Monitor Detailhandel 2014
Foto: Javastraat en Haarlemmerstraat, Fotograaf Nienke Laan (2014)
Projectnummer: 14025
Rogier van der Groep Jeroen Slot
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300
Telefoon 020 251 0442
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
www.os.amsterdam.nl
[email protected]
Amsterdam, november 2014
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Inhoud 1 Samenvatting en conclusie Vestigingen, oppervlakte en banen Winkelen in Amsterdam Conclusie
2
3 3 6 9
2 Inleiding 2.1 Winkels, al honderd jaar in gevaar? 2.2 2014: detailhandel staat weer onder druk 2.3 Hoe spelen winkeliers in op deze ontwikkelingen? 2.4 Visie en doelstellingen van het gemeentelijke beleid 2.5 Monitor detailhandel
11 11 12 14 15 17
3 Ontwikkeling detailhandel 3.1 Nederland en Randstad 3.2 Ontwikkeling detailhandel in Amsterdam 3.3 Branches voor niet-dagelijkse goederen nader bekeken 3.4 Ontwikkeling detailhandel in wijken 3.5 Ontwikkeling huurprijzen 3.6 Leegstand
19 19 22 24 25 26 27
4 Koopkrachtbinding 4.1 Koopkrachtbinding stadsdeel 4.2 Koopkrachtbinding kernwinkelvoorraad en overige winkelgebieden 4.3 Koopkrachtbinding stadsdeelbewoners met hun winkelstraten 4.4 Koopkrachtbinding supermarkten
29 29 31 32 34
5 Koopgedrag 5.1 Bestedingen dagelijkse goederen 5.2 Bestedingen via internet 5.3 Marktbezoek 5.4 Biologische producten 5.5 Winkelen na zes uur en op zondag
36 36 37 43 46 47
6 Oordeel winkelgebieden 6.1 Oordeel winkelgebieden voor dagelijkse boodschappen 6.2 Boodschappen doen in de buurt 6.3 Oordeel winkelgebieden voor niet-dagelijkse boodschappen 6.4 PDV’s en GDV’s 6.5 Herkomstbestedingen 6.6 Profiel winkelgebieden
49 49 56 58 60 62 63
7 Bijlagen 7.1 Koopkrachtbinding per stadsdeel 7.2 Koopkrachtbinding stadsdeelbewoners en winkelstraten 7.3 Profielen winkelstraten op basis van niet-dagelijkse boodschappen
65 65 69 72
Monitor Detailhandel 2014
1 Samenvatting en conclusie
O+S heeft onderzoek gedaan naar de staat van de Amsterdamse detailhandel door de ontwikkeling van het aantal vestigingen in deze sector te bestuderen en door het winkelgedrag van verschillende groepen Amsterdammers in kaart te brengen. De belangrijkste bevindingen staan in deze samenvatting.
Vestigingen, oppervlakte en banen Vestigingen Tussen 2004 en 2014 is het aantal vestigingen in de detailhandel gedaald van 6.080 in 2004 tot 5.668 in 2014 (- 7%). In 2004 waren er 82 winkelvestigingen voor elke 10.000 inwoners, in 2014 nog 70. Winkelvloeroppervlakte De totale winkelvloeroppervlakte is iets toegenomen, van 919.897 m² in 2004 tot 1.032.567 m² (+ 12%). Wanneer beide ontwikkelingen worden gecombineerd, blijkt dat de gemiddelde vloeroppervlakte in tien jaar is gestegen van 151 naar 182 m². Er is dus sprake van een lichte schaalvergroting. Hadden in 2004 elke 10.000 Amsterdammers 12.452 m² winkeloppervlakte tot hun beschikking, in 2014 12.729 m². Tabel 1.1 Winkelvestigingen in Amsterdam, 2004-2014 (abs.) per 10.000 inwoners 2004
2014 2004-2014 (%)
2004
2014
dagelijks
1.619
1.516
niet-dagelijks
4.461
4.152
-6,4
22
19
-6,9
60
51
totaal
6.080
5.668
-6,8
82
70 bron: O+S/ARRA
Tabel 1.2 Winkelvloeroppervlakte, 2004-2014 (m²) per 10.000 inwoners 2004
2014
dagelijks
205.334
2004
236.947
2014 2004-2014 (%) 15,4
2.779
2.921
niet-dagelijks
714.563
795.620
11,3
9.672
9.808
totaal
919.897
1.032.567
12,2
12.452
12.729 bron: O+S/ARRA
Banen Het aantal banen is licht gestegen, van 34.507 in 2004 tot 37.120 in 2014 (+ 8%). Dit is het gevolg van een sterke stijging in het segment dagelijkse goederen (+ 32%) en een lichte in het segment niet-dagelijks (+ 5%). De groei in het segment dagelijks is volledig toe te schrijven aan groei van het aantal kleine banen.
3
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 1.3 Werkgelegenheid in de detailhandel, 2004-2014 (abs. en %) werkzame personen
2004
2014
2004-2014 %)
dagelijkse goederen (grote banen*)
7.921
8.050
1,6
niet-dagelijkse goederen (grote banen)
17.334
16.342
-5,7
totaal werkzame personen (grote banen)
25.255
24.392
-3,4
dagelijkse goederen (kleine banen)
4.050
7.733
90,9
niet-dagelijkse goederen (kleine banen)
5.202
4.995
-4,0
totaal werkzame personen (kleine banen)
9.252
12.728
37,6
dagelijkse goederen (totaal)
11.971
15.783
31,8
niet-dagelijkse goederen (totaal)
22.536
21.337
-5,3
totaal werkzame personen (totaal)
34.507
37.120
* grote banen: meer dan 12 uur; kleine banen zijn minder dan 12 uur
7,6 bron: O+S/ARRA
Verschillen tussen branches De ontwikkeling van het aantal vestigingen en de gemiddelde vloeroppervlakte laat grote verschillen zien tussen dagelijks en niet-dagelijks. Zo is de oppervlakte in het segment dagelijks (levensmiddelen en persoonlijke verzorging) sneller gestegen dan de oppervlakte in het segment niet-dagelijks (kleding, wonen en interieur, vrijetijd). Binnen het segment niet-dagelijks bestaan eveneens grote verschillen. Het aantal vestigingen in de kledingbranche is gestegen en het aantal woon- en interieurzaken (met name meubelzaken, doe-het-zelfzaken en elektronicazaken) gedaald. Tegelijk is de totale winkeloppervlakte in zowel de kledingbranche als die van meubelzaken, doe-het-zelfzaken en elektronicazaken toegenomen. Met andere woorden: er heeft schaalvergroting plaatsgevonden (hoewel in de kledingbranche beperkt). In de vrijetijdsbranche (onder meer boekenwinkels) dalen beide: het aantal vestigingen en de totale vloeroppervlakte. Deze branche heeft dan ook te maken gehad met de grootste daling in werkgelegenheid. De werkgelegenheid in de kledingbranche is juist met 5% toegenomen. Figuur 1.4 Ontwikkeling vestigingen en vloeroppervlakte van geselecteerde branches in het nietdagelijkse goederensegment in Amsterdam, 2014-2014 Vestigingen (indexcijfers) 120
140
110
130
kleding
100
120
meubels
90
110
witgoed en electronica
80
100
doe-het-zelf
70
90
60 2004
4
Oppervlakte (indexcijfers)
2006
2008
2010
2012
2014
80 2004
boeken en vrije tijd 2006
2008
2010
2012
2014
Monitor Detailhandel 2014
Tabel 1.5 Ontwikkeling banen in de detailhandel van geselecteerde branches in het niet-dagelijkse goederensegment in Amsterdam, 2004-2014 (abs. en %) 2004
2014
2004-2014
kleding
5.811
6.102
5,0
meubels
2.116
2.119
0,1
witgoed en elektronica
1.523
1.291
-15,2
doe het zelf
1.205
1.062
-11,9
boeken en vrijetijd
1.175
840
-28,5 bron: O+S/ARRA
Verschillen tussen wijken Binnen Amsterdam zijn de verschillen groot. Zo is het aantal vestigingen in alle wijken gedaald, met uitzondering van Westpoort, Osdorp en Zeeburg. In Westpoort is rondom de Praxis het nieuwe winkelgebied ‘Huis-, tuin- en keukenboulevard Westpoort’ ontwikkeld. In Osdorp en Zeeburg zijn in nieuwbouwwijken (De Aker en IJburg) volwaardige winkelgebieden verrezen. Daarnaast is de afname van het aantal winkels in sommige gebieden sterk, zoals in Slotervaart-Overtoomse Veld. Op het Sierplein bijvoorbeeld, is het aantal winkels met niet-dagelijkse voorzieningen in deze periode gedaald van 30 naar 20. En op het Delflandplein is het aantal winkels voor niet-dagelijkse goederen gedaald van 7 naar 2. Tabel 1.6 Vestigingen naar wijk, 2004-2014 (abs. en %)
Centrum Westpoort
vestigingen
oppervlakte
2004
2014
2004-2014
2004-2014
1.976
1.968
-0,4
6,5
7
15
Westerpark
137
127
-7,3
20,1
Oud-West
467
404
-13,5
-10,6
Zeeburg
154
196
27,3
72,9
Bos en Lommer
132
120
-9,1
19,2
De Baarsjes
233
189
-18,9
-6,0
Noord
339
316
-6,8
25,4
Geuzenveld-Slotermeer
153
138
-9,8
15,2
Osdorp
214
222
3,7
14,6
Slotervaart
133
99
-25,6
20,0
Zuidoost
330
287
-13,0
24,3
380
320
-15,8
3,5
1.092
973
-10,9
-3,3
333
294
-11,7
9,2
6080
5668
-6,8
12,2
Oost-Watergraafsmeer Oud-Zuid Zuideramstel totaal
bron: O+S/ARRA
De winkelvloeroppervlakte is juist in alle wijken gestegen, met uitzondering van Oud-West, De Baarsjes en Oud-Zuid, wijken waar ruimte schaars is. In Noord, Slotervaart en Zuidoost is de vloeroppervlakte ruim boven het gemiddelde gestegen. In Zeeburg is deze stijging, als gevolg van de aanleg van IJburg, fors te noemen.
5
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
De stijging is niet gelijk voor beide segmenten. De winkelvloeroppervlakte voor dagelijkse goederen is met 22% gestegen, die voor niet-dagelijkse goederen ‘slechts’ met 4%. In deze analyse is Oostpoort nog niet meegenomen. Verschillen tussen huurprijzen en leegstand De verschillen binnen Amsterdam komen ook tot uiting in de (ontwikkeling van de) huren en in de leegstand. De huren stijgen al jaren achtereen in winkelgebieden in stadsdeel Centrum, zoals de Kalverstraat, De Negen Straatjes en sinds kort ook de Prinsenstraat/Herenstraat. In winkelgebieden zoals het Bos en Lommerplein, de Burgemeester Van Leeuwenlaan, het Sierplein, de Van Woustraat, Javastraat, Winkelcentrum Boven ’t Y en het August Allebéplein dalen de huren juist. In Amsterdam is de gemiddelde leegstand in 2014 4,4%, maar de verschillen laten een vergelijkbare dynamiek zien tussen Centrum (leegstand 2%) en de stadsdelen om Centrum heen. Zo is de leegstand in Nieuw-West en Zuid 6%, in Oost 7% en in Westpoort 9%. Kleine winkelgebieden met hoge leegstand zijn Confuciusplein en Delflandplein. Grote gebieden met veel leegstand zijn Westpoort en Zuidas. Tabel 1.7 Leegstand, 2013-2014 % voorraad
% oppervlakte
2013
2014
2013
2014
Centrum
1,9
2,3
2,8
3,9
Nieuw-West
5,8
5,9
7,5
7,1
Noord
3,7
3,9
3,2
3,4
Oost
7,1
7,0
8,1
7,9
West
6,5
5,0
7,6
5,9
Westpoort
7,5
9,1
1,9
3,4
Zuid
3,6
5,2
6
6,9
Zuidoost
3,0
5,9
4,5
6,5
4,0
4,4
5,2
5,7
Amsterdam
Bron: EZ 2014 (bewerking Bureau Stedelijke Planning, o.b.v. data Locatus juni 2014)
Winkelen in Amsterdam Dalende huren en toenemende leegstand zijn het gevolg van een verminderende interesse in een winkelgebied van – in wisselwerking – de detailhandel en publiek. Analyse van het koop- en winkelgedrag van dat publiek kan informatie opleveren over de redenen waarom sommige winkelgebieden het beter doen dan andere. Dit koop- en winkelgedrag is hier onderzocht aan de hand van een enquête onder 6.000 Amsterdammers. Onder meer is de koopkrachtbinding berekend: de mate waarin bewoners in eigen buurt, wijk, stadsdeel of stad boodschappen doen of winkelen. We kijken hier vooral naar de binding met stadsdeel en stad. Het blijkt dat die binding van Amsterdammers met hun eigen stadsdeel voor wat betreft dagelijkse boodschappen niet is veranderd, met uitzondering van stadsdeel Centrum,
6
Monitor Detailhandel 2014
waarvan de bewoners wat vaker boodschappen doen in de Jordaan in plaats van in winkelcentrum Brazilië of op het Maria Heinekenplein. Wat de niet-dagelijkse boodschappen betreft, is de koopkrachtbinding echter sterk gedaald. Zo was de binding van inwoners van West met hun stadsdeel in 2004 42% en in 2014 nog maar 28%. De binding van inwoners van Zuid is gedaald van 50 naar 36%. Tabel 1.8 Koopkrachtbinding dagelijkse boodschappen aan eigen stadsdeel en stad, 2005-2014 (%) 2004
2014
Centrum
73
80
West
85
85
Nieuw-West
86
85
Zuid
90
92
Oost
83
80
Noord
84
84
Zuidoost
80
81
Amsterdam
96
96
Tabel 1.9 Koopkrachtbinding niet-dagelijkse boodschappen aan eigen stadsdeel en stad, 2005-2014 (%) 2004
2014
Centrum
64
60
West
42
28
Nieuw-West
56
40
Zuid
50
36
Oost
48
26
Noord
64
58
Zuidoost
61
63
Amsterdam
87
78
De koopkrachtbinding van Amsterdammers met de stad als geheel is verschoven. De binding van Amsterdammers met winkelgebieden buiten stadsdeel Centrum is afgenomen en die met winkelgebieden in dit stadsdeel juist toegenomen, van 25 naar 28% (die van de Kalverstraat alleen al van 8 naar 10%). Dat de koopkrachtbinding van Amsterdammers met winkelgebieden buiten stadsdeel Centrum is afgenomen heeft te maken met het feit dat Amsterdammers steeds meer via internet kopen. Op de vraag waar men de laatste keer niet-dagelijkse goederen heeft gekocht, geeft nu 11% van de Amsterdammers aan: via internet. In 2004 was dat nog 1%. Amsterdammers kopen dus vaker via internet en winkelen vaker in stadsdeel Centrum.
7
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 1.10 Koopkrachtbinding diverse kanalen niet-dagelijkse producten, 2014 (%) 100
80 buiten Amsterdam internet
60
overig Amsterdam 40
overig Centrum Kalverstraat
20
0
2004
2014
De groep Amsterdammers die het vaakst of via internet of in de Kalverstraat kopen, zijn jongeren. Jongere Amsterdammers geven vaker dan gemiddeld (18%) aan voor hun nietdagelijkse boodschappen naar de Kalverstraat te gaan. Ouderen daarentegen, gaan juist vaker winkelen in de buurt. Figuur 1.11 Koopkrachtbinding diverse kanalen niet-dagelijkse producten naar leeftijd, 2014 (%) 100
80 buiten Amsterdam internet
60
overig Amsterdam 40
overig Centrum Kalverstraat
20
0
8
18-35
35-50
50-65
65 >
Monitor Detailhandel 2014
Conclusie De detailhandel in Nederland heeft het zwaar door vergrijzing en ontvolking, door concurrentie van het internet en door daling van de koopkracht als gevolg van de recessie. Hierdoor nemen het aantal winkelsluitingen en de leegstand toe en daalt de omzet (Platform31, 2014). Gezien dit landelijke beeld valt het in Amsterdam nog mee. Het aantal vestigingen is weliswaar licht gedaald, maar zowel de vloeroppervlakte als het aantal banen is toegenomen, zij het eveneens licht. De leegstand ligt met 4% ruim onder het landelijke gemiddelde. De reden dat de Amsterdamse detailhandel minder hard getroffen is, is gelegen in de demografische ontwikkeling van Amsterdam. Amsterdam blijft jongeren aantrekken die steeds vaker na hun studie in Amsterdam blijven wonen, werken en kinderen krijgen. Hierdoor nemen de bestedingen van Amsterdammers gemiddeld toe – en daar profiteert ook de detailhandel van. Daarnaast blijft Amsterdam veel toeristen (dagjesmensen én 1 verblijfstoeristen) trekken. Maar: de verschillen tussen branches en wijken zijn groot. Enerzijds zijn er gebieden (de Kalverstraat en in toegenomen mate de Jordaan) waar steeds meer Amsterdammers en toeristen – dagjesmensen én verblijfstoeristen – naar toe gaan om te winkelen ondanks het feit dat deze groepen ook steeds vaker via internet bestellen. Anderzijds fungeren veel winkelgebieden buiten stadsdeel Centrum weliswaar prima als winkelgebieden voor dagelijkse boodschappen, maar steeds minder vaak als winkelgebieden waar niet-dagelijkse boodschappen worden gedaan. Het lijkt er dus op dat het centrum zich blijft ontwikkelen als het hoofdwinkelgebied van Amsterdam. Het aanbod is er compleet en het gebied heeft de authentieke en historische uitstraling die veel consumenten zoeken. De doelstelling van het Amsterdamse detailhandelsbeleid om een gevarieerd winkelgebied te behouden dat Amsterdammers en toeristen aantrekt, lijkt daarmee ruimschoots gehaald. De winkelgebieden rondom het Centrum ontwikkelen zich als winkelcentra voor de wijk, waar niet alleen een supermarkt is, maar vaak ook servicegerichte kleinere detaillisten en speciaalzaken voor dagelijkse producten. Het valt op dat in vrijwel alle winkelgebieden de koopkrachtbinding wat betreft niet-dagelijkse goederen afneemt, maar het minst snel in de hoofdwinkelcentra en hoofdradialen en juist sneller in de straten en kleinere centra eromheen. Buiten het centrum is er dus sprake van concentratie van niet-dagelijkse voorzieningen in de hoofdwinkelgebieden. Maar ook het aantal winkels voor dagelijkse boodschappen is in de meeste wijken gedaald, met schaalvergroting en concentratie als gevolg. Dit betekent dat de aandacht 1
Zie: http://www.os.amsterdam.nl/nieuws/meer-bestedingen-door-buitenlandse-toeristen
9
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
ook gevestigd moet blijven op de tweede doelstelling van het detailhandelsbeleid: behoud van een fijnmazig winkelmilieu voor dagelijkse boodschappen. Dit aandachtspunt geldt overigens vooral naoorlogse winkelgebieden. In negentiendeeeuwse wijken wordt ruimte die vrijkomt door vertrek van winkels in het segment nietdagelijks namelijk vaak opgevuld door winkels in het segment dagelijks: nieuwe horeca en nieuwe ketens voor dagelijkse voorzieningen als Stach, Marqt, Biolicious en Bilder & De Clercq. Ook komen er andere experimentele verkoopformules , zoals mengvormen waar koffieverkoop gecombineerd wordt met de verkoop van kleding en meubels, pop-up stores en shop in shops. In sommige gevallen gaat het om detailhandelsvormen waar flexibiliteit voorop staat, omdat moeilijk in te schatten is of ze aanslaan. In het algemeen betreffen het verkoopformules die goed passen bij de lifestyle en levensfase van een deel van de omwonenden. En hoewel bestemmingsplannen dergelijke experimenten nog niet altijd even makkelijk toelaten, is de gemeente in het algemeen enthousiast vanwege het feit dat men ervan uit gaat dat dergelijke initiatieven en experimenten de functiemenging, levendigheid en leefbaarheid van buurten ten goede komen. Bovendien wordt met name door horecazaken het aanbod van zogenaamde third spaces vergroot. Dit zijn semipublieke ruimtes die officieuze werk- en overlegplekken bieden voor zelfstandigen en zzp’ers, een groep arbeidskrachten die in Amsterdam steeds groter wordt. De winkelstraat is vanuit deze gedachte meer dan een verzameling economische actoren, maar een sociaaleconomisch instituut dat de buurtidentiteit kan vergroten en dat dient als generator van sociaal kapitaal voor omwonenden en werkenden.
10
Monitor Detailhandel 2014
2 Inleiding
No undertaking … [was] more parochial than the face-to-face exchange of small traders... Often the little shopkeeper is hardly capitalist at all, the line between enterprise and housing being ill defined… His position on the market is secured by minimonopolies over local customers who are loyal also because they are immobile.
(Victoria de Grazia, Irresistible empire)
2.1 Winkels, al honderd jaar in gevaar? Honderd jaar geleden kreeg de kleine winkelier het zwaar. Niet zozeer door de opkomst van grote warenhuizen, want die richtten zich voornamelijk op de nieuwe elite in de stedelijke centra. Ook niet door een recessie en al evenmin door de Eerste Wereldoorlog. De boosdoener was de chain store, winkelketens met eenheidsprijzen en rationele distributieprocessen. Ze koloniseerden de (goedkope) suburbane gebieden van Europa (Lesger 2014, p. 206). Sindsdien heeft de zelfstandige (buurt)winkel het moeilijk. Haar monopolie was immers gebaseerd op de immobiliteit van bewoners. Maar die schaften brommers en automobielen aan. Bovendien werden de woningen groter, waardoor de buurtwinkel haar functie als publieke voorraadkast verloor. En toen kwam ook nog eens de koelkast. Desalniettemin werd de buurtwinkel gekoesterd. De Grazia: One needn’t idealize the small store as a social institution to understand why small shopkeeper movements could claim to represent all that was trustworthy, valuable, and solid in society. Over time the shopkeeper mounted the claim to being the mainstay of the social order by virtue of a lineage reaching back to the medieval guild, his status as property owner in a culture that still worshiped immobile wealth, and his performance as both provider of the goods and mediator of taste in ever-so-subtle- differentiated hierarchies of consumption. In Europe, when one spoke of the ‘metaphor of the middle’, it was to signal the precarious status of the Mittelstand , the lingering power of corporations and guilds, and the pervasive outlooks that saw society as on organic hierarch , with everybody in his or her proper place (2005, p. 162).
Ook wordt vaak gewezen op de functie van buurtwinkels als ogen en oren van de stad (Jacobs, 1961), bijvoorbeeld in verband met de veiligheid op straat. Ze zijn een bindmiddel voor gemeenschappen in stedelijke buurten. De aantrekkelijkheid van winkels gaat dus verder dan hun assortiment. In de jaren negentig ontwikkelden gemeenten daarom beleid gericht op buurteconomie (Folmer, 2013), waardoor het belang van kleine ondernemers weer toenam, bijvoorbeeld door hun bijdrage aan functiemenging (zie buurtwinkelbeleid EZ, 2014).
11
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
2.2 2014: detailhandel staat weer onder druk Technologie, recessie en demografie Toch daalt de omzet in de detailhandel als geheel, neemt het aantal faillissementen toe (CBS, 2014; ABN-AMRO, 2014) en staat meer leeg (Locatus, 2014). Landelijk gezien zijn er drie oorzaken: de technologische ontwikkeling, de recessie en demografische ontwikkelingen gerelateerd aan vergrijzing en ontvolking. Een technische ontwikkeling met verregaande consequenties zijn internetwinkels. Tussen 2007 en 2013 steeg hun aantal in heel Nederland van 14 tot 35.000. De totale omzet was in 2013 600 miljoen euro, 12% meer dan in 2011 (ABN-AMRO, 2014). Los van het feit dat internetwinkels de directe concurrentie met fysieke winkels hebben vergroot, heeft het internet het gedrag van consumenten sterk veranderd, met markttransparantie als gevolg: het aantal verkooppunten (offline en online) is vergroot en consumenten hebben meer kennis over prijzen, weten waar ze hun spullen het goedkoopst kunnen krijgen. Een en ander resulteerde in omzetdalingen (ABN-AMRO, 2014) voor fysieke winkels. Bovendien stellen consumenten hogere eisen aan fysieke retailers, zoals 24 uur service per dag, prijstransparantie, favoriete merken altijd en overal binnen handbereik en realtime inzicht in voorraden van winkeliers (PWC, 2014). Grof gezegd heeft technologie voor een verschuiving van de macht gezorgd van winkelier naar consument. De omzetdaling werd versterkt door de digitalisering van content. Nu is het alleen nog mogelijk muziek, films en boeken te digitaliseren, maar de verwachting is dat 3dprinttechnologie digitaliseringsprocessen in een stroomversnelling brengt, met gevolgen voor fysieke winkels. Wellicht loaden we over tien jaar een blauwdruk van een stuk speelgoed down en printen de brandweerauto of wat het ook is thuis in onderdelen in 3d uit. Alleen nog assembleren (Platform31, 2014). Een tweede oorzaak van het feit dat de detailhandel onder druk staat is de recessie: er wordt minder gewinkeld en (dus) minder besteed in winkels. Nederlanders hebben koopkracht en vermogen ingeleverd met als gevolg dat de tijden van (over)consumeren zijn verdwenen. We zijn aan het ‘ontschulden’ (ING, 2014a: 7). Overigens raamt TNO dat de Amsterdamse economie in 2013 met 0,6% en in 2014 met 1% zal groeien (Economische Verkenningen, 2014). ING raamt dat de Nederlandse economie tot 2020 in totaal met 1,5% zal groeien.
12
Monitor Detailhandel 2014
Figuur 2.1 Toegevoegde waarde en economische groei in Amsterdam, 1995-2014 (totale toegevoegde waarde in basisprijzen en jaarlijkse procentuele groei) toegevoegde waarde Amsterdam (euro's)
groei (%) 7
50.000
6
45.000
5
40.000
4
35.000
3
30.000
2
25.000
1
20.000
0
15.000
-1
10.000
-2
5.000
-3
0
toegevoegde waarde
NB: 2013 en 2014 zijn voorlopige cijfers o.b.v. ramingen
economische groei
Bron: Economische Verkenning MRA, 2014
Ten derde spelen demografische ontwikkelingen de fysieke detailhandel parten. Met name buiten de Randstad is er sprake van vergrijzing en ontvolking, met als gevolg omzetdaling, afname van het aantal vestigingen en uiteindelijk leegstand (PBL en ASRE 2013, ING 2014). Volgens het PBL staat 9% van de winkels en eenzelfde percentage van het winkelvloeroppervlak in 2014 leeg, met name in de krimpgebieden. Hier tegenover staat 2 dat de winkelvoorraad in tien jaar tijd is gestegen van 26 naar 30 miljoen m². De toegenomen leegstand is dan ook voor een deel te herleiden tot grotere aanvangsleegstand, ofwel onverhuurde nieuwbouw. In 2014 wordt 20% van de nieuwe winkels onverhuurd opgeleverd. De tijd dat elk nieuwbouwproject deels gefinancierd kon worden met commercieel vastgoed voor detailhandel is voorbij. Anders gezegd: commercieel vastgoed is niet meer de kurk waar elk nieuwbouwproject op drijft. Structurele leegstand (langer dan drie jaar) ziet men in winkelcentra van krimpgebieden en treft met name de kleinere panden. Dit komt doordat er een tendens is naar schaalvergroting, met als gevolg dat winkeliers bij keuze liever voor een groot pand kiezen dan voor een klein pand (PBL, 2014).
2
Locatus constateert in een persbericht (2014) dat in 2013 voor het eerst in tien jaar het totale winkelvloeroppervlak in Nederland niet is toegenomen.
13
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
2.3 Hoe spelen winkeliers in op deze ontwikkelingen? Uitdaging: hoe spelen winkeliers in op deze nieuwe machtsverhouding? Bij structurele macro-economische veranderingen (en bijbehorende verschuivende machtsverhoudingen) moeten ondernemers – en dus ook winkeliers – hun adaptieve en innovatieve capaciteiten aanspreken om concurrerend te blijven (Whitley, 2000). Dit kan bijvoorbeeld door schaalvergroting, vaak met het doel om kosten te besparen en meer potentiele consumenten te bereiken. Een andere manier is om flexibel te specialiseren en te innoveren. Whitley noemt de eerste een adaptive strategy, die leidt tot incrementele veranderingen; en de tweede een innovative strategy, die leidt tot meer radicale veranderingen. Beide strategieën zijn niet per se goed of fout, maar ideaaltypen die afhankelijk van hun sociaaleconomische context goed of verkeerd kunnen uitpakken. Een vorm van ‘aanpassen’ is schaalvergroting, om kosten te besparen en om marktaandeel te vergroten. In Nederland is hier zeker sprake van. Zo blijkt dat het aantal winkels in Nederland daalt, terwijl het winkelvloeroppervlak stijgt (zie ook Platform 31, 2013, Evers 2012). Voorbeelden zijn te vinden in de kledingbranche (H&M, Primark), de supermarktbranche en de elektronicabranche (Mediamarkt). Hoewel al deze ondernemers wel degelijk innovaties hebben doorgevoerd op marketinggebied, e-commerce en logistieke afhandeling, blijft voor velen het vizier gericht op bulkinkoop, kostenbesparing (onder meer op personeel) en bulkverkoop. Een andere vorm van ‘aanpassen’ zien we terug in het stereotype beeld van ‘de allochtone groenteboer’, die vanwege een teruglopende klandizie, zijn producten telkens maar weer goedkoper aanbiedt in de hoop het tij te keren (zie bijv. VN, 2014). Een derde vorm van aanpassen is op een slimme manier andere producten aan te bieden om een gevarieerder publiek te trekken. Dit leidt tot branchevervaging. Voorbeelden hiervan zijn het aanbieden van koffie in kledingwinkels en meubelzaken, en het verkopen van fietsen en huishoudelijke apparaten in doe-het-zelfzaken. Innovatie is de tweede strategie. De meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden van innovatie in de fysieke detailhandel is de implementatie van digitale technologie om zowel online als offline diensten en producten aan te bieden. Deze technologie staat nog grotendeels in de kinderschoenen, maar men kan denken aan geo-fencing, het virtueel afbakenen van een gebied met behulp van gps in telefoons, waarmee consumenten attent gemaakt kunnen worden op producten en promoties in de directe omgeving. Andere technologieën in dit kader zijn geo-targeted mobile advertising, proximity marketing, digital signage, location based services en QR codes. Een tweede voorbeeld is de implementatie van elektronische assistanten die via de eigen telefoon of een app in de winkel de klant bijstaan. Ook worden applicaties ontwikkeld om kleding virtueel te passen. Een derde technologische toepassing is mobiel betalen (mPOS) met bluetooth of QR-codes; een vierde het opzetten van digitale loyalty systemen met digitale coupons, persoonlijke aanbiedingse-mails. Analyse via sociale media en big data spelen hierbij een rol (Inretail, 2014).
14
Monitor Detailhandel 2014
Andere actoren, zoals vastgoedeigenaren en beleggers, dienen hun capaciteiten aan te wenden om innovatieve of op zijn minst adaptieve strategieën door te voeren om leegstand te minimaliseren of winkelstraten aantrekkelijk te houden. Aangezien vastgoedrendementen de komende jaren onder druk staan (ING, 2014) kunnen eigenaren en beleggers bijvoorbeeld besluiten alleen nog te investeren in toplocaties of alleen nog winkeliers van ketens met een bewezen staat van dienst huurcontacten aan te bieden. Volgens sommigen is deze passieve (en ongeïnteresseerde) houding van beleggers (die wellicht in Dubay wonen, hun portfolio hebben uitgesmeerd in uitgebreide vastgoedportefeuilles en hun zaken laten doen via een kantoor in Frankfurt of Londen) een van de redenen van de ‘filialisering’ van winkelstraten en snelle leegloop van winkelgebieden in minder geliefde locaties (Platform31, 2014). Een innovatievere (of op z’n minst pro-actievere) strategie voor eigenaren en beleggers is het flexibel aanbieden van bedrijfsruimte aan tijdelijke, nieuwe fysieke winkelvormen. Daarmee wordt leegstand voorkomen en starters een kans geboden. Een andere innovatievere aanpak voor ontwikkelaars is om perifere winkellocaties om te bouwen tot themaparkachtige winkelgebieden om op die manier in te spelen op de behoefte van consumenten om ge-entertaind te worden tijdens het winkelen.
2.4 Visie en doelstellingen van het gemeentelijke beleid De gemeente Amsterdam heeft zijn detailhandelsbeleid afgestemd met het regionale beleid van stadsregio Amsterdam, dat een nadere uitwerking is van de detailhandelsvisie van de Provincie Noord-Holland. De provincie zet in deze visie in op het behoud van wat sterk is en geeft daarom prioriteit aan de hoofdwinkelgebieden. Uitgangspunten daarbij is dat nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen niet mogen leiden tot verstoringen of duurzame ontwrichting van het bestaande winkellandschap. De provincie streeft dan ook naar clustering in de hoofdwinkelgebieden, is tegen de vestiging van solitaire winkels (met uitzondering van tuincentra) en tegen de vestiging van weidewinkels. De provincie laat aan de regionale samenwerkingsverbanden over of een PDV (perifere detailhandelsvestiging) en GDV (grootschalige detailhandelsvestiging) gerealiseerd mag 3 worden. Het belangrijkste instrument van de provincie is de provinciale Verordening. Hierin is opgenomen de verplichting voor gemeenten om regionale samenwerkingsverbanden te organiseren en verplicht advies in te winnen bij de Commissie Winkelplanning. De visie van de stadsregio sluit hierop aan met als toevoeging dat er terughoudend wordt opgegaan met nieuwe PDV-locaties. De kracht van de Stadsregio is , dat zij gemeenten dringend kan verzoeken om de gemeentelijke bestemminsplannen te laten voldoen aan haar beleidsdoelstellingen. Grootschalige detailhandelsplannen waar een bestemmingsplanwijziging voor nodig is moet getoetst worden aan Regionale Adviescommissie Detailhandel van de Stadsregio en Provincie. Daarnaast is er een meldingsplicht voor gemeenten wanneer zij nieuwe detailhandelsinitiatieven initiëren.
3
op PDV’s geldt dat alleen woon-gerelateerde detailhandel zich mag vestigen. Op GDV’s zijn deze regels versoepeld en is er ruimte voor bijvoorbeeld kledingwinkels, winkels voor huishoudelijke artikelen
15
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Doelstellingen gemeentelijk beleid Het detailhandelsbeleid van de gemeente Amsterdam maakt onderdeel uit van de Structuurvisie Amsterdam 2040 ‘Economische Sterk en Duurzaam’ en het Amsterdams Ondernemers Programma 2011-2014. In de structuurvisie staat de ruimtelijke ontwikkeling die Amsterdam voor ogen heeft tot 2040. In het Amsterdams Ondernemers Programma (AOP) 2011-2014 ‘Amsterdam Onderneemt!' staan acties en doelstellingen om ondernemerschap te stimuleren om een gunstig klimaat te creëren voor het ontstaan, aantrekken en groeien van ondernemingen. In de Detailhandelsnota van de Gemeente Amsterdam uit 2012 zijn twee hoofddoelstellingen geformuleerd. De eerste doelstelling is het koesteren en versterken van het gevarieerde winkelmilieu in Amsterdam met als doel de aantrekkingskracht voor (nieuwe) bewoners en bedrijven en toeristen te vergroten. De tweede doelstelling van het detailhandelsbeleid van EZ is het versterken en borgen van de fijnmazige structuur van winkelgebieden met aanbod in dagelijkse artikelen. Beleidshoofdlijnen De gemeente Amsterdam hanteert daarbij de volgende beleidshoofdlijnen: Winkels zijn geclusterd in winkelgebieden en winkelinitiatieven worden bij voorkeur gefaciliteerd in bestaande winkelgebieden Meer grotere winkelunits in sommige gebieden (zoals Kalverstraat en P.C. Hooftstraat) Uitbreiding winkeloppervlak in sommige gebieden (Centrum, Zuid en Zuidoost). Hanteren van oud voor nieuw principe in West, Oost, Noord, Nieuw-West en Westpoort, waarbij nieuwe winkels mogelijk zijn indien (verouderde) winkel(gebieden) een andere bestemming krijgen dan detailhandel. Accommodatieteam als gemeentelijk aanspreekpunt voor retailers Vergroting van de organisatiegraad van ondernemers Verruiming van bestemmingsplannen in gebieden met potentie. Een voorbeeld hiervan is de uitrol van het centrummilieu naar gebieden en straten buiten het Centrum. Vasthouden aan terughoudendheid van brancheverruiming in perifere gebieden Afhaalpunten ten behoeve internetverkoop mogen op bedrijventerreinen gevestigd zijn, indien zijn geen winkels zijn. Randvoorwaarden Naast deze hoofddoelstellingen en instrumenten zijn in de detailhandelsnota randvoorwaarden geformuleerd die met name door de stadsdelen uitgevoerd worden. Deze betreffen de zorg van de openbare ruimtes, dat deze overzichtelijk zijn en dat deze functioneel en kwalitatief op orde zijn, bijvoorbeeld met duidelijke looproutes, onderhoud van bestrating en groen; de zorg voor schone en veilige winkelgebieden; de zorg voor adequate aansluiting met andere voorzieningen zoals warenmarkten zodat synergieeffecten ontstaan. Instrumenten gemeentelijk beleid Het belangrijkste instrument ter realisatie van deze doelstellingen en beleidshoofdlijnen is het gemeentelijke bestemmingsplan, ofwel het publiekrechtelijke instrument waarmee bepaald is waar winkels of branches (en van bepaalde omvang) zich wel of niet mogen
16
Monitor Detailhandel 2014
vestigen. Anderzijds kunnen bestemmingsplannen aangepast worden, zoals bij het 1012 project, of kan juist een vrije zone ontstaan zodat leegstaande winkelruimte een andere functie kan krijgen, mocht dat gewenst zijn. Een tweede instrument is erfpacht. Als de gemeente grondeigenaar is kan gronduitgifte in erfpacht geweigerd worden als de vestiging van een winkel niet past in een bepaalde straat als dit bijvoorbeeld leidt tot grootschalige leegstand in een ander gebied. Een derde instrument zijn afspraken of andere privaatrechtelijke overeenkomsten tussen pandeigenaren, retailers, winkeliersverenigingen en gemeente die bijdragen aan de realisering van de doelstelling van het detailhandelsbeleid. Voorbeelden hiervan zijn de investeringsregeling kansenzones en bedrijveninvesteringszones. Kansenzones Een economische kansenzone is een gebied waar de buurteconomie een extra impuls krijgt. De gedachte is dat als de winkels en bedrijven in een buurt er aantrekkelijk uitzien, de buurt prettiger wordt om in te leven of te bezoeken. Er zijn negen gebieden aangewezen als kansenzone: de Dapperbuurt, Transvaalbuurt, Indische buurt en Watergraafsmeer in Oost; Mercatorbuurt en Landlustbuurt in West; Oud-Noord; K-buurt – Gein en Holendrecht in Zuidoost; Geuzenveld-slotermeer, Osdorp en Slotervaart in Nieuw West. In deze gebieden kunnen ondernemers een subsidievraag indienen om hun bedrijf en pand te moderniseren om zodoende te werken aan een aantrekkelijk straatbeeld en het winkelgebied een economische impuls te geven. Bedrijveninvesteringszone (BIZ) Een bedrijven investeringszone (BIZ) is een afgebakend gebied zoals een winkelstraat of een bedrijventerrein, waarin ondernemers en/of eigenaren samen investeren in de kwaliteit van hun bedrijfsomgeving. Alle ondernemers in de BIZ betalen daaraan mee. De gemeente stelt een heffing in die alle gebruikers en/of vastgoedeigenaren in de BIZ betalen. De opbrengst daarvan wordt in de vorm van een subsidie uitgekeerd aan de BIZvereniging of -stichting. Die gebruikt dat geld vervolgens om activiteiten uit te voeren in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone. Op dit moment is er op basis van een experiment in acht straten, te weten DamstraatOude Doelenstraat-Oude en Nieuwe Hoogstraat (Van Dam tot Stopera); Ferdinand Bolstraat, Haarlemmerbuurt, Jan Evertsenstraat e.o., Jan van Galenstraat; PrinsenstraatHerenstraat, Rozengracht en Utrechtsestraat e.o., geconcludeerd dat het experiment succesvol is en uitbreiding verdient. Momenteel hebben 38 gebieden zich aangemeld voor de instelling van een BIZ, waaronder Bedrijvencentrum Osdorp, het Fashion & Museumdistrict, De Indische buurt en de Linneusstraat/Middenweg.
2.5 Monitor detailhandel De vraag is hoe de detailhandel in Amsterdam zich heeft gereageerd op de hierboven geschetste demografische, technologische en economische ontwikkelingen. Dit leidt tot de volgende monitorvragen:
17
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
1. Hoe heeft de Amsterdamse detailhandel zich ontwikkeld (ten opzichte van regio en heel Nederland). 2. Hoe ziet het consumentengedrag van Amsterdammers eruit en in hoeverre is deze anders dan in de regio en in Nederland. Monitor winkels in Amsterdam De eerste vraag wordt beantwoord aan de hand van het ARRA-bestand (het vestigingenregister van Amsterdam), aangevuld met gegevens van CBS. Dit gebeurt in het hoofdstuk 3, waarin de ontwikkeling van detailhandelsvestigingen in heel Nederland enerzijds en in een aantal steden in de Randstad anderzijds wordt belicht aan de hand van de CBS-data. In paragraaf 3.2 wordt ingezoomd op de Amsterdamse detailhandel, op de ontwikkeling van het aantal vestigingen, banen en vierkante meters vloeroppervlakte. In 3.3 wordt deze stedelijke detailhandelsdynamiek verhelderd door de ontwikkeling van verschillende branches te beschrijven. In 3.4 wordt gekeken naar de ontwikkeling van de detailhandel per wijk en in 3.5 naar de ontwikkeling per straat, waarbij extra aandacht wordt besteed aan verkleuring in bijvoorbeeld de richting van zakelijke diensten of horeca. In paragraaf 3.6 en 3.7 wordt op straatniveau de ontwikkeling van huren besproken (gegevens DTZ-Zadelhoff) en gekeken naar leegstand (Locatus). Consumentengedrag in Amsterdam De tweede vraag (consumentengedrag) wordt beantwoord aan de hand van een enquête 4 onder 6.000 Amsterdammers en 3.000 bewoners van omliggende gemeenten. Het veldwerk hiervan vond plaats van januari 2013 tot juli 2014. Centraal staan de vragen waar men boodschappen doet en waar men in Amsterdam winkelt. Achtergrondvariabelen (huishouden, leeftijd, opleiding, inkomen) geven zicht in demografische, culturele en economische verschillen. Aan de hand van de enquête is het mogelijk om in hoofdstuk 4 de koopkrachtbinding per stadsdeel en per winkelstraat te bepalen. In hoofdstuk 5 worden andere onderwerpen uit de enquête besproken die inzicht geven in het consumentengedrag van Amsterdammers, zoals de bestedingen van consumenten aan dagelijkse boodschappen (5.1), via internet (5.2), marktbezoek (5.3) en de aanschaf van biologische producten (5.4). In hoofdstuk 6 wordt het oordeel over Amsterdamse winkelgebieden besproken voor dagelijkse (paragraaf 6.1) en niet-dagelijkse boodschappen (6.3). Ook wordt gekeken of de consument tevreden is over het doen van boodschappen in de buurt of dat men wellicht in de toekomst de boodschappen in perifere winkelgebieden wil doen en daar ook wil winkelen (6.5). Het hoofdstuk wordt afgesloten met een profielschets van de winkelgebieden op basis van de toevloeiing vanuit andere stadsdelen en regiogemeenten (6.6).
4
18
Edam-Volendam, Landsmeer, Beemster, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zeevang, Oostzaan, Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn en Almere. De enquête werd gehouden tussen januari 2013 en juli 2014.
Monitor Detailhandel 2014
3 Ontwikkeling detailhandel
3.1 Nederland en Randstad Nederland Stagnatie aantal vestigingen In heel Nederland is het aantal vestigingen in de detailhandel tussen 2007 en 2013 nauwelijks toegenomen. Het aantal winkels in de kleding- en schoenenbranche is gedaald sinds 2010. Andere sectoren zijn vrijwel gelijk gebleven. Sinds 2007 is het aantal internetwinkels verviervoudigd. Figuur 3.1 Ontwikkeling winkels in Nederland 2007-2013 (aantallen) aantallen
25.000
20.000
kleding en schoenen
internetwinkels 15.000 overig dagelijks
10.000
supermarkten
warenhuizen 5.000
0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
19
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
G4, Haarlem en Leiden Naast internetwinkels ook sterke groei warenhuizen Hieronder wordt Amsterdam vergeleken met Rotterdam, Den Haag en Utrecht alsmede Haarlem en Leiden, twee steden die relatief dicht bij Amsterdam liggen en kunnen concurreren met Amsterdam. Op het niveau van de stadsgewesten is te bepalen hoe het winkelaanbod zich heeft ontwikkeld. Wat onmiddellijk opvalt: het aantal internetwinkels nam in Amsterdam, Haarlem en Rotterdam wel toe, maar niet zo sterk als in de andere steden (zie fig. 3.2). Het aantal winkels in het niet-dagelijkse segment steeg in de periode 2007-2013 het sterkst In Utrecht (+ 8%). In de andere steden groeit dat aantal nauwelijks of – zoals in Haarlem – daalt zelfs. Het aantal warenhuizen is – wederom met uitzondering van Haarlem – overal sterk gegroeid. De percentages geven mogelijk een vertekend beeld omdat het om een laag aantal gaat. Desalniettemin is de groei tijdens een recessie verassend te noemen. Opvallend is ook de groei van vestigingen in het segment dagelijks in Utrecht en Amsterdam en dat deze groei niet alleen door de stijging van het aantal supermarkten wordt veroorzaakt, maar ook door een toename van het aantal overige zaken. Tabel 3.2 Procentuele ontwikkeling vestigingen in stedelijke gewesten Randstad, 2007-2013 (%) dagelijks
niet-dagelijks
supermarkten
overige dagelijks
warenhuizen
kleding en
internetwinkel
Utrecht GA
9
8
-3
15
75
20
396
Amsterdam GA
8
1
13
6
55
7
233
-4
-3
-8
-3
0
6
265
Leiden GA
0
1
0
0
50
3
740
Den Haag GA
5
0
16
1
60
4
472
Rotterdam GA
-2
0
11
-7
75
4
238
schoenen
Haarlem GA
bron: CBS
20
Monitor Detailhandel 2014
Figuur 3.3 Ontwikkeling detailhandel 2007-2013 (aantallen vestigingen) Amsterdam
Utrecht
1800
700
1600
600
kleding en schoenen
1400
500
1200 1000
400
800
300
600
overige dagelijks warenhuizen supermarkten
200
internetwinkel
400
100
200 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
bron: CBS Figuur 3.4 Ontwikkeling detailhandel 2007-2013 (aantallen vestigingen) Haarlem
Leiden
400
350
350
300
300
kleding en schoenen
250
250
overige dagelijks
200
200
internetwinkel 150
150
supermarkten 100
100 50 0 2007
warenhuizen
50
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
bron: CBS Figuur 3.5 Ontwikkeling detailhandel 2007-2013 (aantallen vestigingen) Den Haag
Rotterdam 1200
1000 900
1000
800 700
kleding en schoenen
800
600
overige dagelijks
600
500
internetwinkel
400 400
300 200
supermarkten
warenhuizen
200
100 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
bron: CBS
21
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
3.2 Ontwikkeling detailhandel in Amsterdam Schaalvergroting Om de verschillen binnen Amsterdam te duiden is gebruik gemaakt van het Amsterdamse bedrijvenregister ARRA. Hiermee is het mogelijk om verder in de tijd terug te kijken dan in de vorige paragraaf en de ontwikkeling van de afgelopen tien jaar te schetsen. Wat meteen opvalt: winkels zijn de afgelopen tien jaar groter geworden. Het aantal vestigingen is jaarlijks met 0,5% gedaald tot 5.668 in 2014, terwijl het totale vloeroppervlak met 2% per jaar steeg tot 1.032.564 m² in 2014. Figuur 3.6 Ontwikkeling vestigingen en vloeroppervlakte detailhandel in Amsterdam, 2004-2014 Vestingen (abs.)
Oppervlakte (m2)
5.000
900.000
4.500
800.000
4.000
700.000
3.500
600.000
3.000
niet-dagelijkse goederen
500.000
2.500
400.000
2.000
dagelijkse goederen
300.000
1.500 1.000
200.000
500
100.000
0 2004
m2
2006
2008
2010
2012
2014
0 2004
2006
2008
2010
2012
2014
bron: ARRA
Acht procent meer banen, maar wel parttime De schaalvergroting is ook af te leiden aan het feit dat – ondanks de daling van het aantal vestigingen – het aantal banen in detailhandel is gestegen van ongeveer 34.500 banen in 2004 naar 37.100 in 2014 (+ 8%). Deze groei is te herleiden tot parttime banen. Het aantal fulltime banen is gelijk gebleven. Dit heeft ertoe geleid dat de verhouding fulltime en parttime banen is gedaald van 78% in 2004 naar 66% in 2014. Uiteraard is deze arbeidsflexibilisering ook in andere sectoren zichtbaar is, maar het feit dat de regels voor winkeliers in sommige gevallen zijn versoepeld speelt ook mee. Volgens ING heeft met name de afschaffing van de sluitingstijden (winkels mogen ook na 18.00 uur en op zondag open zijn) voor een toename van het aantal parttime banen in deze sector gezorgd.
22
Monitor Detailhandel 2014
Figuur 3.7 Ontwikkeling banen, 2003-2004 (aantallen fulltime en parttime banen) 40.000 35.000
30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
totaal werkzame personen (FT+ PT)
2010
2011
2012
2013
2014
totaal werkzame personen (FT)
Veel nieuwe parttime banen in segment dagelijkse goederen Opgesplitst naar dagelijkse en niet-dagelijkse goederen, valt op dat alleen het aantal parttime banen in het dagelijkse goederensegment is toegenomen (maar liefst met 9% per jaar), terwijl het aantal fulltime banen in dit segment vrijwel gelijk bleef (0,2% per jaar groei). Het aantal fulltime banen in het niet-dagelijkse goederensegment daalde met 0,6% per jaar, terwijl het aantal parttime banen in dit segment met 0,4% per jaar daalde. Figuur 3.8 Ontwikkeling fulltime en parttime werkgelegenheid, 2004-2014 Dagelijkse goederen
Niet-dagelijkse goederen
18.000
25.000
15.000
20.000
12.000
15.000 9.000
10.000 6.000
5.000
3.000 0 2004
2006
2008
dagelijkse goederen (FT+ PT)
2010
2012
2014
dagelijkse goederen (FT)
0 2004
2006
2008
niet-dagelijkse goederen (FT+ PT)
2010
2012
2014
niet-dagelijkse goederen (FT)
Vanaf 2004 al sprake van schaalvergroting Al voor de economische crisis van 2008 nam het aantal vestigen in het segment dagelijks af en de vloeroppervlakte toe. In het segment niet-dagelijks steeg het aantal winkels en het gemiddelde vloeroppervlak tot 2008 (schoksgewijs), daarna daalde het aantal vestigingen en bleef het vloeroppervlak min of meer gelijk. Dus ook hier: schaalvergroting.
23
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 3.9 Ontwikkeling oppervlakte en vestingen Amsterdam, 2004-2014 (%) 120 115 110
105
oppervlake niet-dagelijks oppervlakte dagelijks
100
vestigingen niet-dagelijks 95 vestigingen dagelijks 90 85 80 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
3.3 Branches voor niet-dagelijkse goederen nader bekeken Amsterdam profileert zich als winkelstad van Nederland en dus is het zinvol de verschillende branches (kleding, meubels, doe-het-zelf, elektronica alsmede boeken en vrijetijd) nader te onderzoeken. Samenvattend: in al deze sectoren daalt het aantal vestigingen. Minder kledingzaken, wel meer kleine In de kledingbranche daalt het aantal vestigingen sinds 2009, zij het licht. Tot dat jaar steeg het aantal juist. Dat waren vooral kleine vestigingen, want de vloeroppervlakte blijf vrijwel gelijk. Sinds 2009 daalt het aantal vestigingen weer, zij het licht. In de afgelopen zes jaar is ook de omzet gedaald. Naast bezuinigingen speelt recommerce de branche parten, maar ook de komst van internationale retailers en online verkoop. Meubelzaken en doe-het-zelfzaken in vrije val Over langere periode lijkt het nog mee te vallen aangaande meubel- en doe-hetzelfzaken; in oppervlakte namen ze zelfs toe. Maar sinds 2011 is er sprake van een vrije val, zowel in aantallen vestigingen als in vierkante meters. Oorzaak is de stagnerende huizenmarkt (zie onder meer ABN-AMRO, 2014): minder verhuizingen, minder nieuwe banken en keukens. Doe-het-zelfzaken reageerden met schaalvergroting en brancheverbreding (verkoop fietsen, meubels, witgoed etc.).
24
Monitor Detailhandel 2014
Meubelzaken hebben volgens ABN-AMRO (2014) behalve van doe-het-zelfzaken ook concurrentie gekregen van de kledingbranche. Zo verkopen bijvoorbeeld H&M, Zara, Sissy-Boy en Ralph Lauren via hun (web)winkels nu ook woon- en interieurproducten. Kleine elektronicazaken verdwijnen In de sector boeken en vrijetijdsartikelen en in de sector witgoed en elektronica is het aantal vestigingen sinds 2007 sterk gedaald. Enerzijds vindt schaalvergroting plaats (BCC en Mediamarkt bijvoorbeeld), waardoor het vloeroppervlak nauwelijks is afgenomen. Anderzijds wordt in deze sectoren steeds meer via internet besteld – al dan niet bij BCC of Mediamarkt. Volgens ABN-AMRO (2014) is de omzet in 2013 in heel Nederland in 2013 met 8,3% gedaald. Ongeveer 20% van de omzet in de elektronicabranche komt via internet. Boekenbranche: shake-out voorbij? Met de boeken- en vrijetijdsbranche (inclusief platenzaken) gaat het slecht, maar sinds 2012 is er sprake van stabilisatie. De vraag is of de shake-out van tijdelijke aard is of het ergste nog moet komen. Als de vaste boekenprijs definitief verdwijnt, bijvoorbeeld. Figuur 3.10 Ontwikkeling vestigingen en vloeroppervlakte detailhandel in Amsterdam, 2014-2014 Vestigingen (indexcijfers)
Oppervlakte (indexcijfers)
120
140
110
130
kleding
100
120
meubels
90
110
witgoed en electronica
80
100
doe-het-zelf
70
90
60 2004
2006
2008
2010
2012
2014
80 2004
boeken en vrije tijd 2006
2008
2010
2012
2014
3.4 Ontwikkeling detailhandel in wijken De verschillen binnen Amsterdam zijn groot. Daarom is het van belang om naar de ontwikkeling van de afgelopen tien jaar per wijk te kijken. De wijk met de sterkste gemiddelde jaarlijkse daling is Slotervaart, waar het aantal vestingen is gedaald met 3% per jaar, gevolgd door Zuidoost, Oost-Watergraafsmeer en Bos en Lommer. De enige stadsdelen waar het aantal vestigingen jaarlijks toeneemt zijn Zeeburg en Centrum; in Zeeburg door de opening van winkelcentrum Brazilië (met dagelijkse en nietdagelijkse goederen), in Centrum door een toename van het aantal vestigingen in het segment dagelijks.
25
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 3.11 Gemiddelde jaarlijkse dynamiek vestigingen per wijk, 2004-2014 (aantallen en procenten) vestigingen totaal Centrum
oppervlakte dagelijks niet-dagelijks
totaal
dagelijks niet-dagelijks
0,0
1,5
-0,4
0,6
2,2
0,4
Westpoort
11,4
0,0
13,3
5,6
9,3
5,6
Westerpark
-0,7
-0,7
-0,8
2,0
1,2
2,4
Oud-West
-1,3
-1,6
-1,3
-1,1
1,6
-1,8
Zeeburg
2,7
2,3
3,1
7,3
6,9
7,6
Bos en Lommer
-0,9
-2,2
0,3
1,9
-1,1
5,6
De Baarsjes
-1,9
-2,5
-1,6
-0,6
-0,4
-0,7
Noord
-0,7
-1,1
-0,5
2,5
2,5
2,6
Geuzenveld-Slotermeer
-1,0
-0,7
-1,2
1,5
3,8
0,1
0,4
0,0
0,5
1,5
1,6
1,4
Slotervaart
-2,6
-2,8
-2,4
2,0
0,2
3,9
Zuidoost
-1,3
-1,1
-1,4
2,4
1,6
2,6
Oost-Watergraafsmeer
-1,6
-1,4
-1,7
0,4
0,3
0,4
Oud-Zuid
-1,1
-1,6
-0,9
-0,3
-0,6
-0,3
Zuideramstel
-1,2
-0,9
-1,3
0,9
3,1
-0,2
totaal
-0,7
-0,6
-0,7
1,2
1,5
1,1
Osdorp
3.5 Ontwikkeling huurprijzen Huren stijgen in authentieke belevingsstraten met aangenaam verblijfsklimaat Tussen 2012 en 2013 stegen de huren in De Negen Straatjes met 600 tot 1100 euro per vierkante meter per jaar. In 2014 steeg de huur hier niet, maar wel in de vergelijkbare Prinsenstraat en Herenstraat (met 175 tot 275 euro). Ook de huren van winkels aan de Amstelveenseweg stegen, met 200 tot 300 euro. Het aantal horecazaken is hier toegenomen, waardoor het aangenamer winkelen en recreëren wordt. De huren op het Damrak (1000-1500 euro), de Dam (900-1750) en het Rokin (550-1250) stijgen eveneens, vooral door de vestiging van een aantal flagshipstores van grote modeketens, waardoor het een uniek winkelgebied wordt. Andere straten die profiteren van deze trend zijn de P.C. Hooftstraat (900-1600 euro), Nieuwe Spiegelstraat (200-450) en Haarlemmerstraat (225-550). Eerder stegen de huren al in de Van Baerlestraat (250-850 euro). Buiten het Centrum dalen de huren als gevolg van verminderde belangstelling Buiten stadsdeel Centrum zijn in veel winkelstraten de huren de afgelopen twee jaar gedaald: de Van Woustraat, Bos en Lommerweg, Burgemeester van Leeuwenlaan, Burgemeester De Vlugtlaan, het Lambertus Zijlplein, Sierplein, de Jan van Galenstraat, Spaarndammerstraat en IJburglaan zijn voorbeelden. De belangrijkste oorzaak: een verminderde belangstelling van ondernemers en winkelend publiek. Ook in de Javastraat (125-275 euro) zijn de huren gedaald, maar dat is een bewuste actie van de
26
Monitor Detailhandel 2014
woningbouwverenigingen om de prille levendigheid aldaar te behouden, aldus Zadelhoff (2013 & 2014). ..of door een afwachtende houding vanwege geplande nieuwbouw In winkelcentrum Boven ’t Y (350-700 euro) zijn de huren in 2013 en 2014 gedaald vanwege de afwachtende houding die winkeliers aannamen vanwege de renovatie- en herstructureringsplannen, die inmiddels op de lange baan zijn geschoven. Deze afwachtende houding hadden de ondernemers op het August Allebéplein (100-150 euro) in 2014 volgens Zadelhoff ook, eveneens met dalende huren als gevolg. Dat de huren in de Villa Arena in 2013 en 2014 daalden (90-130 euro), is het directe gevolg van de stagnatie op de woningmarkt. …dan wel vanwege toegenomen concurrentie Aan de andere kant: een gezellige mix met horeca en high-end winkels in een gunstig gelegen gebied is nog geen garantie voor economisch succes. Ook in de Cornelis Schuytstraat (600-950 euro), Willemsparkweg (200-575 euro), Beethovenstraat (600-900 euro) en in de Kalvertoren (400-2000 euro) zijn de huren in 2013 en 2014 namelijk gedaald. Al deze straten en winkelcentra hebben te maken met toegenomen concurrentie van nabijgelegen winkelgebieden.
3.6 Leegstand Leegstand in Amsterdam 4% Volgens het PBL (2014) is er in Nederland een overaanbod aan winkels, met leegstand als gevolg. Gemiddeld staat in Nederland in 2014 9% van de winkels en het 5 winkelvloeroppervlak leeg. Locatus komt uit op 7% winkelleegstand. In Amsterdam is de leegstand geringer: 4,4%. Maar dit is wel een stijging van 0,4% ten opzichte van 2013 (EZ, 2014). Ten opzichte van de andere grote steden in Nederland is er een scheiding tussen de Noordvleugel van de Randstad met Utrecht en Amsterdam enerzijds (met leegstandscijfers van 5 resp. 4%) en de Zuidvleugel, met leegstandscijfers in steden als Den Haag en Rotterdam van rond de 10%. Binnen de MRA heeft Halfweg de grootste leegstand, waar één op de vijf verkooppunten leeg staat (waarschijnlijk doordat er nog geen winkels geopend zijn in Sugar City). Duivendrecht en Diemen hebben iets meer dan 10% leegstand. Muiden en Edam hebben met iets meer dan 1% leegstand de minste leegstand van alle MRA-gemeenten. De stadsdelen met de minste leegstand zijn Centrum met 2,3% en Noord met 3,9%. Westpoort (9,1%), Nieuw-West en Zuidoost (beide 5,9%) hebben het hoogste leegstandspercentage van alle stadsdelen.
5
Voor een uitleg van de verschillende onderzoeksmethoden van PBL/ASRE versus Locatus, zie: PBL 2014
27
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
De winkelstraten met de (relatief) meeste leegstand in 2014 zijn Confuciusplein en Delfandplein met 19 resp. 20%. In absolute aantallen heeft de Ferdinand Bolstraat met 27 leegstaande verkooppunten de hoogste leegstand, gevolgd door de Linnaeusstraat met negen, de Jan Evertsenstraat met acht, het Hoofddorpplein met zeven en de Javastraat, het winkelcentrum Boven ’t Y, de P.C. Hooftstraat/Van Baerlestraat en de Arena Boulevard met elk zes leegstaande verkooppunten. Tabel 3.12 Leegstand, 2014 % voorraad
% oppervlakte
2013
2014
2013
2014
Centrum
1,9
2,3
2,8
3,9
Nieuw-West
5,8
5,9
7,5
7,1
Noord
3,7
3,9
3,2
3,4
Oost
7,1
7,0
8,1
7,9
West
6,5
5,0
7,6
5,9
Westpoort
7,5
9,1
1,9
3,4
Zuid
3,6
5,2
6
6,9
Zuidoost
3,0
5,9
4,5
6,5
4,0
4,4
5,2
5,7
Amsterdam
Bron: EZ 2014 (bewerking Bureau Stedelijke Planning, o.b.v. data Locatus juni 2014) Tabel 3.13 Straten met relatief de meeste leegstand, 2014
Confuciusplein Delflandplein
% leeg
aantal winkels
29
5
20
2
Westpoort
18,5
3
Zuidas
17,6
3
Johan Huizingalaan
16,7
1
Sam. V. Houtenstraat
16,7
1
Marathonweg
14,3
1
August Allebéplein
12,5
2
Banne Centrum
12,5
3
12,5
1
Sijsjesbergweg
Bron: EZ 2014 (bewerking Bureau Stedelijke Planning, o.b.v. data Locatus juni 2014)
28
Monitor Detailhandel 2014
4 Koopkrachtbinding
4.1 Koopkrachtbinding stadsdeel Met koopkrachtbinding wordt bedoeld dat deel van de koopkracht dat bewoners van een stad of stadsdeel in eigen stad of stadsdeel besteden. De koopkrachtbinding van dagelijkse boodschappen is gebaseerd op de vraag waar de respondent de laatste twee keer levensmiddelen heeft gekocht en producten voor persoonlijke verzorging; de koopkrachtbinding voor niet-dagelijkse boodschappen op de vraag waar men de laatste keer kleding, schoenen, elektronica, huishoudelijke artikelen, woninginrichting, doe-het6 zelfartikelen, bloemen, planten en tuinartikelen en juweliersartikelen heeft gekocht. Koopkrachtbinding dagelijkse goederen stabiel, niet-dagelijkse omlaag De koopkrachtbinding van Amsterdammers aan Amsterdam voor wat dagelijkse goederen betreft, is al jaren stabiel: 96%. De koopkrachtbinding van niet-dagelijkse goederen loopt terug, van 86% in 2011-2012 naar 78% in 2014. In stadsdelen met regioverzorgende winkelcentra (Centrum, Zuidoost en Noord) blijft de koopkrachtbinding op peil, terwijl Oost en West (waar grootschalige winkelgebieden ontbreken en de langgerekte winkelstraten het moeilijk hebben) een teruggang te zien geven. Mogelijk brengt Oostpoort daar verbetering in. De volgende meting zal dit moeten uitwijzen. De inwoners van West zijn sterk georiënteerd op stadsdeel Centrum, maar men gaat ook naar Nieuw-West en Sloterdijk (Westpoort).
6
NB: Om de koopkrachtbinding te berekenen is een aantal veranderingen doorgevoerd ten opzichte van de meting uit 2011-2012. Toen viel de productgroep lichaamsverzorging onder de categorie niet-dagelijkse boodschappen; vanaf 2013 wordt deze groep samen met levensmiddelen tot de groep dagelijkse goederen gerekend. Daarnaast is voor de productgroep lichaamsverzorging en niet-dagelijkse boodschappen niet meer gevraagd waar men deze producten normaliter koopt, maar waar men de producten de laatste twee keer heeft gekocht. Op die manier hopen we ook zicht te krijgen in de aanschaf van producten op minder voor de hand liggende plekken. Een derde verandering is dat producten aangeschaft in het Westpoort/Westelijk Havengebied voorheen werden toegekend aan West en nu aan Westpoort. Omdat hier geen consumenten zijn geïnterviewd, zijn er geen bindingscijfers berekend. Het is uiteraard wel mogelijk om herkomstcijfers te berekenen.
29
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 4.1 Koopkrachtbinding dagelijkse boodschappen aan eigen stadsdeel en stad, 2005-2014 (%) 2003-2004
2005-2006
2007-2008
2009-2010
2011-2012
2013-2014
Centrum
73
75
77
79
82
80
West
85
84
85
86
83
85
Nieuw-West
86
85
87
85
85
85
Zuid
90
92
93
90
91
92
Oost
83
82
85
83
80
80
Noord
84
84
87
85
84
84
Zuidoost Amsterdam
80 96
81 96
82 96
82 96
81 96
81 96
Tabel 4.2 Koopkrachtbinding niet-dagelijkse boodschappen aan eigen stadsdeel en stad, 2005-2014 (%) 2003-2004
2005-2006
2007-2008
2009-2010
2011-2012
2013-2014
Centrum
64
62
62
64
65
60
West
42
43
45
43
41
28
Nieuw-West
56
56
55
51
48
40
Zuid
50
51
52
50
44
36
Oost
48
41
42
38
37
26
Noord
64
66
65
63
60
58
Zuidoost Amsterdam
61 87
64 87
67 87
63 87
64 86
63 78
22% ‘binding’ buiten Amsterdam Een koopkrachtbinding niet-dagelijks van 78% betekent dat 22% van de Amsterdammers hun niet-dagelijkse producten dus elders koopt, althans niet in een fysieke winkel te Amsterdam: 11% koopt in andere gemeenten, 11% via internet (zie fig. 4.3). De populairste winkelgebieden buiten Amsterdam zijn Amstelveen (3%) en de Maxis in Muiden (1,5%). Maar Amsterdammers kopen ook in Zaanstad en Haarlem (ongeveer 1%). De inwoners van Zuidoost en Zuid winkelen gemiddeld wat vaker in Amstelveen; die van West en Nieuw-West vaker in Haarlem. Inwoners van Noord gaan vaker dan gemiddeld naar Zaandam. Uit figuur 4.3 blijkt dat de binding met internet voor dagelijkse boodschappen vooralsnog verwaarloosbaar laag is. Wellicht komt hier in de nabije toekomst verandering in, bijvoorbeeld als pick-up points bij supermarkten of op bedrijventerreinen gemeengoed worden. Tabel 4.3 Koopkrachtbinding Amsterdam en internet, 2014 (%)
totaal Amsterdam
niet-dagelijkse boodschappen
96
78
overig (regio en buiten regio)
4
11
internet
0
11
100
100
totaal
30
dagelijkse boodschappen
Monitor Detailhandel 2014
Binding met internet stijgt De binding met internet is gestegen van 1% in 2004 naar 11% in 2014, terwijl de binding met fysieke winkels buiten Amsterdam in die tien jaar is gedaald van 10 naar 5%. Ook de binding met ‘overig Amsterdam’ is afgenomen: van 62% in 2004 naar 51% in 2014. Internetverkoop laat dus ook in en om Amsterdam haar sporen na. Opvallend is dat de koopkrachtbinding van jonge Amsterdammers met de Kalverstraat en de winkelgebieden in de rest van stadsdeel Centrum in diezelfde tien jaar is toegenomen. Vaker dan gemiddeld (18%) geven zij aan voor hun niet-dagelijkse boodschappen naar de Kalverstraat te gaan. Figuur 4.4 Koopkrachtbinding niet dagelijkse boodschappen met Kalverstraat, Centrum, Amsterdam en daarbuiten, 2004 en 2014 en 2014 naar leeftijd (%) % 100 buiten Amsterdam 80 internet
60 overig Amsterdam 40 overig Centrum 20 Kalverstraat 0
2004
2014
2014 18-35 35-50 jaar 50-65 jaar jaar
65 jaar
4.2 Koopkrachtbinding kernwinkelvoorraad en overige winkelgebieden Hierboven is aangegeven dat de binding met de Kalverstraat 10% is. Dit betekent dat de Kalverstraat de belangrijkste winkelstraat voor niet-dagelijkse boodschappen is. In figuur 4.5 is de koopkrachtbinding voor niet-dagelijkse boodschappen met de meest genoemde winkelgebieden weergegeven voor alle Amsterdammers (2004 en 2014). De binding met de Kalverstraat is toegenomen van 8 naar 10%; de binding met Jordaan/De Negen Straatjes van 1 naar 3%.
31
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 4.5 Koopkrachtbinding niet-dagelijkse boodschappen met de 10 meest genoemde winkelstraten 2003/04 en 2013/14 %
2003-2004
2013-2014
12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0
4.3 Koopkrachtbinding stadsdeelbewoners met hun winkelstraten Centrum: Negen Straatjes steeds belangrijker voor (niet-)dagelijkse boodschappen Bijna een kwart (23%) van de koopkrachtbinding die bewoners van stadsdeel Centrum voor hun dagelijkse producten hebben met winkelstraten in het centrum is herleidbaar tot de Jordaan/De Negen Straatjes; 14% tot de Haarlemmerstraat en 11% tot het Waterlooplein en de Jodenbreestraat. Zie ook bijlage 7.2 achterin. Ten opzichte van tien jaar geleden is de binding met de Haarlemmerstraat, De Negen Straatjes en de Oostelijke Eilanden (waaronder de Tsaar Peterstraat) met 4 procentpunt gestegen; in de Utrechtsestraat met bijna 2 procentpunt. In 2014 is voor niet-dagelijkse boodschappen de Kalverstraat (en omliggende straten) met een koopkrachtbinding van 15% voor bewoners van Centrum de belangrijkste winkelstraat. De sterkste groei is te vinden bij De Negen Straatjes, van 5 naar 10%. De binding met de Leidsestraat daalde van 5 naar 3%. West: daling koopkrachtbinding niet-dagelijkse boodschappen in meeste winkelgebieden Voor de inwoners van West is het grootste deel van de koopkrachtbinding voor dagelijkse boodschappen te herleiden tot het Bos en Lommerplein en de Bos en Lommerweg (11% van 85%), de Jan Evertsenstraat en de Kinkerstraat (beide 10%). De grootste stijging is te vinden in de Bilderdijkstraat, waar de koopkrachtbinding voor dagelijkse goederen is gestegen van 3 naar 5%.
32
Monitor Detailhandel 2014
Voor niet-dagelijkse boodschappen gaan de inwoners van West naar de Kinkerstraat (9%) en de Bilderdijkstraat (5%). In bijna alle winkelstraten in West is de koopkrachtbinding voor niet-dagelijkse boodschappen gedaald. In de Kinkerstraat, Jan Evertsenstraat en Bos en Lommerweg en het Bos en Lommerplein is deze daling 3 procentpunt, in de Tweede Nassaustraat/Van Limburg Stirumstraat 2 procentpunt. Nieuw-West: sterkere concentratie van dagelijkse boodschappen Osdorpplein In tegenstelling tot West, is het aanbod van winkels in Nieuw-West minder verspreid (geheel volgens de planologische visie rondom functiescheiding), maar sterk geconcentreerd in een paar winkelgebieden. Het gevolg is dat een kwart van de inwoners van Nieuw-West zich bindt aan het Osdorpplein voor de dagelijkse boodschappen en 12% aan Plein ’40-’45. De concentratie van dagelijkse boodschappen op deze pleinen is de afgelopen tien jaar toegenomen, ten koste van de binding met winkelstraten als de Burgemeester de Vlughtlaan, Burgemeester van Leeuwenlaan en het Sierplein. Hoewel de binding met het Osdorpplein voor dagelijkse goederen is gestegen, is deze gedaald voor niet-dagelijkse goederen: van 29% naar 23%. Andere winkelgebieden hebben in het algemeen ook met een dalende binding te maken voor niet-dagelijkse boodschappen. Zuid: Gelderlandplein enige overgebleven winkelgebied? Net als West kent stadsdeel Zuid veel winkelgebieden, waardoor de binding van de bewoners van Zuid verspreid is over het stadsdeel. De straten met de hoogste bindingspercentages voor dagelijkse boodschappen zijn Gelderlandplein en Rijnstraat (beide 15%) en de Ferdinand Bolstraat (9%). Hoewel de binding voor niet-dagelijkse boodschappen met het Gelderlandplein gedaald is van 9% in 2004 tot 7% in 2014, is dit nog het enige gebied waar sprake is van substantiële koopkrachtbinding. In de Ferdinand Bolstraat en Rijnstraat is de binding voor niet-dagelijkse boodschappen met 3 resp. 4 procentpunt gedaald tot 4 resp. 2%. De winkeliers van het Gelderlandplein hebben de inwoners van Zuid nog niet kunnen verleiden Amstelveen in te ruilen voor hun plein. Tussen 2004 en 2014 steeg de koopkrachtbinding van de inwoners van Zuid met Amstelveen voor niet-dagelijkse boodschappen van 5,7 naar 6,3%. Oost: gelijkblijvende of teruglopende koopkrachtbinding in vrijwel alle straten De inwoners in Oost gaan voor hun dagelijkse boodschappen naar winkelcentrum Brazilië (13%), de Molukkenstraat (10%), Javastraat en het Christaan Huygensplein (beide laatste 8%). De binding met de Eerste Oosterparkstraat en de Javastraat met 1 procentpunt gestegen, terwijl die in andere straten is afgenomen. Voor hun niet-dagelijkse goederen gaan de inwoners van Oost naar de Linnaeusstraat (5%), Middenweg en Molukkenstraat (beide 4%). Al deze straten hebben te kampen met een teruglopende binding voor niet-dagelijkse boodschappen. Het is de vraag of Oostpoort de komende jaren hier verandering in brengt. Noord: dagelijkse boodschappen meer geconcentreerd in grote centra
33
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Net als in Nieuw-West zijn de winkels in Noord als gevolg van functiescheiding sterk gecentreerd in enkele winkelcentra. Het gevolg is dat bijna eenderde van de inwoners van Noord zijn of haar dagelijkse boodschappen op het Buikslotermeerplein doet, 13% in winkelcentrum De Wieken en 10% in winkelcentrum De Banne. Afgewacht moet worden of de binding met het Waterlandplein weer stijgt na de vernieuwing van dit winkelcentrum. Met betrekking tot niet-dagelijkse artikelen valt op dat vier van de tien bewoners van Noord zijn of haar niet-dagelijkse artikelen op het Buikslotermeerplein heeft aangeschaft, 2% meer dan in 2004. De binding met PDV Klaprozenweg (voor woonwinkels en doe-hetzelfzaken) is ook sterk toegenomen, van 2% in 2004 naar 8% in 2014. Zuidoost: Belang van Arenagebied neemt toe Zuidoost wordt gedomineerd door winkelgebied de Amsterdamse Poort (31% binding voor dagelijkse boodschappen) en in mindere mate door Reigersbos (17%). Vlakbij het voormalig station Kraaiennest is het nieuwe winkelcentrum De Kameleon verrezen, waarna de binding steeg van 5 naar 10% in tien jaar tijd. Met betrekking tot niet-dagelijkse boodschappen valt het toegenomen belang van het Arenagebied op, waar de binding steeg van 4 naar 8%.
4.4 Koopkrachtbinding supermarkten Drie van de tien dagelijkse boodschappen komt uit de supermarkt Zoals het mogelijk is naar winkelstraten te kijken, zo is het ook mogelijk te bepalen in welke supermarkt het meest gekocht wordt. Uit het koopstromenmodel valt te herleiden dat 30% van de dagelijkse boodschappen de laatste twee keer in een supermarkt gekocht is. Dit geldt voor alle stadsdelen. De meeste supermarktboodschappen worden gekocht bij Albert Heijn (17%), gevolgd Dirk van den Broek en Jumbo (4 resp. 2%). In totaal is bijna 1% van alle dagelijkse boodschappen besteed in biologische supermarkten.
34
Monitor Detailhandel 2014
Tabel 4.6 Binding dagelijkse goederen met diverse supermarkten, 2013-2014 (%)
Albert Heijn
16,9
Dirk van den Broek
4,1
Jumbo en C1000
2,4
Lidl
1,9
Vomar
1,2
Aldi
0,7
Deen
0,7
Supermarkt overig
0,4
Dekamarkt
0,4
EkoPlaza
0,3
Marqt
0,3
Coop
0,2
Plus
0,2
Bio Supermarkt overig
0,2
Spar
0,2
totaal
29,8
Albert Heijn: zowel voor arme als rijke Amsterdammers Hoewel respondenten uit lagere inkomensklassen iets vaker aangeven hun boodschappen te doen bij Aldi en Lidl, zijn de verschillen niet groot. Albert Heijn blijft voor alle inkomensgroepen de meest bezochte supermarkt. Respondenten met een hoog inkomen zijn iets sneller geneigd naar een biologische supermarkt te gaan. Tabel 4.7 Binding dagelijkse goederen diverse supermarkten per inkomensklasse, 2013-2014 (%) laag inkomen
midden
hoog inkomen
16,5
15,5
16,7
Lidl
2,5
1,8
1,6
Aldi
1,7
0,8
0,1
Biologische supermarkt
0,5
0,7
1,7
Albert Heijn
35
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
5 Koopgedrag
In dit hoofdstuk worden aan de hand consumentenenquête verschillende onderwerpen omtrent koopgedrag geanalyseerd, zoals bestedingen per stadsdeel, marktbezoek en de aanschaf van biologische producten. Ook wordt gekeken in hoeverre Amsterdammers buiten kantoortijden boodschappen doen.
5.1 Bestedingen dagelijkse goederen Bestedingen per huishouden Amsterdammers geven in 2014 2,4 miljard euro uit aan dagelijkse boodschappen (inclusief producten voor persoonlijke verzorging) en 2,2 miljard aan niet-dagelijkse. Per huishouden werd in 2013-2014 ongeveer 87 euro aan levensmiddelen uitgeven, 2 euro minder dan twee jaar geleden. Regiobewoners geven dit jaar 91 euro per week uit aan levensmiddelen. Twee jaar terug was dat nog 97 euro. Tabel 5.1 Bestedingen per huishouden aan levensmiddelen per week per stadsdeel, 2013-2014 (euro’s per week)
Centrum
92
West
84
Nieuw-West
86
Zuid
91
Oost
92
Noord
86
Zuidoost
76
Amsterdam
87
Regio
91
Driekwart bestedingen gedaan in supermarkt Bijna driekwart (73%) van de wekelijkse bestedingen aan dagelijkse boodschappen wordt in een supermarkt gedaan. Zeven procent wordt uitgegeven op de markt en 2% in een webwinkel. Regiobewoners schatten dat 84% van de bestedingen aan levensmiddelen is 7 uitgegeven in een supermarkt.
7
36
ABN-AMRO berekende voor Nederland dat van elke euro die aan eten wordt uitgegeven 50 cent in een supermarkt wordt besteed, 5% op de markt, 13% in een speciaalzaak en 13% in een restaurant. Als de kosten voor eten in een restaurant niet worden meegerekend, wordt ongeveer 60% van elke euro in een supermarkt uitgeven (ABN-AMRO, 2014).
Monitor Detailhandel 2014
Tabel 5.2 Aandeel wekelijkse bestedingen levensmiddelen dat in de supermarkt en andere winkels wordt uitgegeven, 2013-2014 (%)
supermarkt
73
andere winkel
15
op de markt
7
in een webwinkel
2
anders/overig
3
De verschillen tussen stadsdelen zijn klein. In Centrum en Zuid is het aandeel dat via de supermarkt koopt het laagst: 69 resp. 70%. Het aandeel is het hoogst in Zuidoost (76%), Noord (77%) en Nieuw-West (78%). West en Oost zitten rond het gemiddelde van 73%.
5.2 Bestedingen via internet Elektronica en vrijetijdsartikelen worden via internet gekocht Uit het vorige hoofdstuk weten we dat 11% van alle onlangs aangeschafte goederen via internet zijn gekocht. Uiteraard worden niet alle producten evenveel via het internet aangeschaft. Het zijn met name vrijetijdsartikelen (boeken, muziek), elektronica, woonartikelen en schoenen en kleding die online besteld worden. Het aandeel van deze producten dat via internet is besteld, is sterk gestegen. Zo werd in 2011-2012 17% van alle vrijetijdsartikelen via internet besteld, in 2013-2014 27%. Figuur 5.3 Koopkrachtbinding productgroepen met internet, 2011/12 en 2013/14 (%)
huishoudelijke artikelen 2011-2012 kleding 2013-2014 schoenen en andere lederwaren
woninginrichting
electronische artikelen
vrije tijdsartikelen % 0
5
10
15
20
25
30
Redenen om niet via internet te kopen Volgens Brancheorganisatie Inretail (2014) gaan consumenten nog steeds naar winkels, omdat ze uitleg en advies van een verkoper willen. Ook zijn consumenten op zoek naar beleving, ‘authentieke’ en unieke locaties – en die zijn vaak in stadskernen te vinden. Het
37
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
is niet voor niets dat winkeliers inspelen op dit verlangen door bijvoorbeeld hun winkelgevel een negentiende-eeuwse uitstraling te geven (Zukin, 2014). Aan de respondenten die ten minste één van de goederen voor niet-dagelijks gebruik niet via internet hadden aangeschaft, is gevraagd wat de belangrijkste reden is om deze producten niet via internet te bestellen. Bijna zeven van de tien geven aan dat ze de producten zelf willen zien of voelen. Een kwart vindt het ook veiliger. Bij ‘anders’ wordt onder meer genoemd dat men kleding wil passen of geen computer heeft. Tabel 5.4 Redenen om fysiek te winkelen, 2013-2014 (%, meerdere antwoorden mogelijk)
ik wil het product met mijn eigen ogen kunnen zien, voelen
68
ik vind winkelen in een winkel prettiger
25
ik wil het product meteen hebben
21
pakketjes worden op onhandige/verkeerde tijden bezorgd
13
ik vind het winkelgebied/winkelstraat prettig, gezellig
12
ik vertrouw onlinewinkels niet
6
ik koop nooit via internet
6
ik vind het gezellig/prettig om met vrienden of familie te winkelen
6
ik vind het onveilig om te betalen via internet
4
ik heb geen internet
3
ik heb geen creditcard
3
Verschil tussen jong en oud De beweegreden om niet via het internet te bestellen verschilt per leeftijdscategorie. Zo geven alle (vier) onderscheiden leeftijdsgroepen aan dat men de producten wil zien of voelen, maar 18- t/m 34-jarigen zijn daar het stelligst in. Eenderde van de 18- t/m 34jarigen wil de producten bovendien meteen meenemen, veel meer dan bij andere groepen. 65-plussers geven juist meer dan gemiddeld aan dat ze internet onveilig vinden, geen internet hebben of online winkels niet vertrouwen. Verder geven ouderen minder vaak dan jongeren aan dat pakketjes op de verkeerde tijd worden bezorgd.
38
Monitor Detailhandel 2014
Figuur 5.5 Redenen om fysiek te winkelen naar leeftijdsgroep, 2013-2014 (%) ik heb geen internet
65 jaar en ouder
ik koop nooit via internet 50 t/m 64 jaar
pakketjes worden op onhandige/verkeerde tijden bezorgd
35 t/m 49 jaar
ik heb geen creditcard ik vertrouw onlinewinkels niet
18 t/m 34 jaar
ik vind het onveilig om te betalen via internet ik vind het gezellig/prettig om met vrienden of familie te winkelen ik vind het winkelgebied/winkelstraat prettig, gezellig ik vind winkelen in een winkel prettiger ik wil het product meteen hebben ik wil het product met mijn eigen ogen kunnen zien, voelen 0
20
40
60
80
100
Internet bij driekwart Amsterdammers gemeengoed Afzonderlijk is gevraagd of en hoe vaak men producten via internet koopt. Uit de vorige meting bleek dat 70% van de Amsterdammers in 2011-2012 wel eens iets op internet bestelde, in 2014 is dat 76%. Van alle Amsterdammers bestelt ruim 40% ten minste een keer per maand iets via internet. Het aandeel regiobewoners dat wel eens iets via internet bestelt, ligt lager dan het aandeel stadsbewoners dat wel eens iets via internet bestelt: 64% (in 2011-2012 was dat 60%). Ook het aandeel dat tenminste een keer per maand iets via internet bestelt, ligt onder regiobewoners lager: 35%. Maar het aandeel regiobewoners dat veel via internet bestelt (eens per week of vaker) is bijna even groot als het aandeel Amsterdammers dat veel via internet bestelt (17 resp. 18%). Dit komt overeen met de bevindingen van Weltevreden (2013).
39
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Ruim helft gezinnen koopt ten minste maandelijks via internet Opgesplitst naar verschillende groepen Amsterdammers, blijkt dat jongeren, gezinnen en Amsterdammers met een hoog inkomen het vaakst via internet bestellen. Ruim de helft van alle Amsterdamse gezinnen (56%) koopt bijvoorbeeld ten minste maandelijks via internet. Onder jongeren tot 35 jaar is dat bijna 60% en van de respondenten met een hoog inkomen bestelt 71% ten minste een keer per maand iets via internet. Figuur 5.6 Aandeel dat frequent en minder frequent via internet bestelt, 2013-2014 (%)
Regio meerdere malen per week
Amsterdam
1 keer per week
hoog inkomen midden laag inkomen
1 keer per 2 weken
65 jaar en ouder
1 keer per maand
50 t/m 64 jaar 35 t/m 49 jaar
minder dan 1 keer per maand
18 t/m 34 jaar
nooit
paar met kinderen paar zonder kinderen een persoons huishouden
% 0
40
20
40
60
80
100
Monitor Detailhandel 2014
Vooral hoge inkomensgroepen winkelen Het is opvallend dat internet de afgelopen tien jaar een luxe medium is gebleven om producten te kopen. Zowel in 2003-2004 (toen er nog gevraagd werd naar ‘teleshopping’) als in 2013-2014 was het verschil in aandeel tussen hoge en lage inkomensgroepen dat wel eens via internet bestelt ongeveer eenderde. Figuur 5.7 Aandeel Amsterdammers dat wel eens via internet besteld heeft naar inkomensgroep, 20032014 % 100 hoog inkomen 90 midden
80 70
laag inkomen
60 50 40 30 20 10 0 2003-2004
2005-2006
2007-2008
2009-2010
2011-2012
2013-2014
Dat er nog geen convergentie tussen de verschillende inkomensgroepen is, komt doordat inkomen en leeftijd sterk met elkaar correleren: onder de groep met een laag inkomen zijn veel ouderen. Een variantieanalyse laat zien dat met name ouderen met een laag inkomen zelden via internet bestellen, terwijl de kleine groep ouderen met een hoog inkomen ongeveer op een vergelijkbaar niveau via internet bestelt als jonge respondenten uit middeninkomensgroepen.
41
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 5.8 Mate van internetbestedingen op basis van inkomen en leeftijd, 2014 bestelt wekelijks of dagelijks via internet hoog inkomen
midden inkomen
laag inkomen bestelt soms via internet
bestelt niet via internet 18 t/m 34 jaar
35 t/m 49 jaar
50 t/m 64 jaar
65 jaar en ouder
Ruim een kwart jongeren heeft de laatste keer kleding via internet aangeschaft Tot slot is specifiek gevraagd naar het product dat het laatst via internet besteld is. Bijna een kwart (23%) gaf aan dat het om een vrijetijdsartikel ging. Andere veel genoemde antwoorden waren kleding en elektronica. Figuur 5.9 laat zien dat kleding met name door jongeren wordt aangeschaft. Ruim een kwart (27%) van de jongeren geeft aan dat de laatst aangeschafte kleding via internet werd aangeschaft. Bij ‘anders’ (veel genoemd door respondenten boven de 50 jaar) geeft men aan wijn gekocht te hebben, maar ook kattenkorrels en ander huisdierbenodigdheden, inktcartridges, zonnebrillen en contactlenzen. Figuur 5.9 Producten die als laatste gekocht zijn via internet naar leeftijdsgroep, 2013-2014 (%) Vrije tijd
65 jaar en ouder
Kleding
50 t/m 64 jaar
35 t/m 49 jaar
Elektronica
18 t/m 34 jaar Schoenen en lederwaren Persoonlijke verzorging
Huishoudelijke artikelen Woninginrichting Levensmiddelen anders 0
42
10
20
30
40
Monitor Detailhandel 2014
5.3 Marktbezoek Zeven van de tien Amsterdammers bezoekt markt In 2014 gaat 72% van de Amsterdammers wel eens naar de markt wat vergelijkbaar is met twee jaar geleden. Met name de inwoners van stadsdeel Centrum zijn fervente marktbezoekers. Het aandeel inwoners van Nieuw-West dat naar de markt gaat is het laagst. Het aandeel dat naar de markt gaat is het hoogst onder 50-plussers. Daarnaast is het aandeel Amsterdammers dat naar de markt gaat onder de groep met een laag inkomen het hoogst. Het aandeel regiobewoners dat naar de markt gaat is in 2014 57%. Tabel 5.10 Bezoek markt naar stadsdeel, 2011-2012 (%) 2011-2012
2013-2014
Centrum
81
80
West
77
73
Nieuw-West
64
63
Zuid
71
72
Oost
73
72
Noord
77
75
Zuidoost
75
74
Amsterdam
74
72
Regio
60
57
Tabel 5.11 Aandeel dat wel eens een markt bezoekt naar leeftijd en inkomen, 2013-2014 (%)
18 jaar - 34 jaar
68
35 jaar - 49 jaar
71
50 jaar – 64 jaar
77
65 jaar en ouder
71
laag inkomen
77
midden
72
hoog inkomen
68
43
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Albert Cuyp best bezochte markt Net als afgelopen jaren is de Albert Cuypmarkt de best bezochte markt van Amsterdam, gevolgd door (wederom) de Dappermarkt en de Ten Katemarkt. Tabel 5.12 Best bezochte markten van Amsterdam, 2011-2012 en 2013-12014 (%) 2011-2012
2013-2014
Albert Cuypmarkt
26
22
Dappermarkt
15
14
Ten Katemarkt
12
12
Lindenmarkt
5
6
Noordermarkt
6
5
Buikslotermeerpleinmarkt
5
4
Mosveldmarkt
4
4
Reigersbosmarkt
3
4
Plein ’40-’45-markt
4
3
Bos en Lommerpleinmarkt overig
2
3
18
22
Elk stadsdeel zijn eigen markt In stadsdeel Centrum is de markt op de Lindengracht de beste bezochte. In West is dat de Ten Katemarkt, in Nieuw-West de markt op het Sierplein, in Oost de Dappermarkt, in Noord de markt op het Mosveld en in Zuidoost de markt in Reigersbos. Tabel 5.13 Vijf best bezochte markten per stadsdeel, 2013-2014
Centrum
Lindengracht
Albert Cuypmarkt
Dappermarkt
Noordermarkt
Nieuwmarkt
West
Ten Katestraat
Bos en Lommerplein
Noordermarkt
Lindengracht
Albert Cuypmarkt
Nieuw-West
Sierplein
Tussen Meer
Plein 40-45
Ten Katestraat
Albert Cuypmarkt
Zuid
Albert Cuypmarkt
Amstelveen
Ten Katestraat
Stadionplein
Dappermarkt
Oost
Dappermarkt
Albert Cuypmarkt
Van Eesterenlaan
Noordermarkt
Diemen
Noord
Mosveld
Buikslotermeerplein
Noordermarkt
Albert Cuypmarkt
Dappermarkt
Zuidoost
Reigersbos
Anton de Komplein
Ganzenhoef
Dappermarkt
Kraaiennest
44
Monitor Detailhandel 2014
Markten in Noord en Zuidoost hebben de loyaalste bezoekers Opvallend genoeg zijn de best bezochte markten, de Albert Cuypmarkt, Dappermarkt en Ten Katemarkt, niet de markten met de loyaalste bezoekers, dat zijn de markten in Noord en Zuidoost. Figuur 5.14 Bezoekfrequentie van de tien best bezochte markten, 2013-2014 (%) Noordermarkt Albert Cuypmarkt 1 keer per week of vaker Dappermarkt 2 tot 3 maal per maand
Ten Katestraat markt
1 maal per maand
Lindengracht markt
1 tot 2 maal per kwartaal
Plein 40-45 markt
1 tot 3 keer per jaar
weet niet, geen antwoord
Bos en Lommerplein markt Buikslotermeerplein markt Mosveld markt
Reigersbos markt
% 0
20
40
60
80
100
Bezoekers geven 22 euro uit per bezoek Bezoekers die ook wat kopen, geven – net als bij de vorige meting – gemiddeld 22 euro per keer uit. Inwoners van stadsdeel Centrum geven het meest uit op de markt, inwoners van West en Noord het minst. Tabel 5.15 Gemiddelde uitgaven op de markt naar stadsdeel en naar inkomen, 2013-2014 (euro’s)
Centrum
25
West
21
Nieuw-West
20
Zuid
23
Oost
24
Noord
21
Zuidoost
22
laag inkomen
18
midden
22
hoog inkomen
27
totaal
22
45
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
5.4 Biologische producten Een op drie koopt biologische producten Eén op de drie Amsterdammers (precies 33%, ongeveer even veel als in 2011-2012) koopt vaak biologische producten. In de regio is dat 18%, net als twee jaar terug. Centrumbewoners kopen het vaakst biologische producten, gevolgd door inwoners van Oost, Zuid en West. Amsterdammers tussen de 35 en 49 jaar kopen vaker dan andere leeftijdsgroepen biologische producten, net als groepen met een hoger inkomen. Figuur 5.16 Aandeel dat biologisch eten koopt, 2013-2014 (%)
regio Amsterdam hoog inkomen midden laag inkomen ja, vaak
65 jaar en ouder 50 t/m 64 jaar 35 t/m 49 jaar 18 t/m 34 jaar
ja, soms
nee of bijna nooit
Zuidoost Noord Oost Zuid Nieuw-West West Centrum
weet niet, geen antwoord
0
20
40
60
80
100
Gewone supermarkt belangrijkste verkooppunt voor biologische producten Biologische producten worden het meest gekocht bij de ‘gewone’ supermarkt en via de biologische of natuurwinkel. De helft van de Centrumbewoners gaat daarbij naar de biologische supermarkt, terwijl de inwoners van Noord en Zuidoost vooral naar de gewone supermarkt gaan voor hun biologische producten. Inwoners uit Zuid kiezen ook relatief vaak een biologische winkel. Tabel 5.17 Locaties waar men biologische producten koopt, 2013-2014 (%) Centrum
West
Nieuw-West
Zuid
Oost
Noord
Zuidoost
een niet-biologische supermarkt
44
63
73
62
61
64
71
biologische supermarkt
48
35
21
35
38
19
15
biologische winkel
29
31
25
35
31
30
18
Noordermarkt
15
11
4
5
4
6
1
andere biologische markt
9
3
3
4
7
10
3
anders
7
7
9
7
10
9
14
46
Monitor Detailhandel 2014
Biologische producten moeten goedkoper aangeboden worden Ruim de helft van de Amsterdammers die aangeven nu geen biologische producten te kopen, geeft aan dat pas te gaan doen als ze goedkoper worden. Eenvijfde van de regiobewoners geeft aan in geen geval biologische producten te kopen. Figuur 5.18 Reden om niet naar een biologische supermarkt te gaan, 2013-2014 (%) als biologische producten goedkoper worden
Regio
als ik erop vertrouw dat de producten werkelijk biologisch zijn
Amsterdam
als het assortiment aan biologische producten groter is als biologische winkels dichter bij huis zijn in geen geval koop ik biologische producten als biologische producten echt lekkerder zijn dan gewone producten als de kwaliteit beter is
weet niet, geen antwoord % 0
10
20
30
40
50
60
5.5 Winkelen na zes uur en op zondag Bijna de helft doet vaak boodschappen op zondag en na zes uur In de Randstadmonitor 2011 van I&O Research werd al aangestipt dat Amsterdammers vaker dan gemiddeld na zes uur en op zondag boodschappen doen of winkelen. Dit jaar (2013-2014) zegt 85% ten minste wel eens op zondag boodschappen te doen of te winkelen; 45% geeft aan op zondag zelfs vaak boodschappen te doen. Tachtig procent geeft aan wel eens na zes uur boodschappen te doen. Alle percentages liggen fors hoger dan twee jaar geleden toen 65% wel eens op zondag ging winkelen en 62% aangaf wel eens na zes uur boodschappen te doen. In de regio geeft tweederde van de ondervraagden aan wel eens op zondag te winkelen en na zes uur boodschappen te doen.
47
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 5.19 Aandeel dat op zondag winkelt, 2013-2014 (%) Amsterdam 2011/12 Amsterdam 2013/14
vaak
regio 2013/14
soms
Zuidoost Noord
nooit
Oost Zuid
weet niet
Nieuw-West
West Centrum 65 jaar en ouder 50 t/m 64 jaar 35 t/m 49 jaar 18 t/m 34 jaar hoog inkomen
midden laag inkomen
% 0
20
40
60
80
100
Figuur 5.20 Aandeel dat na zes uur boodschappen doet, 2013-2014 (%) Amsterdam 2011/12 Amsterdam 2013/14
regio 2013/14
vaak
Zuidoost
soms
Noord
nooit
Oost Zuid
weet niet
Nieuw-West West Centrum 65 jaar en ouder 50 t/m 64 jaar
35 t/m 49 jaar 18 t/m 34 jaar hoog inkomen midden laag inkomen
% 0
48
20
40
60
80
100
Monitor Detailhandel 2014
6 Oordeel winkelgebieden
6.1 Oordeel winkelgebieden voor dagelijkse boodschappen Hieronder geven Amsterdammers rapportcijfers aan winkelgebieden. Dit zijn niet per se de best bezochte winkelgebieden van Amsterdam. In paragraaf 6.2 wordt gekeken in hoeverre men tevreden is over boodschappen doen in de buurt en in 6.3 wordt onderzocht in welke winkelgebieden Amsterdammers het liefst winkelen en waarom. J. P. Heijestraat en Gelderlandplein best beoordeelde winkelgebieden Naast een rapportcijfer als totaaloordeel, konden de respondenten winkelstraten beoordelen op:
uiterlijk winkels aankleding en inrichting sfeer service keuzemogelijkheden food keuzemogelijkheden non-food service en bediening prijsniveau veiligheid parkeermogelijkheden aanbod dag-horeca bereikbaarheid openbaar vervoer.
Gewaardeerde winkelgebieden scoren hoog op bereikbaarheid, horeca en veiligheid De Jan Pieter Heijestraat wordt gezien als de beste winkelstraat, gevolgd door het Gelderlandplein en de Utrechtsestraat. Alle drie zijn beoordeeld met een 7,4. De Jan Pieter Heijestraat dankt het hoge rapportcijfer aan de bereikbaarheid per openbaar vervoer (8,4), de veiligheid (8,2) en het aanbod aan dag-horeca (7,7). Het Gelderlandplein scoort hoog op parkeermogelijkheden (8.3), veiligheid (8.2) en het uiterlijk van de winkels (7,9). Vernieuwing loont! Opvallend is ook de hoge waardering voor opgeknapte winkelgebieden, zoals De Banne (scoort o.a. hoog op uiterlijk winkels: 7,8) en Kraaiennest, thans genaamd De Kameleon (goed bereikbaar met het openbaar vervoer: 8,3; goede parkeermogelijkheden: 7,7). Ook de Utrechtsestraat is na jaren opgebroken te zijn geweest, weer terug in de top van Amsterdamse winkelgebieden. Deze straat wordt vooral gewaardeerd vanwege de keuzemogelijkheden non-food (8,0), de bereikbaarheid per openbaar vervoer (8,0) en sfeer en gezelligheid (7,9).
49
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
De meeste straten hebben een hoger rapportcijfer voor het totaaloordeel, omdat respondenten nu eenmaal kritischer zijn als het gaat om specifieke onderwerpen. Je kunt iets op een onderdeel hoog waarderen, maar dat onderdeel op zich niet van belang vinden. Zie de bijlage voor alle rapportcijfers. Tabel 6.1 Twintig best beoordeelde winkelgebieden (met meer dan 20 respondenten) in Amsterdam, 2013-2014
50
gemiddelde rapportcijfer
totaal oordeel
J.P. Heijestraat
7,4
8,0
Gelderlandplein
7,4
8,0
Utrechtsestraat
7,4
7,9
Maasstraat
7,4
7,8
Beethovenstraat
7,3
7,5
Haarlemmerstraat/Haarlemmerdijk e.o.
7,3
8,1
Amsterdamse Poort
7,2
7,5
Jordaan
7,2
7,9
Bilderdijkstraat
7,2
7,4
Middenweg
7,1
7,6
In de Banne
7,1
7,6
Reigersbos
7,1
7,5
Kraaiennest (De Kameleon)
7,0
7,4
Maxis
7,0
7,9
Osdorpplein/Tussenmeer
7,0
7,4
Eerste van Swindenstraat
7,0
7,0
Ten Katemarkt
6,9
7,6
Spaarndammerstraat
6,9
7,1
Hugo de Grootplein en omgeving
6,9
7,4
Nieuwmarktbuurt/Burgwallen
6,9
7,8
Monitor Detailhandel 2014
Tabel 6.2 Twintig minst beoordeelde winkelgebieden (met meer dan 20 respondenten) in Amsterdam, 2013-2014 gemiddelde rapportcijfer
totaal oordeel
Delflandplein
5,6
5,9
Mosveld
5,6
5,2
August Allebéplein
5,7
5,9
De Aker, Dukaat
5,9
7,4
Oostelijke Eilanden (Wittenburggracht)
5,9
6,3
Postjesweg
6,1
6,6
Lambertus Zijlplein
6,2
6,6
Eerste Oosterparkstraat
6,2
6,6
Admiraal de Ruijterweg e.o.
6,3
6,6
Ganzenhoef
6,4
6,6
Jan van Galenstraat
6,4
6,8
Waterlooplein
6,4
7,0
Molukkenstraat
6,5
6,7
Dam, Magna Plaza
6,5
6,3
Waterlandplein
6,6
7,3
Van Limburg Stirumstraat, Tweede Nassaustraat
6,6
6,9
Nieuw Sloten, Belgiëplein e.o.
6,6
7,2
Van Woustraat e.o.
6,7
6,8
De Wieken, Molenwijk
6,7
7,2
Jan Evertsenstraat, Mercatorplein
6,7
6,9
Laag gewaardeerde gebieden scoren laag op sfeer en aanbod horeca De winkelgebieden die minder positief beoordeeld worden zijn op dit moment onderdeel van herstructureringsplannen, zoals het Mosveld en het August Allebéplein. Het Delflandplein krijgt lage rapportcijfers vanwege het aanbod van de dag-horeca (4,1), de keuzemogelijkheden non-food (4,4) en sfeer en gezelligheid (4,6). Uiterlijk en sfeer van invloed op het algemene rapportcijfer Op basis van een regressieanalyse is te bepalen welk deelrapportcijfer het sterkst van invloed is op het algemene rapportcijfer. Dan blijkt dat het uiterlijk van de winkels, sfeer en aankleding en de inrichting het meest bepalend zijn voor het algemene oordeel. Parkeermogelijkheden, aanbod van dag-horeca, bereikbaarheid per openbaar vervoer zijn niet van invloed op het totale rapportcijfer.
51
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 6.3 Regressieanalyse rapportcijfer algemeen oordeel Beta Constant
t
Sig.
13,7
,000
*
uiterlijk van de winkels
,17
8,5
,000
*
sfeer en de gezelligheid van winkels
,16
8,1
,000
*
aankleding en inrichting
,15
7,6
,000
*
keuzemogelijkheden van food-winkels
,15
9,3
,000
*
keuzemogelijkheden van non-foodwinkels
,14
8,5
,000
*
prijsniveau
,06
4,1
,000
*
veiligheid
,06
4,0
,000
*
service en bediening
,05
3,2
,002
NS
Parkeermogelijkheden
,01
0,7
,498
NS
aanbod van dag-horeca
,02
1,4
,156
NS
bereikbaarheid per openbaar vervoer
,00
0,2
,855
Verklaarde variantie is 53%
Leeftijd en algemeen oordeel Leeftijd interacteert echter met dit regressiemodel. Jongeren stellen immers andere eisen aan hun winkelgebied dan ouderen. Voor jongeren geldt bijvoorbeeld dat het rapportcijfer voor het uiterlijk van winkels niet van invloed is op het algemene rapportcijfer, net zo min als dat voor service en bediening. Ook het cijfer voor prijsniveau beïnvloedt het uiteindelijke rapportcijfer voor deze groep niet. Wat opvalt: in tegenstelling tot andere groepen hechten jongeren veel waarde aan veiligheid. Een lage score op veiligheid vergroot de kans op een laag algemeen rapportcijfer. Respondenten ouder dan 65 jaar laten hun algemene rapportcijfer ook niet afhangen van prijsniveau en service, maar des te meer van de keuze aan food. Tabel 6.4 Regressieanalyse rapportcijfer algemeen oordeel (beta’s) 18-35 jaar
35-55 jaar
55-65 jaar
65 jaar en ouder
,06
,22*
,18*
,19*
aankleding en inrichting winkelgebied
,19*
,11*
,15*
,19*
sfeer en gezelligheid van winkels
,24*
,14*
,15*
,10*
uiterlijk van de winkels
,04
,05*
,10*
,07
keuzemogelijkheden van food-winkels
,19*
,09*
,13*
,22*
keuzemogelijkheden van non-food-winkels
,08*
,18*
,13*
,12*
,03
,08*
,07*
-,02
service en bediening
algemeen prijsniveau
,14*
,02
,05
,00
parkeermogelijkheden
,02
,03
-,01
,01
aanbod van dag-horeca
,05
,03
,01
,01
-,02
,01
,00
-,01
veiligheid
bereikbaarheid per openbaar vervoer Verklaarde variantie is 53%
52
(*=significant)
Monitor Detailhandel 2014
Clusteranalyse Het is mogelijk om buurten in verschillende typen clusters in te delen op basis van de gegeven rapportcijfers. Zo zijn vier typen winkelgebieden in Amsterdam te onderscheiden. 1. Gebieden die vrijwel op alle punten hoog scoren met uitzondering van parkeermogelijkheden en prijsniveau (en dus duurder dan gemiddeld bevonden worden). 2. Gebieden die gemiddeld scoren en hoog op parkeren. 3. Gebieden die iets onder gemiddeld scoren en laag scoren op parkeermogelijkheden, aankleding en uiterlijk. 4. Gebieden die op alle fronten minder goed scoren (m.u.v. parkeren) en laag scoren op keuzemogelijkheid food en aanbod dag-horeca. Figuur 6.5 Scores op vier clusters
bereikbaarheid per openbaar vervoer aanbod van daghoreca
totaaloordeel 8
uiterlijk van de winkels aankleding en inrichting van het centrum-winkelgebied
6
parkeermogelijkheden
sfeer en de gezelligheid van winkels
4
veiligheid winkelomgeving
de service en bediening de keuze-mogelijkheden van food-winkels
het algemeen prijsniveau
de keuze-mogelijkheden van non-food-winkels Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Hieronder is aangegeven tot welk cluster winkelgebieden behoren. De Jordaan/De Negen Straatjes, Utrechtsestraat, Jan Pieter Heijestraat en Haarlemmerstraat behoren tot het eerste cluster en scoren op alle items (met uitzondering van bereikbaarheid met auto en openbaar vervoer) en prijsniveau hoog. In Oost behoort de Middenweg tot dit cluster. Zuid heeft verreweg de meeste winkelgebieden waaronder de Amstelveenseweg, Beethovenstraat en Scheldestraat. West, Zuid en Oost hebben ook opvallend veel winkelgebieden die tot clustertype 3 behoren en op veel fronten iets minder dan gemiddeld scoren. In Noord, Nieuw-West en Zuidoost zijn geen winkelgebieden die tot cluster 1 behoren. In deze stadsdelen behoren de meeste winkelgebieden tot cluster 2 en worden dus op alle fronten gemiddeld beoordeeld en iets beter op bereikbaarheid.
53
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Winkelgebieden die tot type 4 behoren zijn te vinden in Nieuw-West (Delflandplein, August Allebéplein, Zijlplein), in Noord (Mosveld) en Zuidoost (Holendrecht). Hier gaat het vaak om pleinen die onderdeel zijn van grote stadsvernieuwingsprojecten en vaak op een lange wachtlijst staan om opgeknapt te worden. Figuur 6.6 Winkelgebieden geclusterd op basis van rapportcijfers, Centrum, West en Oost 2013-2014
NB: niet op de kaart staat: IJburg staat niet op de kaart en behoort tot cluster 2
54
Monitor Detailhandel 2014
Figuur 6.7 Winkelgebieden geclusterd op basis van rapportcijfers, Noord 2013-2014
Figuur 6.8 Winkelgebieden geclusterd op basis van rapportcijfers, Nieuw-West 2013-2014
55
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 6.9 Winkelgebieden geclusterd op basis van rapportcijfers, Zuidoost 2013-2014
6.2 Boodschappen doen in de buurt Zes van tien Amsterdammers doen te voet boodschappen In Centrum, West en Zuid doet meer dan de helft van de respondenten te voet boodschappen. In Oost is dat zowel te voet als met de fiets. In Noord is de auto favoriet. Redenen om niet met de auto te gaan zijn dat alles dichtbij is en dat de parkeermogelijkheden slecht zijn. Bovendien vindt men het lekker om te lopen en/of te fietsen.
56
Monitor Detailhandel 2014
Figuur 6.10 Meest genoemde vervoersmiddel om winkelcentrum te bereiken, 2013-2014 (%)
Zuidoost
Noord
Oost
te voet
Zuid
fiets
Nieuw-West
auto, motor West overig Centrum % 0
20
40
60
80
100
Tevredenheid over aanbod winkels in de buurt Tweederde van de Amsterdammers (67%) is tevreden over de winkelvoorzieningen in de buurt. In 2012 was dat nog 69%. In Zuidoost is de tevredenheid gestegen van 61 naar 70%, in Nieuw-West gedaald van 73 naar 66%. Figuur 6.11 Aandeel dat tevreden is over aanbod winkels in de buurt, 2012 en 2014 (%)
Zuidoost 2011-2012 2013-2014 Noord 2011-2012 2013-2014 Oost 2011-2012 2013-2014 Zuid 2011-2012 2013-2014 Nieuw-West 2011-2012 2013-2014 West 2011-2012 2013-2014 Centrum 2011-2012 2013-2014 totaal 2011-2012 2013-2014
% 0
20
40
60
80
100
57
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Buurtbewoners missen HEMA, bakker en slager Op de vraag wat men dan in de buurt mist, geeft 13% van de Amsterdammers aan een filiaal van de HEMA, een bakker en een slager. Opgesplitst naar stadsdeel zijn de volgende verschillen geconstateerd. Zo noemen bewoners van Centrum relatief vaak dat men een goedkope supermarkt mist, maar daarnaast ook slagers, groentezaken en bakkers. In West mist men een HEMA. Bij ‘anders’ wordt onder meer Action, V&D, een snackbar, markt en schoenenwinkels genoemd. Tabel 6.12 Type winkels die men mist, 2014
Centrum
goedkope supermarkt
slager
groentezaak
bakker
etnische winkel, toko
West
HEMA
biologische winkel
visboer
bakker
speciaalzaken
Nieuw-West
slager
bakker
HEMA
speciaalzaken
biologische winkel
Zuid
visboer
goedkope supermarkt
HEMA
bakker
speciaalzaken
Oost
HEMA
bakker
speciaalzaken
goedkope supermarkt
kaasboer
Noord
bakker
slager
speciaalzaken
groentezaak
biologische winkel
Zuidoost
biologische winkel
HEMA
goedkope supermarkt
slager
visboer
6.3 Oordeel winkelgebieden voor niet-dagelijkse boodschappen Minder winkelen voor het plezier, meer winkelen met horecabezoek Aan Amsterdammers is gevraagd of zij wel eens funshoppen oftewel: winkelen voor het plezier, zonder per se iets te willen aanschaffen. Het aandeel dat elke week funshopt is gedaald met 4 procentpunt ten opzichte van 2007-2008. Het aandeel dat enkele keren per jaar winkelt voor het plezier is in deze periode juist gestegen, van 19 naar 28%. Ook is de groep die wel eens voor het plezier winkelt gevraagd of zij winkelen combineert met een bezoek aan de horeca. Van de funshoppers geeft 29% aan zeker gebruik te maken van de horeca (was 25%). Kalverstraat en Jordaan even geliefd Hoewel uit het koopstromenmodel blijkt dat de Kalverstraat de meest bezochte winkelstraat van Amsterdam is voor niet-dagelijkse boodschappen (zie vorige paragraaf) wordt de Kalverstraat (en omgeving) minder vaak dan voorheen genoemd als favoriete winkelgebied. Twee jaar geleden was de Kalverstraat nog voor één op de vijf respondenten favoriet, nu geldt dat voor 16% van de Amsterdammers. De Negen Straatjes scoort inmiddels 15%.
58
Monitor Detailhandel 2014
Tabel 6.13 Tien favoriete winkelgebieden om te winkelen voor het plezier, 2011-2012 en 2013-2014 (percentage genoemd) 2011-2012
2012-2013
Kalverstraat, Heilige Weg, Rokin
21
16
Jordaan, De Negen Straatjes,
14
15
Amstelveen Centrum
8
8
Haarlemmerstraat, Haarlemmerdijk e.o.
7
7
Boven’ t Y/Buikslotermeerplein
4
5
Dam, Magna Plaza
5
5
Weteringschans e.o.
1
4
Amsterdamse Poort
3
3
Nieuwendijk, Damrak
5
3
Utrechtsestraat
2
3
Amsterdam scoort op compleetheid én sfeer De helft van de respondenten geeft compleetheid van het winkelcentrum aan als reden, gevolgd door sfeer en uitstraling. Als derde argument wordt (door een kwart) ‘dicht bij huis’ genoemd. Tabel 6.14 Genoemde redenen van meest favoriete winkelstraten, 2013-2014
compleetheid winkelaanbod
52
sfeer en uitstraling
48
dicht bij huis
24
bereikbaarheid per openbaar vervoer
8
bereikbaarheid per auto
6
parkeermogelijkheden
5
combinatie met bezoek familie en vrienden
4
op route van naar andere activiteiten
3
op route van naar werk
2
parkeertarief
2
Jong prefereert de Kalverstraat, hoge inkomens De Negen Straatjes In de twee tabellen hieronder zijn per leeftijdsgroep de drie meest genoemde favoriete winkelstraten weergegeven. Voor de meeste Amsterdammers tot 34 jaar is dat de Kalverstraat, gevolgd door De Negen Straatjes en de Jordaan. Bij Amsterdammers tussen de 35 en 49 jaar staan De Negen Straatjes bovenaan. De groep tussen 50 en 65 heeft geen uitgesproken mening. Bij de groep boven de 65 wordt winkelcentrum Amstelveen als tweede genoemd.
59
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 6.15 Genoemde favoriete winkelstraten naar leeftijd, 2014 (%) 18 t/m 34
35 t/m 49
50 t/m 64
65 en ouder
Kalverstraat
23 Jordaan, Negen Straatjes,
19 Kalverstraat
12 Kalverstraat
17
Jordaan, Negen Straatjes,
20 Kalverstraat e.d.
12 Jordaan, Negen Straatjes,
11 Amstelveen Centrum
11
Haarlemmerstraat en –dijk
6 Amstelveen Centrum
9 Amstelveen Centrum
10 Boven t IJ Buikslotermeerpl.
8
Kalverstraat scoort op compleetheid én sfeer Het ziet er naar uit dat twee typen winkelstraten het goed doen: winkelgebieden met sfeer en winkelgebieden die goed bereikbaar zijn met de auto. Voor beide geldt dat de winkelgebieden compleet moeten zijn. Amstelveen is in dat opzicht van beide markten thuis. De Kalverstraat en Jordaan zijn compleet, sfeervol en goed bereikbaar per openbaar vervoer. Tabel 1.4 Een tabel gemaakt in Word compleetheid Kalverstraat Jordaan, Negen Straatjes
sfeer en
dicht bij
bereikbaarheid
parkeer-
uitstraling
huis
per auto
mogelijkheden
++
+
+ +
+
++
++
+
Haarlemmerstraat en -dijk
+
++
Boven ’t IJ Buikslotermeerpl.
+
Amstelveen Centrum
Dam, Magna Plaza
++
parkeer- bereikbaarheid tarief
OV ++
+
+
+ ++
+
+
+
++
6.4 PDV’s en GDV’s Amsterdam heeft een aantal winkelgebieden aan de randen van de stad waar niet elke branche in de detailhandel zich mag vestigen. Dit zijn PDV’s (perifere detailhandelsvestiging) en GDV’s (grootschalige detailhandelsvestiging). Voor PDV’s geldt dat daar alleen woongerelateerde detailhandel zich mag vestigen. Op GDV’s zijn deze regels versoepeld en is er ruimte voor bijvoorbeeld kledingwinkels, winkels voor huishoudelijke artikelen en supermarkten. Vastgoedondernemers en projectontwikkelaars met kwakkelende PDV’s in hun portefeuille zien het liefst dat hun PDV wordt omgezet in een GDV in de hoop nieuwe bedrijven en meer consumenten te trekken. Het rijk heeft sturing in dezen losgelaten, nu mogen gemeenten en provincies zelf bepalen of zij grootschalige detailhandelsvestigingen toestaan. Een gemeente moet met een eventuele wetswijziging bepalen of de voordelen van een GDV (bijvoorbeeld meer werkgelegenheid) opwegen tegen eventuele winkelleegloop van de eigen binnenstad en/of naburige binnensteden. Aan de respondenten is gevraagd of zij wel eens een van de volgende PDV’s in Amsterdam bezoeken, te weten: Woon- en Bouwcentrum Westpoort Villa Arena (de Arenaboulevard is een GDV) Bedrijventerrein Schinkel
60
Monitor Detailhandel 2014
Bedrijventerrein Westerpark Klaprozenweg PDV Molukkenstraat (en dat is niet hetzelfde als de gelijknamige winkelstraat) Sijsjesbergweg Spaklerweg
Van de Amsterdammers geeft één op de drie aan Villa Arena wel eens bezocht te hebben en één op de vijf Westpoort. Bijna een kwart heeft de Sijsjesbergweg bezocht (vlakbij Ikea). Een kwart van de regiobewoners geeft aan de Villa Arena wel eens keer te hebben bezocht. Tabel 6.17 Genoemde PDV’s die men het afgelopen jaar bezocht heeft, 2013/14 (percentage genoemd, meerdere antwoorden mogelijk) regio
Amsterdam
6
20
Woon- en Bouwcentrum Westpoort Villa Arena
24
30
Bedrijventerrein Schinkel
5
13
Bedrijventerrein Westerpark
3
17
Bedrijven aan de Klaprozenweg
8
17
Bedrijventerrein Molukkenstraat
2
11
Sijsjesbergweg
12
23
Spaklerweg
11
21
Eenderde wil (misschien) winkelen; 25% wil misschien boodschappen doen Ook is gevraagd of men geïnteresseerd is om op PDV’s boodschappen te doen of te winkelen als de regelgeving inzake PDV’s wordt aangepast, versoepeld. Dan zou 14% er boodschappen doen en 15% er winkelen. Van de regiobewoners zou 9% er boodschappen doen en 12% er winkelen. Amsterdammers zouden dan vooral naar Westpoort, Spaklerweg en Villa Arena gaan, regiobewoners naar Villa Arena.
Tabel 6.18 PDV’s waar men graag zou winkelen of boodschappen doen , 2014 (%) regio
Amsterdam
Villa Arena
36
22
Bedrijven aan de Klaprozenweg
21
12
Sijsjesbergweg
20
20
Spaklerweg
18
22
Woon- en Bouwcentrum Westpoort
16
23
Bedrijventerrein Molukkenstraat
11
13
Bedrijventerrein Schinkel
9
15
Bedrijventerrein Westerpark
7
21
61
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 6.19 Aandeel dat boodschappen wil doen of winkelen op PDV’s , 2014 (%)
amsterdam
winkelen
ja
boodschappen
misschien winkelen regio
nee/ geen antwoord
boodschappen Titel 0
20
40
60
80
100
6.5 Herkomstbestedingen Herkomstbestedingen (%) zijn alle bestedingen in een stad gedaan door de bewoners van die stad of de regio. De uitgaven door (buitenlandse) toeristen en dagjesmensen vallen hier dus buiten. Voor stadsdelen geldt: alle bestedingen gedaan door de inwoners van dat stadsdeel of de andere stadsdelen. De herkomst van niet-dagelijkse boodschappen is gebruikt om het profiel per winkelstraat te berekenen. Dan blijkt dat het grootste deel van de bestedingen voor dagelijkse goederen wordt gedaan door bewoners van het betreffende stadsdeel. De stadsdelen aan de rand van de stad profiteren daarnaast van bestedingen gedaan door bewoners van de regio (zoals Noord). Kleine stadsdelen (Centrum en West) en stadsdelen met veel winkelgebieden aan de randen (Zuid en Oost) hebben een relatief hoog aandeel van de totale bestedingen afkomstig uit andere stadsdelen. Voor de niet-dagelijkse goederen zijn consumenten bereid om grotere afstanden af te leggen. Vandaar dat het aandeel in de bestedingen bij niet-dagelijkse goederen uit het eigen stadsdeel lager is dan bij dagelijkse goederen. Ook wordt de regionaal verzorgende functie van de winkelcentra in Noord en Zuidoost zichtbaar.
62
Monitor Detailhandel 2014
Tabel 6.20 Herkomst bestedingen van dagelijkse goederen, 2013-2014 (%) eigen stadsdeel
overig Amsterdam
regio
totaal
Centrum
76
21
3
100
West
88
11
1
100
Nieuw-West
90
8
3
100
Zuid
83
11
5
100
Oost
89
8
3
100
Noord
82
7
11
100
Zuidoost
90
4
6
100
Westpoort
0
96
4
100
totaal Amsterdam
0
4
96
100
Tabel 6.21 Herkomst bestedingen van niet-dagelijkse goederen, 2013-2014 (%) eigen stadsdeel
overig Amsterdam
regio
totaal
Centrum
30
61
10
100
West
75
23
3
100
Nieuw-West
76
16
8
100
Zuid
67
21
13
100
Oost
68
26
6
100
Noord
60
17
23
100
Zuidoost
25
51
24
100
Westpoort
0
85
15
100
totaal Amsterdam
0
87
13
100
Relatief meer Amsterdammers besteden in Centrum Stadsdeel Centrum neemt vanwege de aanwezigheid van een kernwinkelapparaat een bijzondere plek in. Bewoners van dit stadsdeel blijven door de jaren heen evenveel besteden, maar de relatieve toevloeiing vanuit andere stadsdelen neemt toe, van 55% in 2004 naar 61% in 2014.
6.6 Profiel winkelgebieden Op basis van de herkomstcijfers van de bestedingen aan niet-dagelijkse goederen wordt gekeken of een winkelgebied vooral door buurtbewoners wordt bezocht of ook ander publiek trekt. Daarbij worden winkelgebieden onderscheiden met een stadsdeel verzorgende, een stadsdeel overstijgende of een regionaal verzorgende functie. De winkelgebieden met de meest regionale verzorgingsgebied zijn de winkelcentra met vaak grote bedrijven aan de randen van de stad, zoals IKEA en het Arenagebied. Andere winkelstraten met een regionaal verzorgende functie zijn Buikslotermeerplein, Dapperstraat, Nieuwendijk, P.C. Hooftstraat, Gelderlandplein en Kalverstraat. In Centrum liggen daarnaast veel stadsdeel overstijgende straten, zoals De Negen Straatjes, de Haarlemmerstraat en de Utrechtsestraat.
63
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 6.22 Winkelgebieden naar functie, 2013-2014
Bron: O+S
In stadsdeel West zijn geen regioverzorgende winkelstraten te vinden. Overtoom, Bilderdijkstraat en het bedrijventerrein Westerpark (een PDV met onder andere een Praxis) zijn stadsdeel overstijgend. Kinkerstraat, Jan Evertsenstraat en Bos en Lommerweg/Gulden Winckelplantsoen zijn stadsdeel verzorgend. In Nieuw-West zijn de meeste winkelgebieden stadsdeel verzorgend, ook de grote winkelgebieden zoals Osdorpplein en Plein ’40-’45 zijn stadsdeel verzorgend. In Zuid zijn meerdere regioverzorgende winkelgebieden, zoals de P.C. Hooftstraat/Van Baerlestraat, de Albert Cuypstraat, Zeilstraat/Hoofddorpplein, het Gelderlandplein, de Ceintuurbaan en PDV De Schinkel. In Noord zijn Buikslotermeerplein en Mosveld (waar een markt is) regio verzorgend. De PDV Klaprozenweg is stadsdeel verzorgend. In stadsdeel Zuidoost zijn de Amsterdamse Poort en PDV Sijsjesberg regio verzorgend.
64
Monitor Detailhandel 2014
7 Bijlagen
7.1 Koopkrachtbinding per stadsdeel
Koopkrachtbinding stadsdeel Centrum, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
80
75
73
46
70
32
38
58
69
70
60
West
5
1
5
9
6
4
12
4
2
3
4
Nieuw-West
0
0
0
0
0
0
0
5
0
0
0
Zuid
7
6
6
4
7
4
6
7
2
9
5
Oost
6
3
3
3
5
4
14
15
3
1
4
Noord
1
2
1
4
1
1
3
2
1
1
2
Zuidoost
0
1
1
13
5
39
9
3
2
0
10
Centrum
0
0
0
0
0
1
14
2
0
0
1
99
87
89
79
94
85
97
96
79
85
86
buiten Amsterdam
1
4
2
4
2
7
2
4
1
4
4
Internet
0
4
4
16
3
7
0
0
18
4
8
overig
0
4
5
1
1
1
1
0
2
7
2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
Westpoort Amsterdam
Koopkrachtbinding stadsdeel West, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
8
61
54
11
17
11
3
7
28
46
32
84
13
19
35
64
15
52
62
32
26
27
Nieuw-West
3
3
4
4
3
1
8
17
2
7
4
Zuid
1
4
4
2
2
2
4
1
2
4
3
Oost
1
1
1
0
0
1
2
1
0
1
1
Noord
0
0
0
3
0
1
0
0
0
0
1
Zuidoost
0
1
1
15
6
34
4
1
2
0
9
Centrum West
0
0
0
0
0
5
24
7
0
0
2
99
82
82
71
92
71
97
97
67
85
78
buiten Amsterdam
1
8
7
3
3
18
2
3
2
6
7
Internet
0
7
7
25
5
10
1
0
30
4
13
Westpoort Amsterdam
overig
0
3
4
1
0
2
0
0
1
6
2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
65
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Koopkrachtbinding stadsdeel Nieuw-West, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
Centrum
1
30
24
3
5
4
1
1
11
15
14
West
5
1
3
2
4
4
3
3
4
2
3
85
33
39
47
67
15
63
83
43
56
40
Zuid
3
4
3
3
3
3
6
2
2
5
3
Oost
0
1
1
0
1
0
0
1
0
0
1
Noord
0
2
1
3
1
1
0
0
0
1
1
Zuidoost
0
1
1
19
7
33
3
1
4
0
10
Westpoort
0
0
0
0
0
7
21
4
0
0
3
Nieuw-West
Amsterdam
96
71
74
78
88
67
97
96
65
80
74
buiten Amsterdam
4
20
17
7
7
25
2
3
8
11
15
Internet
0
6
6
15
4
6
1
0
27
2
10
overig
0
3
3
0
1
2
0
0
1
6
2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Koopkrachtbinding stadsdeel Oost, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
Centrum
5
54
50
11
18
8
3
4
24
42
29
West
1
0
1
0
0
1
1
0
1
2
1
Nieuw-West
0
0
0
0
0
0
0
2
0
1
0
Zuid
5
5
4
4
7
4
3
3
3
6
4
Oost
80
13
19
18
52
18
70
83
26
26
26
Noord
2
4
3
11
2
3
2
1
2
3
4
Zuidoost
0
2
2
25
10
44
13
2
6
1
14
0
0
0
0
0
0
1
1
0
0
0
93
79
79
70
89
78
94
95
61
82
77
buiten Amsterdam
7
9
6
5
7
9
5
4
3
10
7
Internet
0
9
12
25
4
11
1
1
35
4
14
Westpoort Amsterdam
overig
0
3
3
0
1
2
0
0
1
4
2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
66
Monitor Detailhandel 2014
Koopkrachtbinding stadsdeel Zuid, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
Centrum
2
40
34
8
9
9
1
2
22
36
22
West
1
1
3
3
1
2
1
1
2
2
2
Nieuw-West
1
2
1
1
1
1
6
8
0
2
2
Zuid
92
28
34
38
71
20
56
66
36
40
36
Oost
0
1
1
2
0
2
9
11
0
0
2
Noord
0
0
0
1
0
1
1
0
0
1
0
Zuidoost
0
0
1
23
7
43
16
3
4
1
12
Westpoort
0
0
0
0
0
0
2
0
0
0
0
Amsterdam
97
72
75
76
91
78
92
92
65
81
76
buiten Amsterdam
2
16
12
4
4
13
7
7
7
13
11
Internet
0
7
7
20
4
8
0
0
27
2
11
overig
0
4
5
0
1
2
1
0
1
4
2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Koopkrachtbinding stadsdeel Noord, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
Centrum
4
26
25
2
7
4
0
4
13
20
14
West
1
0
1
0
0
0
1
1
1
1
0
Nieuw-West
0
0
0
0
0
0
0
4
0
1
0
Zuid
2
3
3
0
2
1
0
1
2
4
2
Oost
0
0
1
0
0
1
1
5
0
1
1
Noord
84
52
53
77
73
40
92
61
54
56
58
Zuidoost
1
1
1
3
9
32
3
1
1
0
7
Westpoort
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
91
83
84
82
92
80
97
78
72
83
82
buiten Amsterdam
8
9
8
3
3
12
3
22
4
9
7
Internet
0
6
5
15
3
6
0
0
24
2
9
overig
0
3
3
0
1
3
0
0
0
6
2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Amsterdam
67
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Koopkrachtbinding stadsdeel Zuidoost, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
Centrum
2
20
13
2
3
2
0
0
8
10
9
West
0
0
1
0
0
0
0
0
1
1
0
Nieuw-West
1
1
1
0
0
0
0
4
0
1
0
Zuid
4
2
2
1
2
1
1
0
2
6
2
Oost
0
3
2
1
2
3
7
10
0
1
2
Noord
1
2
1
1
1
0
0
0
1
1
1
81
46
51
80
80
78
79
72
55
54
63
0
0
0
0
0
1
1
0
0
0
0
Amsterdam
89
74
72
84
88
85
88
87
67
74
78
buiten Amsterdam
10
17
19
6
8
11
12
12
7
14
12
Internet
0
7
6
9
3
4
0
1
25
6
8
overig
0
2
3
1
1
1
0
0
1
6
1
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Doe-hetzelf
Bloemen etc.
Vrije tijd
Juweliers -artikelen
Niet dagelijks
Zuidoost Westpoort
Koopkrachtbinding stadsdeel Amsterdam, 2013-2014 Dagelijks
Kleding
Schoe -nen
Elektr.
Huish. artikelen
Woning
Centrum
15
47
42
13
20
11
7
12
27
38
28
West
17
3
5
9
13
4
12
12
7
6
6
Nieuw-West
12
5
6
7
10
2
11
17
6
9
6
Zuid
24
10
11
11
20
7
16
17
10
14
11
Oost
13
3
4
4
9
4
16
19
5
5
5
Noord
7
5
5
10
7
4
8
5
5
5
6
Zuidoost
7
4
5
23
13
42
15
7
7
5
15
0
0
0
0
0
2
10
2
0
0
1
96
78
79
76
91
77
95
93
67
82
78
buiten Amsterdam
4
12
10
4
5
14
5
7
5
9
9
Internet
0
7
7
19
4
8
0
0
27
3
11
Westpoort Amsterdam
overig
0
3
4
0
1
2
0
0
1
5
2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
68
Monitor Detailhandel 2014
7.2 Koopkrachtbinding stadsdeelbewoners en winkelstraten Koopkrachtbinding stadsdeel Centrum, 2004-2014
Haarlemmerstraat, e.o. Jordaan, Negen Straatjes e.o. Nieuwendijk, Damrak Dam, Magna Plaza e.o. Kalverstraat, Heilige Weg e.o. Utrechtse Straat Rozengracht, Raadhuisstraat Waterlooplein, Jodenbreestraat Reguliersbreestraat, Munt Vijzelstraat, Vijzelgracht Leidsestraat, Koningsplein Nieuwmarktbuurt e.o. Oostelijke Eilanden (Wittenburgergracht)
2004 Dagelijkse goederen 10 18 1 5 0 2 4 12 0 3 2 5
niet-dagelijkse goederen 8 5 7 4 14 4 3 4 1 1 5 1
2014 Dagelijkse goederen 14 23 2 4 1 4 2 11 0 2 1 6
niet-dagelijkse goederen 7 10 5 6 15 5 2 2 0 0 3 1
2004-2014 Dagelijkse goederen 4 4 2 -2 0 2 -2 -0 0 -1 -1 1
niet-dagelijkse goederen -1 5 -1 1 1 1 -2 -2 -1 -0 -2 -0
1
0
5
1
4
0
2004 Dagelijkse goederen 4
niet-dagelijkse goederen 1
2014 Dagelijkse goederen 5
niet-dagelijkse goederen 1
2004-2014 Dagelijkse goederen 0
niet-dagelijkse goederen -0
7
2
6
1
-1
-2
3 8 2 3 3 5 11 5 9 6 6
0 12 1 1 4 2 5 1 5 2 1
4 10 1 3 5 6 11 5 10 6 4
0 9 1 1 5 2 2 1 1 1 0
1 2 -0 0 2 1 0 0 1 1 -1
-0 -3 -1 0 1 -1 -3 1 -3 -1 -0
Koopkrachtbinding stadsdeel West, 2004-2014
Spaarndammerstraat Van Limburg Stirumstraat, Tweede Nassaustraat Hugo de Grootplein en omgeving Kinkerstraat Ten Katemarkt J.P. Heyestraat Bilderdijkstraat Overtoom en omgeving Bos en Lommerweg Gulden W-plantsoen (markt) Jan Evertsenstraat,etc. Jan van Galenstraat Postjesweg
69
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Koopkrachtbinding stadsdeel Nieuw-West, 2004-2014
Burgemeester de Vlugtlaan Plein 40-45 Lambertus Zijlplein Burg. v Leeuwenlaan Louis Couperusstraat Osdorperplein,Tussenmeer Osdorperban,Hoekenes Dijkgraafplein De Aker Bedrijvenpark Osdorp August Allebéplein Johan Huizingalaan Sierplein Delflandplein Pieter Calandlaan, Caleido Nieuw Sloten, Belgiëplein en omgeving
2004 Dagelijkse goederen 2 10 4 1 0 24 2 1 6 0 3 1 11 3
niet-dagelijkse goederen 2 7 1 0 0 29 1 0 1 0 0 1 3 1
2014 Dagelijkse goederen 1 12 8 0 0 25 1 1 3 0 4 0 9 2 4
niet-dagelijkse goederen 1 5 1 0 0 23 0 0 1 2 0 2 1 0 0
2004-2014 Dagelijkse goederen -2 2 4 -1 -0 2 -0 0 -3 -0 2 -1 -2 -0 4
niet-dagelijkse goederen -1 -2 -0 -0 -0 -6 -0 -0 -1 1 -0 1 -2 -1 0
10
2
8
1
-2
-2
2004 Dagelijkse goederen 12 2 4
niet-dagelijkse goederen 7 3 2
2014 Dagelijkse goederen 9 4 6
niet-dagelijkse goederen 4 2 2
2004-2014 Dagelijkse goederen -3 2 2
niet-dagelijkse goederen -3 -0 -1
2 2 3 1 1 4 0 15 5 1 11 0
2 3 3 1 1 1 0 6 2 1 9 0
2 4 5 1 1 4 0 15 4 2 15 1
2 2 1 1 1 1 1 2 1 0 7 0
-1 2 2 0 0 0 -0 -0 -2 1 4 0
-0 -0 -1 -0 -0 -0 0 -4 -1 -1 -2 0
Koopkrachtbinding stadsdeel Zuid, 2004-2014
F. Bolstraat, Heinekenplein Albert Cuypstraat, markt van Woustraat P.C. Hooftstraat, van Baerlestraat Beethovenstraat Zeilstraat, Hoofddorpplein Cornelis Schuytstraat Amstelveense weg Olympiaplein e.o. Schinkel, Praxis Rijnstraat Maasstraat Scheldestraat Gelderlandplein Rooswijk
70
Monitor Detailhandel 2014
Koopkrachtbinding stadsdeel Oost, 2004-2014
Linnaeusstraat Dapperstraat Eerste van Swindenstraat Eerste Oosterparkstraat Javastraat Molukkenstraat Brazilië Middenweg Christiaan Huygensplein
2004 Dagelijkse goederen 4 3 5 1 8 10 14 8 8
niet-dagelijkse goederen 5 4 2 2 5 4 2 7 2
2014 Dagelijkse goederen 4 3 3 2 9 9 13 6 8
niet-dagelijkse goederen 5 3 1 1 2 4 1 4 1
2004-2014 Dagelijkse goederen 0 -0 -2 1 1 -1 -1 -2 0
niet-dagelijkse goederen 0 -1 -1 -2 -4 -0 -2 -3 -1
niet-dagelijkse goederen 39 2 3 2 2
2014 Dagelijkse goederen 32 5 6 10 13
niet-dagelijkse goederen 41 2 0 1 1
2004-2014 Dagelijkse goederen 5 0 -0 2 6
niet-dagelijkse goederen 2 0 -3 -2 -1
niet-dagelijkse goederen 34 4 8 2 1 1 1 5 4
2014 Dagelijkse goederen 34 1 17 10 5 6 5 0 0
niet-dagelijkse goederen 31 8 5 1 0 0 0 8 4
2004-2014 Dagelijkse goederen 1 1 1 4 4 0 -0 -0 0
niet-dagelijkse goederen -3 4 -3 -1 -1 -1 -1 3 0
Koopkrachtbinding stadsdeel Noord, 2004-2014
Buikslotermeerplein (Boven t IJ) Mosveld, Hagedoornweg Waterlandplein In de Banne de Wieken
2004 Dagelijkse goederen 27 5 7 8 7
Koopkrachtbinding stadsdeel Zuidoost, 2004-2014
Amsterdamse poort Arena Boulevard Reigersbos Kraaiennest/ Kameleon Ganzenhoef Gein, Wisseloordplein Holendrecht IKEA Zuidoost e.o. Praxis Zuidoost
2004 Dagelijkse goederen 33 0 16 6 2 6 5 0 0
71
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
7.3 Profielen winkelstraten op basis van niet-dagelijkse boodschappen Profielen winkelgebieden Centrum en West
Profielen winkelgebieden Nieuw-West
72
Monitor Detailhandel 2014
Profielen winkelgebieden Oost
Profielen winkelgebieden Zuid
73
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Profielen winkelgebieden Noord
Profielen winkelgebieden Zuidoost
74