MOOI NEDERLAND 2,5 jaar innovatie en waardecreatie
MOOI NEDERLAND 2,5 jaar innovatie en waardecreatie
Slotpublicatie Innovatieprogramma Mooi Nederland Ministerie van Infrastructuur en Milieu Juni 2011 www.kennispleinmooinederland.nl
Voorwoord Het programma Mooi Nederland is door het Rijk in 2009 gestart om zuinig ruimtegebruik te stimuleren, verrommeling tegen te gaan en ruimtelijke kwaliteit te bevorderen. Vanuit het besef dat een goede balans tussen toegankelijk groen, een bloeiende economie, bereikbaarheid en een duurzame leefomgeving meerwaarde kan creëren voor Nederland. Nu het programma is afgerond, is het goed om terug te blikken. In deze eindpublicatie “Mooi Nederland, 2,5 jaar innovatie en waardecreatie” worden de resultaten van bijna 100 innovatieve voorbeeldprojecten beschreven. De succesfactoren en lessen die zijn geleerd zijn een goed voorbeeld van de kracht van samenwerking tussen Rijk, regionale en lokale partijen. Veel mensen zijn actief betrokken geweest bij het netwerk dat rond deze voorbeeldprojecten is opgebouwd, zowel uit de hoek van praktijk, beleid als onderwijs.
Provincies en steden hebben geen enkel belang bij het laten dichtslibben van het landschap. Het is mijn overtuiging dat op lokaal en provinciaal niveau veel beter ruimtelijke oplossingen gevonden kunnen worden voor de hedendaagse ontwikkelingen waarmee we te maken hebben. Ontwikkelingen als grotere diversiteit in de regio’s – de ene regio heeft met groei te maken, de ander met bevolkingskrimp – vereisen maatwerk. Elke regio heeft een eigen aanpak nodig. Een centraal beleid, aangestuurd vanuit Den Haag, past daar niet bij. Wat alle regio’s met elkaar gemeen hebben is het besef dat een goede en mooie leefomgeving voor iedereen van belang is. Niet alleen om Nederland in de wereldeconomie van nu en in de toekomst concurrerend te houden, maar ook om Nederland een mooi en prettig land te laten zijn om in te wonen, werken en recreëren.
Hoe nu verder? Ik wil graag benadrukken dat de meeste doelstellingen van het programma Mooi Nederland nog recht overeind staan. Maar het roer moet om. ‘Decentraal wat kan’ is het uitgangspunt. Provincies, gemeenten en inwoners krijgen meer ruimte om zelf invulling te geven en keuzes te maken op het gebied van de ruimtelijke ordening. Vereenvoudiging van regels zal dat decentrale beleid verder stimuleren.
Het programma Mooi Nederland is destijds gestart als een tijdelijk programma. Het is nu aan gemeenten en provincies, marktpartijen en burgers om verder te werken aan een mooi Nederland. Ik hoop dat dit boek u daarbij inspireert.
Ik heb er alle vertrouwen in dat lokale en regionale partijen uitstekend in staat zullen zijn die vrijheid goed in te vullen.
Melanie Schultz van Haegen Minister van Infrastructuur en Milieu
Inhoudsopgave Voorwoord 3 1.
Kennis delen en leren van Mooi Nederland 7
2. De waarde van Mooi Nederland 11 2.1 Identiteit als kernwaarde 16 2.2 Nieuwe verhoudingen en coalities 27 2.3 Het nieuwe verdienen 34 2.4 Perspectief 40 3. De projecten van Mooi Nederland 43 3.1 Identiteit van de plek 45 3.2 Identiteit van de stadsrandzones 65 3.3 Bedrijventerreinen 81 A. Ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen 82 B. Verzakelijking van bedrijventerreinen 102 3.4 Klimaatbuffers 111 3.5 Investeren in het landschap 127 3.6 Spoorzones 141 3.7 Sanering verspreid liggende kassen 155 3.8 Identiteit van weg en omgeving 171 3.9 Identiteit van de compacte stad 183 3.10 Identiteit van energielandschappen 199
4. De aanpak van Mooi Nederland 221 4.1 Lezen 221 4.2 Beleven 234 4.3 Doen 242
1 6
Kennis delen en leren van Mooi Nederland Denken en werken aan kwaliteit, waarde en duurzame ontwikkeling van de bestaande ruimte. Dat is de winst van 2,5 jaar Innovatieprogramma Mooi Nederland. Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleerde vanaf begin 2009 oplossingen voor drie opgaven: tegengaan van verrommeling, bevorderen van zuinig en slim ruimtegebruik en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. En dat in een Nederland met veelsoortige en groeiende behoeften. Denk aan toegankelijk groen, een bloeiende economie, bereikbaarheid en een duurzame leefomgeving. Als het programma Mooi Nederland iets heeft opgeleverd, dan is het dat samenwerking kan en loont. Dat kennisdelen de kwaliteit van plannen en uitvoering verbetert. En dat het innovatieprogramma Nederland op weg heeft geholpen richting de toekomst.
Elk verhaal is uniek
In 96 voorbeeldprojecten is door gemeenten, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers gezocht naar manieren om de identiteit van hun plek, gebied of landschap te versterken. Elk project is een uniek verhaal over de zoektocht van mensen naar meer kwaliteit en eigenaarschap in hun stad, dorp, bedrijventerrein of gebied. Het innovatieprogramma bestond uit een Innovatieregeling Mooi Nederland waarmee projecten een financiële duw in de rug kregen. In twee tenders is 13 miljoen euro beschikbaar gesteld, waarmee 58 projecten medefinanciering kregen. Mooi Nederland is daarnaast een kennis- en leertraject met als virtuele ontmoetingsplaats www.kennispleinmooinederland.nl. Een actief netwerk van professionals werkt dagelijks aan creatieve innovaties om Nederland mooier te maken.
Tien opgaven
8
Het kennis- en leertraject van Mooi Nederland steunt op de gedachte dat mensen op drie niveaus leren: 1) door iets te lezen of te laten uitleggen; 2) door iets te zien, te beleven of te ondergaan en 3) door samen iets te maken, iets te doen. Via een online kennisnetwerk van bijna duizend professionals, excursies en lezingen, kennisakkoorden tussen het ministerie van I&M en kennisinstellingen, de publieksprijs Mooi Nederland en matchmaking tussen professionals werden ervaringen uit 96 ruimtelijke projecten gedeeld. Tien opgaven kwamen uitgebreid de afgelopen 2,5 jaar aan bod: 1. Identiteit van de plek 2. Identiteit van stadsrandzones 3. Bedrijventerreinen 4. Klimaatbuffers 5. Investeren in het landschap 6. Spoorzones 7. Sanering van verspreid liggende kassen 8. Identiteit van weg en omgeving 9. Identiteit van de compacte stad 10. Identiteit van energielandschappen Deze tien opgaven hebben een schat aan kennis en informatie opgeleverd die geraadpleegd kan worden door collega’s die voor dezelfde ruimtelijke opgaven staan. Deze bundel heeft daarmee twee functies: de verantwoording van het Innovatieprogramma Mooi Nederland en tevens een handboek voor eenieder die betrokken is bij ruimte in Nederland. En vergeet ook het online platform niet om netwerk, kennis en kunde te ontsluiten. Meer over de aanpak van het Innovatieprogramma Mooi Nederland staat in hoofdstuk 4.
9
2 10
De waarde van Mooi Nederland Nederland wordt mooier door de inzet van mensen. Uit de projecten en het netwerk van mensen dat Mooi Nederland vormgeeft tekent zich een centrale opgave voor de toekomst af:
Waarde creëren vanuit het bestaande! Mooi Nederland laat zien wat er mogelijk is wanneer we investeren in de kwaliteit van de bestaande leefomgeving. Het gaat dan om kleine of juist grote investeringen in bestaande wijken, stadsrandzones, landelijke gebieden en op bedrijventerreinen. Dit betekent een omslag van een kwantitatieve opgave naar een kwalitatieve opgave, waarbij de aandacht verschuift naar het beheren, renoveren, verbeteren en vernieuwen van het bestaande. Stap voor stap wordt de identiteit van plekken en gebieden versterkt, veranderd en aangepast aan de eisen van een nieuwe tijd. Na de jarenlange focus
op nieuwbouw mag dit als een nieuw perspectief worden geduid. De bijna honderd projecten van Mooi Nederland leveren sterke verhalen en ‘lessen’ op, waarin creativiteit en nieuwe vormen van samenwerken vaak het verschil maken. Nieuwe verhalen, die ook laten zien dat we de gecreëerde waarde nog niet altijd kunnen verzilveren of hard maken in ons huidige systeem. Meer kwaliteit leveren vanuit het bestaande vraagt van ons allen kritisch terugkijken naar onze ruimtelijke traditie en optimistisch samenwerken aan een transitie. Ontwikkelingen
Deze opgave is niet uit het niets ontstaan. Er liggen belangrijke economische en maatschappelijke ontwikkelingen aan ten grondslag. Die hebben hun weerslag op de ruimtelijke ontwikkelingen in de nabije toekomst. Wereldwijd vormt de financiële en
12
economische crisis een belangrijke aanleiding voor verandering. Gebiedsontwikkeling staat onder druk. De bouw- en vastgoedsector heeft het moeilijk, vele privaat gefinancierde gebiedsontwikkelingen liggen stil of worden gefaseerd uitgevoerd, gemeentelijke grondexploitaties komen in de min. Met publieke investeringen, vooral in infrastructuur, proberen overheden de economie te stimuleren. In gebiedsontwikkeling heeft de afgelopen decennia de nadruk gelegen op nieuwbouw. Nieuwbouw van woningen, bedrijventerreinen en infrastructuur was makkelijk, snel en leverde geld op voor nieuwe uitgaven. De winst op investeren creëerde ruimte voor consumeren. Deze cyclus is nu doorbroken. Verdienen aan nieuwbouw is niet langer vanzelfsprekend. Vanuit economisch perspectief beraden de vastgoed- en bouwsector, eindgebruikers, maar ook gemeenten, corporaties en beleggers zich dan ook op de ontstane (markt)situatie en nieuwe trends en ontwikkelingen. Oog voor wat er is
Meer kwaliteit betekent meer oog voor wat er al is, inclusief de opgaven die voor ons liggen. Waar staan we nu en wat hebben we? Wanneer we vanuit dit perspectief kijken, wordt duidelijk dat de ‘oude’ koers niet altijd tot de gewenste resultaten heeft geleid. We zien steden waarin we de samenhang tussen verstedelijking en mobiliteit niet optimaal hebben georganiseerd. Van een groot aantal bestaande woningen zijn beheer en onderhoud onvoldoende. De renovatie- en herstructureringsopgave is enorm. Ook de leefkwaliteit van woon-, werk- en verblijfsmilieus, zoals scholen, staat onder druk. Het gebruik van nieuwbouwgebieden werd
verondersteld zichzelf te regelen, met steeds krapper wordende budgetten voor beheer en onderhoud. De gevolgen zijn nu zichtbaar: verouderde bedrijventerreinen met onvoldoende aantrekkingskracht, wijken die verloederd raken, kantoren en monumentale panden die leeg staan en een landelijk gebied dat verrommeld is en onder druk staat. Een afname in de kwaliteit van onze leefomgeving heeft consequenties voor ons allemaal, maar ook voor de aantrekkelijkheid van ons land voor nieuwe investeringen. Nu economisch herstel en het versterken van de internationale concurrentiepositie bovenaan de agenda van het kabinet en de Europese Commissie staan, is er ook meer aandacht voor de internationale concurrentiestrijd om mensen, kennis en kapitaal. In die strijd spelen stedelijke regio’s en topsectoren een cruciale rol. Steden die in staat zijn een aantrekkelijke vestigingsplaats te bieden en agglomeratievoordelen weten te benutten, hebben de toekomst. Steden zijn de brandpunten van ontwikkeling. Kwaliteit van wonen en werken, van onderwijs, opleiding en ontwikkeling en van fysieke en sociale verbindingen en interactie zijn doorslaggevende concurrentiefactoren. Meer kwaliteit maakt dus een duidelijk verschil en creëert waarde. Drijfveren
Nieuwe ontwikkelingen geven ook nieuwe drijfveren. Demografische ontwikkelingen, zoals krimp, leiden tot vraag naar nieuwe functies en nieuwe vormen van samenleven. Er is een onbalans tussen de bestaande voorraad woningen en kantoren enerzijds en de vraag naar nieuwe concepten en functiecombinaties
13
14
anderzijds. Maar ook het landelijk gebied levert vaak niet de noodzakelijke kwaliteit, bijvoorbeeld om het toenemende aantal stedelingen mogelijkheden te bieden voor recreatie. De energiecrisis maakt dat bedrijven en burgers meer investeren in duurzaamheid en energiebesparing en hernieuwbare energiebronnen. Dit is van grote invloed op gebiedsontwikkeling, herstructurering en renovatie. Dat duurzaamheid ‘business’ is, tonen de koplopers in het bedrijfsleven en lokale overheden al aan. Lokaal ontstaan initiatieven van burgers, gemeenten en energiebedrijven voor een grotere zelfvoorzienendheid. Gebruikers en bewoners van een gebied worden voor een duurzame gebiedsexploitatie steeds vaker de nieuwe (mede)eigenaren, fysiek en/of mentaal, die door middel van kleine en grote investeringen willen bijdragen aan een permanent behoud van de kwaliteit van gebieden.
Identiteit als kernwaarde
Naar waardecreatie vanuit het bestaande!
Nieuwe verhoudingen en coalities
Het nieuwe verdienen
Van opgave naar perspectief voor handelen
Uit de vele voorbeelden die Mooi Nederland oplevert komen drie essentiële elementen naar voren die op een bijzondere manier samenhangen. Deze elementen zijn een nadere invulling van datgene wat is ontwikkeld binnen de in het kennis- en leertraject gehanteerde innovatiethema’s ruimtelijke kwaliteit, samenwerking en financiering. De drie elementen zijn: 1. Identiteit als kernwaarde (innovatiethema ruimtelijke kwaliteit); 2. Nieuwe verhoudingen en coalities (innovatiethema samenwerking); 3. Het nieuwe verdienen (innovatiethema financiering).
De elementen vormen een cyclus rondom waardecreatie vanuit het bestaande. Vanuit de identiteit als kernwaarde ontstaan nieuwe verhoudingen en coalities tussen betrokkenen en komen nieuwe verdienmogelijkheden in beeld. Daarmee wordt de identiteit weer versterkt en vernieuwd. In de komende drie paragrafen lichten we deze elementen toe aan de hand van voorbeelden uit de praktijk van Mooi Nederland. In de vierde paragraaf komen we tot enkele randvoorwaarden die nodig zijn om de beschreven ontwikkelingen ook op grote schaal in de praktijk te brengen.
De Intense Stad. Stedelijke verdichting van de Alexanderknoop - Rotterdam
15
2.1 Identiteit als kernwaarde Het uitgangspunt voor Mooi Nederland was een herwaardering en herijking van het begrip identiteit. Deze focus op het begrip identiteit is niet ontstaan vanuit de theorie, maar heeft in gesprekken en in de praktijk van de Mooi Nederland-projecten steeds meer betekenis gekregen. Identiteit zien we daarbij als de synergie tussen beeld, gebruik en betekenis van een plek en vatten we op als een dynamisch begrip. Genius loci 16
Ontwerpers en historici omschrijven de identiteit ook wel als de ‘genius loci’, oftewel de ‘beschermende geest van een plek’. Het is een kernwaarde in de ontwikkeling van een plek, die veel lagen bevat. Denk aan de huidige betekenis, de visuele patronen, de historie en de verwijzingen naar toekomstig gebruik. Is de plek door de natuur gevormd of gemaakt door de mens? Wie zijn de gebruikers, wie vindt er zijn inspiratie, voor wie liggen er herinneringen? Wat voor de een gewoon een rij bomen is, kan voor de ander ‘het tuinpad van m’n vader’ zijn.
Het gaat erom verschillen tussen plekken en gebieden vast te houden en te voorkomen dat ze hervormd worden tot een aaneenschakeling van bijvoorbeeld aangeharkte tuinen, saaie woonwijken en eentonige bedrijventerreinen langs de snelweg. De mens heeft juist behoefte aan afwisseling, verrassingen en verbazing, aan unieke dingen waar we ons mee identificeren. Identiteit heeft te maken met herkenning, ruimtelijke oriëntatie, identificatie en vereenzelviging. Als meerdere mensen de identiteit van een plek op dezelfde manier omschrijven kunnen we wellicht spreken van de identiteit van de plek. Of dit zo is hangt vaak af van de combinatie van beeld, gebruik en betekenis.
Signatuur voor het Vechtdal - Hardenberg
Het beeld bepaalt de positieve beleving van gebruikers op een plek en maakt dat mensen het aantrekkelijk vinden om er te verblijven. Het gebruik vertaalt zich in een zeker ‘nut’ voor de mensen die er komen en wordt ook bepaald door de ligging en de ruimtelijke verbindingen van de plek met de omgeving. De betekenis ten slotte heeft een historische dimensie, maar ook een huidige en een toekomstige: welke nieuwe relaties kan het gebied of de plek aangaan met de nabijgelegen stad en het nabijgelegen landschap? Het gebruik en het beeld van het gebied of de plek moeten daarbij aansluiten.
17
18
Signatuur voor het Vechtdal, Overijssel
Bewoners investeren in de identiteit van de stad – Rotterdam
Het Vechtdal is een uniek cultuurlandschap met een ongekend hoge dichtheid aan aardkundige, archeologische, historische en ecologische hoogstandjes. Helaas zijn veel mensen niet goed op de hoogte van wat het Vechtdal te bieden heeft. Daarom komt de provincie Overijssel met een innovatief plan om de eigen bewoners van de Vechtstreek hiervan bewust te maken. Met behulp van creatieve methoden en technieken wordt een breed gedragen, interactieve en daarmee levende identiteit van het Vechtdal gecreëerd. Door middel van een internetplatform kunnen mensen meebeslissen over de landschapsbiografie van het Vechtdal. De biografie wordt permanent verrijkt en aangevuld. Zo wordt een methode opgezet om verrommeling in het gebied tegen te gaan en om nieuwe ontwikkelingen zichtbaar te maken.
In het project ‘Signatuur voor het Vechtdal’ wordt ingespeeld op de identiteit van het gebied door het maken van een ‘biografie’. Die biografie wordt ontwikkeld door ontwerpers en historici, maar juist ook door bewoners en gebruikers van het gebied. Versterken van identiteit
Binnen veel Mooi Nederland-projecten staat de versterking en ontwikkeling van de identiteit van plekken en gebieden centraal.
Bewoners investeren in de identiteit van de stad, Rotterdam In de Rotterdamse Afrikaanderwijk slaan wooncorporatie Vestia Rotterdam Feijenoord, het Albeda-college en Hulshof Architecten de handen ineen om samen met de bewoners karaktervolle panden te behouden. Een aannemer committeert zich aan een vernieuwende manier van verbouwen. Huurders participeren in het opknappen van vervallen panden, profiteren van een lagere huur en realiseren hun eigen woonideaal. Jongeren die hun school niet hebben afgemaakt strippen de panden, verbouwen mee als stagiair en halen zo alsnog een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Door deze innovatieve werkwijze is het haalbaar om de vervallen panden toch te behouden en wordt de aantrekkelijkheid en levendigheid van de wijk verbeterd.
Vaak zijn in deze projecten kleine ingrepen al succesvol. Zo werken enkele partijen in Rotterdam in het project ‘Bewoners investeren in de identiteit van de stad’ innovatief samen aan het behoud van de identiteit van karaktervolle panden. Daarbij vergroten ze bovendien de betrokkenheid van de toekomstige bewoners, zowel in beeld, gebruik als betekenis.
19
Landgoed De Klokkenberg, Breda
20
Landgoed de Klokkenberg is toe aan herstel. Een verder verval van de karakteristieke gebouwen en de verrommeling van het landgoed moet voorkomen worden. Vitalis Woonzorggroep zorgt hier voor door van de oude ziekenhuislocatie bij Breda een woonzorgcentrum te maken. Vitalis richt zich niet alleen op het herstel van de natuur en gebouwen op het landgoed, maar zal het ook toegankelijk maken voor mens en dier. Op termijn moet het landgoed een dorpje op zich worden, met 600 mensen die dag in dag uit op het terrein aanwezig zijn. Het door de mooie rivier de Mark en het prachtige Mastbos begrensde landgoed wordt zo herontwikkeld tot een ware natuurparel, waar mens en dier graag verblijven en waar recreanten met plezier een dagje doorbrengen. Bijzonder is dat nu eerst het landgoed wordt hersteld en pas dan de woningen verder worden ontwikkeld en gebouwd.
In het project ‘Landgoed De Klokkenberg’ in Breda wordt het ruimtelijk inrichtingsproces omgekeerd om de identiteit van de plek te behouden en te versterken. Eerst wordt het landgoed hersteld, op basis van de oorspronkelijke uitgangspunten en ontwerpen. Pas daarna worden op het terrein woningen gebouwd en in gebruik genomen.
Waardecreatie in de stad
Meer waarde creëren uit het bestaande in steden is meer dan het bijbouwen van flats en appartementen; het gaat juist om de betekenis en kwaliteit van de buitenruimte. Nieuwbouw goed inpassen verhoogt de stedelijkheid en versterkt de identiteit van de plek,zoals te zien is in het Mooi Nederland-project ‘De Intense Stad’. De manier waarop binnenstedelijk gebouwd wordt, verschilt van plek tot plek. In het project ‘7UP de wijk Zevenkamp’ wordt samen met bewoners en corporaties gezocht naar nieuwe ruimtelijke patronen om wijken uit de jaren zeventig en tachtig een impuls te geven zonder grootschalige sloop en nieuwbouw. Accentverschuiving
Cruciaal is de notie dat de grote kwantitatieve opgaven niet automatisch bijdragen aan meerwaarde van een gebied en dat het accent naar beheer en kwaliteit moet verschuiven. Dat geldt ook voor de opgaven binnen het landelijk gebied. Ook daar moet de identiteit van de plek de basis vormen voor eventuele veranderingen. Met deze notie wordt niet gesuggereerd dat elke ruimtelijke opgave waarvoor we ons gesteld zien, ‘geen nieuwbouw’ betekent. Maar ook als er nog 500.000 woningen moeten worden gebouwd in de Randstad en ook als er uitbreiding van steden nodig is, kan nadrukkelijk, en beter dan voorheen, worden geprobeerd aan te sluiten bij de identiteit van de plek en bij al bestaande structuren.
Herontwikkeling Landgoed de Klokkenberg – Breda
21
22
7UP de wijk Zevenkamp, Rotterdam Hoe maak je een woonwijk uit de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw toekomstbestendiger en veerkrachtiger zonder dat daar grootschalige sloop en/of nieuwbouw hoeft plaats te vinden? Atelier 7Up ontwikkelde hiervoor een methodiek die, met de ruimtelijke patronen en structuren van het gebied als basis, als hulpmiddel kan worden gebruikt. In een aantal workshops onderzoeken verschillende partijen (corporaties, jongerenwerk, de deelgemeente Prins Alexander, bewoners etc.) welke patronen de wensen van de corporaties en de bewoners kunnen vervullen. Hierbij valt te denken aan meer programma’s, meer voorzieningen om elkaar echt te ontmoeten en voorzieningen voor jongeren. 7up de wijk Zevenkamp – Rotterdam
De Intense Stad, stedelijke verdichting van de Alexanderknoop, Rotterdam Het project ’De Intense Stad’ creëert kansen voor functiemenging in het dichtbebouwde stationsgebied Rotterdam Alexander, waardoor het gebied een grotere stedelijke dynamiek krijgt. Het stationsgebied van Rotterdam Alexander wordt gedomineerd door infrastructuur, detailhandel en kantoren. Deze functies hebben hun weerslag op de kwaliteit van de openbare ruimte. Het maken van een goed woonmilieu kan hier verandering in brengen, maar belanghebbenden zien dit als een lastige opgave. Op basis van onderzoek naar gemengde programma’s werken de projectpartners aan een aantrekkelijker stationsgebied, zodat de kwaliteit en beleving van dit stukje Rotterdam integraal verbetert. Daarmee wordt ingespeeld op één van de doelen van de innovatieregeling om leefbare steden met karaktervolle buitenruimte te realiseren. (Woon)wensen van de veeleisende consument en een veranderend klimaat spelen daarin een centrale rol.
23
Een dergelijke benadering is niet alleen goed om Nederland ‘mooi’ te houden en ‘mooier’ te maken. Zij past ook heel goed in een tijd waarin bevolkingsgroei geen automatisme meer is en waarin veel en meer aandacht wordt gevraagd voor duurzaamheid. Ruimtelijke ordening moet zich laten inspireren door de identiteit van plekken en gebieden en kan en moet soms ook nieuwe identiteiten toevoegen. Niet elke identiteit van elk gebied is immers het behouden waard. Wie daarentegen onzorgvuldig met bestaande identiteiten omgaat, verarmt de steden en het landschap en ontneemt mensen kwaliteiten (en geborgenheid) waaraan grote behoefte bestaat. 24
Levenscyclusbenadering als motor voor waardecreatie
Waardecreatie vanuit het bestaande gaat over ontwerp, ontwikkeling, beheer, exploitatie en transformatie in het licht van de totale levenscyclus van een gebied. In een levenscyclusbenadering moet identiteit meer dan ooit gezien worden als een dynamisch begrip. De identiteit verandert naarmate mensen beelden anders interpreteren en waarderen. Ook het gebruik (en de gebruikers) veranderen in de loop van de tijd. Tenslotte voegt nieuw gebruik en nieuw beeld laag voor laag iets toe aan de betekenis van een plek of gebied. Het is belangrijk om al in de ontwerp- en ontwikkelfase ruime aandacht te schenken aan een efficiënt, effectief en bestendig beheer. In de levenscyclusbenadering zijn bovendien flexibiliteit en aanpasbaarheid van het ontwerp belangrijk. In het ontwerp moet er ruimte zijn om bestemmingen en gebruiksdoelen ‘mee te laten groeien’ met de gebruikers van en gebruiksbehoeften in een gebied. Denk aan de mogelijkheid om gebouwen flexibel – en dus levens-
loopbestendig – te ontwerpen, zodat ze relatief eenvoudig kunnen worden aangepast aan toekomstige nieuwe gebruikswensen. Ook kan het adaptief vermogen van gebouwen zodanig worden vergroot dat aanpassing nauwelijks nodig is, door de juiste diversiteit, functiemenging en multifunctionele kwaliteit te realiseren. De benadering vanuit identiteit en een levenscyclusbenadering is niet nieuw, maar vraagt om verdere ontwikkeling. Dat betekent allereerst een ‘mentale’ omslag, waarbij de scheiding (inhoudelijk, organisatorisch, financieel) tussen ontwerpen, ontwikkelen, beheren, onderhouden en transformeren wordt opgeheven. Continuïteit, een doorgaande ontwikkeling, een voortdurende betrokkenheid bij de identiteit en het creëren van samenhang vragen bijna als vanzelf om nieuwe vormen van samenwerking.
Verdubbeling Oosterpark door uitbreiding KIT – Amsterdam
In veel Mooi Nederland-projecten zijn nieuwe verhoudingen zichtbaar tussen private partijen, maatschappelijke organisaties, overheden en burgers. En de nieuwe coalities in deze projecten leiden vervolgens tot nieuwe verdienmogelijkheden en bijbehorende verdienmodellen. De volgende paragrafen gaan hier verder op in.
25
26
2.2 Nieuwe verhoudingen en coalities Wanneer waardecreatie vanuit het bestaande centraal staat en de versterking van identiteit daarbij de rode draad vormt, veranderen ook de verhoudingen tussen betrokkenen bij een ontwikkeling. Er melden zich nieuwe ‘eigenaren’ en gebruikers worden initiatiefnemer. Dit vraagt om het zoeken naar de verbinding met steeds weer andere partijen, publiek, privaat en privé, die iets tot stand willen brengen in de (publieke) ruimte. Nieuwe eigenaren
Stadstuin Emma’s Hof – Den Haag
In veel Mooi Nederland-projecten zien we dat nieuwe maatschappelijke krachten worden aangewend op lokaal en regionaal schaalniveau om meer kwaliteit te realiseren. Het gaat om bedrijven en burgers die door kleine en grote investeringen willen bijdragen aan een permanent behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van een gebied. Zo worden in Den Haag bewoners ontwikkelaar en ‘mentaal eigenaar’ van een stadstuin: Emma’s Hof. Ook in Amsterdam worden met Postzegelparken nieuwe ontmoetingsruimten ontwikkeld samen met toekomstige gebruikers en beheerders. In Amsterdam is bovendien in het Oosterpark met het Koninklijk Instituut voor de Tropen een nieuwe eigenaar gevonden om het groen te verdubbelen en kwaliteit toe te voegen.
Stadstuin Emma’s Hof, Den Haag In één van de minst groene wijken van Den Haag staat een gebouw dat in rap tempo is vervallen. Het gebouw in de driehoek Weimarstraat-Beeklaan-Galileïstraat is overwoekerd door klimop en valt bijna uit elkaar. De buurtbewoners ondernemen actie door op deze plek een stadstuin te creëren. De tuin wordt een stukje vitaal groen in de wijk dat voor iedereen toegankelijk is; een echte ontmoetingsplaats. De buurtbewoners zelf zorgen voor het onderhoud. Kinderen kunnen er veilig spelen, ouderen ontmoeten elkaar in het groen en er is ruimte voor culturele activiteiten. De tuin zal op een duurzame manier tot stand komen volgens het ’cradle-to-cradle’-principe. Het innovatieve van dit project is het duurzame karakter in combinatie met de actieve rol van de buurtbewoners en de betrokkenheid van de politiek. Zo wordt een plek vol steen omgetoverd tot Emma’s Hof, een groene oase in de stad.
27
Verdubbeling Oosterpark door uitbreiding KIT, Amsterdam
28
Het Oosterpark is een prachtig groen gebied in het drukke Amsterdam. Maar sinds de jaren 70 is de noordrand steeds meer aan het verstedelijken. De verrommeling slaat toe en de ruimtelijke kwaliteit gaat sterk achteruit. Het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) heeft samen met andere partijen een plan ontwikkeld om gezamenlijk te werken aan het ideale Oosterpark: een park met monumentale gebouwen in het groen dat qua beleving en gebruik aansluit bij de openbare ruimte. Het KIT zelf, dat in ruimte wil uitbreiden, krijgt in dit nieuwe park nadrukkelijk zijn plek. Door het KIT weer bewust bij het park te betrekken, combineert het innovatieve plan de uitbreiding van het KIT met een verdubbeling van het Oosterpark. Zo zijn individuele erfafscheidingen gesloopt, zodat meer groen en gezamenlijke publieke openbare ruimte ontstaat. Het park wordt dan eindelijk weer zoals het is bedoeld: toegankelijk en mooi groen in een drukke stad.
Postzegelparken, Amsterdam Iedereen kent ze wel: verwaarloosde pleintjes, stenige plekken om de hoek, onveilige openbare ruimten. Om de leefbaarheid in de wijken te vergroten en de sociale cohesie te versterken zouden deze ruimten tot ontmoetingsplekken ofwel postzegelparkjes omgebouwd moeten worden. In de Indische Buurt in Amsterdam realiseert de stichting Postzegelparken tien van deze parkjes. De stichting betrekt alle partijen uit de buurt erbij in de breedste zin van het woord. Naast het stadsdeel en de corporaties doen ook bijvoorbeeld bewoners, scholen, verenigingen, winkeliers, bedrijven en de daklozenopvang mee. Bij zowel de voorbereiding, de aanleg als het beheer levert de buurt actief bijdragen in de vorm van ideeën, menskracht, materieel of geld. Op deze manier weerspiegelt de buurt de plek.
Postzegelparken – Amsterdam
29
30
Nieuwe rollen
Van participatie naar co-creatie
Door te denken vanuit het gebruik van de bestaande ruimte en daaruit de ontwikkelopgave af te leiden, ontstaan nieuwe rollen voor gevestigde partijen en komen nieuwe partijen in beeld die zorgdragen voor de ruimte om ons heen. Denk bijvoorbeeld aan een zorginstelling die in het project ‘Mooi Cruquiushoeve’ de rol van projectontwikkelaar voor de herstructurering van een locatie op zich neemt. Nieuwe maatschappelijke krachten ontstaan als deze partijen veel meer dan voorheen ontdekken hoe zij elkaar onderling kunnen versterken. Ook ontstaan er door het combineren van functies lokale netwerken die mensen verbinden met het gebied (sociale cohesie).
De betrokkenheid van nieuwe (private) initiatiefnemers en eigenaren betekent niet dat de overheid geen belangrijke rol meer speelt. De overheid initieert, faciliteert en acteert zelf in ontwikkelingen. Centraal staat daarbij de ‘kunst van het loslaten’ en het zoeken van een nieuwe rol. Dat betekent niet dat taken simpelweg gedelegeerd kunnen worden of dat het verlies aan controle wordt ondervangen met nieuwe mechanismen van registreren en verantwoorden. Uit ‘rondetafelgesprekken’ met procesmanagers blijkt dat het gaat om het ontwikkelen van een mentaal eigenaarschap, waardoor er ruimte komt voor co-creatie. Dat vraagt van de overheid heldere kaders, continuïteit en echt loslaten wat niet belangrijk is. Het gaat ook om een nieuw vertrouwen in de kracht van burgers en private partijen en het ontwikkelen van een gelijkwaardige verhouding tussen partners. Daarbij moet meer dan ooit aangesloten worden bij ‘lokale energie’. Probeer geen nieuwe ontwikkelingen achter het bureau te schetsen, maar sluit aan bij nieuwe initiatieven in de praktijk.
Mooi Cruquiushoeve, Haarlemmermeer Mooi Cruquiushoeve – Cruquius
Als onderdeel van de woningbouwopgave voor de Westflank Haarlemmermeer worden op de Cruquiushoeve 1000 woningen gebouwd. Hiervoor wordt een reeds bewoond zorgterrein herontwikkeld waarbij gebruikt wordt gemaakt van bestaande voorzieningen van de instelling. De herontwikkeling moet een hoogwaardige parkomgeving met een openbaar karakter opleveren. Ook moet het project belangrijke ecologische verbindingen met de omgeving leggen. Ambitie is om ’delen’ centraal te stellen: delen van ruimte, groen, energie en voorzieningen. Dit vraagt om innovatieve financiële en juridische constructies, maar vooral ook om participatie van bewoners, de zorginstelling en overheden.
Ook maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers spelen daarbij een andere rol dan traditioneel vaak het geval is. De overheid zorgt niet meer automatisch voor onze leefomgeving. De focus op ‘eisen’, ‘inspraak’ en ‘rechten’ verschuift naar ‘eigen verantwoordelijkheid’ en ‘plichten’, zoals ook duidelijk te zien is bij de Postzegelparken en de Stadstuin Emma’s Hof. Maar ook in de Cruquiushoeve blijkt dat nieuwe bewoners juist graag een maatschappelijke bijdrage willen leveren.
31
Het juiste schaalniveau
32
Nieuwe verhoudingen bepalen meer dan voorheen ook het schaalniveau waarop een ontwikkeling kan worden gerealiseerd en politiek wordt gelegitimeerd. Het gaat er om ‘de goede dingen’ te realiseren ‘op de goede plek’. Voor veel ontwikkelingen wordt dus het lokale schaalniveau belangrijker, vooral in steden en dorpen. Voor wijkaanpak kan samenwerking en realisatie op een veel kleiner schaalniveau plaatsvinden. Daar zou meer ruimte voor moeten komen, zodat het wijkinitiatief niet ten onder gaat aan te veel algemene regels. Voor andere investeringen, zoals nieuwe woon-, werk- of recreatielocaties, is juist de regio bepalend voor het (economisch) vestigingsklimaat. Alleen op regionale schaal kan dan kwantitatieve en kwalitatieve overprogrammering worden voorkomen. De juiste coalities
Het optimale schaalniveau voor samenwerking kan dus per opgave verschillen en de formele bestuurlijke schaalniveaus (gemeenten, provincies, intergemeentelijke samenwerkingsvormen) zijn niet per definitie de meest geëigende schaalniveaus. Daar komt bij dat regionale samenwerking zeker niet alleen een publieke opgave is. Meer en meer gaat het om het vinden van de juiste coalities tussen publiek, privaat en privé. Coalities die samen de urgentie van de opgave herkennen en er samen uitvoering aan geven. Bijvoorbeeld bij de herstructurering van bedrijventerreinen zoals in de regio Land van Heusden en Altena. Zo wordt een bestuurlijk proces vooral een maatschappelijk proces. De strekking uit het advies van de VROM-raad uit 2008 (‘wisselende coalities’) is dus nog steeds actueel!
Herstructurering bedrijventerreinen Land van Heusden en Altena, Noord-Brabant De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem werken samen aan een nieuw regionaal bedrijventerrein en komen tot de conclusie dat dit niet kan zonder ook afspraken te maken over de herstructurering van de bestaande bedrijventerreinen. Er is een pilot opgezet om regionaal beleid en intergemeentelijke samenwerking te verankeren, de start van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen naar voren te halen en verdere planning en programmering van de aanpak van de bestaande en nieuwe terreinen af te stemmen. Ook is het de bedoeling ervaringen op te doen met de regionale aanpak van herstructurering. De BOM/BHB (Brabantse Ontwikkelings Maatschappij en Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen) zijn partner bij beide ontwikkelingen: nieuw en bestaand.
Herstructurering bedrijventerreinen Land van Heusden en Altena – Noord-Brabant
33
Advies VROM-raad: Wisselende coalities: naar een effectief regionaal ruimtelijk beleid (2008)
34
• A anbeveling 1: Stop de terugkerende structuurdiscussie over de ideale maat van het tussenbestuur en richt de aandacht op flexibele programmagestuurde gebiedsverbanden. • Aanbeveling 2: Doorbreek de bestuurlijke impasse rondom regionale samenwerking. Stel de ruimtelijke opgave voorop. Ruimte voorop, bestuur volgt! • Aanbeveling 3: Vergroot nadrukkelijk de betrokkenheid van andere overheden, markt en maatschappelijke organisaties bij de aanpak van regionale ruimtelijke opgaven.
2.3 Het nieuwe verdienen Waardecreatie vanuit het bestaande vertrekt vanuit de identiteit van het gebied, sluit aan op de hele levenscyclus en speelt in op de nieuwe verhoudingen in de ruimtelijke ordening. Nieuwe, bijpassende verdienmodellen maken het mogelijk om te investeren in en te verdienen aan de levenscyclus van een gebied. Businesscases kunnen weer sluitend worden als er slim gebruik wordt gemaakt van nieuwe verdienmogelijkheden en dit georganiseerd wordt in een nieuw verdienmodel. Er zijn tal van experimenten en voorbeelden, ook binnen Mooi Nederland, die
Plan Hellenbeek, Elburg Ten noorden van het prachtige vestigingsstadje Elburg ligt het historische Boerenerf Hellenbeek. Helaas is het zo erg vervallen dat zelfs restauratie niet meer zinvol is. De organisatie Boerderij en Landschap is samen met de bewoners tot een plan gekomen waarmee het cultureel erfgoed voor de toekomst bewaard kan blijven. De boerderij zal worden omgebouwd tot een bed & breakfast in een stijl die aansluit bij de oorspronkelijke functie en ligging. Het gebruik van biomassa uit de omgeving voor de energievoorziening leidt tot nieuwe kansen voor het gebied. In de omliggende weilanden zal, met de nieuwe verdienmogelijkheden, nieuwe natuur worden ontwikkeld en historische structuur hersteld. Het Boerenerf Hellenbeek wordt een plek waar je op een duurzame manier heerlijk van de rust en schoonheid van de omgeving kunt genieten.
laten zien dat op verschillende manieren invulling kan worden gegeven aan het nieuwe verdienen. De experimenten laten bovendien zien dat het om maatwerk gaat. Verdienen langs de gehele levenscyclus
De focus op de totale levenscyclus biedt nieuwe mogelijkheden om te verdienen. In veel Mooi Nederland-projecten worden deze mogelijkheden zichtbaar. Maar ook komen de belemmeringen aan het licht (financieel, fiscaal, wettelijk, juridisch, organisatorisch) die
Duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost-Twente Het projectplan “Duurzame energiewinning uit het nationaal landschap Noordoost-Twente” heeft als doel om een systeemaanpak te ontwikkelen waarbij waardevolle biomassa uit het landschap aangewend wordt voor de productie van een duurzame en CO2-neutrale brandstof. Met het contracteren van de biomassa kan een economische waarde toegekend worden aan deze belangrijke energiebron. Deze waarde zorgt voor een goed onderhouden landschap met hoge ecologische en esthetische waarden.
het soms lastig maken deze mogelijkheden te verzilveren. Ontwerpen en ontwikkelen van een gebouw of gebied met oog voor het toekomstige gebruik en beheer is niet alleen noodzakelijk voor de toekomstbestendigheid, maar betaalt zich later ook terug in financiële zin. Want wanneer in het ontwerp al ruimte wordt gecreëerd om bestemmingen en gebruiksdoelen ‘mee te laten groeien’ met de gebruikers en hun behoeften,worden aanpassingen eenvoudig en dus goedkoper. In de fase van gebruik en beheer liggen bijvoorbeeld concrete aanknopingspunten om steeds tot verbetering, versterking en doorontwikkeling van identiteit en kwaliteit te komen. Wanneer je beheerbudgetten bundelt, komt er geld beschikbaar voor beheer,
onderhoud en transformatie voor en door de gebruikers van een gebied. Doordat de gebruikers van het gebied zelf bepalen ‘wat, wanneer, waar’ nodig is, is de inzet van dat budget gerichter en mogelijk effectiever. Een volgende stap is het bundelen van bestaande exploitatieopbrengsten en deze inzetbaar maken voor beheer, onderhoud en transformatie. Denk bijvoorbeeld aan erfpacht, huuropbrengsten, belastingen en heffingen (OZB) en dergelijke. Veel ervaring hiermee is er nog niet, maar ervaringen in constructies van VvE’s (Verenigingen van Eigenaren) kunnen hier mogelijk helpen. Belangrijk aandachtspunt is de toepasbaarheid ervan in bijvoorbeeld wijken met een hoog percentage aan sociale huurwoningen. Een interessant voorbeeld op dit gebied is ‘Plan Hellenbeek’. Dit project speelt in op een toenemend toerisme. Exploitatieopbrengsten uit een bed&breakfast worden gebruikt om te investeren in de omgeving. Een andere mogelijkheid is het initiëren van nieuwe exploitatiemogelijkheden door de gebruikers op de schaal van het gebied. De opbrengsten zijn vervolgens inzetbaar voor beheer, onderhoud en transformatie. Denk bijvoorbeeld aan opbrengsten uit biomassa (landelijk gebied), decentrale energieopwekking (wijken, bedrijventerreinen) of zorg en welzijn. In het nationaal landschap Noordoost-Twente worden opbrengsten uit biomassa geïnvesteerd in het landschap. Inspelen op toekomstig eigenaarschap
Nieuwe verhoudingen en de focus op de totale levenscyclus bieden perspectief op nieuwe verdienmogelijkheden, bijvoorbeeld door slimme combinaties van functies of het waarderen en verkopen van
35
kwaliteit. Belangrijk is dat de investering, direct of indirect, ook naar rato naar de investeerders en het gebied terugvloeit. Eigenaarschap, mentaal en fysiek, staat centraal. Nieuwe eigenaren dragen door middel van kleine en grote investeringen bij aan een behoud en versterking van de kwaliteit van dit gebied en profiteren hier zelf van. Belanghebbenden worden op deze manier (mentaal) eigenaar van hun eigen leefomgeving.
36
Uit de Mooi Nederland-projecten komen verschillende mogelijkheden naar voren. Denk aan gebieds- en groenaandelen, stadslandbouw of lokale energieproductie. De essentie van de verschillende voorbeelden is gelijk: er wordt een voorstel gedaan dat interessant genoeg is om te investeren, juist omdat de investeerder er zelf baat bij heeft. Met groenaandelen kunnen belanghebbenden zelf investeren in hun leef- en werkomgeving en daarmee bijvoorbeeld in het behoud van openheid. Investeringen in stadslandbouw dragen bij aan het welzijn van stedelingen en aan eerlijk en betrouwbaar voedsel uit de eigen directe leefomgeving. Verenigingen van Eigenaren kunnen samen zorgdragen voor het beheer en onderhoud aan gebouwen en omgevend groen. Verdienmodellen: verzamelen en verdelen
Nieuwe verdienmogelijkheden moeten ‘vertaald’ worden in een werkbaar verdienmodel. Veel Mooi Nederland-projecten ontwikkelen nieuwe modellen om geld van die verschillende eigenaren of aandeelhouders te ‘verzamelen’ zodat daadwerkelijk geïnvesteerd kan worden. Dat gebeurt pas als er vervolgens ook duidelijke afspraken zijn over de wijze waarop de revenuen en de risico’s eerlijk worden verdeeld over de betrokkenen.
De oprichting van een fonds biedt de kans om financiële middelen bijeen te brengen. In het project Binnenveld onderzoeken vier gemeenten verschillende opties voor een fonds. Bij het project Landschapspark De Danenberg wordt een financiële koppeling gemaakt tussen de ontwikkeling van een bedrijventerrein en een landschapspark.
Binnenveldfonds De vier WERV-gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal hebben een landschapsontwikkelingsplan vastgesteld voor het centraal gelegen landelijke gebied ‘Het Binnenveld’. Voor een extra financiële ondersteuning van een duurzame uitvoering van dit plan en het borgen van de cultuurhistorische waarden, is men bezig een Binnenveldfonds op te richten. Hiertoe is onlangs een onderzoek uitgezet naar de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor de vulling van het Binnenveldfonds worden verschillende opties onderzocht: de mogelijkheden van een biobased economy, uitzichtgarantie, een streekrekening en groencertificaten.
Investeren in het landschap – Binnenveld
37
38
Danenberg, Overbetuwe De integrale ontwikkeling van het Betuwse Bedrijvenpark en het Landschapspark De Danenberg levert een stadsrand op waarin de overgang van bedrijvenpark naar landschapspark natuurlijke invulling krijgt. Dit voorkomt toekomstige verrommeling. Het landschapspark vervult een rol als ’groen prikkeldraad’, omdat het verdere verstedelijking tegenhoudt. Het uitgangspunt is: zonder bedrijventerrein geen landschapspark en zonder landschapspark geen bedrijventerrein.
Landschapspark De Danenberg – Nijmegen
Een deel van de opbrengsten uit de verkoop van kavels van het bedrijvenpark gaat naar het landschapsfonds om zo de landschapselementen, zoals bomen, heggen en bospercelen, te financieren. Hiermee dient het landschapspark als afscherming voor en bescherming van de omgeving, zodat het bedrijventerrein nauwelijks zichtbaar is en niet verder kan worden uitgebreid. Investeringen uit het bedrijventerrein worden zo gedeeltelijk gebruikt voor ruimtelijke kwaliteit. Drie partijen – de gemeente Overbetuwe, het Betuwse Bedrijvenpark en De Brouwerij kiezen gezamenlijk voor deze gecombineerde ontwikkeling.
Financieringsconstructies voor duurzaam beheer van de Ooijpolder, Gelderland De Ooijpolder-Groesbeek wil zijn historisch landschappelijke, agrarische, ecologische en recreatieve functies versterken en nóg beter zichtbaar maken. Hiertoe streven de gemeenten, de provincie, het waterschap en andere betrokkenen gezamenlijk naar het aanbrengen van groene en blauwe landschapselementen. Groene elementen vormen onderdeel van het beheer van landschap en wandelpaden. Denk bijvoorbeeld aan houtwallen en knotwilgen. Blauwe elementen zijn bedoeld om water te managen. Denk aan behoud van vennen, plassen en sloten. Dit alles wordt gedaan op duurzame wijze, op basis van langetermijnbeheer. Om dit te realiseren is gezocht naar robuuste en duurzame financieringsconstructies voor aanleg, herstel en beheer van het landschap. Een grotere betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden moet ervoor zorgen dat alle betrokkenen bereid zijn te investeren in het ’eigen landschap’, zowel met publiek als privaat geld en middelen.
39
2.4 Perspectief
40
Uit de Mooi Nederland-projecten, ontmoetingen en discussies komt een hoopvol beeld naar voren. Heel veel partijen werken al op heel veel plekken aan waardecreatie vanuit het bestaande. Daarbij is er hernieuwde aandacht voor het versterken en ontwikkelen van de identiteit. Vervolgens ontstaat een nieuw perspectief op betrokken partijen: burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven krijgen een nadrukkelijke rol en hieruit ontstaan nieuwe coalities. Dan blijkt uit veel projecten dat de betrokken actoren als ‘(mentale) eigenaren’ ook nieuwe manieren ontwikkelen om de plannen te realiseren, te financieren en eraan te verdienen. Soms lukt dat al, maar vaak is het een lange weg die veel energie en moeite kost en waarin veel nog moet worden uitgevonden. De ontwikkelingen die zichtbaar worden in de projecten zijn dus nog geen gemeengoed en gaan niet vanzelf. In veel bijeenkomsten van Mooi Nederland, klein en groot, is steeds de vraag gesteld wat nodig is om verder te komen. Het complete antwoord daarop blijkt nog niet te geven, door de grote verscheidenheid aan projecten en het complexe systeem waarin deze worden gerealiseerd. Hier bieden we een perspectief door een paar elementen te noemen die kunnen bijdragen aan het opschalen, implementeren en wellicht het verankeren van een nieuwe manier van ontwikkelen. Beleid en regels
Het huidige systeem van ruimtelijke ordening en financiering past niet altijd bij de nieuwe ontwikkelingen. In veel projecten wordt
regelgeving als beperkend ervaren. In sommige gemeenten zijn de mogelijkheden voor het tijdelijk bestemmen van een gebied of gebouw nog te beperkt. Op dit moment is er geen systematisch overzicht van de wijze waarop de huidige regelgeving en financiële en fiscale regels nieuwe en gewenste ontwikkelingen in de weg staan en hoe dit kan worden opgelost. In de praktijk blijkt ook dat het niet altijd gaat om de regel op zichzelf, maar meer om de manier waar op hij wordt geïnterpreteerd en toegepast. Een voorzichtige conclusie uit de verzamelde informatie is echter dat een analyse van de ervaren knelpunten in de praktijk kan helpen om het systeem van wet- en regelgeving aan te passen, zoals het ministerie van I&M doet in het programma ‘Eenvoudig Beter, vernieuwing omgevingsrecht’ . Tegelijkertijd is er ook een mentale omslag nodig om in de praktijk constructiever met bestaande regels om te gaan. Maatwerk als maatstaf
In de meeste Mooi Nederland-projecten worden nieuwe concepten en mogelijkheden ontwikkeld, die leiden tot maatwerk op specifieke schaalniveaus. Soms in een buurt, soms regionaal. In feite gaat het hier om pioniers: die moeten vechten om serieus te worden genomen. Maar misschien is het, gezien de huidige ontwikkelingen, wel nodig om te onderzoeken of maatwerk niet ‘gewoon’ moet worden. Hier ligt een verband met decentralisatie en deregulering van het ruimtelijk beleid, maar ook met cultuurverandering. Vanuit bestaande situaties en initiatieven kan maatwerk gemakkelijker worden en veel meerwaarde opleveren. Initiatieven van private
partijen of burgers moeten eerder serieus worden opgepakt door overheden. Bovendien zouden burgers en maatschappelijke organisaties het vanzelfsprekend moeten vinden dat zij zelf bijdragen aan de kwaliteit van hun eigen leefomgeving. Ontmoeten en leren
Innovatieve projectleiders, beleidsmakers, adviseurs en wetenschappers hebben elkaar binnen Mooi Nederland gevonden in uitwisseling, matchmaking, ontmoetingen en discussies. Dat geeft moed om door te gaan, tips om het beter te doen en erkenning dat men op de goede weg is. Er zijn ook nieuwe verbindingen ontstaan tussen mensen die elkaar gewoonlijk niet tegenkomen, maar ontdekt hebben dat ze van elkaar kunnen leren. Het netwerk dat is ontstaan heeft ook een waarde. Het maakt een beweging naar waardecreatie zichtbaar, inspireert en geeft beleidsmakers de mogelijkheid beleid te toetsen of in co-creatie te ontwikkelen.
41
3 42
De projecten van Mooi Nederland Binnen Mooi Nederland staan 96 voorbeeldprojecten centraal, die zijn ingedeeld in tien verschillende projecttypen. Alle projecten hebben als doel zuinig ruimtegebruik te stimuleren, verrommeling tegen te gaan en de ruimtelijke kwaliteit te versterken. De projecten liggen zowel in landelijk als in stedelijk gebied.
In de eerste ronde van de Innovatieregeling Mooi Nederland in 2009 zijn 26 projecten geselecteerd, die gaan over de identiteit van de plek, stadsrandzones en bedrijventerreinen. De tweede ronde in 2010 leverde nog eens 32 projecten op, die zijn ingedeeld in de projecttypes identiteit van de weg & omgeving, energielandschappen en compacte stad. Daarnaast vallen nog vier typen onder de paraplu van Mooi Nederland, omdat de 38 projecten die hierbij horen dezelfde doelen nastreven. Dit zijn de projecttypen klimaatbuffers, investeren in het landschap, spoorzones en sanering van verspreid liggende kassen. In dit deel komen alle projecttypen aan bod. Per projecttype gaan we in op de opgave en de context, do’s en don’ts en de uitdagingen voor de komende periode.
44
3.1
Identiteit van de plek 45
46
@HuibertCrijns Designing-out crime actueel onderwerp bij herinrichting Bossche stadswalzone. Den Bosch leert van A’dam via #MooiNL http://bit.ly/bZytn1 22 Oct via web
De identiteit van Nederlandse dorpen, steden en landschappen staat onder druk. Door de economische crisis komen gebiedsontwikkelingen stil te liggen, en dat terwijl investeren in een herkenbare ruimtelijke identiteit juist waardevermeerdering en kwaliteitsverbetering voor gebieden oplevert. Dat is te zien bij voorbeelden als de verdubbeling van het Oosterpark in Amsterdam, de transformatie van voormalig Philipsterrein Strijp R in Eindhoven en de herontwikkeling van Landgoed de Klokkenberg in Breda.
harkte tuinen, saaie woonwijken en eentonige bedrijventerreinen langs de snelweg. De vraag die centraal staat is dan ook: hoe kunnen we bereiken dat overheden en het bedrijfsleven voldoende de waarde inzien van een herkenbare ruimtelijke identiteit, met waardevolle gebouwen en monumenten?
De identiteit van een plek is de synergie van het beeld, het gebruik en de betekenis van de plek of het gebied. Hoe ziet een gebied eruit, is het een aantrekkelijke plek om te verblijven (beeld)? Wat is de ligging van de plek en wat is er zoal te doen en te beleven (gebruik)? Hoe wortelt de plek in het verleden en welke nieuwe toekomstige relaties kan de plek aangaan met de nabijgelegen stad of het landschap (betekenis)?
Creëer aantrekkelijke stadsentrees
Ontwerpers en historici omschrijven de identiteit als de beschermende geest van een plek. Anderen duiden identiteit aan als de ziel ervan. Door deze ‘ziel’ in de stad of de natuur voelen mensen zich thuis. In economische zin hebben gebieden met een verhaal, een herkenbare identiteit en eigenheid meer waarde. Dit is onderdeel van de bredere quality of life als belangrijke vestigingsplaatsfactor van een stad. Niet voor niets speelt identiteit een centrale rol bij city- en regiomarketing. De eigenheid van een plek bepaalt de identiteit. Om diversiteit van gebieden vast te houden, moeten we voorkomen dat unieke plekken worden hervormd tot een aaneenschakeling van aange-
i Do’s: Aantrekkelijke stadsentrees zijn relevant voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven in steden, samen met een aanbod van aantrekkelijke werkruimtes en woningen. De stadsentree vormt voor een belangrijk deel het visitekaartje van een stad. Zo is Rotterdam momenteel bezig met een plan om het kale Kleinpolderplein om te toveren tot een mooie entree. Een ander voorbeeld is Den Bosch, waar de stadsmuren weer in ere worden hersteld. Zet kunst in om identiteit zichtbaar en tastbaar te maken
Kunst en cultuurhistorie kunnen een belangrijke rol spelen bij het versterken van de identiteit van een plek. Die identiteit wordt immers voor een groot deel bepaald door de (cultuur)historie. Identiteit is voelbaar en kunst kan deze ook zichtbaar maken. Dat kan door een markant werk in de openbare ruimte, maar ook door een grootschaliger project zoals Open lab Ebbinge in Groningen. Dat is een broedplaats voor creatieve economie en een laboratorium voor nieuwe vormen van architectuur en stedenbouw, met paviljoens voor onder meer ateliers en dansstudio’s.
47
48
Laat zien dat ruimtelijke kwaliteit een meerwaarde heeft
Belang van promotie en communicatie onderschatten
De identiteit van een plek kan bijdragen aan het verbeteren van de sociale veiligheid, de sociale cohesie (onder meer het doel van het project Postzegelparken in Amsterdam) en het vestigingsklimaat. Daarmee heeft het een positief effect op de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit is dus niet alleen van esthetisch belang, maar dient ook andere doelen. Het is belangrijk om juist die meerwaarde te laten zien, bijvoorbeeld door city marketing.
q Don’ts:
De uitvoering van projecten of gebiedsontwikkelingen kan sneller verlopen als een bekend of invloedrijk persoon het gebied of de plek vertegenwoordigt in het besluitvormingstraject en de uitvoering. Veel communiceren met omwonenden en andere betrokkenen helpt om begrip en draagvlak voor het project te krijgen. Als dit achterwege blijft, dan kan verderop in het traject weerstand tegen het project ontstaan en vertraging in de uitvoering. Onbekendheid van het project kan ook de mogelijkheden voor een spin-off beperken. Zoek daarom een ambassadeur en communiceer goed met betrokkenen over het belang van het project.
Behoeften van bewoners en gebruikers van een plek negeren
Ruimtelijke invulling al vroeg in proces dichttimmeren
Een ontwerp wordt sterker door goede samenwerking tussen ontwerpers en betrokken partijen (ook toekomstige gebruikers). Dit kan ook helpen om vertraging verder in het besluitvormingsproces te voorkomen. De gekozen identiteit moet aansluiten bij de behoeften van de bewoners en gebruikers van de plek. Actieve bewonersparticipatie bij het ontwerp draagt hieraan bij. Bewoners en gebruikers hebben veel kennis van de identiteit van een plek, want zij wonen, fietsen en wandelen daar. Het project ‘Signatuur van het Vechtdal’ in Overijssel speelt hier bijvoorbeeld op in. Door middel van een internetplatform kunnen mensen meebeslissen over de landschapsbiografie van het Vechtdal. Laat de belangen van de bewoners en gebruikers van de plek of het gebied dus niet links liggen.
In de praktijk blijken functieveranderingen, zoals van bedrijventerreinen naar woningen, lastig uitvoerbaar. Er is een spanning tussen de bestaande op zekerheid gerichte regelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot geluid, en de wens voor meer binnenstedelijke bouw. Daardoor zijn nieuwe, soms technische oplossingen nodig. Het wordt nog lastiger als de opdrachtgevers en betrokken partijen in de beginfase al veel hebben vastgelegd over het proces en het ontwerp, waardoor er weinig flexibiliteit is.
Stadswalzone – Den Bosch
49
Uitdagingen
50
“Identiteit vinken we niet meer af, maar het is een echt onderdeel van onze opgave!” Dat was een van de conclusies van een bijeenkomst van Mooi Nederland op 24 maart 2010. Postzegelparken in Amsterdam, stadstuin Emma’s Hof in Den Haag en vele andere projecten laten zien dat de identiteit van de plek bijdraagt aan het goed functioneren ervan. De buurt wordt leefbaarder en de binding met bewoners sterker. Identiteit draagt ook vaak bij aan het behoud van de cultuurhistorie en herkenbaarheid van een plek. Denk daarbij aan de Stadswalzone in Den Bosch of het Schooltje van Dik Trom in het dorpje Etersheim. Ten slotte wordt een plek met een sterke identiteit ook in economisch opzicht interessanter doordat de waarde in geld toeneemt. Het identiteitsversterkingsproces begint bij voorkeur met het betrekken van de gebruikers van de plek, architecten en landschapsarchitecten, cultuurhistorisch onderzoek en kunst en cultuur. Het is een uitdaging om van het begin af aan na te denken over het beheer van de plek of het gebied en hier alle relevante partijen bij te betrekken, dus ook de gebruikers en bewoners. Ook kunnen deze meedenken over nieuwe coalities en financieringsconstructies. Dat is zeker nodig in tijden van financiële krapte.
De opgave is daarbij om zichtbaar te maken dat het versterken van de identiteit van een plek als een vliegwiel werkt voor de verbondenheid van mensen met die plek. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Strijp R in Eindhoven, waarbij al vanaf het eerste begin de omliggende buurten en beoogde bewoners werden betrokken. Bottomup gerichte waarde maken dus, in plaats van algemene structuurvisies. Vanuit daar kunnen overheid en betrokken partijen verder werken aan de ontwikkeling. Deze aanpak heeft als voordeel dat er meer diversiteit komt en dat het interne motivatie en draagvlak oplevert. Daarbij zou de overheid de grote lijnen helder kunnen maken en daarbinnen ruimte laten aan de mensen in het gebied. Draag de identiteit uit door bijvoorbeeld kunst in de openbare ruimte, broedplaatsen, iconen, cultureel erfgoed et cetera te gebruiken in de citymarketing.
Het schooltje van Dik Trom – Etersheim
51
4 1
8
2
3
9
11
6 7
12
5
13
14
Identiteit van de plek: de projecten
52 10
2
1
Het Oosterpark is een belangrijk park in Amsterdam, maar is ernstig verrommeld. Dit komt grotendeels door de vele gebouwen die met de rug naar het park staan. Door het verwijderen van de hekken komen de gebouwen weer ín het park te staan; dit verdubbelt de oppervlakte van het park. De uitbreidingsplannen van het
Verdubbeling Oosterpark door uitbreiding Koninklijk Instituut voor de Tropen
Het gebied Maaslandse Dam ligt in Midden-Delfland. Dit is sinds 1957 een rijksbufferzone tussen Delft en Rotterdam. Het is een voormalig tuinbouwgebied dat wordt herontwikkeld omdat de tuinbouwkassen worden opgeruimd. Deze herontwikkeling biedt gelegenheid voor een landschappelijke verbetering. Delfland moet een belangrijke groenzone voor de Randstad worden. De gemeente zet zich samen met de stichting Groen Goud, ondernemers en bewoners in om ervoor te zorgen dat in dit bijzondere veenweidegebied het ene kwaad (verspreid liggende kassen) niet met het andere kwaad (alleen maar woningbouw) wordt bestreden. Er is een ondernemersgroep die meedenkt over het proces en de ontwikkeling. Succesfactor: Samen met lokale ondernemers werken aan een visie op het gebied en dat vertalen in een beeldkwaliteitsplan.
Maaslandse Dam
53
6
5
4
3
De stadsmuren en de stadsentrees van Den Bosch worden weer zichtbaar gemaakt. Zo wil de stad laten zien dat Den Bosch ooit een vestingstad was. Het Bastion wordt gerestaureerd en er komt water langs de stadsmuren. Onder dat water komt bij een van de stadsentrees een parkeergarage. Die moet de binnenstad ontlasten van parkeerproblemen. Succesfactor: Van tegenstanders medestanders maken.
Stadswalzone Den Bosch
De stadsas Deventer heeft een rommelige uitstraling, weinig samenhang, onvoldoende herkenbaarheid als stadsas en onderbenutting van de beschikbare ruimte. De provincie Overijssel is daarom met een plan gekomen om het gebied te ontwikkelen. Het project Stadsas Deventer is een onderdeel van de capaciteitsuitbreiding van de A1-zone. Deze wordt als gebiedsopgave aangepakt. De omgevingskwaliteit is daarbij een belangrijk speerpunt. Dit is de samenhang tussen ruimtelijke kwaliteit, cultuur en duurzaamheid. Succesfactor: De betrokkenheid van gemeente, regio, provincie en Rijk bij de A1-zone en hun hoge verwachtingen van de integrale ruimtelijke visie.
Stadsassen & Transformatiezones, Pilot Deventer
In één van de minst groene wijken van Den Haag staat een gebouw dat in rap tempo is vervallen. Het gebouw in de driehoek Weimarstraat-BeeklaanGalileïstraat is overwoekerd. De buurtbewoners ondernemen actie door op deze plek een stadstuin te creëren. De tuin wordt een stukje vitaal groen in de wijk dat voor iedereen toegankelijk is; een echte ontmoetingsplaats. De buurtbewoners zelf zorgen voor het onderhoud. Kinderen kunnen er veilig spelen, ouderen ontmoeten elkaar in het groen en er is ruimte voor culturele activiteiten. De tuin zal op een duurzame manier tot stand komen volgens het ’cradle-to-cradle’principe. Het innovatieve is het duurzame karakter in combinatie met de actieve rol van de buurtbewoners en de betrokkenheid van de politiek. Zo wordt een plek vol steen omgetoverd tot Emma’s Hof, een groene oase in de stad. Succesfactor: De fondsenwerving in de buurt (1,5 miljoen euro door een bewonersinitiatief ).
Stadstuin Emma’s Hof
Om de leefbaarheid in Amsterdam te vergroten en de sociale cohesie te versterken, worden de kleine openbare ruimtes (zoals pleintjes en parkjes) in de stad aangepakt. Elk parkje krijgt in samenspraak met de buurt een identiteit en een plan. Een speciale stichting coördineert dit en is verantwoordelijk voor de aanleg van dit ‘groene raster’ over de stad. Succesfactor: De aandacht voor duurzaamheid in de gemeente Amsterdam.
Postzegelparken
Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) staan in het teken van de ontwikkelingen van het Oosterpark en geven een belangrijke kwaliteitsimpuls. Succesfactor: De samenwerking tussen het KIT en stadsdeel Amsterdam Oost: gezamenlijke planvorming met verantwoordelijkheid voor eigen resultaten.
54
11
10
9
8
7
Landgoed de Klokkenberg bij Breda is toe aan herstel. Een verder verval van de karakteristieke gebouwen en de verrommeling van het landgoed moet voorkomen worden. Vitalis Woonzorggroep zorgt hiervoor door van de oude ziekenhuislocatie een woonzorgcentrum te maken. Vitalis richt zich niet alleen op het herstel van de natuur en gebouwen op het landgoed, maar maakt het ook toegankelijk voor mens en dier. Op termijn moet het landgoed een dorpje op zich worden, met 600 mensen die dag in dag uit op het terrein aanwezig zijn.
Herontwikkeling Landgoed de Klokkenberg
Midden in het Ebbingekwartier, de creatieve zone van Groningen, wordt voor de duur van vijf jaar een tijdelijke MicroStad gebouwd: het Open Lab Ebbinge. Het is een broedplaats voor creatieve economie en een laboratorium voor nieuwe vormen van tussentijdse architectuur en stedenbouw. Een innovatief plan om tijdelijk braakliggende ruimte in de stad optimaal te gebruiken.
Open Lab Ebbinge
In het Noord-Hollandse lintdorp Etersheim (gemeente Zeevang) staat een oud dorpsschooltje, de plek waar Johan Kieviet ooit onderwijzer was. Hij werd bekend als de schrijver van Dik Trom. In het oude schoolpand woont en werkt een ondernemer. Zijn bedrijf en de bijbehorende loods worden als ontsierend gezien. Het af- en aanrijdende vrachtverkeer verstoort de dorpsrust. Stadsherstel Amsterdam wil het pand van de ondernemer overnemen en restaureren. Na de restauratie wil de stichting ‘Schooltje van Dik Trom’ het dorpsschooltje inrichten als kinderboekenmuseum.
Schooltje van Dik Trom
Het Kleinpolderplein in Rotterdam is sinds haar aanleg eind jaren 60 niet meer veranderd en ligt er volledig verhard bij. Het plein is de verbinding tussen de A13/A20 en de stad en vormt daarmee een belangrijke stadsentree. Het uiterlijk van het plein sluit echter helemaal niet aan bij haar functie. De gemeente Rotterdam heeft een plan opgezet om het ‘ei van stenen’ weer om te vormen tot een poldertje, waarvan de helft in open water gerealiseerd wordt. Succesfactor: Het afwijken van langdurige planprocedures (wat mogelijk was door bestuurlijke prioriteit).
Kleinpolderplein
De bakermat van de Nederlandse beeldbuizen van Philips, Strijp R in Eindhoven, wordt getransformeerd tot een innovatieve wijk waar je kunt wonen en werken in een groene setting. Het verrommelde bedrijventerrein wordt omgebouwd tot een nieuwe wijk die de oorspronkelijke functie van de beeldbuizenfabriek weerspiegelt: vernuftig, collectief en kwalitatief. Om een gebiedseigen identiteit te creëren wordt de nieuwe indeling van de groene stadswijk met vijf bestaande gebouwen gecombineerd. Door deze opzet ontstaat een vernieuwende combinatie tussen heden en verleden. Succesfactor: Het betrekken van belanghebbenden bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein (in de vorm van focusgroepen en buurtbijeenkomsten).
Strijp R
55
14
13
12
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Excursie: Strategische allianties, Zwijndrecht, 12 januari 2010 • Projectenparade: Identiteit, Amsterdam, 24 maart 2010 • Projectenparade: Ruimtelijke kwaliteit, Utrecht, 24 juni 2010 • Excursie: Klokkenberg & Strijp R, Breda en Eindhoven, 22 februari 2011 • Projectenparade: Voor en door projecten, Den Bosch, 19 april 2011
Activiteiten
Het Vechtdal is een cultuurlandschap met een ongekend hoge dichtheid aan aardkundige, archeologische, historische en ecologische hoogstandjes. De provincie Overijssel komt met een innovatief plan om de eigen inwoners van de Vechtstreek bewust te maken van wat het gebied te bieden heeft. Door middel van een internetplatform kunnen mensen meebeslissen over de landschapsbiografie van het Vechtdal. De biografie wordt permanent verrijkt en aangevuld. Zo wordt een methode opgezet om verrommeling in het gebied tegen te gaan en om nieuwe ontwikkelingen zichtbaar te maken. Succesfactor: De inbreng van bewoners en betrokkenen.
Signatuur voor het Vechtdal
De spoorlijn die Nijverdal dwars doorsnijdt, verdwijnt onder de grond. Hierdoor komt een strook in het Nijverdalse centrum vrij. De gemeente Hellendoorn komt met een plan voor herinrichting van deze centrale strook: een nieuw park, dat bestaat uit diverse tuinen, verbindt wijken met elkaar die voorheen door het spoor werden gescheiden. Dit geeft een originele invulling aan het thema ‘verbinden en ontmoeten’ dat al enkele jaren een belangrijke rol speelt binnen de gemeente Hellendoorn. Om te zorgen voor een visuele eenheid zal ook een belangrijk deel van de woningbouw aan de zuidkant van de tunnel worden herontwikkeld. Succesfactor: De integrale benadering van stedenbouw, landschap, kunst en cultuur.
De Tuinen van Nijverdal
Ten noorden van het vestingstadje Elburg ligt het historische Boerenerf Hellenbeek, dat zeer vervallen is waardoor restauratie niet meer zinvol is. De organisatie Boerderij & Landschap is samen met de bewoners tot een plan gekomen waarmee het cultureel erfgoed voor de toekomst bewaard kan blijven. De boerderij zal worden omgebouwd tot een bed & breakfast in een stijl die aansluit bij de oorspronkelijke functie en ligging. Biomassa uit de omgeving wordt gebruikt voor de energievoorziening. In de omliggende weilanden zal nieuwe natuur worden ontwikkeld en de historische structuur worden hersteld. Succesfactor: Het gebruik van biomassa voor energieopwekking.
Plan Hellenbeek
Succesfactor: Het betrekken van tegenstanders tijdens het proces en het wegnemen van vooroordelen.
56
57
De geboorte van het Vechtdal Herbert Bos Programmaleider Ruimte voor de Vecht | Provincie Overijssel
58
“
In de huidige financiële situatie zien we gebiedsontwikkelingen in het landelijk gebied één voor één sneuvelen. Kennelijk worden de met zorg benoemde problemen en urgenties toch niet zo groot ervaren nu het geld op is. Is er nu echt zoveel miljoen nodig voor natuur? Kan die waterveiligheid niet wat goedkoper worden gerealiseerd? Tegen deze stroom in heeft de provincie Overijssel in haar nieuwe coalitieakkoord 19 miljoen euro uitgetrokken voor de gebiedsontwikkeling Ruimte voor de Vecht. Daar waar structureel jaarlijks 30 miljoen wordt bezuinigd. De vraag is dan ook gerechtvaardigd waarom Overijssel deze stap maakt. Ik denk dat het antwoord ligt in de aandacht die wij als programma besteden aan de ontwikkeling van de regionale identiteit van het Vechtdal. Ikzelf beschouw dit en de daaruit volgende perspectieven
voor de regionale economie als de werkelijke drager van de gebiedsontwikkeling. Toen ik vijfenveertig jaar geleden opgroeide in het Vechtdal in het buurtschap Emmen bij Dalfsen, bestond “het Vechtdal” niet. Mijn ouders deden boodschappen in Dalfsen en soms in een supermarkt in Zwolle. Ommen of Hardenberg kende ik niet. Het Vechtdal als naam bestond nog niet, laat staan als identiteit voor het gebied. Sinds een aantal jaar is dit veranderd. Alle overheden en maatschappelijke organisaties langs de Vecht promoten dit prachtige gebied gezamenlijk als ‘het Vechtdal’. Zo is de ‘Vechtdalmarketing’ geboren. Voor én samen met deze bewoners ontwikkelen we een biografie van het gebied: een prachtig boekwerk waarin unieke eigenschappen van het Vechtdal verteld worden. Verhalen over het transport
van Bentheimer zandsteen over de Vecht, dat gebruikt werd voor de bouw van het Paleis op de Dam. Maar ook verhalen over de stokken en twijgen die in de stuivende zandduinen werden geplaatst om de grond vast te houden. Namen als “de Stokte” herinneren hier nog aan. De informatie uit de biografie gebruiken we om de onderscheidende eigenschappen van dit gebied meer zichtbaar te maken. Dit doen we via verhaalpalen waar bewoners en bezoekers een verhaal kunnen horen over de bewuste plek. En ook door het bijzondere ontwerp van nieuwe meanders in de rivier. Maar vooral ook gebruiken we de verhalen om Vechtdalbewoners nog trotser te laten worden op hun Vechtdal dan ze al waren. De gebiedsontwikkeling Vechtdal is vooral ook de kunst van het vertellen…
59
Als een spin in het web Gerrit Schuurhuis Zakelijk leider | Open Lab Ebbinge
60
“
Stedelijke ruimte is onderhevig aan veranderingen. Gebieden, landschappen, gebouwen en plekken veranderen voortdurend. In planologisch gestructureerd Nederland gaat dit vaak volgens een uitgestippeld traject. Dit traject voorloopt echter niet altijd zoals de planmakers hopen. Er komen kinken in de kabel, de tijdsgeest verandert, of plannen worden ingehaald door nieuwe economische realiteit. Het terrein waarop het Groningse Open Lab is gelegen is hier een mooi voorbeeld van. Langdurige braakligging, veroorzaakt door diverse externe factoren, heeft ervoor gezorgd dat dit binnenstedelijke gebied steeds meer de identiteit van een rotte kies kreeg. Terwijl dit stadsdeel juist een enorme stedelijke potentie heeft. Gelukkig zagen omliggende bewoners en ondernemers dat het de verkeerde kant op ging. Daaruit is een initiatiefgroep met lokale ervaringsdeskundigen ontstaan. Hierdoor ontstond direct
draagvlak, een heel erg belangrijk aspect in de tijdelijke planvorming. Binnen 5 tot 10 jaar moet het Open Lab bebouwd worden volgens de randvoorwaarden uit het bestemmingsplan; woningbouw met deels gemengde functies. Gedurende de overgangsfase in de komende 5 jaar krijgt het terrein een tijdelijke bestemming, met als subdoel om een nationaal voorbeeldproject te maken voor de tussentijdse stedenbouw. Een vooruitstrevend doel, waar hard aan getrokken moet worden. Want ook een korte tussentijdse invulling wordt niet zomaar gerealiseerd. Daarvoor is economisch draagvlak nodig; iets wat samengaat met draagvlak in zijn algemeenheid. De rol van een spin in het web, of beter gezegd: een matchmaker, is in dit proces onmisbaar. In het geval van het Open Lab is deze matchmaker ‘bottom-up’ ontstaan. Dit geeft deelnemers vertrouwen omdat de matchmaker overzicht heeft
over meerdere agenda’s. Direct contact met een matchmaker zorgt ervoor dat er een groter vertrouwen bij ontwikkelaars is om het project te laten slagen. De angst voor onduidelijkheden die ontstaan dankzij het dynamische proces kunnen daardoor deels worden weggenomen. De rol van de matchmaker Open Lab is om met overtuigingskracht en daadkracht alle partijen bij de les te houden. Dit lukt helaas niet altijd, maar zonder deze matchmaker was het project waarschijnlijk één van de zoveel anonieme en mislukte projecten geworden. Met het oog op toekomst is het aan te bevelen om de opzet met een breed gedragen matchmaker verder uit te werken. Hiermee kan het slagingspercentage van een project enorm vergroot worden. Want uiteindelijk ontstaat daadkracht door draagvlak!
61
Met open vizier Sjoerd Cusveller Programmaleider Cultuur & Ruimte | Provincie Overijssel
62
“
Het begin is simpel. Tussen de Randstad en Twente dreigt de A1 dicht te lopen. Dat is slecht voor de supporters van FC Twente en voor de doorvoer van containers naar Oost-Europa. Dus, nog een rijstrook erbij. En waren we eenvoudige ingenieurs, dan waren we klaar. Maar met Route 66 op de achtergrond denken we na over de betekenis van de A1, de biotoop, de cultuur, de schoonheid en de historie. We noemen de A1 het visitekaartje van Oost-Nederland. We zien het cyrillisch schrift op de vrachtwagens en laten ons al naar een andere wereld brengen. We kijken ook opzij en zien de plannen in de omgeving die we, als we toch bezig zijn, aan de A1 verbinden; dat noemen we gebiedsontwikkeling. Kijken we nóg verder, dan zien we prachtlandschappen die we met groene transferia aan de A1 leggen. En we laten TomTom, de beschermheilige van de automobilist, ons wijzen op de afslagen naar de steden;
die noemen we stadsas. De simpele verkeerskundige vraag naar meer en beter formuleren we als een culturele opgave. Met hele concrete voorbeelden laten we zien hoe dat vorm en inhoud krijgt. Zie daar het project Stadsas Deventer. We betreden de stadsas met een open vizier, zonder het vooropgestelde denkbeeld van een hoogstedelijke boulevard. Ook zonder vooropgesteld denkbeeld over wie de spelers zijn. De stadas Deventer ligt in een stedelijk gebied. Bewoners en gebruikers, belangstellenden en professionals willen en kunnen een bijdrage leveren aan de toekomst van hun leefomgeving: ondernemers, vastgoedeigenaren, onderwijsinstellingen, kunstenaars, Stichting Industrieel Erfgoed Deventer, bewoners, watersportverenigingen, woningcorporaties, winkeliers, zorginstellingen, Go Ahead Eagles, natuurorganisaties, vervoersmaatschappijen. Lokale problematiek en globale trends vinden als vanzelfsprekend een plek in deze aanpak.
De ontwikkeling van de stadsas is zowel een culturele, een ruimtelijke als een mobiliteitsopgave. Maar Nederland is een land van ‘potjes’. Het geld wordt verdeeld via sectorale en/of bestuurlijke budgetten. De aanpak van de stadsas vraagt niet alleen om een open vizier zonder vooropgestelde denkbeelden en een open oog voor onverwachte bondgenoten, maar vooral om een open en integrale manier van rekenen.
63
64
3.2
Identiteit van de stadsrandzones 65
66
De stadsrand is vaak een gebied van niemand; het is geen stad maar ook geen land. Ook beleidsinstrumenten zijn vaak gericht op ofwel de stadsaanpak, ofwel doelen voor het platteland. De overgang tussen stad en land in Nederland is abrupt. Zeker als je dit vergelijkt met de versplinterde verstedelijking, in weliswaar lage dichtheden, in landen als België of de Verenigde Staten. Toch zijn veel stadsranden ‘rommelzones’ van lage kwaliteit, die sluipenderwijs bebouwd worden. Waar vroeger de stadsrand bestond uit een muur of wal, zien we de grens tussen stad en land nu vervagen. Stadsuitbreiding bedreigt de groene overgangsgebieden en de zichtbare entree van een stad. De mogelijkheden om dichtbij huis te ontspannen en te recreëren zijn vaak beperkt en de rommelzones zijn het visitekaartje als je de bebouwde kom inrijdt. Er vindt in de stadsrand een wildgroei aan onaantrekkelijke werk- en winkelgebieden plaats rond de snelwegen, terwijl andere restgebieden geïsoleerd liggen, afgesneden door de infrastructuur. Stadsrandzones marginaliseren letterlijk en figuurlijk. De zone rondom een stad is belangrijk voor de kwaliteit van leven van de inwoners, die licht, lucht, ruimte en groen zoeken. Dit vraagt om een goed bereikbaar en aantrekkelijk landschappelijk gebied. De zone heeft tegelijkertijd ook andere functies, is intermediair tussen stad en landelijk gebied en wordt door velen gebruikt. Variërend van de recreërende stedeling tot de fietsende of autorijdende forens. De stadsrandzone kent een eigen ruimtelijke dynamiek die afwijkt van zowel de stedelijke als landelijke wetmatigheden. Zo variëren de grondprijzen sterk per locatie en in de tijd. Er is een grote ruimte-
druk vanuit de steden. Ruimtebehoeften conflicteren. Mede door milieu-eisen kunnen landelijke functies, met name landbouw, zichzelf moeilijk in stand houden. De stadsrandzone kent vaak tijdelijke functies en een ‘planologische schaduwwerking’. Dit wil zeggen dat de stadsrandzones buiten de bestaande planologische kaders van stad en land vallen1. Door deze leemte ontstaat onzekerheid bij ondernemers, zoals agrariërs. Zij vrezen met name dat op een later moment vanwege nieuw aan te leggen natuurelementen beperkingen opgelegd worden aan de bedrijfsvoering2.
Blauwe verbinding – Rotterdam
De verbindende rol van de stadsrandzone vraagt om een intergemeentelijke en gebiedsgerichte visie; een samenhangend geheel van functies en ruimteclaims. Dan kan waarde vermeerderd worden en kunnen de betrokken partijen de lasten van het opschonen, aantrekkelijker en beter bereikbaar maken van deze zones gezamenlijk dragen. De voorbeeldprojecten pakken de spanningen in de overgangsgebieden op verschillende wijzen aan. Twee projecten, De Blauwe Verbinding en Caumerbeek, zoeken naar een groene verbinding tussen de stad en het buitengebied. In de overige vijf projecten wordt een regionaal park aan de rand van de stad ingezet als oase van natuur en recreatie, dat bovendien het zicht verfraait.
1
2
Kuypers, S. (2010), ‘De stadrandzone op de kaart. Betekenis van de stadsrandzone in de Nederlandse beleidspraktijk’, masterthesis Universiteit Utrecht. Joldersma e.a. (jaar onbekend), ‘Samen werken aan het landschap. Voorbereiden en uitvoeren van een gebiedsnatuurplan door een Agrarische Natuur Vereniging’.
67
68
i Do’s: Koppel commerciële en landschapsontwikkeling
De baten van commerciële ontwikkelingen in de stadsrand kunnen afgeroomd worden en ingezet voor groene functies zoals een park, waterverbinding of andere landschappelijke investeringen. De voorbeeldprojecten laten verschillende opties zien. In de Hoeksche Waard vullen gemeentes een regiofonds, vanuit de overweging dat inwoners profiteren van stijging van de vastgoedwaarden, bereikbaarheid en recreatiemogelijkheden. Woningbouwprojecten worden via de regeling ‘Rood voor groen’ belast. In de Betuwe is de ontwikkeling van een landschapspark gekoppeld aan de realisatie van een bedrijvenpark.
Ga voor persoonlijke drijfveren van vertegenwoordigers
Betrek de vertegenwoordigers van partijen op basis van hun persoonlijke drijfveren, zoals passie voor de lokale cultuurhistorie of voor producten uit de streek. Het gaat niet om meer traditionele belangenbehartiging, zoals via formele participatietrajecten. Een globale check van de logische spelers – burgers, overheid, bedrijfsleven – is niet voldoende. In de Twentse stadsrandenaanpak spelen vijf gemeenten een rol: Almelo, Borne, Oldenzaal, Hengelo en Enschede. Zij zijn ervan overtuigd dat je stadsranden samen moet maken. Daarom streven zij naar een gezamenlijk programma, strategie en organisatie. Daarbij zijn gesprekken met de sleutelfiguren een belangrijk onderdeel. 69
Beschouw de stadsrandzone als een visitekaartje Werk aan streekproductenidentiteit
Stadslandbouw Landgoederenzone – Maastricht
De beste manier om partijen te betrekken is via een gemeenschappelijk belang. Een succesvol biologisch streekproduct kan bijvoorbeeld winst opleveren voor alle betrokkenen, of het nu gaat om de producent of de afnemer. Zo heeft de appelkweker afzet en geniet de consument van heerlijke, biologische appelstroop die om de hoek is gemaakt. Rond Maastricht zijn volgens het ‘slow food-concept’ diverse projecten gestart om voedselproducenten in het landelijk gebied in aanraking te laten komen met de consument in de stad. Door dit contact ontstaat een netwerk van producenten en afnemers. Bovendien wordt binnen de stadsrandzone op deze manier de stad met het landelijk gebied verbonden.
Een herkenbare en aantrekkelijke stadsrandzone geeft een stad meer smoel en identiteit. Voor het auto- en fietsverkeer vormt de stadsrand de eerste blik op de stad. Net zoals het station een visitekaartje voor reizigers per openbaar vervoer is en de luchthaven de eerste indruk bij toeristen en zakenlieden bepaalt. Aantrekkelijke stadsentrees, toegankelijk groen en fietspaden zijn van invloed op het vestigingsklimaat voor bedrijven in steden, zo stelt geograaf Richard Florida. Wie buiten de stad gaat wandelen of fietsen begint immers meestal al in de stadsrandzone. Zoals een bezoeker van het Caumerbeekdal opmerkte over de plannen voor nieuwe fiets- en wandelpaden langs het water van de beek: “Langs de beken verplaats je je straks dwars door de stad in een groene oase waarin je je ver buiten de stad waant. Dit verhoogt de kwaliteit van de leefomgeving.”
Pluk het laaghangend fruit
70
Kleine projecten die weinig kosten kunnen toch veel bewoners bereiken. Een voorbeeld is de Jeugdprijsvraag Hoogland-West van de gemeente Amersfoort. Het compacte lespakket voor scholieren geeft uitleg en betrekt jongeren bij de recreatieve ontwikkeling van de stadsrandzone. Als sluitstuk van dit lespakket konden zij aangeven hoe de stadsrand aantrekkelijker voor henzelf zou worden. Het winnende plan (een speciaal ontworpen draaipaneel met informatie over de Grebbelinie) is tijdens de laatste Projectenparade gepresenteerd en zal daadwerkelijk uitgevoerd worden. Door het project zijn educatieve doelen gecombineerd met het kweken van betrokkenheid. Niet alleen is de stadsrand onderdeel geworden van de ‘mental map’ van de scholieren, maar zij nemen nu ook hun ouders mee naar het gebied.
q Don’ts:
wordt deze cultuurhistorie beschermd en gelijktijdig recreatief toegankelijk gemaakt via vaar-, fiets- en wandelverbindingen. Enkel informeren of overtuigen
In plaats van burgers, bedrijven en andere betrokkenen proberen te overtuigen, kun je ze beter deelgenoot maken van je plannen. Participatie gaat niet om informeren, maar om perspectief bieden aan bewoners en lokale ondernemers. De regionale voedselstrategie van de gemeente Amsterdam doet dit. Stadsbewoners kunnen zelf voedsel produceren op volkstuinen. Scholen gaan naar de boer en drugsverslaafden kunnen er werken. De gemeente probeert een markt te organiseren zodat de boeren een afzetgarantie hebben. Via kleinschalige en ambachtelijke voedselproductie neemt bovendien de biodiversiteit toe en wordt de link tussen de boeren en de stedeling versterkt.
Uitdagingen
De oorsprong en het huidig gebruik vergeten
Bij het opstellen van een toekomstvisie kan de historie van een gebied een bindende factor zijn. Achterhaal hoe het landschap ontstaan is, fysiek en cultuurhistorisch, en hoe de huidige combinatie van functies tot stand gekomen is. Vanuit dit begrip van de huidige identiteit en gebruik(ers) kun je verder aan de slag met ontwikkeling en transformatie. Leeuwarden dankt zijn ontstaan aan de Middelzee, die tot de gefaseerde inpoldering in de middeleeuwen Friesland opdeelde. Het gebied is van oudsher open van karakter. De stadsrandzone rukt echter op terwijl nieuwe woningbouw zal leiden tot toenemende recreatieve druk. In het project Nieuw Stroomland
De stadsrandzone is een cruciale schakel tussen stad en land. Door een balans te vinden tussen leefbare steden met hoogwaardige voorzieningen en een toegankelijk, mooi buitengebied kan Nederland aantrekkelijk blijven om in te wonen. Juist nu zijn er volop kansen om de kwaliteit van de stadsrandzones te verhogen en ze niet langer te zien als ‘restruimtes’. Kansen voor die kwaliteitsimpulsen komen voort uit de enorme dynamiek in deze zones, maar we kunnen bijvoorbeeld ook door de economische crisis meer in kwaliteit dan in kwantiteit denken. Door beperkte demografische groei, of zelfs krimp in sommige regio’s, wordt het beeld van een
Stadsrandmanagement Nieuw Stroomland – Leeuwarden
71
72
afgeronde zone steeds meer realistisch. Zodat stad en land niet meer met de ruggen naar elkaar toe staan, maar juist met elkaar in balans zijn. Dat betekent goed bereikbaar, toegankelijk, aantrekkelijk en met een eigen identiteit.
Caumerbeek zichtbaar natuurlijk – Heerlen
Gezien de planologische schaduwwerking en de bestuurlijke versnippering is het bereiken van een integrale beleidsvisie lastig, maar nodig. Dit vergt regionale samenwerking: de stadsrandzone overschrijdt immers gemeentegrenzen. De belangenverschillen tussen gemeentes kunnen behoorlijk uiteenlopen. Zeker wanneer het gaat om een grote stad met plattelandsgemeentes. Benoem de opgaven die de gemeentegrenzen overstijgen. Juist dan is het wenselijk de traditionele scheiding van stad en land los te laten. Tracht niet om functies te scheiden maar verweef en versterk het gebruik. Via stadsrandparken kan de recreatieve maar ook natuurlijke waarde van het gebied verhoogd worden. Zo blijft groen, rust en ruimte toegankelijk voor alle bewoners. Daarbij is bereikbaarheid cruciaal, via een fijnmazige structuur van waterwegen, fiets- en wandelpaden. Het ‘ommetjes-concept’ in Leeuwarden is hiervan een goed voorbeeld. Om regionale variatie te versterken en daarmee het vestigingsklimaat voor bedrijven en bewoners te verbeteren, is verscheidenheid van verstedelijkingsconcepten nodig. Eén van de mogelijkheden is het verschaffen van een ‘eigen’ identiteit aan de stadsranden. Speel in op de bestaande, gebiedseigen landschapskwaliteiten of cultuurhistorie (van de historische Middelzee tot de Caumerbeek; van de karakteristieke Limburgse lusthoven tot aan de Suikerfabriek in Hoeksche Waard). Of creëer een nieuwe identiteit.
Stadslandbouw, productienetwerken van streekproducten, zorgboerderijen en ecotoerisme zijn kansrijke concepten. Ook kan ruimte gegeven worden aan innovatieve duurzame bedrijvigheid. Het financieringsvraagstuk krijgt in tijden van bezuinigingen extra urgentie. De voorbeeldprojecten laten een keur aan financieringsmogelijkheden zien voor een groene stadsrandzone. Zo zijn er de meer traditionele subsidiestromen en regelingen, waaronder compensatiegelden en rood-voor-groen. Ook de streekrekening en het regiofonds worden gebruikt. Voor een duurzame economische drager blijkt toch vooral streekproductenidentiteit kansrijk. Door netwerken van producenten en consumenten te stimuleren, vergroot een regio de afzetmogelijkheden voor lokale ondernemers en de bereidheid bij te dragen aan investeringen in het (stadsrand) landschap.
73
1 3
6
5
Identiteit van de stadsrandzones: de projecten
74 4
2
7
2
1
Integrale ontwikkeling van het Betuwse Bedrijvenpark en Landschapspark De Danenberg zorgt voor een ‘groen prikkeldraad’ in de Betuwe. Het landschapspark houdt namelijk verdere verstedelijking tegen. Landschapspark en bedrijvenpark zijn
Landschapspark De Danenberg
De Blauwe verbinding in Rotterdam is een open watergang van zeven kilometer die dwars door drie gemeenten loopt. Deze vormt de waterverbinding tussen het Zuiderpark in Rotterdam, het Zuidelijk Randpark en het nieuw aan te leggen Landschapspark Buytenland in Albrandswaard. De gemeente Rotterdam en het waterschap Hollandse Delta komen met een plan om de waterhuishouding te verbeteren, de recreatieve mogelijkheden te vergroten en de leefbaarheid een impuls te geven in wijken in Barendrecht, Albrandswaard en Rotterdam. Om dat laatste te realiseren is subsidie aangevraagd voor de aansluiting van de woonwijk Zuid met de zwemmersplas in het Zuidelijk Randpark. Hiervoor moeten de A15 en Betuwelijn worden gekruist en een deel van de watergang worden gegraven. Deze aansluiting vormt een van de bouwstenen van de Blauwe Verbinding. Succesfactoren: Vroegtijdige ondertekening van convenant door acht regionale partijen en koppeling aan verbreding A15 als drukmiddel (via uitvoeringsovereenkomst met Rijkswaterstaat).
Blauwe verbinding
75
5
4
3
Het gebied aan de zuidwestkant van Leeuwarden verandert de komende decennia ingrijpend, vooral door de aanleg van de ’Haak’, een rondweg om Leeuwarden, en de nieuwe invalswegen. Verrommelde industrieterreinen met lelijke overgangen naar het platteland worden veranderd in aantrekkelijke stadsgezichten; van achterdeur naar voordeur. De gebiedsontwikkeling Nieuw Stroomland heeft twee
Stadsrandmanagement Nieuw Stroomland
In 2006 heeft de provincie Limburg samen met de landgoedeigenaren, agrariërs en bewoners in Zuid- Limburg een projectnota voor de Landgoederenzone opgesteld. Het doel was om verdere versnippering en aantasting van het waardevolle cultuurlandschap te voorkomen. De Vereniging van Landgoedeigenaren heeft op haar beurt een toekomstbeeld voor de zone op laten stellen: de lusthoven van de industriebaronnen uit de 19e eeuw moeten ontmoetingsplekken worden voor Maastrichtenaren, recreanten en toeristen die kennismaken met de streekproducten uit hun regio. Publieksgerichte activiteiten zijn onder meer de aanleg van een proeftuin, het openstellen van een wijngoed en het oprichten van een streekstation voor wijnbouw en kleinfruitteelt. Doel van dit voorbeeldproject is de thema’s van stadslandbouw en streekproducten voor Maastricht, Meerssen en Valkenburg op de kaart te zetten in de Landgoederenzone van Maastricht. Succesfactor: landgoedeigenaren maken zelf een plan (bottom-up ontwikkeling) en verbinding van netwerken van producenten en afnemers.
Landgoederenzone Maastricht
Het Regiopark aan de noordrand van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard moet een groen kader bieden voor de verschillende stedelijke ontwikkelingen die hier zijn voorzien. Het park houdt rekening met waterbeheer, recreatie, duurzame energie en natuur. Daarnaast krijgt het een eigen identiteit met de herbestemming van de oude Suikeruniefabriek. De financiering moet komen uit een regiofonds. Degene die profiteert van investeringen of deze noodzakelijk maakt, zorgt voor de vulling van het fonds. Zo zullen de gemeenten in de Hoeksche Waard een jaarlijkse bijdrage per inwoner afdragen; een vergoeding voor de waardestijging van onroerend goed, betere bereikbaarheid en meer recreatiemogelijkheden. Via de regeling ‘Rood voor groen’ worden nieuwe woningbouwlocaties en bedrijventerreinen belast. Deze profiteren immers van de landschappelijke en recreatieve waardestijging. Succesfactor: aanvankelijke weerstand in de vijf gemeenteraden is gedempt door de gemeenschappelijke vijand (komst bedrijventerrein), ten gunste van het landschap.
Masterplan Regiopark Noordrand Hoeksche Waard
financieel gekoppeld. In een contract is vastgelegd dat er alleen een bedrijventerrein komt wanneer er financiële garanties zijn voor de realisatie van het landschapspark. Een deel van de opbrengsten uit de verkoop van kavels van het bedrijvenpark gaat naar het landschapsfonds om zo de landschapselementen, zoals bomen, heggen en bospercelen, te financieren. Zo is het bedrijventerrein nauwelijks zichtbaar en kan het niet verder uitgebreid worden. Succesfactor: Een gedragen plan door burgers en milieubelangenvereniging en contractuele koppeling tussen rood (bedrijvenpark) en groen.
76
7
6
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Excursie: Strategische Allianties, naar Deltapoort en de Blauwe Verbinding, Zwijndrecht, 12 januari 2010 • Projectenparades: Identiteit, Amsterdam, 24 maart 2010 en PPXL ‘ruimtelijke kwaliteit’, 24 juni 2010 • Excursie: wandeling door Mooi Nederland, Caumerbeekdal, Heerlen, 18 mei 2010 • Projectenparade: Samen werken aan Sterke Stadsrandzones, Amersfoort, 11 november 2010 (een vervolg op startcongres De Stadsrandzone Centraal, 11 november 2009).
Activiteiten
Het Caumerbeekdal in Heerlen is door de overkluizing van de beek een ontoegankelijk en geïsoleerd stedelijk gebied. De restruimte heeft een lage omgevingskwaliteit het schone oppervlaktewater wordt vervuild door verschillende afvalstromen. Een zes-lagenmodel (water, oevers, routes, economie, educatie en cultuurhistorie en beleving) maakt van het Caumerbeekdal in Heerlen een natuurlijke waterloop met een belangrijke ecologische en recreatieve functie voor Parkstad Limburg. Dit biedt meer mogelijkheden voor de horeca en landbouw in het gebied en het creëert verschillende recreatieve (cultuurhistorische) routes. Het project draagt bij aan energiewinning door middel van turbines en rioolverval. Hierdoor komt er weer schoon water in de beek, ontstaan natuurlijke oevers en ontwikkelen zich hoogwaardige flora en fauna, die de beleving van het gebied verrijken. Succesfactor: energie- en waterzuiveringsdoelen combineren: elektriciteit opwekken uit rioolwater
Caumerbeek zichtbaar natuurlijk
Haarlemmermeer werkt aan het Park van de 21ste eeuw, kortweg Park21. Het nieuwe groengebied tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep wordt ongeveer 1.000 hectare groot. Het bestaande gebruik van de polder, akkerbouw, maakt plaats voor stadslandbouw. Park21 wordt het eerste metropolitaanse park van Nederland. Het is een schakel tussen de regionale, recreatieve en ecologische gebieden: de duinen in het westen en de plassen aan de oostkant. Na een ontwerpprijsvraag hebben drie bureaus een visie opgesteld, waarop omwonenden konden stemmen. Er is een parkconcept geselecteerd. Nu wordt de visie uitgewerkt, met aandacht voor de afweging van opbrengsten en kosten, duurzaamheid en de realisatie van toeristische attracties. Het historische karakter van de polder blijft behouden en de bestaande boerenbedrijven worden toegankelijk voor publiek. Succesfactor: Park21 is een exploitatieproces, geen ontwikkeltraject
Park 21
pijlers. Ten eerste versterkt het plan de ruimtelijke kernkwaliteiten, zoals de unieke karakteristiek van het Middelzeegebied en de Hegedyk met de oude dorpen. Anderzijds maakt men de keuze om krachtig te investeren in duurzame energie en watertechnologie (Keten van Duurzaamheid). Het is de bedoeling om de Westelijke Kwelderwal terug te brengen in zijn cultuurhistorische waarde. Dit hooggelegen gebied werd door terpen en dijken als eerst door de mens in gebruik genomen. Langs de Zwette worden meer mogelijkheden gecreëerd voor natuur en recreatie.
77
Park21: feit, fictie of visie? Gemeente Haarlemmermeer
78
“
In een tijd waar bezuinigingen grote impact hebben op investeringen in de kwaliteit van de leefomgeving is de gemeente Haarlemmermeer samen met partners het onmogelijke mogelijk aan het maken: de ontwikkeling van een 1000 hectare groot natuur- en recreatiegebied tussen Hoofddorp en NieuwVennep. En tot nu toe met succes. Immers, deze onvoorstelbaar grootschalige gebiedsontwikkeling is tot nu toe overeind gebleven. De ontwikkeling van Park21 is geen traditioneel project of gebiedsontwikkeling. Het project symboliseert de omslag in het denken en ontwikkelen van grootschalige gebieden, die nu enige jaren aan de gang is. Een grote rol voor particuliere investeringen en initiatieven, de introductie van nieuwe verdienmodellen en financieringsconstructies, een terugtrekkende rol voor de overheid met een focus op regie, de toenemende waarde van leisure, recreatie en toerisme in
de samenleving, verbintenissen tussen stad en platteland… in Park21 komt het allemaal samen. De uitdaging bij het park ligt met name in het feit dat het in zijn geheel niet rendabel is. Hoe kan het ook anders bij de ontwikkeling van natuur- en recreatiegebied? De zoektocht naar voldoende financiering, zowel publiek als privaat, houdt je als projectleider wakker. Een groot deel van de financiering was al beschikbaar. Een paar maanden later toch weer niet. Door gewijzigd kabinetsbeleid kan het project niet meer rekenen op miljoenenfinanciering vanuit het afgeschafte programma Recreatie om de Stad. Een forse tegenvaller. Blijft het park fictie? De overheid blijkt een onbetrouwbare partner, ook voor zichzelf. Ondanks deze tegenvaller blijft de gemeente doorwerken. Het park is en blijft namelijk een langetermijnontwikkeling en niet direct van het
moment (en tijdelijke subsidiepotjes) afhankelijk. Basis hiervoor is natuurlijk wel de aansluiting op trends en ontwikkelingen op de langere termijn en de behoefte aan een dergelijk park in de toekomst. Die is er zeker. Recreatief landschap is integraal onderdeel van de metropool, economisch van betekenis als vestigingsplaatsfactor en in toenemende mate van belang om de leefbaarheid in de Randstad op niveau te houden. Dat ziet Haarlemmermeer ook in en volhardt in de opgave om voldoende groen- en recreatiegebied in een toenemende stedelijke omgeving te realiseren. Dat is visie. Door die sterke en duidelijke visie is het eerste deelproject op korte termijn voorzien. Dit project staat in het teken van sport en park; een nieuw honkbalcomplex wordt ingepast in een recreatieve omgeving, ontsloten door voet- en fietspaden. Denk aan Central Park-achtige taferelen. Financieel mogelijk gemaakt door ‘rood voor groen’-bijdragen uit omringende woningbouwprojecten. Dat is een feit.
79
80
3.3
Bedrijventerreinen 81
A. Ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen
82
Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de Nederlandse economie. Ruim een derde van de beroepsbevolking is werkzaam op een bedrijventerrein en ongeveer de helft van de Nederlandse bedrijven is er gevestigd. De meeste Nederlandse gemeenten hebben in of aan de rand van de dorps- of stadskern één of meerdere bedrijventerreinen. Vaak zijn het gebieden die geen onderdeel vormen van de stad en zijn het plekken waar mensen alleen tussen negen en vijf komen. De ruimtelijke kwaliteit van Nederlandse bedrijventerreinen is zorgelijk: 30 procent voldoet niet aan de eisen van vandaag. De terreinen zijn rommelig en verkeren vaak in matige staat. De gebouwen vertonen mede door de kavelsgewijze uitgifte onderling weinig samenhang en de ontsluiting van de gebieden laat vaak te wensen over. Daarnaast is het slecht gesteld met het beheer en onderhoud. De slechte staat van de bedrijventerreinen zorgt voor een snelle waardedaling. Ondanks de problemen rond veel (verouderende) bedrijventerreinen en ondanks de intensiveringsmogelijkheden op bestaande locaties worden er nog steeds veel hectares nieuwe terreinen aangelegd en veel aanbod gereserveerd (de ‘ijzeren voorraad’). De schaarse ruimte wordt zodoende onnodig opgeofferd aan nieuwe bedrijventerreinen die niet waardevast zijn en bestaande terreinen verder onder druk zetten. Het kwalitatief en kwantitatief afstemmen van vraag en aanbod moet dus beter. Herstructurering van bestaande bedrijventerreinen is noodzakelijk om de kwaliteit
van de terreinen te verhogen. Door te focussen op het verbeteren van de kwaliteit van bestaande locaties in plaats van het ontwikkelingen van nieuwe terreinen, is het mogelijk om schaarste te creëren op de markt. Daardoor kunnen de terreinen waardevaster en duurzamer worden, en zullen marktpartijen het financieel interessanter vinden om erin te investeren.
Metropoolregio Amsterdam
Bedrijventerreinen vormen een belangrijk onderdeel van het kennis- en leertraject van Mooi Nederland. Het draait hierbij om zuinig ruimtegebruik, tegengaan van verrommeling en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de terreinen. Overheden willen de verpaupering stoppen. De voormalige ministeries van VROM en Economische Zaken hebben gezamenlijk beleid voor bedrijventerreinen vastgesteld. In lijn met het advies van de Taskforce (Her-) ontwikkeling Bedrijventerreinen (commissie Noordanus) zijn aanbevelingen gedaan voor herstructurering. Daarnaast is in 2010 het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 getekend. Het toenmalige Kabinet heeft met provincies en gemeenten afspraken gemaakt over een nieuwe aanpak. Helaas is de looptijd van het convenant vanwege de recessie en bezuinigingen teruggebracht tot en met 2013. Doel is het stimuleren van een gezond economisch vestigingsklimaat, waarbij open landschappen worden gespaard, verrommeling wordt tegengegaan en duurzaamheid wordt gestimuleerd. Bedrijventerreinen moeten waarde behouden, meer onderdeel worden van stad en omgeving en de kwaliteit moet meer aansluiten op de wensen en behoeften van bedrijven en werknemers. Binnen Mooi Nederland zijn binnen dit thema drie verschillende soorten projecten van start gegaan. De eerste vijf projecten gaan
83
84
over de Ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen. Het Rijk streeft naar het verbeteren van de vormgeving, de kwaliteit en de ruimtelijke inpassing. Een zorgvuldige planning en duurzame aanleg van nieuwe bedrijventerreinen staat centraal. De volgende vijf projecten vormen de Noordanus herstructureringsprojecten. Hierin gaat het om de regionale samenwerking bij de aanleg van nieuwe en het opknappen van oude terreinen. De laatste vijf voorbeeldprojecten die een bijdrage ontvingen uit de Innovatieregeling Mooi Nederland richten zich op de Identiteit van de werklandschappen: het opknappen van bedrijventerreinen, het stimuleren van duurzaamheid en de inpassing in de omgeving.
Werk samen op regionale schaal
i Do’s:
Zet een regionaal herstructureringsfonds op
Betrek de gebruiker vanaf het begin
De gebruikers van bedrijventerreinen moeten centraal staan bij de herstructurering en bij het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Om tot een dialoog met en tussen de gebruikers te komen, is het nodig de opgave en gebruikerswensen duidelijk in beeld te hebben. Het draait om vertrouwen en verwachtingsmanagement. Het voorbeeldproject ‘huisvestingsprotocol Oss’ wil een rapport beschikbaar stellen over de kwaliteit van het bedrijventerrein en de behoefte van bedrijven. De gebruiker wordt op deze manier betrokken bij de opgave en gaat zich hopelijk verantwoordelijk voelen voor het terrein. Zo kan er ook meer draagvlak worden gecreëerd voor beter beheer en onderhoud.
Regionale samenwerking is het sleutelwoord om te komen tot ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen. Intensieve samenwerking op deze schaal is nodig omdat de markt waarin bedrijven bewegen regionaal is. Op die manier is afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijfspanden mogelijk. De regio Noord-Holland Noord heeft zodoende een projectbureau opgericht dat verantwoordelijk is voor verschillende herstructureringsprojecten in de regio. Daarnaast biedt regionale samenwerking kansen voor het uitwisselen van kennis en kunde. In het voorbeeldproject West-Achterhoek huren kleinere gemeenten een expert in van een grotere gemeente.
De regionale herstructurering van bedrijventerreinen kan via een fonds worden gefinancierd. Zo’n fonds biedt de mogelijkheid de herstructurering voor een langere periode te financieren en leidt tot heldere en werkbare verantwoordelijkheden en een financiële inbreng. Het fonds maakt verevening binnen de regio mogelijk. De inkomsten kunnen bijvoorbeeld gegenereerd worden door gemeente A, die nieuwe bedrijventerreinen uitgeeft of een oud bedrijventerrein verandert in een woongebied. Door de opbrengsten uit dergelijke ontwikkelingen in een fonds te storten kan gemeente B een beroep doen op het fonds voor de herstructurering van een verouderd en verrommeld bedrijventerrein. Denk zowel in kwantiteit als kwaliteit
De planning van bedrijventerreinen is lange tijd gedomineerd door beleidsarme rekenexercities over dreigende tekorten aan bedrijventerreinen en de gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid. Er is
Pilot (her)ontwikkeling bedrijventerreinen West-Achterhoek
85
86
lange tijd alleen in termen van kwantiteit gedacht in plaats van kwaliteit. De kwalitatieve factoren bij de afstemming tussen vraag en aanbod moeten nadrukkelijker worden meegenomen bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Deze nemen veel ruimte in beslag en de kwaliteit schiet nu te kort. Overheden moeten veel meerdenken in kwaliteit in plaats van in kwantiteit.
q Don’ts: Onduidelijk zijn over risicoverdeling
Bedrijfsterreinzone ‘De Esch’ – Staphorst
Herstructurering van bedrijventerreinen kost geld en brengt risico´s met zich mee. Voor het spreiden van die risico´s zijn er verschillende mogelijkheden. Het is van belang dat duidelijk wordt uitgelegd waarom er voor een bepaalde risicoverdeling wordt gekozen. Onduidelijkheid hierover leidt immers tot onzekerheid en wantrouwen tussen de betrokken partijen. Door vooraf de risico´s te benoemen en duidelijke afspraken te maken over de risicoverdeling kan dit worden weggenomen. Kortetermijndenken
Wanneer de betrokken partijen uitsluitend denken aan de korte termijn, schenken zij onvoldoende aandacht aan de vraag hoe terreinen op langere termijn waarde blijven houden. Kwaliteit en duurzaamheid moeten meer centraal staan bij de planning, ontwikkeling en het beheer van de terreinen. Hierbij is het van belang dat de betrokken partijen waarde hechten aan de waardevastheid van de terreinen op langere termijn. De vraag van de gebruiker dient meer centraal te staan bij de planning en ontwikkeling. Het kortetermijn-
denken van de afgelopen jaren is één van de redenen waarom bedrijventerreinen snel hun waarde hebben verloren. Kavels individueel uitgeven
Overheden moeten bedrijventerreinen integraal uitgeven in plaats van kavel voor kavel. Bedrijventerreinen zijn immers geen losse gebouwen aan de rand van de stad. De bedrijfspanden moeten juist in hun samenhang worden gezien. Door een gebiedsgerichte aanpak is het eenvoudiger om ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Als overheden werken met ruimtelijke gebiedsconcepten voor bedrijventerreinen is het mogelijk om verschillende functies te integreren en meer aandacht te geven aan de ruimtelijke samenhang binnen het terrein. 87
Top-down werken
Het werkt niet om van te voren een masterplan te maken vanuit het gemeentehuis. Alleen wanneer de overheid vanaf het begin ondernemers en experts betrekt bij het opstellen van een visie kan de waarde van het gebied behouden en ontwikkeld worden. Veel gemeenten hebben geen idee wat er zich afspeelt op de bedrijventerreinen. Een top-down plan voor verbetering sluit vaak niet goed aan op de daadwerkelijk opgave. Het inzichtelijk maken van de opgave in een regio is vaak al een opgave op zich.
Uitdagingen De komende jaren zal beter en duurzamer gebruik van bedrijventerreinen op de politieke agenda blijven staan. In de afgelopen jaren heeft er een duidelijke cultuuromslag plaatsgevonden naar meer
aandacht voor bestaande terreinen. Het is nu van belang om deze omslag om te zetten in daden en daadwerkelijke resultaten. Ondanks de financiële krapte en de ingekorte looptijd van het convenant bedrijventerreinen tot en met 2013 moeten we investeren in de kwaliteit van bedrijventerreinen. Deze vormen immers een groot deel van de gebieden in Nederland waar economische activiteiten worden uitgeoefend.
88
Het overaanbod en de slechte kwaliteit van bedrijventerreinen aanpakken is een langetermijnproject. Dit vraagt om investeringen en een kwaliteitsslag van de bestaande terreinen. Overheden moeten in kwaliteiten gaan denken en afstappen van het kwantitatieve, alleen op banen en hectares gerichte beleid, zonder duurzame visie op de gebieden. De samenhang op terreinen kan versterkt worden door te letten op de inpassing en waardevastheid van vastgoed. Daarnaast ligt er een uitdaging om het beheer en onderhoud van de openbare ruimte op orde te krijgen. Initiatieven zoals parkmanagement spelen hierbij een belangrijk rol. Bij parkmanagement worden de bedrijven zelf verantwoordelijk gesteld voor het onderhouden en beheren van hun bedrijvenpark in ruil voor een financiële vergoeding. Het kortetermijndenken van overheden moet plaats maken voor een visie gericht op een integrale beheeraanpak van terreinen die minder snel in waarde dalen en die de gebruiker centraal stellen. Duurzaamheid en inpassing in stad en omgeving zijn leidende principes. Nu zijn veel bedrijventerreinen vaak slecht ontsloten en vormen zij geen onderdeel van de stad. Door de terreinen beter te ontsluiten en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren hoeven zij niet
langer een plek te zijn waar niemand graag komt. Waardestijging kan op verschillende manieren gerealiseerd worden, bijvoorbeeld door de aanleg van groene haagjes aan beide kanten van de weg of door het terrein beter te ontsluiten. Afgezien van enkele positieve ervaringen met regionale afstemming blijft intergemeentelijke afstemming een lastig punt. Een regionaal herstructureringsfonds biedt uitkomst. De komende tijd moeten meer passende terugverdienmodellen worden gevonden waarin de verschillende partijen risicodragend willen participeren. Het is van belang dat publieke en private partijen bereid zijn blijvend te investeren in (verouderende) bedrijventerreinen en dat zij hun investering terugzien in waardebehoud en -ontwikkeling. Gemeenten krijgen hier een florerende lokale en stedelijke economie voor terug, met stabiele, groeiende en innoverende bedrijven die banen scheppen. Er is te weinig bekend over de daadwerkelijke verplaatsingen en uitbreidings- en krimpplannen van bedrijven en over de achterliggende redenen. Het is van belang om hier meer inzicht in te krijgen. De informatie kan worden gebruikt om het aanbod van en de vraag naar bedrijventerreinen beter af te stemmen. Regionale verkenningen naar de kwantiteit en kwaliteit bieden een goede mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in de regionale markt. Meer kwaliteit en meer schaarste aan locaties zijn nodig voor een duurzame planning van bedrijventerreinen. Bij de herstructurering staat de vraag van de gebruikers centraal en krijgen zij ook daadwerkelijk een actieve rol. Op die manier behouden bedrijventerreinen hun waarde en kan de ruimtelijke kwaliteit verbeterd worden.
Parkstad Limburg
89
7
8
5
6
12
15 11
14
4
10
2
13
9
1
3
Ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen: de projecten
90
2
1
Door middel van een integrale gebiedsontwikkeling beogen provincie en gemeente een kwaliteitsslag in het bestaande stedelijk gebied van Zutphen. Belangrijke uitgangspunten zijn het zo goed mogelijk benutten van de beschikbare ruimte en een duurzame ontwikkeling van het gebied waar wonen, werken en recreëren samengaan. Kwaliteit en waarde gaan hand in hand. Succesfactor: Tussen Rijk, provincie en gemeente zijn afspraken gemaakt over een flexibele regelgeving voor het gebied. Op deze manier is het eenvoudiger om ruimtelijke doelen te bereiken, zoals het verleggen van geluidszones. De provincie
Revitalisering en herontwikkeling bedrijventerreinen De Mars
In Overijssel is een kwaliteitsscoresysteem ontwikkeld dat een scan uitvoert van bedrijventerreinen op basis van objectieve criteria. Op deze manier houdt de provincie kwalitatieve ontwikkeling van terreinen bij en vervolgens worden gerichte ingrepen gedaan om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Succesfactor: Het systeem is zowel een onafhankelijk meetinstrument als een procesaanpak, doordat het de enige weg is naar subsidieverlening. Het versnelt de herstructurering en brengt ondernemers en gemeenten bijeen.
Kwaliteitsscoresysteem bedrijventerreinen Overijssel
91
6
5
4
3
Dit project is geïnitieerd om regionaal beleid en intergemeentelijke samenwerking te verankeren tussen de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem. Het initiatief is voortgekomen vanuit de aanleg van een nieuw regionaal bedrijventerrein. De gemeenten hebben de start van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen naar voren gehaald, omdat dit daar niet los van gezien kan worden. In het project wordt de planning en programmering van de aanpak van bestaande en nieuwe terreinen op elkaar afgestemd.
Herstructurering bedrijventerreinen Land van Heusden en Altena
Het Zaans Proeflokaal betreft de aanpak van 29 binnenstedelijke bedrijventerreinen. In het project wordt gezocht naar nieuwe, innovatieve wegen om wonen, werken, milieu en leefbaarheid te combineren. Op deze manier kan een groot aantal sociale, economische en milieuproblemen tegelijkertijd opgelost worden. Succesfactor: De aanpak van de problemen op de Zaanse binnenstedelijke bedrijventerreinen fungeert als hefboom voor een (binnen)stedelijke ontwikkeling waarbij tegelijkertijd ook andere problemen opgelost kunnen worden. Het combineren van verschillende vraagstukken zorgt voor een bredere kijk naar bedrijventerreinen en daarnaast levert het interessante win-winsituaties op.
Zaans Proeflokaal pakt 29 bedrijventerreinen aan
Door het toepassen van het uitgifteprotocol van Oss worden de bedrijventerreinen in kwalitatieve zin beoordeeld. Het protocol kijkt naar de maatschappelijk effecten zoals intensief en efficiënt omgaan met de ruimte, werkgelegenheid en de waarde van het bedrijfsvastgoed. Succesfactor: Het uitgifteprotocol is een coproductie van gemeente en bedrijfsleven. Door deze publiek-private samenwerking is er een breed draagvlak ontstaan voor het protocol.
Huisvestingsprotocol Oss
Het versterken van de economische positie van de regio Groningen-Assen gaat samen met het verder uitbouwen van de unieke en onderscheidende landschappelijke kwaliteiten. Met het programma bedrijventerreinen wordt ingezet op het verbeteren van de kwaliteit van bedrijventerreinen en het verbeteren van het vestigingsklimaat. Succesfactor: Voor de uitvoering is een pragmatische aanpak gekozen door middel van een actief projectbureau. De deelnemende gemeenten werken intensief samen om de kwaliteit van de terreinen een impuls te geven. De deelnemers wisselen expertise uit, doen gezamenlijk aan marketing en initiëren kwaliteitversterkende projecten op het gebied van duurzaamheid, parkmanagement en beeldkwaliteit.
Versterken positie en kwaliteit bedrijventerreinen regio Groningen-Assen
gedoogt sommige wijzigingen en deze worden achteraf in het gemeentelijke bestemmingsplan gecorrigeerd.
92
93
94
10
9
8
7
Dit innovatieproject is erop gericht vier masterplannen te ontwikkelen voor de herstructurering van vier bedrijventerreinen in Parkstad Limburg. Doel van het project is dat er een vervolg komt in de vorm van een structurele organisatie voor het op regionale schaal herstructureren en beheren van bedrijventerreinen. Succesfactor: Parkstad Limburg is door het Rijk aangewezen als krimpregio. Om kansen te kunnen herkennen, is deze regio een samenwerking aangegaan met het Nederlands Kennisinstituut Maatschappelijke Effecten Demografische Krimp
Herstructurering bedrijventerreinen Parkstad Limburg
De pilot West-Achterhoek is opgestart om een samenwerkingsstructuur tot stand te brengen in de gemeenten Doetinchem, Bronckhorst, Oude IJsselstreek en Montferland. Deze gemeenten willen meer kennis verzamelen over en praktijkervaring opdoen in vormen van intergemeentelijke samenwerking. Succesfactor: De natuurlijke aantrekkingskracht tussen de partijen en de individuele drijfveren zijn omgezet in een gezamenlijke visie die rekening houdt met de consequenties van krimp. Belangrijk hierbij is dat gemeenten accepteren dat het regionale belang telt.
Pilot gezamenlijke (her)ontwikkeling regionale bedrijventerreinen West-Achterhoek
In de Metropoolregio Amsterdam is besloten een Pilotbureau Herstructurering Bedrijventerreinen op te richten om een versnelling van de herstructurering van bedrijventerreinen op gang te brengen. Hiertoe wordt regionale expertise gebundeld in een pilotbureau en ter beschikking gesteld aan de gemeenten met een herstructureringstaak. Succesfactor: Grotere gemeenten en ontwikkelbedrijven stellen gezamenlijk kennis en expertise voor de hele regio beschikbaar. De kleinere gemeenten die minder kennis over bedrijventerreinen in huis hebben kunnen hiervan gebruik maken.
Pilot versnelling herstructurering bedrijventerreinen metropoolregio Amsterdam
Aan de hand van enkele business cases wordt verkend hoe het Industrieschap de Plaspoelpolder in Rijswijk kan worden uitgebouwd tot een organisatie. De organisatie moet nieuwe ontwikkelingen in Den Haag en Rijswijk combineren met de herstructurering van bestaande terreinen. Succesfactor: Vanuit verschillende disciplines wordt gewerkt aan de herstructureringsopgave. Er vinden niet alleen aanpassingen plaats aan de openbare ruimte en infrastructuur. Maar er is ook ruimte om het bestemmingsplan aan te passen om mogelijkheden te creëren voor nieuwe ontwikkelingen. Deze waardeontwikkeling biedt kansen voor de markt.
Pilot herstructurering businesspark Plaspoelpolder
Succesfactor: De gemeenten hebben ervoor gekozen om alle uitgiften van bedrijventerreinen in de regio in één entiteit onder te brengen. Zo kan het regionale bedrijventerrein met een zorgvuldige en efficiënte planning tot stand komen.
95
14
13
12
11
Voor het bedrijventerrein de Noordschil in Baarn is een toekomstvisie opgesteld om de grond van het terrein intensiever te gebruiken. Het plan gaat uit van een langetermijnvisie waarin balans bestaat tussen schoonheid, functionaliteit en duurzaamheid. Succesfactor: De proactieve instelling van ondernemers is doorslaggevend geweest om de Noordschil tot ontwikkeling te brengen. Samen met een architectenbureau is het imago van het bedrijventerrein veranderd in duurzaam en waardevol. Het design en de esthetische waarde van het ontwerp hebben hieraan bijgedragen.
Herontwikkeling bedrijventerreinen de Noordschil
Het plan bestaat uit een landschappelijke herinrichting om de beeldkwaliteit te verbeteren van het bedrijventerrein De Esch in de gemeente Staphorst. Het vernieuwende is dat bedrijfsontwikkeling gecombineerd wordt met de unieke kwaliteiten van het landschap. Succesfactor: Bij dit project is sprake van innovatie in beleidsontwikkeling door de inzet van onderwijsinstellingen en kennisnetwerken. Dit is geïmplementeerd in het beleid.
Bedrijfsterreinzone ‘De Esch’
Doel van dit project is om een aanpak uit te werken voor de herstructurering en daarmee de planning en uitgifte (de gehele levenscyclus) van bedrijventerreinen in Noord-Holland Noord. Deze aanpak leidt tot behoud en verbetering van de kwaliteit van de terreinen. Maatschappelijk draagvlak is daarbij van groot belang. Succesfactor: Het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord speelt een centrale rol in regionale samenwerking en stap voor stap wordt toegewerkt naar regionale verevening van bedrijventerreinen.
Organisatie samenwerking op alle fasen van de bedrijventerreinencyclus
Acht gemeenten in het samenwerkingsverband Utrecht-West zetten samen een regeling op om de sloop van oude schuren en kassen te stimuleren. Zij geven na de sloop certificaten uit, die nodig zijn om een nieuwe bouwvergunning te krijgen. Verrommeling van het landelijk gebied wordt zo tegengegaan, omdat er eerst voldoende vierkante meters gesloopt moet worden voordat een bouwvergunning voor nieuwbouw wordt verleend. Succesfactor: Door de innovatieve certificatenregeling komen vraag en aanbod bij elkaar. Hierdoor kunnen bewoners en bedrijven beter gebruikmaken van de ‘ruimte voor ruimte’-regeling.
Certificatenregeling Utrecht-West
(NEIMED). Dit expertisecentrum en kennisnetwerk bundelt en verspreidt nieuwe inzichten op het gebied van krimp en kwaliteit van samenleven.
96
97
98
15
In het kader van het kennis- en leertraject Mooi Nederland zijn er projectenparades en excursies georganiseerd over de aanpak en herstructurering van bedrijventerreinen. Op deze manier heeft Mooi Nederland professionals bij elkaar gebracht. Er is een netwerk ontstaan dat samenwerking stimuleert, het leren ondersteunt en synergie tussen projecten heeft gecreëerd. • Projectenparade: Strategische Alliantievorming, 26 november 2009 • Projectenparade: Werkconferentie bedrijventerreinen, 28 januari 2010 • Projectenparade: Fondsen voor verevening van bedrijventerreinen, 27 april 2010 • Mooi Nederland Wandeling: Zaanstreek, 25 mei 2010 • Projectenparade: Ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen, 15 juni 2010 • Projectenparade XL: Bedrijventerreinen met kwaliteit, 24 juni 2010
Activiteiten
Opbrengsten van bedrijventerreinen in de regio Gooi en Vechtstreek die veranderen in woongebied, worden gestort in een transformatiefonds. Verouderde bedrijventerreinen kunnen vervolgens een beroep doen op dit fonds. Door het fonds te gieten in een innovatieve spelvorm kunnen alle relevante spelers op visuele wijze inzicht krijgen in de werking ervan. Het spel geeft de betrokkenen inzicht in de gevolgen van beslissingen. Succesfactor: Door het spel leren gemeenten, bedrijven, provincies en maatschappelijke organisaties wat regionale samenwerking betekent. Ze spelen om de inzet van een ’transformatiefonds’ en ervaren de mogelijkheden en barrières die zij in de praktijk zullen tegenkomen bij het oprichten van een regionaal herstructureringsfonds.
Gaming transformatiefonds Gooi en Vechtstreek
99
Slim ruimtegebruik en samenwerking Programmabureau De Mars | Gemeente Zutphen
100
“
De Mars is met z’n 250 hectare een van de grootste bedrijventerreinen van Gelderland. Door intensiveren en herstructureren van het bestaande bedrijventerrein, gaat de ontwikkeling niet ten koste van open landschap. Uiteindelijk doel is om van De Mars een duurzaam en tijdsbestendig bedrijventerrein te maken. Werken, wonen en recreëren De herstructurering van de Mars zorgt ondermeer voor een heldere verdeling van het terrein in drie zones. In Mars Noord wordt extra ruimte gecreëerd voor industrie in de zwaardere milieucategorieën. Mars Midden groeit uit tot het commerciële hart van De Mars met retail, lichte bedrijvigheid, kantoren en voorzieningen. Tussen het bedrijventerrein en de rivier de IJssel liggen uiterwaarden, met plaats voor natuur en recreatie (deels Natura 2000). In het zuidelijk deel maakt voormalig bedrijventerrein plaats voor het nieuwe woon- en werkgebied
Noorderhaven en Spoorzone: stedelijk wonen en werken pal bij de binnenstad, IJssel en openbaar vervoer. Zowel bij de herontwikkeling van De Mars als bij de nieuwbouw van Noorderhaven wordt gebruik gemaakt van de bestaande infrastructuur en voorzieningen. Creatief omgaan met regelgeving
Er is intensief samengewerkt tussen het Ministerie van I & M (voorheen VROM), de provincie Gelderland, Programmabureau De Mars en andere betrokken afdelingen van de gemeente Zutphen, om het meervoudig gebruik in de milieuzonering mogelijk te maken. Gezamenlijk is een systeem ontwikkeld en vastgelegd in het bestemmingsplan waarbij het geluid opnieuw over het bedrijventerrein verdeeld wordt. Woningbouw wordt mogelijk en individuele bedrijven krijgen meer ruimte om te groeien, hetgeen daarvoor niet mogelijk was.
101
Nieuwe manieren van energieopwekking
Veel bedrijven hebben een overschot aan warmte. Andere bedrijven en vooral ook woningen en kantoren hebben juist warmte nodig. Op de Mars wordt onderzocht hoe warmtevraag en -aanbod te koppelen zijn. Door de nieuwe manier van omgaan met energie kan De Mars een bijdrage leveren in het streven van de gemeente om energieneutraal te worden. Allianties aangaan
Bij de herstructurering zijn veel partijen betrokken. Met ontwikkelaars Proper-Stok en Heijmans, Woonbedrijf ieder1, NS Poort, ProRail, (lokale) bedrijven en belangenorganisaties wordt nauw samengewerkt. Een aantal andere partijen, zoals de provincie Gelderland en de ministeries van I&M en EL&I steekt geld en kennis in de herontwikkeling van De Mars.
B. Verzakelijking van bedrijventerreinen
102
Het plannen, ontwikkelen en beheren van bedrijventerreinen is te veel een overheidstaak waar private partijen zich tot voor kort te weinig mee bemoeiden. Marktpartijen zijn niet of nauwelijks geïnteresseerd in bedrijventerreinen, terwijl andere vastgoedmarkten wel interessant voor ze zijn. Dit kan onder andere verklaard worden door de slechte kwaliteit en inpassing in het landschap van veel bedrijventerreinen in Nederland en het onvoldoende inspelen op de wensen van de gebruiker. Daarnaast is er een overaanbod van terreinen, wat het risicovoller maakt om te investeren. Er zijn te veel standaard bedrijventerreinen met een vergelijkbare aanbodgerichte kwaliteit. Hierdoor is het lastig onderscheidend te zijn. Binnen het projecttype ‘Verzakelijking van bedrijventerreinen’ stappen de voorbeeldprojecten af van het traditionele overheidsbeleid door samen met marktpartijen de opgave aan te pakken. In nauw overleg met hen wordt er gekeken naar de toekomstwaarde van bedrijventerreinen. Daarbij draait het om een gebiedsgerichte langetermijnaanpak, gericht op het behoud en waardegroei van bedrijventerreinen. Deze vindt plaats met een grotere (financiële) betrokkenheid van private partijen (beleggers, ontwikkelaars, eindgebruikers, beheerders) in samenspraak met overheden. Door deze samenwerking is het mogelijk om samen een professionaliseringsslag te maken. In 2009 heeft de Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen (Taskforce Noordanus) een advies uitgebracht over een betere herstructureringsaanpak van bedrijventerreinen. Eén van de
aanbevelingen is om de markt te verzakelijken en de waarde van bedrijventerreinen leidend te laten zijn. Medio 2010 is het startdocument “Roadmap naar verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt” uitgebracht door de toenmalige samenwerkende ministeries (VROM en EZ), het IPO en de VNG. In dit document schetsen de opstellers de kansen en bedreigingen van de verzakelijking en geven ze richting aan het stimuleren ervan. Eén van de voorstellen is het starten van zes voorbeeldprojecten. Deze dienen inzicht te geven in mogelijkheden om private partijen intensiever bij bedrijventerreinen te betrekken. Op deze manier komen nieuwe vormen van publiek-private samenwerking centraal te staan en behouden bedrijventerreinen langer hun waarde. In april 2011 zijn de verzakelijkingsprojecten van start gegaan met een kick-offbijeenkomst in Amersfoort. Vanwege de korte looptijd van het projecttype is het nog niet mogelijk om do’s en don’ts en succesfactoren te formuleren. Kranenmortel 2020 – Deurne
Uitdagingen Bij verzakelijking van bedrijventerreinen ligt de focus op het betrekken van private partijen en gebruikers bij het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Het is van belang dat alle partijen elkaar (leren) kennen om op deze manier een basis van samenwerking te creëren. Veel gemeenten hebben geen idee wat er zich afspeelt op bedrijventerreinen en wie eigenlijk de gebruikers zijn. Beleggers en ontwikkelaars zijn niet of nauwelijks betrokken bij de markt. De projecten Distriport en Metropoolregio Amsterdam gaan op zoek
103
104
naar werkbare strategieën en instrumenten om beleggers en ontwikkelaars nauwer te betrekken, zoals een gebiedsfonds en marktgerichte segmentering. Het terugdringen van het overaanbod is en blijft hiervoor essentieel en is de belangrijkste uitdaging voor overheden. Provincies en gemeenten moeten hierin snel echte stappen zetten, bijvoorbeeld door regionale kwaliteitsfondsen in het leven te roepen. De verzakelijkingsprojecten zijn elk met een andere insteek en regionale context bezig te analyseren welke stappen wel en niet werken. Door de geografische spreiding en de focus op uiteenlopende, maar essentiële bouwstenen van de bedrijventerreinenmarkt leiden de projecten tot landelijk bruikbare kennis en ontwikkelstrategieën. Daarbij kijkt men naar aspecten als parkmanagement, fondsvorming, gebiedsgerichte uitgifte, regionale afstemming en marktconsultaties. Verzakelijking ©-Mill – Heerlen
Samenwerking is van essentieel belang om onderling vertrouwen tussen de partijen te creëren. Bijvoorbeeld door ze ruimte te geven om met ideeën en initiatieven te komen, zoals bij het project ©-Mill. Of door samen met alle marktpartijen te koersen op waardestijging en terugverdienmodellen voor ontwikkelaars en beleggers te ontwikkelen, zoals in het project Metropool Amsterdam. Overheden en marktpartijen moeten elkaar leren kennen en elkaars rollen en verantwoordelijkheden helder bespreken. Daarna zijn zij in staat samen een professionaliseringsslag te maken en stap voor stap komen tot verzakelijking en fondsvorming. De projecten maken helder welke beginstappen essentieel zijn, welke wetten en regels vereenvoudigd moeten
worden, welke risico’s er zijn en welke zaken je minimaal op papier geregeld moet hebben. Er zijn spanningen tussen korte- en langetermijnbelangen van de verschillende partijen. Makelaars hebben liever zekerheid op de langere termijn terwijl ondernemers een sterkere mate van flexibiliteit wensen. Door de vele standaardprocedures en regels is het niet altijd mogelijk deze flexibiliteit te leveren. In een bestemmingsplan zit bijvoorbeeld weinig ruimte om af te kunnen wijken en flexibel in te kunnen spelen op de actuele vraag van bedrijventerreinen. Door meer te denken in gebiedsconcepten in plaats van kavel voor kavel invulling te geven aan een terrein is het mogelijk om bedrijventerreinen integraal te ontwikkelen. Het project ‘Kranenmortel’ in Deurne is hier een mooi voorbeeld van.
105
6
5
3
4
2
Verzakelijking van bedrijventerreinen: de projecten
106 1
2
1
Het project heeft tot doel om een model voor publiek-private samenwerking (PPS) te ontwikkelen voor de bedrijfslocatie ©-Mill op het voormalig Philipsterrein in Heerlen. Partijen die hierin samenwerken zijn C’magne, een bedrijf dat bestaand vastgoed doorontwikkelt en exploiteert, en de Limburgse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (LHB). Maar daarnaast hebben ook bewoners, utility leveranciers en de regionale en lokale overheid een rol in het project. Via de te ontwikkelen aanpak wordt een stimulans gegeven aan de gewenste kwaliteitverbetering van de locatie ©-Mill en wordt deze geborgd. De opdracht is duurzaam herstructureren, onder andere door leegstaande panden gratis ter beschikking te stellen aan culturele initiatieven en op deze manier waarde aan het gebied toe te voegen. Daarnaast is het mogelijk om ruimte te huren op basis van zeer flexibele voorwaarden, want hier blijkt veel vraag naar te zijn.
Verzakelijking ©-Mill Heerlen
Doel van dit project is het uitwerken van een stappenplan voor een integrale publiek-private aanpak voor bedrijventerreinen, om hun levensduur te verlengen en verloedering tegen te gaan. Bij het project zijn vier locaties in Oost-Groningen betrokken: AVEBE/Wilkens in Veendam, de Industrieweg in Zuidbroek, De Rensel in Winschoten en het Mercuriuspark in Stadskanaal.
Verzakelijkingskansen Oost-Groningen
107
6
5
4
3
Het komende jaar wil men in dit project onderzoeken of op het bedrijventerrein Emer-Noord in Breda een beheerorganisatie kan komen die bestaat uit bedrijven, grondeigenaars, vastgoedbedrijven en de gemeente. Een aantal voorwaarden van de beheerorganisatie wordt uitgewerkt, zoals de overdracht van beheerbudgetten. Het doel van het project is het faciliteren van een ‘bottom-up’-benadering. De gemeente wil stimuleren dat de ondernemers zich zelf verantwoordelijk voelen voor (het verbeteren van) de ruimtelijke kwaliteit. Dit doet zij door onder andere de juiste voorwaarden te scheppen en betrokkenheid onder de ondernemers te creëren. Zo zijn bijvoorbeeld groene haagjes geplant op bedrijventerreinen, onder de voorwaarde dat ondernemers de openbare ruimte zelf bij gaan houden.
Vastgoed- en parkmanagement Breda
Het doel van dit project is om op een vernieuwende manier een grotere betrokkenheid te creëren van de private sector bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Daartoe werken Schiphol Area Development Company (SADC) en Buck Consultants International (BCI) samen met beleggers, ontwikkelaars en overheden. Ze werken van de huidige ‘kavelfabriek’ toe naar een ‘open gebiedsfonds’. De kern van dit open gebiedsfonds is dat een (grote) groep investeerders gezamenlijk posities kan innemen op bedrijventerreinen met marktperspectief. Het project wil een modelcontract opleveren waarin beleggers al betrokken zijn. In het project worden drie locaties meegenomen rondom Schiphol, namelijk ‘De President’, ‘Osdorp’ en ‘A4-zone West’.
Gebiedsgerichte ontwikkeling van bedrijventerreinen Metropoolregio
Het bedrijventerrein Kranenmortel in Deurne moet een aantrekkelijk, goed functionerend en toekomstbestendig bedrijventerrein worden. De opgave voor de herstructurering liegen er niet om: het terrein is verouderd, er is een aantal knelpunten binnen het terrein en er is substantiële leegstand. Een belangrijke uitdaging van het project is het creëren van vertrouwen onder de betrokken partijen, met als doel om een integrale gebiedsontwikkeling te formuleren.
Kranenmortel 2020 Deurne
Het project heeft als doel om te onderzoeken en te testen hoe beleggers meer geïnteresseerd en betrokken kunnen worden bij ontwikkeling, investering en beheer van bedrijventerreinen. Hiertoe fungeert bedrijvenpark Distriport in Noord-Holland als ‘pilotlocatie’. Dit bedrijvenpark in de gemeente Koggenland is een innovatief project dat in de komende jaren ter hoogte van Hoorn aan de A7 zal worden ontwikkeld. Op basis van een heldere thematisering van de locatie kan een scherpe marktanalyse gemaakt worden. Vervolgens komen er arrangementen voor beleggers en terugverdienmodellen die de interesse van private partijen moeten wekken.
Distriport Noord-Holland
108
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Kick off pilot Verzakelijking, Amersfoort, 7 april 2011 • Excursie Verzakelijking, Amsterdam 16 juni 2011
Activiteiten
109
110
3.4
Klimaatbuffers 111
112
Nederland is continu bezig met het beperken van en beschermen tegen wateroverlast. De komende jaren zal de bodem verder dalen, terwijl de zeespiegel blijft stijgen. De zomers worden droger en warmer met zwaardere buien en de dijken staan onder grotere druk. Door de aanleg en aanpassing van de Deltawerken zijn we redelijk goed voorbereid op de zeespiegelstijging, maar daarmee nog niet op wateroverlast vanuit de rivieren en beken. Grote hoeveelheden smeltwater zetten regelmatig steden en dorpen in en rondom de grote rivieren blank. Het aanleggen van klimaatbuffers is een manier om flexibeler in te spelen op de verwachte langere zeer droge en natte perioden. De bekendste buffer is het IJsselmeer. Deze wordt ingezet als zoetwaterreservoir voor de opvang van grote hoeveelheden water in natte perioden en voor bewatering in droge tijden. Dergelijke buffers zijn op lokale en regionale schaal nodig. Met behulp van de watertoets uit het bestemmingsplan moet het beheer van water worden meegenomen bij bouw- en bestemmingsplannen (kader). Risico’s van overstromingen moeten worden voorkomen met tijdelijke waterberging. De meeste mensen zien het belang van waterberging in, maar willen deze niet in hun ‘achtertuin’. Uitdaging is en blijft Nederland klimaatbestendig te maken en geschikte buffergebieden te vinden die ook nog eens kunnen worden gebruikt voor diverse ‘restfuncties’. Deze buffers zijn zeer belangrijk voor de veiligheid, maar gebruik van de gebieden is slechts zelden nodig. In Breda zou de buffer eens per 20 jaar nodig zijn. Zo heeft de vierde bergboezem een omvang van 28 voetbalvelden; wanneer deze bij wateroverlast wordt gebruikt betekent dit dat het water 15 cm lager komt te staan.
Aanwijzing tot waterbergingsgebied De waterschappen adviseren gemeenten en provincies over de ruimte die nodig is voor waterberging en afvoering. Het aanwijzen van een gebied als waterbergingsgebied kan op drie manieren worden geregeld: 1 via individuele overeenkomsten met de grondeigenaren; 2 door waterschappen (via de ‘legger’, waarin essentiële informatie over wateren wordt vastgelegd en via een ‘waterschapskeur’, een verordening over kostencompensatie); 3 door provincies en gemeenten via bijvoorbeeld het bestemmingsplan. In sommige gevallen kan de gemeente of de provincie hierbij het onteigeningsinstrument inzetten. Andere partijen die zich bezighouden met grondverwerving voor bufferzones kunnen dit niet. Klimaatbuffer Kempen-Broek
Buffers zijn geschikt voor functies die tijdelijke inundatie (zie kader) toestaan, zoals natuur en recreatie . Daarnaast zijn het reservoirs voor waterlevering in drogere tijden. Dit vraagt om een zekere gebiedsomvang. Verwerven van gronden is vaak nodig. Dit kan in gunstige gevallen via vrijwillige verkoop of ruil, maar grondeigenaren zijn niet altijd welwillend. Creatieve constructies voor verwerving en verevening van kosten en baten zijn nodig. Van oudsher werden de duinen gebruikt als kustversterking en waardevolle toevoeging van de landschappelijke en recreatieve waarde van gebieden. Ambitie is dat dit voor alle buffers opgaat.
113
114
De projecten binnen het type ‘Klimaatbuffers’ hebben tot doel om vanuit een breder perspectief te kijken naar het tijdelijk en flexibele benutten van gebieden die van belang voor het beschermen van ons land tegen water.
i Do’s: Integreer klimaatbuffers in een groter ontwikkelingsprogramma
Klimaatbuffer Duinherstel Punt van Voorne
Voor het financieren van klimaatbuffers is koppeling met ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk. Een voorbeeld is de waterberging in het Limburgse natuurgebied Kempen~Broek: door deze te koppelen aan duurzame woonprojecten elders, kan via de compensatieregeling meer grond aangekocht worden. Integratie in grotere projecten geeft toegevoegde waarde in de zin van aandacht, draagvlak, bewustwording, grotere prioriteit en tijdsdruk. Zo heeft de integratie van het duinherstelexperiment van Natuurmonumenten in het kustversterkingsprogramma van het waterschap Hollandse Delta organisatorische voordelen opgeleverd: het kon als één pakket aanbesteed worden, waardoor administratieve kosten werden bespaard. Hoewel bij de kustversterking sprake was van afzonderlijke financiering (dus geen verevening van kosten en baten) bleek de provincie toeschietelijk in het dichten van een laatste tekort van de klimaatbuffer. Pas ervaringsgegevens uit experimenten toe
De voorbeeldprojecten zijn experimenteel, zoeken naar nieuwe oplossingen en blijken effectief. In Kempen Broek wordt aangetoond dat waterberging kostendekkend kan zijn (weliswaar mede
Inundatie is het onder water zetten van een gebied. Dit gebeurde van oorsprong vooral om militair-tactische redenen. Het waterpeil werd dan zodanig verhoogd dat het gebied niet bevaarbaar of begaanbaar was. De Hollandse Waterlinie is een bekend cultuurhistorisch voorbeeld. Ook op Walcheren werd in 1944 inundatie ingezet om de Duitsers te verdrijven. Maar ook waterschappen gebruiken het als noodmiddel bij te hoge waterstanden in de boezems, zoals in de Groningse streek Tussenklappen.
dankzij inzet van eerder aangekochte grond door de Dienst Landelijk Gebied). Voorne gaat aantonen of de natuur onder de juiste randvoorwaarden zichzelf in stand houdt en tegelijkertijd de veiligheid dient. Zo kan kustversterking in de toekomst mogelijk goedkoper worden uitgevoerd, dankzij lagere beheerkosten. Breng fasering van deelbelangen in beeld en bind partijen
Bij klimaatbuffers zijn vaak meerdere partijen betrokken. Het gevaar is dat deze afhaken nadat hun deelbelang is vervuld, zoals blijkt in de Vierde Bergboezem in Breda. Hier is de betrokkenheid van het waterschap verminderd sinds de waterdoelen zijn gerealiseerd. Mogelijke oplossingen om belangrijke partijen in het hele proces te binden zijn een intentieverklaring, aanpassing van de fasering of het oprekken van die belangen. Zet in op de blijvende waterbeheerfunctie van het waterschap. Een intentieverklaring vergt nauwkeurige formulering om partijen daadwerkelijk gedurende het hele
115
project te binden. Specificeer de blijvende samenwerking, niet alleen de gedeelde doelen. Benut de publieke functies van de buffer om draagvlak te vergroten
116
Draagvlak voor klimaatbuffers is cruciaal, aangezien het gaat om grote stukken land. Door recreatieve functies (van kanoën tot GPS-tochten voor kinderen) aan de gebieden te koppelen, raakt het publiek bekend met het gebied en wordt waarde toegevoegd. Interessant is de relatie die in Breda wordt gelegd met de bouw van een uitkijkpunt, mede gefinancierd door een grootwinkelbedrijf. In dit project is bij direct betrokkenen draagvlak ontstaan, wat weer nodig is om politieke steun, prioriteit en financiering te garanderen. Dit zijn cruciale factoren voor langlopende projecten. De publieke belangstelling voor het project in Breda is groot; een oproep voor een excursie in de lokale krant leverde 60 belangstellenden uit de aangrenzende woonwijk op. Wel had men het publiek graag eerder betrokken om te zien hoe de bewoners het gebied (zouden willen) gebruiken.
q Don’ts: De ‘natuurcomponent’ van de klimaatbuffer té centraal stellen
Toon de meerwaarde van de klimaatbuffer voor andere partijen aan. Zo mobiliseer je draagvlak en financiering. Het eigenlijke doel (zoals veiligheid door waterberging) is essentieel voor partijen. Benadruk de urgentie en wijs op de bijkomende voordelen zoals natuur en recreatie. Natuurmonumenten wist in De Punt van Voorne de provincie Zuid-Holland te mobiliseren. Dit kwam
doordat een impuls werd gegeven aan de recreatieve waarde. Het waterschap had interesse te experimenteren met betere kustversterking tegen lagere beheerskosten. Door stelselmatig de meervoudige doelstelling te benadrukken (in dit geval kustversterking, natuur en recreatie) was er draagvlak en kon snel gestart worden. Een complexe, zwaar opgetuigde projectorganisatie instellen
De Nederlandse ruimtelijke ordening kent een traditie van formele inspraak en polderen. Een complexe projectorganisatie (werk-, stuur- en projectgroepen) leidt echter tot veel vertraging en compromissen. Breda heeft geleerd dat de aanpak eenvoudiger moet. Naar binnen gericht zijn
Door de link te leggen met andere ruimtelijke projecten, kan onverwachte meerwaarde ontstaan. Uitruil en synergie hoeven zich niet te beperken tot andere bufferzones. Ook een eenzijdige focus op financiële koppeling (verevening) is te beperkt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop het project Duinherstel Punt van Voorne kon profiteren van de aanleg van de Maasvlakte. Voor het herstel van het natuurlijk duinsysteem was fijn zand nodig voor de gewenste verstuiving. De aanleg van de nabijgelegen Maasvlakte was gebaseerd op grover zand. Bij de grootschalige zandwinning voor de Maasvlakte werd zo nu en dan op een onbruikbare voorraad fijn zand gestuit. Het consortium kon dit zand tegen een gunstige prijs opkopen. Een ander voorbeeld is het betrekken van lokale ondernemers bij de aanleg van klimaatbuffers. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen blijken bedrijven bereid om bij te dragen in de vorm van geld of werkzaamheden zoals grondverzet en restauratie. Fondswerving kost tijd, maar levert veel op in termen van financiering en draagvlak.
Klimaatbuffer Bergboezem Breda
117
Uitdagingen
118
Water is een sturend element in de Nederlandse ruimtelijke ordening. Dit gaat om het stijgen van de zeespiegel, het tijdig verwerken van grote hoeveelheden smelt- en regenwater en het omgaan met periodes van droogte. Door klimaatverandering wordt de waterproblematiek steeds nijpender. Overloopgebieden zijn noodzakelijk, maar moeilijk te realiseren in een land waar de ruimtedruk zo groot is. Het is nodig dat klimaatbuffers gekoppeld worden aan andere functies en belangen. Veiligheid blijft echter voorop staan. In het verstedelijkte landschap zijn open ruimtes van groot belang als recreatie- en natuurgebied waar kinderen, wijkbewoners en stedelingen gebruik van maken. Deze functies laten zich prima combineren met waterberging. Een natuurlijk duinsysteem blijkt prima te combineren met recreatie. Cultuurhistorie leidt tevens tot toegevoegde waarde. Zo wordt in de Vierde Bergboezem in Breda de grens van het Spaanse beleg gereconstrueerd. Landschappelijke waarden worden vergroot door de combinatie met het cultuurhistorische aspect. De door de schaalvergroting verdwenen kleinschalige verkaveling is teruggebracht. Dit resulteert in een hogere waarde van woonlandschappen. De betrokken partijen binnen de drie voorbeeldprojecten zijn enthousiast over de resultaten. Het gebruik van boezemgebieden brengt wel een aantal problemen met zich mee. Zo moet bepaald worden wie verantwoordelijk is bij mogelijke schade aan openbare wegen. Wie is verantwoordelijk voor het onderhoud van de buffer? Het waterschap zal moeten voorzien in een compensatieregeling voor getroffen agrariërs. Ook leidt planologische aanwijzing in een
waterbergingsgebied tot planschade. Risicodeling kan vastgelegd worden in een (intentie)overeenkomst en een regeling voor kostencompensatie.
Klimaatbuffer Duinherstel Punt van Voorne
Het verwerven van percelen is problematisch indien het onteigeningsinstrument niet ingezet kan worden. Bij niet-gedwongen overname is het belangrijk consistent te zijn in de omgang met en in het uitoefenen van druk op (niet welwillende) grondeigenaren. Van belang is een heldere besluitvorming over het plan (doelstelling, fasering, financiering, knelpunten). Uitruil met bouwprojecten elders biedt soms een oplossing, maar dit veronderstelt dat er (andere) grond in bezit is. In de voorbeeldprojecten kon geput worden uit de voorraad grond van de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Tienduizenden door DLG aangekochte hectaren liggen als ruilgrond te wachten op de definitieve bestemming als natuurgebied. Dit biedt kansen voor nieuwe klimaatbuffers. Naast de DLG-gronden kunnen ook andere middelen aangewend worden voor de aanschaf van gronden. In Kempen Broek realiseert het consortium aanvullende financiering via compensatiegelden, eco-toeristische investeringen, klimaatbufferfondsen, CO2-compensatie en rood-voor-groenprojecten. In Breda kan dankzij compensatiegelden voor de aanleg van de HSL/A16 een bedrijfsverplaatsing van een groot agrarisch bedrijf met 52 hectare grond worden gerealiseerd. Veelal blijken keukentafelgesprekken effectief en besluit de agrariër tot verkoop of bedrijfsverplaatsing. Onteigening is een optie wanneer sprake is van een ecologische hoofdstructuur, maar heeft niet de voorkeur.
119
2
3
Klimaatbuffers: de projecten
120 1
1
In het grensgebied van het Belgische en Nederlandse Limburg ligt Waterpark Kempen~Broek. In dit natuurgebied, dat vele duizenden hectaren groot is, wordt 42,5 hectare grond geschikt gemaakt voor waterberging en natuurontwikkeling. Een particulier consortium van groene gebiedsontwikkelaars verwerft de benodigde gronden. Als voorfinanciering heeft de provincie Limburg begin 2010 een fonds van 3,9 miljoen euro gereserveerd. Het consortium betaalt de gelden terug via subsidies voor natuurontwikkeling en compensatiegelden voor andere gebiedsontwikkelingen. Wanneer een project ten koste gaat van natuur, dan moet de ontwikkelaar dit compenseren. De provincie kan de terugbetaalde fondsgelden vervolgens inzetten voor voorfinanciering van andere projecten. Zo ontstaat een ‘revolverende’ grondbank. Via kavelruil worden de aangeschafte gronden omgevormd tot een aangesloten waterpark. Daarbij worden ruilgronden van de Dienst Landelijk Gebied ingezet. De samenwerking tussen de publieke sector en groene gebiedsontwikkelaars is effectief. Dit blijkt uit de grote snelheid van de grondverwerving. De klimaatbuffer zelf draagt bij aan veiligheid (voorkomen van benedenstroomse wateroverlast), levert in droge perioden schoon water en vergroot de natuurwaarden. Zodoende draagt het initiatief bij aan overheidsdoelstellingen op het gebied van natuur, landschap, structuurverbetering landbouw, recreatie en waterbeheer.
Waterpark Kempen~Broek
121
3
2
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Projectenparade: Klimaatbuffers in de praktijk, Amersfoort 12 oktober 2010 • Excursie Klimaatbuffers: De Vierde Bergboezem, Breda 15 februari 2011
Activiteiten
Beelden uit het Breda’s museum tonen de lange geschiedenis die de stad heeft met het water: in 1902 overstroomde rivier De Mark tot aan de Suikerfabriek bij de Emerstraat. Dankzij de Vierde Bergboezem is het overstromingsgevaar tegenwoordig gehalveerd. De 281 hectare grote buffer wordt ingericht als recreatie- en natuurgebied, waarbij cultuurhistorie veel aandacht krijgt. De historische, meanderende Markloop wordt hersteld en de Spaanse schans wordt via een uitkijktoren blootgelegd. Door veel voor het publiek toegankelijke activiteiten en faciliteiten te bieden (vissen, skeeleren, natuurwerk, heemkunde, nordic walking, vogelwerkgroep, kanoën, wandelroutes), is een groot draagvlak bij de bevolking gecreëerd. Veel mensen bezoeken de website. Toch zijn er ook knelpunten: nog niet alle benodigde grond is verworven en tijdige verwerving lijkt lastig te worden door ontbreken van een onteigeningsinstrument. Ook ontbreekt constante druk richting de eigenaren. Succesfactor: het gebied is begrensd als Ecologische Hoofdstructuur en externe en cofinanciering is gerealiseerd.
Klimaatbuffer Vierde Bergboezem
Het kustversterkingsprogramma De Zwakke Schakel van het waterschap Hollandse Delta kent een opvallend experiment. Op de hogere, droge gronden van Voorne is via afplaggen en zandsuppletie ruimte gegeven aan natuurlijke processen als sedimentatie en kolonisatie door planten en dieren. Bij kustversterking worden dit soort natuurlijke processen normaal gesproken juist beteugeld. Met dit experiment wil Natuurmonumenten de magere natuurlijke en landschappelijke waarden van reguliere zeewering vergroten. Het waterschap wil bezien of het natuurlijk functionerend duinsysteem veiliger is. De inrichtingsmaatregelen zijn in het voorjaar van 2010 afgerond en de oorspronkelijke situatie is in kaart gebracht. Nu kan de natuur zijn gang gaan, terwijl de resultaten gemonitord worden. Het experiment is toegankelijk gemaakt voor recreanten. Ook biedt het project natuurcompensatie voor de Maasvlakte. Succesfactor: integratie van het experiment in het kustversterkingsprogramma.
Duinherstel Punt van Voorne
Succesfactor: duurzaam rood voor groen als financieringsconstructie en vruchtbare samenwerking tussen ‘groene’ ontwikkelaars en overheid.
122
123
Stille revolutie in het Kempen~Broek Wouter Helmer directeur ARK Natuurontwikkeling
124
“
Feestjes vieren. Een belangrijke manier om mensen te betrekken bij het mooier maken van Nederland. En waar meestal maar 40-50 % van de genodigden komt opdraven, is dat in het Waterpark Kempen~Broek vaak meer dan 100%. Waarom? Omdat al die mensen en organisaties zich ook echt betrokken voelen bij de ontwikkeling van het park en elkaar het succes gunnen van de behaalde resultaten. Het succes van vrij toegankelijke, nieuwe natuur, van betere grond voor agrarische bedrijven met toekomst, en het succes van een duurzamer waterhuishouding.
overheidsinmenging. Het is geen blauwdruk voor andere gebieden, maar wel een leerschool. In heel Nederland liggen tienduizenden hectaren ruilgrond, gekocht met natuurbeschermingsgeld, maar op de verkeerde plek. Er zitten honderden miljoenen in groen- en compensatiefondsen, waarbij ingewikkelde overheidsregels vaak een doelmatige besteding in de weg staan. Het Kempen~Broek laat zien dat er een manier is om deze ‘dode’ voorraden te oogsten, waardoor de Nederlandse samenleving eindelijk de vruchten kan plukken van de natuurinvesteringen die ze in het verleden heeft gedaan.
Oogsten van dode voorraden
Kavelruil in particuliere handen
Het zijn geen wereldschokkende gebeurtenissen in het Kempen~Broek; meer een stille revolutie. Duidelijke doelen voor natuur, landbouw, recreatie en waterbeheer die belanghebbenden in het gebied zo direct mogelijk zelf regelen, met een minimum aan
Van het begin af aan heeft ARK Natuurontwikkeling, als particuliere organisatie, de samenwerking gezocht met de ondernemers in het gebied, met natuur-, landbouw- en waterorganisaties. In een consortium met groene projectontwikkelaar Habitura en
Razendsnel resultaat boeken
snel handelen. Net als in een ruilverkaveling vroeger, maar dan veel directer en in een fractie van de tijd. Met op individuele boeren toegesneden maatwerk, herverdelen en verbeteren we percelen, maar ruilen we ook landbouwenclaves uit natuurgebieden. Deze kunnen dan vernatten en hun natuurlijke sponswerking terugkrijgen. Dat laatste betekent weer wateropvang in natte tijden en nalevering van schoon water in droge zomers. Het principe van de ‘natuurlijke klimaatbuffer’ dus. Ook dat heeft voordelen voor dorpen en landbouwgronden in de omgeving. Boeren kunnen bovendien een rol krijgen in het beheer van de nieuwe natuurgebieden.
We zijn amper een jaar bezig en hebben al honderden hectares een betere bestemming kunnen geven. De methode die we daarbij hanteren, is die van vrijwillige kavelruil. Dankzij de in het verleden verworven gronden van de Dienst Landelijk Gebied en die van stoppende boeren, is een grondbank beschikbaar waarmee we zeer
En wie het wil komen zien, is van harte welkom. Want met de aankoop van zogenaamde sleutelhectares ontstaat ook een nieuw netwerk van struintochten en andere recreatieve routes. Tot ziens in het Kempen~Broek!
Rentmeesterkantoor van Soest zijn plannen ontwikkeld om particuliere organisaties de overheidsdoelen voor het Kempen~Broek te laten uitwerken. De provincie Limburg heeft hier bij wijze van experiment mee ingestemd en fondsen en ruilgronden voor de gebiedsontwikkeling beschikbaar gesteld. Het consortium zelf heeft zich bovendien tot doel gesteld om aanvullende financiering naar het gebied te halen: compensatiegelden, rood-voorgroenprojecten, ecotoeristische investeringen, klimaatbufferfondsen, CO2-compensatie etcetera.
125
126
3.5
Investeren in het landschap 127
128
Een groen en open landschap, waar natuur en duurzame landbouw hand in hand gaan, heeft waarde. Het levert voordelen op voor het welzijn en het geluk van mensen die er wonen, werken en recreëren: het is essentieel voor de ‘quality of life’ in de regio. Landschap is een belangrijke factor bij de vestiging van bedrijven. Het principe dat de kost voor de baat uitgaat, geldt ook bij landschapsbeheer. Kosten-batenverhoudingen om groene ruimte toegankelijk te maken, zijn complex. Vaak profiteren andere partijen dan degene die de kosten draagt ook van de investering. Landschapsbeheer is van oudsher het domein van de overheid. Nu de overheid steeds minder kan investeren, ligt deze rol meer bij de private sector en de gemeenschap. Daarnaast is meer nadruk op beheer nodig. De tijden van grote nieuwe (landschaps)ontwikkelingen zijn voorbij en ruimtelijke kwaliteit is afhankelijk van duurzaam beheer. Dit vraagt om beheer, onderhoudsconcepten en instrumenten die de waarde en opbrengsten van het gebied centraal stellen. In 2008 heeft de toemalig minister van LNV vier gebieden aangewezen om te laten zien dat investeren in groen loont. Tegelijk werd aandacht besteed aan het ontwikkelen van nieuwe financieringsconstructies. De gebieden zijn: Amstelland, Binnenveld, Het Groene Woud en Ooijpolder-Groesbeek. Dit zijn locaties die voor een groot deel bestaan uit agrarisch gebied. Mensen die profiteren van een mooi landschap worden in contact gebracht met degenen die de kosten van beheer en behoud maken. Het Rijk stelt capaciteit en geld beschikbaar voor verbetering van de randen van percelen, betere toegankelijkheid voor recreanten en behoud van cultuurhistorische waarden. Laten de projecten daadwerkelijk zien dat natuur en duurzame landbouw kunnen samengaan? Kan dit ook zonder
overheidsbijdrage? Hoe zorg je voor een meer evenredige verdeling tussen kosten en baten?
i Do’s: Stuur de gezamenlijke inspanning met een gebiedsvisie
De langetermijncomponent van duurzaam beheer vraagt om een helder en lonkend perspectief voor het gebied. Dit schept duidelijkheid voor bestaande partijen en partijen die willen investeren. In groene gebieden zijn vaak veel kleine organisaties actief, waardoor geld en inzet versnipperd is. Een gebiedsvisie dwingt tot een gezamenlijke gebiedsontwikkeling. Visievorming kan bijdragen aan de benodigde betrokkenheid van bestuurders en helpt om initiatieven vanuit verschillende overheden samen te brengen. Agrariërs spelen bij deze visieontwikkeling een essentiële rol. Neem genoeg tijd om een gebiedsproces met alle partijen te organiseren. Zoek naar nieuwe belangencombinaties
Er is sprake van een verschuiving van stakeholder naar shareholder. Concrete samenwerking tussen een klein aantal lokale partijen levert meerwaarde op. Het deelproject ‘Voedsel voor de natuur’ in de Ooijpolder is een voorbeeld van ‘cradle to cradle’. De lokale afvalverbrander ARN composteert bermmaaisel en snoeiafval en gebruikt dit voor de ontwikkeling van het gebied. Zoek ondernemersnetwerken die willen investeren in het landschap
Zoek rond een concrete business case naar partijen die willen samenwerken en bijdragen aan landschappelijke kwaliteit. Het
Investeren in het landschap – Amstelland
129
130
verhaal van een lokaal streekproduct kan bindend werken en biedt een identiteit die ‘goed verkoopt’. Op een karakteristieke, cultuurhistorisch ‘bolle akker’ in Liempde in Nationaal Landschap Het Groene Woud wordt het ‘oergraan’ spelt verbouwd. Met behulp van lokale wind- en watermolens wordt de spelt gemalen. De spelt wordt gebruikt door de lokale bierbrouwer en de plaatselijke bakker. De resulterende speltproducten worden verkocht. Door deze nieuwe productiewijze worden de bolle akker en de cultuurhistorische molen en de bakovens hergebruikt. Dit geeft een impuls aan de recreatie. @davidteravest Heerlijk gewandeld door de mooie Ooijpolder, #mooinederland, wordt veel werk verzet om dit stukje NL mooier te maken! 18 May 10 via Twitter for BlackBerry®
“Natuurlijk ben ik betrokken bij Het Groene Woud”, aldus de melkveehouder, “ik woon er zelf middenin.” Het ontwerp voor zijn nieuwe compoststal is tot stand gekomen met een bijdrage uit het Streekfonds. “De stal biedt ruimte aan honderd runderen, die allen tien vierkante meter ligplaats krijgen. Op het dak komen zonnecellen voor groene stroom. Het hemelwater wordt opgevangen en gebruikt als drinkwater voor de koeien. De mest blijft een tijd liggen in de stal, wordt goed belucht en dan gebruikt op het land. De stal wordt landschappelijk ingepast, dus niet meer dan acht meter hoog en er komt een loopbrug die opengesteld wordt voor het publiek zodat iedereen inzicht krijgt in de sector. Alleen ondernemen ten dienste van de maatschappij kan niet, maar ideële overwegingen koppelen aan bedrijfsdoelstellingen kan wel. Dat is Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.” – (bron: www.rabobank.nl).
De ondernemers opereren onder de vlag van de coöperatieve ondernemersvereniging Het Groene Woud. De vereniging biedt naamsbekendheid, promotie, kennis en netwerk aan ondernemers die investeren in het landschap. Bij het samenwerken onder een coöperatieve vlag is het van belang dat bedrijven gecertificeerd zijn. De criteria zijn gebaseerd op het Natuurbreedsysteem. Deze maakt de bijdrage aan ‘people, planet en profit’ meetbaar. Als bedrijven geen ‘planet’ bijdrage kunnen leveren, dan maken ze geld over op de streekrekening. Hiermee worden coöperatieve projecten gefinancierd. De samenwerking zorgt voor baten voor de ondernemers en bijdragen (in natura of financieel) aan de kosten van landschapsbeheer.
genoeg bewijzen dat eigenaren gebieden en gebouwen beter gaan onderhouden als de overheid investeert in het opknappen van de omliggende openbare ruimte.
Gebruik de schaarse publieke investeringen als aanjager
Gebruik de collectieve creativiteit
Ervaring leert dat de overheid haar schaarse middelen het beste bij de start van het project kan inzetten. Eigenaren, betrokkenen en potentieel geïnteresseerden zien dan dat er wat gaat gebeuren. Het is de overheid menens en zo ontstaat een multipliereffect. Er zijn
Een voorbeeld van een creatieve financieringsconstructie is de streekrekening. Deze is bedacht door bestuurders in Nationaal Landschap Het Groene Woud / Moerekom Heukelen. Onder de vlag van maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt het bedrijfs-
131
leven gevraagd een zakelijke streekrekening bij de Rabobank te openen. De bank geeft een opslag van 5% op de rente die rekeninghouders opbouwen. Daarnaast kunnen rekeninghouders (een deel van) hun opgebouwde rente schenken aan het regio (streek?)fonds. Dit fonds keert vervolgens beheergelden uit aan lokale agrariërs die duurzaam investeren (zie kader). Ook andere voorbeeldprojecten hebben een vergelijkbaar streekfonds opgericht. Overwin het wantrouwen
132
Leg vanaf het begin uit wat de belangen zijn en waarom men zo handelt. Het wantrouwen tussen de agrariër en de overheid moet overwonnen worden en de kijk van de agrariër op natuur is vaak eenzijdig en kostengericht. Laat de partijen zien dat landschap onder bepaalde voorwaarden waarde toevoegt aan de regio en betrokkenen, maar dat de kost voor de baat uitgaat.
q Don’ts: Beheercontracten afsluiten voor een te korte termijn
Duurzaam beheer is gebaat bij continuïteit en garantie die geboden kan worden via langdurige beheercontracten. Contracten met een looptijd van 30 jaar zijn het streven. Zo heeft de beheerder, veelal een agrariër, garantie op inkomsten en kan beheer worden verkozen boven puur bedrijfsmatige activiteiten. Deze contracten worden afgesloten tussen de overheid en private beheerders, waardoor EU-regels van toepassing zijn. Volgens het Europese concurrentiebeding rondom staatssteun is zes jaar de maximale looptijd. Toch zijn langetermijncontracten wel degelijk mogelijk. Zo kan gewerkt
worden met een 30-jarig contract met tussentijdse herziening (bekend als de Overijsselse aanpak). Ook kan het beheer onder de regeling beheervergoedingen ‘Boeren voor natuur’ geschaard worden. Dit is door Brussel goedgekeurd. In de Ooijpolder bij Groesbeek bijvoorbeeld bestaan 30-jarige contracten en worden de agrariërs betaald door publieke en private partijen.
Investeren in het landschap - Binnenveld
In de Bovenkerkerpolder in Amstelland is gebleken welke impasse kan ontstaan zonder langetermijncommitment. Bij gebrek aan regie heeft een private stichting een landschapsontwikkelingsplan opgesteld. De gemeente wilde niet meewerken aan dit plan en kon geen langetermijnperspectief bieden aan de agrariërs inclusief planologische garanties. De andere regionale partijen schaarden zich allen wel achter het plan. Wanneer gemeenten zich niet voor de langere termijn willen binden, schept dit onzekerheid. Dit werkt waardeverminderend. Inmiddels is er een ontwikkelingsperspectief voor het hele gebied Amstelland en hebben de gezamenlijke partijen een uitvoeringsprogramma.
Financiële regelingen Een overzicht van financiële regelingen is te vinden in de publicatie ‘Hoe mooi is het Nederlandse landschap morgen? Handreiking financieringsmogelijkheden Landschap’, Ministerie van VROM, juni 2010. De publicatie staat op www.kennispleinmooinederland.nl
133
Uitdagingen Het realiseren van investeringen in het landschap is een uitdaging in tijden van economische recessie en bezuinigingen. Hiervoor zijn enkele innovatieve opties bedacht. Zo wordt in het Binnenveld gekeken of biomassa mogelijkheden biedt. Ook wordt nagedacht over het labellen van groencertificaten voor groene beleggingen die ten goede komen aan het gebied. Verder zijn landschapsveilingen een ludiek middel om nieuwe geldstromen te genereren voor langdurig beheer. Een bijkomend voordeel is dat de gebruiker (recreant, bewoner, bedrijf of passant) in contact wordt gebracht met de beheerder en de betrokkenheid toeneemt. 134
Een kansrijk middel uit het Binnenveldfonds is de ‘uitzichtgarantie’. Dit is een langjarige afspraak tussen twee partijen over het in stand houden van het uitzicht. In een privaatrechtelijk proces kunnen partijen dit zonder tussenkomst van overheden realiseren. Een huiseigenaar vraagt blijvend uitzicht voor bijvoorbeeld 15 jaar. De eigenaar van de grond waarop de bewoner uitkijkt – bijvoorbeeld een agrariër – garandeert dit uitzicht en vraagt hiervoor een vergoeding. Het recht op uitzicht wordt bij de notaris bevestigd en ingeschreven in het Kadaster. Op de grond rust dan een erfdienstbaarheid. Het recht gaat bij verkoop of verwerving over op de volgende eigenaar. De vergoeding kan de agrariër gebruiken voor landschapsbeheer. Er wordt een voorbeeldcontract ontwikkeld voor deelnemende partijen; de toepassingsmogelijkheden worden momenteel uitgewerkt.
Investeringen in het landschap gaan verder dan alleen financiering. Voor het aantrekkelijk maken van het landschap is betrokkenheid van bestuurders, overheden, maatschappelijke groeperingen, bedrijven en bewoners gewenst. Sterk relatiemanagement is nodig om breed draagvlak te creëren. Bewustzijn en betrokkenheid zijn nodig om tot echte duurzaamheid te komen. Dit gaat verder dan tijdelijke investeringen, subsidiemogelijkheden en financiële regelingen. Permanente economische dragers van landschappelijke investeringen vormen de sleutel tot evenwichtig beheer. Het gaat om streekproducten, maar ook om ecotoerisme en biobased economy, waarbij biomassa gebruikt wordt voor chemie en energie. Verankering van de landschapsplannen in het lokale beleid (planologische duidelijkheid) is voor waardecreatie belangrijk. Het maatschappelijk draagvlak wordt verder vergroot door investeringen ten goede te laten komen aan de grondgebonden landbouw. Er moet veel sterker naar voren worden gebracht dat wonen, werken en recreëren in een toegankelijk, duurzaam beheerd landschap waarde toevoegt en een bijdrage levert aan de concurrentiepositie van de regio. Stad en platteland zijn steeds meer met elkaar verbonden. Weliswaar zijn er minder middelen, maar er vinden voldoende innovaties plaats om toch te investeren in goed beheer en onderhoud van landschappen.
Investeren in het landschap – Amstelland
135
1
4
2 3
Investeren in het landschap: de projecten
136
1
De Bovenkerkerpolder in Amstelland (1000 ha oppervlakte) is geselecteerd als pilotgebied. Er zijn veel ontwikkelingen gaande en er ontbrak regie vanuit de overheid over inrichting en beheer. Daarom is vanuit particulier initiatief door de Stichting Beschermers Amstelland een landschapsontwikkelingsplan gemaakt. Het plan streeft naar behoud van agrariërs, recreatie, een nieuwe weg met natuurcompensatie, waterberging, natuur en cultuurhistorie. Het plan leidde tot positieve reacties van de agrariërs, bewoners, waterschap en recreatieschap. De gemeente Amstelveen aarzelde echter. Er wordt nu slechts moeizaam vooruitgang geboekt door de veelheid aan partijen waarmee afstemming moet plaatsvinden, stroperigheid bij de overheid en scepsis over de toekomst van de boeren. Maar toch zijn er ook concrete resultaten. Samen met de Rabobank is een streekrekening ingesteld. Dankzij dit fonds worden garanties gegeven voor groen-blauwe diensten door lokale boeren. Stichting Amstelland en de agrarische natuurvereniging sluiten beheerovereenkomsten, bijvoorbeeld met agrariërs en natuurbeheerders en ze beheren het landschapsfonds. Tevens wordt gedacht aan een landschapsveiling en werken met groencertificaten. Succesfactoren: het particuliere initiatief en financieringsvormen zoals de streekrekening. Steeds meer stedelingen worden donateur van de Beschermers Amstelland en raken betrokken bij het gebied.
De Bovenkerkerpolder, een polder met toekomst
137
2
De gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal (WERV) hebben een landschapsontwikkelingsplan vastgesteld voor het landelijke gebied ‘Het Binnenveld’. Voor extra financiële ondersteuning wordt een Binnenveldfonds opgericht. Hiertoe is een onderzoek uitgezet naar de cultuurhistorische waarden van het gebied. Verschillende opties zijn onderzocht: de mogelijkheden van een biobased economy, uitzichtgarantie, streekrekening en groencertificaten. Een laatste ontwikkeling is het opschalen van de ’Food Valley’. Zodoende zouden buurgemeenten Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel en Renswoude ook kunnen investeren in het fonds. Het vormgeven van de nieuwe samenwerking tussen overheden, bewoners en belangengroeperingen vergt organisatorische en financiële inzet. Inmiddels is de WERV-regio opgeheven en de samenwerking op Food Valley- niveau doorgezet. Succesfactor: Er wordt met vele gebiedspartijen gewerkt, onder meer via duurzame landbouw (verkoop streekproducten in omliggende steden).
Oprichting Binnenveldfonds
138
4
3
• M ooi Nederland wandelingen: Ooijpolder, 18 mei 2010 • Projectenparade XL en Excursie: ‘Ruimtelijke Kwaliteit’, Utrecht, 24 juni 2010 • Projectenparade: ‘Financiering landschap’, Utrecht, 29 maart 2011
Activiteiten
In Nationaal Landschap Het Groene Woud bij Tilburg ligt het voorbeeldgebied Moerenburg – Heukelom. Via een ‘productontwikkelproces’ wil men zorgen dat agrariërs perspectief houden en het landschap versterkt wordt. Vier producten zijn het resultaat: 1) 1000 ha ingericht gebied, 2) een instrumentenkoffer voor gebiedsmakelaars, 3) verbetering van de streekrekening en 4) burgerparticipatie. De streekrekening is een concept dat door bestuurders is bedacht. Het fonds keert beheervergoedingen voor boeren uit. Boeren kunnen zelf onderhandelen over de hoogte. Dit is mogelijk omdat het om niet-publiek geld gaat. De betaling moet op basis van meerjarige contracten (30 jaar) zijn gegarandeerd. Binnen drie jaar moeten verbeteringen in het landschap te zien zijn. In 2009 heeft een festival, “streek ontmoet stad”, in Moerenburg plaatsgevonden. Succesfactor: Goede communicatie en de lokale mentaliteit hebben geleid tot een vruchtbare samenwerking tussen bewoners, bedrijven, overheden en agrarische, recreatie- en natuurorganisaties.
Deltaplan voor het landschap, Moerenburg – Heukelom
In de Ooijpolder-Groesbeek wordt via een succesvolle publiek-private samenwerking (PPS) de landschappelijke, agrarische, ecologische en recreatieve functie versterkt. De betrokkenen investeren in groene en blauwe landschapselementen, zoals houtwallen, knotwilgen, vennen, plassen en sloten. De gemeenten Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen hebben een landschapsontwikkelingsplan opgesteld. Duurzame financieringsconstructies zijn nodig. Er is een landschapsfonds opgericht, beheerd door de stichting Via Natura. Uit vooral private middelen moet 13,2 miljoen euro worden opgebracht. Bewoners, belangenorganisaties, bedrijven en overheden worden verleid om in het ’eigen landschap’ te investeren. De agrarische ondernemers in het gebied hebben de afgelopen jaren volop medewerking verleend aan initiatieven. Ook private partijen (bedrijfsleven, woningcorporaties, grondbeleggers) dragen bij aan het fonds. Succesfactor: Het is een succesvolle PPS-constructie met een brede coalitie, waarbij partijen (financiële) verantwoordelijkheid nemen.
Financieringsconstructies voor duurzaam beheer van de Ooijpolder
139
140
3.6
Spoorzones 141
Stationsgebieden zijn in
142
Stationsgebieden hebben de potentie zich te ontwikkelen tot gewilde stedelijke centra en magneten voor stedelijke activiteiten. “Achter het station” had lange tijd een negatieve lading. De spoorlijn en het terrein er omheen vormden vaak een grote barrière tussen stadsdelen. De terreinen rondom het spoor werden tot voor kort extensief gebruikt, vaak als rangeerterrein, werkplaats of parkeerplaats. En dat terwijl de potentie van de spoorzone groot is. Door de centrale ligging en de goede bereikbaarheid zijn de locaties namelijk aantrekkelijk voor vele stedelijke publieksaantrekkende functies en als woon en werkplek. Spoorzones kunnen dankzij knooppuntontwikkeling verworden tot aantrekkelijke vestigingsen inbreidingslocaties. De ontwikkeling van spoorzones is een complexe opgave. Er zijn vaak forse voorinvesteringen nodig om een spoorzone geschikt te maken voor een nieuwe functie. Vaak is sanering en vernieuwing van infrastructuur nodig voordat nieuwbouw mogelijk wordt. Door de lange looptijd en hoge kosten zijn aan spoorzoneontwikkeling publieke en private risico’s verbonden. In 2008 is het programma ‘Spoorzoneontwikkeling’ geïntroduceerd door de toenmalige ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat, NS en ProRail. Doel was “het stimuleren van de herontwikkeling van binnenstedelijke spoorzones en het verkrijgen van meer inzicht in de belemmeringen waar gemeenten mee te maken krijgen bij de herontwikkeling van spoorzones.” In de loop van het programma is de focus steeds meer verschoven van spoorzoneontwikkeling naar knooppuntontwikkeling. Het verplaatsen van emplacementen om
daarmee ruimte te creëren voor ontwikkeling blijkt in veel gevallen (financieel) onhaalbaar. Wel liggen er grote kansen in de ontwikkeling van het (ov) knooppunt in combinatie met herstructurering en verdichting van bestaand stedelijk gebied. Het programma is in 2010 onderdeel geweest van het kennis- en leertraject van Mooi Nederland. De oogst van de vijf projecten en de aanbevelingen van het expertteam zijn gebundeld in de brochure Stedelijke ontwikkeling en mobiliteit, 8 handvatten voor de ontwikkeling van spoorzones tot knooppunten.
i Do’s: 143
Analyseer het mobiliteitssysteem op lokale en regionale schaal en zoek de unieke waarde van de knoop
Spoorzone West-Nijmegen
Analyseer de lokale vervoersstromen en benoem verbeterpunten. Benoem de positie van het knooppunt in het regionale netwerk wat betreft reizigersaantallen, vervoerswijzen en functie (eindbestemming of overstap). Overheden moeten de relatie tussen knopen bepalen, de hiërarchie benoemen en onnodige concurrentie voorkomen. Koppel de potentie van de knoop aan het huidige en beoogde ruimtegebruik en zet uiteen welke investeringen nodig zijn. Het gaat om gebiedsontwikkeling en verbetering van de mobiliteit. In Nijmegen kan het verbeteren van de autobereikbaarheid van het station bijdragen aan een meer gevarieerd programma in de stationsomgeving.
Gebruik de multimodale bereikbaarheid om bedrijven en marktpartijen aan te trekken
Stations zijn magneten voor bedrijven, detailhandel en horeca. Verbindingsroutes worden aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor kleinschalige bedrijvigheid en stedelijke (publieke) functies. De multimodale bereikbaarheid van het knooppunt leidt tot twee vliegen in een klap: ontsluiting en overstapmogelijkheden dragen bij aan het verblijfs- en vestigingsklimaat en het regionale en nationale vervoersnetwerk krijgt een impuls. Voldoende parkeerfaciliteiten in Zwolle maken het mogelijk voor reizigers uit de regio om het station per auto bereiken en vervolgens met de trein door te reizen naar bijvoorbeeld de Randstad, waardoor ze files vermijden. 144
Verken breed, maak bestuurlijke keuzes en leg deze vast in een gebiedsvisie
Herontwikkeling start met de analyse van de positie en potentie van een spoorzone. Beoordeel de betekenis van het knooppunt binnen het economisch, ruimtelijk en maatschappelijk systeem. Als betrokken partijen (overheden, grondeigenaren en exploitanten) een visie ontwikkelen op de functionaliteit en marktkansen van een gebied, dan helpt dit om investeerders aan te trekken en een ‘wij-gevoel’3 te creëren tussen bestuurders, burgers en marktpartijen. In Nijmegen hebben de betrokken partijen (gemeente en grondeigenaren ProRail en NS) de inrichting van het gebied 3
Bij de aftrap op 26 maart 2010 werd ingegaan op de belangen van samenwerkingspartners bij spoorzones en hoe je lege compromissen doorbreekt. De nadruk lag op de werking van allianties in relatie tot het creëren van de juiste condities om tot een succesvolle samenwerking te komen. Het creëren van een wij-gevoel is hierbij een belangrijke voorwaarde.
gevisualiseerd met behulp van ontwerpschetsen. Pas na het gezamenlijk opstellen van een gebiedsvisie komt de stedenbouwkundige uitwerking aan de orde (‘trechteren’)4. Dankzij een bredere verkenning rond de ‘vrije kruising’ met het emplacement in Amersfoort, waarbij ook de belangen van gebiedsontwikkeling werden betrokken, is een nieuwe ontwerpoplossing ontstaan (een dive-under in plaats van fly-over), die voor gebiedsontwikkeling de minste beperkingen oplevert. Gebruik de gebiedsvisie/ het masterplan om te prioriteren en te faseren
Het is vaak financieel, organisatorisch en markttechnisch niet praktisch om de gehele ontwikkeling in één keer uit te voeren. Fasering is op basis van een gebiedsvisie of masterplan is nodig. De gemeente overlegt met potentiële bedrijven en marktpartijen over het gewenste programma en geplande investeringen. In Roosendaal wordt een ‘passerelle’ over het spoor aangelegd, waardoor de achterzijde van het station beter bereikbaar wordt als voorwaarde voor andere ontwikkelingen in de spoorzone. Zorg dat er op korte termijn wat gebeurt en houdt ruimte voor toekomstige ontwikkelingen
Projecten hebben vaak een lange looptijd. Marktpartijen streven echter naar rendement op korte termijn. Een voorwaarde voor investeringen is bestuurlijk commitment en prioriteit. Gemeenten moeten in daden laten zien dat het menens is. Het gaat om het
4
Zie ook de methode beschreven door Adviescommissie Elverding: ‘Sneller en beter. Advies Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten’ (2008).
Spoorzone Roosendaal
145
146
scheppen van de juiste ontwikkelcondities (bijvoorbeeld een goede ontsluiting), toestaan van tijdelijke (voorbeeld-)functies en het doen van opvallende kleine investeringen. De lange doorlooptijd vraagt ook om flexibiliteit door bijvoorbeeld ruimtelijke reserveringen te doen. Betrek de juiste partijen op het juiste moment
Spoorzone Zwolle
Het is niet nodig om alle partijen in elke fase aan tafel te hebben. Door in de opstartfase te zorgen voor een goed afgebakende, integrale en brede verkenning die afgesloten wordt met een politiek gedragen besluit, worden nut en noodzaak van het project vastgelegd en wordt duidelijk welke rol en betrokkenheid de verschillende partijen hebben in de planuitwerking en uitvoering van het project. In de beginfase, bij het analyseren van het mobiliteitssysteem en de potenties van een gebied, is het van belang om naast marktpartijen en medeoverheden met een breed maatschappelijk veld te praten. Zo is in Amersfoort een burgerplatform opgestart bij de start van het planproces voor de spoorzone. Dit burgerplatform zorgde voor een verbreding van de scope van het project. Zodoende is de ontwikkeling van de spoorzone gecombineerd met het herstel van de groenstructuur. Betrek marktpartijen en investeerders in een vroeg stadium
Het is van belang dat gemeenten marktpartijen en investeerders vroeg in het proces betrekken. Als zij de mogelijkheid krijgen om mee te denken bij het opstellen van de gebiedsvisie of het masterplan, kan deze ook zo gemaakt worden dat zij hierin willen investeren. In Roosendaal wordt samengewerkt met de Brabantse en Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW). De gemeente ziet het
organiseren van commitment en het actief betrekken van marktpartijen als belangrijke slagingsfactor voor het project. Gebruik de experimenteerruimte
Juist bij langlopende en complexe projecten is het van belang om te experimenteren met alternatieve financieringsconstructies. Bijvoorbeeld constructies waarbij marktpartijen en ontwikkelaars samen met overheden op projectbasis samenwerken om risico’s te delen, voorfinanciering gunstig te regelen en gebruik te maken van geboden experimenteerruimte op het gebied van wet- en regelgeving (zoals via de Crisis- en Herstelwet). Door naar creatieve oplossingen te zoeken kunnen spoorzoneontwikkelingen, ook in economisch moeilijke tijden, toch van de grond komen.
Uitdagingen Financiering
De financiële analyses van de projecten laten zien dat het erg moeilijk is een sluitende business case op te stellen. Projecten vragen grote publieke voorinvesteringen. Benodigde saneringen in combinatie met het vernieuwen of uitbreiden van infrastructuur worden in de meeste gevallen geheel door (semi-) overheidspartijen gedragen. Het is zaak dat overheden met de betrokken partijen kennis ontwikkelen over nieuwe financieringsconstructies zoals een gezamenlijk fonds, een ontwikkelmaatschappij voor spoorzones of andere vormen van publiek-private samenwerking. Marktpartijen en ontwikkelaars moeten samen met overheden op projectbasis samenwerken, risico’s delen en voorfinanciering regelen.
147
Zonder overheid geen project
Commitment van de gemeente aan de spoorzoneontwikkeling in essentieel. Het creëren van gunstige randvoorwaarden voor complexe gebiedsontwikkeling rond knooppunten is en blijft een (regie)rol van de overheid. Een investering van marktpartijen wordt gestimuleerd door slimme publieke investeringen vroeg in het proces. Gemeenten hebben vaak geen of weinig grond in bezit. In combinatie met de bezuinigingsoperaties en tegenvallende grondopbrengsten leidt dit tot een heroriëntatie op de rol van de terugtredende overheid en het maken van pijnlijke keuzes en stellen van prioriteiten. 148
Samenwerken
Partijen moeten eerlijk en met respect voor elkaars belangen samenwerken. In Zwolle spreekt men echter van consensus-terreur: in de Nederlandse ‘polder’-aanpak resulteert het zoeken naar consensus in lege compromissen. Deze zorgen ervoor dat het beoogde eindproduct en het werkelijke resultaat uiteenlopen. De meeste projecten laten echter zien dat gezamenlijke visievorming soms tot onverwachte oplossingen leidt. Bovendien leidt vroegtijdige afstemming tot investeringen en commitment op langere termijn. Een voorbeeld is het burgerinitiatief in Amersfoort als volwaardige partner in een publiek-private samenwerking. Een stevige en stabiele projectorganisatie, waarin rollen en belangen van partijen, betrokkenheid en risicobeheersing centraal staan, is vereist. Betrokkenheid kan worden vastgelegd in een intentieverklaring.
Regionaal denken is een must
Regionale afstemming is cruciaal om onnodige concurrentie tussen locaties te voorkomen. Dit vergt een mentaliteitsomslag. Regionale samenwerking komt ten goede aan de vitaliteit van steden en knooppuntontwikkeling. Gemeenten moeten het netwerk en de relatie tussen de knopen inzichtelijk maken en op regionale schaal een hiërarchie aanbrengen. Zo kunnen gemeenten ontwikkelingen en programma’s afstemmen op de potentie van de knoop. Op deze manier wordt de unieke waarde van knopen benut en ontstaat een duurzaam netwerk. Dit vergroot de succeskansen van de spoorzoneontwikkeling. @mooinederland Mooi uitzicht over Groningen vanaf het stadsbalkon tijdens wandeling van #mooinederland http://twitpic. com/1ovpit 18 May 10
149
3
Spoorzones: de projecten
150 5
4
2
1
2
1
Station Zwolle wordt een belangrijk OV-knooppunt naar het noorden van het land en naar de Randstad. Het station bevindt zich in een centrumstedelijk (woon) gebied. In 2007 is een projectopdracht geformuleerd en een verkenningsstudie uitgevoerd. Deze zijn vertaald in een integraal stedenbouwkundig ontwerp, een structuurvisie en een uitvoeringsprogramma. De ambitie is de vervoerswijzen zo optimaal mogelijk te verbinden. De gemeente onderzoekt de mogelijkheid voor het
Naar een aantrekkelijke Spoorzone in Zwolle
Groningen moet hét vervoersknooppunt worden van het Noorden. Het aantal reizigers en overstapbewegingen rond station Groningen groeit. Men wil het stationsgebied onderdeel maken van het (binnen)stedelijke gebied en intensief gebruik stimuleren. Door de barrièrewerking van de sporen op te heffen wordt de weg vrijgemaakt voor stedelijke herontwikkeling inclusief aangrenzende bedrijventerreinen. Betrokkenen hebben naast het opzetten van een projectorganisatie vier studies gedaan over de verkeersmachine, het transferpunt, het gebiedsconcept, de stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie, de mogelijke verplaatsing van het emplacement en de aanhaking van de RegioTram.
Gebiedsontwikkeling stationsgebied / Spoorzone Groningen
151
5
4
3
• • • •
rojectenparade: ‘Spoorzones; op weg naar verbindingen’ Utrecht, 26 maart 2010 P Mooi Nederland-wandeling: Groningen, 18 mei 2010 Projectenparade XL en excursie: ‘Ruimtelijke Kwaliteit’ Utrecht, 24 juni 2010 Projectenparade: ‘De rode draden uit twee jaar spoorzoneontwikkeling’, Utrecht, 14 september 2010
Activiteiten
Rond het spoorwegemplacement Amersfoort ligt een groot potentieel aan ontwikkelruimte. De gemeente wil hier circa 1000 woningen, en daarnaast een commercieel programma realiseren. Om dit gebied te kunnen ontwikkelen moeten belemmeringen worden opgelost die voortkomen uit het railvervoer van gevaarlijke stoffen. NS Poort, de gemeente en een burgerinitiatief hebben in een samenwerkingsverband een visie opgesteld voor de Wagenwerkplaats.
Wagenwerkplaats / emplacement Amersfoort
Station Nijmegen is een regionale knoop die de poort vormt tot de stad. Het project omvat een nieuwe stationsingang aan de westzijde, goede overstapmogelijkheden tussen alle modaliteiten en goede tussenwijkse verbindingen tussen de oost- en westzijde van het station.
Spoorzone West-Nijmegen
De gemeente Roosendaal wil met de herontwikkeling van de spoorzone inzetten op het verminderen van de barrière die het spoor vormt, het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het verbinden van de spoorzone met de stationsomgeving en het centrumgebied. Het programma Spoorhaven, waar de spoorzone een onderdeel van is, is een majeur project voor Roosendaal. Door het gebruik van het emplacement en de doorgaande spoorbanen beter in te richten, kan de externe veiligheid verbeteren. Bovendien verbetert de bereikbaarheid van de spoorzone en de aansluiting op het centrum van Roosendaal aanzienlijk door de aanleg van een passerelle.
Spoorzone Roosendaal
verplaatsen van de busterminal naar de zuidzijde van het station. De spoorlijn Zwolle – Kampen wordt op termijn mogelijk ‘vertramd’. Het stationsplein aan de Noordzijde wordt in oude glorie hersteld, met het station als markant monument.
152
153
154
3.7
Sanering verspreid liggende kassen 155
156
@mooinederland Sanering van verspreid liggende kassen: over resultaten en ambities. Kom 17 maart in De Drijvende Kas in Honselersdijk #http://bit.ly/f9Eycf
In de Mooi Nederland-projecten ‘Sanering verspreid liggende kassen’ worden glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden gesaneerd. Voorbeelden van deze gebieden zijn overloopgebieden van een rivier, natuurgebied of een beschermd dorpsgezicht. Het saneren van verspreid liggende kassen kan – onder bepaalde voorwaarden – tot een win-winsituatie leiden. De sanering van kassen geeft een impuls aan de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en daarnaast kan het de vitaliteit van de glastuinbouwsector steunen. Bedrijven krijgen de mogelijkheid om op een andere locatie de bedrijfsvoering voort te zetten. Voor de tuinders kan dit aantrekkelijk zijn omdat op de nieuwe locaties meer glastuinbouwbedrijven zijn geconcentreerd en zij gebruik kunnen maken van een bundeling van activiteiten. Het doel van de tien voorbeeldprojecten is om te laten zien dat sanering in de praktijk mogelijk is; de opgedane ervaringen worden gedeeld met partijen die bij sanering een rol spelen. De projecten zijn voorzien van (financiële) middelen vanuit Mooi Nederland en hebben advies gekregen van het expertteam ‘Saneren Verspreid Glas’. Het expertteam, samengesteld door de ministeries van I&M en EL&I, heeft voor ondernemers en overheden een handboek bij het saneringsproces opgesteld. Uit de voorbeeldprojecten blijkt dat saneringsprocessen vaak complex zijn. Bij sanering draait het om communicatie, vertrouwen en betrouwbaarheid. Het creëren van draagvlak onder de tuinders is belangrijk. Bij veel projecten is de sanering van de kassen betaald door opbrengsten uit het bouwen van woningen, waarbij de vraag kan worden gesteld of woningbouw wel een impuls geeft aan het
landschap. In de huidige woningmarkt zijn de financiële en fiscale aspecten nog een struikelblok voor een succesvolle saneringsopgave.
i Do’s: Stel goede communicatie voorop
Communicatie is het sleutelwoord bij de sanering van verspreid liggend glas. Door de uiteenlopende belangen van de betrokkenen is het noodzakelijk om open en duidelijk met elkaar te communiceren over standpunten, rollen en verantwoordelijkheden. Bij het voorbeeldproject ‘Lint Oude Leede’ zijn de saneringsgesprekken met de tuinders aan de keukentafel gevoerd. Door een persoonlijke aanpak is het mogelijk om een situatie te realiseren waar alle betrokken partijen zich in kunnen vinden. De sanering van glastuinbouw vindt op vrijwillige basis plaats en het creëren van draagvlak is een belangrijk punt. Vertrouwen win je door dezelfde taal te spreken als de tuinder en in te spelen op bestaande sociale constructies. Voer een fiscale verkenning uit bij de start van een saneringsproject
Het is raadzaam voor alle partijen om bij de start van een saneringsproject vooraf de fiscale consequenties van sanering te verkennen. Een deel van de agrarische ondernemers zet na sanering hun bedrijf elders voort, terwijl anderen stoppen met hun bedrijfsvoering. Een fiscale verkenning brengt verschillende mogelijkheden in beeld en biedt vooraf duidelijkheid.
157
Lever maatwerk
Een generieke aanpak voor saneringsopgaven is niet mogelijk, omdat de belangen van de verschillende partijen te veel variëren. Bij de sanering van verspreid liggende kassen is het leveren van maatwerk van belang. Door met de betrokken partijen specifieke afspraken te maken en door risico’s duidelijk in beeld te brengen is het mogelijk om overeenstemming te bereiken die past bij een specifieke situatie. De kans op een vlotte en succesvolle sanering is dan groter. Het is belangrijk om de juiste flexibiliteit te bieden in de planvorming en in contracten. Pak sanering gebiedsgericht aan 158
Door sanering gebiedsgericht aan te pakken is duidelijk welke bedrijven precies voor de sanering in aanmerking komen. Zowel bij het voorbeeldproject Maasdal Velden als bij Laerbroeck werd de sanering ingezet om ruimte te maken voor de rivier. Een gebiedsgerichte sanering heeft ook een sterker effect op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Als tien bedrijven in een specifiek gebied worden gesloopt, dan heeft dit een sterk effect op het gebied in vergelijking met de algemene saneringsregeling waar alle bedrijven in een provincie voor in aanmerking komen.
q Don’ts: De emotionele betekenis onderschatten
Sanering van verspreid liggende kassen brengt emoties met zich mee. Veel tuinders hebben een sterke familiebinding met hun vestigingsplaats en hebben lange tijd hun ziel en zaligheid gestoken
in de onderneming. Vanaf de start van de sanering moeten de overheden rekening houden met deze emotionele betrokkenheid van de tuinders. Kennis hebben van de glastuinbouwsector en begrip tonen voor het perspectief van de tuinder zijn essentieel. Successen zijn niet mogelijk zonder een zeer gedegen voorbereiding, openheid en vooral inlevingsvermogen van de verschillende partijen. Sturen op een vastomlijnd plan
De complexiteit van het saneringsproces vraagt om een bepaalde mate van flexibiliteit. Stuur niet te snel aan op een vastomlijnd plan. In het project Laerbroeck koos de politiek voor een scenario met strakke kaders en dit heeft ervoor gezorgd dat bepaalde kansen niet benut konden worden. Het gemeentelijke besluit had de kansen namelijk al uitgesloten. Onduidelijk zijn over de spelregels Sanering verspreid liggende kassen Maasdal – Velden
Het saneren van glastuinbouw is een langlopend proces. Betrokken partijen hebben een lange adem nodig om daadwerkelijk over te gaan tot sanering. Deze vindt op vrijwillige basis plaats en het is van belang om duidelijkheid te bieden over de spelregels van het proces. Een gedegen voorbereiding van de overheden is hierbij een vereiste. In het project Sanering Brabantse Wal had de provincie Noord-Brabant nog niet duidelijk vastgesteld wat zij de tuinders te bieden had. Er werd pas nagedacht over de spelregels van de sanering in de loop van het proces. Dit leverde vertraging en onduidelijkheid op.
159
‘Ruimte voor Ruimte’-regeling De ‘Ruimte voor Ruimte’-regeling is in het leven geroepen om de kwaliteit van het landelijke gebied te verbeteren zonder dat dit tot uitgaven van de overheid leidt. Een ruimtelijke kwaliteitsverbetering kan worden bereikt door agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en de kosten daarvan te financieren via de uitgifte van woningbouwlocaties.
160
Greenports Greenports zijn gebieden waar een concentratie is van bedrijven, die sterk met elkaar verbonden zijn, zoals teeltbedrijven, veilingen, handelsbedrijven en tuinbouwtoeleveranciers. Doordat alle belangrijke partners zo dicht bij elkaar zitten, is er een intensieve uitwisseling van kennis en wordt er op veel terreinen met elkaar samengewerkt. In dit netwerk stimuleren ondernemingen en kennisinstituten elkaar. De greenportgedachte heeft breed ingang gevonden in de sector en in de lokale, provinciale en landelijke overheid.
Uitdagingen
@mooinederland Het Handboek sanering van verspreid liggende kassen is gisteren verschenen. Handig voor projectleiders. Download via # http://bit.ly/eyGAck 18 Mar via web
Naar verwachting zullen de komende jaren meer saneringsopgaven op de planning staan. Door de schaalvergroting van de sector en demografische veranderingen zullen veel bedrijven de bedrijfsvoering beëindigen. Omdat de bedrijven te klein zijn, of omdat de tuinders met pensioen gaan en geen opvolger hebben. Het is eenvoudiger om saneringsafspraken te maken met tuinders die willen stoppen dan met bedrijven die nog een aantal jaar door willen gaan. De saneringsregelingen zijn niet altijd toereikend genoeg voor ondernemers die hun bedrijfsuitvoering op een andere plek willen voortzetten. De financiële haalbaarheid van de opgaven blijft een lastig punt. Het is één van de redenen waarom veel projecten nog niet zijn gestart met de daadwerkelijke sanering van de kassen. Drie jaar geleden was de woningmarkt aantrekkelijk en waren er mogelijkheden om de grondexploitatie met woningbouw sluitend te maken. Nu blijken projecten niet haalbaar te zijn, omdat de kosten van sanering niet gecompenseerd kunnen worden uit andere functies zoals woningbouw. Flexibiliteit in het saneringsproces biedt mogelijkheden om daadwerkelijk over te gaan tot sloop of verplaatsing van de kassen. Voor het bereiken van overeenstemming is ‘wisselgeld’ een voorwaarde. Het moet mogelijk zijn om binnen (of zelfs buiten) het plangebied sanering te betalen vanuit andere ontwikkelingen. Een bedrijf kan bijvoorbeeld instemmen met vertrek van het bedrijf op plek x met als voorwaarde dat het bedrijf op plek y met vier hectare
kan uitbreiden. De overheden kunnen dergelijke opties onderzoeken en kijken of ze planologisch gezien als ‘wisselgeld’ te gebruiken zijn. Om de verschillende belangen te kunnen koppelen, is flexibiliteit in tijd en ruimte een noodzaak voor saneringsopgaven. Het gevaar is echter dat teveel acties gekoppeld worden aan één opgave. Dit maakt de sanering te afhankelijk van een aantal beslissingen met als gevolg een complexe opgave en een grote kans op vertraging in het proces. Het kan voorkomen dat de gestelde voorwaarden van de tuinder (de extra vier hectare op een andere locatie) alleen ingewilligd kunnen worden door aanpassingen in het bestemmingsplan. Dit neemt veel tijd in beslag, waardoor de saneringsopgave sterk vertraagt. De provincies en de gemeenten hebben de laatste jaren een regierol vervuld. Sanering is een complex proces met een ingewikkeld fiscaal en ruimtelijk instrumentarium. Daarom is een daadkrachtige rol van de overheid belangrijk om het proces in goede banen te leiden. In de toekomst moet deze meer gebruik maken van de markt, bijvoorbeeld door het aangaan van publiek-private samenwerkingsverbanden. De glastuinbouwsector in Nederland staat bekend om haar innovatieve karakter, dus naar verwachting zullen op korte termijn slimme constructies worden bedacht om win-winsituaties voor het landschap en de sector te realiseren. Marktpartijen zoals ontwikkelaars gespecialiseerd in tuinbouw of kassenslopers kunnen inspelen op nieuwe saneringsopgaven. Er liggen kansen als dergelijke marktpartijen risicodragend gaan participeren.
161
8
6
2
5
1
9 7
10
3
Sanering verspreid liggende kassen: de projecten
162 4
1
Om de natuurkwaliteit te verbeteren worden de kassen in de Vinkeveldpolder in de Greenport Duin- en Bollenstreek gesaneerd of verplaatst. In de polder ligt een totale opgave van vier hectare kassen verdeeld over veertien percelen. De uitvoering van dit project wordt gedaan door Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) Duinen Bollenstreek. Daarin werken vijf gemeenten samen aan de sanering van de glastuinbouw in de regio. Zij hebben ingestemd met de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport voor het gebied. Succesfactor: Het vaststellen van de structuurvisie heeft geleid tot een gemeenschappelijke visie voor het gebied en het opstellen van een aparte greenportregeling voor de GOM. De GOM heeft met de regeling het recht om 600 woningen te ontwikkelen in de regio, mits de woningbouw past binnen de kaders van de structuurvisie. Op deze manier is het mogelijk om op regionaal niveau naar een saneringsopgave te kijken. Daarnaast heeft het oprichten van de GOM ervoor gezorgd dat tot daadwerkelijke sanering van de kassen kan worden overgegaan.
Vinkeveldpolder in Noordwijk
163
5
4
3
2
De doelstelling is het verspreid liggend glas in het landelijk gebied van Stompwijk te saneren en te concentreren in de Meeslouwerpolder. Dit om zowel de kracht en openheid van het buitengebied als de economische vitaliteit van het dorp te versterken. Succesfactor: De woningen worden tegen de dorpskern aangebouwd in plaats van op de glaslocaties, omdat juist deze locaties verspreid liggen in het open buitengebied. Op deze manier is de doelstelling behaald om meer ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied te realiseren.
Stompwijk
De uitplaatsing van glastuinbouw in Laerbroeck gaat over het stroomvoerend winterbed van de Maas tussen Blerick en Baarlo. Op het grondgebied van de gemeenten Venlo en Peel en Maas liggen elf glastuinbouwbedrijven met een totale glasoppervlakte van circa 39 hectare. In verband met de hoogwaterveiligheid en kwaliteitsverbetering worden de kassen gesaneerd en krijgen de bedrijven een nieuwe plek binnen concentratiegebieden in de buurt. Succesfactor: In het project Laerbroeck is er gekozen voor een aanbestedingsmodel met een concurrentiegerichte dialoog. Dit betekent dat er ruimte is voor discussie tussen de overheden en marktpartijen. Het aanbestedingsproces verloopt in verschillende fasen, waarin het resultaat nog kan wijzigen binnen de verschillende gespreksrondes die plaatsvinden. Op deze manier kunnen de partijen tot een oplossing te komen waar zij zich in kunnen vinden.
Laerbroeck
Het project richt zich op de uitplaatsing van zeventien glastuinbouwbedrijven en een loonbedrijf uit het Maasdal bij Velden. Het gebied moet worden vrijgemaakt van bebouwing om ruimte te geven aan de rivier. Op deze manier kunnen de landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van de uiterwaarden van de Maas worden verbeterd en daarnaast ontstaan doorgroeimogelijkheden voor de tuinbouwondernemingen die worden uitgeplaatst. Succesfactor: De succesfactor van dit project is flexibiliteit in de planvorming en in contacten. Bij dit project spelen tegengestelde belangen en voor het bereiken van overeenstemming is ‘wisselgeld’ een voorwaarde. Het moet mogelijk zijn om binnen (of zelfs buiten) het plangebied sanering te betalen vanuit andere ontwikkelingen.
Maasdal Velden
Ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap wordt in MiddenDelfland in totaal 66 hectare verspreid liggen kassen gesaneerd. Bij het opruimen van deze kassen zullen vrijwel geen woningen worden teruggebouwd. Het gebied wordt ingericht als weiland om het groene karakter van Midden-Delfland te versterken. De gemeente Midden-Delfland, de provincie Zuid-Holland en het Rijk hebben extra financiële middelen gereserveerd om de sanering te betalen. Succesfactor: Vanaf het begin is er verkondigd dat alle opstanden en verhardingen gerelateerd aan glastuinbouw moeten worden gesloopt. Hier is gedurende het proces onvoorwaardelijk aan vastgehouden. Door vanaf het begin duidelijkheid te scheppen weten de tuinders waar ze aan toe zijn.
Midden-Delfland
164
7
6
Met de herstructurering van de glastuinbouw en paddenstoelenteelt in de Bommelerwaard verdwijnt deze op plaatsen die hier niet geschikt voor zijn. Door een gezamenlijke investering in de openbare ruimte kan de kwaliteit van het gebied toenemen. De betrokken partijen werken vergaand en innovatief samen. Er is een samenwerkingsovereenkomst gesloten en er wordt een uitvoeringsorganisatie
Bommelerwaard
Door het saneren van glastuinbouw en andere grootschalige agrarische complexen in de Oude Leede willen de betrokken partijen een ruimtelijke kwaliteitsverbetering realiseren. Voor achttien hectare glas en 6000 m² gebouwen zijn er saneringsafspraken gemaakt. Succesfactor: Door een persoonlijke en gerichte aanpak is vertrouwen gecreëerd tussen de betrokken partijen. Dit vormt de basis om gezamenlijk te komen tot sanering. Voor de projectleider is het van belang om te schakelen tussen de belangen van de tuinder en de gemeentelijke organisatie. Projectleider Matthijs Beke heeft voor zijn rol in het saneringsproces in 2010 een ‘Mooi Nederland-Pluim’ gekregen van toenmalig minister Huizinga van VROM. De minister prees Beke dat hij met een ‘bottom-up’ benadering meer voor elkaar heeft gekregen dan met blauwdrukken van bovenaf.
Lint Oude Leede
165
10
9
8
Helenaveen is van oudsher een centrum van glastuinbouw. Omdat op korte afstand beschermde natuurgebieden liggen, heeft de ontwikkeling van de sector jarenlang stilgestaan. Met de sanering van vijf hectare kassen wil de gemeente Deurne de glastuinbouw concentreren in de herstructureringsgebieden, zodat het beschermde dorpsgezicht van Helenaveen niet wordt aangetast. Door de verplaatsing van bedrijf Penninx wordt Helenaveen niet langer aan de westzijde begrensd door een glastuinbouwbedrijf. Dat is een aanmerkelijke verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Succesfactor: Naast sanering van de glastuinbouw biedt het project ook kansen voor ontwikkeling voor bedrijven in de concentratiegebieden. Op deze manier geeft het project niet alleen een impuls aan de ruimtelijke kwaliteit van Helenaveen naar biedt het ook kansen voor de bedrijven. Door een actieve en positieve rol van de gemeente Deurne is het gelukt om na jaren eindelijk saneringsafspraken te maken.
Maatwerk glastuinbouw Helenaveen, verplaatsing bedrijf Penninx
Met de sanering van verspreid liggende kassen in de Deltapoort wil de gemeente de openheid van het landschap en de leefbaarheid in het gebied vergroten. De ambities zijn vastgesteld in een visie over de glastuinbouw. In 2011 zal een aantal ‘quick wins’ worden uitgevoerd. Daarbij kijkt de gemeente op hoofdlijnen naar de mogelijkheden van sanering. Succesfactor: zowel ambtelijk als bestuurlijk zijn het nut en de urgentie van de sanering onderschreven door de betrokken partijen. De stuurgroep heeft een duidelijke opdracht geformuleerd en er is een ervaren projectleider ingehuurd die specifieke kennis van glastuinbouw heeft. Daarnaast wordt er ‘out-of-the-box’ gedacht, door opties zoals bebouwing in een bufferzone niet direct uit te sluiten.
Ontwikkeling gebiedsvisie Deltapoort
Op de gehele Brabantse Wal bij Steenbergen zijn een twaalftal bedrijven gevestigd met een glasoppervlak van circa vijftien hectare. Het doel van het project is om zes bedrijven te saneren en op deze manier het verspreid liggende glas tegen te gaan. Inmiddels worden ook met de andere tuinders gesprekken gevoerd maar met hen zijn nog geen saneringsafspraken gemaakt. Succesfactor: De provincie Noord-Brabant heeft gericht de bedrijven op de Brabantse Wal benaderd om de mogelijkheden van sanering te bespreken. Door het gesprek met de bedrijven aan te gaan is het eenvoudiger om maatwerk te leveren en antwoord te geven op de specifieke vragen van de tuinders.
Sanering Brabantse Wal
opgericht. Ook hebben de partijen geld in een fonds gezet dat met enig risico kan worden ingezet voor bijvoorbeeld grondverwerving. Succesfactor: Het oprichten van een uitvoeringsorganisatie (’openbaar lichaam’), waarin de twee gemeenten, de provincie en het waterschap participeren, blijkt een goede stap te zijn. Intergemeentelijke samenwerking blijft een lastig punt, maar de (risicodragende) samenwerking maakt het eenvoudiger om stappen te zetten.
166
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Projectenparade: ‘De kritische keuzes bij de aanpak van verspreid liggende kassen. Glashelder?’ Maarssen, 31 maart 2010 • Excursie: Naar de Brabantse Wal Steenbergen, 1 juni 2010 • Excursie: Mooi Nederland-wandeling Stompwijk e.o., 18 mei 2010 • Projectenparade: ‘De aanpak van sanering van verspreid liggende kassen: terugblik en vooruitblik’, Naaldwijk, 17 maart 2011
Activiteiten
167
Persoonlijke aanpak als succesformule Matthijs Beke Projectleider Lint Oude Leede | Mentink-procesmanagement BV
168
“
Afspraken maken doe je alleen als er vertrouwen is. Natuurlijk bekijken de tuinders in het begin van het saneringstraject het handelen van de gemeente met de nodige scepsis. Dit betekent dat je moet investeren in vertrouwen. Hoe doe je dat in een traject waarbij het gaat om het saneren van een tuinbouwbedrijf? Vooraf was al duidelijk dat de ‘keukentafel’ centraal zou moeten staan in de aanpak. Tuinders voelen zich aan de eigen keukentafel het prettigst. Het gaat om een aanpak, ofwel een procesbenadering. We hebben dus geen plan of een pasklaar antwoord op de vragen. In de gesprekken aan de keukentafel gaat het lang niet altijd alleen over ruimte-voor-ruimte. Het is zoeken naar het verhaal achter het verhaal. Dit is ook van belang om barrières uit het verleden weg te nemen, zodat de weg vrij is om afspraken te maken. Dit fijne handwerk kost veel tijd. Tijd die nodig is om elkaars vertrouwen te
krijgen en zaken te kunnen doen. Handel open en transparant. Communiceer duidelijk over keuzes die je maakt tussen het algemeen en individueel belang. Dit zijn open deuren, maar door de directe relatie die je hebt, word je wel iedere keer weer de spiegel voor gehouden. Wees bereikbaar, juist ook na vijf uur! Nadeel van deze tijdsintensieve aanpak is dat je moet oppassen om het momentum niet te missen. Maar bouw wel deadlines in. Vooraf is niet aan te geven wanneer deze zijn; dat moet je aanvoelen. Het is constant versnellen of vertragen. Bedenk dat het voor tuinders die al decennia lang in het Lint hebben getuind, niet gemakkelijk is om het besluit te nemen om te stoppen of elders door te gaan. Niet alleen emotioneel, maar ook financieel is deze beslissing een sprong in het diepe. Gedeeltelijk is het dus een black box, waarvan de tuinders hopen dat aan het eind van het traject aan de onderkant van de streep een plusje staat.
Het mag duidelijk zijn dat de opgave, met al zijn eisen, wensen, beperkingen en kansen niet eenvoudig was en is. Procesmatig, maar ook ruimtelijk niet. Dat het uiteindelijk een succes is geworden, is mede te danken aan onze persoonlijke betrokkenheid en de goede relaties die we hebben opgebouwd met de tuinders. Deze persoonlijke aanpak is bijzonder op prijs gesteld. We zijn nog steeds overal welkom.
169
170
3.8
Identiteit van weg en omgeving 171
172
Het ontwerp van infrastructuur is vaak gericht op ontsluiting van functies en een zo veilig en efficiënt mogelijke afwikkeling van het verkeer. Maar waar een weg in de lengterichting A en B met elkaar verbindt, vormt deze op de dwarsrichting vaak een barrière voor mens en natuur. Op haar beurt trekt infrastructuur allerlei nieuwe ontwikkelingen aan. De opgave is complex en gaat verder dan alleen aandacht voor landschappelijke inpassing. Het gaat om een goede ruimtelijke afstemming van functies (nu en op termijn) en aandacht voor esthetiek van de weg en van de omgeving.
Parkweg Dordrecht
Doordat de infrastructuur een katalysator is voor nieuwe ontwikkelingen, kan deze identiteit en kwaliteit aan een gebied toegevoegen. Maar dan moeten die nieuwe ontwikkelingen wel al in het ontwerp worden meegenomen. Het ontwerp van een weg bepaalt immers niet alleen de verkeersintensiteit, maar ook de dynamiek van de omgeving. Hoog- en laagdynamische gebieden en infrastructuur worden aan elkaar gekoppeld en contrasten tussen gebieden worden vergroot. Wanneer de ontwerpers toekomstige ontwikkelingen goed inschatten en meenemen in het integrale ontwerp, kunnen zij methodes vinden om de aantrekkende werking van infrastructuur op nieuwe functies te combineren met het behoud van panorama’s. Daarbij moeten zij uiteraard aandacht besteden aan het tegengaan van barrièrewerking en de aanleg van goede landschappelijke en ecologische verbindingen. Ook het verbinden van infrastructurele netwerken en de interactie tussen schaalniveaus in relatie tot de omgeving zijn actuele opgaven die om innovatieve oplossingen vragen.
i Do’s: Werk echt samen vanaf de start van het project
Betrek alle stakeholders en belanghebbenden vanaf het begin. Door middel van het aanhaakprincipe zijn meerdere partijen over ruimtelijke kwaliteit na gaan denken bij het voorbeeldproject Het Witte Lint. Kunstenaars zijn betrokken, zodat kunst de invalshoek voor het ontwerp wordt en niet achteraf wordt toegevoegd. Bij het voorbeeldproject Streektransferium Linieland is een samenwerkingsovereenkomst tussen elf partijen gesloten. Ook bij het project Parkweg Dordrecht is het van doorslaggevend belang geweest dat in een vroeg stadium alle belanghebbende partijen (onderhoud, verkeer, beleid) aan tafel zijn geschoven; ieder keek over zijn eigen vakgebied heen. Het gaat om het investeren in een vroegtijdig en gedeeld beeld van de projectomgeving. Laat gerust een schets maken en toon de betrokkenen “hun” plek daarin. Op de visualisatie kunnen stakeholders gemakkelijker reageren dan op een tekst. Kies voor een integrale aanpak
Door infrastructuur kunnen hinder, fysieke barrières en een rommelig beeld ontstaan. Een integrale aanpak in het ontwerp van een weg en de inpassing in de omgeving kan dat voorkomen. Daarbij is het van belang dat ook toekomstige ontwikkelingen al een plek krijgen in het ontwerp. In de gemeente Koggenland vormt de N23 bijvoorbeeld de belangrijkste toegang tot enkele omliggende dorpen. Door de jaren heen zijn die dorpsentrees rommelig geworden. Met een uitvoeringsgerichte ontwikkelingsstrategie en een beeldkwaliteitsplan krijgt de N23 een ´make-over´, zodat het achterpad een oprijlaan wordt voor de dorpen en bijdraagt aan hun imago en uitstraling.
173
Betrek bewoners van plan tot uitvoering
Een goede invulling van burgerparticipatie is van belang. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het project Investeren in landschap en leefomgeving in de provincie Overijssel. In alle projectfasen, van initiatief tot uitvoering, worden bewoners via een consultatiegroep betrokken. Door het mobiliseren van omwonenden en door het project klein en persoonlijk te maken, winnen ze in Overijssel meer vertrouwen. De bewoners langs de weg zijn de experts: zij weten wat er speelt en hoe de weg wordt gebruikt. Door hun bijdrage aan de indeling van het landschap krijgen ze ook meer waardering voor hun eigen omgeving en zullen ze zich inzetten voor het beheer ervan. 174
q Don’ts: De kloof tussen overheid en burgers negeren
De afstand tussen burgers en bestuur kan het proces hinderen. Vaak komt dit door verwachtingen van burgers die de overheid niet kan waarmaken. Dit schaadt het opgebouwde vertrouwen. Uitleg over hoe processen binnen de overheid lopen werkt verhelderend. Betrek de burger bij de argumenten. Risico’s van grondverwerving onderschatten
Grondverwerving is vaak noodzakelijk om tot uitvoering van een plan te komen. De eigendomsposities kunnen bijvoorbeeld verdeeld zijn over de provincie, Hoogheemraadschap, Staatsbosbeheer of andere partijen. Het kan zijn dat de partijen niet meteen geneigd zijn om mee te werken en grondverwerving een langjarig en kostbaar
proces wordt. Uiteindelijk is er nog steeds het risico dat een van de eigenaren niet meewerkt, terwijl de kosten voor verwerven van andere gronden zijn gemaakt.
Uitdagingen Samenwerking is het sleutelwoord voor succes. Door vroegtijdige samenwerking zijn de partijen zich bewust van de perspectieven, belangen en mogelijkheden. De kans op een vlot en succesvol project is daardoor groter. Belangrijk daarbij is om het gesprek met een open vizier te voeren. De uitdaging is om de ingezette manier van samenwerken vast te houden en het project gezamenlijk tot een goed einde te brengen. Het aanwijzen van een project–‘eigenaar’, die de samenwerking levend houdt, kan daarbij helpen. Ook het betrekken van burgers creëert meer vertrouwen. Maar burgerparticipatie is geen tovermiddel. Van Achterpand tot Oprijlaan – Koggenland
Een andere uitdaging is om een balans te vinden tussen het vasthouden aan het hoge ambitieniveau van een goed plan en het ‘meebewegen’ met details en oplossingen in de praktijk. Zo moest in het ontwerpplan van de N57 Wilgenhoekweg in Serooskerke een supermarkt langs de weg ingepast worden. Het projectteam heeft aangeboden om zelf de buitenruimte te ontwerpen, omdat het anders afbreuk zou doen aan het oorspronkelijke idee van de weg. Bij het project het Witte Lint komen verschillende denkwijzen bij elkaar: kunstenaars met een hoog ambitieniveau met betrekking tot de kunst langs de N348, en de civiel technici, die nadenken over de
175
176
haalbaarheid en technische eisen en mogelijkheden van het plan. Ze hebben een verschillende manier van communiceren, maar samen kunnen ze het plan uitvoerbaar maken. Met een innovatief idee moet je soms barrières slechten. In het project Streektransferium Linieland botst het vernieuwende concept met bestaande regelgeving. Uitdaging is nu om een oplossing te vinden die voor alle partijen bevredigend is en de weg vrijmaakt voor het ontwikkelen van het transferium en het aantrekken van exploitanten.
177
4
6
2
5
Identiteit van weg en omgeving: de projecten
178 1
3
2
1
De gemeente Koggenland wil een ’make-over’ van dorpsentrees. De N23 vormt de belangrijkste toegang tot enkele omliggende dorpen. Door de jaren heen zijn die dorpsentrees rommelig geworden. Met een uitvoeringsgerichte ontwikkelingsstrategie en een beeldkwaliteitsplan krijgt de N23 een ´make-over´, zodat het achterpad een oprijlaan wordt voor de dorpen en bijdraagt aan het imago en de uitstraling. Succesfactor: Het ontwerp en de programmatische invulling zijn gekoppeld aan financiële haalbaarheid van het plan om dorpsentrees op te knappen.
N23 - Van Achterpad tot Oprijlaan
Bomen op dijken langs de N348 bij Zutphen vormen ‘Het Witte Lint’. Met betrekkelijk eenvoudige bouwstenen, zoals gebruik van de ruimte van de weg, bomen en dijken, ontstaat een weg als een heldere verbindende lijn door een landschap met een nieuwe identiteit. De kunst in dit project bestrijkt de totale lengte van de weg tot Brummen: 21 km. Succesfactor: Kunst heeft ervoor gezorgd dat er bewustwording voor ruimtelijke kwaliteit ontstaan is bij alle partijen.
N348 - Het Witte Lint
179
6
5
4
3
De Parkweg (‘Laan der Verenigde Naties’) is een belangrijke verkeersader in Dordrecht. Nu wordt de weg aangepast aan het hedendaagse intensieve gebruik ervan. Elke dag rijden er duizenden bewoners en bezoekers. Maar de stadsroute uit de jaren zeventig is nooit ontworpen voor zoveel verkeer. De weg krijgt daarom een nieuwe inrichting die past bij de maat, schaal en eigenheid van Dordrecht: een meer stedelijke uitstraling met veel groen en water langs het asfalt. Succesfactor: het vroegtijdig samenwerken van o.a. onderhouds- en verkeersspecialisten en beleidsmedewerkers heeft geleid tot een goed realiseerbaar concept.
Parkweg Dordrecht
Het nog te realiseren transferium Linieland aan de A27 bij Houten zal de uitvalsbasis voor weggebruikers en recreanten gaan vormen. In dit transferium worden zicht op en gebruik van de snelweg en het landschap gecombineerd. Het bijzondere gebouw biedt de snelweggebruiker een venster op het landschap. De bezoeker van het transferium kan er de agrarische producten van het landschap proeven en kopen. De plek vormt ook het vertrekpunt voor een verkenningstocht per fiets, per kano of te voet door het museale landschap van De Nieuwe Hollandse Waterlinie op het Eiland van Schalkwijk. Door het transferium maakt de gemeente Houten het landschap toegankelijk, verbetert zij de kwaliteit van de verzorgingsplaatsen, en biedt zij de boeren in het gebied een perspectief. Succesfactor: er is een samenwerkingsovereenkomst tussen elf partijen die medestanders zijn.
Streektransferium Linieland
De gemeente Veere reconstrueert de N57 Wilgenhoekweg (Serooskerke) onder het motto ’behoud door ontwikkeling’. De gemeente houdt rekening met de cultuurhistorie en de schaal van het knooppunt en de omgeving. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap worden zichtbaar. Gemeenten en provincie hebben samen met het Fonds Belvedère een nieuwe visie ontwikkeld. De plannen voor de rijkswegen zijn in nauwe betrokkenheid met de bevolking opgesteld. In meerdere interactieve sessies, waaronder een excursie, hebben bewoners mee kunnen denken en praten. Er zijn ook ontwerpsessies geweest met onder andere direct omwonenden, waarbij twistpunten (geluid en verkeersveiligheid) onder de loep zijn genomen. Succesfactor: de gemeente Veere ondervindt de voordelen van een doordacht plan, waarbij een sterke partner in het project van groot belang is. Hierdoor is de financiering rondgekomen; partijen zoals de provincie en Mooi Nederland investeren en er ontstaat meer draagvlak.
Realisatie Belvedèreproject N57 Wilgenhoekweg
De provincie Overijssel wil een brede zone langs de N340 opknappen. Bewoners bepalen hoe zij hun directe leefomgeving willen veranderen en voeren met subsidie uit het investeringsprogramma zelf de opknapacties uit. Die acties versterken de identiteit en positieve beleving van het gebied. Succesfactor: In alle projectfasen (van initiatief tot uitvoering) worden de bewoners betrokken. Hierdoor worden zij zich meer bewust van de schoonheid van hun landschap.
Investeren in landschap en leefomgeving
180
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Evenement: Mooi Nederland Evenement 2010, IJsselstein, 4 november 2010 • Excursie: Weg en omgeving Houten, 26 mei 2011
Activiteiten
181
182
3.9
Identiteit van de compacte stad 183
Kwaliteit van de leefomgeving is essentieel voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en voor de concurrentiekracht van steden en wijken. In de globaliserende wereld zijn het steden en vooral stedelijke regio’s, die concurreren op de ‘quality of life’. Innovatief en duurzaam omgaan met de beschikbare ruimte kan stedelijke identiteit versterken en kwaliteit verhogen. Verdichting en het bundelen van functies kunnen daaraan bijdragen. Het Westerdokseiland is een aantrekkelijk dichtbebouwd stuk Amsterdam met plaatselijk meer dan 300 woningen per hectare. Groningen versterkt haar kracht door te werken aan mogelijkheden voor grondgebonden wonen in hoge dichtheden. 184
Nederland heeft in vergelijking met het buitenland geen echt dichtbebouwde steden. De hoogste dichtheden die in de binnensteden (zelfs Amsterdam) bereikt worden, halen bij lange na niet het niveau van centra als Parijs, Tokyo, Singapore, Hong Kong en New York (Compacte Stad Extended, 2011). Nederland voert wel al vijfentwintig jaar beleid om bestaande ruimte in de stad intensiever en vooral inventiever te benutten. Steden in de Randstad hebben ambities om veel woningen binnenstedelijk te bouwen. De discussie over dit onderwerp blijft actueel. De toenemende mondialisering en informatisering, de veranderende economie en het toenemend belang van duurzame ruimtelijke ontwikkeling en de quality of life vragen om nieuwe visies op steden en stedelijke regio’s en om nieuwe werkwijzen in de uitvoering: er is minder geld, financieringsconstructies zijn wankel en publieke en private partijen moeten vanwege de terugtredende en decentraliserende overheid anders met elkaar omgaan.
Intensief bouwen is echter geen doel op zich. Er is een duurzame visie op de toekomst van de stad nodig. De huidige en toekomstige functies moeten een plaats krijgen. Uitgaande van zo’n visie en een goed ontwerp is verstedelijking met een hoge ruimtelijke kwaliteit mogelijk. Dit vereist echter wel innovatie en flexibeler denken. Een voorbeeld is het Waterplein Rotterdam. Bij droog weer is dit plein een verblijfslocatie, bij overvloedige regen wordt een deel van het plein een tijdelijke opslagplaats voor regenwater. De gemeente Amsterdam is in het kader van de toekomstige wijk Zeeburgia bezig met soortgelijke innovatieve waterbergingsconstructies.
i Do’s: Experimenteer met leegstand, ruimtes zonder betekenis of ruimtes waar men ontevreden over is Zeeburgia – Amsterdam
Veel open buitengebied kan worden vrijgehouden. In de bestaande stad is ruimte voorhanden op bijvoorbeeld oude haven-, stationsen industriegebieden. Niet voor niets is er momenteel veel aandacht voor leegstaande kantoren, loopt er een nationaal programma herbestemming en werken vele steden aan nieuwe stationsgebieden. Op plekken waar voorheen houtzagerijen stonden, varkens werden geslacht of zeep of tapijten werden gemaakt, is nu ruimte voor wonen, werken of recreëren (Prachtig Compact NL, Nirov, 2010). Enkele voorbeelden hiervan zijn de herontwikkeling van de voormalige scheepswerf in Krimpen aan den IJssel en het voormalige bedrijventerrein Strijp-S in Eindhoven.
185
186
Stel mensen bij samenwerking centraal
Nieuwe en innovatieve oplossingen van bovenaf opleggen
In de Rotterdamse Afrikaanderwijk participeren huurders bij het opknappen van vervallen panden. Hierdoor profiteren zij van lagere huren. Op deze manier realiseren ze hun eigen woonideaal. Voortijdig schoolverlaters strippen de panden, doen de verbouwing als stage en zijn in staat een startkwalificatie te halen. Op deze manier worden meerdere doelen tegelijk bereikt en staan mensen centraal.
De noodzaak van nieuwe en innovatieve oplossingen moet voelbaar zijn voor de omgeving. Ontbreken van lokaal draagvlak heeft als gevolg dat je tegen de stroom in moet roeien. Zo ontstaat er weerstand in plaats van samenwerking. Een bepaald ontwerp moet zo aantrekkelijk zijn dat de vraag spontaan ontstaat. Denk daarbij aan het voorleggen van een mooi plan voor bijvoorbeeld het Waterplein in Rotterdam. Communiceer dat het stedelijk watersysteem te sterk is belast om het wateraanbod te kunnen verwerken. Zo ontstaat de vraag vanzelf.
Zie een dichtbebouwde stad als een concurrerende stad
Meer woningen bouwen in de bestaande stad is niet per se een bedreiging voor de stedelijke economie, maar biedt economische voordelen. Verdichting is dus niet alleen een woningbouwopgave, maar evenzogoed een economische opgave.
Waterplein – Rotterdam
q Don’ts: Inzetten op monofunctionele projecten
Focus niet op één functie of doel. De dichtbebouwde stad kenmerkt zich door plekken die voor meerdere doeleinden te gebruiken zijn. Denk bijvoorbeeld aan wonen boven winkels, kantoren en wonen boven parkeergarages en sportvoorzieningen in, op of onder scholen. Creëer multifunctionele plekken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de Veemarkt in Utrecht: het terrein wordt herontwikkeld tot een gemengd woonmilieu met maatschappelijke voorzieningen en plaats voor sportactiviteiten.
Uitdagingen In de Randstad moeten de komende dertig jaar zo’n half miljoen woningen worden gebouwd. Dat zijn twee steden met de omvang van Den Haag of Rotterdam. Een belangrijk deel van deze woningen zal binnen de grote vier steden beschikbaar moeten komen. Verdichten kan helpen om de kwaliteit van leven in de stad te verbeteren. De kunst is ervoor te zorgen dat het aanbod goed aansluit bij de vraag en dat verschillende functies zoals wonen, werken, spelen, winkelen, sporten en horecabezoek niet om dezelfde plek concurreren, maar door slimme combinaties elkaar juist versterken en zo waarde aan het bestaande toevoegen. Hiervoor is een vereenvoudiging van regels en procedures nodig. Daarbij komt dat het denken in termen van waardeontwikkeling belangrijk is voor het financieren van verdichting. Maar er ontstaat er alleen waarde als mensen de kwaliteit van de stad waarderen. De mens moet centraler komen te staan bij stedelijke ontwikkeling.
187
3
5
1
4
7
11
8
6
9
10
Identiteit van de compacte stad: de projecten
188 12
2
2
1
In Groningen wordt op een inventieve wijze gezocht naar mogelijkheden voor grondgebonden wonen op plekken met een hoge dichtheid binnen de stad. Voor deze campagne hebben architecten diverse ontwerpen voor verschillende locaties in de stad gemaakt. De Oosterhamrikkade Noordzijde is de eerste die tot uitvoering komt. Voor deze locatie zijn drie ontwerpen gemaakt. Ieder ontwerp is gekoppeld aan een ontwikkelaar. In samenspraak met de omwonenden wordt een definitief ontwerp gemaakt. De gefaseerde ontwikkeling speelt in op de huidige marktsituatie. Succesfactor: Verschillende architecten hebben diverse concepten uitgewerkt voor de woningen.
Intense Laagbouw Oosterhamrikkade Noordzijde
Rotterdam heeft een innovatief concept ontworpen voor de opvang van regenwater: het Waterplein. Net als veel andere steden heeft Rotterdam in het centrum relatief weinig ruimte waar water kan worden opgevangen. Het rioolstelsel kan bij overvloedige regen het water met moeite verwerken. Het Waterplein bergt en houdt hemelwater vast. Zo wordt wateroverlast voorkomen en wordt het water tijdelijk onderdeel van de openbare ruimte. Succesfactor: De gemeente heeft intensief samengewerkt met drie waterschappen.
Waterplein Rotterdam
189
6
5
4
3
Het voormalige bedrijventerrein Strijp-S van Philips in Eindhoven wordt getransformeerd naar een grootstedelijk woon- en werkgebied. Het terrein heeft enerzijds veel industrieel erfgoed en anderzijds een deels verontreinigde bodem. Voor de Strijp is een systeem (Sanergy) ontwikkeld dat de bodemverontreiniging aanpakt en tegelijkertijd de historische panden van energie voorziet. Zonder afbreuk te doen aan de monumentale status van de panden brengt men zo de CO2-uitstoot met ten minste vijftig procent terug. Het NatLab is een van de historische panden op Strijp-S. Dit pand wordt deels vernieuwd door de aanbouw van appartementen.
Duurzame energie voor het Natlab
Als onderdeel van de woningbouwopgave voor de Westflank Haarlemmermeer, worden op het terrein van zorginstelling Cruquiushoeve duizend woningen gebouwd. Zo krijgt dit bestaande zorgterrein er een hele nieuwe functie bij, zonder dat de bestaande voorzieningen verdwijnen. De herontwikkeling levert een hoogwaardige parkomgeving met een openbaar karakter op. Het project legt ecologische verbindingen met de omgeving. Ambitie is om het begrip ‘delen’ centraal te stellen: het delen van ruimte, groen, energie en voorzieningen. Dit vraagt om innovatieve financiële en juridische constructies, maar vooral ook om participatie van bewoners, de zorginstelling en overheden. Succesfactor: Het concept speelt in op een maatschappelijke bijdrage. Ondanks de situatie op de woningmarkt is hierdoor belangstelling ontstaan voor de woningen.
Mooi Cruquiushoeve
Het project ‘De Intense Stad’ creëert kansen voor functiemenging in het dichtbebouwde stationsgebied Rotterdam Alexander, waardoor het gebied een grotere stedelijke dynamiek krijgt. Het project genereert mogelijkheden voor een aantrekkelijk stedelijk milieu dat de kwaliteit en beleving van de openbare ruimte integraal verbetert. Zo ontstaat een leefbare stad met karaktervolle buitenruimte. Succesfactor: Sta stil, kijk om je heen en laat de omgeving even inwerken, vraag je bewust af: ‘is het hier mooi, en waarom wel of waarom niet?’. Aan de vergadertafel raakt het begrip ‘mooi’ immers snel uit beeld, omdat het ongrijpbaar, niet objectief, emotioneel en niet meetbaar is.
De Intense Stad, stedelijke verdichting van de Alexanderknoop
In de Rotterdamse Afrikaanderwijk slaan woningcorporatie Vestia Rotterdam Feijenoord, het Albeda-college en Hulshof Architecten de handen ineen om samen met de bewoners karaktervolle panden te behouden. Door de innovatieve werkwijze is het haalbaar om de panden die in zeer slechte staat zijn, toch te behouden. Zo wordt de aantrekkelijkheid en levendigheid van de wijk verbeterd. Succesfactor: De huurders kunnen meedenken en meesturen in het traject; zij dragen zelf veel bij.
Bewoners investeren in de identiteit van de stad
190
191
192
10
9
8
7
De wijk Tiel-Oost ligt ingeklemd tussen de Waal, het Amsterdam-Rijnkanaal en verkeersader A15. De gemeente Tiel heeft samen met (water)deskundigen, het waterschap Rivierenland én met bewoners maatregelen geformuleerd, waarmee de wijk klimaatbestendig wordt. Aan de rand van de wijk ligt de Haven-Kanaalzone, waar Tiel een brede dijk wil realiseren, in combinatie met bijzondere woningbouw aan het water en natuurontwikkeling in de kleine Willemspolder. Voor deze innovatieve gebiedsontwikkeling stelt Tiel een integrale visie op die de basis vormt voor enkele andere ontwerpen. Succesfactor: De ‘klimaatdijk’ is een innovatief concept.
Haven–Kanaalzone
In Utrecht-Oost wordt het terrein van de veemarkt herontwikkeld tot een gemengd woongebied met circa vijfhonderd woningen, variërend van sociale woningbouw tot duurdere koopwoningen. Ook komen er maatschappelijke voorzieningen en sportfaciliteiten op het terrein. Toonaangevende duurzaamheid en innovatieve participatie vormen de ambitieuze speerpunten. Drie aspecten spelen een rol: particuliere bouw (individueel dan wel collectief ), intensieve participatie bij de ontwikkeling van de maatschappelijke en de sportvoorzieningen en aandacht voor hergebruik van een deel van de oude hallen. Succesfactor: Er is - los van de gemeente - een vereniging opgericht die verantwoordelijk is voor het in kaart brengen van de vraag van gebruikers en in de positie is om te onderhandelen.
De Veemarkt
Hoe maak je een woonwijk uit de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw toekomstbestendiger en veerkrachtiger zonder dat daar grootschalige sloop en/of nieuwbouw hoeft plaats te vinden? Atelier 7Up in Rotterdam ontwikkelde hiervoor een instrument. In een aantal workshops onderzoeken verschillende partijen (corporaties, jongerenwerk, de deelgemeente Prins Alexander, bewoners et cetera) hoe de wensen van de corporaties en de bewoners kunnen worden vervuld. Zij denken hierbij aan meer bouwprogramma’s in de wijk, meer voorzieningen om elkaar echt te ontmoeten en voorzieningen voor jongeren. Succesfactor: Atelier 7Up ontwikkelde een ‘patronenboek’, waarin ze in begrijpelijke taal uitleggen hoe de omgeving aangepakt kan worden.
7 Up de wijk Zevenkamp
De toekomstige woonwijk Zeeburgia in Amsterdam ligt 4,5 meter beneden zeeniveau. De opgave om 350 woningen te bouwen, vraagt niet alleen om slimme stedenbouw, maar ook om innovatieve oplossingen op het gebied van waterberging. Die berging wordt op vernieuwende wijze gerealiseerd door extra ruimte te creëren om het water op te vangen. De ambitie is een wijk te realiseren zonder traditionele regenwaterafvoer (kolken en riolering), waarin volledige afvoer van het water over het maaiveld het uitgangspunt is. Hiervoor zet men verschillende instrumenten in, zoals blauwe en groene daken, infiltrerende verhardingen en waterpleinen. Ook wordt opgevangen regenwater waar mogelijk opnieuw gebruikt. Succesfactor: Waternet en ontwikkelaars waren in een vroeg stadium betrokken en stonden open voor een nieuwe manier van werken.
Zeeburgia
193
12
11
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Evenement: Mooi Nederland Evenement 2010 IJsselstein, 4 november 2010 • Excursie: Rondje Rotterdam, een excursie over de compacte stad Rotterdam, 10 maart 2011
Activiteiten
Dit is een uitvoeringsproject waarin het Nederlands Instituut voor Ecologie en de samenwerkende partners volgens het cradle tot cradle–principe werken aan een intensieve verwerving van biodivers groen en bouwen in de stad. Ecosystemen worden aangelegd op het eerste en het tweede maaiveld – het dak – en aan elkaar gekoppeld. Stroom die wordt opgewekt door planten op het dak zorgt voor de watervoorziening van de ecosystemen.
Koppeling van stadsecosystemen op het eerste en tweede maaiveld
Langs de getijdenrivieren in de Hollandse delta liggen vele terreinen die aan herontwikkeling toe zijn. Krimpen aan den IJssel ontwikkelt een plan voor de scheepswerf Joh. van Duijvendijk & Zn. waar twee monumentale loodsen worden behouden, 45 woonappartementen worden gebouwd en de getijdenwerking van de Hollandse IJssel zichtbaar is. Door de buitendijkse ligging van de locatie is er geen ruimte nodig voor waterberging . Ook verkent Krimpen aan den Ijssel de mogelijkheden om op andere plekken binnen de gemeente belevingsvolle deltakarakteristieke woon- en werkgebieden aan te leggen. Dit is de basis voor de opstelling van de ontwerp-, inrichtings- en beheerprincipes, die in de Hollandse delta toepasbaar zijn om de specifieke identiteit van deltagebieden te versterken. Succesfactor: In de visie van Krimpen aan den Ijssel op een duurzame Delta versterkt de getijdenwerking de identiteit van het gebied. Een systeem van hemelwaterafvoer voorkomt het dichtslibben van de rivier.
Herontwikkeling voormalige scheepswerf
194
195
‘Mooi’ is geen decoratief sausje Matthijs de Boer Stedenbouwkundige en initiatiefnemer ‘De Intense Stad’ | Matthijs de Boer Stedenbouw BV.
196
“
De Alexanderknoop in Rotterdam kent heel wat succesverhalen. Het is een goed draaiende economische motor van Rotterdam. Zeer goed bereikbaar per trein en metro, en met enorme hoeveelheden parkeerplaatsen. Duizenden mensen komen hier dagelijks om te werken, miljoenen per jaar om te winkelen. Er is een van de grootste concentraties meubelzaken van Europa. De modezaak Primark trekt klanten uit het hele land. Anderzijds is er nu nog een evident gebrek aan stedelijke uitstraling. Kwaliteitshoreca ontbreekt, evenals cultuur en leisure. ‘s Avonds is er niemand op straat en het station oogt armoedig. De openbare ruimte heeft geen sfeer. Doordat het winkelcentrum zich op niveau +1 bevindt, is er geen interactie tussen de buitenruimte en de plinten van de gebouwen. Er is geen groen en het aanwezige water levert geen positieve bijdrage. Kortom: dit stadsdeelcentrum maakt zijn betekenis voor een gebied met bijna 100.000 inwoners niet waar.
De Mooi Nederland-opgave voor de Alexanderknoop is dan ook het ontwerpen van de transformatie naar een stadsdeelcentrum waar de bewoners van de deelgemeente zich mee kunnen identificeren. Een plek waar mensen met plezier verblijven, zowel overdag als in de avond, met het gevarieerde programma dat in een stadsdeelcentrum thuishoort. Een plek ook waar meer mensen wonen en waar bestaande gebouwen zoals het station en het winkelcentrum flink zijn opgeknapt. Een stadsdeelcentrum, kortom, met een betere structuur en inrichting. Hiervoor zijn we beeldende scenario’s aan het uitwerken. We redeneren daarbij niet traditioneel vanuit het opvoeren van bestaande succesvolle programma’s, maar vanuit de openbare ruimte. Er landt een prachtig park in het gebied dat ruimte genereert voor de nu ontbrekende programma’s. Er spelen ook problemen, waardoor bovenstaande ideeën niet eenvoudig gerealiseerd kunnen worden: externe veiligheid,
parkeerdruk en de afwikkeling van het drukke autoverkeer. Het Mooi Nederland-project ‘de Intense Stad’ zet de Alexanderknoop op de agenda en dient als katalysator voor creatieve strategieën die van dit gebied en soortgelijke gebieden iets moois maken. En ‘mooi’ is niet een decoratief sausje. Het is intelligent omgaan met verdichting, complexe gemengde programma’s, dynamiek van de stad. Herkenbaar voor andere voorsteden en stadsdeelcentra waar de identiteit verbeterd moet worden. Essentieel is de samenwerking tussen ontwerpende disciplines, overheid en markt. Geen luchtfietserij van ontwerpers die denken dat alles kan, maar directe input van de partijen die het moeten gaan maken in het gebied: de deelgemeente, het gemeentelijke ontwikkelbedrijf, verkeerskundige expertise, de winkelexploitant, woningcorporatie, de spoorwegen. Als ontwerpers brengen we al die expertise samen in een fraai plan. Met als doel een mooiere Alexanderknoop.
197
198
3.10
Identiteit van energielandschappen 199
200
Het is niet meer de vraag of maar hoe Nederland duurzame energie kan inzetten om de kwaliteit van het landschap te verbeteren. In de komende jaren zal steeds meer energie afkomstig zijn uit duurzame bronnen. Voor Nederland liggen de belangrijkste kansen op terrein van windenergie, zonne-energie en biomassa. In het projecttype Identiteit van energielandschap is het de uitdaging om duurzame energiewinning te combineren met het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. De vraag is daarbij hoe winning van duurzame energie kan worden gecombineerd met andere vormen van ruimtegebruik zoals agrarische productie, wonen, werken, voorzieningen, recreatie, natuur en waterbeheer. In tijden van stijgende energiekosten en schaarser wordende grondstoffen enerzijds en een grote druk op de leefruimte anderzijds, is het combineren van duurzame energie en ruimtelijke ordening essentieel voor een ‘slim en duurzaam’ ruimtegebruik in Nederland. Dit klinkt als een echte win-winsituatie. Of blijkt deze gewenste situatie in de praktijk weerbarstiger? Leidt duurzame energiewinning onder bepaalde omstandigheden misschien juist tot minder kwaliteit? De inpassing van energiewinnende installaties in het landschap heeft ingrijpende gevolgen voor het uiterlijk van steden, platteland en natuurgebieden. Bij windmolens en zonnepanelen ontkom je niet aan een bepaalde vorm van beïnvloeding van het landschap en dit zal niet altijd positief worden gewaardeerd. Duurzame energie mag idealiter geen storende factor worden en ‘NIMBY’-gedrag oproepen (‘Not In My Back Yard’). In plaats daarvan zou het moeten bijdragen aan de samenhang tussen beeld, gebruik en betekenis van het landschap.
De winning van duurzame energie heeft ruimtelijke gevolgen en kan de kwaliteit en de identiteit van de ruimte versterken. De veertien voorbeeldprojecten laten zien op welke manier onder welke voorwaarden dit mogelijk is. Energiewinnende installaties kunnen bijvoorbeeld nieuwe identiteiten aan het landschap toevoegen. Bij de Mooi Nederland Prijs 2010 bestond de top drie uit projecten van Identiteit van energielandschappen. Dit laat zien dat er belangstelling is voor de combinatie van duurzame energiewinning en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Bij energielandschappen worden de opbrengsten uit energiewinning geïnvesteerd in het onderhoud of herstel van het landschap. Op deze manier kan de verrommeling van stadsranden tegen worden gegaan, zoals in het project “Energie Integratie Stad en Landschap” wordt nagestreefd.
Beleef het op Goeree-Overflakkee – Middelharnis
i Do ’s: Toon economische meerwaarde aan om draagvlak te creëren
Private partijen committeren zich aan nieuwe vormen van duurzame energiewinning als de economische voordelen inzichtelijk zijn. Voor agrarische bedrijven kan het een nieuwe economische drager worden, wanneer zij het combineren met agrarische productie. Bij biovergisting spelen boeren een belangrijke rol als leveranciers van de biomassa. Dit is een nieuwe bron van inkomsten. Door een businessmodel te ontwikkelen kan de (economische) meerwaarde voor verschillende partijen worden aangetoond. Innovatieve manieren om duurzame energie op te wekken vragen om een gewijzigde beheerstrategie van betrokkenen. In “Groen
201
Goud” wordt geld voor landschapsonderhoud gegenereerd vanuit de energie gewonnen uit biomassa. Bij dit project wordt gebruik gemaakt van een biomassaplein waar houtafval en snoeiafval wordt omgezet in energie die afgenomen wordt door publieke instellingen. Stel een interdisciplinair projectteam samen
202
Het inpassen van energiewinnende installaties in het landschap vraagt een breed scala van professionals: van ondernemers tot ontwerpers en van milieudeskundigen tot landschapsarchitecten. Door een interdisciplinair projectteam samen te stellen zijn er kansen voor kruisbestuiving. Dit kan leiden tot nieuwe inzichten en ideeën, zoals bij “Energie Integratie Stad en Landschap”. In dit voorbeeldproject werken adviseurs en ingenieurs met verschillende achtergronden samen aan het ontwikkelen van multifunctionele stadsranden. Binnen een interdisciplinair projectteam is het van belang dat de verschillende partijen elkaars meerwaarde herkennen en erkennen. De praktijk wijst uit dat dit niet altijd het geval is en de uitdaging is om de verschillende partijen in dezelfde ‘taal’ te laten spreken. Voer geen belangen- maar een waardendiscussie
Door de politieke gevoeligheid van duurzame energie kan het inpassen van energiewinnende installaties in het landschap al snel een belangendiscussie worden, waarin voor- en tegenstanders recht tegenover elkaar komen te staan. Het is aan te raden om een belangendiscussie te vermijden door een discussie over de waarde van een gebied in gang te zetten. Door kennisinstellingen te betrekken is het mogelijk om een objectieve discussie in gang te
zetten waarbij de verschillende standpunten worden belicht. Het voorbeeldproject ‘Trillingen: bruisende bron van energie’ is uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit Twente. Het Lab Technische Mechanica van de Universiteit Twente heeft de techniek achter de installaties bedacht door het combineren van verschillende (bestaande) technieken. Studenten van de Universiteit Wageningen houden zich voor het voorbeeldproject ‘Beleef het op Goeree Overflakkee’ bezig met de vraag of windmolens een bijdrage kunnen leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van het eiland en op welke manier de molens het beste in het landschap ingepast kunnen worden. Creëer een regionale markt
Energielandschappen stoppen niet bij gemeentegrenzen. Het is goed om een regionale markt te creëren voor de winning van duurzame energie. Het voorbeeldproject ‘Energie Marke Haarlose Veld’ wil een energieneutraal gebied creëren door vanuit een coöperatieve gedachte vragers en aanbieders contracten af te laten sluiten. Bedrijf A levert bijvoorbeeld zonne-energie aan bedrijf B. Zij betalen alleen een bepaald bedrag aan de netbeheerder, maar maken voor de rest geen gebruik van de bestaande energiemaatschappijen. Hierdoor blijven de opbrengsten in het gebied en wordt er een regionale markt gecreëerd. Lokale en regionale bedrijven hechten waarde aan het ontwikkelen van zo’n energieneutraal gebied, waarin de aanbod- en vraagzijde van duurzame energie zijn samengebracht.
Business plan ‘Groen Goud’ – Gelderse Vallei
203
204
q Don’ts: Focussen op de technisch-wetenschappelijke component
Het is van belang bij energielandschappen niet alleen de technischwetenschappelijke component van energieonderzoek te benadrukken. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek kijkt ook naar de impact van de energiewinnende installaties op de beleving van het landschap door bewoners en recreanten. Ruimtelijke kwaliteit is lastig te benoemen. Hierdoor is het moeilijk te bepalen op welke manier duurzame energiewinning kan bijdragen aan de kwaliteit en identiteit van het landschap. Door sociaal-wetenschappelijk energieonderzoek ontstaat inzicht in hoe duurzame energie een bijdrage kan leveren aan ruimtelijke kwaliteit. Grootschalig denken
EnergieRijk – Eindhoven
De koppeling van te veel initiatieven op het gebied van duurzame energie zorgt ervoor dat het project al snel te groot wordt. Een te breed project is een valkuil voor een interdisciplinair en gedreven projectteam. Het is van belang de projectkaders te bewaken en niet direct te beginnen om grote ambitieuze projecten en initiatieven wederzijds afhankelijk te maken. Voor de acceptatie van energielandschappen kan een grootschalige aanpak in het nadeel van de projecten werken. Kleinschalige projecten met een sterke betrokkenheid van lokale bedrijven en burgers kunnen vaak sneller en succesvoller geïnitieerd worden. Het is uiteindelijk een uitdaging om de initiatieven in een later stadium met elkaar te verbinden om een regionaal energielandschap op te zetten.
Uitdagingen Bij energielandschappen worden de opbrengsten uit duurzame energie geïnvesteerd in het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van gebieden en plekken. Hiervoor is het nodig om op een regionale schaal de aanbieders en vragers van duurzame energie met elkaar in contact te brengen en een passend verdienmodel op te zetten. Het creëren van innovatieve verdienmodellen is een belangrijke opgave voor energielandschappen. De opbrengsten uit energiewinning kunnen bijvoorbeeld direct terugvloeien naar de aanbieders van biomassa. Zij kunnen de opbrengsten investeren in het verbeteren van de ruimtelijk kwaliteit en landschapsonderhoud. Dit laatste is duur, omdat het arbeidsintensief is en er daarnaast vaak sprake is van achterstallig onderhoud of herstel. De opbrengsten van duurzame energie kunnen ook samenkomen in een biomassaplein. Een regionale ondernemer verkoopt de duurzame energie en laat de opbrengsten ten goede komen aan het landschap. Naast nieuwe innovatieve verdienmodellen is ook het vormen van nieuwe allianties belangrijk voor de meerwaarde van duurzame energieproductie. Hierdoor kunnen aanbieders en vragers van duurzame energie op een innovatieve wijze samengebracht worden. Het betrekken van het lokale en regionale bedrijfsleven biedt kansen voor nieuwe vormen van samenwerking. Het economisch rendement van energielandschappen maakt het voor private partijen interessant om te participeren. Het is echter wel van belang dat de opbrengsten geïnvesteerd worden in het landschap. Overheden moeten ondersteunend en stimulerend zijn en de
205
coördinatie overlaten aan de projectgroepen., zodat de betrokkenheid van private partijen zo groot mogelijk is.
206
In de initiatieffase van energielandschappen is er vaak draagvlak voor het winnen van duurzame energie. Door de projecten vanuit een milieuvraagstuk in te steken is het eenvoudig om de verschillende partijen mee te krijgen. Veel mensen hechten immers belang aan het milieu en het winnen van duurzame energie. Maar in de uitvoeringsfase stuiten veel projecten op weerstand van het lokale bedrijfsleven of van burgers. Vooral bij windenergie is er een sterk NIMBY-effect: veel mensen zijn voorstander, maar willen liever geen windmolen in de achtertuin. Goede communicatie is van belang voor de acceptatie van energieproductie. Door de energiewinnende installaties bij te laten dragen aan de kwaliteit en identiteit van het landschap kan het draagvlak onder bewoners vergroot worden, maar dit is een langlopend en arbeidsintensief traject. Design en het inpassen van de energiewinnende installaties in het landschap zijn essentieel voor de acceptatie van energielandschappen. Het is belangrijk dat mensen de installaties mooi vinden en dat ze een waardevermeerderend effect hebben. Ontwerpbureaus en landschapsarchitecten kunnen hieraan bijdragen. Momenteel wordt de locatie van bijvoorbeeld windmolens voornamelijk bepaald aan de hand van bestemmingsplannen en planologische studies. Aanvullend hierop zou menu meer waarde moeten hechten aan de esthetische inpassing van windmolens in het landschap. De hoogte van windmolens is bijvoorbeeld bepalend voor hoe men ze waardeert. Duurzame energieproductie hoeft niet weggestopt te
worden maar kan een bijdrage leveren aan de kwaliteit en identiteit van het landschap.
@BBnieuws Binnenlands Bestuur Overijsselse N34 krijgt energieopwekkend asfalt: http://bit.ly/f9zwxc #mooinederland 26 Jan via twitterfeed
De integratie van verschillende lokale initiatieven in een regionaal energielandschap biedt kansen voor een optimale benutting van het landschap. Door verbindingen te leggen tussen initiatieven kan er één regionale markt gecreëerd worden waarin vraag en aanbod samenkomen. Daarnaast kunnen burgers en bedrijven uit de regio collectieve vormen van energiewinning opzetten. Hun betrokkenheid is belangrijk om de ambities van klimaatneutrale gebieden te kunnen verwezenlijken. Daarnaast is er een mogelijkheid om regionaal te verevenen om projecten financieel mogelijk te maken. Met de opbrengsten uit windturbines in een bepaald gebied kunnen bijvoorbeeld zonnepanelen worden geïnstalleerd.
207
1
13
2
6
11
9
8
12
7
4
14
3
10
Identiteit van energielandschappen: de projecten
208 5
2
1
In de wijk Jeruzalem in Amsterdam is gekozen voor een integrale aanpak van woningen, voorzieningen en openbare ruimte. Jeruzalem wordt de komende jaren veranderd in een wijk die klimaatneutraal en zelfvoorzienend is. De opgave en doelstelling van het project is om verschillende duurzame energievoorzieningen in
Duurzame herontwikkeling Monumentale wijk Jeruzalem
Op Goeree-Overflakkee gaan betrokken partijen de uitdaging aan om de functies toerisme en duurzame energieopwekking te verbinden. Hierbij is een spanningsveld tussen het bewaren van de eigen identiteit en het inpassen van toekomstige duurzame energieopties die het eiland energieneutraal kunnen maken. Bij het project worden lokale bedrijven en burgers intensief betrokken. Succesfactor: Binnen het project wordt optimaal gebruik gemaakt van spin-offs van kennisinstellingen. Door een samenwerkingsovereenkomst tussen het ministerie van I & M en de Universiteit Wageningen worden studenten landschapsarchitectuur, sociale geografie en planologie bij het project betrokken. Zij houden zich bezig met het vraagstuk hoe duurzame energie en toerisme gecombineerd kunnen worden op Goeree-Overflakkee.
Beleef het op Goeree-Overflakkee
209
5
4
3
Doel van dit project is het ontwikkelen van een systeemaanpak waarbij biomassa uit het landschap beschikbaar komt voor energiewinning. De opbrengsten worden geïnvesteerd in het landschapsonderhoud. Het Nationaal Landschap NoordoostTwente is pilotgebied. Investeringen in het landschap komen de ecologische en esthetische waardes van het gebied ten goede en verbeteren de ruimtelijke kwaliteit op een duurzame manier. Succesfactor: In de opstartfase van het project is het cruciaal om alle partijen te betrekken bij het ontwikkelen van de systeemaanpak en het oprichten van de intermediaire organisatie om zo vertrouwen en draagvlak te realiseren. Een belangrijke vraag daarbij is hoe de opbrengsten uit energiewinning het beste geïnvesteerd kunnen worden in landschapsonderhoud.
Duurzame energiewinning uit het Nationaal Landschap Noordoost-Twente
Villa Flora wordt het eerste gebouw voor het ‘state of the art’ innovatieve en duurzame bedrijvenpark Venlo GreenPark, dat ruimte biedt aan de wereldtentoonstelling Floriade 2012. Villa Flora is een combinatie van kantoor en expositieruimte. Het gebouw is qua vorm, materiaalgebruik én techniek gebaseerd op de voor de regio kenmerkende (tuinbouw)kassen. Villa Flora wordt een landmark van Greenport Venlo omdat het gebouw vanuit het hart van het werklandschap de toekomst partijen op het gebied van agribusiness met elkaar in contact zal brengen. In het kantoor worden verschillende energiebesparende functies geïntegreerd. Villa Flora voorziet in haar eigen energiebehoefte door hergebruik van organisch afval. Het verwarmen en koelen vindt plaats via warmte- en koudeopslag en organisch afval wordt vergist tot biogas voor de productie van warm water en elektriciteit. Succesfactor: Het project betrekt op een succesvolle manier partijen. Om het duurzame karakter van Villa Flora te waarborgen, zijn bedrijven geselecteerd die energiezuinig bouwen nastreven. Daarnaast biedt het gebouw de mogelijkheid aan onderzoeksinstellingen en bedrijven om verschillende innovaties te testen in de proeftuin.
Villa Flora: het groenste kantoor van Nederland
In dit project wordt duurzame energie gewonnen uit trillingen veroorzaakt door wegverkeer. De trillingen worden opgevangen door speciaal materiaal onder het wegdek, dat ze omzet in energie. Onder het wegdek van de N34 in Overijssel, tussen Ommen en de Punt, zijn de eerste installaties geplaatst. Succesfactor: Het is een innovatieve manier om duurzame energie te winnen zonder ingrijpende aanpassingen in de omgeving. Dit project is de winnaar van de Mooi Nederland Prijs 2010. Het laat zien dat het mogelijk is om bestaande en bewezen technieken te combineren om zo nieuwe vormen van energie te genereren.
Trillingen: Bruisende bron van energie
het gebied in te passen en de herontwikkeling zeer energiezuinig plaats te laten vinden. Op deze manier kan het klimaat gespaard worden zonder dat dit ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit. Succesfactor: De betrokken partijen, zoals onder andere de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, woningcorporaties en de gemeente, hebben actief samengewerkt bij het vaststellen van het stedenbouwkundig plan.
210
211
212
8
7
6
In Belvédère Maastricht wordt een duurzame energiecentrale gebouwd die energie opwekt uit een mix van vier duurzame bronnen: zon, wind, biomassa en water. De gemeente Maastricht wil in 2030 klimaatneutraal zijn en de bouw van de centrale, die straks voor 35.000 huishoudens elektriciteit gaat opwekken, is een belangrijke stap. De eerste verkenningen naar een geschikte locatie van de waterkrachtcentrale, biomassacentrale, windmolens en zonnecellen zijn inmiddels voltooid. Succesfactor: Verschillende technieken van duurzame energiewinning, zoals bio-energie, wind- en zonne- en waterenergie, worden in één systeem geïntegreerd. De betrokken partijen werken intensief samen in een daadkrachtige stuur- en projectgroep.
Uitzicht op de duurzame toekomst: Belvédère Maastricht
Het project Mulligen Premium Green presenteert plannen voor landschapsontwikkeling en duurzame energieproductie uit biomassa in Oldebroek, Gelderland. De plannen laten zien welke belevingswaarden de samenwerkende agrarische en recreatiebedrijven en terreinbeheerders aan de recreanten kunnen aanbieden. Het Innovatielandgoed Mulligen werkt samen met de bedrijven aan een betrokken gemeenschap van recreanten en consumenten. Zij willen de vermarkting van het gebied en de producten verder onderzoeken en uitwerken in investeringsplannen. Op deze manier kan het economisch rendement geïnvesteerd worden in landschapsherstel en -ontwikkeling. Succesfactor: Landal Greenparks is als private partij betrokken bij dit initiatief vanuit interesse in lokale energieopwekking. Daarnaast laat het project zien dat duurzame energieproductie een nieuwe economische drager kan zijn voor agrarische en recreatiebedrijven.
Mulligen Premium Green
Bij EnergieRijk wordt een plan van aanpak gemaakt om kleinschalige en innovatieve vormen van energieopwekking te realiseren in het Rijk van Dommel en Aa, het gebied tussen Eindhoven en Helmond. Dit gebeurt onder andere door het opwekken van elektriciteit door watermolens bij de Dommel, uit biomassa van hout, uit varkensmest en door biogas te winnen uit de Gulberg. Het is de ambitie van EnergieRijk om de verschillende initiatieven te verbinden en om energie(opwekking) in het landschap zichtbaar te maken. Dit draagt bij aan een positieve beeldvorming van het project. Succesfactor: Het project heeft een interdisciplinair karakter. Bij de initiatieven van EnergieRijk worden verschillende partijen betrokken, zoals ondernemers, (high) tech-partijen en ontwerpers. Door de betrokkenheid van Brainport Eindhoven is een groot netwerk van publieke en private partijen ontstaan.
EnergieRijk
213
12
11
10
9
Het project is onderdeel van een breder initiatief om Hoenderloo het eerste energieneutrale dorp van Nederland te maken. De eigenaar van het landgoed Deelerwoud wil het landgoed benutten als locatie voor een nieuwe biomassacentrale. Deze biedt het landgoed een nieuwe economische basis en kan daarnaast bijdragen aan het herstel van de cultuurhistorische en ecologische waarden van het landschap. Succesfactor: ‘Hoenderloo Energieneutraal’ is een initiatief vanuit de samenleving, waardoor er veel draagvlak is onder de betrokkenen. Momenteel wordt gekeken naar de mogelijkheden om Hoenderloo energieneutraal te maken en wordt bekeken met welke (private) ondernemingen het project economisch haalbaar kan worden gemaakt.
Nieuwe energie voor landgoed Deelerwoud
Het doel van het project ‘Groen Goud’ is het opzetten van een regionaal biomassaplein. Aanbieders van biomassa tekenen een intentieverklaring waarin ze aangeven dat zij groenafval leveren aan het biomassaplein. Het plein wordt beheerd door een regionale ondernemer die de duurzame energie verkoopt en de installaties onderhoudt. Met de opbrengsten van de energie worden kwetsbare landschappen beschermd. Succesfactor: Door allianties aan te gaan worden aanbieders van biomassa en afnemers van duurzame energie op het regionale schaalniveau bij elkaar gebracht. De betrokkenheid van burgers en eigenaren bij het project is groot. Voor agrariërs is een bedrijfsplan belangrijk om de economische meerwaarde in beeld te brengen.
Businessplan ‘Groen Goud’
De ambitie is het kleinschalige coulissenlandschap van het Haarlose Veld in de gemeente Berkelland te ontwikkelen tot producent van duurzame energie. Er wordt gebruik gemaakt van mest, hout en maaisel uit landschapselementen en van zonnecollectoren. De energieproductie wordt zo ontwikkeld dat deze het karakter van het kleinschalige landschap op langere termijn versterkt. Succesfactor: Er wordt een gezamenlijk oogstplan gemaakt voor biomassa (hout e.d.) waarin vraag en aanbod in een langjarige overeenkomst worden afgestemd. Dit leidt tot een succesvolle samenwerking tussen aanbieders van biomassa en vragers van duurzame energie.
Energie Marke Haarlose Veld
Het project ‘Biomassa-erf’ in Putten presenteert een nieuw type agrarisch bedrijventerrein waarin duurzame energieproductie op een slimme manier samengaan met agrarische bedrijvigheid. Het terrein is niet langer een plek waar landbouw of veeteelt plaatsvindt, maar is bedoeld om bestaande biomassastromen binnen de regionale agrarische sector samen te brengen en te benutten. Veel van deze stromen, zoals reststoffen, worden nog niet optimaal benut. Succesfactor: Het is niet mogelijk om een succesfactor te formuleren omdat de gemeenteraad van Putten heeft besloten om het project geen doorgang te verlenen. De voorgestelde plannen leverden veel weerstand op bij een buurtschap. Als leerpunt kan genoteerd worden dat de communicatie in het project beter had gekund. De bewoners hadden beter geïnformeerd kunnen worden waardoor mogelijk meer draagvlak was ontstaan.
Biomassa-erf Putten
214
14
13
In het kennis- en leertraject vonden de volgende activiteiten plaats: • Evenement: Mooi Nederland Evenement 2010, IJsselstein, 4 november 2010 • Excursie + college: Excursie en college over energielandschappen, Universiteit Twente Enschede, 20 april 2011
Activiteiten
De doelstelling is het ontwikkelen van een nieuw praktijkconcept dat de stad en het landschap op duurzame wijze met elkaar integreert. Zowel voor de stadsrand als het omliggende landschap staat aantrekkelijkheid, duurzaamheid, multifunctionaliteit en energielevering voorop. Dit resulteert bijvoorbeeld in een concept voor aantrekkelijke multifunctionele bossen waarin onder andere biomassawinning en recreatie een plek krijgen. Zutphen en Leeuwarden zijn de eerste gemeenten die met de energie-integratie van stad en land aan de slag gaan. Succesfactor: De samenwerking tussen adviseurs en ingenieurs in de volle breedte van landschapsinrichting, landgebruik en duurzaamheid zorgt voor nieuwe inzichten en ideeën. De verschillende disciplines verbreden elkaars vakgebieden en bieden kansen om de stadsranden een nieuwe multifunctionele identiteit mee te geven.
Energie integratie stad en landschap
Het ‘Glasparelconcept’ biedt Waddinxveen en de Zuidplaspolder een unieke vermenging van glastuinbouw met de woon- en werkfuncties in het gebied. Door deze vermenging, de stapeling van functies en het uitwisselen van energie-, water- en mogelijk afvalstromen biedt het plan voordelen voor tuinders, bedrijven en bewoners. In het gebied worden enkele futuristische woningen gebouwd voorzien van veel glas. In het project speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Water- en warmteopbrengst vanuit de kassen wordt getransporteerd naar de huizen waardoor zij minder energie verbruiken. Het project is gestart als een initiatief van marktpartijen; inmiddels hebben diverse partijen elkaar gevonden. Succesfactor: Er is een goede discussie gevoerd en afgerond over de ligging van een nieuw aan te leggen provinciale weg (Bentwoudlaan). Het is van belang dat het middengebied tussen de kassen een zo groen mogelijk gebied wordt waardoor er ruimte is om een nieuw landschap te maken.
Glasparel
215
Een uitdaging aan bouwend Nederland Twan Beurskens Wethouder gemeente Venlo
216
“
In 2012 vindt de zesde Wereld Tuinbouw Expo Floriade plaats in Venlo. Duurzame en innovatieve eyecatchers zijn als eerste te bezichtigen op de Floriade. Villa Flora is zo’n eyecatcher. Villa Flora is een combinatie van kantoor- en expositieruimte. Het gebouw is qua vorm, materiaalgebruik én techniek gebaseerd op de voor de regio kenmerkende (tuinbouw)kassen. Villa Flora wordt een landmark van Greenport Venlo en zal partijen op het gebied van agribusiness met elkaar in contact brengen. In Villa Flora worden verschillende energiebesparende functies geïntegreerd. Om het duurzame karakter te waarborgen, zijn bedrijven geselecteerd die bij deze opvattingen passen. Onderzoeksinstellingen en bedrijven kunnen hun innovaties testen in een proeftuin. De Venlose projectwethouder Twan Beurskens is trots op het lef dat de gemeenteraden in Regio Venlo hebben getoond door te
besluiten Villa Flora in eigen beheer en dus voor eigen risico te gaan bouwen. Beurskens vertelt: “Regio Venlo heeft in een tijd dat de markt niet stond te springen om te ontwikkelen, besloten om de realisatie van Villa Flora dan maar zelf risicodragend ter hand te nemen. Gemeente Venlo is hierbij als leadpartner namens de regio op opgetreden. Het was geen gemakkelijke klus, maar nu het gebouw met rappe schreden haar voltooiing nadert, wel een klus om als bestuurder met voldoening op terug te kijken. De verhuur van een kantoorgebouw is momenteel marktconform bijna onmogelijk. Voor Villa Flora is het echter mogelijk gebleken. Huurders blijken ondanks de moeilijke marktsituatie geïnteresseerd te zijn in een bijzonder en duurzaam gebouw. Op dit moment is de verwachting gerechtvaardigd, dat bij oplevering van het gebouw een volledige langjarige verhuur is gerealiseerd.
Ik wil hiermee helemaal niet zeggen dat het allemaal even gemakkelijk ging, maar moet dat ook per se? Ik wil mijn collega-bestuurders in den lande uitdagen om een vergelijkbaar ambitieus project aan te pakken. Het is goed voor de toekomst van Nederland, het is bovendien inspirerend om er aan te werken, en je krijgt als bonus een toekomstgericht icoon, dat je gemeente en regio in één klap op de duurzame kaart zet. Dat laatste merken wij nu al volop. Wat mij betreft smaakt dit naar meer!”
217
Trillingen: Bruisende bron van energie Simon Bos Consultant projectontwikkeling | Tauw bv
218
“
Dé oplossing voor het probleem dat we nog niet kennen! Dat klinkt tegenstrijdig. En toch is piëzoelektrische energie daarvoor juist uitermate geschikt. Wat is piëzo? Het is een nieuwe techniek voor duurzame energiewinning. Het piëzo-elektrisch effect is al ruim een eeuw oud, maar energiewinning op deze manier is iets van de laatste jaren. De werking is simpel. Een trilling veroorzaakt een beweging in het materiaal, die omgezet wordt in energie. We kennen de toepassingen allemaal. Wel eens een elektrische gasaansteker in handen gehad? Of een microfoon of een elektrisch drumstel? Zit piëzo in. Trillingen verdwijnen in de grond; dat is puur energieverlies. En we veroorzaken nogal wat trillingen. Denk eens aan een brug, een
spoorwegovergang, een verkeersdrempel, een waterval, spelende kinderen… Dus we laten heel veel energie zomaar verloren gaan. Da’s jammer! Waarom dan nog geen piëzo-technieken op grote schaal? Omdat het dé oplossing is voor het probleem dat we nog niet goed kennen. Bij energieopwekking gaan we uit van het aanbod van de installatie. Natuurlijk is er wel sprake van een energievraag, maar bij wind-, zonne-, kolen- of kernenergie is het rendement van zo’n installatie bepalend. Piëzo-elektrische energie werkt precies andersom. We halen geen hoge rendementen. En juist daarom is het dé oplossing voor heel veel situaties, waar we niet direct aan denken. Op heel veel plaatsen is behoefte aan energie, waar de traditionele aanvoer (via een kabel) erg kostbaar is. Denk aan de verlichting van een rotonde in de
middle of nowhere. En energie leveren aan een speeltuin is heel lastig, omdat die speeltuin geen leveringsadres heeft. Tja. Wij hebben daar allemaal geen last van. Heb je een energiebehoefte en trillingen in de buurt van elkaar? Dan kan piëzoelektrische energie weleens heel concurrerend zijn met ‘normale’ energie. Je kunt het ook op maat leveren. Waarom moet een weg in het buitengebied altijd verlicht zijn? Dat hoeft toch alleen als er verkeer aankomt? Een auto of een fiets trilt een beetje en dat is voldoende om de straatverlichting te activeren. En denk eens aan onze kinderen. Door hun enthousiaste spelgedrag kunnen ze heel veel trillingen veroorzaken. Ik bedoel, energie opwekken. Die kunnen we gebruiken voor hun eigen veiligheid bij oversteekplaatsen. Energie op maat, makkelijke energie op lastige plaatsen. Dat is de kracht van het project ‘Trillingen, bruisende bron van energie’!
219
4 220
De aanpak van Mooi Nederland @Hiske Ridder Vruchtbare & enthousiaste middag: excursie met @ mooinederland! #streekstation aan de A27. Iedereen dank voor meedenken en -doen! 26 May via Snaptu
Het kennis- en leertraject van Mooi Nederland is opgezet om kennis en ervaringen uit de bijna honderd voorbeeldprojecten te delen met iedereen die betrokken is bij ruimtelijke ordening en ontwikkeling. De drie niveaus van leren – lezen, beleven, doen – zijn goed terug te vinden in de opzet van het programma.
4.1 Lezen Wil je iets leren, dan zul je eerst kennis moeten nemen van nieuwe inzichten. Via brochures, themadossiers op www.kennispleinmooinederland.nl, nieuwsbrieven, symposia en lezingen bood Mooi Nederland deze mogelijkheid ruimschoots.
Website
Alle kennis en informatie is te raadplegen op de website www.kennispleinmooinederland.nl. Daar hebben bijna duizend professionals een profiel aangemaakt om elkaar te vinden en contact te leggen, in te schrijven voor excursies en de nieuwsbrief, en themadossiers over ruimtelijke kwaliteit, samenwerking en financiering te raadplegen. Honderden mensen volgen Mooi Nederland op Twitter via #mooinederland. Nieuwsbrief
Er zijn zeventien digitale nieuwsbrieven verschenen, die zijn verstuurd aan 1255 abonnees. Hierin zijn nieuwsitems, interviews en uitgelichte projecten opgenomen, evenals vooruitblikken en terugblikken van de Projectenparades en excursies. Deze nieuwsbrieven zijn terug te vinden via www.kennispleinmooinederland.nl/nieuws.
222
Brochurereeks
De zes publicaties in de brochurereeks ‘En zo maken we Nederland Mooi’ zijn te vinden op de website van Mooi Nederland.
@mooinederland Vandaag 800 volgers. Ansichtkaarten van mooi Nederland voor onze 1000e volger! 3 May via web
1
Samen aan de slag met bedrijventerreinen – werken aan herstructurering van bedrijventerreinen
Dit fotoboek brengt de ontwikkeling op vijf bedrijventerreinen in beeld; zowel lokale als regionale ontwikkelingen, oud gecombineerd met nieuw, verduurzaming, regionale samenwerking, zuinig ruimtegebruik en het toevoegen van nieuwe kwaliteitsdragers.
2
De identiteit van een plek, stad of landschap
Deze brochure geeft een indruk van een projectenparade over identiteit van een plek, stad of landschap. Hoogleraar Paul Meurs, spreker op de projectenparade, zet zijn inspirerende visie neer.
3
Bedrijfsinvesteringszones
Een bedrijfsinvesteringszone maakt het mogelijk om gezamenlijk te investeren in de kwaliteit van een bedrijfsomgeving, bijvoorbeeld in een winkelgebied of op een bedrijventerrein, waarbij alle ondernemers meebetalen. Deze brochure gaat onder andere over parkmanagement en de betrokkenheid van ondernemers.
4
Ruimtelijke kwaliteit geoperationaliseerd
Ruimtelijke kwaliteit volgens ‘opinion leader’ Rudy Stroink, adviseur Jeanet van Antwerpen èn de gebruikers.
5
Stedelijke ontwikkeling en mobiliteit – 8 handvatten voor de ontwikkeling van spoorzones tot knooppunten
De belangrijkste ervaringen uit twee jaar werken aan spoorzones gebundeld in acht praktische handvatten voor iedereen die aan de slag wil met spoorzoneontwikkeling.
6
De aanpak van verspreid liggende kassen
Deze brochure bevat interviews met alle partijen die te maken hebben met de aanpak van verspreid liggende kassen.
223
Vier kennisakkoorden
Het Innovatieprogramma Mooi Nederland sloot vier zogenaamde kennisakkoorden om urgente leervragen uit een voorbeeldproject te onderzoeken. Docenten en studenten deden wetenschappelijk onderzoek naar beleid en praktijk in een programma op maat. Met de kennisakkoorden werd de ruimtelijke ordeningsprofessional van de toekomst bereikt: de studenten op hogescholen en universiteiten.
224
Kennisakkoord 1: Masterclass Bedrijventerreinen (Universiteit Utrecht) Kennisakkoord 2: Onderzoek naar kwaliteitscriteria op bedrijventerreinen (TU Delft en UvA) Kennisakkoord 3: Onderzoek naar duurzame gebiedsexploitatie als alternatief voor gebiedsontwikkeling (Bureau AT Osborne) Kennisakkoord 4: Onderzoek naar duurzame energielandschappen (Wageningen University & Research Centre). De vier kennisakkoorden worden op de volgende pagina’s toegelicht aan de hand van enkele interviews.
225
“
Kennisakkoord 1: Masterclass bedrijventerreinen
Verbeter de samenwerking tussen ondernemers, overheid en onderzoek Interview met Prof. Dr. Ir. Luuk Boelens Universiteit van Utrecht
226
Mooi Nederland en de Universiteit van Utrecht organiseerden de ‘Masterclass Bedrijventerreinen’ voor vierdejaars geografiestudenten. De masterclass is een zoektocht naar de kwaliteit van bedrijventerreinen. Het onderzoek is gekoppeld aan vier voorbeeldprojecten van Mooi Nederland. De masterclass werd gegeven door prof. Dr. Ir. Luuk Boelens, bijzonder hoogleraar Planologie aan de Universiteit van Utrecht. Kunt u iets vertellen over het kennisakkoord met Mooi Nederland?
Ik ben planoloog en heb samen met studenten onderzocht hoe bedrijventerreinen beter georganiseerd kunnen worden, uitgaande van een Triple O setting: ondernemers, overheid en onderzoek. Hierbij zijn vier voorbeeldprojecten van Mooi Nederland betrokken: Zaans proeflokaal, Land van Heusden en Altena, Parkstad Limburg en West-Achterhoek.
”
Triple O setting?
Nederland heeft een overschot aan bedrijventerreinen, dat is aangetoond. We moeten dus geen nieuwe bedrijventerreinen ontwikkelen, maar bestaande terreinen herstructureren en beter benutten. Triple O draagt daar op een goede manier aan bij: het staat voor intensieve samenwerking tussen ondernemingen, onderzoek en overheid om de technologie en creatieve industrie in de regio te versterken. Brainport Innovatie Campus Eindhoven is hiervan een goed voorbeeld. Er zijn meerdere bedrijven geclusterd op één compacte locatie, waardoor ze gezamenlijk gebruik kunnen maken van resources en onderling kennis kunnen uitwisselen. Het is een mooi terrein met veel werkgelegenheid en een goede economic performance. Een goede integrale gebiedsontwikkeling dus.
Hoe ziet uw onderzoek er uit?
In samenwerking met Mooi Nederland heb ik op de Universiteit van Utrecht een masterclass voor vierdejaars geografiestudenten over bedrijventerreinen georganiseerd. We hebben toen groepen geformeerd die elk bestaan uit een derde deel overheid, een derde deel ondernemers en een derde deel studenten. Zij hebben een onderzoeksreis naar Business Improvement Districts (BID’s) in Engeland en Schotland gemaakt. Nu hebben we de ‘lessons learned’ vertaald naar de betrokken vier Mooi Nederland-voorbeeldprojecten. Welke lessen namen de studenten mee uit Engeland en Schotland?
Engeland en Schotland lopen op het gebied van Business Improvement Districts voorop. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het beheer van hun eigen bedrijventerrein. Het groepje van voorbeeldproject Zaans proeflokaal is neergestreken in Liverpool/ Manchester. Daar zijn bestaande haventerreinen herontwikkeld met
behoud van identiteit; een opgave die veel overeenkomsten vertoont met Zaanstad, als oudste bedrijventerrein ter wereld. Het groepje van de voorbeeldprojecten West-Achterhoek en Land van Heusden en Altena was in Birmingham, waar verschillende bedrijventerreinen samenwerken in een bedrijfsinvesteringszone (BIZ). Die samenwerking is ook in de Mooi Nederland- voorbeeldprojecten een belangrijke factor voor het hebben en houden van een succesvol bedrijventerrein. Het groepje van het voorbeeldproject Parkstad Limburg onderzocht Glasgow/ Edinburgh en Newcastle. Het interessante aan deze steden is dat het voormalige steenkoolgebieden betreft, net als in de Parkstad Limburg. Daar is de steenkolenindustrie eerder opgehouden, zodat er interessante lessen te leren zijn voor een duurzame ontwikkeling van Parkstad Limburg.
227
“
Kennisakkoord 2: Onderzoek naar kwaliteitscriteria op bedrijventerreinen
Bereikbaarheid is belangrijk
”
Interview met Ir. Annejet Jantien Smit TU Delft en Universiteit van Amsterdam
228
Het tweede kennisakkoord is gesloten met Ir. Annet Jantien Smit, promovenda aan de TU Delft en de Universiteit van Amsterdam. Zij deed onderzoek naar kwaliteitscriteria op bedrijventerreinen in samenwerking met tien honours-studenten van de universiteiten van Groningen en Utrecht. Twee Mooi Nederland-voorbeeldprojecten werden gebruikt als input voor het onderzoek: Groningen-Assen en het Havenkwartier Hilversum, onderdeel van het Gewest Gooi en Vechtstreek. Hoe kwam dit kennisakkoord tot stand?
Voor mijn promotieonderzoek aan de universiteiten van Delft en Amsterdam heb ik onderzocht wat werkmilieus voor creatieve ondernemers aantrekkelijk maakt. Zij hechten bijvoorbeeld erg veel waarde aan een bijzondere visuele uitstraling van hun werkomgeving. Deze moet visueel onderscheidend zijn, heel dynamisch of juist heel rauw. Mooi Nederland wilde graag weten wat de waarde is
van voorzieningen en visuele gebiedskwaliteit voor de inrichting van bedrijventerreinen voor andere bedrijfssectoren. Dit is interessant voor herstructureringsopgaven. Waar bestond het onderzoek precies uit?
32 ondernemers uit de sectoren bouw, maakindustrie en groothandel zijn geïnterviewd. De hoofdvraag van het onderzoek luidde: wat is de invloed van gebiedskenmerken op de vestigingsbeslissingen van ondernemers? We wilden weten of specifieke voorzieningen en visuele kenmerken van bedrijventerreinen belangrijk zijn. Zijn er al resultaten bekend?
Bereikbaarheid is belangrijk. Niet alleen de toegang tot het terrein moet goed zijn, ook op het terrein zelf is behoefte aan een goede verkeersdoorstroming en voldoende parkeergelegenheid. Veel kavels zijn eigenlijk te klein voor de grote vrachtwagens van nu. Bij
Kennisakkoord 3: herstructurering zou kunnen worden gekeken naar verbreding van wegen en parkeerstroken. Een ander resultaat is dat een meerderheid van de ondervraagden behoefte heeft aan een netwerk van toeleveranciers op het terrein. Ondernemers willen graag hun leveranciers van dagelijks gebruikt materiaal dicht bij huis hebben. Eén van de ondervraagden zei: “Als we gaan verhuizen, kijken we eerst wie daar al zitten.” Een groenstrook staat leuk aan de rand, maar op het terrein zelf vormt het een obstakel voor de gebruikers. Om het terrein toch aantrekkelijker te maken kan worden gekeken naar verschillende soorten bestrating of eenheid in de architectuur.
Onderzoek naar duurzame gebiedsexploitatie als alternatief voor gebiedsontwikkeling door AT Osborne Het kennisakkoord met AT Osborne gaat over duurzame gebiedsexploitatie als alternatief voor gebiedsontwikkeling. Er zijn in het onderzoek drie (aan) Mooi Nederland (gerelateerde) voorbeeldprojecten doorgerekend op basis van reële geldstromen: Spoorzone Roosendaal, Verbinding A8-A9 en Plan Hellenbeek. Hoe is zuinig ruimtegebruik rendabel te maken? En kan het bijdragen aan nieuwe creatieve functiecombinaties en duurzame gebiedsexploitatie? Resultaten van het onderzoek zijn te vinden op www.kennispleinmooinederland.nl
229
“
Kennisakkoord 4: Onderzoek naar duurzame energielandschappen
Deens eiland als inspiratiebron voor Goeree-Overflakkee
”
Ir. Rudi van Etteger | MA Universitair Docent Landschapsarchitectuur, WUR Ir. Renée de Waal | AIO landschapsarchitectuur, WUR Dr. Dipl. Ing. Sven Stremke | Universitair docent landschapsarchitectuur, WUR
230
Het atelier Landscape Architecture and Planning van de WUR koppelde het onderzoeksthema Duurzame energielandschappen aan het voorbeeldproject van Mooi Nederland: ‘Beleef het op Goeree-Overflakkee!’. Duurzame energielandschappen in Zeeland, Denemarken en Zweden
De samenwerking tussen het programma Mooi Nederland en Wageningen University is begonnen in de zomer van 2010. Twee onderzoekers van de leerstoelgroep Landschapsarchitectuur waren toen betrokken bij de voorselectie van inzendingen voor de categorie ‘identiteit van energielandschappen’. Het vormgeven van duurzame energielandschappen is al enige jaren een belangrijk onderzoeksthema aan Wageningen University. Het Mooi Nederland-voorbeeldproject ‘Beleef het op GoereeOverflakkee!’ leende zich goed voor het masteratelier, omdat de
onderzoeksvragen zich richtten op de regionale schaal, op het inzetten van een mix van duurzame energiebronnen en op de landschapsbeleving door zowel bewoners als bezoekers van het eiland. De opgave is hier nadrukkelijk niet alleen om te onderzoeken hoe zoveel mogelijk duurzame energie uit het landschap gehaald kan worden, maar ook hoe de overgang naar duurzame energie kansen biedt voor ruimtelijke ordening en een mooier eiland voor zowel bewoners als recreanten en toeristen. Studenten met de specialisaties Landschapsarchitectuur, Ruimtelijke planning en Sociaal-ruimtelijke analyse konden dus goed uit de voeten met de onderzoeksvragen. Het onderzoeksgebied behelsde tevens het naburige eiland SchouwenDuivenland. Een studiereis naar Denemarken en Zweden, waarbij het duurzame energie-eiland Samsø is bezocht, diende ter inspiratie. De methode die gehanteerd is in het atelier berust op een zogenoemd ‘vijfstappenplan’ (Stremke, 2010), waarin achtereenvolgens:
1 de huidige condities worden geanalyseerd 2 kortetermijnontwikkelingen in kaart worden gebracht 3 mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de vorm van scenario’s worden uitgewerkt 4 integrale ruimtelijke visies worden gemaakt 5 waaruit tenslotte ruimtelijke interventies kunnen worden voorgesteld. De eerste vier stappen hebben de studenten in groepsverband doorlopen, waarna iedere student individueel een uitwerking heeft gemaakt van een interventie. Alle resultaten zijn gedeeld met het Intergemeentelijke Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee en de gemeente Schouwen-Duiveland, die daaruit kennis en inspiratie halen voor toekomstige energietransities op de eilanden.
231
Advies van studenten Bestuurskunde aan Mooi Nederland
232
Het Innovatieprogramma Mooi Nederland wil de kloof tussen beleid, praktijk en onderzoek op het gebied van ruimtelijke ordening verkleinen. Mooi Nederland gaf daarom een workshop aan vierdejaars studenten Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam en vroeg hen: “Hoe kan het Rijk haar nationale opgave van ‘een goede ruimtelijke ordening in ruimtelijke plannen’ waarborgen ten tijde van decentralisatie, deregulering en bezuiniging”? Ruimtelijke kwaliteit is een onderdeel van een goede ruimtelijke ordening. De studenten gaven Mooi Nederland drie adviezen: Advies 1: Zet in op netwerksturing
Decentralisatie en deregulering van ruimtelijk beleid vragen om meer aansturing vanuit het regionale RO-netwerk. Overheden moeten sterker sturen op netwerken om verbindingen en onderlinge contacten tussen betrokken partijen te leggen. Dit is een manier om kwaliteit in ruimtelijke plannen te genereren. Ook moet aansturing meer via horizontale structuren (verbindingen tussen gelijkwaardige partijen) plaatsvinden. Voor het Rijk is een coördinerende taak tussen verschillende overheidslagen én het provinciaal bestuur weggelegd: “Organiseer een heisessie voor alle gedeputeerden om gedeelde belangen te benoemen”. De provincie heeft een subcoördinerende taak richting gemeenten om een intergemeentelijk overleg te organiseren. Verder moeten overheden meer ruimte bieden aan bottom-up processen en aan zelfsturing in de maatschappij. Zorg voor duidelijkheid over rollen en verantwoordelijk-
heden en investeer in goede verbindingen tussen overheid, semipublieke en private actoren. Advies 2: Werk aan onderling vertrouwen
Het Rijk moet, bij decentralisatie van ruimtelijke taken, andere overheden vertrouwen dat zij deze goed zullen uitvoeren. Dit vraagt om een verschuiving in het gedachtegoed: andere overheden staan naast hun eigen belang ook voor het nationale belang en sturen hier op. Bij de overdracht is een goede procesbegeleiding en -bewaking nodig. Het Rijk kan inventariseren welke prikkels er zijn voor andere overheden om aan nationale belangen bij te dragen. Is het een paradox om regels los te laten en toch nationale belangen na te streven? Regionale en nationale belangen hoeven niet perse tegengesteld te zijn. Ook andere overheden hebben er belang bij om de regionale identiteit en kwaliteit te behouden. Vertrouw er op dat provincies en gemeenten met hun plannen ruimtelijke kwaliteit willen behalen. Advies 3: Gebruik creativiteit, kleine innovaties en best practices
Bottom-up sturing en bezuinigingen vragen om creatieve ideeën en kleine innovaties ter verbetering van de leefomgeving, die in grote aantallen veel effect hebben. Maak ook gebruik van best practices uit het buitenland en uit andere sectoren. Denk ook aan investeringen in cultuur voor het aantrekken van bepaalde groepen en bedrijven naar de stad. Conclusie
In de praktijk is genoeg kennis, creativiteit en zelfsturend vermogen aanwezig om van onderaf ruimtelijke kwaliteit te generen. Het Rijk
233
krijgt het advies om andere overheden, semipublieke en private actoren hierbij te stimuleren en met elkaar te verbinden om deze creativiteit en kennis ook daadwerkelijk tot ontplooiing te laten komen. Met dank aan Masterstudenten Bestuurskunde Erasmus Universiteit Rotterdam
4.2 Beleven 234
Na ‘lezen’ bestaat het kennis- en leertraject van Mooi Nederland uit ‘beleven’, het opdoen van ervaringen. Door te zien en te beleven wat er wordt bedoeld met abstracte begrippen als ruimtelijke kwaliteit, door je in een omgeving met ruimtelijke kwaliteit te bevinden, wordt kennis concreet en toepasbaar. Door excursies en zogenaamde projectenparades, Twitter en de Mooi Nederland Pluim beleefden vele professionals en betrokkenen Mooi Nederland. Mooi Nederland Pluim
Iemand die zicht inzet voor een mooi(er) Nederland verdient een pluim. Zeven mensen zijn persoonlijk telefonisch gecomplimenteerd door oud-ministers Cramer en Huizinga voor hun eigen vernieuwende aanpak.
• • • • • • • • • • • • • •
1 3 miljoen euro beschikbaar voor twee tenders 900 bezoekers van de informatiebijeenkomsten 398 aanvragen voor de Innovatieregeling 96 innovatieve voorbeeldprojecten 4 kennisakkoorden 17 projectenparades en 15 excursies 2 Mooi Nederland-events 6 brochures in de reeks “En zo maken we Nederland Mooi” 950 aangemaakte kennisprofielen op www.kennispleinmooinederland.nl 889 volgers op Twitter 17 digitale nieuwsbrieven, 1255 abonnees 22.680 stemmen uitgebracht op 2 publieksprijzen 150 geïnteresseerden voor matchmaking 60 matches gemaakt tussen professionals
235
236
Pluimen voor: Henk Koster
Vanwege de unieke aanpak waarmee de voorzitter van de bewonerscommissie het geliefde Blauwe Dorp van de slopershamer heeft gered. Door acties van de bewoners kregen de woningen monumentenstatus. Daarnaast investeert de gemeente 1,3 miljoen euro in de openbare ruimte en worden de woningen een stuk energiezuiniger gemaakt. Rolf Oldejans
Voor zijn bevlogen inzet voor de groene gebieden rondom de stad Enschede. Oldejans initieerde het Rondje Enschede: een 42 kilometer lang netwerk aan fiets- en wandelroutes rondom Enschede. De aanleg is in 2008 gestart en naar verwachting is het hele rondje in 2018 klaar. Otwin van Dijk
Van Dijk is de stuwende kracht achter de nauwe samenwerking tussen de gemeenten Doetinchem, Oude IJsselstreek, Montferland en Bronckhorst. Dankzij zijn inzet legt niet elke gemeente meer een eigen bedrijventerrein aan, maar wordt er goed samengewerkt bij de aanleg van nieuwe en het opknappen van oude terreinen. Kern van de West-Achterhoekse aanpak is dat het opknappen van oude terreinen betaald wordt met de opbrengst van nieuwe. John de Beijer
De Beijer werd gecomplimenteerd met de zorgvuldige wijze waarop hij het Betuws Bedrijvenpark in de regio Arnhem-Nijmegen
ontwikkelt. De markt neemt bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein verantwoordelijkheid. Daarnaast is het project bijzonder vanwege de goede samenwerking met het nabijgelegen groen- en recreatiegebied De Danenberg. Jan Willem Kamerman
De projectleider van park Lingezegen kreeg om alle betrokken gemeenten op één lijn. Park Lingezegen, gelegen tussen de rivieren Waal en Rijn in de regio Arnhem-Nijmegen, is met zijn 1.500 hectare het grootste stadspark van Nederland. Het ligt in een waterrijke omgeving met landgoederen en agrarische bedrijven. Kamerman kreeg alle betrokken gemeenten op een lijn met een Intergemeentelijke Structuurvisie. Vernieuwend is de sterke nadruk op uitvoerbaarheid. Matthijs Beke
Drijvende kracht achter de sanering van verspreid liggende kassen in Pijnacker-Nootdorp. De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft twee gebieden waar veel verspreid liggend kassen staan: Oude Leede en Katwijkerbuurt. Beke maakt namens de gemeente met tuinders persoonlijke afspraken aan de keukentafel. Dit wordt zeer gewaardeerd. Tom Bade
De bedenker van de landschapsveilingen. Via de landschapsveiling kunnen bedrijven en particulieren het beheer en onderhoud van landschapselementen als heggen, holle wegen en boomgaarden adopteren. Bade ontwikkelde het concept samen met Via Natura en ARK Natuurontwikkeling. Burgers en bedrijven kunnen meedoen via fysieke veilingen in het land of via de website www.groenegoededoelen.nl.
237
Mooi Nederland Prijs
De Mooi Nederland Prijs is twee keer uitgeloofd in het kader van de Innovatieregeling Mooi Nederland. Voor deze publieksprijs kon iedereen stemmen via www.kennispleinmooinederland.nl. Het winnende project ontving de Mooi Nederland Prijs en een extra bijdrage van € 10.000. Genomineerden waren de projecten die een bijdrage uit één van de twee tenders van de Innovatieregeling Mooi Nederland ontvingen. In totaal brachten 22.680 mensen hun stem uit op een project. Onder de stemmers zijn ballonvaarten verloot om vanuit de Mooier Landschap-campagneballon Mooi Nederland te bewonderen. 238
Het project ‘Masterplan Regiopark Noordrand Hoeksche Waard’ ontving met 2319 stemmen de Mooi Nederland Prijs 2009. Het project ‘Trillingen, een bruisende bron van energie’ ontving de publieksprijs een jaar later met 2629 stemmen.
@mooinederland Vandaag beoordeling 2e tender innovatieregeling Mooi Nederland... Prachtige plannen + beperkt budget = rode hoofden leden Adviescommissie. 8 Sep via web
239
Winnaar StedenbouwNu-prijs 2010
“
Het wordt een smakelijk en weelderig, bruikbaar landschap Interview met Jan Maas Stedenbouwkundig ontwerper
240
De StedenbouwNU-prijs is een prijs voor de beste (pas afgestudeerde) stedenbouwkundig ontwerper. Winnaar van de StedenbouwNU-prijs in 2010 was Jan Maas. Hij kreeg een betaalde ontwerpopdracht bij een van de voorbeeldprojecten van Mooi Nederland: Landgoederenzone Maastricht. Gefeliciteerd! Wat heb je ervoor moeten doen?
Voor mijn afstudeerscriptie aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam ontwierp ik een stadspark voor het centrum van de Amsterdamse Zuidas. Ruimtelijke beleving stond centraal: intensivering van perspectieven, ontmoetingen en belevenissen. Hiermee werd ik door de academie voorgedragen voor de StedenbouwNUprijs. Aan een 50-koppige jury leverde ik beelden en een filmpje over het project. Zij nomineerden 3 van de 18 ingediende projecten voor de prijs en ik won!
Wat was de prijs?
”
Dat was leuk: ik won een betaalde ontwerpopdracht ter waarde van €20.000,- binnen het Innovatieprogramma Mooi Nederland. Uit zes projecten koos ik de ontwikkeling van stadslandbouw in de ‘Landgoederenzone van Maastricht’. Dit was voor mij de leukste opgave: het betrof een stadsrand van onbekend en onbemind gebied, waarbij de uitbreiding van de campus naar de mooie landschapstuin van het kasteel een lonkend perspectief bood. Daarnaast was er nog geen andere landschapsarchitect bij dit project betrokken, waardoor ik de vrije hand kreeg. Wat ontwierp je en is het al te bewonderen?
Ik schreef een projectplan voor de ontwikkeling van een prachtig uitloop- en verblijfsgebied voor de Kanjelzone in Maastricht. Ik ontwierp een landschapspark waarbij ieder onderdeel zelfstandig betekenis heeft voor de boer, de wijnboer, waterschap of hoge-
school. Geen moderne scheiding tussen vorm en functie, maar een smakelijk en weelderig, bruikbaar landschap. Het plan heb ik onlangs opgeleverd, dus het valt nu nog niet in real life te bewonderen. Het spel van fasering, uitbreiding en budget is nu eerst aan de orde. Op welk element in je plan ben je het meest trots?
Ik ben trots op het effect dat het samenspel van elementen heeft: de vereniging van landschap en stedenbouw maakt dat iets wat nuttig is mooi wordt gemaakt. Mooi, recreatief, ecologisch waardevol en soortenrijk.
241
4.3 Doen De meest intensieve vorm van leren is waarin men samen iets maakt. Deze leervormen kennen een dubbelslag: het oplossen van een eigen praktisch knelpunt en een kijkje in de keuken bij een ander. Door praktijkervaringen te delen, ontstaat zicht op (en inzicht in) structurele vraagstukken in ruimtelijke ordening. Projectenparades
De projectleiders en andere geïnteresseerden deelden tijdens projectenparades hun ervaringen en kennis en tilden zo alle projecten naar een hoger niveau. 242
Matchmaking
Een lerend netwerk komt tot leven als mensen naast inspirerende voorbeelden ook concrete handvatten vinden voor hun eigen werkpraktijk en antwoord krijgen op vragen. Dit individuele aspect heeft binnen het programma Mooi Nederland een plek gekregen in de vorm van Matchmaking. Met Matchmaking Mooi Nederland zijn 60 mensen gematched en nog eens 25 mensen met elkaar in contact gebracht. Match: Stadsas Deventer en het Kleinpolderplein
Op initiatief van Matchmaking bracht Johan Goossens, projectleider van het project Kleinpolderplein (Rotterdam) een bezoek aan de Stadsas Deventer, in combinatie met een Mooi Nederland-excursie en een gesprek met Sjoerd Cusveller van de provincie Overijssel. Een paar maanden later was het tijd voor een tegenbezoek aan Rotterdam van Kitty Schoorlemmer en Jan Nakken van de gemeente
Deventer en Anna Hakkens als stedenbouwkundige van de Stadsas Deventer. Johan Goossens vond de ontmoeting leuk en interessant om kennis, ervaringen en tips uit te wisselen. Het Kleinpolderplein is verder gevorderd dan Stadsas Deventer en Rotterdam is een grotere stad met meer menskracht. Het advies van de Rotterdammers aan Deventer: “Doe het! Ga aan de slag met realisatie van de Stadsas en laat zien dat je het durft.” De deelnemers zijn enthousiast over Matchmaking en vindt het een ‘perfecte vorm’ om op deze manier te leren van elkaar. Match: de wethouder en de ontwikkelaar
De match tussen wethouder Arnold Jansen van de gemeente Gennep en Rinkjan Postma van BOEi werd live gemaakt op het Mooi Nederland Evenement in IJsselstein. Arnold vertelde graag gematched te willen worden met een ontwikkelaar. Rinkjan werkt bij BOEi aan de (her)ontwikkeling van industrieel erfgoed en wil wellicht ooit wethouder worden. Ze spraken af dat Postma een dagdeel met Jansen zou meelopen. Hij ging mee naar alle afspraken en ze hebben samen in Gennep een aantal ontwikkelingen bekeken. Arnold Jansen: “Omdat er geen projectbelangen zijn, kon werkelijk open van gedachten gewisseld worden. Dat maakte de ontmoeting bijzonder waardevol. We zijn van plan om contact te houden en elkaar nog eens te bellen om samen te ‘sparren’.”
243
244
orn | Ceciel van Iperen | Cees Anton de Vries | Cees Moerman | Cees-Jan Pen | Charlot Teng | Conny Raijmaekers | Corian Hugenholtz | Daniëlle van Dijk | David van Zelm van Eldik | Debbie Nuijten | Dennis Kierkels | D arwijk | Edward Stigter | Eelco van Eijk | Ellen Peper | Els Snijders | Eric Woerdings | Eva Stegmeijer | Evelien Eshuis | Evelina Loberg | Felicia Luitwieler | Frank van Vliet | Frans Boekema | Frans Soeterbroek | Gé Huisma makers | Gert-Jan Gieslink | Geske Barendregt | Gielijn Blom | Goof van Vliet | Hanneke Klaaijsen | Hans de Wind | Hans Reijnen | Harald Blonk | Harry Boschloo | Hella van der Wijst | Henk Ovink | Henri Deelstra | H mse | Hilde Blank | Hiltje van der Wal | Jaap Renkema | Jac. Meter | Jan Eikema | Jan van der Linden | Jannemarie de Jonge | Jantienne van der Meij | Jessie Wagenaar | Jonel Nugteren | Jurgen van der Heijden | Karl Blo Kersten Nabielek | Liesbeth Schipper | Liesbeth van der Pol | Linda Koops | Lodewijk Lacroix | Luc Mutsaers | Luuk Boelens | Luuk Tepe | Lynke Koopal | Maaike Kokx | Maike de Lange | Marco van Hoek | Margit Koeso ndael | Marije Hulsinga | Mariska Aanhane | Marius Brants | Marja van der Tas | Mark Leunissen | Marloes Hoogerbrugge | Martijn Mentink | Maxim Snippe | Merel Quekel | Miguel Israel | Mischa Keijser | Nancy Ark gen | Niels Sorel | Nieske Bisschop | Olof van de Wal | Onno Prevo | Ottilie Nieuwenhuis | Patrick Broekhuis | Paul van Dijk | Peter Heerema | Peter van Asselt | Peter van der Gugten | Pieter van Ree | Ralph Muller | Ra o Ottervanger | Renée de Waal | Renée Mekel | Rikus Wolbers | Rob Hartman | Rob Mathlener | Rob van Apeldoorn | Ron de Haan | Ronald Kaat | Rudi Thomas | Rudy Stroink | Ruth Maassen | Sandra van der Steen | e Ketelaars | Sophie Jongeneel | Sven Stremke | Thomas Buijs | Tim van Putten | Tjeerd Okkes | Tjerk Ruimschotel | Ton Heeren | Victor Gijsbers | Virgil Rerimassie | Wendy van Schie | Willem Huizing | Willemijne Moes Schilp | Yttje Feddes | Zjèf Budé | Ad de Bont | Anita de Zeeuw | Anke van Iersel | Anne Kruft | Anneke de Vries | Annemiek Rijckenberg | Annemiek Tromp | Bart Vink | Bas van Horn | Bas van Kooperen | Bas Verweij | Be wijn Kortbeek | Bram Ueffing | Brenda Vervoorn | Ceciel van Iperen | Cees Anton de Vries | Cees Moerman | Cees-Jan Pen | Charlot Teng | Conny Raijmaekers | Corian Hugenholtz | Daniëlle van Dijk | David van Zelm v n | Dennis Kierkels | Dorien Brunt | Dre van Marwijk | Edward Stigter | Eelco van Eijk | Ellen Peper | Els Snijders | Eric Woerdings | Eva Stegmeijer | Evelien Eshuis | Evelina Loberg | Felicia Luitwieler | Frank van Vliet | Fr Soeterbroek | Gé Huismans | Gé Wagemakers | Gert-Jan Gieslink | Geske Barendregt | Gielijn Blom | Goof van Vliet | Hanneke Klaaijsen | Hans de Wind | Hans Reijnen | Harald Blonk | Harry Boschloo | Hella van der W Deelstra | Herman Bohn | Hetti Willemse | Hilde Blank | Hiltje van der Wal | Jaap Renkema | Jac. Meter | Jan Eikema | Jan van der Linden | Jannemarie de Jonge | Jantienne van der Meij | Jessie Wagenaar | Jonel Nug ijden | Karl Blokland | Kees de Jong | Kersten Nabielek | Liesbeth Schipper | Liesbeth van der Pol | Linda Koops | Lodewijk Lacroix | Luc Mutsaers | Luuk Boelens | Luuk Tepe | Lynke Koopal | Maaike Kokx | Maike de La Margit Koesoemo Joedo | Maria Heijdendael | Marije Hulsinga | Mariska Aanhane | Marius Brants | Marja van der Tas | Mark Leunissen | Marloes Hoogerbrugge | Martijn Mentink | Maxim Snippe | Merel Quekel | M a Keijser | Nancy Arkema | Neline van Hofwegen | Niels Sorel | Nieske Bisschop | Olof van de Wal | Onno Prevo | Ottilie Nieuwenhuis | Patrick Broekhuis | Paul van Dijk | Peter Heerema | Peter van Asselt | Peter van de e | Ralph Muller | Raymond Linssen | Remko Ottervanger | Renée de Waal | Renée Mekel | Rikus Wolbers | Rob Hartman | Rob Mathlener | Rob van Apeldoorn | Ron de Haan | Ronald Kaat | Rudi Thomas | Rudy Stro en | Sandra van der Steen | Simon Brijder | Simone Ketelaars | Sophie Jongeneel | Sven Stremke | Thomas Buijs | Tim van Putten | Tjeerd Okkes | Tjerk Ruimschotel | Ton Heeren | Victor Gijsbers | Virgil Rerimassie | We m Huizing | Willemijne Moes | Wim Derksen | Yigall Schilp | Yttje Feddes | Zjèf Budé | Ad de Bont | Anita de Zeeuw | Anke van Iersel | Anne Kruft | Anneke de Vries | Annemiek Rijckenberg | Annemiek Tromp | Bart Vink n Kooperen | Bas Verweij | Bert Groffen | Boudewijn Kortbeek | Bram Ueffing | Brenda Vervoorn | Ceciel van Iperen | Cees Anton de Vries | Cees Moerman | Cees-Jan Pen | Charlot Teng | Conny Raijmaekers | Corian Hu le van Dijk | David van Zelm van Eldik | Debbie Nuijten | Dennis Kierkels | Dorien Brunt | Dre van Marwijk | Edward Stigter | Eelco van Eijk | Ellen Peper | Els Snijders | Eric Woerdings | Eva Stegmeijer | Evelien Eshuis | Luitwieler | Frank van Vliet | Frans Boekema | Frans Soeterbroek | Gé Huismans | Gé Wagemakers | Gert-Jan Gieslink | Geske Barendregt | Gielijn Blom | Goof van Vliet | Hanneke Klaaijsen | Hans de Wind | Hans Rei y Boschloo | Hella van der Wijst | Henk Ovink | Henri Deelstra | Herman Bohn | Hetti Willemse | Hilde Blank | Hiltje van der Wal | Jaap Renkema | Jac. Meter | Jan Eikema | Jan van der Linden | Jannemarie de Jonge | Ja Jessie Wagenaar | Jonel Nugteren | Jurgen van der Heijden | Karl Blokland | Kees de Jong | Kersten Nabielek | Liesbeth Schipper | Liesbeth van der Pol | Linda Koops | Lodewijk Lacroix | Luc Mutsaers | Luuk Boelens | Lu l | Maaike Kokx | Maike de Lange | Marco van Hoek | Margit Koesoemo Joedo | Maria Heijdendael | Marije Hulsinga | Mariska Aanhane | Marius Brants | Marja van der Tas | Mark Leunissen | Marloes Hoogerbrugge m Snippe | Merel Quekel | Miguel Israel | Mischa Keijser | Nancy Arkema | Neline van Hofwegen | Niels Sorel | Nieske Bisschop | Olof van de Wal | Onno Prevo | Ottilie Nieuwenhuis | Patrick Broekhuis | Paul van Dijk | an Asselt | Peter van der Gugten | Pieter van Ree | Ralph Muller | Raymond Linssen | Remko Ottervanger | Renée de Waal | Renée Mekel | Rikus Wolbers | Rob Hartman | Rob Mathlener | Rob van Apeldoorn | Ron de Rudi Thomas | Rudy Stroink | Ruth Maassen | Sandra van der Steen | Simon Brijder | Simone Ketelaars | Sophie Jongeneel | Sven Stremke | Thomas Buijs | Tim van Putten | Tjeerd Okkes | Tjerk Ruimschotel | Ton Heer Rerimassie | Wendy van Schie | Willem Huizing | Willemijne Moes | Wim Derksen | Yigall Schilp | Yttje Feddes | Zjèf Budé | Ad de Bont | Anita de Zeeuw | Anke van Iersel | Anne Kruft | Anneke de Vries | Annemiek Rijck | Bart Vink | Bas van Horn | Bas van Kooperen | Bas Verweij | Bert Groffen | Boudewijn Kortbeek | Bram Ueffing | Brenda Vervoorn | Ceciel van Iperen | Cees Anton de Vries | Cees Moerman | Cees-Jan Pen | Charlot Ten aekers | Corian Hugenholtz | Daniëlle van Dijk | David van Zelm van Eldik | Debbie Nuijten | Dennis Kierkels | Dorien Brunt | Dre van Marwijk | Edward Stigter | Eelco van Eijk | Ellen Peper | Els Snijders | Eric Woerding n Eshuis | Evelina Loberg | Felicia Luitwieler | Frank van Vliet | Frans Boekema | Frans Soeterbroek | Gé Huismans | Gé Wagemakers | Gert-Jan Gieslink | Geske Barendregt | Gielijn Blom | Goof van Vliet | Hanneke Klaa Hans Reijnen | Harald Blonk | Harry Boschloo | Hella van der Wijst | Henk Ovink | Henri Deelstra | Herman Bohn | Hetti Willemse | Hilde Blank | Hiltje van der Wal | Jaap Renkema | Jac. Meter | Jan Eikema | Jan van marie de Jonge | Jantienne van der Meij | Jessie Wagenaar | Jonel Nugteren | Jurgen van der Heijden | Karl Blokland | Kees de Jong | Kersten Nabielek | Liesbeth Schipper | Liesbeth van der Pol | Linda Koops | Lodewijk ers | Luuk Boelens | Luuk Tepe | Lynke Koopal | Maaike Kokx | Maike de Lange | Marco van Hoek | Margit Koesoemo Joedo | Maria Heijdendael | Marije Hulsinga | Mariska Aanhane | Marius Brants | Marja van der Ta oes Hoogerbrugge | Martijn Mentink | Maxim Snippe | Merel Quekel | Miguel Israel | Mischa Keijser | Nancy Arkema | Neline van Hofwegen | Niels Sorel | Nieske Bisschop | Olof van de Wal | Onno Prevo | Ottilie Nieuw huis | Paul van Dijk | Peter Heerema | Peter van Asselt | Peter van der Gugten | Pieter van Ree | Ralph Muller | Raymond Linssen | Remko Ottervanger | Renée de Waal | Renée Mekel | Rikus Wolbers | Rob Hartman | R peldoorn | Ron de Haan | Ronald Kaat | Rudi Thomas | Rudy Stroink | Ruth Maassen | Sandra van der Steen | Simon Brijder | Simone Ketelaars | Sophie Jongeneel | Sven Stremke | Thomas Buijs | Tim van Putten | Tjee chotel | Ton Heeren | Victor Gijsbers | Virgil Rerimassie | Wendy van Schie | Willem Huizing | Willemijne Moes | Wim Derksen | Yigall Schilp | Yttje Feddes | Zjèf Budé | Ad de Bont | Anita de Zeeuw | Anke van Iersel | An s | Annemiek Rijckenberg | Annemiek Tromp | Bart Vink | Bas van Horn | Bas van Kooperen | Bas Verweij | Bert Groffen | Boudewijn Kortbeek | Bram Ueffing | Brenda Vervoorn | Ceciel van Iperen | Cees Anton de Vries an Pen | Charlot Teng | Conny Raijmaekers | Corian Hugenholtz | Daniëlle van Dijk | David van Zelm van Eldik | Debbie Nuijten | Dennis Kierkels | Dorien Brunt | Dre van Marwijk | Edward Stigter | Eelco van Eijk | Elle rs | Eric Woerdings | Eva Stegmeijer | Evelien Eshuis | Evelina Loberg | Felicia Luitwieler | Frank van Vliet | Frans Boekema | Frans Soeterbroek | Gé Huismans | Gé Wagemakers | Gert-Jan Gieslink | Geske Barendregt | G et | Hanneke Klaaijsen | Hans de Wind | Hans Reijnen | Harald Blonk | Harry Boschloo | Hella van der Wijst | Henk Ovink | Henri Deelstra | Herman Bohn | Hetti Willemse | Hilde Blank | Hiltje van der Wal | Jaap Renk kema | Jan van der Linden | Jannemarie de Jonge | Jantienne van der Meij | Jessie Wagenaar | Jonel Nugteren | Jurgen van der Heijden | Karl Blokland | Kees de Jong | Kersten Nabielek | Liesbeth Schipper | Liesbeth van | Lodewijk Lacroix | Luc Mutsaers | Luuk Boelens | Luuk Tepe | Lynke Koopal | Maaike Kokx | Maike de Lange | Marco van Hoek | Margit Koesoemo Joedo | Maria Heijdendael | Marije Hulsinga | Mariska Aanhane | M van der Tas | Mark Leunissen | Marloes Hoogerbrugge | Martijn Mentink | Maxim Snippe | Merel Quekel | Miguel Israel | Mischa Keijser | Nancy Arkema | Neline van Hofwegen | Niels Sorel | Nieske Bisschop | Olof van | Ottilie Nieuwenhuis | Patrick Broekhuis | Paul van Dijk | Peter Heerema | Peter van Asselt | Peter van der Gugten | Pieter van Ree | Ralph Muller | Raymond Linssen | Remko Ottervanger | Renée de Waal | Renée Mek artman | Rob Mathlener | Rob van Apeldoorn | Ron de Haan | Ronald Kaat | Rudi Thomas | Rudy Stroink | Ruth Maassen | Sandra van der Steen | Simon Brijder | Simone Ketelaars | Sophie Jongeneel | Sven Stremke | utten | Tjeerd Okkes | Tjerk Ruimschotel | Ton Heeren | Victor Gijsbers | Virgil Rerimassie | Wendy van Schie | Willem Huizing | Willemijne Moes | Wim Derksen | Yigall Schilp | Yttje Feddes | Zjèf Budé | Ad de Bont | Anit sel | Anne Kruft | Anneke de Vries | Annemiek Rijckenberg | Annemiek Tromp | Bart Vink | Bas van Horn | Bas van Kooperen | Bas Verweij | Bert Groffen | Boudewijn Kortbeek | Bram Ueffing | Brenda Vervoorn | Ceciel de Vries | Cees Moerman | Cees-Jan Pen | Charlot Teng | Conny Raijmaekers | Corian Hugenholtz | Daniëlle van Dijk | David van Zelm van Eldik | Debbie Nuijten | Dennis Kierkels | Dorien Brunt | Dre van Marwijk | Ed an Eijk | Ellen Peper | Els Snijders | Eric Woerdings | Eva Stegmeijer | Evelien Eshuis | Evelina Loberg | Felicia Luitwieler | Frank van Vliet | Frans Boekema | Frans Soeterbroek | Gé Huismans | Gé Wagemakers | Gert-Ja
Met dank aan:
…en alle anderen die Mooi Nederland een warm hart toedroegen!
Dit is een uitgave van het
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Postbus 30940 | 2500 gx Den Haag Fotografie Anke van Iersel Mischa Keijser en anderen Opmaak vijfkeerblauw (R71 | 282971) Het kennis- en leertraject Mooi Nederland was een samenwerking van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu, Nicis Institute, Royal Haskoning, Schuttelaar & Partners en Wing. Meer informatie t 0800-8051 www.rijksoverheid.nl juni 2011