IK03 Impuls 3
26-02-2008
12:21
Pagina 1
Katern voor scholing, her- en bijscholing
03 Een uitgave van Intech Klimaat & Sanitair en OTIB maart 2008
inHoud 1
Basiskennis
Woonhuisventilatie met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
Woonhuisventilatie met
5 Instructievideo’s op Install-tv
natuurlijke toevoer en mechanische afvoer Mensen leven in woningen. Ze ademen, koken, laten winden, transpireren, wassen, douchen en baden en verontreinigen op die manier de lucht in de woning. Mensen produceren vooral waterdamp en CO2. Door de waterdamp ontstaat schimmel en door de CO2 bevat de lucht minder zuurstof. Ook uit de bouwmaterialen van de woning komen gassen die de kwaliteit van de lucht nadelig beïnvloeden. Om al die redenen worden woningen geventileerd. Door: Han Brouwer-Keij Vroeger had die ventilatie plaats door kieren en door ramen open te zetten. Bovendien waren toen niet alle vertrekken verwarmd en koude lucht kan nu eenmaal minder vocht bevatten dan warme lucht. Sinds ongeveer 1970 worden nieuwe woningen voorzien van centrale verwarming en mechanische ventilatie. Voor woningen zijn vier soorten ventilatie. Hier gaat het over mechanische ventilatie type C in eengezinswoningen. Dat
wil zeggen: natuurlijke toevoer en mechanische afvoer van lucht. Je moet je realiseren dat bij dit ventilatietype in de woning altijd een kleine onderdruk heerst ten opzichte van buiten en dat andere systemen (natuurlijke ventilatie, rookgasafvoer) daardoor kunnen worden verstoord. Ventilatie type C mag daarom niet worden gecombineerd met natuurlijke ventilatie en aan open verbrandingstoestellen worden speciale eisen gesteld voor wat betreft de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgassen. 1. Mechanische afzuigbox, hart van woonhuisventilatie systeem C.
03 1
IK03 Impuls 3
26-02-2008
12:22
Pagina 2
woonhuisventilatie met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
Wetten, regels en richtlijnen De belangrijkste wetten, regels en richtlijnen voor de aanleg van woonhuisventilatie type C zijn gegeven in tabel 1. In het Bouwbesluit staat welke ruimten in een woning met welke capaciteit moeten worden geventileerd (tabel 2).
GIW/Isso-eisen Verder geven de GIW/Isso-richtlijnen aan dat een opstellingsruimte voor een wasautomaat en/of droger en bergingen bestemd voor de opstelling van een afvalcontainer moeten worden geventileerd. Wasruimten kleiner dan 2,5 m2 vloeroppervlak met 2. Indeling ventilatiesystemen volgens
NPR
1088.
wet/richtlijn
omschrijving/onderwerp
Bouwbesluit/Model Bouwverordening
capaciteit, thermisch comfort, regelbaarheid, luchtkwaliteit, instroomen afvoeropeningen en hinder
NEN
1087
bepalingsmethoden voor capaciteit, thermisch comfort, regelbaarheid, luchtkwaliteit, instroom- en afvoeropeningen
NPR
1088
praktijkrichtlijn hoe te voldoen aan het Bouwbesluit en vereenvoudigingen van de bepalingsmethoden volgens NEN 1087
GIW/Isso-publicatie
capaciteit, thermisch comfort, geluid, regelbaarheid, instroom- en afvoeropeningen, kanaalontwerp/roosters en luchtzijdig inregelen
Isso-publicatie 61
kwaliteitseisen ventilatiesystemen woningen
Verder zijn er nog diverse andere normen die vooral bij het ontwerpen van het ventilatiesysteem van belang zijn. Denk hierbij aan geluidswering, brandveiligheid, afmetingen, kwaliteitseisen, laagspanningsrichtlijnen. Voor de uitvoering van kanalen is er de LuKa. Tabel 1. Belangrijkste wetten, normen en richtlijnen.
ruimte
capaciteit
verblijfsgebied (bijvoorbeeld een of meer kamers) 1)
0,9 dm3/s per m2 vloeroppervlak met een minimum van 7 dm3/s
verblijfsruimte (bijvoorbeeld kamer) 1)
0,7 dm3/s per m2 vloeroppervlak met een minimum van 7 dm3/s
verblijfsgebied met kooktoestel < 15 kW 1)
0,9 dm3/s per m2 vloeroppervlak met een minimum van 21 dm3/s 2)
toiletruimte
7 dm3/s
badruimte
14 dm3/s
gemeenschappelijke verkeersruimten (bijvoor- 0,7 dm3/s per m2 vloeroppervlak van de gebeeld trappenhuis) meenschappelijke verkeersruimte over ten minste de vereiste breedte van de ruimte (1,2 m) meterkas met gasaansluiting
2 dm3/s per m3 netto inhoud met een minimum van 7,2 dm3/s
liftkooi
6 dm3/s per m2 vrij vloeroppervlak van de lift
opslagruimte voor afval (niet de opstelplaats voor een enkele huisvuilcontainer)
minimaal 100 dm3/s
1) Voor verblijfsgebieden gelden minimale afmetingen en bepaalde ruimten, zoals een meterkast, mogen niet vanuit een verblijfsruimte bereikbaar zijn. 2) Als een motorloze afzuigkap wordt toegepast, moet deze volgens het GIW een filter hebben van klasse EU2 en een capaciteit hebben van minstens 125 m3/h. Is de afzuigkap afsluitbaar dan moet bovendien een ventiel aanwezig zijn met de bovenvermelde capaciteit. Tabel 2. Eisen ventilatiecapaciteit bouwbesluit. 03 2
7 dm3/s. Ruimten groter dan 2,5 m2 vloeroppervlak met 14 dm3/s. Tevens moet de installatie in staat zijn de vereiste luchthoeveelheden tegelijkertijd in alle ruimten te realiseren.
Specifiek systeem C Als in een woning met ventilatietype C een kanaal voor een openhaard of houtkachel aanwezig is, moet dat kanaal zijn voorzien van een rookgasventilator en afsluitbaar zijn. Bovendien moet een afsluitbare luchttoevoer nabij de open haard zijn aangebracht. Niet al de genoemde ruimten moeten rechtstreeks via het mechanische ventilatiesysteem worden geventileerd. In elk geval moet bij ventilatietype C in de volgende ruimten een afzuigpunt zijn aangebracht: - keuken; - badkamer; - toiletruimte. De overige ruimten worden via de toevoerroosters in de buitengevels en de overstroomopeningen in binnenmuren mee geventileerd.
Onderdelen van ventilatiesysteem Een ventilatiesysteem type C bestaat uit (afbeelding 3): 1.al dan niet regelbare toevoerroosters; 2.overstroomopeningen (kieren onder deuren); 3.instelbare afvoerroosters; 4.eventueel een motorloze afzuigkap; 5.afvoerkanalen, hulpstukken en bevestigingsmateriaal; 6.flexibele slangen; 7.ventilatorbox (met of zonder toerenregeling); 8.dakdoorvoer. Als er te weinig plaats is om een ventilatorbox met aparte dakdoorvoer te plaatsen of als dit ongewenst is, kan een pijpventilator worden toegepast. Hierin zijn dakdoorvoer en ventilator verenigd tot een geheel (afbeelding 4).
Aanleg van het ventilatiesysteem De toevoerroosters in de buitengevel en de overstroomopeningen in de binnenmuren zijn bouwkundige voorzieningen die bijna nooit door de installateur van het mechanisch ventilatiesysteem worden geleverd en/of gemonteerd. Deze blijven daarom
IK03 Impuls 3
26-02-2008
12:22
Pagina 3
woonhuisventilatie met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
hier buiten beschouwing. Toevoeropeningen moeten zo hoog mogelijk worden aangebracht op een plaats die een goede verversing van lucht in het hele vertrek waarborgt. Verkeerde plaatsing en/of verkeerde roosters kunnen een gevoel van tocht veroorzaken. Sommige mensen zijn dan geneigd de toevoerrooster dicht te plakken, waardoor het hele systeem wordt ontregeld. Bij de aanleg is de werkvolgorde afhankelijk van het gekozen ontwerp. Een slimme technicus ontwerpt het ventilatiesysteem zo, dat de monteur een zo min mogelijk aantal keren in de woning hoeft terug te komen. De architect, de betonconstructeur en de aannemer hebben echter ook hun specifieke wensen. Zo mogen kanalen niet in het zicht lopen, maar het kan ook voorkomen dat ze bij een bepaald type bouwsysteem ook niet mogen worden ingestort. Met al deze voorwaarden heb je als monteur te maken. In elk geval begin je altijd met de kanalen.
3. Schema woonhuisventilatie systeem C.
kanaal. De hoogte is dan 70 mm en de breedte meestal 140 of 200 mm. Hoe breder het kanaal hoe dikker het materiaal moet zijn. Aandachtspunten bij instortkanalen zijn: - gebruik speciedeksels op de aansluitflenzen; - zorg dat de kanalen stevig en waterpas worden verankerd aan het betonijzer, ook tegen opdrijven (zo kan er geen water of condens in blijven staan); - zorg dat er onder en boven voldoende betondekking is;
Kanalen De kanalen moet je vrij van de grond opslaan om vervuiling te voorkomen. Dit doe je bij voorkeur binnen (in de ruwbouw) en bij voorkeur afgedopt met speciedeksels. De hulpstukken sla je op in plastic
zakken. Voor of tijdens de montage reinig je de buizen inwendig als deze verontreinigd zijn. Als een deel van de kanalen wordt ingestort in het beton, monteer je deze het eerst. Kanalen met een middellijn van 100 mm en groter kunnen over het algemeen niet worden ingestort. Dit verzwakt de constructie te erg. Een kort stukje kanaal voor een toiletruimte (25 m3/h) wordt wel eens uitgevoerd in een middellijn van 80 mm. Langere kanalen die in het beton worden gestort, worden uitgevoerd als rechthoekig
4. Pijpventilator, waarin dakdoorvoer en ventilator
5. Bij instortkanalen die gereed liggen op de bouwplaats moet vervuiling worden voorkomen.
zijn geïntegreerd. 03 3
IK03 Impuls 3
26-02-2008
12:22
Pagina 4
woonhuisventilatie met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
6. Perilexstekker en elektrisch aansluitschema.
- sluit de inlaatzijde van de ventilatorbox met flexibele en geluiddempende slang en slangklemmen aan op het kanaal (ruime bocht zonder overlengte of zakken).
Elektrische aansluiting en regeling Ventilatorboxen en pijpventilatoren worden over het algemeen met een perilexstekker aangesloten. Hierin zijn de draden voor zowel de voeding als de regeling verenigd. Iedere fabrikant heeft de bij zijn regeling behorend aansluitschema. Een eenvoudig schema met een drie-standenschakelaar op een centrale plaats, meestal de keuken, is veel voorkomend. Er zijn echter ook systemen met draadloze verbindingen in elke te ventileren ruimte. Als alle vloeren en bouwmuren gereed zijn, kun je de overige kanalen monteren. Aandachtspunten hierbij zijn: - zorg dat buizen niet doorsteken in rechthoekige kanalen (dit geeft onnodig drukverlies en kan geluidsproblemen veroorzaken); - knip of zaag, bij gebruik van zadels, het gat in de buis niet kleiner dan de middellijn van het zadel (dit geeft onnodig drukverlies en kan geluidsproblemen veroorzaken); - gebruik voor elke verbinding drie parkers, verdeeld over de omtrek (drie parkers zijn steviger dan twee of vier); - plak de verbindingen af met tape als de verbindingen niet met rubberringen zijn uitgevoerd (minstens twee lagen); - gebruik bij zadels voldoende kit om een luchtdichte aansluiting te maken; - gebruik beugels met inlagen; - monteer de beugels aan een zware constructie, zoals beton of metselwerk (lichte constructies planten het geluid makkelijker voort).
Ventilatorbox en dakdoorvoer De uitmonding van de dakdoorvoer moet minstens 30 cm boven het dak uitsteken. De plaats van de dakdoorvoer mag niet te dicht bij de invoeropeningen (toevoerroosters) van de verse lucht liggen. Hoever die afstand is, hangt af van de totale afstand tussen die openingen en het hoogteverschil. Met deze gegevens berekent de ontwerptechnicus waar de uitmonding mag plaatshebben. Hij gebruikt hiervoor de zogenoem03 4
de luchtverdunningsfactor. Een monteur hoeft deze berekeningen niet te maken. De dakdoorvoer wordt meestal geplaatst door de aannemer of de dakdekker. Als monteur van het ventilatiesysteem moet jij daarop aansluiten. Aandachtspunten hierbij zijn: - monteer de ventilatorbox met vier stevige bouten aan beton of metselwerk (in verband met geluid). Veel fabrikanten leveren een console mee om spanningen op de ventilatorbox te voorkomen; - sluit de uitlaatzijde van de ventilatorbox met flexibele en geluiddempende slang (in verband met geluidsoverdracht) en slangklemmen aan op de dakdoorvoer (ruime bocht zonder overlengte of zakken);
Afzuigventielen en inregelen Het inregelen van de ventielen is geen op zich staande handeling. Het type ventilator en de daarbij geïnstalleerde regeling is ook van belang. Verder zijn er verschillende inzichten. Zo zegt de praktijkrichtlijn NPR 1088 dat het beter is om 25 tot 50 procent van de beschikbare druk te smoren over de ventielen om een stabiel systeem te krijgen. Andere instanties zeggen juist dat de ventielen zo min mogelijk drukverlies mogen veroorzaken, omdat dit onnodig energiegebruik vraagt, maar dat de ventilator, bij voorkeur traploos, moet kunnen worden afgesteld op de vereiste capaciteit bij geheel geopende ventielen. Per regeling of type ventilator kan de werkwijze afwijken. Je gaat meestal als volgt te werk:
Hoe werkt dat? Hoe werkt een ventilatorbox? Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat een schoepenrad wordt aangedreven door een elektromotor. De binnenzijde van het schoepenrad staat in verbinding met de kanalen die van de te ventileren ruimten komen. De buitenkant van het schoepenrad staat in verbinding met de dakdoorvoer. Als de motor in de goede richting draait, slingert het schoepenrad de lucht naar buiten. Daardoor ontstaat aan de binnenzijde van de schoepen een onderdruk, waardoor de lucht uit de daarop aangesloten buizen naar het schoepenrad zal stromen. Aan de buitenzijde van het schoepenrad ontstaat een overdruk, waardoor de lucht via de dakdoorvoer naar buiten stroomt. Voor het elektrisch gedeelte van de ventilator kan een wisselstroommotor of een gelijkstroommotor worden gebruikt. Gelijkstroommotoren hebben twee belangrijke voordelen. Ze gebruiken 25 tot 80 procent minder energie dan een wisselstroommotor en het toerental is makkelijker te regelen dan bij een wisselstroom motor. Vroeger hadden gelijkstroommotoren altijd koolborstels, maar tegenwoordig zijn er borstelloze gelijkstroommotoren met bijvoorbeeld een Hall-sensor.
IK03 Impuls 3
26-02-2008
12:22
Pagina 5
woonhuisventilatie met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer
- sluit alle ramen en deuren; - open alle regelbare toevoerroosters; - schakel de ventilator op z’n hoogste stand als er standen zijn; - open de ventielen maximaal en monteer deze op de kanalen; - meet de luchthoeveelheid over elk ventiel en tel de waarden bij elkaar op; - neem de stekker uit het stopcontact; - alleen als je hierin ervaren bent, stel de ventilator dan volgens de instructie van de fabrikant af op de vereiste totaalcapaciteit (meestal via een aantal dipswitches of een potmeter); - plaats de stekker weer in het stopcontact; - regel de ventielen terug tot over elk ventiel de juiste volumestroom stroomt (de ontwerptechnicus geeft per ontwerp aan op welke stand elk ventiel moet worden afgesteld); - noteer de stand van de ventielen en dipswitches of potmeter van de ventilator in het logboek. Op www.intechks.nl bij Impuls vind je een video, waarin het inregelen stap voor stap is uitgelegd.
Onderhoud
type C door een installatiebedrijf is voor dit soort kleine installaties eenvoudig en moet slechts eens in de drie of vier jaar plaatshebben. Je gaat als volgt te werk: - neem de stekker van de ventilatorbox uit het stopcontact; - open de ventilatorbox volgens instructie van de fabrikant; - controleer of het schoepenrad soepel draait (gelijkstroommotoren hebben bij elke omwenteling twee keer een magnetische weerstand) en of de lagers geen speling hebben; - controleer of er vuil op de schoepen zit, borstel dit voorzichtig los en zuig het weg met een stofzuiger (er zijn ook gespecialiseerde bedrijven die het vuil losmaken met ultrasoon geluid); - controleer of de kanalen eventueel ook moeten worden gereinigd en reinig die ook met borstel en stofzuiger.
install-tv
7. Het inregelen van de ventielen.
Informatie -
www.intechks.nl bij Impuls www.luka.nl www.gezondbinnen.nl ventilatie.pagina.nl www.woonbond.nl voor toetslijst ventilatie www.vrom.nl dossier ventilatie
De bewoners kunnen de afzuigventielen een of twee keer per jaar met een sopje afnemen. Het onderhoud van ventilatie
Instructievideo’s op Install-tv
8. Voorbeeld van een mechanische afzuigbox.
Bepaling gasdichtheid nieuwe huishoudelijke gasinstallaties (Impuls
Als aanvulling op de Impulskaternen in Intech K&S is de Groep Vaktijdschriften in 2008 gestart met instructievideo's op Install-tv. Kijk hiervoor op de YouTube van de Groep Vaktijdschriften op www.intechks.nl.
januari 2008).
Terugstroombeveiliging in woningen (Impuls februari 2008).
03 5