Montage- en reparatiehandleiding Mechanische schijfrem met zwevende remklauw Type PAN 17
Uitgave 1
Copyright WABCO 2006
Vehicle Control Systems
8150600653
Wijzigingen voorbehouden Versie 001/12.05(nl) 815 060 065 3
4444
Inhoudsopgave
Pag. 1.
2.
Beschrijving van de mechanische schijfrem met zwevende remklauw
4
1.1
4
Inleiding
Onderhoudsvoorschriften
6
2.1
Veiligheidstips bij reparatie
6
2.2
Controle remmen
6
2.2.1
Controle luchtspleet
7
2.2.2
Controle automatische nastelling
7
2.3
Controle remblokken
8
2.4
Controle remschijven
9
3.
Vervangen remblokken
10
4.
Vervangen rem
17
5.
Vervangen afdichtingen
18
5.1
Vervangen stofkappen en bussen van de geleidebouten
19
5.2
Vervangen stofkap van de nastelschroef
24
6.
Vervangen remcilinder
26
Tabel 1: Boutmaten [BM] en aanhaalmomenten [Nm]
29
Exploded view van de te vervangen delen PAN 17
30
Tip: Deze handleiding is bestemd voor gekwalificeerd personeel. Werkzaamheden aan de remmen mogen alleen plaatsvinden, wanneer de noodzakelijke paragrafen zijn gelezen en begrepen. De veiligheidsvoorschriften volgens paragraaf 2.1 moeten in acht worden genomen en nagekomen. Deze handleiding is door de auteurswet beschermd. Alle rechten voorbehouden. Deze brochure valt niet onder een wijzigingsdienst. Nieuwe versies vindt u in INFORM op onze internetsite www.wabco-auto.com onder opgave van het brochurenummer 815 060 065 3. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming van WABCO worden gereprocuceerd, in een computer worden opgeslagen of in welke vorm of op welke wijze dan ook worden overgenomen, gefotokopieerd of vastgelegd.
1
3
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw
1.
Beschrijving van de mechanische schijfrem met zwevende remklauw
1.1
Inleiding
De "PAN"-rem is een schijfrem met zwevende remklauw. De PAN is geschikt voor montage op de voor- en achterassen van bedrijfsvoertuigen als bedrijfs-, hulpen parkeerrem. De PAN wordt mechanisch door de membraan- of veerkamercilinder bediend. De cilinder is direct op het deksel van de remklauw gemonteerd. Door de directe verbinding van de remcilinder op de remklauw is de inbouwlengte zo kort mogelijk. Hierdoor zijn de inbouwcondities optimaal. De complete schijfrem, incl. de remcilinder, bestaat uit 2 bouwgroepen: •
remklauw (1)
•
remdrager (2)
Een eenvoudige, snelle vervanging van de remblokken is mogelijk door de radiale open constructie van de remklauw. Om slijtage van de remblokken tegen te gaan is de bedieningseenheid van de rem met een automatische remnasteller uitgevoerd. Deze houdt een vastgestelde luchtspleet, onafhankelijk van de belasting of de omstandigheden, constant. Dit leidt samen met de stabiele en stijve constructie van de remklauw tot een betrouwbare beheersing van de bedieningsweg en verhoogt de reserve voor noodremmingen. Alle rubberdelen en de vetvullingen zijn, mits niet beschadigd, onderhoudsvrij.
De remklauw (1) schuift axiaal over de geleidebouten (8, 9) van de remdrager (2). De remblokken (35, 36) zijn axiaal verschuifbaar in de remdrager. De remblokken worden geklemd door de veiligheidsbeugel (38) en drukveren (37) – zie afb. 1 tot 3.
De schijfrem is optioneel met een slijtage-indicator (40) uitgevoerd.
1
2
Afb. 1
4
1
Schijfrem met zwevende remklauw 2.
PAN 17
Onderhoudsvoorschriften 1
2 19 10
5 9
4 8
7
6 21
Afb. 2: Bovenaanzicht en doorsnede
37 35
38
22
36 40 19
39
21
12
Afb. 3: Zijaanzicht en doorsnede
5
PAN 17 2.
Schijfrem met zwevende remklauw
Onderhoudsvoorschriften Bij het de- en monteren van de rem aan het voertuig moet een tweede monteur helpen i.v.m. het grote gewicht. Risico op verwondingen!
Deze handleiding beschrijft de juiste manier om schijfremmen te repareren of te vervangen. De boutmaten en de aanhaalmomenten staan in tabel 1 (zie pag. 29). Er mag uitsluitend WABCO vet, bijgevoegd in de reparatiesets, worden gebruikt.
2.1
Als de rem gedemonteerd is, is het aan te raden om er alleen aan te werken wanneer deze in een bankschroef staat i.v.m. de grote los- en aanhaalmomenten. Risico op verwondingen!
Veiligheidstips bij reparatie
De goede, technische staat van een schijfrem is noodzakelijk voor een veilige rit en betrouwbare remmen.
Slijtagegrenzen van remblokken en remschijf dienen te worden gecontroleerd! Bij versleten remblokken of remschijf kan een verminderde remwerking of zelfs uitval van de rem optreden. Gevaar voor ongelukken! Verbrande, verglaasde of (met olie) vervuilde remblokken moeten worden vervangen. Vervangen van remblokken dient altijd per as te gebeuren! Bij reparaties aan de rem moet het voertuig op een vlakke ondergrond staan en tegen wegrollen zijn beveiligd. Voor het opbokken en beveiligen van het voertuig mogen alleen de daarvoor geschikte materialen worden gebruikt. Tijdens het werken aan het remsysteem moet het zeker zijn, dat de rem NIET wordt bediend. Bij gedemonteerde remblokken mag de rem niet worden bediend! Risico op verwondingen! Bij het repareren van de rem mogen vuile onderdelen niet met perslucht of een hogedrukspuit worden schoongemaakt. Risico op verwondingen! Kans op beschadiging van rubberdelen! Bij het werken aan de rem, bijv. bij het verschuiven van de remklauw, alleen de buitenkant met de hand vastpakken, zodat de vingers niet tussen de remklauw en de remdrager kunnen komen.
6
De remklauw met de nasteleenheid mag niet worden geopend. Daarom mogen de bouten op het deksel van de remklauw niet worden losgedraaid. Er mogen alleen originele WABCO reparatiesets en de door de voertuigfabrikant voorgeschreven remblokken worden gebruikt. Repareren alleen met het voorgeschreven gereedschap. GEEN slagmoersleutel of ander aangedreven gereedschap gebruiken! Bouten en moeren alleen met de voorgeschreven aanhaalmomenten vastzetten. Bij nieuwe remblokken mag er op de eerste 50 km geen maximale beremming plaatsvinden. Langdurig remmen en plotseling remmen dienen ook te worden vermeden. De rem moet bij een grove beschadiging of slijtage van de gietdelen (bijv. scheuren) volgens de instructies worden vervangen. Ter afsluiting van een reparatie moet het voertuig op de remmenbank worden getest of er moet een proefrit met controle worden gemaakt.
2.2
Controle remmen Let op: Geen slagmoersleutel gebruiken! Bij het werken aan de rem, bijv. bij het verschuiven van de remklauw, alleen de buitenkant met de hand vastpakken, zodat de vingers niet tussen de remklauw en de remdrager kunnen komen!
Schijfrem met zwevende remklauw
PAN 17
2.2.1 Controle luchtspleet Algemene aanwijzing: De draairichting en het aanhaalmoment van de zeskant van de nastelling staan in tabel 1, pos. I. De bedieningscilinder hoeft niet te worden gedemonteerd.
39
Werkwijze: •
Zeskantschroef (39) met sleutel 17 van de veiligheidsbeugel (38) losdraaien en verwijderen.
•
Veiligheidsbeugel (38) uit de remklauw (1) trekken.
•
De drie drukveren (37) verwijderen.
•
Kabelgoot (40) gedeeltelijk wegduwen.
38
Afb. 4
1
40
37
Tip: Remblokken en drukplaat blijven gemonteerd.
1
35
•
Remklauw in de richting van de velgkant verschuiven en de luchtspleet d.m.v. de voeler controleren. 0,5 mm ≤ luchtspleet ≤ 1,2 mm.
Tip: Voeler altijd in het midden tussen de remklauw (1) en de remblokdrager (35) zetten. Is de luchtspleet buiten de grenswaarde, dan moet de nastelling volgens par. 2.2.2 worden gecontroleerd.
2.2.2 Controle automatische nastelling
Afb. 5
Werkwijze: •
Afsluitdop (12) van de nastelling verwijderen.
•
Met een ringsleutel de zeskant (22) van de nastelling verdraaien en een luchtspleet van 2 à 3 mm instellen.
Let op: De controle van de nastelling is alleen bij een ingestelde luchtspleet van 2 à 3 mm mogelijk.
12
De ruimte voor de ringsleutel moet groot genoeg zijn, zodat deze tijdens het verdraaien niet wordt gehinderd. Geen steeksleutel voor de zeskant (22) van de nastelling gebruiken. Geen extreme krachten op de zeskant uitoefenen.
Afb. 6
22
7
PAN 17
•
Schijfrem met zwevende remklauw
Rem 5 keer licht bedienen (ca. 1 bar). Bij functionerende nastelling moet de ringsleutel tegen de klok in, stapsgewijs worden teruggedraaid.
22
Tip: Bij toename van de nastelling wordt de verdraaiing van de ringsleutel kleiner. De slag van de ringsleutel verandert a) helemaal niet b) alleen bij de eerste slag c) bij iedere slag heen en terug, dus werkt de nastelling niet correct. Afb. 7
Rem volgens par. 4. vervangen! •
Na het testen van de nastelling, de luchtspleet op 1 mm instellen, zoals in par. 3. beschreven.
•
Afsluitdop (12) monteren, hierbij op de afdichting letten.
2.3
Controle remblokken
12
Werkwijze: Tip: De dikte van de remblokken moet, afhankelijk van het voertuiggebruik, regelmatig bij servicebeurten en in het kader van de wettelijke voorschriften, worden gecontroleerd. Verbrande, verglaasde of (met olie) vervuilde remblokken moeten worden vervangen.
Afb. 8
Vervangen van remblokken dient altijd per as te gebeuren!
Werkwijze: Let op: Om beschadiging van de remschijf te voorkomen moeten de remblokken worden vervangen, wanneer de dikte het minimum heeft bereikt. A = Dikte remblok met remblokdrager minimaal 9 mm. De remblokken volgens par. 3 vervangen.
Remblok Remblokdrager
B = Dikte nieuw remblok zonder remblokdrager 19 mm. C = Totale dikte nieuw remblok met remblokdrager 26 mm. •
8
Na de controle, de kabelgoot (40) positioneren, de drukveren (37) monteren en de veiligheidsbeugel (38) met zeskantschroef (39) aan de remklauw bevestigen (voorgeschreven aanhaalmoment zie tabel 1, pos. II).
Afb. 9
Schijfrem met zwevende remklauw
PAN 17
Met slijtage-indicator: Bij het oplichten van de waarschuwingslamp in het voertuig is de minimale remblokdikte bereikt. De versleten remblokken moeten worden vervangen. Zie par. 3.
2.4
Controle remschijven
Werkwijze: •
Remblokken volgens par. 3. demonteren.
•
Dikte remschijf meten over het raakvlak met de remblokken.
D = Totale dikte van een nieuwe remschijf 34 mm. E = Slijtagegrens 28 mm, de remschijf moet worden vervangen. Let op: Slijtagegrenzen van remblokken en remschijf dienen te worden gecontroleerd! Bij versleten remblokken of remschijf kan een verminderde remwerking of zelfs uitval van de rem optreden. Gevaar voor ongelukken!
Afb. 10
Het wordt aanbevolen remschijven per as te vervangen! Ook is het aan te raden om tegelijkertijd nieuwe remblokken te monteren.
Controle van de remschijf: Remschijf op scheuren, oppervlaktegesteldheid en op slijtagemaat controleren. A = Vertakte scheurvorming= toelaatbaar B = Tot aan het naafmidden lopende scheuren tot max. 0,5 mm breedte= toelaatbaar C = Oneffenheden van het schijfoppervlak minder dan 1,5 mm = toelaatbaar D = Doorlopende scheuren= ontoelaatbaar a = Remoppervlak
Afb. 11
9
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw
Remschijf controleren (op slag): •
Meetklok op de remdrager bevestigen.
•
Bij gemonteerde remschijf, remschijf door het draaien van de wielnaaf volgens afb. 12 controleren. Grenswaarde 0,15 mm.
•
Bij hogere waarden de remschijf(ven) vervangen.
•
Remblokken monteren en luchtspleet instellen. Werkwijze volgens par. 3.
3.
Afb. 12
Vervangen remblokken Let op: Geen slagmoersleutel gebruiken. Remklauw bij het verschuiven alleen aan de buitenkant met de hand vastpakken, zodat er geen vinger tussen de remklauw en de remdrager komt!
Werkwijze bij demontage remblokken: Tip: De kabelbevestiging aan de rem kan per type anders zijn. In dit geval moet erop worden gelet, dat de bevestiging overeenkomt met de originele! •
Steker losmaken (pijl) en steker eruit trekken.
Afb. 13
•
Zeskantschroef (39) met sleutel 17 van de veiligheidsbeugel (38) losdraaien en verwijderen.
39
38
10
Afb. 14
Schijfrem met zwevende remklauw
PAN 17
38 •
Veiligheidsbeugel (38) uit de remklauw (1) trekken.
•
De drie drukveren (37) van de remblokken (35, 36) en de drukplaat (19) verwijderen.
•
Kabelgoot (40) met voeler van de remblokken verwijderen.
•
Veerclip(s) (41) van de remklauw (1) verwijderen.
•
Afsluitdop (12) voor de nastelling van de remklauw (1) verwijderen.
•
De rem met de zeskant van de nastelmoer (22) met een ringsleutel tot aan de aanslag terugstellen, vervolgens ca. 1/4 slag weer terugdraaien.
1
Afb. 15
35, 37
19, 36, 37
40
41
Afb. 16
1 Detail
Tip: De draairichting om terug te stellen is naar rechts (met de klok mee). Let op: Bij het terugstellen moet de drukplaat (19) (pijl) met de hand worden teruggeschoven. Hierbij moet de borgstift worden verwijderd. Anders bestaat het gevaar, dat de nastelschroef meedraait en de stofkap beschadigt.
22
19
12
Afb. 17
11
PAN 17
•
Schijfrem met zwevende remklauw
Remklauw (1) met de hand naar de velgzijde (pijl) schuiven en de remblokken (35) aan de velgzijde verwijderen.
1 35
Afb. 18
•
Remklauw (1) met de hand naar de cilinderzijde (pijl) schuiven, vervolgens de remblokken (36) en de drukplaat (19) aan de cilinderzijde verwijderen.
1
Let op: Bij gedemonteerde remblokken mag de rem niet worden bediend! Risico op verwondingen!
36
•
Drukplaat, voeringschacht en drukplaatdoorvoer met staalborstel ontroesten en reinigen.
Let op: Hierbij mogen stofkappen (5, 10) niet beschadigen. De geleidevlakken moeten vetvrij zijn!
19
Afb. 19
5 10
Afb. 20
12
Schijfrem met zwevende remklauw
Controle van de stofkappen en de verschuifbaarheid van de remklauw:
5, 9 10, 21
Afb. 21
5, 8
PAN 17
•
Remklauw (1) in de richting van de cilinder verschuiven en de stofkappen (5, 10) van de geleidebouten (8, 9) en de nastelschroef (21) op slijtage en beschadigingen controleren. Defecte stofkappen vervangen! (Zie par. 5.1 en 5.2.)
Let op: Als een stofkap (10) wordt vervangen, controleren of binnengedrongen modder of water de inwendige delen van de rem of de dichtingszitting van de remklauw door corrosie heeft beschadigd. In geval van twijfel moet de rem volgens par. 4. worden vervangen. Wordt tijdens werkzaamheden aan de rem de stofkap (10) beschadigd, dan moet de stofkap worden vervangen (zie par. 5.2).
•
Remklauw met de hand over de totale afstand verschuiven en controleren of deze licht loopt. Is dit niet het geval, dan bussen en stofkappen volgens par. 5.1 vervangen.
Let op: Stofkappen van de geleidebouten niet tegen de remdrager plooien.
Afb. 22
•
Controleren van de nastelling volgens par. 2.2.2.
Let op: Nastelschroef bij de controle en bij het draaien van de zeskant tegen verdraaiing borgen, bijv. stift (zie pijl) vasthouden. •
Controleren van de remschijf volgens par. 2.4.
Afb. 23
13
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw
Werkwijze bij montage remblokken: •
Remklauw zo verschuiven, dat er aan de bedieningskant voldoende ruimte tot de remschijf is om het remblok te monteren.
•
Drukplaat (19) in de remdrager zetten en tegen de nastelschroef (21) schuiven.
19, 21
Let op: De drukplaat moet altijd goed tegen de geleidenok (pijl) van de remdrager zitten en volledig aan de geleidegroeven van de remdrager aansluiten. Anders kan de drukplaat uit de groef glippen. Indien noodzakelijk, dan moet de remklauw iets in de richting van de velg worden verschoven! De stift van de nastelschroef moet in de nok van de drukplaat grijpen. Anders komt de functie van de remnasteller in gevaar! Daarvoor kan de nastelschroef worden gedraaid tot de stift in de nok van de drukplaat grijpt. De stofkap mag hierbij niet worden verdraaid!
•
Nieuw remblok (36) aan de bedieningszijde monteren.
•
Remklauw in de richting van de velg verschuiven tot het remblok aan de bedieningskant (36) aansluit aan de remschijf.
Afb. 24
36
Afb. 25
35 •
Nieuw remblok (35) aan de velgzijde monteren.
•
Door een 1 mm dikke voeler tussen het remblok aan de velgkant en de remklauw te steken (pijl) de rem aan de zeskant (22) met de nastelmoer d.m.v. een ringsleutel verstellen tot beide remblokken aan de remschijf aansluiten.
Tip: De voeler kan ongeveer in het midden van het remblok tussen het oppervlak van de remblokdrager en de remklauw worden geplaatst. De draairichting voor het verstellen van de rem geschiedt tegen de klok in. Veiligheidsbeugel niet monteren voordat de luchtspleet is ingesteld!
22
Let op: Geen extreme krachten op de zeskant (22) van de nastelling uitoefenen. Afb. 26
14
Schijfrem met zwevende remklauw
PAN 17
40 •
Nieuwe voorgemonteerde slijtage-indicatoren met kabelgoot (40) op de remklauw zetten en de voeler (zie pijl) in de remblokken steken.
Let op: De kabelzijde van de voeler moet in elk geval naar de remschijf wijzen en de voeler moet goed in de remblokken zijn gestoken!
Afb. 27
•
Kabelgoot en kabeluitgang van de slijtage-indicatoren op de remklauw positioneren.
Let op: Aan de bedieningszijde de kabelwindingen zo draaien en de kabel zo leggen, dat er geen kabel op de remblokken ligt.
Afb. 28
37,19,36
Afb. 29
•
Drie nieuwe drukveren (37) op de remblokken (35, 36) en de drukplaat (19) zetten.
•
Nieuwe veiligheidsbeugel (38) door de openingen in de kabelgoot in de openingen van de remklauw schuiven en zo naar beneden drukken, dat de radiale aanzet van de drukveren in de beugel grijpen.
37, 35
38 Afb. 30
15
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw
•
Nieuwe zeskant (39) met sleutel 17 aan de remklauw bevestigen (voor aanhaalmoment zie tabel 1, pos. II).
•
Transportstofkap (pijl) - indien aanwezig - van de steekverbinding van de slijtage-indicator verwijderen.
39
Afb. 31
•
Nieuwe veerclip (41) in de remklauw steken en de kabel daarin leggen.
•
Steker van de slijtage-indicator in de stekerkoppeling (pijl) steken.
41 Afb. 32
•
Visuele controle van de kabel.
•
Nieuwe afsluitdop (12) in de opening van de remklauw drukken! Let op de afdichting!
•
Controleren of wielnaaf licht loopt.
Let op: Rem na afronden van werkzaamheden op de remmenbank controleren!
12
16
Afb. 33
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw 4.
Vervangen rem aan de linker of rechter askant is te zien aan de positie van de veiligheidsbeugels (38) en de zeskant (39) in de rem.
Let op: Geen slagmoersleutel gebruiken! Bij het werken aan de rem, bijv. bij het verschuiven van de remklauw, alleen de buitenkant met de hand vastpakken, zodat de vingers niet tussen de remklauw en de remdrager kunnen komen!
Daarvoor geldt het volgende schema: De uitsparingen in de remklauw voor de veiligheidsbeugel (38) en de draadopening in de remklauw voor de zeskant (39) zijn altijd in de draairichting van de remschijf in rijrichting aan de remschijfoploopkant om een asverzet V tegenover de as M van van het remmenmidden te verkrijgen.
Tip: De nieuwe rem is voorgemonteerd en kan over de remdrager compleet aan de voertuigas worden gemonteerd. Linkerrem (afb. A) en rechterrem (afb. B) op de as niet verwisselen! De plaatsing van de juiste rem
Draairichting van de remschijf in rijrichting remschijfoploopkant
V
Afb. A
M
M
38
38
V
Afb. B
Werkwijze bij demontage rem •
Remblokken volgens par. 3. demonteren.
•
Remcilinder volgens par. 6. van de remklauw demonteren.
•
Remklauw met remdrager van de as demonteren (zie tabel 1, pos. III).
•
Remschijf volgens par. 2.4 controleren.
•
De gedemonteerde remblokken op dikte controleren volgens par. 2.3.
Afb. 34
17
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw
Werkwijze bij montage rem •
De transportbeveiligingen van de nieuwe remklauw verwijderen.
•
Rem met remdrager over de remschijf zetten en op de as monteren. Zeskant met sleutel (zie tabel 1, pos. III) vastzetten.
Tip: Bij montage van de rem de inbouwvoorschriften van de voertuigfabrikant opvolgen. •
De transportstofkap van de remklauw in de buurt van de cilinderbevestiging verwijderen.
•
Remblokken en drukplaat volgens par. 3. monteren.
•
Remcilinder volgens par. 6. op de remklauw monteren.
Afb. 35
Let op: Volgens de inbouwinstructies van de rem moet het onderste beluchtingsgat open zijn en naar beneden wijzen. De andere openingen moeten door een plug zijn afgedicht.
Afb. 36
5.
Vervangen afdichtingen Let op: Geen slagmoersleutel gebruiken! Bij het werken aan de rem, bijv. bij het verschuiven van de remklauw, alleen de buitenkant met de hand vastpakken, zodat de vingers niet tussen de remklauw en de remdrager kunnen komen!
Tip: Worden alle dichtingen van de remklauw vervangen, dan moet dit volgens de par. 5.1 en 5.2 worden uitgevoerd. In dat geval hoeven de handelingen uit de afzonderlijke paragrafen niet vaker te worden uitgevoerd. Worden dichtingen afzonderlijk vervangen, dan dienen de overeenkomstige handelingen uit de paragrafen 5.1 en 5.2 te worden uitgevoerd.
18
Schijfrem met zwevende remklauw 5.1
PAN 17
Vervangen stofkappen en bussen van de geleidebouten
Let op: De ligging van de geleidebouten in de rem kan per toepassing variëren. Hier wordt een voorbeeld getoond met lange geleidebouten (8) (pasbouten) in de rijrichting op de remschijfinloopkant. Bij een korte geleidebout (9) (vrijloopbout) aan de remschijfinloopkant kan de vervanging ook worden toegepast.
Werkwijze bij demontage: •
Remblokken volgens par. 3. demonteren.
•
Remcilinder volgens par. 6. van de remklauw demonteren.
•
Remklauw met remdrager volgens par. 4 van de as verwijderen.
•
Remklauw (1) van de remdrager (2) verwijderen, daarna het afsluitdeksel (11) van de boutgeleiding (8, 9) met bijv. een beitel uit de remklauw (1) verwijderen.
Afb. 37
11
F
8, 9
Let op: Uitsparingen in de remklauw voor het afsluitdeksel niet beschadigen. Gereedschap tegen het afsluitdeksel zetten.
1
2
Afb. 38
•
6
7 1
Bouten (6, 7) met sleutel (zie tabel 1, pos. IV) losdraaien, remklauw (1) van de remdrager (2) verwijderen. Let op: Gevaarlijk door losse remklauw
2
•
Contactvlakken (pasband) tussen de remdrager (2) en de geleidebouten reinigen.
Afb. 39
19
PAN 17
•
Schijfrem met zwevende remklauw
De geleidebouten (8,9) van de remklauw (1) en de stofkappen (5) uit de ringnok verwijderen.
9, 5
8, 5
Afb. 40
1 •
De remklauw (1) voor het verwijderen van de bussen (4) op een stabiele ondergrond leggen, zodat de dekselopening van de remklauw naar boven wijst.
4
4
Afb. 41 Voor het vervangen van de bussen kan het gereedschap uit de WABCO gereedschapskoffer 12 851 022 worden gebruikt. In de koffer is ook een gedetailleerde montagehandleiding aanwezig.
Afb. 42 •
De bussen uit de remklauw persen met de drijver (gereedschap 1 en 5).
•
De boringen in de remklauw reinigen.
Afb. 43
20
Schijfrem met zwevende remklauw
PAN 17
Werkwijze bij montage: Twee nieuwe bussen voor de lange geleidebout monteren. •
Eerst de binnenste bus met een drijver (gereedschap 1 en 3) tot de aanslag van de drijver indrukken.
•
Daarna de buitenste bus met een drijver (gereedschap 1 en 6) tot de aanslag van de drijver indrukken.
•
Glijvlakken van de bussen en de ruimte tussen de bussen invetten.
•
Een nieuwe bus voor de korte geleidebout met een drijver (gereedschap 1 en 4) tot de aanslag van de drijver indrukken.
•
Glijvlakken van de bus invetten.
Afb. 44
Afb. 45
Afb. 46
21
PAN 17 •
Schijfrem met zwevende remklauw
Nieuwe stofkappen (5) in de dichtingszetel (ringnok) van de remklauw (1) drukken.
Tip: Dichtingszetel voor het monteren reinigen. De gereinigde dichtingszetel moet vetvrij zijn. De stofkappen kunnen met de hand in de dichtingszetel worden gedrukt. Let op een gelijkmatige, plooiloze zitting van de randwelving van de stofkap om de ringnok van de remklauw. •
De vlakken voor de geleidebouten (8, 9) invetten.
•
Nieuwe geleidebouten in de remklauw (1) schuiven.
•
Stofkappen (5) over beide geleidebouten trekken en in de zitting van de geleidebouten (8, 9) zetten.
5
Afb. 47
5
Let op: Bij dit type rem komt de lange geleidebout (8) als pasbout op de remschijfinloopkant. De korte geleidebout (9) is de spelingsbout en komt dan op de remschijfoploopkant. De beschrijving geldt in principe ook voor de montage van een korte geleidebout als spelingsbout aan de remschijfinloopkant. Overtollig vet verwijderen. Het contactoppervlak tussen de geleidebouten en de remdrager en die van de remdrager moeten vetvrij zijn. •
•
Remklauw (1) op de remdrager (2) monteren en de ingeschoven geleidebouten (8, 9) in de pasband zetten.
9, 5
8, 5 Afb. 48
Nieuwe bouten (6) (lange voor pasbouten 8), (7) (korte voor spelingsbouten 9) door de geleidebouten van de remklauw (1) steken en met sleutel (zie tabel 1, pos. IV) aan de remdrager (2) vastdraaien.
Let op: Bij montage erop letten, dat de stofkappen (5) niet worden beschadigd. Altijd eerst de lange geleidebouten met de pasbouten (8) en daarna de korte geleidebouten met de spelingsbouten (9) vastdraaien.
6 8
7
9
Wanneer bij het onderhoud de beide geleidebouten (8 en 9) van de remdrager (2) worden losgedraaid, dan moeten bij de montage nieuwe bouten (6 en 7) worden gebruikt.
Afb. 49
22
Schijfrem met zwevende remklauw
9
•
PAN 17
De remklauw meer dan eens over de geleidebouten (8, 9) heen en weer bewegen. Hierbij erop letten of dit licht loopt.
Let op: Stofkappen van de geleidebouten niet tegen de remdrager plooien.
8
Afb. 50
F
F
11
•
De boringen in de remklauw (1) voor het afsluitdeksel (11) invetten.
•
Nieuw afsluitdeksel (11) in de boringen van de remklauw (1) zetten en met gereedschap 2 uit de WABCO gereedschapskoffer 12 851 022 tot de aanslag monteren.
11 1
Tip: Voorkom beschadigen van het deksel. •
Stofkappen (5) voorzichtig bij de ringnok optillen en weer terugzetten.
•
Rem met remdrager over de remschijf zetten en op de as monteren. Zeskant met sleutel (voor aanhaalmoment zie tabel 1, pos. III) vastzetten.
5
Afb. 51
Tip: Bij montage van de rem de inbouwvoorschriften van de voertuigfabrikant opvolgen.
Afb. 52
•
Remblokken monteren en luchtspleet instellen. Werkwijze volgens par. 3.
•
Voor het monteren van de remcilinder, eerst de afdichtingsvlakken met het remzadel reinigen en de kop (pijl) van de remhefboom invetten.
•
Remcilinder volgens par. 6. op de remklauw monteren.
Let op: Volgens de inbouwinstructies van de rem moet het onderste beluchtingsgat open zijn en naar beneden wijzen. De andere openingen moeten door een plug zijn afgedicht.
Afb. 53
23
PAN 17 5.2
Schijfrem met zwevende remklauw
Vervangen stofkap van de nastelschroef
Tip: Wordt alleen de stofkap verwijderd, dan is het niet nodig de remklauw en de remcilinder te demonteren.
Werkwijze bij demontage: •
Remblokken en drukplaat volgens par. 3. demonteren.
•
Remklauw met de hand naar de cilinderzijde schuiven.
•
De stofkap (10) uit de ringnok van de nastelschroef (21) trekken.
•
Stofkap met een schroevendraaier uit de zitting van de remklauw verwijderen.
•
Draad van de nastelschroef controleren.
Afb. 54
Tip: Daarvoor het remblok op de velgzijde in de voeringsschacht leggen, zodat de nastelschroef niet uit de nastelling kan worden gedraaid. Remblok na controle weer verwijderen.
Afb. 55
21 •
De nastelschroef (21) tegen verdraaiing borgen (pijl) en tegen de klok in met een ringsleutel aan de zeskant ca. 30 mm naar buiten draaien.
•
Schroefdraad tijdens het draaien op corrosie en beschadiging controleren.
Let op: De stofkap (10) kan worden vervangen, als er geen vuil of water over de dichtingszetel in de remklauw is gekomen of als de stofkap bij onderhoudswerkzaamheden is beschadigd. In geval van twijfel moet de rem bij gecorrodeerde delen volgens par. 4. worden vervangen. •
10
Afb. 56
Na de controle de draad invetten en de nastelschroef met de klok mee gedeeltelijk vastdraaien.
Afb. 57
24
Schijfrem met zwevende remklauw
10
PAN 17
Werkwijze bij montage: •
Zitting van de stofkap (10) in de remklauw reinigen (pijl). (Afb. zonder nastelschroef.)
•
Nieuwe stofkap (10) over de nastelschroef schuiven, centreren en de stofkap met de hand in de zitting van de remklauw (1) drukken. (Afb. zonder nastelschroef.)
•
De rand van de stofkap (10) invetten en de stofkap (10) in de zitting van de nastelschroef (21) monteren.
•
Visuele controle op correcte dichting.
Afb. 58
1 10
Afb. 59
21
10
Tip: Let op een gelijkmatige, plooiloze zitting van de randwelving van de stofkap in de ringnok van de nastelschroef.
Afb. 60
•
Remblokken monteren en luchtspleet instellen. Werkwijze volgens par. 3.
Afb. 61
25
PAN 17 6.
Schijfrem met zwevende remklauw
Vervangen remcilinder Let op: Geen slagmoersleutel gebruiken! Bij het werken aan de rem, bijv. bij het verschuiven van de remklauw, alleen de buitenkant met de hand vastpakken, zodat de vingers niet tussen de remklauw en de remdrager kunnen komen!
Tip: Alleen remcilinders volgens de gegevens van de voertuigfabrikant gebruiken. Gedetailleerde montagevoorschriften en test- en inbouwvoorschriften vindt u in de voorschriften van de cilinderfabrikant.
Werkwijze bij demontage: •
Stel vast, dat er geen druk op de remslangen staat.
•
Remslangen van de remcilinder losdraaien (volgens voorschrift van de cilinderfabrikant).
•
Remcilinder van de remklauw verwijderen, daarvoor de moeren van de remcilinder losdraaien en verwijder deze van de remklauw (tabel 1, pos. V). Afb. 62
Werkwijze bij montage: Let op: Volgens de inbouwinstructies van de rem mag alleen het onderste beluchtingsgat open zijn en naar beneden wijzen. •
Voor het monteren van de remcilinder, eerst de afdichtingsvlakken met het remzadel reinigen en de kop (pijl) van de remhefboom invetten.
•
Remcilinder aan de remklauw monteren en de moeren met de sleutel kruislings vastdraaien (tabel 1, pos. V). Remslang aan de remcilinder vastdraaien.
Tip: De remslang mag niet verdraaid zijn en moet zo worden gemonteerd, dat deze over de totale veerweg en stuuruitslag niet langs andere delen schuurt. De remslang mag geen voorspanning op de glijfunctie van de remklauw uitoefenen. •
Luchtaansluiting controleren op lekken.
•
Functie- en werkingsgraad controleren. (Voorschriften van de cilinderfabrikant volgen.)
Afb. 63
Afb. 64
26
Schijfrem met zwevende remklauw
PAN 17
Werkwijze bij demontage veerkamercilinder •
Voertuig tegen wegrollen beveiligen.
•
Van de handrem zetten.
•
Mechanische losinrichting eruit draaien.
•
Handrem bedienen.
Let op: Er staat geen druk op remslang aansluiting 12. •
Beide remslangen voor de juiste montage markeren.
•
Remslangen losdraaien.
Afb. 65 Let op: Remcilinder niet met nog gemonteerde remslangen demonteren. Remslangen kunnen worden beschadigd. •
Remcilinder van de remklauw verwijderen. Hiervoor zeskanten losdraaien en remcilinder verwijderen (tabel 1, pos. V).
Afb. 66
Werkwijze bij montage veerkamercilinder: Let op: Volgens de inbouwinstructies van de rem mag alleen het onderste beluchtingsgat open zijn en naar beneden wijzen. •
Voor het monteren van de remcilinder, eerst de afdichtingsvlakken met het remzadel reinigen en de kop (pijl) van de remhefboom invetten.
Afb. 67
27
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw
•
Remcilinder aan de remklauw monteren en de moeren met de sleutel kruislings vastdraaien (tabel 1, pos. V).
•
Beide remslangen aan de remcilinder vastdraaien. (Voorschriften van de cilinderfabrikant volgen.)
Belangrijk: Let op de juiste aansluitingen! Aansluiting 11 = voetrem. Aansluiting 12 = handrem. • Van de handrem zetten. •
Mechanische losinrichting erin draaien.
Tip: De remslangen mogen niet verdraaid zijn en moeten zo worden gemonteerd, dat deze over de totale veerweg niet langs andere delen schuren. De remslangen mogen geen voorspanning op de glijfunctie van de remklauw uitoefenen. •
Luchtaansluiting controleren op lekken.
•
Functie- en werkingsgraad controleren (volgens voorschrift van de cilinderfabrikant).
28
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw Tabel 1: Aanhaalmomenten
Positie
Omschrijving
Boutmaten [BM]
Zeskant buiten
binnen
Aanhaalmoment [Nm] Draairichting zeskant: • Verstellen tegen de klok in (links) max. 3, luchtspleet wordt kleiner.
I
Zeskant nastelling
8
X
–
II
Bout / veiligheidsbeugel
17
X
–
20 ± 2
III
Bevestiging rem
–
X
–
Speciale inbouwvoorschriften en boutmaten van de voertuigfabrikant in acht nemen!
IV
Koppeling geleidebouten
14
–
X
340 ± 20 Volgorde aandraaien geleidebouten: 1. Pasbout (lange inbusschroef) 2. Vrijloopbout (korte inbusschroef)
V
Koppeling remcilinder
–
X
–
Speciale inbouwvoorschriften en boutmaten van de cilinderfabrikant in acht nemen!
• Terugdraaien met de klok mee (rechts) max. 12, luchtspleet wordt groter. Let op: Geen slagmoersleutel gebruiken!
29
PAN 17
Schijfrem met zwevende remklauw
Exploded view van de te vervangen delen: 39 35 38 36 40 37 41
1
8 6
4 10 5
9 7 11
Verklaring: 1
Remklauw met remdrager (niet getoond)
12
Afsluitplug
4
Bussen voor geleidebouten
35
Remblok velgzijde met slijtage-indicator
5
Stofkappen voor geleidebouten
36
Remblok bedieningszijde met slijtage-indicator
6
Inbusschroef (lang)
37
Drukveren
7
Inbusschroef (kort)
38
Veiligheidsbeugel
8
Geleidebout (lang)
39
Zeskantschroef
9
Geleidebout (kort)
40
Kabelgoot met slijtage-indicator
10
Stofkap voor nastelschroef
41
Veerclip
11
Afsluitdeksel
30
12
31
32