdeling van panel bij verschillende kenmerken
Gender Man Vrouw
Percentage 69,2% 25,8%
Politieke interesse Geen interesse Weinig interesse Gemiddelde interesse Interesse Veel interesse
Percentage
Links-rechtspositionering Extreem links Links Centrum Rechts Extreem rechts
Percentage
Leeftijd 15 - 35 jaar 36 - 55 jaar 56 - 75 jaar
Percentage
Opleidingsniveau Geen Lager onderwijs Lager secundair Hoger secundair Hoger onderwijs (niet-universitair) Hoger onderwijs (universitair)
Percentage
Inkomen lager dan €1.000 €1.000 - €1.300 €1.300 - €1.600 €1.600 - €1.900 €1.900 - €2.300 €2.300 - €2.800 €2.800 - €3.400 €3.400 - €4.000 €4.000 - €5.000 €5.000 - €6.000 Meer dan €6.000
Percentage
0,7% 1,9% 12,0% 61,6% 19,4%
11,0% 32,3% 13,8% 32,7% 5,6%
24,2% 37,2% 38,1%
0,2% 0,7% 5,2% 24,3% 31,1% 34,0%
4,9% 5,4% 7,5% 7,0% 10,1% 11,7% 13,4% 13,6% 9,2% 4,9% 5,6%
69
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Beroep Zelfstandige Bediende of ambtenaar Arbeider Gepensioneerde of bruggepensioneerde Werkloze Student Huisman of -vrouw Andere niet-actieve
8,7% 44,0% 3,3% 19,2% 4,7% 11,2% 1,6% 2,8%
70
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Bijlage 3: Algemene vragen over achtergrondkenmerken en mediagebruik
In dit deel van de survey peilen we naar enkele algemene achtergrondkenmerken en verzamelen we gegevens over uw mediagebruik. Duidt aan wat het best past.
Wat is uw nationaliteit? … Wat is de nationaliteit van uw moeder? … Wat is de nationaliteit van uw vader? … Hoe vaak leest u de krant? o Dagelijks o Minder dan de helft van de dagen van de week o Wekelijks o Een paar keer per maand o Maandelijks o Nooit Leest u de krant op papier of op tablet/smartphone? o Papier o Tablet/smartphone (wordt enkel getoond indien voorgaande vraag niet ‘nooit’ is) Welke krant(en) leest u regelmatig? U kan verschillende kranten aanduiden. o De Morgen o De Standaard o De Tijd o Gazet Van Antwerpen o Belang Van Limburg o Het Nieuwsblad o Anders: … Bent u geabonneerd op een Vlaamse krant? o Ja o Nee Op welke krant(en) bent u geabonneerd? U kan verschillende kranten aanduiden. o De Morgen o De Standaard o De Tijd o Gazet Van Antwerpen o Belang Van Limburg o Het Laatste Nieuws o Het Nieuwsblad o Anders: …
71
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Bijlage 4: Vragen die peilen naar associatie bij terrorisme (GROEP 1)
Op de volgende pagina’s van deze survey zal u telkens één woord te zien krijgen. We vragen u om dit woord te lezen en vervolgens de eerste drie woorden die vanzelf in u opkomen, te noteren. We zijn geïnteresseerd in uw spontane reacties en vragen u dan ook om de woorden waar u aan denkt zo snel mogelijk in te vullen. Wanneer u klaar bent, klikt u onderaan op de pijl om naar het volgende woord te gaan. In totaal krijgt u vijf woorden voorgelegd.
‘TERRORISME’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘KLIMAATSVERANDERING’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘VAKBOND’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘POLITIEKE WETENSCHAPPER’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘PROTEST’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: …
72
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Bijlage 5: Vragen die peilen naar associatie bij moslim (GROEP 2)
Op de volgende pagina’s van deze survey zal u telkens één woord te zien krijgen. We vragen u om dit woord te lezen en vervolgens de eerste drie woorden die vanzelf in u opkomen, te noteren. We zijn geïnteresseerd in uw spontane reacties en vragen u dan ook om de woorden waar u aan denkt zo snel mogelijk in te vullen. Wanneer u klaar bent, klikt u onderaan op de pijl om naar het volgende woord te gaan. In totaal krijgt u vijf woorden voorgelegd.
‘MOSLIM’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘KLIMAATSVERANDERING’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘VAKBOND’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘POLITIEKE WETENSCHAPPER’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: … ‘KATHOLICISME’ o Aan welke woorden of begrippen denkt u spontaan? o Woord 1: … o Woord 2: … o Woord 3: …
73
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Bijlage 6: Codeboek
DEEL 1: Vragen m.b.t nationaliteit en mediagebruik ID: In dit onderdeel wordt de respondentnummer opgeschreven Nationaliteit: In dit onderdeel duidt u aan welke nationaliteit de respondent heeft 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Belgisch: Belgisch is iemand die aangeeft dat hij/zij Belg of Vlaming is Israëlisch: Israëlisch is iemand die aangeeft dat hij/zij van Israël afkomstig is Frans: Frans is iemand die aangeeft dat hij/zij van Frankrijk afkomstig is Colombiaans: Colombiaans is iemand die aangeeft dat hij/zij van Colombia afkomstig is Nederlands: Nederlands is iemand die aangeeft dat hij/zij van Nederland afkomstig is Indonesisch: Indonesisch is iemand die aangeeft dat hij/zij van Indonesië afkomstig is Koerd: Koerd is iemand die aangeeft dat hij/zij tot het Koerdische volk behoorde Burundiër: Burundiër is iemand die aangeeft dat hij/zij van Burundi afkomstig is Duits: Duits is iemand die aangeeft dat hij/zij van Duitsland afkomstig is Deens: Deens is iemand die aangeeft dat hij/zij van Denemarken afkomstig is Australisch: Australisch is iemand die aangeeft dat hij/zij van Australië afkomstig is Zwitsers: Zwitsers is iemand die aangeeft dat hij/zij van Zwitserland afkomstig is Italiaans: Italiaans is iemand die aangeeft dat hij/zij van Italië afkomstig is Marokkaans: Marokkaans is iemand die aangeeft dat hij/zij van Marokko afkomstig is Kroaat: Kroaat is iemand die aangeeft dat hij/zij van Kroatië afkomstig is Pools: Pools is iemand die aangeeft dat hij/zij van Polen afkomstig is Brit: Brit is iemand die aangeeft dat hij/zij van het Verenigd Koninkrijk afkomstig is Amerikaans: Amerikaans is iemand die aangeeft dat hij/zij van de Verenigde Staten afkomstig is 19. Missing Nationaliteit van de moeder: In dit onderdeel duidt u aan welke nationaliteit de moeder van de respondent heeft 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Belgisch: Belgisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder Belg of Vlaming is Israëlisch: Israëlisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Israël afkomstig is Frans: Frans is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Frankrijk afkomstig is Colombiaans: Colombiaans is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Colombia afkomstig is Nederlands: Nederlands is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Nederland afkomstig is Indonesisch: Indonesisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Indonesië afkomstig is Koerd: Koerd is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder tot het Koerdische volk behoorde Burundiër: Burundiër is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Burundi afkomstig is Duits: Duits is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Duitsland afkomstig is Deens: Deens is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Denemarken afkomstig is Australisch: Australisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Australië afkomstig is Zwitsers: Zwitsers is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Zwitserland afkomstig is Italiaans: Italiaans is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Italië afkomstig is 74
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
14. Marokkaans: Marokkaans is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Marokko afkomstig is 15. Kroaat: Kroaat is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Kroatië afkomstig is 16. Pools: Pools is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van Polen afkomstig is 17. Brit: Brit is iemand die aangeeft dat zijn/haar moeder van het Verenigd Koninkrijk afkomstig is 18. Amerikaans: Amerikaans is iemand die aangeeft dat hij/zij van de Verenigde Staten afkomstig is 19. Missing Nationaliteit van de vader: In dit onderdeel duidt u aan welke nationaliteit de vader van de respondent heeft 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Belgisch: Belgisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader Belg of Vlaming is Israëlisch: Israëlisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Israël afkomstig is Frans: Frans is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Frankrijk afkomstig is Colombiaans: Colombiaans is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Colombia afkomstig is Nederlands: Nederlands is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Nederland afkomstig is Indonesisch: Indonesisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Indonesië afkomstig is Koerd: Koerd is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader tot het Koerdische volk behoorde Burundiër: Burundiër is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Burundi afkomstig is Duits: Duits is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Duitsland afkomstig is Deens: Deens is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Denemarken afkomstig is Australisch: Australisch is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Australië afkomstig is Zwitsers: Zwitsers is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Zwitserland afkomstig is Italiaans: Italiaans is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Italië afkomstig is Marokkaans: Marokkaans is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Marokko afkomstig is Kroaat: Kroaat is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Kroatië afkomstig is Pools: Pools is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van Polen afkomstig is Brit: Brit is iemand die aangeeft dat zijn/haar vader van het Verenigd Koninkrijk afkomstig is Amerikaans: Amerikaans is iemand die aangeeft dat hij/zij van de Verenigde Staten afkomstig is Missing
Krantenlezer: In dit onderdeed duidt u aan of de respondent een krantenlezer is of niet. 0. Nee 1. Ja Een krantenlezer is iemand die geabonneerd is op een krant of iemand die dagelijks de krant leest. Dit kan zowel de papieren krant als de krant op tablet/smartphone zijn. Krant: In dit onderdeel duidt u aan welke krant de respondent leest. 1. De Morgen 75
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De Standaard De Tijd Gazet Van Antwerpen Belang van Limburg Het Laatste Nieuws Nieuwsblad Missing: Geen krant aangeduid of andere krant opgegeven
Geabonneerd op krant: In dit onderdeel duidt u aan op welke krant de respondent geabonneerd is. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De Morgen De Standaard De Tijd Gazet Van Antwerpen Belang van Limburg Het Laatste Nieuws Nieuwsblad Missing: Geen krant aangeduid of andere krant opgegeven
DEEL 2: In het volgende onderdeel ga je telkens na welke associaties de respondent maakt. Antwoorden kunnen verwijzen naar verschillende zaken en kunnen dan ook gekoppeld worden aan meerdere associaties. Ga dus telkens na bij welke antwoordcategorieën de antwoorden allemaal passen. Groep: In dit onderdeel duidt u aan of de respondent tot groep 1 of groep 2 behoort. Respondenten van groep 1 kregen de associatievraag over terrorisme. Respondenten van groep 2 kregen de associatievraag over moslim. Tijd: In dit onderdeel duidt u aan hoe veel tijd de respondent besteedde aan het beantwoorden van de associatievraag Vragen m.b.t. associaties tussen terrorisme en… Woord 1T: associatie tussen terrorisme en…: Hier duidt u aan welke labels aan het antwoord kunnen worden toegekend. (meerdere labels mogelijk) o o o o o o o o o o o
Islam Fundamentalisme Geweld Locatie Groepering Gevolgen Beoordeling Oorzaken Religie Event Ander 76
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Woord 2T: zie woord 1 Woord 3T: zie woord 1 Voorbeelden: Vb. GEWELD: Moord, dood, geweld, bloedbad, oorlog, vandalisme, bloed, agressie, wapens, enz. Vb. GEWELD + FUNDAMENTALISME: ontploffing, terreur, aanslag, onthoofden, bom, zelfmoord, enz. Vb. GEWELD + ELDERS + ISLAM: moslimterrorisme, enz. Vb. GEWELD + OORZAAK: hersenspoeling enz. Vb. GEWELD + RELIGIE: godsdienstoorlog, enz. Vb. GEWELD + GEVOLG: slachtoffers, onschuldigen, enz. Vb. LOCATIE: Wereld, buitenland, USA, Bush, vreemdelingen, Baskenland, Spanje, Griekenland, Oekraïne enz. VB. LOCATIE + GROEPERINGEN + ISLAM + FUNDAMENTALISME: ISIS, Taliban, IS, Al Qaida, Boko Haram, Bin Laden, Al Shabaab, Al Baghdadi, enz. Vb. LOCATIE + GEWELD: moslimterrorisme, enz. Vb. LOCATIE + ISLAM: Midden-Oosten, Syrië, Egypte, Afghanistan, Palestina enz. Vb. FUNDAMENTALISME: Extreem links, extremisme, fanatici, gekheid enz. Vb. FUNDAMENTALISME + ISLAM: radicalisering, enz. Vb. RELIGIE: Godsdienst, geloof, Joden, synagoge, enz; Vb. TERRORISTISCHE EVENTS + ISLAM: 9/11, WTC, Charlie Hebdo, enz. Vb. TERRORISTISCHE GROEPERINGEN: Rote Armee Fraktion, Bende Van Nijvel, Rote Brigade Vb. GEVOLG: Polarisatie, verzet, gevaar, dreiging, intimiderend, onmacht, willekeur, bang, enz. Vb. ISLAM: Moslims, Arabieren, Marokkanen, Koran, enz. Vb. OORZAAK: Politiek doel, destabilisatie, armoede, enz. Vb. BEOORDELING: Verkeerd, verderfelijk, verwerpelijk, onmenselijk, egoïstisch, slecht, afstotend, enz.
77
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Vragen m.b.t. associatie tussen moslim en… Woord 1I: associatie tussen terrorisme en…: Hier duidt u aan welke labels aan het antwoord kunnen worden toegekend. (meerdere labels mogelijk) o o o o o o o o o
Religie Contra-houding Levensstijl Afkomst Terrorisme Fundamentalisme Pro-houding Geweld Ander
Woord 2I: zie woord 1 Woord 3I: zie woord 1 Voorbeelden Vb. AFKOMST: Maghreb, Noord-Afrikaan, Arabier, Egypte, Marokkaan, immigrant enz. Vb. RELIGIE: Geloof, islam, moskee, Allah, imam, Koran, Mohammed, Mekka, Mohammedaan, minaret, Allahoe akbar, Insjallah enz. Vb. LEVENSSTIJL: Hoofddoek, baard, vrijdaggebed, tulband, gewaad, boerka, Ramadam, halal, pita, kebabenz. Vb. FUNDAMENTALISME: Radicalisme, onstabiliteit, extreem, fanatiek, macht enz. Vb. FUNDAMENTALISME + TERRORISME: IS, ISIS enz. Vb. FUNDAMENTALISME + RELIGIE: godsdienstfundamentalisme enz. Vb. TERRORISME: Terrorisme, terreur enz. Vb. GEWELD: Oorlog, geweld, onstabiliteit, enz. Vb. PRO-HOUDING: Vriendelijk, familiegevoel, multicultureel, buren, solidariteit, enz. Vb. CONTRA-HOUDING: Bedreiging, overgevoelig, profiteur, twist, problemen, achterlijk, homohaat, onverdraagzaam, conservatief, on-Europees, vrouwenhaat, gesloten, werkloos, vreemden, arm, anders, verwarrend, haten, racisme, niet-welkom, uitsluiting, discriminatie, Filip de Winter, enz.
78
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Bijlage 7: Overzicht van figuren en tabellen
Figuur 1: Overzicht van alle Belgische kranten per trimester, N = 301.443 .......................................... 19 Figuur 2: Overzicht van alle Belgische kanten per maand, N = 301.443 ............................................... 19 Figuur 3: Aandeel van berichtgeving over terrorisme en over islam (gemiddelde van Belgische kranten), N = 301.443............................................................................................................................ 22 Figuur 4: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 193.295 . 24 Figuur 5: Aandeel van de berichtgeving over terrorisme en islam (gemiddelde van populaire en kwaliteitskranten), N = 301.443 ............................................................................................................ 26 Figuur 6: Aandeel van krantenartikelen over zowel terrorisme als islam in het totale aantal krantenartikelen over islam (gemiddelde van populaire en kwaliteitskranten), N = 193.295 ............. 27 Figuur 7: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam, N = 193.264 .................................................................................. 28 Figuur 8: Verschillen in de associatie bij krantenlezers en niet-krantenlezers, N = 430 ....................... 40 Figuur 9: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam, N = 193.264 .................................................................................. 41 Figuur 10: Verschillen in associatie tussen moslim en terrorisme, afhankelijk van welke krant gelezen wordt, N = 430 ....................................................................................................................................... 42 Figuur 11: Verschillen in associaties, afhankelijk van de leeftijdsgroep, N = 430 ................................. 46 Figuur 12: Verschillen in associaties, afhankelijk van beroep, N = 430 ................................................. 48 Figuur 13: Verschillen in associaties, afhankelijk van links-rechtspositionering, N = 430 .................... 50
Tabel 1: Overzicht van het aantal krantenartikelen over zowel terrorisme als islam, in het totale aantal krantenartikelen over islam, N = 193.295 .................................................................................. 20 Tabel 2: Overzicht van correlatiecoëfficiënten van de berichtgeving over terrorisme en over islam, N=301.443 ............................................................................................................................................. 22 Tabel 3: Overzicht van correlatiecoëfficiënten van de berichtgeving over terrorisme en over islam (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 301.443.......................................................... 25
79
Moslim = Terrorist? Associatief priming door Belgische krantenmedia en het effect op Vlaamse burgers
Tabel 4: Aandeel van de berichtgeving over terrorisme (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 156.264............................................................................................................................ 25 Tabel 5: Aandeel van de berichtgeving over islam (gemiddelde van Vlaamse en Franstalige kranten), N = 193.295 ........................................................................................................................................... 25 Tabel 6: Overzicht van correlatiecoëfficiënten van berichtgeving over terrorisme en berichtgeving over islam, N = 301.443 ......................................................................................................................... 27 Tabel 7: Gewogen frequenties van de antwoorden op associatievraag ‘terrorisme’ in survey, N = 236 ............................................................................................................................................................... 37 Tabel 8: Gewogen frequenties van de antwoorden op associatievraag ‘moslim'in survey, N = 194 ... 37 Tabel 9: Logistische regressie: associatie terrorisme → moslim ........................................................... 45 Tabel 10: Logistische regressie: associatie moslim →terrorisme.......................................................... 45
80