Module 2.6 Ventilatie van niet-residentiële gebouwen: Concreet voorbeeld
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Voorbeeld: het PROBE gebouw Verdieping 1 : kantoren Verdieping 0 : kantoren Verdieping -1 : archief + stookplaats
2
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Het PROBE-gebouw bestaat uit twee identieke verdiepingen met kantoren en een kelder die wordt gebruikt voor de opslag van de archieven en als stookplaats. De twee verdiepingen hebben een totale oppervlakte van 1120 m² en bevatten 36 kantoren (672 m²) waarin ongeveer 50 werknemers werken.
Voorbeeld: het PROBE gebouw • 1 ventilatiesysteem : mechanische toe- & afvoer • 1 verwarmingsysteem Î 1 ventilatiezone en 1 energiesector
3
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Het PROBE gebouw is uitgerust met één enkel ventilatiesysteem en één enkel verwarmingssysteem.
De algemene structuur van de kantoren, die identiek is voor beide verdiepingen, ziet er als volgt uit :
Voorbeeld: Kantoren
•oostzijde : 4 kleine en 6 grote kantoren van respectievelijk ± 15 m² en ± 24 m² •westzijde : 8 kleine kantoren van ± 15 m².
Sanitair: mechanische afvoer
Sommige binnenwanden werden echter verwijderd om grotere kantoren te vormen.
Gang: doorstroming
Kantoren: mechanische toevoer 4
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stappen bij invoer ventilatiesysteem 1. Ventilatiecomponenten toevoegen aan bibliotheek 2. Invoeren oppervlakte per lokaal 3. Invoeren eigenschappen lokaal: a. Functie b. Ontwerpbezetting, rookverbod c. Minimum ontwerpdebiet
4. Invoeren toevoervoorzieningen per lokaal: a. Vastleggen ontwerpdebiet b. Eigenschappen (mechanisch, natuurlijk, doorstroom,…)
5. Invoeren afvoervoorzieningen per lokaal: a. Vastleggen ontwerpdebiet b. Eigenschappen (mechanisch, natuurlijk, doorstroom,…)
5
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 1 : Ventilatieroosters in bibliotheek
6
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
In de bibliotheek van het softwareprogramma is het onderdeel ventilatieroosters terug te vinden met de onderverdeling toevoerroosters, doorstroomopeningen en afvoerroosters.
Stap 1 : Soort toevoerrooster
7
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Het debiet van een toevoerrooster is volgens NBN EN 13141-1 bepaald. Het debiet is afhankelijk van het drukverschil; in het algemeen, voor residentiële gebouwen en nietresidentiële gebouwen, is het nominale debiet van een toevoerrooster het debiet dat door dat rooster stroomt bij een drukverschil van 2 Pa. Deze waarde is gewoonlijk door de fabrikant geleverd. In sommige gevallen is het mogelijk om het toevoerrooster bij 10 Pa te dimensioneren. Hierdoor kan men een kleiner rooster gebruiken dan bij een dimensionering bij 2 Pa. Deze uitzonderingen bij niet-residentiële gebouwen zijn te vinden in paragraaf 7.7 van bijlage VI van het besluit. De gegevens over de nominale debieten bij 10 Pa worden gewoonlijk door de fabrikant geleverd. (om deze uitzondering niet toe te passen, typ dan “999” in.) Een voldoende regelbaar toevoerrooster is een toevoerrooster waarvan de vrije doorsnede manueel of automatisch kan geregeld worden via tenminste 3 tussenstanden tussen “gesloten” en “volledig open” (tenminste dus 5 standen). De U-waarde van het rooster wordt gewoonlijk door de fabrikant geleverd. Indien niet wordt de waarde bij ontstentenis gebruikt, dit is 6 W/(m²K). Keuze van een rooster met gemeten betere U waarden kan leiden tot een lager K- peil en dus ook een lager E-peil. Voor een toevoerrooster met vaste afmetingen wordt de oppervlakte gegeven door de fabrikant.
Stap 1 : Invoer vast toevoerrooster
8
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 1 : Toevoerrooster met variabele lengte
9
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Het debiet van een toevoerrooster is gewoonlijk volgens NBN EN 13141-1 bepaald. Nochtans, om te vermijden dat de fabrikanten het debiet van elke mogelijke lengte van een toevoerrooster met een variable lengte zou moeten (laten) meten, is het mogelijk om een vereenvoudigde procedure te gebruiken. Deze procedure voorziet dat het debiet voor drie verschillende lengtes wordt gemeten. De debieten van andere lengten worden door lineaire interpolatie (of extrapolatie) afgeleid. De waarden q1 en L0 bij 2 Pa en bij 10 Pa zijn gewoonlijk door de fabrikant geleverd.
Stap 1 : Invoer toevoerrooster
Het debiet is afhankelijk van het drukverschil; in het algemeen, voor residentiële gebouwen en niet-residentiële gebouwen, is het nominale debiet van een toevoerrooster het debiet dat door dat rooster stroomt bij een drukverschil van 2 Pa. In sommige gevallen is het mogelijk om het toevoerrooster bij 10 Pa te dimensioneren. Hierdoor kan men een kleiner rooster gebruiken dan bij een dimensionering bij 2 Pa. Deze uitzonderingen bij niet-residentiële gebouwen zijn te vinden in paragraaf 7.7 van bijlage VI van het besluit. (zijn q1 en L0 bij 10 Pa onbekend typ hier “999” in.) Een voldoende regelbaar toevoerrooster heeft tenminste 5 standen.
10
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Opmerking: NBN D 50-001 voor residentiële gebouwen specificeert dat, in de stand “gesloten”, bij een drukverschil van 50 Pa, nog een lekdebiet toegelaten wordt dat niet groter is dan 15 % van het debiet dat vereist wordt voor de kamer of ruimte.
Het debiet van een doorstroomopening wordt volgens NBN EN 13141-1 bepaald. Het debiet is afhankelijk van het drukverschil; in het algemeen, voor residentiële gebouwen en niet-residentiële gebouwen, is het nominale debiet van een doorstroomopening het debiet dat door die opening stroomt bij een drukverschil van 2 Pa. Deze waarde is gewoonlijk door de fabrikant geleverd.
Stap 1 : Invoer doorstroomopening
In sommige gevallen bij niet-residentiële gebouwen is het mogelijk om een doorstroomopening bij 10 Pa te dimensioneren. Hierdoor kan men een kleinere doorstroomopening gebruiken dan in het geval van een dimensionering bij 2 Pa. Deze uitzonderingen zijn te vinden in paragraaf 7.7 van bijlage VI van het besluit. De gegevens over de nominale debieten bij 10 Pa worden gewoonlijk door de fabrikant geleverd. (indien onbekend typ “999” in) Een doorstroomopening is een nietafsluitbare permanente opening of spleet waardoor de lucht vrij van de ene naar de andere binnenruimte kan stromen.
11
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Het debiet van een afvoerrooster wordt volgens NBN EN 13141-2 bepaald. Het debiet is afhankelijk van het drukverschil; in het algemeen, voor residentiële gebouwen en niet-residentiële gebouwen, is het nominale debiet van een afvoerrooster het debiet dat door dat rooster stroomt bij een drukverschil van 2 Pa. Deze waarde is gewoonlijk door de fabrikant geleverd.
Stap 1 : Invoer afvoerroosters
In sommige gevallen bij niet-residentiële gebouwen is het mogelijk om het afvoerrooster bij 10 Pa te dimensioneren. Hierdoor kan men een kleiner rooster gebruiken dan in het geval van een dimensionering bij 2 Pa. Deze uitzonderingen zijn te vinden in paragraaf 7.7 van bijlage VI. De gegevens over de nominale debieten bij 10 Pa worden gewoonlijk door de fabrikant geleverd. (indien onbekend typ “999” in)
12
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
De afvoeropeningen voor natuurlijke ventilatiesystemen of mechanische toevoerventilatiesystemen moeten manueel of automatisch regelbaar zijn. Ze moeten ten minste 3 tussenstanden hebben tussen de standen "Gesloten" en "Volledig open".
Indien hulp gewenst is tijdens gebruik van de software en ook voor meer achtergrondinformatie kan op de F1-toets gedrukt worden.
Helpfunctie
13
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 2 : Bepalen van de oppervlakte 15 m²
15 m²
24.3 m²
24.3 m²
14
Module 2.6
24.3 m²
15 m²
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 2 : Bepalen van de oppervlakte
In het tabblad “ruimten” dient elke ruimte gedefinieerd te worden, samen met de oppervlakte. Het tabblad “ruimten” bevindt zich in het onderdeel “Bouwkundige gegevens” van de boomstructuur : Bouwkundige gevens > Project > Ventilatiezone > Energiesector.
24,3 24,3
15
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 3a : Functie toekennen volgens tabel 1 van bijlage VI 15 m²
> Kantoorgebouwen > Kantoor
24.3 m²
16
Module 2.6
24.3 m²
15 m²
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 3a : Functie toekennen volgens tabel 1 van bijlage VI
In het tabblad “eigenschappen van de ruimte” dienen de functie (of categorie) van elke ruimte gedefinieerd te worden, volgens tabel 1 van bijlage VI. Het tabblad “eigenschappen van de ruimte” zich bevindt in het deel “Hygiënische ventilatie” van de boomstructuur : Hygiënische ventilatie > Project > Ventilatiezone > Energiesector > Ruimte. De gebruiker moet een ruimte categorie kiezen ("Ruimte niet voor menselijke bezetting" (*) andere dan toiletten, "Toiletten“, "Horeca" tot en met "Overige ruimte“ of "Speciale ruimte“). Indien de gebruiker een hoofdcategorie heeft gekozen die valt onder ruimten bestemd voor menselijke bezetting, moet hij het ruimtetype uit de tabel 1 van bijlage VI kiezen dat vermeld staat onder de hoofdcategorie.
17
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Indien de gebruiker een hoofdcategorie heeft gekozen die valt onder ruimten bestemd voor menselijke bezetting, heeft hij de mogelijkheid om de ontwerpbezetting voor deze ruimte te specificeren. Voor ruimten bestemd voor menselijke bezetting, moet ook gespecificeerd worden of roken toegestaan is of niet. Dit heeft een invloed op het debiet en op de luchtkwaliteit van afvoerlucht.
Stap 3b : Oppervlakte per persoon 15 m² 15/ m² 15 /m² 15per m²/persoon persoon = 1= persoon 1 persoon
15 m²
24.324.3 m² / m² 15 /m² 15per m²/persoon persoon = 1.62 = 1.62 ÆÆ 2 personen 2 personen
24.3 m²
18
Module 2.6
24.3 m²
15 m²
Kantoor Î15 m² per persoon Versie 2.1 – februari 2006
Opmerking: er is geen eis voor een minimale bezetting van een lokaal.
Stap 3b : Oppervlakte per persoon
19
Module 2.6
Men kan een bezetting invoeren die minder bedraagt dan de bezetting zichtbaar in het veld "minimum bezetting", maar dat wordt het ontwerpdebiet van deze ruimte toch berekend rekening houdend met de "minimum bezetting" (zier § 7.2.1 van bijlage VI).
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 3c : Minimum ontwerpdebiet 1 15 pers m²x/ 22 15 m³/h m²/persoon per pers ==122 persoon m³/h
1 pers.
224.3 persm² x 22 / 15m³/h m²/persoon per pers = 1.62=Æ 442m³/h personen
2 pers.
20
Module 2.6
2 pers.
1 pers.
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 3c : Minimum ontwerpdebiet
21
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 4 : Toevoervoorzieningen 15 m² / 15 m²/persoon 30 m³/h = 1 persoon
1 pers.
24.3 m² / 15 m²/persoon 60 m³/h = 1.62 Æ 2 personen
2 pers.
22
Module 2.6
2 pers.
!
1 pers.
Hoger debiet mag voor een betere luchtkwaliteit Versie 2.1 – februari 2006
In het tabblad “eigenschappen van de toevoeropening(en)” moeten de toevoeropening(en) van elke ruimte gedefinieerd worden.
Stap 4: Toevoervoorzieningen
Het tabblad “eigenschappen van de ruimte” bevindt zich in het deel “Hygiënische ventilatie” van de boomstructuur : Hygiënische ventilatie > Project > Ventilatiezone > Energiesector > Ruimte.
23
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 4: Toevoervoorzieningen
24
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 4: Toevoervoorzieningen
25
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
In het tabblad “eigenschappen van de afvoeropening(en)” moeten de afvoeropening(en) van elke ruimte gedefinieerd worden.
Stap 5: Afvoervoorzieningen
Het tabblad “eigenschappen van de ruimte” zich bevindt in het deel “Hygiënische ventilatie” van de boomstructuur : Hygiënische ventilatie > Project > Ventilatiezone > Energiesector > Ruimte.
26
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 5: Afvoervoorzieningen
27
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Stap 5: Afvoervoorzieningen
28
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Voorbeeld: Toiletten
15.8 m²
2 toiletten
29
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Toiletten: minimum ontwerpdebieten
Indien de gebruiker "toiletten" als ruimte categorie heeft gekozen, heeft hij de mogelijkheid om het aantal toiletten in deze ruimte te specificeren. Daarvoor moet hij de checkbox "Aantal toiletten" aanklikken en het aantal toiletten intypen. Indien hij het aantal toiletten niet specificeert, berekent het programma een aantal toiletten volgens de regels van paragraaf 7.2.2. van bijlage VI ((…) bedraagt in toiletruimten het minimum ontwerpdebiet 25 m³/h per wc (met inbegrip van de urinoirs) of 15 m³/h per m² vloeroppervlakte indien het aantal wc's niet gekend is op het ogenblik van de dimensionering van het ventilatiesysteem.).
30
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Toiletten: minimum ontwerpdebieten
31
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Toiletten: toevoervoorzieningen
10 Pa
32
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Toiletten: afvoervoorzieningen
50.0
50.0
33
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
(26*30 m³/h)
Onevenwicht: extra lucht afvoeren uit gang?
Toiletten (5*25 m³/h)
125 m³/h
Kantoren
780 m³/h
Voorbeeld: Circulatieruimte
125 m² * 1.3 m³/h.m² = 163 m³/h 34
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Voor wat betreft de evacuatieopeningen langs de circulatieruimte moet men uiteraard de kelder in beschouwing nemen.
Voorbeeld: Circulatieruimte
780 m³/h
+0 -1
125 m³/h
125 m³/h
Toiletten
+1 350 m³/h
780 m³/h
350 m³/h
Kantoren
Onevenwicht: lucht afvoeren van circulatieruimte naar archief
700 m³/h
Kelder
35
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
De kelder dient eveneens van luchttoevoer voorzien te worden; deze lucht kan klasse ETA1 of ETA2 zijn. Het volstaat dus om lucht te hernemen afkomstig van de circulatieruimte. Dit kan mechanisch gebeuren of op natuurlijke wijze.
Voor wat betreft de evacuatieopeningen langs de circulatieruimte moet men uiteraard de kelder in beschouwing nemen.
Voorbeeld: Circulatieruimte
780 m³/h
+0 -1
125 m³/h
125 m³/h
Toiletten
+1 350 m³/h
780 m³/h
350 m³/h
Kantoren
Onevenwicht op gebouwniveau: controleren drukvoorwaarde
700 m³/h
Kelder
36
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
De kelder dient eveneens van luchttoevoer voorzien te worden; deze lucht kan klasse ETA1 of ETA2 zijn. Het volstaat dus om lucht te ontrekken aan de circulatieruimte van de kantoren. Dit kan mechanisch gebeuren of op natuurlijke wijze.
Circulatieruimte: Drukvoorwaarde 1 1560 ⎛ abs(qv, supply − qv950 ,extract ) ⎞ 0,65
⋅ 50
+1
780 m³/h
+0 -1
125 m³/h
125 m³/h
Toiletten
Module 2.6
780 m³/h
350 m³/h
37
⎟ ⎟ ⎠
V& 50 5376
V50 = V
350 m³/h
Kantoren
PC = sign(qv1560 +1.7 ,supply − qv950 ,extract ) ⋅ ⎜⎜ ⎝
700 m³/h
Kelder Versie 2.1 – februari 2006
Circulatieruimte: doorstroming gang-kelder
+1 +0 -1
38
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Circulatieruimte: doorstroming gang-kelder
+1
- de debiet van de twee doorstroomopeningen worden volgens NBN EN 13141-1 bepaald, bij 2 Pa en bij 10 Pa,
ΔP = 10 Pa
- de kanaal wordt zo ontworpen dat de drukverliezen zeer beperkt blijven,
+0
-1 39
Module 2.6
Het kanaal en de doorstroomopeningen tussen de verdieping en de kelder mogen in de EPB-software als doorstroomopeningen ingevoerd worden, op voorwaarde dat:
- een berekening van het debiet voor een drukverschil van 10 Pa wordt uitgevoerd en met de aangifte meegeleverd.
DO Versie 2.1 – februari 2006
Circulatieruimte: minimum ontwerpdebiet
40
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Een gang is een « ruimte niet bestemd voor menselijke bezetting ».
Circulatieruimte: toevoervoorzieningen
41
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Circulatieruimte: afvoervoorzieningen
42
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Kelder: afvoervoorzieningen
43
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006
Voor meer aanbevelingen kan men de brochure « Ventilatie van kantoorgebouwen – naar een betere formulering van de eisen… » raadplegen. Deze brochure bevindt zich tevens op de bijgeleverde CD-rom.
44
Module 2.6
Versie 2.1 – februari 2006