MODULE SIGNALEREN EN BEGELEIDEN VAN EENZAAMHEID
Juli 2013
Voorwoord Voor u ligt de module Signaleren en begeleiden Eenzaamheid, als onderdeel van het zorgprogramma Kwetsbare Ouderen. De module is primair geschreven voor de eerstelijns zorg en hulp; naast de huisartsenpraktijk betreft het eerstelijns paramedici, welzijnswerkers en thuiszorgorganisaties. Huisartsenpraktijken, thuiszorgorganisaties of welzijnswerkers die het initiatief nemen om eenzaamheid aan te pakken, kunnen met deze module de andere noodzakelijke partners benaderen en betrekken bij de aanpak van eenzaamheid. Gemeenten, zorgverzekeraars en het management van welzijnsinstellingen en zorgorganisaties kunnen de module gebruiken als handvat om de samenwerking tussen zorg en welzijn te realiseren. Voor de eerstelijns werkende professionals is de module een naslagwerk en is de bijbehorende werkkaart als praktisch instrument ontwikkeld ter ondersteuning van het dagelijkse werk. De module slaat een brug tussen eerstelijns zorg en welzijnswerk op basis van de prestatievelden van de Wmo1, een brug tussen wijk-‐ en buurtgericht werken enerzijds en individuele zorg en begeleiding anderzijds, en een brug tussen preventie en zorg. Ouderen, maar ook jongeren en volwassenen, spreken niet gemakkelijk over hun eenzaamheidsgevoelens. Het is dan ook niet een kwestie van het stellen van een paar vragen om tot een diagnose te kunnen komen. Eenzaamheid uit zich op diverse manieren. Welke dit zijn, hoe deze te herkennen zijn en hoe de signalen bespreekbaar te maken zijn met de oudere, komen in deze module aan de orde. De Integrale aanpak Eenzaamheid zoals ontwikkeld in Friesland, is leidraad geweest bij het schrijven van deze module2. In de brief van oud-‐staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten wordt verwezen naar deze Integrale aanpak Eenzaamheid. Kern van de integrale aanpak is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie en aanpak op basis van een analyse van de doelgroep in een geografisch afgebakend gebied. De aanpak van eenzaamheid loopt door diverse domeinen. Oplossingen en problematiek spelen zich af op het psychische en sociale vlak. Daarnaast moeten fysieke problemen niet verontachtzaamd worden: eenzaamheid speelt zich weliswaar met name af in het sociale domein, maar er is een duidelijk verband met lichamelijke en psychische factoren (Perissinotto e.a., 2012). Afhankelijk van de soort eenzaamheid, de mate van eenzaamheid, en de bereidheid en mogelijkheden tot verandering bij de oudere, is de inzet van zorg, welzijn, maatschappelijk werk, schulphulpverlening, psycholoog etc. gewenst. Primair is de zorg gericht op het versterken van de eigen sociale vaardigheden, het eigen netwerk, het geven van betekenis aan het leven en/of het bijstellen van verwachtingen. We spreken de hoop uit dat deze module tevens bijdraagt aan het signaleren van eenzaamheid bij andere doelgroepen zoals o.a. de vitale ouderen, jongvolwassenen, mensen met een chronische aandoening, en mensen met armoedeproblematiek. Deze module is tot stand gekomen op initiatief van de stuurgroep ‘Kwetsbare ouderen, gewoon organiseren’. Trees Flapper www.treesflapper.nl
1
Wmo is de Wet Maatschappelijke ondersteuning die wordt uitgevoerd door gemeenten. Er zijn negen prestatievelden beschreven in de Wmo. Meer informatie is te vinden op www.invoeringwmo.nl 2 De aanpak is doorontwikkeld naar Zingeving Werkt!, een resultaatgerichte aanpak eenzaamheid. Zie bijlage 1.
2
Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding 1. Kader en perspectief van de geschetste aanpak Eenzaamheid……………………………………….…….6 2. Eenzaamheid en sociaal isolement…………………………………………………………………………………………9 a. Eenzaamheid b. Sociaal isolement c. Oorzaken van eenzaamheid d. Oplossingsrichtingen voor eenzaamheid e. Manifest Ouderen 3. De kunst van het signaleren…………………………………………………………………………………………………13 a. Visie en probleemdefinitie b. Signaleringsproces 4. Signaleren en begeleiden van eenzaamheid……………………………….……………………………………..16 5. Implementatie van een integrale aanpak eenzaamheid.…………………………………….……………..21 a. Voorbereidingsfase b. Uitvoeringsfase 6. Literatuurlijst……………………………………………………………………………………………………………………..23 Bijlagen 24 1. Inhoudsopgave van een integrale aanpak eenzaamheid 2. Voorbeelden Signaleringskaarten a. Noordelijke Hogeschool Leeuwarden – Timpaan Welzijn b. Leger des Heils – Welzijn Centraal 3. Signaleringsinstrument de Jong-‐Gierveld 4. Overzicht interventies 5. Werkkaart
3
Inleiding De module Signaleren en begeleiden Eenzaamheid maakt integraal onderdeel uit van het landelijke zorgprogramma Kwetsbare Ouderen en richt zich op de sociale component van de definitie van kwetsbaarheid. Eenzaamheid en sociaal isolement spelen zich af in het sociale domein, maar kunnen leiden tot gezondheidsklachten en gezondheidsvragen (Fokkema, 2005). Het zorgprogramma Kwetsbare Ouderen steekt breed in op basis van de door het Sociaal Cultureel Planbureau (van Campen e.a., 2011) gehanteerde omschrijving van kwetsbaarheid: Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, overlijden). De module legt een basis voor de eerstelijns zorg en hulp om adequaat te signaleren en te handelen. De eerstelijns gezondheidszorg kan een belangrijke rol vervullen in het signaleren van kwetsbaarheid en dus ook eenzaamheid. Immers, een oudere met fysieke c.q. psychische gezondheidsproblemen meldt zich doorgaans bij de huisarts. De huisartsenpraktijk kan een goede rol vervullen in de signalering en doorverwijzing bij eenzaamheid. Vroegsignalering en tijdige interventie kan een vraag naar (medische) zorg voorkomen c.q. verminderen. Een reden te meer om extra aandacht te besteden aan eenzaamheid, is de omvang waarin het voorkomt (Van Tilburg, 2007).
Tijdige interventie betekent het faciliteren van lokale initiatieven om kwetsbare ouderen te ondersteunen, het stimuleren van zorg om elkaar, onderlinge burenhulp en het versterken van de sociale netwerken. Ouderen, en dit geldt voor alle mensen, geven betekenis aan het leven door iets voor een ander te kunnen betekenen in de vorm van hulp, activiteiten ondernemen en aandacht voor elkaar hebben. Het versterken van wijkverbanden is vooral een taak van een welzijnsinstelling en maatschappelijke dienstverlening. Het verbinden van professioneel handelen aan informele zorg en vrijwillige hulp maakt daar onderdeel vanuit. Maar eigenlijk gaat het los van deze structuren om het onderlinge, menselijke contact en het er voor elkaar zijn. Iedereen, dus ook mensen met (dreigende) eenzaamheid wil ‘er toe doen’. Doel van de module is om het proces van signaleren, typeren, doorverwijzen, interveniëren en evalueren inzichtelijk te maken en daarmee de praktijk te faciliteren en te ondersteunen. De module begint met het schetsen van het brede maatschappelijke kader. De theorie rondom eenzaamheid en signaleren staat in hoofdstuk 2 en 3. Het praktisch handvat is hoofdstuk 4. Ten slotte beschrijft hoofdstuk 5 de werkwijze om een integrale aanpak met als onderdeel de module te implementeren in een gemeente of wijk. 4
Werkwijze De module Signaleren en begeleiden eenzaamheid is geschreven door TREES (Trees Flapper) in opdracht van de Landelijke Vereniging voor Geïntegreerde eerstelijnszorg (LVG). Het initiatief hiertoe komt van de stuurgroep ‘Kwetsbare ouderen, gewoon organiseren’. De module is tot stand gekomen op basis van literatuurstudie, interviews, klankbordbijeenkomsten en verwerking van praktijkervaring. Veel dank is verschuldigd aan de betrokkenen. Stuurgroep ‘Kwetsbare ouderen, gewoon organiseren’: De heer R. Luiten, beleidsmedewerker gemeente Leeuwarden Mevr. E. Nieuwland, projectleider Mevr. T. van der Ploeg, beleidsmedewerker huisartsen/farmacie De Friesland zorgverzekeraar De heer M. Talsma, directeur vastgoed Palet zorggroep Leeuwarden Projectgroep Zichtbare Schakel-‐Buurtverpleegkundige Leeuwarden: Mevr. J. Dijkema, vertegenwoordiger ouderen Mevr. A. Haringa, praktijkondersteuner Mevr. J. Herder, praktijkondersteuner Mevr. N. Hoornweg, buurtverpleegkundige Mevr. K. van der Meulen, praktijkondersteuner De heer D. Oppenhuizen, maatschappelijk werker Palet zorggroep Leeuwarden Mevr. P. Roorda, projectleider Zichtbare schakel Mevr. R. Tuininga, praktijkondersteuner Mevr. D. van der Veen, ouderenadviseur Welzijn Centraal Mevr. K. Vos, buurtverpleegkundige Mevr. G. Warrink, buurtverpleegkundige Mevr. B. de Winter, buurtverpleegkundige Eerstelijns gezondheidszorg praktijk te Apeldoorn: Mevr. S. Faber, huisarts met taakgebied ouderenzorg De heer W. van der Maas, geriatriefysiotherapeut Fysiomare Mevr. T. van Winkoop, praktijkondersteuner Welzijnsinstelling: Mevr. N. Bijleveld, manager Welzijn Centraal te Leeuwarden Extern deskundigen: Mevr. Dr. E.J. Finnema, lector NHL Talmalectoraat wonen, welzijn, zorg op hoge leeftijd Leeuwarden Mevr. Dr. A. Machielse, senior onderzoeker LESI en UvH Utrecht Mevr. Drs. H. van Xanten, senior adviseur MOVISIE Leeswijzer De module is geen statisch eindproduct, maar een ’lerende/evoluerende’ module. Het beoogt een goed onderbouwde onderlegger te bieden aan primair de eerstelijns zorg en hulp. De module biedt vanuit de herkenbare zorgprocessen een eerste aanzet tot een ontwikkeling van programmatische zorg, welzijn en ondersteuning voor en aan ouderen, gericht op het versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk. Daarmee is de module voor gemeenten en zorgverzekeraars een brug tussen eerstelijns zorg en welzijn. Zoveel mogelijk werd gebruik gemaakt van beschikbare kennis en ervaringen. De LVG ziet correcties, suggesties en aanvullingen graag tegemoet. 5
1 Kader en perspectief van gewenste aanpak eenzaamheid De samenleving is op meerdere fronten sterk in beweging. De demografie verandert, de maatschappij is in beweging en vanuit de lokale en landelijke politiek komt andere wet-‐ en regelgeving. Tegelijkertijd komen steeds minder financiële middelen beschikbaar voor sociale voorzieningen. Deze ontwikkelingen maken dat het speelveld voor zorg en welzijn verandert. Concreet gaat het dan om een omslag in attitude en werkwijze van professionals, een veranderende waardenoriëntatie en een verandering bij organisaties naar samenwerking, afstemming en het faciliteren van onderlinge hulp. Deze ontwikkelingen hebben ook invloed op de visie en deaanpak van eenzaamheid. Dit hoofdstuk gaat nader in op de bovengenoemde ontwikkelingen. Demografische ontwikkelingen Het aantal ouderen in onze samenleving groeit. De gemiddelde levensduur stijgt, terwijl de babyboomers van direct na de Tweede Wereldoorlog op dit moment de 65-‐jarige leeftijd hebben bereikt.Omdat tegelijkertijd het aandeel jongeren kleiner wordt, neemt de vergrijzingsdruk (het aantal ouderen afgezet tegen het aantal 20-‐65 jarigen) in de samenleving toe. Mannen en vrouwen leven langer zonder beperkingen: in 2011 gaat het om vier, respectievelijk vijf jaar ten opzichte van 1981 (bron: CBS). Echter, naarmate we ouder worden neemt de gezondheid wél af, en daarmee neemt de zorgvraag toe. Ter illustratie: het aantal mensen met dementie, momenteel 230.000, zal naar verwachting in 2050 stijgen tot 500.000.
Prognoses CBS, 2012
Prognoses CBS, 2012
6
Deze ontwikkelingen, in combinatie met een toename in het aantal eenpersoons huishoudens, maken dat het risico op eenzaamheid toeneemt.
Figuur 1
Figuur 1: Voorkomen van eenzaamheid naar burgerlijke staat Percentage van het voorkomen van vormen van eenzaamheid in verschillende bevolkingscategorieën: naar burgerlijke staat (gehuwd, nooit gehuwd, gescheiden, weduwstaat), naar leeftijd en naar sekse. (Bron: Van Tilburg, 2007: 32)
Maatschappelijke ontwikkelingen De verandering in waardenoriëntatie laat een verschuiving zien van plichtsgetrouwheid en soberheid bij de huidige ouderen (75 jaar en ouder) naar een nieuwe generatie ouderen die hecht aan comfort, zelfontplooiïng, verantwoordelijkheid, politiek engagement en vriendschap. De ouderen van de toekomst zijn naar verwachting mobieler en mondiger (Flapper, 2010). Een grote groep ouderen heeft een verbeterde sociaal-‐economische positie en velen van hen willen hun eigen woonzorgarrangement regelen en financieren. Daarnaast is er echter een groep ouderen die de steun en zorg van de overheid en de collectieve voorzieningen hard nodig blijft hebben. Het gaat om mensen met een lage sociaal-‐economische status, die over het algemeen ongezonder leven dan mensen met een hoge sociaal-‐economische status (Mackenbach, 2010). Politieke ontwikkelingen In de samenleving is een sterke beweging gericht op zelfzorg en de bereidheid tot participatie op gang gekomen. Civil society, gemeenschapszin en sociale cohesie zijn termen die niet meer weg te denken zijn uit het politieke debat. Deze ontwikkelingen zijn terug te zien in de programma’s Welzijn Nieuwe Stijl3 en De Kanteling van de Wmo4. Net als de vorige kabinetten zet ook het huidige kabinet in op het realiseren van Zorg Dichtbij. Dit krijgt gestalte door de decentralisatie van de AWBZ, het scheiden van wonen en zorg voor ZZP 1 – 4 (3,5), en het stimuleren en faciliteren van de wijk-‐ en buurtgerichte aanpak. Consequenties ten aanzien van aanpak eenzaamheid Het aantal mensen met eenzaamheidsgevoelens is en blijft onverminderd hoog, ondanks de vele ontmoetingsactiviteiten die door de meeste gemeenten, welzijnsinstellingen en vrijwilligersorganisaties worden geboden. Onder volwassenen en ouderen is het percentage mensen met eenzaamheid 30%. Van de mensen die eenzaam zijn, is 10% sterk eenzaam (coalitieerbij.nl). 3 4
Acht bakens Welzijn Nieuwe Stijl gericht op eigen regie, versterken sociaal netwerk De Kanteling van de Wmo is de omslag van aanbodgericht naar vraaggericht. Zie ook www.invoeringwmo.nl
7
Zoals de oud-‐staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten terecht in haar brief opmerkt, zijn ontmoetingsactiviteiten niet altijd een oplossing voor de ervaren eenzaamheid. Veel meer zal de inzet gericht moeten zijn op zingeving, eigen kracht en kwaliteit van leven (VWS, 2012).
Figuur 1
De aanpak van eenzaamheid zoals in deze module beschreven, gaat uit van de hierboven weergegeven piramide. Als er sprake is van eenzaamheid, gesignaleerd door professionals, vrijwilligers, familieleden, buurt, of een medewerker van een woningcorporatie etc. zal in overleg met de oudere eerst worden ingezet op het versterken van de eigen kracht en het eigen sociale netwerk, en zal zo nodig bemiddeld worden naar collectieve voorzieningen. Uitgangspunt is: wat kan en wil de oudere, waardoor de kwaliteit van leven toeneemt. Indien nodig en gewenst, zal individuele zorg-‐op-‐maat (inbegrepen maatschappelijk werk, welzijnswerk, schuldhulpverlening e.d.) worden ingezet. Vanuit de bestaande werksituatie kan de eerste lijns zorg en hulp toewerken naar een werkwijze op basis van de piramide. De bepleite aanpak van eenzaamheid gaat uit van de eenzame oudere in zijn/haar eigen leefomgeving. Verbinders als de buurt-‐en wijkverpleegkundige en ouderenadviseur kunnen daar waar nodig en mogelijk het sociale netwerk activeren en versterken en de inzet van individugerichte zorg coördineren. In hoofdstuk 4 komt deze werkwijze terug.
8
2 Eenzaamheid en sociaal isolement Eenzaamheid en sociaal isolement worden vaak in één adem genoemd. Beide begrippen overlappen elkaar voor een deel, maar verschillen ook. Waar ligt de overlap en waar liggen de verschillen? Eenzaamheid De Jong Gierveld en Van Tilburg (2007) omschrijven eenzaamheid als ‘het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. Het kan zijn dat het aantal contacten met andere mensen geringer is dan men wenst. Het kan ook zijn dat de kwaliteit van de gerealiseerde relaties achterblijft bij de wensen’. De kern van deze definitie is dat eenzaamheid gebaseerd is op subjectieve gevoelens en niet van buitenaf objectief vast te stellen is. Eenzaamheid hangt dus samen met de wensen die mensen hebben met betrekking tot sociale relaties. Iemand met een relatief groot aantal relaties kan zich toch eenzaam voelen als deze niet voldoen aan zijn wensen ten aanzien van het aantal en de kwaliteit van de sociale relaties. De relatie met de kinderen is voor een oudere belangrijk; is het contact niet goed in kwalitatieve en kwantitatieve zin, dan geeft dit aanleiding tot gevoelens van eenzaamheid. De Jong Gierveld en Van Tilburg (2007) onderscheiden twee verschillende typen eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid ontstaat bij het subjectief ervaren van een sterk gemis rond de afwezigheid van een intieme relatie, een emotioneel hechte band met een partner of een hartsvriend(in). Sociale eenzaamheid is gekoppeld aan het subjectief ervaren gemis van betekenisvolle relaties met een bredere groep van mensen om je heen, zoals kennissen, collega’s, buurtgenoten, mensen met dezelfde belangstelling, mensen om samen een hobby mee uit te oefenen. Naast de standaarddefinitie van eenzaamheid, die sociale relaties centraal stelt, wijzen verschillende auteurs en onderzoekers erop dat eenzaamheid direct verbonden is met zingeving. Zij spreken dan over ‘existentiële eenzaamheid’. Deze vorm van eenzaamheid verwijst naar het individueel verlangen naar een zinvol leven, naar het gevoel ertoe te doen en op je plek te zijn. Eenzaamheid kun je in deze betekenis beschrijven als ‘een verloren en zwervend gevoel, niet je plaats in het leven weten, een gevoel van zinloosheid’ (Jorna, 2012). Sociaal isolement Bij sociaal isolement is zowel sprake van een (objectief vast te stellen) klein netwerk van sociale relaties als sterke (subjectieve) gevoelens van eenzaamheid. Sociaal isolement betekent kortom dat mensen weinig of geen betekenisvolle relaties hebben en zich daar eenzaam onder voelen (Hortulanus et al., 2006). Terwijl eenzaamheid een subjectief begrip is, is bij sociaal isolement de omvang van iemands netwerk de belangrijkste invalshoek. 9
Persistentie van het isolement
Uitgangssituatie m.b.t. sociale participatie Gericht op sociale participatie niet (duidelijk) gericht op sociale participatie
Dreigend isolement
Actieven voelen zich prettig als ze een actief sociaal leven hebben.
Geborgenen zoeken een beschermend netwerk waarin ze zich veilig voelen
Situationeel isolement
Achterblijvers verlangen naar de emotionele steun van een hechte relatie
Afhankelijken zoeken geborgenheid in een afhankelijkheidsrelatie
Structureel isolement
Compenseerders compenseren het gebrek aan persoonlijke contacten met functionele activiteiten
Buitenstaanders functioneren het liefst buiten de reguliere samenleving
Structureel isolement, verweven met (complexe) psychiatrische problematiek
Hoopvollen Overlevers hebben veel behoefte aan hebben de moed opgegeven en contacten en blijven hopen dat zijn uitsluitend bezig met hun situatie ten goede zal keren overleven
Bron: Machielse, 2011
Oorzaken van eenzaamheid5 De oorzaken van eenzaamheid zijn in te delen in oorzaken die bij het individu liggen, oorzaken die liggen in het contact van iemand met andere mensen en oorzaken die liggen in de maatschappij. Eenzaamheid kan bijvoorbeeld ontstaan door verhuizingen, relaties die uitgaan en overlijden van mensen die dichtbij staan. De oorzaken die aan eenzaamheid ten grondslag liggen zijn divers en zijn in drie categorieën in te delen: • Individuele oorzaken Persoonlijke capaciteiten spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van eenzaamheid. Denk bijvoorbeeld aan een gebrek aan sociale vaardigheden, een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, sociale angst, sterke verlegenheid en introversie. Andere individuele oorzaken zijn: hardhorendheid, slechtziendheid, slecht ter been zijn, psychische problemen en een gebrek aan geld om sociale activiteiten te ondernemen. De oorzaak van eenzaamheid kan ook liggen in het hebben van te hoge (onrealistische) verwachtingen ten aanzien van sociale relaties. • Oorzaken die liggen in veranderingen in het sociale netwerk Veranderingen in het sociale netwerk van mensen kunnen leiden tot gevoelens van eenzaamheid. Deze veranderingen kunnen ontstaan na een echtscheiding, ontslag, verhuizing of overlijden van dierbaren, zoals de partner. • Oorzaken die voortkomen uit de inrichting van de maatschappij Bij maatschappelijke oorzaken gaat het om de invloed die de organisatie van onze samenleving heeft op het gemak waarmee mensen contacten leggen met anderen. De toegenomen individualisering bijvoorbeeld wordt vaak als een belangrijke maatschappelijke oorzaak van eenzaamheid genoemd. Mensen zijn door de toenemende welvaart en mobiliteit losser komen 5
Uit: Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid (Van de Maat en Van Xanten, MOVISIE, 2013)
10
te staan van traditionele (vaak vanzelfsprekende) sociale verbanden zoals het dorp, de kerk, de buurt en verenigingen. Niet langer worden mensen als vanzelfsprekend betrokken bij sociale verbanden. We moeten in de huidige samenleving zelf actief sociale verbanden opzoeken en onderhouden. Mensen met beperkte sociale vaardigheden, beperkte zelfverzekerdheid en sociale angst lopen in de moderne samenleving dan ook een verhoogd risico op sociale uitsluiting en eenzaamheid (Machielse, 2006). Ook de woonomgeving kan een rol spelen bij eenzaamheid. Bijvoorbeeld wanneer er weinig leeftijdsgenoten in de buurt wonen of weinig mensen met dezelfde (culturele) achtergrond. En wanneer de woonomgeving als onveilig wordt ervaren, kan dat het aangaan en onderhouden van contacten in de weg staan en dus eenzaamheid veroorzaken of versterken (Thomése, 2007). Oplossingsrichtingen voor eenzaamheid Bij eenzaamheid spelen vele factoren een rol en er zijn ook verschillende type eenzaamheid zoals uit bovengenoemde blijkt. Dit maakt een enkelvoudige oplossing en een simpel antwoord niet mogelijk. Verminderen van eenzaamheid begint bij een goede voorlichting over wat eenzaamheid is, wat de oorzaken zijn, en hoe eenzaamheid is te voorkomen of op te lossen. Algemene voorlichting aan ouderen, mantelzorg, vrijwilligers en professionals kan bijdragen aan het doorbreken van het taboe dat op eenzaamheid rust (zie www.coalitieerbij.nl). In de onderstaande figuur staan de kern van eenzaamheid en de mogelijke interventies kort samengevat weergegeven. Achtergrondinformatie Interventiemogelijkheden Gerealiseerde kwaliteit Lichamelijke Voorlichting van de sociale relaties gezondheid Huisbezoek Sociale vaardigheden en competenties Mobiliseren en versterken sociaal netwerk Eenzaamheid Leefsituatie Cursussen, Leefomgeving gespreksvormen, therapie (o.a. gericht op Levensgebeurtenissen Gewenste kwaliteit van de herinterpreteren sociale relaties eenzaamheidsgevoelens) Persoonlijke factoren Ontmoetingsvormen Sociaal netwerk Woon-‐zorgvormen Figuur 2 Interventies bij eenzaamheid (bron: van Linschoten, 2004)
11
Manifest van de thuiswonende oudere Voor ouderen zijn autonomie en zelfredzaamheid belangrijke kernwaarden. Onlangs zijn de resultaten van het onderzoek naar de effecten van woonservicegebieden voor ouderen gepresenteerd (de Kam e.a., 2012). De verhalen van de ouderen zijn samengevat in het manifest van de thuiswonende oudere. Dit manifest kan ook als leidraad dienen bij de preventie van eenzaamheid en de inzet van interventies bij eenzaamheid. “Ik, thuiswonende oudere….. 1. Wil zo lang mogelijk thuis blijven wonen, in mijn eigen huis, te midden van mijn eigen sociale netwerk en in mijn eigen wijk, zoals het altijd is geweest; 2. Wil door anderen worden ondersteund in dit streven, hetzij door persoonlijke hulp, hetzij door aanpassingen in mijn omgeving (woning en wijk), hetzij door keuzes die geboden worden in het vorm geven van mijn leven; 3. Ben in het licht van al mijn beperkingen en toenemende lichamelijke en geestelijke ongemakken tegelijk realistisch en optimistisch over de mogelijkheden die mij nog resten in het zicht van de haven; 4. Verwacht dat mijn omgeving zorgt voor een basisniveau van toegankelijke (medische) zorg en ondersteuning op het moment dat ik aangeef die nodig te hebben; 5. Wil van betekenis zijn voor mensen in mijn omgeving en niet slechts een last vanuit volledige afhankelijkheid; 6. Heb een eigen identiteit als bewoner van deze wijk of dit dorp en wens daarin erkend en herkend te worden; 7. Maak gebruik van oplossingen die mij worden geboden als ik ze nuttig vind en verzin anders mijn eigen oplossingen; 8. Wens dat organisaties en beroepskrachten die mij ondersteunen, aansluiten bij mijn leefwereld in plaats van dat ze mij dwingen me te voegen in hun systemen.”
12
3 De kunst van het signaleren Visie en probleemdefinitie Signaleren is bedoeld om problemen te achterhalen. Tijdig signaleren helpt bij het vinden en ontwikkelen van oplossingen om problemen in een vroeg stadium tegen te gaan. Signaleren is dus eigenlijk iets doen met datgene wat je opvalt. Signaleren draagt bij aan het verzamelen van informatie op basis waarvan besluiten genomen worden. Het signaleren van eenzaamheid en sociaal isolement is niet iets wat eenmalig of ad hoc gebeurt. Drie stappen zijn daarin te onderscheiden (Jonkers, Machielse, 2012): het herkennen, het onderkennen en het opvangen van signalen. Signaleringsproces In de theorie over het signaleren als activiteit worden in het signaleringsproces 13 stappen onderscheiden. Signalen die kunnen wijzen op eenzaamheid Herkennen van signalen (Definiëren van signaleren) Lichamelijke signalen • vermoeidheid 1. Waarnemen van de cliëntsituatie: kijken en • uitgeblustheid luisteren naar de cliënt en zijn directe omgeving. • hoofdpijn 2. Waarnemen van veranderingen in de • slaapproblemen • spierspanning in de rug en schouders cliëntsituatie. • gebrek aan eetlust 3. Vermoeden: het opmerken van de eerste tekenen dat er iets mis is of mis dreigt te gaan. Psychische signalen • negatief zelfbeeld 4. Observeren: regelmatig en nauwkeurig • weinig zelfvertrouwen blijven kijken om na te gaan of het vermoeden juist gevoelens van zinloosheid en uitzichtloosheid • is. • gevoelens van verlatenheid • boosheid en bitterheid 5. Associëren: welke verwante verschijnselen • nergens zin in hebben zijn op te merken? • onrust, verhoogd stressniveau, moeilijk kunnen concentreren • teleurstelling en verdriet Onderkennen van signalen • verlies van vertrouwen in andere mensen 6. Interpreteren: wat betekenen de Sociale signalen waargenomen verschijnselen? Waar duiden ze op? • weinig sociale contacten 7. Consulteren: overleg met derden om het weinig bezoek van familie of vrienden • vermoeden bevestigd te krijgen. • geen contacten in de buurt • geen hobby’s of lid van een vereniging, groep of club 8. Combineren: het combineren van de verzamelde gegevens om de gevolgen beter te Gedragsmatige signalen • verslechterende zelfzorg, moeite met huishoudelijk werk kunnen inschatten. • verlegenheid en sociale onhandigheid 9. Onderkennen: (voorlopige) bevestiging dat • mensen op een afstand houden, vermijdingsgedrag er iets mis is of dreigt te gaan. • sterk de aandacht opeisen en claimen • gretig zijn naar contacten (snel over vriendschap spreken, moeite met afstand bewaren) Opvangen van signalen (Inspelen op signalen) contact afdwingen door hulp te vragen (ook als hulp niet • 10. Bespreken: de waargenomen verschijnselen echt nodig is) • erg op zichzelf gericht zijn bespreekbaar maken met de cliënt. • moeite met alleen thuis zijn (de stilte thuis niet aankunnen) 11. Vaststellen behoefte van de cliënt: wat wil • handelen alsof de tijd heeft stil gestaan, leven in het verleden de cliënt? Wil deze de situatie veranderen? Zon niet, • overmatig alcoholgebruik kan deze daar dan toe worden gemotiveerd? • veel gebruik van slaapmiddelen of kalmeringsmiddelen 12. Rapporteren en consulteren: mondeling en (GGD Midden-‐Nederland, 2007; Monteiro, 2007; www.eenzaam.nl). schriftelijk rapporteren over de bevindingen en bespreken met collega’s. 13. Het nemen van een besluit over hoe verder te gaan: wat kan leiden tot inbrengen van het signaal in het signaleringsnetwerk c.q. doorverwijspunt. 13
Herkennen van signalen Om signalen te herkennen is kennis van welke signalen kunnen wijzen op eenzaamheid en sociaal isolement nodig ter ondersteuning van de professionals en vrijwilligers. Signaleringsinstrumenten (bijlage 2) of de meer algemene vragenlijsten gericht op kwetsbaarheid, vormen een belangrijke ondersteuning. Het grootste knelpunt in het signaleren van eenzaamheid en sociaal isolement is het bereiken van de doelgroep, en dan met name de doelgroep waarbij sprake is van structureel sociaal isolement. Schaamte en vraagverlegenheid spelen bij de doelgroep een rol om geen beroep te doen op de (in)formele zorg. In het kader staan signalen die kúnnen wijzen op eenzaamheid. Het gaat echter om meerdere signalen over een langere periode. Een enkel signaal hoeft nog niet direct te betekenen dat de persoon in kwestie zich eenzaam voelt. Ook duiden deze signalen niet altijd alleen op eenzaamheid. Ze kunnen ook een aanwijzing zijn voor andere problemen, zoals een depressie of beginnende dementie. Een belangrijk verschil met mensen die depressief zijn, is dat deze niet meer van dingen kunnen genieten. Mensen die zich eenzaam voelen kunnen dat nog wel. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn met het trekken van conclusies en vermoedens te controleren. Dit doe je door de situatie bespreekbaar te maken en deze te verkennen (Van der Maat, 2013). Knelpunten in het bereiken van de doelgroep zijn: -‐ Kennis en deskundigheid over sociaal isolement en eenzaamheid ontbreekt -‐ Een eenduidige visie op de problematiek en de aanpak ontbreekt bij de (samenwerkende) professionals en vrijwilligers -‐ Onvoldoende gericht zijn op outreachend werken door professionals -‐ Taboe op het thema eenzaamheid en sociaal isolement bij mensen die zich eenzaam voelen zelf, professionals en vrijwilligers (Machielse, 2011) Onderkennen van signalen Omdat de signalen die kunnen wijzen op eenzaamheid ook kunnen duiden op andere problematiek, is het wenselijk om de uitkomsten van een vragenlijst te combineren met bijvoorbeeld de eigen zintuigelijke waarneming of die van een collega, signalen opgenomen in het dossier, etc. Op basis van deze toetsing kan een gesprek met de client aangegaan worden. Knelpunten in het onderkennen van signalen zijn: -‐ Onvoldoende kennis ten aanzien van signalen -‐ Handelingsverlegenheid (Jonker en Machielse, 2012) -‐ Organisatorische belemmeringen zoals tijdsdruk bij jezelf of collega’s, geen prioriteit aan eenzaamheid -‐ Een te gering netwerk van professionals en vrijwilligers met deskundigheid ten aanzien van eenzaamheid en sociaal isolement -‐ Privacy wetgeving Inspelen op signalen In nagenoeg alle publicaties over eenzaamheid en sociaal isolement, maar ook bij de praktische implementatie van een aanpak Eenzaamheid6 wordt vastgesteld dat het bereiken van de doelgroep niet optimaal is. Zowel de professionele als de vrijwilligersorganisaties geven aan onvoldoende toegerust te zijn om de doelgroep in beeld te krijgen en contact te leggen met de doelgroep. Het opsporen van moeilijk bereikbare, nieuwe cliënten heeft een goed sluitend signaleringsnetwerk nodig, dat niet alleen professionals maar ook informele zorg omvat. 6
Resultaten van het procesonderzoek behorend bij project Versterken Zelfregie en eigen kracht om eenzaamheid te verminderen zijn nog niet gepubliceerd
14
Het signaleringsnetwerk omvat beroepsgroepen die met de kwetsbare burgers in aanraking komen en vanuit die ingang op kunnen treden als signaleerders. Denk aan huisartsen, praktijkondersteuners, fysiotherapeuten, wijkverpleegkundigen, verzorgenden, maatschappelijk werk, ouderenadviseurs, maar ook huismeesters, wijkagenten, schuldhulpverleners, pastoraal werkers en sleutelfiguren in de wijk. Het signaleringsnetwerk omvat ook de beroepsgroepen die naast signaleerder tevens uitvoerder van aanbod en interventies zijn, zoals welzijnswerk, maatschappelijk werk, GGZ en psychologenpraktijk. Het signaleringsnetwerk kan geïntegreerd worden in de reeds bestaande netwerken om zo krachten en kennis te bundelen en overlegtijd te beperken.
15
4 Signaleren en begeleiden van eenzaamheid Het inzetten van een interventie komt tot stand door het samenspel tussen de oudere zelf en zijn omgeving, de professionals die werkzaam zijn in de eerstelijns zorg en hulp en de informele zorg. De rol van welzijn is vooral het realiseren van een steunstructuur in de buurt en wijk, het versterken van het sociale netwerk en de sociale vaardigheden van de oudere met eenzaamheidsgevoelens c.q. van de oudere die in een (dreigend) sociaal isolement verkeert; het ondersteunen van de mantelzorg is een rol voor zowel de (thuis)zorg als welzijn. In de eerste plaats moet de interventie aansluiten op de mogelijkheden van de oudere en zijn omgeving zelf. De aanpak gaat uit van de begrippen zelfregie, zelfredzaamheid en samen redzaamheid. Figuur 3 Verschuivingen in zorg en ondersteuning
Uitgaand van bovenstaand model is een goede (vroeg)signalering van belang zodat voorkomen kan worden dat de gezondheidssituatie dermate ernstig is dat de 1e en/of 2e lijn ingeschakeld moet worden. Begeleiding en behandeling in de buurt, wijk en eigen kring of de 1e lijn heeft een goed werkend netwerk van professionals en vrijwilligers nodig. Netwerkontwikkeling is de basis voor de programmatische aanpak van eenzaamheid, zoals hieronder verder beschreven. Netwerkbenadering In de netwerkbenadering staat samenwerking en afstemming centraal, elkaar kennen en erkennen in elkaars rol en deskundigheid. De netwerkbenadering sluit tevens aan bij de visie dat verminderen van eenzaamheid als belangrijkste aangrijpingspunt het versterken van het eigen sociale netwerk en de eigen sociale vaardigheden heeft. Kern van de benadering: Signaleren • M.b.v. instrumenten • Kennis en vaardigheden
Doorverwijzen
Intervenue
• Typeren • Sociale kaart • Elkaar kennen en erkennen • Wederzijdse verwachungen
• Oudere en zijn omgeving als uitgangspunt en basis • Maatwerk • Voorkomen van (medische) zorg
Evaluaue • Terugkoppeling naar verwijzer • Overleg over resultaat
Figuur 4 netwerkbenadering
De stappen zijn achtereenvolgens uitgewerkt naar in te zetten instrumenten, welke professionals welke rol kunnen spelen en welke interventies bij welk type eenzaamheid ingezet kunnen worden. De stappen worden door verschillende professionals en ook vrijwilligers en de buurt zelf uitgevoerd. De stappen veronderstellen samenwerking binnen en buiten de eigen organisatie met sociale netwerken. 16
De samenwerking betekent dat de noodzakelijke processen van signaleren, intake, indicatie en begeleiding op elkaar worden afgestemd. Per onderdeel signaleren, doorverwijzen, interveniëren en evalueren zal het netwerk van organisaties (formele en informele) in de praktijk van de wijk, de buurt of het dorp tot werkbare procedures en afspraken moeten komen. De onderlinge afspraken zijn gericht op de brede basis van de piramide (figuur 3), de eigen kracht en het sociale netwerk van de ouderen. De focus is gericht op wat ouderen nog kunnen, en niet op de belemmeringen en gebreken. Signaleren • Instrumenten • Kennis en vaardigheden
Instrumenten die ingezet kunnen worden door huisarts of praktijkondersteuner: -‐ GFI, TFI, Easycare Tos, ISAR (Identification Seniors At Risk) of een ander gevalideerd meetinstrument -‐ Voor vervolgdiagnostiek: Trazag, Intermed, Easycare Tos2, Vragenlijst De Jong-‐Gierveld, 4dkl (om depressie uit te sluiten) of ander gevalideerd meetinstrument Instrument dat ingezet kan worden door welzijnswerk, V&V-‐ sector, maatschappelijk werk, woningcorporatie, Wmo-‐loket, maatschappelijk werk, centrale clientondersteuner, vrijwilligersorganisatie is een signaleringskaart eenzaamheid (bijlage 2) Benodigde kennis en vaardigheden om te signaleren7 -‐ Gespreksvaardigheden zoals luisteren, samenvatten, doorvragen -‐ Vertrouwen op intuïtie -‐ Bespreekbaar maken van eenzaamheid -‐ Kennis van eenzaamheid, sociaal isolement en typeringen -‐ Bij voorkeur kennis van interventies Doorverwijzen • Typeren • Sociale kaart • Elkaar kennen en erkennen • Wederzijdse verwachungen
In hoofdstuk 2 staan de verschillende vormen van eenzaamheid en isolement beschreven. Nadat eenzaamheid gesignaleerd is, volgt de fase van typeren zodat adequaat doorverwezen kan worden of een passende interventie ingezet kan worden. Machielse (2011) heeft een typologie gemaakt op basis van twee indicatoren: A. De duur van het sociaal isolement B. De motivatie/gerichtheid op sociale participatie 7
Movisie, Vilans, Mezzo bieden trainingen, workshops op het gebied van Werken met zelfregie, netwerk versterken
17
A. De duur van het sociaal isolement 1. Dreigend isolement: ouderen die door omstandigheden of gebeurtenissen, bijvoorbeeld het overlijden van de partner, in een sociaal isolement dreigen te komen 2. Situationeel isolement: ouderen die door recente omstandigheden of gebeurtenissen in een isolement zijn geraakt 3. Structureel isolement: ouderen die al vele jaren in een sociaal isolement verkeren, met enkelvoudige problematiek 4. Structureel isolement met complexe (psychiatrische) problematiek B. De motivatie met betrekking tot sociale participatie 1. Ouderen die gericht zijn op sociale participatie en graag betrokken willen raken bij anderen 2. Ouderen die niet (duidelijk) gericht zijn op sociale participatie en geen aansluiting bij anderen zoeken Naast het belang van de typering is een goede sociale kaart nodig. Een sociale kaart moet handzaam, overzichtelijk en up to date zijn, liefst met namen. Een sociale kaart werkt het beste als mensen elkaar ook persoonlijk kennen. De sociale kaart bestaat minimaal uit de volgende contactpersonen en organisaties -‐ Buurtverpleegkundige -‐ Welzijn: ouderenadviseur -‐ Maatschappelijk Werk: maatschappelijk werker -‐ GGZ: psycholoog, psychiater, sociaal-‐psychiatrisch verpleegkundige -‐ Wmo-‐loket Intervenue • oudere en zijn omgeving als uitgangspunt en basis • maatwerk • voorkomen van (medische) zorg
De gekozen interventies zijn gericht op netwerkontwikkeling, het geven van betekenis aan het leven, normverlaging (verwachtingen aanpassen) en leren omgaan met gevoelens. Mensen, en dus ook ouderen willen een zinvol leven, iets voor een ander betekenen. Wederkerigheid, doen van vrijwilligerswerk of burenhulp zijn inzet bij de netwerkontwikkeling. Deze elementen komen in diverse interventies terug zoals Grip en GLANS (Steverink, 2006), activerend huisbezoek, Zin in vriendschap (Stevens, 2000), netwerkcoach. Daar waar mogelijk zal de interventie gericht zijn op wat de oudere kan en wil om zo de kwaliteit van leven te verhogen. Dit biedt perspectief op het verminderen van de eenzaamheid. Daar waar ouderen niet deze sociale vaardigheden hebben, noch kunnen ontwikkelen, bieden ontmoetingsactiviteiten, maatjesprojecten en andere langdurige trajecten uitkomst om de situatie te stabiliseren en zo mogelijk te verzachten. De interventies die ingezet kunnen worden ten aanzien van eenzaamheid en sociaal isolement kunnen ingedeeld worden op basis van de doelstelling die gekozen is, typering en de mate en soort van eenzaamheid. Globaal richten de interventies zich bij sociale en emotionele eenzaamheid op het verminderen van het verschil tussen gerealiseerde en gewenste kwaliteit van de relaties. Bijlage 4 geeft een overzicht van mogelijke interventies. Het verminderen van eenzaamheid is gebaat bij het geven van betekenis en zingeving aan iemands leven. In dit proces kan professionele of vrijwillige ondersteuning nodig en wenselijk zijn bij de desbetreffende oudere. De doorverwijzing is daar waar mogelijk gericht op het versterken van de
18
eigen kracht en het sociale netwerk van de oudere. Samen kan onderzocht worden wat de oudere nog kan, waar hij/zij behoefte aan heeft en zingeving aan ontleent. Een indeling naar typologie en de mogelijke interventie die ingezet kan worden, kan gehanteerd worden als leidraad. Toch blijft maatwerk, vraaggericht werken en professioneel handelen nodig om ouderen met eenzaamheidsproblematiek en ouderen in een (dreigend) isolement te ondersteunen in hun veranderingsproces gericht op het versterken van de eigen kracht, het versterken van het eigen sociaal netwerk en/of het bijstellen van eigen verwachtingen en gevoelens, of ouderen te ondersteunen om hun situatie te stabiliseren. Twee kanttekeningen zijn hier op zijn plaats 1. Op basis van de piramide is de wijk, buurt en dorp en het eigen sociale netwerk de primaire omgeving om eenzaamheid te verminderen (eigen kracht en sociaal netwerk). Idealiter sluit de professional van daaruit aan en is inzet van collectieve en individuele voorzieningen c.q. zorg aan de orde. 2. Niet alle ouderen hebben even veel behoefte aan sociale participatie (zie de categorie bij B). Evalueren • Terugkoppeling naar verwijzer • Overleg over resultaat
Terugkoppeling naar verwijzer Binnen de huisartsenpraktijk en de eerstelijnszorg is het instrument van Multidisciplinair Overleg een mogelijkheid om te bespreken hoe het met de patiënt/cliënt gaat, wie wat doet, wanneer, en wat het te verwachten resultaat was. Het MDO is onderdeel van een cyclisch proces van hulpverlening, waarbij, uitgaande van de actuele problemen en wensen van de oudere, de betrokken hulpverleners samen de bijpassende zorgdoelen formuleren en interventies afspreken en evalueren. Doel MDO: komen tot een gezamenlijk gedragen beleid om de geboden zorg af te stemmen en te anticiperen op mogelijke problemen en ten behoeve van het welbevinden van de oudere. Een MDO kan 1x per kwartaal per praktijk worden georganiseerd. Deelnemers zijn minimaal huisarts, POH en ouderenadviseur. Daar waar nodig en wenselijk kunnen andere disciplines zoals de thuiszorg, GGZ uitgenodigd worden. Naast het MDO vanuit de huisartsenpraktijk zijn er ook andere instrumenten om de voortgang te bespreken en te bewaken, zoals onderlinge professionele consultatie, mits toestemming van de patiënt/cliënt is gevraagd en verkregen. Het betrekken van mantelzorg, familie c.q. een vertrouwenspersoon uit het netwerk van de patiënt/cliënt is passend bij de beschreven problematiek. Registreren van opvallende zaken kan in de huisartsenpraktijk plaats vinden in het Huisarts Informatie Systeem (HIS). Er is een code voor eenzaamheid. Handelen in de zin van bespreekbaar maken van eenzaamheid en zo nodig doorverwijzen komt tot stand na herhaald signaleren van eenzaamheid. Het is een ondersteuning als de registratie in de HIS is opgenomen. De verwijzer ontvangt een rapportage en terugkoppeling door de professional waar naar toe doorverwezen is. Dit heeft tot doel om de voortgang aan te geven zodat de verwijzer zo nodig hier op door kan gaan. Neveneffect van de terugkoppeling is dat de samenwerking wordt versterkt. Professionals leren elkaar hierdoor beter kennen en vertrouwen. 19
Overleg over resultaat Het instrument ontwikkeld door De Jong-‐Gierveld kan gebruikt worden om de mate van eenzaamheid te bepalen. De vragenlijst van De Jong-‐Gierveld kan bij aanvang en na afloop van een interventie afgenomen worden zodat zichtbaar gemaakt kan worden of de mate van eenzaamheid verminderd is. Dit instrument kan ingezet worden in het kader van onderzoek en geeft een indicatie.
20
5 Implementatie van een integrale aanpak eenzaamheid Centraal in een integrale aanpak staat de visie dat vermindering van eenzaamheid bereikt kan worden door de focus te leggen op het meedoen van de burgers in de samenleving, naar eigen vermogen en mogelijkheden. De gemeente kan vanuit het Wmo-‐beleid regisseren, ondersteunen en faciliteren, de zorgverzekeraar kan faciliteren om ziekte en zorg te voorkomen. Voorwaarden voor een succesvolle uitvoering van een integrale aanpak eenzaamheid/sociaal isolement zijn: -‐ De wensen en behoeften van de cliënt/patiënt en diens mantelzorger staan centraal -‐ Eigen regie en eigen kracht van de cliënt/patiënt zijn uitgangspunt -‐ Voldoende deskundigheid en vaardigheden van professionals ten aanzien van signaleren en interveniëren bij eenzaamheid en sociaal isolement, zelfregieversterkend werken -‐ Beschikbaarheid en gerichte inzet van een goede sociale kaart en werkend netwerk inclusief sociale voorzieningen en interventies -‐ Aanwezigheid van een multidisciplinair (zorg)team met een gedeelde visie geconcretiseerd in taken en verantwoordelijkheden op de aanpak van eenzaamheid -‐ Open staan voor innovatie, o.a. op ICT-‐gebied, samenwerking en aanpak Een dergelijke aanpak vraagt een verandering in attitude van professionals, vrijwilligers en de oudere zelf; ‘van zorgen voor naar zorgen dat’. De aanpak is gericht op het activeren van de oudere, uitgaand van zijn/haar wensen, behoeften en mogelijkheden. Een gedegen implementatietraject8 waar deze module onderdeel van uit maakt, is van belang. Bestuurlijk draagvlak bij de diverse samenwerkingspartners is nodig alvorens tot uitvoering te komen. Onderdelen van het implementatietraject zijn: Voorbereidingsfase i. Visievorming en (bestuurlijk) draagvlak creëren; geinitieerd door de gemeente ii. Netwerk vormen van betrokken formele en informele organisaties iii. Sociale kaart iv. Samenwerking en afstemming organiseren v. Programma opstellen vi. Risico-‐analyse t.a.v. organisatie, professional, oudere, maatschappelijke en sociale omgeving Uitvoeringsfase i. Deskundigheidsbevordering t.a.v. kennis over eenzaamheid en vaardigheden t.a.v. het bespreekbaar maken en het werken vanuit zelfregie ii. Afstemmingsoverleg iii. Hanteren instrumenten iv. Resultaten Evaluatie Een integrale aanpak eenzaamheid is vooral een procesinrichting, uiteraard gericht op het doel: het verminderen van het aantal mensen met eenzaamheid. Evaluatie op de processen is wenselijk om bij te sturen, maar is tegelijkertijd een instrument om de samenwerking en afstemming te verbeteren. 8
. Zie: Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid. Utrecht. MOVISIE.2013
21
Borging Zoals beschreven bij resultaat is de aanpak van eenzaamheid een lange termijn aanpak. De ingezette werkwijze vraagt dan ook om regelmatige evaluatie, bijstelling maar vooral om een structurele en langjarige inzet van alle betrokkenen. Dit is mogelijk doordat de aanpak een voorbeeldtraject is van Welzijn Nieuwe Stijl en Zorg Dichtbij.
22
6 Literatuur Campen, van C. (2011). Kwetsbare ouderen. Den Haag: SCP. Flapper, T. en De Vries, W. (2010). Goed wonen in de toekomst. Leeuwarden: Partoer. Fokkema, T., Van Tilburg, T. (2005). Eenzaam en dan? De (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen, onderzoek in opdracht van Stichting Sluyterman van Loo. Beverwijk: NIDI en VU Amsterdam. Hortulanus, R., Machielse, A. & Meeuwesen, L. (2003). Sociaal isolement. Een studie naar sociale contacten in Nederland. Den Haag: Elsevier. Jonkers, M., Machielse, A. (2012). Handelingsverlegenheid als hinderpaal bij het signaleren van sociaal isolement. Mogelijkheden en belemmeringen bij lokale signaleerders. Utrecht: LESI. Jorna, T. (red.). (2012). Mag een mens eenzaam zijn? Studies naar existentiële eenzaamheid en zingeving. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Kam, de G., e.a. (2012). Kwetsbaar en zelfstandig. Een onderzoek naar de effecten van woonservicegebieden voor ouderen. Nijmegen. Digitaal beschikbaar www.wonenouderen.nl. Linschoten, van C.P., Van Koningsveld, R., Te Velde, B.P. (2004). Werken aan eenzaamheid. Assen: Van Gorcum. Maat, van de J.W., H. van Xanten. (2013). Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid. Utrecht: MOVISIE. Maat, van de J.W., Van der Zwet, R. (2010). Verkenning eenzaamheid. Utrecht: MOVISIE. Machielse, A. (2006). Onkundig en onaangepast. Een theoretisch perspectief op sociaal isolement. Utrecht; Van Arkel. Machielse, A., Jonkers, M. (2012). Als meedoen niet lukt. Signaleren, typeren en aanpakken van sociaal isolement in Utrecht, Amersfoort en Nieuwegein. Utrecht: LESI. Mackenbach, J.(2010). Ziekte in Nederland. Gezondheid tussen politiek en biologie. Amsterdam: Elsevier. Penninx, K. (2006). Beter verbonden. Innovatieprogramma Welzijn Ouderen. Utrecht: Vilans. Raad voor de Volksgezondheid en zorg. (2012). Regie aan de poort. De basiszorg als verbindende schakel tussen persoon, zorg en samenleving. Den Haag: RVZ. Sinnema, H., e.a. (2012). Welzijn op recept. Handleiding voor de ontwikkeling en invoering van het welzijnsrecept. Utrecht: Trimbos instituut. Stevens, N. (2000). Zin in vriendschap. Meppel: Boom. Steverink, N. (2006). Het eigen leven een beetje meer GLANS geven: kunnen eenzame 55+ vrouwen dat leren? Een onderzoek naar het effect van een psycho-‐educatieve groepscursus ter bevordering van zelfmanagement vaardigheden en welbevinden en verminderen van eenzaamheid. Groningen: UMCG/RUG. Tilburg, van Th., J. de Jong (red). (2007): Zicht op eenzaamheid. Achtergronden, oorzaken en aanpak. Van Gorcum: Assen. Veldhuijzen van Zanten-‐Hyllner, M.L.L.E. (2012). Eenzaamheid. Den Haag: Ministerie van VWS.
23
Bijlagen
24
Bijlage 1 Inhoudsopgave van Een integrale aanpak eenzaamheid Zingeving werkt! een resultaatgerichte aanpak eenzaamheid Juni 2013
Wim Burgers, Trees Flapper www.treesflapper.nl
25
Inhoudsopgave 1 2 3 3.1 3.2 3.3 3.4 4 4.1 4.2 4.3
Hoofdstuk Inleiding De methode Fasering Strategie-‐ en regiebepaling Programmering Uitvoering en Monitoring Evaluatie Hulpmiddelen voor de uitvoering Signalering Interventiebox Deskundigheidsbevordering
Pagina 2 3 8 9 15 16 16 18 18 20 22
Bijlagen: Hulpmiddelen voor de regievoering 1 2 3 4
Checklist doelgroepanalyse Format strategisch plan Format activiteitenplan Checklist procesevaluatie
23 24 25 26
Hulpmiddelen voor de uitvoering 5 6 7 8 9
Voorbeeld signaleringskaart Functionele eisen signaleringssysteem Voorbeeld interventiebox Format Training ‘Zelfregie’ Format Instructiebijeenkomst ‘Signaleren’
Vormgeven aan een duurzame aanpak • Het verspreiden van kennis over eenzaamheid en isolement • Het functioneren van meldpunten waar signalen bijeengebracht en geduid worden • Onderling afstemmen van interventies • Samenwerking professionals en vrijwilligers • Lichte projectstructuur • Aandacht voor deskundigheidsbevordering • Stimuleren van bewustwording onder burgers 26
27 28 29 32 33
Bijlage 2 Voorbeelden signaleringsinstrument
27
Signaleringskaart Eenzaamheid Vermoedt u dat iemand eenzaam is, let u op het volgende:
De kaart is uitsluitend voor eigen gebruik. Ga discreet om met hetgeen u op de kaart invult!
Ingrijpende gebeurtenissen
Ruimte voor eventuele aantekeningen
Verlies partner, kind of dierbare Ziekte (zelf of bij partner / dierbare) Onlangs verhuisd Laag inkomen / Grote inkomensachteruitgang Anders, nl ............................................................................
Leefsituatie Ongewenste woonsituatie Woont alleen (ongehuwd/gescheiden/weduwe/weduwnaar) Gemis contact en steun vanuit de buurt Gemis steun partner of vrienden Gemis contact en steun familie (kinderen)
Gezondheid Lichamelijke klachten / beperkingen Psychische klachten / beperkingen Verstandelijke beperking
Sociale redzaamheid Is niet mobiel / gaat er niet op uit Onbereikbaar (kapotte bel, niet open doen, geen telefoon opnemen, geen digitale vaardigheden) Verwaarlozing (huishouden) Verwaarlozing (persoonlijk)
Gedrags-inschatting Aanklampend gedrag bij contact Afhankelijk opstellen Weinig zelfvertrouwen Gesloten Wantrouwend Voelt zich onveilig Sterk op zichzelf gericht Rusteloos, piekeren, angstig Neerslachtige houding Geïrriteerd, stoort zich aan anderen Uit zich negatief, moppert veel Vergeetachtig
Algemeen Accepteert de persoon vermoedelijk hulp of ondersteuning? Is de persoon in het algemeen tevreden in eigen leefsituatie?
ja nee ja nee
Wat kunt u doen? Op basis van uw vermoeden zijn er twee situaties mogelijk: 1. Het gaat om lichte signalen: de persoon heeft behoefte aan meer contacten, activiteiten, een praatje. Signaleerder geeft desgewenst advies Oriënteert u zich dan op de volgende stappen: Zie sociale kaart: U signaleert bij de persoon behoefte aan contact.
U signaleert bij de persoon Is het bespreekbaar behoefte aan contact. met hem/haar?
Is het bespreekbaar met hem/haar?
Ja
Wil de persoon er wat aan doen?
Ja
Ja Nee
Wil de persoon er wat aan doen?
Ja Nee
Nee
(adressen, telefoonnummers).
Kan de persoon zelf actie ondernemen? Kan de persoon zelf actie ondernemen?
Ja
Nee
Ja Nee
Signaleerder geeft desgewenst advies Signaleerder (adressen, verwijst door. telefoonnummers). Toestemming persoon.
Nee
Signaleerder verwijst door. Toestemming persoon.
2. Het gaat om signalen waarover u zich echt zorgen maakt (“niet pluis”). Oriënteert u zich dan op de volgende stappen:
U signaleert "niet pluis" bij een persoon.
Ja
Wil de persoon hulp?
Ja
U signaleert "niet pluis" Kunt u het zelf bij een persoon. bespreekbaar maken?
Ja Nee
Signaal melden bij Wmo Wil de(Sociaal persoonTeam hulp?, middel preventief huisbezoek).
Ja Nee
Nee
Signaal melden bij Wmo (Sociaal Team , middel preventief huisbezoek).
Nee
Kunt u het zelf bespreekbaar maken?
Heeft u meerdere signalen van de kaart opgemerkt bij de persoon? Weet u niet precies wat u met de situatie aan moet? Maakt u zich zorgen? Voor vragen, doorverwijzing en advies neemt u contact op met het Informatiepunt Wmo!
Kan de persoon zelf actie ondernemen? Kan de persoon zelf actie ondernemen?
Ŕ%PSQTTUFVOQVOUFO Ŕ5JNQBBO8FM[JKO (0512 384 040) Zie sociale kaart: Ŕ*OGPSNBUJFQVOU8NP (0512 386 386) Ŕ%PSQTTUFVOQVOUFO Ŕ5JNQBBO8FM[JKO (0512 384 040) Ŕ*OGPSNBUJFQVOU8NP (0512 386 386)
Persoon onderneemt zelf actie. Signaleerder doet eventueel suggesties.
Ja
Persoon onderneemt zelf actie. Kan de signaleerder Signaleerder doet eventueel Ja het zelf oplossen? suggesties.
Ja Nee
Kan de signaleerder Doorwijzen Wmo mits het zelf oplossen? toestemming persoon!
Ja Nee
Nee
Doorwijzen Wmo mits toestemming persoon!
Nee
Informatiepunt Wmo Telefoon: 0512 386 386 E-mail:
[email protected]
Wat is eenzaamheid? Eenzaamheid is het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. Eenzaamheid is geen gezondheidsprobleem, maar is een persoonlijk gevoel. Er is een verschil tussen de contacten die iemand heeft en die de persoon zou willen hebben. De contacten voldoen niet aan de behoefte van een persoon.
Deze signaleringskaart is ontwikkeld door de NHL Hogeschool (Talmalectoraat Wonen, welzijn en zorg op hoge leeftijd) in samenwerking met Timpaan Welzijn.
Toelichting op de signaleringskaart eenzaamheid Belangrijk bij het gebruik van de kaart
Wat is eenzaamheid?
Ŕ%FLBBSULBOVIFMQFOWFSNPFEFOTWBOFFO[BBNIFJE DPNQMFUFSFOOBVXLFVSJHFSJOLBBSUUFCSFOHFO Ŕ6CFQBBMU[FMGPGVEFLBBSUJOWVMUPGOJFU Ŕ)FU JT UFWFOT /*&5 OPPE[BLFMJKL BMMF QVOUFO PQ EF LBBSU BBO UF LSVJTFO 3JDIU V [JDI WPPSBM PQ EF TJHOBMFOXBBWBOVEFOLUEBU[FJOCFMBOHSJKLFNBUFEF FFO[BBNIFJEWFSPPS[BLFO Ŕ#FTQSFFLWFSNPFEFOTCJKWPPSLFVSFFSTUNFUFFODPMMFHBPGDP²SEJOBUPS Ŕ%F LBBSU JT VJUTMVJUFOE WPPS FJHFO HFCSVJL OJFU WPPS EPTTJFSWPSNJOH(BEJTDSFFUPNNFUIFUHFFOVPQEF LBBSUJOWVMU Ŕ)FUJTOJFUEFCFEPFMJOHEBUVEFLBBSUNFFOFFNUPQ IVJTCF[PFL NBBSUIVJTJOWVMU
&FO[BBNIFJE JT IFU TVCKFDUJFG FSWBSFO WBO FFO POQMF[JFSJH PG POUPFMBBUCBBS HFNJT BBO LXBMJUFJU WBO CFQBBMEF TPDJBMF SFMBUJFT &FO[BBNIFJE JT HFFO HF[POEIFJETQSPCMFFN NBBSJTFFOQFSTPPOMJKLHFWPFM &SJTFFOWFSTDIJMUVTTFOEFDPOUBDUFOEJFJFNBOEIFFGU FO EJF EF QFSTPPO [PV XJMMFO IFCCFO %F DPOUBDUFO WPMEPFOOJFUBBOEFCFIPFGUFWBOFFOQFSTPPO *O IFU CFTUSJKEFO WBO EF FFO[BBNIFJE NPFU V UF XFUFO LPNFO XBU FFO QFSTPPO [FMG LBO FO XJM ;JKO NFOTFO[FMGXFMPGOJFUUFWSFEFONFOIVOMFFGTJUVBUJF "DDFQUFFSU NFO IJFSCJK IVMQ FO POEFSTUFVOJOH 8BBS NPHFMJKL JT EF FJHFO SFHJF FO EF JO[FU WBO IFU FJHFO OFUXFSLIFUFFSTUFVJUHBOHTQVOU
Toelichting op de elementen van de signaleringskaart Ingrijpende gebeurtenissen Verlies partner, kind of dierbare. *FNBOE IFFGU FFO CFMBOHSJKLF QFSTPPO WFSMPSFO )FU WFSMJFT TQFFMU JO EF CFMFWJOH WBO EF QFSTPPO OPH FFO XF[FOMJKLF SPM )FU WFSMJFTLBOLPNFOEPPSPWFSMJKEFO TDIFJEJOH WFSIVJ[JOH MBOHFBGTUBOE FUD7PPSCFFMEFO%FQBSUOFSJTPWFSMFEFO PGFSJTHFFODPOUBDUNFFSEPPSTDIFJEJOH,JOEFSFOEJF EPPSGBNJMJFSV[JF HFFODPOUBDUNFFS[PFLFO0PLIFU XFHWBMMFOWBO EFTUFVOWBO FFOQBSUOFSEPPSEFNFOUJFLBOBMTWFSMJFTXPSEFOFSWBSFO Ziekte (zelf of partner/ dierbare).*FNBOEJTSFDFOUHFDPOGSPOUFFSENFU[JFLUFPGBOEFSFHF[POEIFJETLMBDIUFO CSFVLEPPSWBM TMFDIUFDPOEJUJF CJK[JDI[FMGPGQBSUOFS )FUEBHFMJKLTMFWFOJTIJFSEPPSJOCFMBOHSJKLFNBUF CMJKWFOE WFSBOEFSE8BOOFFSEF[JFLUFMFWFOTCFESFJHFOEJT LBONFOEJUNPHFMJKLOPHOJFUBDDFQUFSFO 7PPSCFFMEFO %PPS NFEJDJKOHFCSVJL TMFDIUF DPOEJUJF FFOCPUCSFVLNFFSBBOIVJTHFLMVJTUFSE XBBSEPPSNFFS BGIBOLFMJKL WBO BOEFSFO HFMEU WPPS EF [JFLF [FMG NBBS PPLWPPSEFNBOUFM[PSHFS )FUIVMQNPFUFOWSBHFOBBO BOEFSFOLBOXFFSHFWPFMFOTWBOTDIBBNUFPQSPFQFO Onlangs verhuisd. *FNBOE JT SFDFOU WFSIVJTE .FO LBONPFJUFIFCCFONFUIFUBBOQBTTFOBBOFFOBOEFSF PNHFWJOHFOBBOBOEFSFNFOTFO#FTUBBOEFOFUXFSLFOLVOOFOUFWFSXFHMJHHFO
Laag inkomen / grote inkomensachteruitgang. *FNBOE IFFGU XFJOJH HFME FO IJFSEPPS XFJOJH NPHFMJKLIFEFOPN TPDJBMF BDUJWJUFJUFOUFPOUQMPPJFO&SLBO PPLTQSBLF[JKOWBOSFMBUJFWFBSNPFEFEPPSJOLPNFOTBDIUFSVJUHBOH CJKWEPPSXFHWBMMFOQBSUOFS .FOIFFGU [JDINPHFMJKLOPHOJFUHFIFFMPQEF[FWFSBOEFSJOHFO JOHFTUFME
Leefsituatie Ongewenste woonsituatie. %F QFSTPPO WPFMU [JDI OJFUQSFUUJHJOFJHFOIVJTPGXPPOPNHFWJOH%JULBOMJHHFOBBOIFUIVJT[FMG UFHSPPUPGLMFJO HFFOUVJO POWPMEPFOEFBBOQBTTJOHFOJOIVJT
PGEFEJSFDUFPNHFWJOH WBOIFUIVJT HFFOMFVLFCVVSU WFSMPFEFSJOH PWFSMBTU POWFJMJHIFJEPQTUSBBU POWPMEPFOEFPQFOCBSFWFSMJDIUJOH HFFOXJOLFMTWPPS[JFOJOHFOJOEFCVVSU FUD Gemis contact en steun vanuit de buurt.(FFOPGUF XFJOJH DPOUBDU NFU CVSFO LFSL CVVSUWFSFOJHJOH WPPS IFU ŌHFXPOFō EBHFMJKLTF TPDJBBM DPOUBDU [HO TPDJBMF FFO[BBNIFJE (FFO PG XFJOJH NFOTFO EJF [P OV FO EBOQSBLUJTDIFIVMQCJFEFOCJKTDIPPOIPVEFO POEFSIPVE WBO IVJT PG UVJO DPOUBJOFST BBO EF XFH [FUUFO (FFO NFOTFO JO EF CVVSU EJF FFO PPHKF JO IFU [FJM IPVEFOPGXBBSCJKBBOHFLMPQULBOXPSEFOBMTFSJFUTJT
Gemis steun partner of vrienden. (FFO PG XFJOJH DPOUBDU NFU NFOTFO WPPS NFFS JOUJFN DPOUBDU PN EFNFFSQFSTPPOMJKLF WFSUSPVXFMJKLF[BLFONFFUFEFMFO [HO FNPUJPOFMF FFO[BBNIFJE 1BSUOFST HPFEF WSJFOEFO PG WSJFOEJOOFO [JKO XFHHFWBMMFO .PFJUF TDISPPN PN XFFS EFSHFMJKLF DPOUBDUFO BBO UF HBBO )PNPTFLTVBMJUFJUTQFFMUTPNTFFOCFMFNNFSFOEFSPM
Gedragsinschatting
Gemis contact en steun familie (kinderen). &JHFO GBNJMJF NFU OBNF EF FJHFO LJOEFSFO [JKO XFJOJH JO CFFME EPPS BGTUBOE UJKEHFCSFL WFSTUPPSEF SFMBUJF FUD )JFSEPPSOJFUOBVXFMJKLTCF[PFL UFMFGPPO LBBSUFOWBO LJOEFSFO HFFODPOUBDUNFULMFJOLJOEFSFO
Aanklampend gedrag bij contact. 7FFM QSBUFO PN HFTQSFL MBOH UF MBUFO EVSFO WBBL PWFS UBNFMJKL QFSTPPOMJKLF POEFSXFSQFO "BOEBDIU [PFLFO MJDIBNFMJKL DPOUBDU[PFLFO%PPSEBUNFO[PWFFMBMMFFOJT QSPCFFSU NFOVJUFMLDPOUBDUŌ[PWFFMNPHFMJKLUFIBMFOō
Gezondheid Lichamelijke klachten / beperkingen. -JDIBNFMJKLF HF[POEIFJETQSPCMFNFOCFMFNNFSFONPCJMJUFJUFOIFU POEFSOFNFO WBO TPDJBMF BDUJWJUFJUFO %F QFSTPPO JT NPFJMJKL UFS CFFO IBSUQSPCMFNFO DISPOJTDIF [JFLUF CJKW TVJLFS[JFLUF TQJFS[JFLUFO FUD
DISPOJTDIF QJKOLMBDIUFO LBOLFS ;JOUVJHMJKLF CFQFSLJOHFO TMFDIUIPSFOE TMFDIU[JFOEIFJE Psychische klachten / beperkingen.%FQFSTPPO[FHU NFOUBMFLMBDIUFOUFIFCCFOXBBSIFUTPDJBBMGVODUJPOFSFO POEFS MJKEU #JKWPPSCFFME WFSHFFUBDIUJHIFJE EFQSFTTJFWFHFWPFMFOT BOHTUFO Verstandelijke beperking. 1FSTPPO JT EVJEFMJKL USBBH WBO CFHSJQ #FHSJKQU VJUMFH WBBL OJFU7FSMJFTU EBBSEPPS TOFMBBOTMVJUJOHNFUBOEFSFOJOFFOHFTQSFL
Sociale redzaamheid Is niet mobiel/gaat er niet op uit. (FFO BDUJWJUFJUFO CVJUFOTIVJT EPFU[FMGHFFOCPPETDIBQQFO HBBUOJFUPQ CF[PFLCJKBOEFSFO1FSTPPOWPFMU[JDIJOIFUBMHFNFFO UFPO[FLFSLXFUTCBBSPGNPHFMJKLPOLVOEJH EJOHFOSFHFMFO WPPS PQFOCBBS WFSWPFS CVTLBBSUFO XFUFO WBO KVJTUFUFMFGPPOOVNNFST PNJFUTUFPOEFSOFNFO,BO TBNFOIBOHFONFUFFSEFSHFOPFNEFQVOUFO [JFLUFPG BSNPFEF Onbereikbaar.,BQPUUFCFM OJFUPQFOEPFO HFFOUFMFGPPO PQOFNFO HFFO WBBSEJHIFEFO PN WJB JOUFSOFU DPOUBDUFOUFPOEFSIPVEFO Verwaarlozing (huishouden).7JF[F WBBU CBELBNFS XDOJFUTDIPPO LBNFSNFUPOHFCSVJLFMJKLWFFMTQVMMFO WFFMSPOETMJOHFSFOEQBQJFS LSBOUFO SFDMBNFGPMEFST PG BGWBM7FSUSFLLFOSVJLFOOJFUGSJT Verwaarlozing (persoonlijk). %VJEFMJKL POWFS[PSHE VJUFSMJKL4MFDIUFQFSTPPOMJKLFIZHJ§OF HFVSUKFT POUMBTUJOH [XFFU
TMFDIUF FFUHFXPPOUFT WFSNBHFSFO POHF[POEFUFO UPFOFNFOEBMDPIPMHFCSVJL
0OEFSHFOPFNEFHFESBHTLFONFSLFOIBOHFOOJFUBMUJKE TBNFONFUFFO[BBNIFJE NBBSTPNTLVOUVIFUFSXFM NFEF BBOIFSLFOOFO/#*FEFSFFOJTXFMFFOTOFFSTMBDIUJH 0OEFSHFOPFNEF QVOUFO [JKO BMMFFO SFMFWBOU BMTEF[FEVJEFMJKLJOIFUPPHTQSJOHFO
Afhankelijk opstellen. )VMQCFIPFWFOEF BGXBDIUFOEFIPVEJOH ŌJLLBOIFUOJFU BOEFSFONPFUFOIFMQFOō #FTMJTTJOHFO BBO FFO BOEFS PWFSMBUFO %BBSEPPS OJFU TOFMHFOFJHE[FMGDPOUBDUUF[PFLFONFUBOEFSFO Weinig zelfvertrouwen. 7FSMFHFOIFJE PO[FLFSIFJE PN [FMG JFUT UF POEFSOFNFO PN DPOUBDU UF [PFLFO NFUBOEFSFO4PNTFFOEVJEFMJKLOFHBUJFG[FMGCFFME Gesloten.-BBUXFJOJHPWFS[JDI[FMGMPT(FFGULPSUF HFTMPUFOBOUXPPSEFOPQWSBHFO Wantrouwend. "GTUBOEFMJKLF BGXFSFOEF IPVEJOH IPVEUFMLDPOUBDULPSU7FSNJKEJOHTHFESBH.FOWPPS[JFUTOFMLXBEFCFEPFMJOHFOWBOFFOBOEFSFOJTEBBSPNTUFFETŌPQEFIPFEFō Sterk op zichzelf gericht. 8FJOJH CFMBOHTUFMMJOH WPPS BOEFSFO7FFM QSBUFO PWFS FJHFO CFMFWJOHFO FO EBHFMJKLTF [PSHFO NFU OBNF PPL PWFS IFU WFSMFEFO )JFSEPPSOJFUTOFMHFOFJHEJOJUJBUJFGUFOFNFOWPPSTPDJBMF BDUJWJUFJUFO Rusteloos, piekeren, angstig.7FFMCF[JH[JKONFUQSPCMFNFOWBO[FMGPGWBOBOEFSFO CJKW[JFLUFTPGEPPE )JFSEPPSTMBBQQSPCMFNFO NPFJMJKLLVOOFODPODFOUSFSFO Neerslachtige houding. )PPQ PG QFSTQFDUJFG WFSMPSFO (FWPFMFOT WBO [JOMPPTIFJE VJU[JDIUMPPTIFJE .PFPGMVTUFMPPT[JKO(FFO[JOJOTPDJBMFBDUJWJUFJUFO FO IPVEUTVHHFTUJFTWBOBOEFSFO[FMGTBG Geïrriteerd, stoort zich aan anderen.7FFMWFSXJKUFOEFPQNFSLJOHFOOBBSNFOTFOEJF UFXFJOJH MBOHTLPNFO WBBLKVJTUEFGBNJMJF NBOUFM[PSHFST 5FMFVSTUFMMJOH PWFSEFXFJOJHFBBOEBDIUFOCFHSJQ WFSCPMHFOIFJE Uit zich negatief, moppert veel.,MBHFO OBESVLMFHHFO PQ OFHBUJFWF FSWBSJOHFO WFSCJUUFSEF DZOJTDIF IPVEJOH Vergeetachtig. 1FSTPPO WSBBHU WBBL EJOHFO OB OBNFO EFEBHWBOEFXFFL HFCFVSUFOJTTFO
WBBLTQVMMFOLXJKU[JKO
Bijlage 3 Instrument de Jong-‐Gierveld Vervolgvragen over het hebben van weinig sociale contacten en de beleving van alleen zijn. Naam interviewer:
___________________________________
Naam cliënt of cliëntnummer:
___________________________________
Geboortedatum:
___________________________________
Datum van eerste afname:
___________________________________
Datum van tweede afname:
___________________________________
1. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse probleempjes terecht kan 2. Ik mis een echte goede vriend of vriendin 3. Ik ervaar een leegte om mij heen 4. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen 5. Ik mis gezelligheid om mij heen 6. Ik vind mijn kring van kennissen te beperkt 7. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen 8. Er zijn voldoende mensen met wie ik mij nauw verbonden voel 9. Ik mis mensen om me heen 10. Vaak voel ik me in de steek gelaten 11. Wanneer ik daar behoefte aan heb kan ik altijd bij mijn vrienden terecht Totaal
Kruis het antwoord aan dat van toepassing is Ja = 0 Min of meer = 1 Nee = 1 Ja = 1 Min of meer = 1 Nee = 0 Ja = 1 Min of meer = 1 Nee = 0 Ja = 0 Min of meer = 1 Nee = 1 Ja = 1 Min of meer = 1 Nee = 0 Ja = 1 Min of meer = 1 Nee = 0 Ja = 0 Min of meer = 1 Nee = 1 Ja = 0 Min of meer = 1 Nee = 1 Ja = 1 Min of meer = 1 Nee = 0 Ja = 1 Min of meer = 1 Nee = 0 Ja = 0 Min of meer = 1 Nee = 1
Vul hier score in
Ruimte voor eventuele aantekeningen/toelichting:
…………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………… 28
Aandachtspunten bij afname van deze vragen: 1. Instrument wel inleiden en uitleggen, o.a.: • Waarom het handig is om deze 11 vragen allemaal even langs te lopen voor een goed en compleet beeld (dat maakt beter passende ondersteuning mogelijk) • Dat er vragen bij zitten die misschien wat lastig zijn te beantwoorden, maar dat de persoon wel probeert om er antwoord op te geven. • Eventueel aangeven dat het in kader van een onderzoek plaatsvindt. • Vooraf aangeven dat alle informatie vertrouwelijk blijft. • Dat u na verloop van tijd hetzelfde instrument nog eens laat invullen hoeft niet per se verteld te worden. 2. Toelichting over het gebruik van de uitkomsten • Het beantwoorden van de 11 vragen brengt in beeld hoe iemand zijn situatie (van alleen zijn) beleeft. Voor het ondersteuningstraject kan dit inhoudelijke aangrijpingspunten bieden voor verdere vervolgstappen. • De cijfermatige uitslag is niet per se relevant voor de persoon/cliënt zelf. Er is daarom geen noodzaak deze score mee te delen aan de persoon in kwestie of deze toe te lichten. Wanneer de persoon wel benieuwd naar is, dan logischerwijs wel toelichten. Zie hieronder de uitleg bij het berekenen (punt 4). 3. Ingevulde vragenlijst inleveren bij het afgesproken centraal inleverpunt/persoon 4. Berekenen van de eenzaamheidsscore Elke uitspraak (item) telt even zwaar mee. Op de items 1, 4, 7 8 en 11 wordt een ontkennend antwoord opgevat als indicatief voor eenzaamheid. Ook een antwoord in de middencategorie (“min of meer”) telt als zodanig. De reden hiervoor is dat niet alle mensen in hun beantwoording gemakkelijk zullen toegeven dat zij eenzaam zijn. Door het meetellen van de middencategorie worden ook deze mensen onder de eenzamen gerekend. Bij de items 2, 3, 5, 6, 9 en 10 is een bevestigend antwoord indicatief voor eenzaamheid. Ook nu telt de middencategorie mee. Vervolgens kan een totaalscore worden berekend. Interpretatie van de score: 0 -‐ 3 = Niet eenzaam; 3 -‐ 8 = Matig eenzaam; 9 -‐11 = Ernstig eenzaam
29
Bijlage 4 Interventie box Type interventie Voorbeelden Ontmoeting Huiskamerprojecten Sociaal-‐culturele activiteiten Sportieve activiteiten Vriendschaps-‐ of activiteitenbemiddeling Eetclub
Galerijgesprekken
Telefooncirkel
Mantelzorgcafé
Huisbezoek en persoonlijke activering
Vriendschappelijk huisbezoek Activerend huisbezoek
Preventief huisbezoek Outreachend huisbezoek Bezoekdienst weduwe/weduwnaars
Sociale netwerkondersteuning Maatjesproject Post Actief
Zelfmanagement
Grip op het leven
GLANS
Omschrijving Leesclub, spelletjesmiddag etc. Meer bewegen voor ouderen, koersbal etc.
Diverse vormen mogelijk zoals Resto VanHarte Seniorenrestaurant Open eettafel Organiseren van ontmoeting in galerijflats Een groep mensen die elkaar dagelijks belt Lotgenotencontact onder begeleiding en al of niet rondom bepaald thema Bieden van een luisterend oor Vrijwilligersorganisatie Welzijnsinstelling Wekelijks bezoek aan huis met Verzorgingshuis systematisch aandacht voor sociale ondersteuning en activering Gedurende één tot anderhalf jaar worden minimaal 10 bezoeken afgelegd door een vrijwilliger die zelf ook weduwe/weduwnaar is In kaart brengen van netwerk en het netwerk versterken en zo nodig uitbreiden Interventiemethodiek ten behoeve van zorgcentra. OP basis van gesprekken inventariseren van interesses en op basis hiervan matches maken Individuele huisbezoeken gebaseerd op zelf management en welbevinden en GLANS-‐schijf van vijf G=Gemak en Gezondheid, 30
Uitvoering Vrijwilligersorganisatie Welzijnsinstelling
Welzijnsinstelling Maatschappelijk Werk Thuiszorginstelling Humanitas
Vriendschapscursus In Gesprek
Actor
Webcommunity
Ondersteuning thuisadministratie Bewustwording/ voorlichting
Depressie-‐ preventie
Themabijeenkomst Seniorenkrant Dag van de ouderen Dag van de mantelzorg Informatiemarkt In de put, uit de put Op zoek naar zin
Verlies… en dan verder
L=Lichamelijke en leuke bezigheden A=Affectie N=Netwerk S=Sterke punten Versterken van sociale zelfredzaamheid Vijf-‐gesprekkenmodel Balans opmaken van belangrijke aspecten van het leven Bewegingsprogramma met als nevendoel actief betrokken te zijn bij de wijk Een ontmoetingsplek voor senioren op internet. Bijv. via 50plus net, WeHelpen.nl, Esc@pe c.q. Blikopener Het bieden van ondersteuning bij de administratie zodat de persoon het daarna zelf kan Leren omgaan met sombere gevoelens Terugblikken op je leven om zo depressieve klachten te verminderen Rouwverwerking door het uitwisselen van ervaringen met als doel weer kleur te geven aan het leven
Welzijnsinstelling GGD Ouderenbonden
GGZ-‐instelling Maatschappelijk Werk
31
Bijlage 5 Werkkaart Signaleren en begeleiden eenzaamheid
32
Werkkaart Signaleren en begeleiden van eenzaamheid
Signaleren • Instrumenten • Kennis en vaardigheden
Instrumenten die ingezet kunnen worden door huisarts of praktijkondersteuner: GFI, TFI, Easycare Tos, ISAR (Identification Seniors At Risk) of een ander gevalideerd meetinstrument Voor vervolgdiagnostiek: Trazag, Intermed, Easycare Tos2, Vragenlijst De Jong-Gierveld, 4dkl (om depressie uit te sluiten) of ander gevalideerd meetinstrument Benodigde kennis en vaardigheden om te signaleren Gespreksvaardigheden zoals luisteren, samenvatten, doorvragen Vertrouwen op intuïtie Bespreekbaar maken van eenzaamheid Kennis van eenzaamheid, sociaal isolement en typeringen Bij voorkeur kennis van interventies
Doorverwijzen •Typeren •Sociale kaart •Elkaar kennen en erkennen •Wederzijdse verwachtingen
Typeren 1. Dreigend isolement: ouderen die door omstandigheden of gebeurtenissen, bijvoorbeeld het overlijden van de partner, in een sociaal isolement dreigen te komen 2. Situationeel isolement: ouderen die door recente omstandigheden of gebeurtenissen in een isolement zijn geraakt 3. Structureel isolement: ouderen die al vele jaren in een sociaal isolement verkeren, met enkelvoudige problematiek 4. Structureel isolement met complexe (psychiatrische) problematiek In combinatiemet 1. Ouderen die gericht zijn op sociale participatie en graag betrokken willen raken bij anderen 2. Ouderen die niet (duidelijk) gericht zijn op sociale participatie en geen aansluiting bij anderen zoeken Sociale kaart Wmo-loket Buurtverpleegkundige Welzijn: ouderenadviseur Maatschappelijk Werk: maatschappelijk werker GGZ: psycholoog, psychiater, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige
Werkkaart behorend bij de Module Signaleren en begeleiden van eenzaamheid
Interventie •oudere en zijn omgeving als uitgangspunt en basis •maatwerk •voorkomen van (medische) zorg
Interventies Preventief Bijv. Versterken eigen netwerk, zinvolle plek in de samenleving, onderlinge hulp, voorlichting en informatie Ontmoetingsactiviteiten Bijv. Maatjesproject, uitjes, spelletjesmiddag, eetclub Activerend Bijv. webcommunity, digitale marktplaats voor vraag en aanbod, outreachend huisbezoek Zelfmanagementactiviteiten Bijv. Grip/GLANS, Zin inVriendschap, ACTOR Depressiepreventie Bijv. In de put, uit de put
Evalueren •Terugkoppeling naar verwijzer •Overleg over resultaat
Terugkoppeling naar verwijzer Rapportage van hulpverlener naar verwijzer Multidisciplinair Overleg Melding in HIS met code voor eenzaamheid Vragenlijst de Jong-Gierveld
Uitgangspunt voor de netwerkbenadering is het hiernaast afgebeelde piramidemodel. Dit model sluit aan bij de interventies. De inzet is op het eigen netwerk en eigen mogelijkheden, wensen en behoeften van de oudere. Indien deze inzet onvoldoende aanwezig is of de problematiek professionele begeleiding en behandeling vraagt, e e komt inzet van de 1 en/of 2 lijn aan de orde.
Werkkaart behorend bij de Module Signaleren en begeleiden van eenzaamheid