Misleidende mededelingen over productieomstandigheden in de kledingindustrie: de privaatrechtelijke leerstukken voor de consument Masterscriptie Privaatrechtelijke Rechtspraktijk Universiteit van Amsterdam
Naam: E.S. Haitsma Mulier Studentnummer: 10871985 Scriptiebegeleider: L.K.L. Tjon Soei Len Aantal EC: 12 Datum: 30-07-2015
Inhoudsopgave Inleiding
3
DEEL I: Achtergrond 1.
2.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
4.
5.
6.
10
1.1
Mensen- en milieurechtenschending in de textielindustrie
10
1.2
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen als marketingmiddel
11
Gedragscodes en standaarden
13
2.1
Gedragscodes
13
2.2
Standaarden
14
Deel II: De Privaatrechtelijke Leerstukken 3.
10
Non-conformiteit
16 16
3.1
Beantwoorden aan de eigenschappen
16
3.2
Redelijke verwachting
17
3.2.1
Normatieve kracht
17
3.2.2
Verwachting Consument
21
3.3
Bewijslast
22
3.4
Ontbinding
22
Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad
23
4.1
Oneerlijke handelspraktijken
23
4.2
Misleidende handelspraktijken
25
4.3
De overige eisen van art. 6:193b BW voor een beroep op art. 6:193c BW
26
4.4
Zwarte lijst
28
4.5
Art. 6:193b BW
29
4.6
Bewijslast
29
Wilsgebreken
30
5.1
Dwaling
30
5.2
Bedrog
31
5.3
Bewijslast
32
5.4
Vernietiging
32
Vergelijkende analyse
33
Conclusie
33
Bibliografie
37
2
Inleiding
Introductie Kleding is goedkoper dan ooit, heeft een lagere kwaliteit en wordt steeds sneller in grotere kwantiteit verkocht. 1 Om het marktaandeel te kunnen veroveren en met elkaar te kunnen concurreren drijven de multinational fast-fashion retailers het aantal collecties steeds meer op. Deze snel afwisselende collecties worden tegen lage prijzen voornamelijk in lagelonenlanden geproduceerd. 2 Bij het Rana Plaza ongeluk in Bangladesh, zijn door het instorten van het gebouw, meer dan 1100 fabrieksmedewerkers omgekomen. Sindsdien is er veel aandacht geweest voor de omstandigheden waarin arbeiders in de kledingindustrie werken. 3 Zo zijn onder anderen de gebouwen onveilig, doorstaan de arbeiders fysieke en seksuele intimidatie, zijn de lonen laag en komt kinderarbeid veelvuldig voor. Hoewel in Bangladesh de veiligheidsnormen in fabrieken zijn aangescherpt en er nu een recht is voor de Bengaalse arbeider om zich te verenigen in een vakbond, is er niet veel veranderd.4 Onder druk van de Westerse bedrijven, moeten de fabrieken dezelfde kwaliteit en prijs leveren, terwijl ze ook moeten investeren in veiligere gebouwen en betere lonen. In de documentaire “Slag op de Klerewereld” is te zien hoe fabriekseigenaren die voldoen aan de regels, de opdrachten uitbesteden aan fabrieken die niet aan de regels voldoen.5 Ook is te zien dat kleding van verschillende grote kledingmerken onder erbarmelijke omstandigheden wordt geproduceerd. Daarnaast heeft de kledingindustrie een grote impact op het milieu. De textiel industrie is een van de grootste verbruikers van water.6 Vaak worden de verf en chemicaliën uit het
1 BIO Intelligence Service, Policies to Encourage Sustainable Consumption, 2012, p. 241 [Online] 2 Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek werd in 2012 24% van de textiel geïmporteerd uit China, 17% uit India en 6% uit Bangladesh. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) [Online] 3 Butler, Rana Plaza Two Years On, BBC 23-04-2015 [Online], Redactie Economie, Bangladesh staat textielwerkers oprichting eigen vakbonden toe, Trouw 14-05-2013 [Online]; Van den Keuken, Slag om de klerewereld, NPO 02-01-2015 [Online]; André, Gebroken meisjes dromen, OneWorld, 2015/2 p. 54 [Online] 4 Ibid 5 Van den Keuken, Slag om de klerewereld, NPO 02-01-2015 [Online] 6 Kaye, Clothing to Dye for: the textile sector must confront water risks, The Guardian 12-08-2013 [online]; Ravasio, How can we stop water from becoming a fashion victim?, The Guardian 07-03-2012 [Online]
3
proces gedumpt in nabijgelegen rivieren.7 In China is zeker 70% van de rivieren, meren en waterreservoirs vervuild met verschillende schadelijke stoffen, waarvan 20% uit de textiel industrie komt.8 Verder eindigt 63% van de gebruikte kleding op vuilnisbelten, in plaats van dat het gerecycled wordt.9 De kledingindustrie is zich sterk bewust van haar positie in dit proces. In het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (hierna: MVO) en voor marketing doeleinden is er op de website van elk groot kledingbedrijf een pagina gewijd aan de duurzame ontwikkelingen van het bedrijf.10 Bedrijven hanteren gedragscodes en claimen aan bepaalde standaarden te voldoen. Zoals in de eerdergenoemde documentaire naar voren komt, hebben bedrijven vaak weinig inzicht in de daadwerkelijke omstandigheden in de fabrieken. 11 Om bedrijven te bewegen hier iets aan te veranderen, kan wellicht de kracht van de consument ingezet worden. Voor de consument is duurzaamheid steeds meer van belang. Uit onderzoek van de Europese Commissie is gebleken dat 83% van de Europese consument ‘duurzaamheid’ belangrijk vindt. Desalniettemin koopt slechts 15% ook daadwerkelijk duurzame kleding.12 Voor diegene die kleding koopt met inachtneming van maatschappelijk verantwoorde productie normen, is het moeilijk te controleren of de kleding daadwerkelijk op die wijze is geproduceerd. Deze consumenten zijn afhankelijk van informatie die de bedrijven geven, publicaties in de media of rapporten van organisaties zoals Greenpeace en de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) om inbreuken met standaarden of gedragscodes te ontdekken.
7 Kaye, Clothing to Dye for: the textile sector must confront water risks, The Guardian 12-08-2013 [online]; Greenpeace International, De vuile was van de kledingindustrie, 2011 8 Greenpeace International, De vuile was van de kledingindustrie, 2011, p. 7 9 Bartlett e.a. (in opdracht van WRAP), Textiles flow and market development opportunities in the UK, 2012; Department for Environment Food and Rural Affairs (DEFRA), Sustainable clothing roadmap, 2011. De meest recente cijfers over afval door kleding consumptie komt van een orgaan van het Verenigd Koninkrijk, de Department for Environment, Food and Rural Affairs (DEFRA). Omdat deze cijfers het meest recent en betrouwbaar zijn, zijn deze cijfers aangehouden. Daarbij gaan we ervan uit dat de verhoudingen in het Verenigd Koninkrijk overeenkomen met de consumptie patronen in Nederland. 10 Inditex MVO webpagina [Online], H&M MVO webpagina [Online], Nike MVO webpagina [Online] 11 Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, Flawed Fabrics, 2014 12 BIO Intelligence Service, Policies to Encourage Sustainable Consumption, 2012, p. 35; met ‘duurzaamheid’ wordt bedoeld: “the continuous improvement of the quality of life and well-being for present and future generations.” Raad van de Europese Unie, Renewed EU Sustainable Development Strategy, 10917/06
4
Doel onderzoek en probleemstelling Indien de consument een kledingstuk heeft gekocht, gebaseerd op het vertrouwen dat het onder bepaalde productie omstandigheden is geproduceerd en dit achteraf niet het geval blijkt te zijn, kan hij zich hierdoor misleid voelen. Het doel van dit onderzoek is om de consument een handvat te bieden om op te treden tegen misleidende informatie door het kledingbedrijf over de productie omstandigheden. Dit is van belang voor een aantal consumenten die MVO hoog in achting nemen bij hun aankoopkeuze. Het handvat ziet op het terugvorderen van het aankoopbedrag van het kledingstuk. Een beroep op de leerstukken uit dit onderzoek is een manier voor de consument om (collectief) op te treden tegen misleidend MVO beleid. 13 Deze collectieve actie zal mogelijk publiciteit genereren voor misleidend MVO beleid. Ook zal het kledingbedrijf zich genoodzaakt zien om zijn MVO beleid aan te passen aan realistischere doelstellingen omdat het anders de financiële consequenties moet dragen van de koopovereenkomsten die ontbonden c.q. vernietigd kunnen worden. De consument zou een klacht kunnen indienen bij de Stichting Reclame Code. Deze beoordeelt of de misleidende mededeling van het kledingbedrijf in strijd is met de Nederlandse Reclame Code of de Milieu Reclame Code. Het begrip reclame heeft een beperkte betekenis: “vormen van reclame zijn onder meer: telewinkelen, telemarketing, sponsoring, productplaatsing, verpakking, etiketten, direct marketing en buzz marketing.”14 Bovendien hebben de uitspraken van deze commissie beperkte gevolgen. De commissie heeft geen bevoegdheid om nakoming van een overeenkomst te bevelen of een partij te veroordelen tot vergoeding van schade.15 Om het aankoop bedrag terug te vorderen zal de consument de overeenkomst moeten ontbinden of vernietigen. Om dit te kunnen bewerkstelligen wordt aan de hand van drie leerstukken uit het verbintenissenrecht bepaald of de consument een kans van slagen heeft. De leerstukken die onderzocht worden, zijn: de non-conformiteit van de consumentenkoop (art. 7:17 BW), de onrechtmatige daad door een oneerlijke handelspraktijk (Afd. 6.3.3a BW) of een beroep op dwaling of bedrog ten aanzien van de koopovereenkomst (art. 6:288 BW en 3:44 BW). De volgende onderzoeksvraag staat centraal:
13 Op grond van art. 3:305a BW kan een stichting of een vereniging een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt. Het kan hierbij gaan om privaatrechtelijke organisatie die ten behoeve van consumenten, ondernemers of concurrenten optreden. Ook een andere organisatie kan door haar statuten tot actie gelegitimeerd zijn. 14 Toelichting 1, Nederlandse Reclame Code [Online] 15 Vogelnant, U heeft niet gewonnen!, in: afscheidsbundel J.A.J. Peeters, Recht voor Gewone Mensen, 2013, p 7 [Online]
5
Welk privaatrechtelijk leerstuk heeft het meeste kans van slagen bij de rechter, ter vernietiging of ontbinding van een koop van een kledingstuk die de consument heeft gedaan met de redelijke verwachting dat het kledingstuk conform de normen van een gedragscode of standaard is geproduceerd, en dit achteraf onwaar blijkt te zijn?
De normen van MVO die in dat kader onderzocht worden, zijn beperkt tot een aantal documenten: -
De gedragscodes van twee fast fashion multinationals: H&M en Inditex. 16 Deze gedragscodes verwijzen naar internationale ILO conventies.
-
De gecertificeerde standaard: het EU Ecolabel.17 Deze refereert naar specifieke ISO standaarden en de ISO 26000 standaard ‘Guidance on social responsibility’;18
Deze documenten worden in hoofdstuk 2 nader toegelicht. Ook zal uit dat hoofdstuk blijken waarom deze MVO normen zijn gebruikt in het onderzoek. Methodiek Dit onderzoek heeft tot doel om de toepasselijke regels te identificeren en te beoordelen. Het eerste gedeelte van de scriptie (deel I) is beschrijvend. Hoofdstuk 1 zal een antwoord geven op de vraag waarom de textiel industrie relevant is voor dit onderzoek. Ook wordt het begrip MVO nader gedefinieerd. In hoofdstuk 2 zal het gekozen MVO beleid uitgelegd worden. In deel II van het onderzoek wordt per leerstuk gekeken of de consument rechten kan ontlenen aan de MVO documenten. Vervolgens worden de leerstukken met elkaar vergeleken om te kunnen beantwoorden welke leerstuk het meeste kans van slagen heeft bij de rechter. In de conclusie wordt een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag. Om de vragen van dit onderzoek te beantwoorden zijn er verschillende bronnen bestudeerd. Hieronder zal per sub vraag worden gespecificeerd wat voor soort bronnen er zijn gebruikt.
- Bieden de leerstukken een handvat om het aankoop bedrag terug te vorderen? Dit wordt beoordeeld aan de hand van de wet, de wetgeschiedenis en de beperkt bestaande jurisprudentie. Verder worden theorieën van juridische auteurs meegenomen om de situatie van dit onderzoek toe te kunnen passen op de leerstukken. 16 Code of conduct H&M [Online]; Code of conduct Inditex [Online] 17 Besluit 2014/350/EU (EU Ecolabels) 18 ISO 26000/2010 Guidance on Social Responsibility [Online]
6
- Hoe wordt de meeste kans van slagen beoordeeld? Het leerstuk dat de grootste kans heeft om te slagen bij de rechter, is het leerstuk dat de minste barrières opwerpt bij de beoordeling of een beroep erop gegrond kan worden.
- Hoe wordt een redelijke verwachting van de consument beoordeeld? Uit de onderzoeksvraag kan de sub vraag afgeleid worden: wat voor verwachting mag de consument redelijkerwijs hebben ten aanzien van de informatie over de productie omstandigheden bij de aankoop van een kledingstuk? Dit werpt de vraag op wat de consument voor verwachting mag hebben van de gebruikte de documenten en de inhoud daarvan. De eerste vraag wordt beantwoord aan de hand van de wet, de jurisprudentie en het gezond verstand. De tweede vraag wordt beantwoord aan de hand van een normatief kader. Uit de literatuur volgt dat om te bepalen of de consument rechten kan ontlenen aan de inhoud van een gedagscode of standaarden er bij non-conformiteit (en de misleidende handelspraktijken) de eis van ‘serieusheid en concreetheid’ bestaat. 19 In de literatuur staat verder geen aanwijzing hoe deze norm gemeten kan worden. Daarom is er gekozen voor een normatieve standaard, extern aan het recht, die de ‘normatieve kracht’ van de norm meet. De normatieve kracht wordt als volgt gedefinieerd: “het effect dat een norm heeft op de beïnvloeding van het gedrag van de adressaat. Normatieve kracht houdt in dat de adressaat bereid is de norm als richtlijn voor zijn gedrag te aanvaarden.”20 Hoe sterker de normatieve kracht is hoe meer de norm bijdraagt aan ethisch verantwoord gedrag. Een reële verwachting die een derde kan koesteren ten opzichte van de onderneming moet gebaseerd zijn op de gelding van de betreffende bepaling.21 Een verwachting heeft meer recht van bestaan wanneer zij gebaseerd is op een norm die een sterke gelding heeft. Een norm met een sterke gelding heeft een grote normatieve kracht. Volgens van Eyck wordt de normatieve bepaald aan de hand van vier criteria: 22 1. De opname van de norm in soortgelijke documenten: normen die andere documenten zijn opgenomen hebben kennelijk een bredere waardering; 2. De precisie in de formulering van de norm; 19 Castermans, De burger in het burgerlijk recht. Of de eigenschappen van perensap, 2009, p. 47;
20 Van Eyck, The OECD declaration and decisions concerning multinational enterprises, 1995, P. 59; Hoff, R.J., De integere onderneming, de bedrijfscode en het recht, Uitgeverij Kerckebosch 2006, p. 137 21 Hoff, De integere onderneming, de bedrijfscode en het recht, 2006, p. 143 22 Eyck, The OECD declaration and decisions concerning multinational enterprises, 1995, P. 311
7
3. Het bestaan van een vorm van toezicht of sancties; 4. (De vrees voor sanctie in geval van niet-naleving van de norm). Omdat de uitkomst van het laatste criterium moeilijk te bepalen is, zal deze beperkt worden meegenomen in de beoordeling van de normatieve kracht van de gedragscodes. De eerste drie criteria zullen mee worden genomen in de beoordeling of de consument een beroep kan doen op de leerstukken, náást de eisen die de leerstukken stellen. Er is voor dit normatieve kader gekozen om verschillende redenen. Om te bepalen of een gedragscode verwachtingen schept bij de consument wordt verder gekeken dan slechts de concreetheid van de normen. De benadering is breed doordat er wordt gekeken naar de universaliteit, de precisie en de grote van de kans dat het bedrijf de gedragscode schend. Verder worden deze criteria in meerdere onderzoeken gehanteerd. Van Tulder en Kolk hebben een model gecreëerd met vergelijkbare criteria om de ‘compliance likelyhood’ van een gedragscode te meten.23 Afbakening Dit onderzoek beperkt zich tot het Nederlands verbintenissenrecht. In dit onderzoek gaan we ervan uit dat de consument zijn gewone woonplaats heeft in Nederland, dat hij de koop hier doet en aldus Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst (art. 6 Rome I). Er wordt in dit onderzoek niet gekeken naar de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen. Een succesvol beroep op de leerstukken uit dit onderzoek biedt de remedies om de overeenkomst te ontbinden of te vernietigen. Door de overeenkomst te ontbinden of te vernietigen ontstaat er de ongedaanmakingsverbintenis (art. 6:271 BW) en respectievelijk de vordering uit onverschuldigde betaling (6:203 e.v. BW). Bij de ongedaanmakingsverbintenis worden beiden partijen van hun verplichtingen over en weer bevrijdt. De vordering uit onverschuldigde betaling komt voort uit het ontbreken van een rechtsgrond door de vernietiging van de overeenkomst. De consument kan in beide gevallen het aankoopbedrag terugvorderen. De consument uit dit onderzoek is een consument die ‘eerlijke’ productie omstandigheden belangrijk vindt. Deze consument maakt deel uit van 15% van de consumenten die ‘duurzaamheid’ in acht neemt bij haar aankopen. 24 De consument laat zich
23 Van Tulder & Kolk, Setting new global rules? TNC’s and codes of conduct, 2005, p.9; Vytopil, Contractual Control and Labour-Related CSR Norms in the Supply Chain: Dutch Best Practices, Utrecht Law Review, 27-01-2012, p. 165 24 Bio Intelligence service (zie voetnoot 13)
8
beïnvloeden door de MVO informatie die wordt gedeeld door het bedrijf. Daarbij zal de consument zeker het etiket bestuderen en in sommige gevallen ook de gedragscode lezen. In het onderzoek wordt er vanuit gegaan dat de consument inderdaad de gedragscode leest, omdat de consument er wel kennis van moet hebben genomen om te kunnen stellen dat zij beïnvloed was door het document bij haar aankoop. Deze ‘bewuste’ consument kan worden onderscheiden van de ‘gemiddelde consument’. Zoals verder wordt uitgeweid in hoofdstuk 4, wordt de gemiddelde consument als uitgangspunt genomen bij de oneerlijke handelspraktijen. In dit onderzoek wordt met ‘misleiden’, niet specifiek de juridische kwalificatie uit afdeling 6.3.3a van het BW bedoelt, maar het feitelijke gevoel van onrechtvaardigheid dat bij de consument heerst. Als misleidende informatie of mededeling wordt elke uiting van een bedrijf in het openbaar bedoeld die de consument kan bereiken. Dit kan informatie in de gedragscode, op etiketten, op de website en elke vorm van reclame zijn. Als het binnen de kaders van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken (Wet OHP) wordt genoemd, dan gaat het wel om de juridische kwalificatie van misleiden. We gaan niet in op de mogelijkheid om zich te beroepen op een misleidende omissie (oneerlijke handelspraktijken) of de schending van de mededelingsplicht (art. 6:288 lid 1 sub b). We beperken ons in dit onderzoek tot het geval waarin bedrijven actief mededelingen doen die de consument kunnen beïnvloeden in hun aankoop.
9
DEEL I: Achtergrond
1. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 1.1 Mensen- en milieurechtenschending in de textielindustrie In het verleden boden kledingbedrijven collecties per seizoen aan. De ontwikkeling van een ontwerp tot de verkoop van het product in de winkel, duurde ongeveer een jaar. In de jaren ’90 waren Inditex en H&M de bedrijven die het voor elkaar kregen om de productie tijd te verlagen maar de kleding voor dezelfde lage prijs aan te bieden. 25 Nu worden de winkels elke twee weken aangevuld met nieuwe collecties. De overige kleding retailers hebben dit model gevolgd. De term fast fashion ziet op dit fenomeen; goedkope kleding collecties die in grote hoeveelheden worden verkocht en van lage kwaliteit zijn. Het feit dat de kleding niet lang mee gaat komt de kledingbedrijven goed uit, de volgende collectie met nieuwe trends hangt alweer in de winkels. 26 De kleding kan tegenwoordig tegen lage prijzen verkocht worden omdat de productie van de kleding wordt uitbesteed aan fabrieken in ontwikkelingslanden. De arbeiders werken hier voor een laag loon en vaak in slechte omstandigheden. Dit komt doordat de nationale wet weinig bescherming biedt of doordat de wet makkelijk ontweken kan worden. Daarnaast nemen de fabriekseigenaren het minder nauw met de zorgvuldigheidsnormen voor het milieu.27 In Nederland werd in 2012 van de geïmporteerde kleding 26% uit China geïmporteerd, 17% uit India en 6% uit Bangladesh. 28 Bangladesh staat momenteel het meest bekend om mensenrechtenschendingen maar ook elders in lagelonenlanden leven arbeiders in de kledingindustrie vaak onder erbarmelijke omstandigheden.29 Om te kunnen concurreren met andere goedkope fabrieken eisen de leidinggevenden dat hoge productie targets worden gehaald. Zo werken de arbeiders in sommige fabrieken onbetaald en gedwongen overuren, 25 Dudley e.a., The Hidden Cost of Fast Fashion: Worker Safety, Bloomberg 07-02-2013 [Online] 26 Rijlaarsdam, Het eindeloze uitbreiden van H&M, NRC Q 29-04-2014 [Online]; Dudley e.a., The Hidden Cost of Fast Fashion: Worker Safety, Bloomberg 07-02-2013 [Online]; Joy e.a., Fast Fashion, Sustainability, and the Ethical Appeal of Luxury Brands, Fashion Theory 2012/3, p. 275; Fletcher, Sustainable Fashion & Textiles: Design Journeys, 2008 27 Greenpeace International, De vuile was van de kledingindustrie, 2011 28 Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) [Online]. Een groot gedeelte (30%) van de importlanden staat ongespecificeerd in de tabel. 29 Chamberlain, India’s clothing workers: ‘They slap usand call us dogs and donkeys’, The Guardian 25-11-2012 [Online]
10
zijn de gebouwen en de apparatuur gevaarlijk, kunnen de arbeiders vaak geen pauze nemen, worden ze (seksueel) geïntimideerd en geslagen en dat alles voor een loon waarmee ze de maand niet rond komen. Als de fabrieken deze hoge oplages en lage prijzen niet kunnen bieden, gaat het kledingbedrijf naar de concurrent die dit wel kan.30 De impact op de natuur bij de productie van kleding verschilt per vezel. Om katoen te laten groeien wordt er veel water verbruikt, wordt de bodem vervuild door kunstmest, en verdelgingsmiddelen. Daarnaast worden veel broeikasgassen uitgestoten bij de productie van synthetische vezels door het gebruik van fossiele brandstoffen. Tot slot wordt voor het verven en afwerken van alle vezels veel water gebruikt wat, met de gebruikte chemicaliën, in de natuur wordt geloosd.31 Dit alles heeft een negatieve impact op het milieu en wordt in lage lonen landen weinig gereguleerd. De lage lonen en weinig gereguleerde of gecontroleerde milieu omstandigheden zorgen ervoor dat de productie kosten gedrukt worden. Dit is gunstig voor het winstoogmerk van de kledingbedrijven.
1.2 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen als marketingmiddel De Europese Unie hanteert als definitie voor MVO: ‘de verantwoordelijkheid van bedrijven voor het effect dat ze op de samenleving hebben.’ 32 Elk groot kledingbedrijf heeft een afdeling Corporate (Social) Responsibility dat verantwoordelijk is voor het MVO beleid. Dit is van belang voor bedrijven want MVO verhoogt “de bedrijfswaarde doordat het een positieve bijdrage levert aan de merkwaarde, consumentenloyaliteit kan aanmoedigen, personeelsmotivatie kan verbeteren en kan bijdragen aan een goede reputatie bij personen en organisaties die bij het bedrijf betrokken zijn.” 33 Veel ondernemingen zetten zich in om hun reputatie te beschermen.34 Een goede bedrijfsreputatie heeft economische waarde omdat de reputatie van invloed is op de winstcijfers van de onderneming.35 Voor bedrijven is het dus uiterst belangrijk om het MVO beleid te communiceren naar de consument. Voor consumenten is het moeilijk om een onderscheid te maken tussen bedrijven die
30 Dudley e.a., The Hidden Cost of Fast Fashion: Worker Safety, Bloomberg 07-02-2013 [Online] 31 Department for Environment Food and Rural Affairs (DEFRA), Sustainable clothing roadmap, 2011, p. 1 32 Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s, COM (2011) 681 33 Van Dam, Onderneming en mensenrechten, 2008, p. 42 34 Lambooy, Maatschappelijk verwantwoord ondernemen en compliance, O&F 12/2004, p. 9-19
35 Fombrun, Reputatie als strategisch activum, Communicatie 2001, p. 36-39
11
echt ethisch verantwoord zijn en bedrijven die voor marketing doeleinden ethisch verantwoord communiceren, ook wel ‘greenwashing’ genoemd. Dit is een marketing tactiek die consumenten misleid met de ethische handelswijze of de duurzaamheid van een product of een service.36 Het feit dat kledingbedrijven soms communiceren dat ze maatschappelijk verantwoord handelen, terwijl dit achteraf niet het geval blijkt te zijn, kan het gevolg zijn van het outsourcen van de productie aan leveranciers in lagelonenlanden. Door deze leveranciers worden gedragscodes getekend waarin ze verklaren te voldoen aan minimumnormen ten aanzien van mens- en milieurechten. Vaak komen de leveranciers deze normen niet na of handelen ze met andere leveranciers die de normen niet nakomen (subcontracting). Hoewel de kledingbedrijven controles uitvoeren, kunnen misstanden toch verborgen worden. 37 Om het risico in deze handelsketen te verminderen worden er ten aanzien van deze derden leveranciers ook verplichtingen gesteld. Als de kledingbedrijven meer grip zouden hebben op de productie omstandigheden, zouden dit soort misstanden eerder voorkomen kunnen worden. Door te investeren in meer controle ter plaatse zou het moeilijker worden voor leveranciers om de gedragscodes te schenden. Een ontwikkeling die gunstig is voor de controle is het verbeteren van de transparantie door de kledingbedrijven. Door meer transparantie te bieden, bijvoorbeeld door lijsten te publiceren met leveranciers of QR codes te gebruiken waarmee de productieplek van een kledingstuk kan worden herleid, wordt controle door externe partijen vereenvoudigd. Onder anderen H&M, Levi Strauss & Co en Nike publiceren lijsten met hun leveranciers. 38 Dit is een positieve ontwikkeling richting eerlijke communicatie over productie omstandigheden. Op deze manier kunnen schendingen aan het licht worden gebracht en zal de consument weten welke kledingstukken in erbarmelijke omstandigheden zijn geproduceerd.39
36 Zie afbakening van het woord ‘misleiden’; Parguel e.a., How sustainability ratings might deter ‘greenwashing’: a closer look at ethical corporate communication, Journal of Business Ethics 22-06-2011 [Online]; Kolk & van Tulder, Setting new global rules? TNCs and codes of conduct, Transnational Corporations, 2005-3 [Online]; 37 Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, Flawed Fabrics, 2014; Vytopil,, Contractuele controle in de handelsketen: MVO gedragscodes en algemene voorwaarden van Nederlandse bedrijven, Contracteren 2012-2 [Online] 38 Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, From Moral Responsibility to legal liability?, 2015, p. 45 39 Van de Water, Inspectie: ernstige schending arbeidsrechten Zara, Volkskrant 09-05-2015
12
2. Gedragscodes en standaarden In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten MVO documenten: (internationale) gedragscodes en standaarden. 2.1 Gedragscodes De wettelijke definitie van gedragscodes is: “regels die vaststellen hoe handelaren die zich aan de code binden, zich gedragen met betrekking tot een of meer bepaalde handelspraktijken of bedrijfssectoren en die niet bij of krachtens wettelijke voorschriften zijn vastgesteld” (art. 6:193a lid 1 sub j). Gedragscodes worden gekenmerkt door een grote mate van vrijblijvendheid, het is in eerste instantie geen juridisch document. In de literatuur wordt betoogd dat het een document van ‘zelfregulering’ is.40 Dit betekent dat het bedrijf de regels vrijwillig opstelt, controleert en handhaaft.41 In dit onderzoek wordt het begrip ‘gedragscode’ breed opgevat. Het omvat ook internationale richtlijnen waar bedrijven naar refereren. Met betrekking tot de vraag of een gedragscode juridisch bindend is, bestaat er in de literatuur twee stromingen. De maximalistische benadering bepaalt dat de gedragscodes juridisch bindend zijn en dat de bepalingen in rechte afdwingbaar zouden moeten zijn. De minimalistische benadering bepaalt het tegenovergestelde en meent dat naleving behoort te geschieden op vrijwillige basis. 42 Deze laatste benadering heeft in de literatuur de meeste aanhangers. Ook de Sociaal-Economische Raad schrijft in zijn advies over MVO dat het hanteren van een gedragscode niet leidt tot juridisch afdwingbare verplichtingen. 43 Dit is wel het geval wanneer het bedrijf zegt zich aan geldend recht te houden en het duidelijk is dat een juridische norm wordt geschonden. Hetzelfde geldt als “een bedrijf een bepaling uit zijn code gebruikt in de strijd om de gunst van de consument en zich niet aan die norm houdt (oneerlijke reclame)”. 44 Dit is relevant voor dit onderzoek omdat gedragscodes mede voor marketingdoeleinden worden gehanteerd zoals in § 1.2 is uitgelegd. Met deze benadering in het achterhoofd zal worden onderzocht of de consument een beroep kan doen op nonconformiteit en de wilsgebreken.
40 Hoff, R.J., De integere onderneming, de bedrijfscode en het recht, Uitgeverij Kerckebosch 2006, p. 129 41 Ibid 42 Vytopil, Contractual Control and Labour-Related CSR Norms in the Supply Chain: Dutch Best Practices, Utrecht Law
Review, 27-01-2012, p. 164; Eyck, The OECD declaration and decisions concerning multinational enterprises, 1995, p. 20 43 SER, De winst van waarden: advies over maatschappelijk ondernemen, 15-12-2000, p. 72 44 Ibid
13
Om te kunnen beoordelen of consumenten de gedragscodes kunnen inroepen bij een beroep op de verschillende leerstukken worden de gedragscodes van twee grondleggers van de fast fashion praktijk bestudeerd, H&M en Inditex. De gedragscodes refereren naar de internationale gedragscodes van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). De Internationale Arbeidsorganisatie, beter bekend onder de Engelse afkorting ILO, is een organisatie die richtlijnen ontwikkelt voor multinationale ondernemingen in het kader van internationaal erkende arbeidsrechten.45 2.2 Standaarden Een gecertificeerde standaard (hierna: standaard) is een vorm van zelfregulering waarbij “een certificatie instelling kenbaar maakt dat een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een duidelijk omschreven onderwerp van certificatie voldoet aan vooraf gestelde eisen.” 46 Bedrijven kunnen na certificatie uitdragen dat ze voldoen aan de standaard. In het kader van dit onderzoek is het relevant als de bedrijven een logo van de standaard op het etiket in de kleding plaatsen. Als de wettelijke definitie van de gedragscode letterlijk gelezen wordt, kan de standaard onder deze definitie vallen. Het wordt ruim gedefinieerd en iedere brancheafspraak met betrekking tot regels omtrent handelspraktijken kunnen eronder vallen.47 In 1992 is na verzoek van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie de verordening 880/92/EEG gepubliceerd voor een communautair systeem voor de toekenning van milieu-keuren. 48 In 2010 is de verordening gewijzigd met als doel de toekennings-, gebruiks- en werkingsregels van de keur te verbeteren. In dat kader heeft de Europese Commissie in 2014 het besluit gepubliceerd waarin de milieucriteria zijn gedefinieerd waaraan een textielproduct moet voldoen voor toekenning van het EUmilieukeurmerk, het EU Ecolabel.49 In het besluit zijn criteria samengesteld voor producten “die tijdens hun levenscyclus een geringer milieu effect hebben, met specifieke verbeteringen zodat: zij afkomstig zijn uit duurzamere vormen van land- en bosbouw; de middelen en de energie bij de productie doeltreffender werden gebruikt; bij de productie gebruik is gemaakt van schonere, minder vervuilende processen; bij de productie minder gevaarlijke stoffen zijn
45 Over ILO [Online] 46 Hoff, R.J., De integere onderneming, de bedrijfscode en het recht, Uitgeverij Kerckebosch 2006, p. 129 47 Vollebregt, de wet oneerlijke handelspraktijken en gedragscodes, Consumentenrecht en handelspraktijken 2010/6 [Online]
48 Verordening (EU) 880/92/EG 49 Besluit (EC) 2014/350/EU
14
gebruikt; zij zijn ontworpen en gespecificeerd om van goede kwaliteit en duurzaam te zijn.”50 De criteria zijn door experts ontworpen en hebben tot doel “de consument de juiste, nietmisleidende en wetenschappelijk onderbouwde informatie over het milieueffect van producten te verschaffen.”
51
Het oorspronkelijke doel van het EU Ecolabel, zoals
geformuleerd in de verordening van 1992, “het creëren van één enkele doeltreffende milieukeur in de gemeenschap”, is niet verwezenlijkt. Er zijn namelijk meer dan 100 andere milieukeuren die veel gebruikt worden in de Europese Unie.52 De milieu standaarden die het meest worden gebruikt in de EU (naast het EU Ecolabel) zijn de Nordic Swan criteria, Blue Angel en OEKO-TEX. Made in Green (onderdeel van OEKO-TEX) en MADE-BY zijn standaarden die naast het ecologische aspect ook de sociale omstandigheden in de productie van het textiel meenemen. In het rapport van de Europese Commissie van 2013 “the Study of the need and options for the harmonisation of the labelling of textile en clothing products” wordt aangehaald dat er teveel milieu-keuren zijn. Onder consumenten zijn de keuren niet echt bekend en de verschillende keuren hebben verschillende voor- en nadelen. Sommige belanghebbenden in het debat stemmen ervoor om het EU Ecolabel te verbeteren en beter te marketen, om zo het oorspronkelijke doel van de milieu-keur verordening te verwezenlijken. 53 Ook is geopperd om meer criteria voor ‘sociale rechtvaardigheid’ op te nemen in het EU Ecolabel met als argument dat er zoveel labels zijn voor sociale rechtvaardigheid dat dit een belangrijke focus moet zijn voor consumenten in de textiel industrie.54 Met de overweging dat het EU Ecolabel wellicht een grotere rol zal spelen in de toekomst, is ervoor gekozen om deze standaard te toetsen aan de leerstukken. De gedragscodes en het EU Ecolabel refereren naar de ILO conventies en ISO 26000. De International Organization for Standardization (ISO) is een organisatie die standaarden creëert en bedrijven aan de hand van deze standaarden certificeert. De ISO 26000 is een internationale richtlijn voor MVO. Het geeft een inhoudelijke invulling aan MVO principes. Naast arbeidsnormen worden ook milieunormen behandeld in dit document.
50 Besluit (EC) 2014/350/EU 51 Ibid 52 Ecolabel Index [Online] 53 Matrix Insight, Study for the need and options for the harmonisation and labelling of textile and clothing products, 2013 54 BIO Intelligence Service, Policies to Encourage Sustainable Consumption, 2012, p. 154
15
Deel II: De Privaatrechtelijke Leerstukken
3. Non-conformiteit De regels voor de consumentenkoop in Boek 7 zijn gebaseerd op de Richtlijn 99/44/EG ‘betreffende de bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen’ (hierna: Richtlijn Verkoop Consumptiegoederen). Deze Richtlijn beoogd een minimaal beschermingsniveau voor consumenten te waarborgen bij consumentenkopen. 55 De overeenkomst waarbij een consument, welke niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, een kledingstuk aanschaft bij een kledingbedrijf is een consumentenkoop (art. 7:5 BW). Op de verkoper staat de verplichting om het product ‘conform’ te leveren (art. 7:17 BW). De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden (art. 7:17 lid 1 BW). 3.1 Beantwoorden aan de eigenschappen Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (art. 7:17 lid 2 BW). Het ‘niet beantwoorden aan de overeenkomst’ doordat de zaak ‘niet de eigenschappen bezit die de koper mocht verwachten’ omvat volgens de parlementaire geschiedenis ‘ieder verschil tussen de zaak die het onderwerp van de overeenkomst uitmaakt en de afgeleverde zaak’. 56 Kunnen de productie omstandigheden en de waarborgen hierover (milieu- en mensenrechten) als ‘eigenschappen’ worden beschouwd? In de literatuur is hier bevestigend op gereageerd: “if a marketing claim is made that the product has not been produced by using child labour or that it has been produced in factories where fundamental workers’ rights are respected, one should understand the situation as a case of non-conformity of the goods, if the claim is not true.” 57 De sociale omstandigheden waaronder het product is gemaakt ‘bepalen immers de herkomst
55 Overweging 7 Richtlijn (EU) 99/44/EG 56 Parlementaire geschiedenis boek 7 T-M, Parl. Gesch. Inv., p. 118 57 Wilhelmsson., Contract Law enforcement of provisions on marketing: the solution of the consumer sales directive (in: The Forthcoming EC Directive on Unfair Commercial practices), 2004, p. 234
16
en waarde van de zaak’.58 Ook onjuiste claims over het nakomen van milieunormen bij de productie kunnen als een tekortkoming in de overeenkomst worden gezien.59 De informatie in de gedragscode en de standaard kunnen als mededelingen in de zin van art. 7:18 lid 1 BW aangemerkt worden omdat ze “door de verkoper handelend in de uitoefening van het bedrijf, omtrent de zaak zijn openbaar gemaakt. De koper mag in het algemeen afgaan op de juistheid van de door de verkoper gedane mededelingen, zeker als dit verklaringen over de aan- of afwezigheid van bepaalde eigenschappen van het gekochte zijn.60 De consument mag de bepaalde kwaliteit van een product redelijkerwijs verwachten als er publiekelijk mededelingen over de ‘bijzondere kenmerken’ daarvan gedaan zijn. 61 Hier wordt met name ‘reclame of etikettering’ genoemd als publieke mededeling. 62 Niet alleen mededelingen van de koper, maar ook die van de producent en de vertegenwoordiger gelden in dit kader. Volgens Castermans moeten de verwachtingen omtrent de sociale omstandigheden wel ‘concreet’ zijn.63 Wanneer kan een mededeling als ‘serieus’ of ‘concreet’ gelden? Hier kunnen de criteria van de normatieve kracht worden toegepast (zie methodiek). 3.2 Redelijke verwachting 3.2.1 Normatieve kracht Bij de zelfregulerende gedragscodes kan een onderscheid gemaakt worden tussen gedragscodes die de keten bindt en die de multinational zelf bindt. De gedragscodes voor de ketens zijn als volgt gedefinieerd:
“Code of Conduct for Manufacturors and Suppliers
Inditex Group” of “This Code of Conduct is applicable to all suppliers, their subcontractors and other business partners that do business with H&M”64. Op de website van H&M staat:
58 Castermans, De burger in het burgerlijk recht. Of de eigenschappen van perensap, 2009, p. 20 - 21; Van Rossem, Groene Serie Bijzondere overeenkomsten, 1 Beantwoorden aan de overeenkomst (lid 1) bij: BW Boek 7, art. 1, 2015 [Online] 59 Wilhelmsson., Contract Law enforcement of provisions on marketing: the solution of the consumer sales directive (in: The Forthcoming EC Directive on Unfair Commercial practices), 2004, p. 233 60 Dahm & Lankhorst, Lexplicatie, Bronnen en citaten bij: burgerlijk wetboek boek 7, artikel 17 (beantwoorden aan de overeenkomst), 2015 [Online]; HR 25-03-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8991 61 Art. 2 sub d Richtlijn (EU) 99/44/EG 62 Ibid
63 Castermans, De burger in het burgerlijk recht. Of de eigenschappen van perensap, 2009, p. 47 64 Code of conduct H&M [Online]
17
“wij werken alleen samen met bedrijven die onze gedragscode hebben ondertekent.” 65 Inditex hanteert ook een eigen gedragscode: de ‘Code of conduct and Responsible Practices’.66 Zoals in de afbakening is besproken beperkt dit onderzoek zich tot de vraag of deze gedragscodes concrete normen inhouden voor consumenten om daar een redelijke verwachting op te baseren. Dit staat los van de vraag of de gedragscodes voor de keten, de multinational bindt. 67 In art. 2 sub d van de Richtlijn Verkoop Consumptiegoederen staat dat niet alleen mededelingen van de koper, maar ook van de producent en de vertegenwoordiger verwachtingen kunnen wekken bij de consument. In art. 7:18 lid 1 BW staat dat er gelet dient te worden op serieuze mededelingen die openbaar zijn gemaakt door of ten behoeve van een vorige professionele verkoper. In dit kader kan beargumenteerd worden dat de gedragscode die in de keten ondertekend is, verwachtingen schept bij de consument. Om een vergelijking te kunnen maken tussen de twee bedrijven zullen alleen de gedragscodes voor de ketens bestudeerd worden. De criteria van de normatieve kracht van van Eyck, zoals besproken in de methodiek, zullen worden toegepast op de documenten.
1. De opname van de norm in soortgelijke documenten: komen in de verschillende documenten dezelfde normen voor?
De volgende onderwerpen komen in beiden gedragscodes voor: kinderarbeid, loon, werktijden, dwangarbeid, discriminatie, (fysiek, seksueel en verbaal) geweld, veiligheid van de werkomgeving en accommodaties, vrijheid van vakvereniging en milieubescherming. Deze normen komen in de meeste gedragsnormen voor.68 Om de precisie van de formulering van de normen te beoordelen, zullen we vier onderwerpen bespreken die verschillend zijn geformuleerd. De onderwerpen zijn: het verbod op kinderarbeid, de eisen met betrekking tot loon, werktijden en milieubescherming.
In de criteria van het EU Ecolabel staan specifieke productie eisen beschreven per vezel. Voor specifieke eisen wordt doorverwezen naar de internationaal erkende, specifieke ISO
65 Sustainability pagina H&M [Online] 66 Code of conduct and Responsible Practices Inditex [Online] 67 Eyck, The OECD declaration and decisions concerning multinational enterprises, 1995, P. 113 68 Oldenziel, Gedragscodes op het gebied van duurzaamheid: een poging tot ordening, 2003, p. 23-31
18
standaarden. De ‘fundamentele principes en rechten op werk’ worden beschreven. Er wordt refereert naar de ILO conventies, de UN Global Compact69 en de OESO richtlijnen.70
2. De precisie in de formulering van de norm;
Als het een vaag geformuleerde norm is die een streven weergeeft, dan is de normatieve kracht beperkt en de verwachting die erop gebaseerd kan worden laag. Grensbepalingen, zoals een leeftijdsgrens voor kinderarbeid, geven duidelijk aan wat aanvaardbaar is en daarmee de verwachting die erop gebaseerd kan worden.71 De bepaling over het verbod op kinderarbeid in beiden gedragscodes bevatten een leeftijdsgrens van 15 en 16 jaar.72 In beiden bepalingen wordt verwezen naar de ILO Conventies 138 en 182. 73 De eerste maakt een onderscheid tussen ‘light’, ‘regular’ and ‘hazardous’ work. Per categorie geldt een andere minimum leeftijd. Daarin wordt ook een onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen. De tweede formuleert ‘de ergste vormen van kinderarbeid.’ 74 De werktijden bevatten in beiden gedragscodes een grensbepaling (max. 48 uur per week en max. 12 uur overwerken).75 Aan de hand van het tweede criterium hebben deze grensbepalingen een sterke normatieve kracht. In de gedragscodes wordt voor minimumloon verwezen naar de nationale wetgeving. Maar, bepaalt de gedragscode van Inditex, het loon moet altijd voldoende zijn om de basisbehoeftes van de werknemers en hun families te dekken. De gedragsode van H&M verwijst naar artikel 23:3 van de UDHR: “Everyone who works has the right to just and favourable remuneration ensuring for himself and his family an existence worthy of human 69 De UN Global Compact is een beleid voor bedrijven die tien universeel geaccepteerde principes over mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en anti-corruptie voorschrijft. 70 De OESO-richtlijnen geven een kader voor wat de Nederlandse overheid verwacht van bedrijven in het buitenland op MVO gebied. 71 Hoff, R.J., De integere onderneming, de bedrijfscode en het recht, Uitgeverij Kerckebosch 2006, p. 143 72 Bepaling 2.1 Code of conduct H&M [Online]; Overweging 2 Code of conduct Inditex [Online] 73 ILO Conventie 138 [Online] ILO Conventie 182 [Online] 74 Artikel 3 ILO Conventie 182 [Online]: (a) all forms of slavery or practices similar to slavery, such as the sale and trafficking of children, debt bondage and serfdom and forced or compulsory labour, including forced or compulsory recruitment of children for use in armed conflict; (b) the use, procuring or offering of a child for prostitution, for the production of pornography or for pornographic performances; (c) the use, procuring or offering of a child for illicit activities, in particular for the production and trafficking of drugs as defined in the relevant international treaties; (d) work which, by its nature or the circumstances in which it is carried out, is likely to harm the health, safety or morals of children 75 Bepaling 4.2.2. Code of conduct H&M [Online]; Bepaling 8 Code of Conduct Inditex [Online]
19
dignity...”. Wat voldoende is om de basisbehoeftes van werknemers en hun families te dekken, kan verschillend worden opgevat. Deze open normen hebben minder normatieve kracht dan wanneer de ‘renumeration’ in een getal gespecificeerd zou zijn. Wel worden de leveranciers geacht het loon op tijd te betalen en de arbeiders een specificatie te geven van de loonuitkering. In de bepalingen over het milieu wordt verwezen naar de toepasselijke nationale en internationale wetgeving. H&M voegt daaraan toe: “in particular, we are concerned about how the production of our garments and other products contribute to climate change and water stress.”76 Daarnaast bevat Inditex de open eis: “manufacturers and suppliers shall be duly committed at all times to protect the environment.”77 Aan deze open normen kunnen geen rechten ontleend worden, ze hebben geen normatieve kracht.
Het EU Ecolabel is specifiek omschreven met grensbepalingen. De partij die het certificaat van het EU Ecolabel mag dragen moet zich aan bepaalde waardes houden in het productie proces.
78
Dit is precies bepaald en duidelijk omschreven. De pH waarden voor geloosd
afvalwater moet bijvoorbeeld tussen 6,0 en 9,0 zijn. 79 Voor specifieke standaarden wordt doorverwezen naar ISO standaarden. Ten aanzien van dit criterium heeft het EU Ecolabel sterke normatieve kracht.
3. Het bestaan van een vorm van toezicht of sancties;
In beiden gedragscodes behouden de bedrijven zich het recht voor om onaangekondigd te controleren.80 Ook moeten de leveranciers de bedrijven ervan op de hoogte stellen van waar de producten zijn geproduceerd, bijvoorbeeld als er gesubcontracteerd wordt.
81
De
gedragscode van H&M spreekt ook van een onafhankelijke organisatie die controles uitvoert, de Fair Labor Association (FLA). Bij H&M leidt niet-nakoming van de gedragscode mogelijk tot de volgende consequentie: “unwillingness to cooperate or repeated serious violations of H&M’s Code of Conduct and local law may lead to reduced business and ultimately 76 Bepaling 6 Code of conduct H&M [Online]; 77 Bepaling 12 Code of Conduct Inditex [Online] 78 Besluit 2014/350/EU [Online] 79 Art. 16a Besluit 2014/350/EU [Online] 80 Bepaling 14.3 Code of Conduct Inditex [Online] 81 Overweging 8.2 Code of conduct H&M [Online]
20
termination of the business relationship with H&M.”82 In de gedragscode van Inditex wordt geen concrete sanctie beschreven.
Aan de hand van gedetailleerde documentatie moet het bedrijf aantonen dat aan de criteria van het EU Ecolabel is voldaan op basis van maandelijkse gemiddelden. In artikel 10 van de EU Ecolabel verordening wordt leugenachtige of misleidende reclame die, of gebruik van een keurmerk of logo dat tot verwarring leidt met het EU milieukeur verboden. 83 De lidstaten moeten passende maatregelen treffen om te zorgen dat er sancties zullen zijn om dit te bestraffen. 84 In Nederland is de Stichting Milieukeur (SMK) verantwoordelijk voor de implementatie van het EU Ecolabel. Zij controleren en handhaven het gebruik van het EU milieukeur. 3.2.2 Verwachting Consument De koper mag zich niet beroepen op mededelingen die zijn beslissing tot aankoop niet beïnvloed hebben. Denk hierbij aan mededelingen die niet gericht waren aan de consument of mededelingen die de koper niet bereikt konden hebben.
85
Marketing uitingen zoals
bijvoorbeeld op etiketten zijn bedoeld om het gedrag van de consument te beïnvloeden. 86 Gedragscodes zijn te raadplegen op website, dus voor iedereen zichtbaar. Wilhelmsson stelt dat we ervanuit mogen gaan dat uitingen over milieu omstandigheden de koper beïnvloeden, tenzij dit in de individuele casus wordt weerlegd.87 In art. 7:17 lid 2 BW staat dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en ‘waarvan hij de aanwezigheid niet behoefte te betwijfelen’. Daarbij heeft de koper ook afhankelijk van de omstandigheden een onderzoeksplicht. Deze onderzoeksplicht komt te vervallen op het moment dat de verkoper een mededeling doet over een bepaalde eigenschap van de zaak. Aangezien bedrijven nog steeds niet transparant communiceren over de leveranciers waar zij zaken mee doen, blijkt het
82 Overweging 8.4 Code of conduct H&M [Online] 83 Verordening (EU) 66/2010, art. 10 84 Ibid, art. 17 85 Hondius & Rijken, Handboek Consumentenrecht, 2011, p.130 86 Wilhelmsson., Contract Law enforcement of provisions on marketing: the solution of the consumer sales directive (in: The Forthcoming EC Directive on Unfair Commercial practices), Kluwer 2004, p. 231 87 Ibid, p. 234
21
voor organisaties vaak moeilijk te zijn om te controleren of bedrijven handelen met ‘foute’ leveranciers. Voor de consument zou dit al helemaal lastig zijn.88 Anderzijds kan aangevoerd worden dat het algemeen bekend is dat er veel milieu- en mensenrechten worden geschonden in de kleding industrie.“Available information with regard to the deplorable conditions under which products are made, can potentially undermine claims of non-conformity. Namely if information is provided regarding the product’s production conditions, a consumer can no longer reasonably expect other conditions.” 89 De consument kan dus op de hoogte zijn van het feit dat mededelingen over de productie omstandigheden achteraf onjuist blijken te zijn. 3.3 Bewijslast De bewijslast ligt bij de persoon die zich op de non-conformiteit beroept90, tenzij de nonconformiteit zich binnen zes maanden heeft geopenbaard (Art. 7:18 lid 2 BW). De verkoper moet bewijzen dat de zaak niet ondeugdelijk is. Deze verschuiving van de bewijslast (art. 150 Rv) geldt dus alleen wanneer de non-conformiteit zich binnen zes maanden na aflevering heeft geopenbaard. 3.4 Ontbinding Ingevolge art. 7:23 BW moet de koper binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt (of redelijkerwijs had horen te ontdekken) klagen. De wetgever biedt de consument drie vormen van nakoming: aflevering van het ontbrekende, herstel van de afgeleverde zaak en vervanging (art. 7:21 BW). Indien de verkoper dit niet binnen een bepaalde termijn doet of wanneer dit niet van hem gevergd kan worden en nakoming blijvend onmogelijk is, kan de koper de overeenkomst ontbinden (art. 7:22 BW). Na ontbinding ontstaat een verbintenis tot ongedaan making van de reeds door hen ontvangen prestaties. Het kledingbedrijf kan terug levering vorderen en de consument kan zijn aankoopbedrag terugvorderen op grond van de ongedaanmakingsverbintenis uit art. 6:271 BW.91 Ook kan de consument schadevergoeding vorderen (art. 7:24 lid 1 BW).
88 Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, Flawed Fabrics, 2014; van de Water, Inspectie: ernstige schending arbeidsrechten bij Zara, Volkskracht 09-05-2015 [Online] 89 Tjon Soei Len, The effect of contracts beyond frontiers: a capabilities perspective on externalities and contract law in Europe, 2013, p. 12 90 Rossem, Groene Serie Bijzondere overeenkomsten, 1 Beantwoorden aan de overeenkomst (lid 1) bij: BW Boek 7, art. 1, 2015, onder d. [Online] 91 In boek 7 staat geen andere mogelijkheid om het geld terug te vorderen behalve door schadevergoeding in art. 7:24 BW.
22
4. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad Voor een onrechtmatige daad zijn er vijf vereisten: een onrechtmatige gedraging, de toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband en relativiteit. Vroeger was men ter bestrijding van ongeoorloofde reclame aangewezen op artikel 6:162 BW. 92 Tegenwoordig zijn er de speciale regels van afdeling 3a titel 3 boek 6 van het BW waar de consument zich op kan beroepen (de Wet OHP). 4.1 Oneerlijke handelspraktijken In 2005 heeft de Europese wetgever een richtlijn aangenomen om consumenten en concurrenten te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken.93 In Nederland is de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken geïmplementeerd en op 15 oktober 2008 in werking getreden. De regels van de oneerlijke handelspraktijken moeten de consument beschermen tegen misleidende informatie die de consument heeft beïnvloed om een aankoop te doen. Onder de handelspraktijk valt “iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten” (art. 6:193a lid 1 sub d BW). Claims over productie omstandigheden houden rechtstreeks verband met de verkoopbevordering omdat dit een positieve associatie oplevert met het product door de consument, zoals in § 1.2 is besproken.94 Een handelspraktijk is oneerlijk c.q. onrechtmatig ‘indien een handelaar handelt: a. In strijd met de vereisten van professionele toewijding, en b. Het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen’ (artikel 6:193b lid 2). Uit dit artikel volgen vier vereisten. Het vereiste van professionele toewijding, een geïnformeerd besluit, de gemiddelde consument en een merkbare beperking. De professionele toewijding is als volgt gedefinieerd: het “normale niveau van bijzondere vakkundigheid en van zorgvuldigheid dat redelijkerwijs van een handelaar ten aanzien van consumenten mag worden verwacht, in overeenstemming met de op hem
92 Geerts & Vollebregt, Oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame en vergelijkende reclame, 2009, p. 2 93 Richtlijn (EU) 2005/29/EG 94 Van Dam, Onderneming en mensenrechten, 2008, p.42; Dam, Corporate social responsibility and financial markets, 2008 [Online]
23
rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor die handelaar geldende professionele standaard en eerlijke marktpraktijken” (art. 6:193a lid 1 sub f BW). Een (geïnformeerd) besluit over een overeenkomst is “een door een consument genomen besluit over de vraag of, en, zo ja, hoe en op welke voorwaarden hij een product koopt, geheel of gedeeltelijk betaalt, behoudt of van de hand doet, of een contractueel recht uitoefent in verband met het product, ongeacht of de consument overgaat tot handelen” (art. 6:193a lid 1 sub e BW). Als de consument de gedragscode of de standaard in acht genomen heeft, neemt hij een besluit over de aankoop van het product onder de voorwaarden dat het product op een bepaalde manier is geproduceerd. Anders dan bij art. 7:17 BW spreken we bij oneerlijke handelspraktijken van de gemiddelde consument (art. 6:193b lid 2 sub b). Dit is de “gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument.” 95 Deze gemiddelde consument is niet de “superslimme, wakkere consument”.96 Sociale, culturele en taalfactoren worden meegenomen in de overweging.97. De consument moet er wel rekening mee houden dat in de gangbare en rechtmatige reclamepraktijk overdreven uitspraken worden gedaan die niet letterlijk dienen te worden genomen (art. 6:163b lid 4 BW). De consument mag dus niet alles geloven (zie § 4.3). Tot slot moet de consument merkbaar beperkt worden in zijn besluitvorming. De gemiddelde consument moet dus aantonen dat hij de overeenkomst niet had gesloten als hij juist geïnformeerd was geweest. De Nederlandse tekst van de richtlijn spreekt van “bedriegen”.98 De wetgever heeft besloten gebruik te maken van het woord misleiden, aangezien dat beter aansluit bij de intentie van de richtlijn. “Bedriegen veronderstelt opzet en dat is voor een misleidende handelspraktijk geen noodzakelijke voorwaarde.”99 De handelaar hoeft dus niet ‘willens en wetens’ te handelen. Artikel 193b lid 3 BW verwijst naar een aantal artikelen die in het bijzonder een oneerlijke handelspraktijk opleveren. Eerst zal worden gekeken naar de misleidende handelspraktijk van art. 6:193c BW. Dan zal de zwarte lijst bestudeert worden. Tot slot wordt de mogelijkheid op
95 HVJEU 16-07-1998, C-210/96 (Gut Spingenheide) 96 Kabel, Rechter en publieksopvattingen: feit. Fictie of ervaring? Over de beoordeling door de rechter van commerciële communicatie, 2005, p.17 97 HVJEU 13-01-2000, C-220/98 (Estee Lauder v. Lancaster) 98 Art. 6 Richtlijn 2005/29/EG 99 Verkade, Monografieën BW: oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten, 2009, p. 41; Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30 928, nr. 10 p. 3
24
een beroep op art. 6:193b BW zelf besproken. In de eerste twee artikelen wordt de gedragscode specifiek genoemd. Een gedragscode is als volgt gedefinieerd: “regels die vaststellen hoe handelaren die zich aan de code binden, zich gedragen met betrekking tot een of meer bepaalde handelspraktijken of bedrijfssectoren en die niet bij of krachtens wettelijke voorschriften zijn vastgesteld” (art. 6:193 a lid 1 sub i BW). Verkade noemt als voorbeeld voor gedragscodes de ‘Nederlandse Reclame Code’.100 In dit onderzoek gaan we ervan uit dat ook de gedragscodes van H&M en Inditex en het EU Ecolabel hieronder vallen. 4.2 Misleidende handelspraktijken In art. 6:163c BW worden een aantal voorbeelden genoemd van situaties waarbij handelspraktijken misleidend zijn. Afgezien van de eis van professionele toewijding worden de eisen uit art. 6:193b BW nogmaals genoemd. Het gaat hier om misleidende informatie met betrekking tot bijvoorbeeld de aard en het bestaan van het product en de kenmerken van het product. Specifiek in lid 2 wordt als misleidende handelspraktijk genoemd: indien de handelaar een verplichting die is opgenomen in een gedragscode niet nakomt, voor zover
1. de verplichting kenbaar en concreet is, en 2. de handelaar aangeeft dat hij aan die gedragscode gebonden is.
Om kenbaar te zijn moet de code gepubliceerd zijn of ter inzage liggen. Dat is het geval bij gedragscodes en standaarden. Een voorbeeld voor een niet-concrete verplichting is: ‘dit bedrijf zet zich in voor het milieu’.101 Omdat dit voorbeeld overeenkomt met criterium 2 van de normatieve kracht en er verder geen aanwijzingen zijn om een ‘concrete verplichting’ te bepalen, zouden hier de criteria van de normatieve kracht gebruikt kunnen worden (§ 3.2.1). Zoals eerder is vastgesteld zullen alleen de normen met grensbepalingen hieraan voldoen. De kenbaarheid ziet op het feit dat de gedragscode is gepubliceerd of ter inzage ligt. 102 Dat is in het geval van de gedragscodes van H&M en Inditex het geval gezien de codes op de website ter beschikking wordt gesteld. Ook moet de handelaar hebben aangegeven dat hij aan de code gebonden is, daarvoor hoeft hij niet de code te ondertekenen. Een verwijzing op de website
100 Verkade, Monografieën BW: oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten, 2009, p. 70 101 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 928 nr. 3, p. 15 102 Ibid
25
naar de gedragscode is voldoende.103 In de Wet OHP wordt een onderscheid gemaakt tussen de ‘houders’ van een gedragscode en de ‘handelaars’. Een houder is ‘een rechtspersoon of groep van handelaren die verantwoordelijk is voor het opstellen en
herzien van een
gedragscode of het toezien op de naleving van de gedragscode door degene die zich hieraan hebben gebonden’ (art. 6:193a lid 1 sub j BW). Het kledingbedrijf kan als houder van de gedragscode worden aangemerkt en de leveranciers als handelaar die wordt gebonden door de gedragscode te ondertekenen. Kan het kledingbedrijf aangesproken worden op het niet naleven van de gedragsode door de handelaren? Volgens Vollebregt kunnen houders niet verder aangesproken worden dan tot bevel tot aanpassing van de gedragscodes (art. 3:303d lid 2 BW).104 De gedragscodes die in dit onderzoek behandeld zijn, zijn expliciet geformuleerd voor de leveranciers. De rechter zal moeten uitwijzen of dit de kledingbedrijven van aansprakelijkheid ontslaat. Als de rechter de mening van Vollebregt deelt, zou de consument zich niet op de misleidende handelspraktijk kunnen beroepen om de overeenkomst te vernietigen. Zoals is beschreven in § 3.2.1 hebben de bepalingen van de standaard een sterke normatieve kracht, ze zijn concreet. Naast dat het label wordt gecommuniceerd op het etiket van het kledingstuk moet de standaard gepubliceerd zijn of ter inzage worden gelegd. De regels van het EU Ecolabel zijn online te raadplegen. Wellicht geldt als eis dat het bedrijf de regels op de website ter hand moet stellen om te kunnen voldoen aan de kenbaarheid. Of het kledingbedrijf zichzelf bindt zal afhangen van het feit of ze zelf als bedrijf zich heeft laten certificeren door het EU Ecolabel of als de leverancier zich heeft laten certificeren. 4.3 De overige eisen van art. 6:193b BW voor een beroep op art. 6:193c BW Om een beroep te kunnen doen op art. 6:193c BW moet aan de laatste drie eisen van art. 6:193b lid 2 worden voldaan.105 Het vereiste van een geïnformeerd besluit, de gemiddelde consument en een merkbare beperking. Op basis van de informatie uit de gedragscode of standaarden neemt de consument een besluit. Maar voor een beroep op de oneerlijke handelspraktijken geldt het vereiste van de ‘gemiddelde consument’ die op basis van misleidende informatie een besluit heeft genomen die hij anders niet had genomen.
103 Van Nispen, Groene Serie Onrechtmatige daad, 9 Marketing van producten; misleidende reclame (lid 2 sub a) bij: Burgerlijk Wetboek Boek 6, Artikel 193c [Misleidende handelspraktijk], 2015 [Online] 104 Vollebregt, de wet oneerlijke handelspraktijken en gedragscodes, Consumentenrecht en handelspraktijken 2010/6
[Online] 105 HvJEU 19-09-2013, ECLI:EU:C:2013:574 (CHS Tour Services/Team4Travel)
26
Maar neemt de gemiddelde consument de informatie over de productie omstandigheden wel in acht? Het feit dat de gedragscode op de website te raadplegen is, betekent niet dat de gemiddelde consument deze leest. Als er een standaard op het etiket van de kleding staat is het makkelijker aan te nemen dat de gemiddelde consument deze in acht neemt. Bij het opzoeken op de website moet de consument actief op zoek gaan naar de informatie omtrent productieomstandigheden. Informatie op een label bereikt de consument direct bij de aankoop van het product. Uit onderzoek is gebleken dat 83% deze informatie belangrijk vindt bij de aankoop. Of deze informatie de consument ook echt beïnvloed om wel of niet over te gaan tot kopen valt te betwijfelen gezien slechts 15% van de consumenten ‘duurzame’ koopt.106 Vertrouwt de gemiddelde consument op informatie over productie omstandigheden die het kledingbedrijf communiceert? Bij misleiding moet de rechter onderzoeken of “de mededeling gaat om onjuistheid of onvolledigheid met betrekking tot essentiële, objectief te meten, eigenschappen van het product die door het publiek als geloofwaardig zullen worden bevonden”.107 Men kan zich afvragen of gedragscodes en standaarden door het publiek als geloofwaardig worden bevonden. In de media komt veelvoudig naar voren dat kledingbedrijven, ondanks het hanteren van gedragscodes en standaarden, zaken doen met leveranciers die in strijd met deze normen handelen. Is het inmiddels niet een feit van algemene bekendheid dat bij de productie van kleding normen overtreden worden in lage lonen landen? 108 Wellicht kan van de gemiddelde consument worden verwacht dat hij hiervan op de hoogte is en dat hij dit verwacht. Ook kan worden verdedigd dat de gemiddelde consument de inhoud van een gedragscode of een standaard niet kent. Denkt de gemiddelde consument bij het zien van bijvoorbeeld een Ecolabel, dat het product voldoet aan ecologisch verantwoorde normen? Als hij het label kent, is dan van belang dat hij de normen kent? In een arrest van het gerechtshof Amsterdam werd al eens de vraag gesteld of het gebruik van het logo ‘PVC free’ in een sportschoen misleidend voor de consument was. De eiser stelde dat het publiek PVC zou beschouwen als een milieuonvriendelijker en voor de gezondheid schadelijker materiaal dan 106 BIO Intelligence Service, Policies to Encourage Sustainable Consumption, 2012, p. 35; met ‘duurzaamheid’ wordt bedoeld: “the continuous improvement of the quality of life and well-being for present and future generations.” Raad van de Europese Unie, Renewed EU Sustainable Development Strategy, 10917/06 107 Kabel, Rechter en publieksopvattingen: feit. Fictie of ervaring? Over de beoordeling door de rechter van commerciële communicatie, 2005, p.12 108 Ibid, p. 10
27
de materialen die het bedrijf nu gebruikte.
109
De rechtbank oordeelde dat dit logo niet
misleidend was omdat “bij de gemiddelde, normaal geïnformeerde en oplettende, koper van sportschoenen de gedachte zal ontstaan dat gebruik van de desbetreffende grondstof omstreden is en dat de producent om die reden ervoor heel gekozen die grondstof niet te gebruiken.” Hier zou uit geconcludeerd kunnen worden dat bij het gebruik van een logo de gemiddelde consument dus alleen hoeft aan te nemen dat de standaard voor betere (ecologische) omstandigheden staat. De consument hoeft dan niet precies op de hoogte te zijn van de exacte normen waar de standaard voor staat. 4.4 Zwarte lijst Als de handelspraktijk valt onder de bepalingen van de zwarte lijst, dan staat onrechtmatigheid vast. Er hoeft dan niet meer worden voldaan aan de vier vereisten van art. 6:193 b BW.110 Relevant voor dit onderzoek zijn de eerste twee bepalingen van art. 6:193g BW:
a. beweren aan een gedragscode gebonden te zijn en daarnaar te handelen, wanneer dit niet het geval is; b. een vertrouwens-, kwaliteits- of ander soortgelijk label aanbrengen zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben gekregen.
Anders dan bij art. 6:193c lid 2 onder b BW veronderstelt de eerste bepaling (a) dat de handelaar cumulatief beweert aan een gedragscode gebonden te zijn én daarnaar te handelen, terwijl het beiden niet het geval is. 111 Vollebregt meent dat hier de richtlijn te beperkt geïnterpreteerd is door de tweede eis. Met de richtlijn is volledige harmonisatie beoogd. In de richtlijn staat ‘beweren een gedragscode te hebben ondertekent, wanneer dit niet het geval is’. 112 Zoals bij de misleidende handelspraktijk besproken is, kan het kledingbedrijf niet worden aangesproken op de gedragscode die voor de ‘handelaar’ is geformuleerd. Verdedigd kan worden dat er wel aan de tweede eis is voldaan. Het kledingbedrijf beweert te handelen
109 Hof Amsterdam 03-06-2004, ECLI:NL:GHAMS:2004:AR2073 110 Verkade, Monografieën BW: oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten, 2009, p. 51 111 Ibid, p. 72 112 Van Nispen, Groene Serie Onrechtmatige daad, 3 Gedragscode (sub a) bij: Burgerlijk Wetboek Boek 6, Artikel 193g [Onder alle omstandigheden misleidende handelspraktijken], 2015 [Online]
28
naar de gedragscode. Gezien er cumulatief aan de eisen moet worden voldaan, zal een beroep op dit artikel niet slagen. De consument kan wel rechten ontlenen aan dit artikel als het kledingbedrijf aangeeft aan de standaard gebonden te zijn en hiernaar te handelen. De tweede bepaling (b) zou opgaan als een bedrijf het EU Ecolabel hanteert, maar daar niet daadwerkelijk voor gecertificeerd is. 4.5 Art. 6:193b BW Zoals hierboven is gebleken zal een beroep op artikel 6:193g (de zwarte lijst) en art. 6:193c BW(misleidende handelspraktijk) niet leiden tot vernietigbaarheid van de overeenkomst. Als toch mag worden aangenomen dat de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen, is een beroep op art. 6:193b BW wellicht direct mogelijk. De eisen van een geïnformeerd besluit en een merkbare beperking staan vast. Maar handelt het kledingbedrijf in strijd met de professionele toewijding als zij een gedragscode of standaard niet nakomt? Als een bedrijf haar best doet om zich conform de standaarden en gedragsnormen te gedragen, maar hier toch in faalt, dan heeft zij wellicht wel het niveau van zorgvuldigheid dat van haar werd verwacht behaald. Dit is anders als er aanwijzingen zijn dat het bedrijf niet deze vakkundigheid en zorgvuldigheid betracht.113 Het zal afhangen van de moeite die het bedrijf heeft gestoken in controles en handhaving. 4.6 Bewijslast Indien een vordering wordt ingesteld ingevolge de artikelen van de oneerlijke handelspraktijken, dan rust de bewijslast ten aanzien van de materiele juistheid en volledigheid van de informatie op de handelaar (art. 6:193j lid 1 BW). Bij een beroep op de art. 6:193g en 6:193c lid 2 BW staat de oneerlijke handelspraktijk vast, zonder dat er moet worden gekeken of de consument misleid is.114
113 Vytopil, Contractual Control in the Supply Chain, 2015, p.166 114 Vollebregt, De Wet oneerlijke handelspraktijken en gedragscodes, Consumentenrecht en handelspraktijken 2010/6 [Online]
29
5. Wilsgebreken 5.1 Dwaling De consument zou zich ook kunnen beroepen op het leerstuk van dwaling (art. 6:288 BW). Er is sprake van dwaling als bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet gesloten zou zijn. De consument moet stellen dat hij het kledingstuk niet zou hebben gekocht als hij van de werkelijke productie omstandigheden op de hoogte was geweest. 115 Het is niet vereist dat de dwalende door het aangaan van de overeenkomst is benadeeld.116 Bij dwaling gaat de mededelingsplicht van de verkoper in de meeste omstandigheden boven de onderzoeksplicht van de koper.117 Op het moment dat de verkoper een mededeling doet ten aanzien van de productie omstandigheden, hoeft de dwalende zelf hier geen vragen over te stellen, men mag uitgaan van de juistheid van de mededelingen.118 Dit is vergelijkbaar met de regel bij non-conformiteit. Naast de dwaling en het causaal verband is vereist dat de dwaling is veroorzaakt door een inlichting van de wederpartij (a), de schending van de mededelingsplicht (b) of doordat er wederzijds is gedwaald (c). Alle drie deze situaties kunnen van toepassing zijn bij de verhouding tussen de consument en het kleding bedrijf. De schending van de mededelingsplicht is niet relevant voor dit onderzoek omdat we ons beperken tot het geval waarin bedrijven actief mededelingen doen die de consument laten dwalen. Een spreekplicht ontstaat als het kledingbedrijf in verband met hetgeen hij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de consument had behoren in te lichten. In dit onderzoek beperken we ons tot mededelingen die bedrijven juist wél hebben gedeeld.
Inlichting wederpartij (a) Een onjuiste mededeling over de productieomstandigheden is een “inlichting van de wederpartij” die een onjuiste voorstelling van zaken veroorzaakt. Vernietiging is niet mogelijk indien het kledingbedrijf mocht aannemen dat de overeenkomst zonder deze inlichting ook zou worden gesloten. Dit is het geval als het bedrijf mocht aannemen dat de inlichting de besluitvorming van de dwalende niet zou beïnvloeden (art. 6:228 lid 1 sub a
115 HR 17-01-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2250 116 HR 19-01-200,1 ECLI:NL:HR:2001:AA9559 (Clemens/Schuring) 117 Schaub, Monografieën BW: Wilsgebreken, Kluwer 2015, p. 17
118 HR 15-11-1957, ECLI:NL:HR:1957:AG2023 (Baris/Riezenkamp); HR 21-01-1966,ECLI:NL:HR:1966:AC4621 (Booy/Wisman); HR 10-04-1998 ECLI:NL:HR:1998:ZC2629 (Offringa/Vinck)
30
BW). Enerzijds kan gesteld worden dat de meeste consumenten niet beïnvloed worden door inlichtingen over productie omstandigheden. Anderzijds mag het bedrijf wel aannemen dat inlichtingen omtrent productie omstandigheden de consument op enige manier beïnvloeden, gezien MVO mede als doel heeft om de merkwaarde te verbeteren.119
Wederzijdse dwaling (c) Indien het kledingbedrijf ook niet op de hoogte is van de misstanden kan er sprake zijn van wederzijdse dwaling. Indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden. Het kledingbedrijf kan dus niet als argument oproepen dat het niet op de hoogte kon zijn van de misstanden.
Kenbaarheidsvereiste De verkoper wist of had moeten begrijpen dat de omstandigheid waaromtrent gedwaald werd voor de andere partij essentieel was.120 In het kader van een online koop of een koop in een groot filiaal is het moeilijk te bedenken hoe de consument dit kenbaar moet maken aan de verkoper. Maar de verkoper kan wel verwachten dat productieomstandigheden voor sommige consumenten van essentieel belang zijn. Anders zou het kledingbedrijf niet investeren in haar MVO marketing. 5.2 Bedrog Een rechtshandeling is vernietigbaar wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen is (art. 3:44 BW). Voor een beroep op bedrog wordt een opzettelijk gedane onjuiste mededeling vereist. Deze mededeling is erop gericht de consument te bewegen tot het verrichten van een rechtshandeling. 121 Dit kan worden verdedigd, voor zover bewezen kan worden dat de mededeling in het kader van marketing doeleinden is verspreid. Bedrijven zijn op de hoogte van de positieve bijdrage die MVO levert aan de merkwaarde.122
119 Van Dam, Onderneming en mensenrechten, 2008, p. 42
120 Schaub, Monografieën BW: Wilsgebreken, Kluwer 2015, p. 29 121 Ibid, p. 48 122 Van Dam, Onderneming en mensenrechten, 2008, p. 42
31
Bij bedrog is er, in tegenstelling tot dwaling, sprake van opzet waarbij iemand willens en wetens in dwaling wordt gebracht. Om opzet aan te nemen zal de rechter het aannemelijk moeten vinden dat het oogmerk bij het kledingbedrijf bestond om de consument te misleiden. Daarbij geldt: ‘hoe specifieker de mededeling, hoe eerder deze bedrog zal opleveren’.123 Het nalaten om goede controle systemen te implementeren om misstanden te voorkomen is niet genoeg om opzet op te leveren. Het zou voorwaardelijke opzet zijn: ‘de handelende heeft weliswaar niet de specifieke bedoeling bepaalde gevolgen te doen intreden, doch beseft wel dat hij zich blootstelt aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans, dat zijn gedrag die gevolgen zal hebben.’ Voorwaardelijke opzet gaat niet op bij bedrog, slechts strikte opzet.124 Dit zou dus niet slagen bij de rechter. 5.3 Bewijslast Degene die zich op dwaling beroept moet stellen dat een juiste voorstelling van zaken ontbrak. Als dit betwist wordt moet hij dit bewijzen. 125 Bij een beroep op bedrog is van belang dat de bedrogene niet alleen aanvoert dat de handeling van de bedrieger hem heeft aangezet tot het sluiten van de overeenkomst, maar ook dat de ander hem met opzet misleidde. 126 De bedrogene moet expliciet stellen dat de contracterende partij bewust een misleidende mededeling heeft gedaan.127 5.4 Vernietiging Indien de rechtshandeling door een oneerlijke handelspraktijk (art. 193j lid 3 BW), dwaling of bedrog tot stand is gekomen, is deze vernietigbaar (art. 6:288 lid 1 BW jo. Art. 6:288 BW en Art. 3:44 BW). De rechtshandeling wordt vernietigd door hetzij een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak (art. 3:49 BW). De vernietiging maakt de rechtshandeling nietig en met terugwerkende kracht tot het tijdstip waarop de rechtshandeling werd verricht (art. 3:53 lid 1 BW). De overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan. Nakoming behoeft dan niet meer plaats te vinden en de in het verleden reeds verrichte
123 HR 23-04-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL4084 124 Hijma, Groene Serie Vermogensrecht, 3.6.2.2 Voorwaardelijk opzet bij boek 3 art. 44, 2015 [Online] 125 HR 08-10-1991 ECLI:NL:HR:1991:ZC8850 126 Hijma, Groene Serie Vermogensrecht, 3.6.8.2 Stelplicht bij: Burgerlijk Wetboek Boek 3, Artikel 44 [Vernietigbaarheden: bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden, 2015 [Online]; Kemp, De Omvang van de stelplicht en de bewijslast bij een beroep op de wilsgebreken, Tijdschrift overeenkomst in de rechtspraktijk, 2011/01 [Online] 127 HR 15-11-1985 ECLI:NL:HR:1985:AC4399 (Stavenuiter/Ranton); Hof Leeuwarden 20-07-1983, ECLI:NL:GHLEE:1983:AC8066
32
prestaties kunnen op grond van onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v. BW) worden teruggevorderd. De consument kan het aankoopbedrag terugvorderen. Als de consument daarnaast schadevergoeding wil, dan moet de consument zich op art. 6:162 BW jo. afdeling 6.3.3a moeten beroepen.
6. Vergelijkende analyse Om een beroep te kunnen doen op art. 7:17 BW moet de volgende vraag worden gesteld: ontbraken er eigenschappen aan het kledingstuk die de consument mocht verwachten? De productieomstandigheden en waarborgen hierover kunnen als ‘eigenschappen’ worden beschouwd. De mededelingen die hieromtrent zijn gedaan, moeten wel ‘concreet’ en ‘serieus’ zijn. Het feit dat de gedragscodes bindend zijn ten aanzien van de leveranciers doet hier niets aan af, mededelingen van de producent kunnen ook verwachtingen wekken bij de consument. Om te kunnen beoordelen of normen ‘concreet en serieus’ zijn, is het model van van Eyck toegepast op de gedragscodes en de EU Ecolabels. Dit model beoordeelt aan de hand van vier criteria hoe sterk de normatieve kracht is van een gedragscode of standaard. Hoe sterker de normatieve kracht is, hoe ‘concreter’ en ‘serieuzer’ de normen zijn. De gedragscodes voldeden aan het criterium van soortgelijke normen. De meest gehanteerde arbeidsrechten worden genoemd (criterium 1). De precisie in de formulering van de norm is sterker naar mate de bepalingen grensbepalingen zijn (criterium 2). Het andere uiterste zijn streefbepalingen, waar een streven voor bepaald gedrag wordt geuit. In de gedragscodes stonden precieze grensbepalingen ten aanzien van de minimumleeftijd en werktijden. Deze bepalingen werden aangevuld door ILO conventies. Voor de milieunormen zijn slechts streefbepalingen geuit. Bij beiden bedrijven worden controles uitgevoerd om te beoordelen of de leveranciers aan de normen voldoen. Bij H&M is de sanctie niet erg streng geformuleerd en bij Inditex ontbreekt zelfs een bepaling over de sancties (criterium 3). Dit zal de vrees voor handhaving (criterium 4) en de normatieve kracht inboeten. De normatieve kracht ligt ten aanzien van de streefbepalingen erg laag, maar bij grensbepalingen kan geconcludeerd worden dat deze normen ‘concreet’ en ‘serieus’ zijn, nu aan drie van de vier criteria is voldaan. De EU Ecolabels refereren naar de internationale standaarden van de ISO. Deze standaarden worden veelvuldig gebruikt door bedrijven. De normen zijn erg specifiek omschreven en houden voornamelijk grensbepalingen in. De sociale normen zijn wel erg vaag
33
beschreven. Aan de andere kant wordt er gerefereerd naar de relevante ILO conventies en de ISO 26000 standaard. Nakoming van de standaard wordt gecontroleerd door een speciale stichting in Nederland. Ook hier wordt normatieve kracht ingeboet omdat er geen strenge sancties zijn voor niet-nakoming, de vrees voor handhaving is dus beperkt. Desalniettemin hebben de milieu normen van de EU Ecolabels een sterke normatieve kracht, het voldoet aan de andere criteria van van Eyck. Bij de vraag of er eigenschappen ontbraken die de consument (mocht) verwachten, is van belang ‘wat de consument mocht verwachten’. Anders dan bij de oneerlijke handelspraktijk wordt hier gekeken naar de individuele consument, en niet de gemiddelde consument. De consument mag zich niet beroepen op mededelingen die zijn beslissing tot aankoop niet beïnvloed hebben. In dit onderzoek gaan we ervan uit dat de consument de gedragscode leest en het label in acht neemt. Had de consument een onderzoeksplicht ten aanzien van de werkelijke productie omstandigheden? De consument mag vertrouwen op een mededeling van het kledingbedrijf. Ook zal de consument niet ver komen in een onderzoek. Zij is afhankelijk van rapporten van organisaties zoals Greenpeace en SOMO. Wellicht geven deze rapporten en de publicaties in de media over de productie omstandigheden in de kledingindustrie de consument wel de verwachting dat kleding onder erbarmelijke omstandigheden is geproduceerd. Is het niet algemeen bekend dat goedkope kledingstukken van bepaalde merken onder ‘dubieuze’ omstandigheden zijn geproduceerd? Het antwoord op deze vragen zal de verkoper moeten bewijzen op het moment dat de wetenschap van de werkelijke productie omstandigheden zich binnen zes maanden openbaart. Daarna moet de consument bewijzen dat de productie omstandigheden eigenschappen van het kledingstuk waren die ze mocht verwachten.
In art. 6:193b lid 2 staan vier vereisten voor een oneerlijke handelspraktijk. Een handelspraktijk is oneerlijk c.q. onrechtmatig ‘indien een handelaar handelt: a. In strijd met de vereisten van professionele toewijding, en b. Het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen’ (artikel 6:193b lid 2). De consument kan een beroep doen op dit artikel of op de artikelen voor specifieke oneerlijke handelspraktijken. Degenen die voor dit onderzoek relevant zijn, zijn de misleidende handelspraktijken en de zwarte lijst. In deze twee artikelen wordt de gedragscode specifiek genoemd. De gedragscode wordt als volgt gedefinieerd: “regels die vaststellen hoe handelaren die zich aan de code binden, zich gedragen met 34
betrekking tot een of meer bepaalde handelspraktijken of bedrijfssectoren en die niet bij of krachtens wettelijke voorschriften zijn vastgesteld” (art. 6:193 a lid 1 sub i BW). De EU Ecolabels kunnen ook onder deze beschrijving vallen. Om een beroep te kunnen doen op de misleidende handelspraktijk moet de gedragscode kenbaar en concreet zijn. Ook moet de handelaar zich eraan hebben gebonden. Het kledingbedrijf heeft zichzelf niet expliciet gebonden aan de gedragscode, maar laat haar leveranciers de gedragscode tekenen. Het kledingbedrijf kan als ‘houder’, zoals gedefinieerd in art. 6:193a lid 1 sub j, worden gezien. In de literatuur wordt betoogd dat de houder niet verder aangesproken kan worden dan tot aanpassing van de gedragscodes. Voorts moet er voldaan zijn aan de vereisten uit artikel 6:193b. Onder andere moet aan het vereiste worden voldaan dat de ‘gemiddelde consument’ beperkt wordt in haar besluitvorming waardoor zij een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, die zij anders niet had genomen. Daarbij kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde consument ‘duurzaamheid’ niet betrekt in haar keuze bij de aankoop van kleding. De gemiddelde consument leest de gedragscode niet. Verder is de vraag relevant of de gemiddelde consument mededelingen over productie omstandigheden serieus mag nemen. Zoals eerder betoogd is het wellicht algemene kennis dat de productie omstandigheden erbarmelijk zijn in veel landen waar kleding geproduceerd wordt. Tot slot is de vraag gesteld of bij de beoordeling meespeelt dat de gemiddelde consument de inhoud van het EU Ecolabel niet kent. Aan de hand van jurisprudentie is beargumenteerd dat het niet uitmaakt als de consument de betekenis van een logo niet kent. Als maar duidelijk is dat het voor betere ecologische omstandigheden staat. Bij de zwarte lijst gelden de vereisten van 6:193c niet. Er hoeft dus ook niet te worden voldaan aan het vereiste van de ‘gemiddelde consument’. Bij een succesvol beroep op de zwarte lijst staat onrechtmatigheid vast zonder dat er wordt gekeken of de consument misleid is. Het kledingbedrijf moet beweren aan de gedragscode gebonden te zijn en beweren daarnaar te handelen. Aan het eerste criterium is niet voldaan, gezien niet het kledingbedrijf maar de leverancier aan de gedragscode gebonden is. Anderzijds communiceert het kledingbedrijf wel dat alle leveranciers de gedragscode hebben getekend. Kan je daarmee zeggen dat het kledingbedrijf ‘beweert naar de gedragscode te handelen’? Wellicht, maar gezien aan het eerste vereiste van gebondenheid niet is voldaan, zal de consument zich hier niet op kunnen beroepen. Zou de consument dan een beroep kunnen doen op het algemene artikel 6:193b BW? Als de eis van ‘de gemiddelde consument’ opgaat is het de vraag of de ‘professionele
35
toewijding’ is geschaad. Dit is afhankelijk van de moeite die het kledingbedrijf heeft gestopt in het controleren van de leveranciers. Indien een vordering wordt ingesteld ingevolge de artikelen van de oneerlijke handelspraktijken, dan rust de bewijslast ten aanzien van de materiele juistheid en volledigheid van de informatie op de handelaar (art. 6:193j lid 1 BW).
De consument zou zich ook kunnen beroepen op het leerstuk van dwaling (art. 6:288 BW). Er is sprake van dwaling als bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet gesloten zou zijn. Dit komt overeen met de eis bij de oneerlijke handelspraktijk. Anders dan bij de oneerlijke handelspraktijken moet de individuele consument zich beroepen op dit artikel en wordt er niet gekeken naar de gemiddelde consument. De dwaling kan worden veroorzaakt doordat het kledingbedrijf een verkeerde inlichting heeft gegeven of doordat ze wederzijds hebben gedwaald. Er is geen dwaling als het kledingbedrijf mocht aannemen dat de inlichting de besluitvorming niet zou beïnvloeden. Dit zal niet het geval zijn, in ieder geval 15% van de consumenten neemt productie omstandigheden mee in haar besluitvorming. Anderzijds moest het wel duidelijk zijn voor het bedrijf dat de omstandigheid waaromtrent de consument gedwaald heeft, essentieel voor de consument was. Gezien de kledingbedrijven MVO beleid voeren mede door het positieve effect op de merkwaarde, zijn de kledingbedrijven zich bewust van het effect dat het hanteren van een gedragscode of standaard op de consument heeft. Anderzijds is het niet ‘essentieel’ voor de meeste consumenten (slechts 15% van de consumenten koopt bewust ‘duurzame’ producten) maar toch moge het duidelijk zijn voor de kledingbedrijven dat voor sommige consumenten informatie over productie omstandigheden wel van groot belang is. Anders dan bij non-conformiteit en de oneerlijke handelspraktijken moet degene die zich op dwaling beroept moet stellen dat een juiste voorstelling van zaken ontbrak. Als dit betwist wordt moet hij dit bewijzen. Bij bedrog is er sprake van dwaling die door een opzettelijke handeling of mededeling van de verkoper is veroorzaakt. Bij een beroep op bedrog is van belang dat de bedrogene niet alleen aanvoert dat de handeling van de bedrieger hem heeft aangezet tot het sluiten van de overeenkomst, maar ook dat de ander hem met opzet misleidde. De bedrogene moet expliciet stellen en bewijzen dat de contracterende partij bewust een misleidende mededeling heeft gedaan.
36
Conclusie Aan de hand van de vergelijkende analyse kan worden bepaald of de leerstukken die onderzocht zijn een handvat kunnen bieden aan de consument om zijn aankoopbedrag terug te vorderen. Meer specifiek zal worden beantwoord welk leerstuk de minste obstakels oplevert om er een beroep op te doen. Zoals volgt uit de vergelijkende analyse liggen er voor een beroep op non-conformiteit en dwaling de minste hobbels op de weg. Voor non-conformiteit kan het criterium uit de literatuur, ‘concreet en serieus’, worden ingevuld door de criteria van de normatieve kracht van van Eyck. Daaruit blijkt dat normen in de gedragscodes en standaarden met grensbepalingen sterke normatieve kracht hebben. Hier kan de consument een redelijke verwachting aan ontlenen. Bij de non-conformiteit gaat het om de individuele consument en niet om de ‘gemiddelde consument’. De consument die een beroep doet op dit artikel is de consument die de gedragscode leest, het EU Ecolabel kent en haar aankoop hierop baseert. Deze consument kan dus een beroep doen op non-conformiteit. Het heeft een grote kans van slagen indien de rechter mee gaat met het criterium ‘concreet’ zoals Castermans meende, ingevuld door de criteria van de normatieve kracht. Met dit onderzoek wordt de normatieve kracht aangeprezen als kader om te kunnen beoordelen of de consument een redelijke verwachting mag hebben ten aanzien van normen in de gedragscodes en het EU Ecolabel, omdat het deze redelijke verwachting goed kan bepalen. De vier criteria zijn eenvoudig toe te passen en vormen een brede benadering tot wat de consument mag verwachten. Niet slechts de ‘concreetheid’ van de norm wordt bepaald maar ook de universaliteit van de norm en het belang van het bedrijf om de normen na te leven. Verder zijn deze criteria in meerdere onderzoeken gebruikt om te kunnen bepalen of men zich kan beroepen op gedragscodes. Verder is het goed om aan te halen dat art. 7:17 BW als doel heeft om de zwakkere consument bescherming te bieden. Dat bedrijven de bepaalde waardes communiceren in gedragscodes en dat deze waardes worden door doorkruist in het daadwerkelijke gedrag moet bestraft worden. De consument weet niet wat hij daadwerkelijk koopt en weet eigenlijk nooit of een product wel onder bepaalde voorwaarden is gecreëerd. Om het vertrouwen te herstellen, moet het gebruik van gedragscodes en standaarden die onwaarheden bevatten, op een manier gesanctioneerd worden. Dit artikel leent zich er bij uitstek voor om het aankoopbedrag terug te vorderen. Verder ligt de bewijslast bij het kledingbedrijf als de
37
consument zich binnen zes maanden op de non-conformiteit beroept, wat erg gunstig is voor de consument. Anders dan bij non-conformiteit is bij dwaling de bewijslast voor de consument. Door de ‘inlichting’ van het kledingbedrijf heeft de consument een overeenkomst gesloten die hij anders niet had gesloten. Een beroep op dwaling zou kunnen slagen, al zal de consument moeten bewijzen dat het bedrijf kon weten dat de consument beïnvloed zou worden door de gedragscode of het EU Ecolabel.. Het kledingbedrijf kon weten dat de gedragscode of het EU Ecolabel de consument zou beïnvloeden omdat, wat vaker als argument is aangevoerd in dit onderzoek, er meerdere drijfveren zijn bij bedrijven om morele aspecten in hun beleid mee te nemen. Naast principiële overwegingen is er ook een groot eigenbelang om MVO te promoten. Door MVO wordt de merkwaarde vergroot wat bevorderlijk is voor de winstoptimalisatie. Deze winstoptimalisatie is wellicht ook de reden dat het bedrijven anno 2015 nog steeds niet lukt om adequaat te controleren bij leveranciers. Hiervoor zullen grote inspanningen vanuit de bedrijven moeten komen wat waarschijnlijk ook grote investeringen met zich meebrengt. Door meer te controleren zal er wellicht een beerput worden opengetrokken waar bedrijven liever de ogen voor sluiten. Als dit bewezen kan worden, zou zelfs een beroep op bedrog kunnen slagen. Er moet dan sprake zijn van strikte opzet. Desalniettemin zal dit lastig worden. Een beroep op bedrog heeft dus weinig kans van slagen. Ook een beroep op de oneerlijke handelspraktijken zal waarschijnlijk niet slagen. Ook al wordt de gedragscode expliciet vernoemd in de Wet OHP, om het bedrijf erop aan te spreken en de overeenkomst te kunnen vernietigen, moet het zich expliciet hebben gebonden aan de gedragscode. H&M en Inditex binden zichzelf niet aan de gedragscode. Mocht in de toekomst de gemiddelde consument wel de gedragscode lezen en haar aankoop hierdoor laten beïnvloeden, dan zou een beroep op het algemene artikel van de oneerlijke handelspraktijken mogelijk zijn. Een andere hypothetische ontwikkeling zou zijn dat bedrijven niet hun leveranciers, maar zichzelf zouden binden aan de gedragscodes. Dit zou betekenen dat de bedrijven de mensenrechtenschendingen en milieu vervuiling onder controle hebben en zich durven te binden aan de gedragscodes en standaarden. Dan nemen de bedrijven echt de verantwoordelijkheid om hun negatieve effecten in lagelonenlanden te minimaliseren. Deze scenario’s zijn voorlopig geen realiteit. Tot die tijd kunnen de consumenten een beroep doen op non-conformiteit of dwaling en de rechter zal uitwijzen of de consument beschermd wordt tegen deze misleidende praktijken.
38
Bibliografie Literatuurlijst Algemene informatie OESO-richtlijnen [Online via http://www.oesorichtlijnen.nl/oesorichtlijnen/a/algemene-informatie-oeso-richtlijnen, geraadpleegd op 20-05-2015) Andre, A. Gebroken meisjes dromen, OneWorld, 2015/2 p. 54 [Online via http://issuu.com/ismagazine/docs/oneworld-2015-02/1?e=2006164/11658158 geraadpleegd op 14-05-2015] Bartlett, C. e.a. (in opdracht van WRAP), Textiles flow and market development opportunities in the UK, 2012 BIO Intelligence Service (in opdracht van de Europese Commissie), Policies to Encourage Sustainable Consumption, 2012 Brahn, O.K. & Reehuis, W.H.M., Zwaartepunten van het vermogensrecht, Kluwer 2007 (8e druk) Butler, E., Rana Plaza Two Years On, BBC 23-04-2015 [Radio fragment: http://www.bbc.co.uk/programmes/p02p8b4l geraadpleegd op 14-05-2015] Castermans, A.G., De burger in het burgerlijk recht. Of de eigenschappen van perensap, Boom Juridische Uitgevers 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek [online via http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/internationale-handel/publicaties/belangrijkste-handelspartnersnederland/archief/2013/2013-india-2012-art.htm, geraadpleegd op 10-05-2015) Chamberlain G., India’s clothing workers: ‘They slap usand call us dogs and donkeys’, The Guardian 25-11-2012 [Online via http://www.theguardian.com/world/2012/nov/25/indiaclothing-workers-slave-wages, geraadpleegd op 14-05-2015] Code of conduct and Responsible Practices Inditex [Online via http://www.inditex.com/documents/10279/88161/codigo+de+conducta+ingl%C3%A9s.pdf/fe 506bd4-fcf8-4979-82fe-0643a65d559b, geraadpleegd op 17-05-2015] Code of Conduct H&M [Online via http://about.hm.com/en/About/sustainability.html, geraadpleegd op 14-05-2015] Code of Conduct Inditex [Online via http://www.inditex.com/sustainability, geraadpleegd op 14-05-2015] Code of Conduct Nike [Online via http://www.nikeresponsibility.com/report/content/chapter/our-sustainability-strategy, geraadpleegd op 14-05-2015] Dahm, P. & Lankhorst, G.H., Lexplicatie, Bronnen en citaten bij: burgerlijk wetboek boek 7, artikel 17 (beantwoorden aan de overeenkomst),Kluwer 2015 [Online via Kluwer Navigator] Dam, C. van, Onderneming en mensenrechten, Boom Juridische Uitgevers 2008 39
Dam, L, Corporate social responsibility and financial markets, PrintPartners Ipskamp B.V. 2008 Department for Environment Food and Rural Affairs (DEFRA), Sustainable clothing roadmap, 2011 Dudley, R. e.a., The Hidden Cost of Fast Fashion: Worker Safety, Bloomberg 07-02-2013 [Online via http://www.bloomberg.com/bw/articles/2013-02-07/the-hidden-cost-of-fastfashion-worker-safety, geraadpleegd op 14-05-2015] Ecolabel Index [Online via http://www.ecolabelindex.com/ecolabels/?st=category,textilesa, geraadpleegd op 20-05-2015] European Parliamentary Research Service, Fair trade and consumers in the European Union, 2014 [Online via http://www.europarl.europa.eu/RegData/bibliotheque/briefing/2014/140784/LDM_BRI(2014) 140784_REV1_EN.pdf, geraadpleegd op 20-05-2015] Europese Commissie, ‘Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen’, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s, COM (2011) 681. Europese Commissie, Action Plan for sustainable consumption and production (SCP) and sustainable industrial policy (SIP), 2008 [Online via http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2008:0397:FIN:EN:PDF] Europese Commissie, besluit tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan textielproducten (EU Ecolabels), 2014/350/EU [Online via http://eurlex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32014D0350&from=EN, geraadpleegd op 27-05-2015] Eyck, S.K van, The OECD declaration and decisions concerning multinational enterprises, Ars Aequi Libri 1995 Fletcher, K., Sustainable Fashion & Textiles: Design Journeys, Earthscan 2008 Fombrun, C.J., Reputatie als strategisch activum, Communicatie 2001, p. 36-39 Geerts, P. & Vollebregt E., Oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame en vergelijkende reclame, Kluwer 2009 Greenpeace International, Toxic Threads: Putting Pollution on Parade, 2012 Hondius, E.H. & Rijken, G.J., Handboek Consumentenrecht, Uitgeverij Parijs 2011 (3e druk) Hijma, J., Groene Serie Vermogensrecht, Kluwer 2015 [Online via Legal Intelligence]
40
ILO Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work [Online via www.ilo.org/declaration, geraadpleegd op 20-05-2015] ILO Conventie 138 [Online via http://www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO::P12100_INSTRUM ENT_ID:312283, geraadpleegd op 30-05-2015] ILO Conventie 152 [Online via http://www.ilo.org/public/english/standards/relm/ilc/ilc87/com-chic.htm, geraadpleegd op 3005-2015] International Organization for Standardization [Online via http://www.iso.org/iso/home/standards/iso26000.htm geraadpleegd op 20-05-2015] ISO 26000/2010 Guidance on Social Responsibility [Online via https://docs.google.com/file/d/0BwU82A_-zhEFVThoRWtyLTJrOWM/edit?pli=1 geraadpleegd op 20-05-2015] Joy, A. e.a., Fast Fashion, Sustainability, and the Ethical Appeal of Luxury Brands, Fashion Theory 2012/3, p. 273-296 Kabel, J.J.C., Rechter en publieksopvattingen: feit. Fictie of ervaring? Over de beoordeling door de rechter van commerciële communicatie, Universiteit van Amsterdam 2005 Kaye, L., Clothing to Dye for: the textile sector must confront water risks, The Guardian 1208-2013 [online via http://www.theguardian.com/sustainable-business/dyeing-textile-sectorwater-risks-adidas geraadpleegd op 14-05-2015] Kazmin A. & Mallet V., Bangladesh garment workers face intimidation and abuse, Financial Times 22-04-2015 [Online via http://www.ft.com/cms/s/0/8746c75e-e8c4-11e4-87fe00144feab7de.html#axzz3ZdFAQMzb, geraadpleegd op 14-05-2015] Kemp, P.C.M., De Omvang van de stelplicht en de bewijslast bij een beroep op de wilsgebreken, Tijdschrift overeenkomst in de rechtspraktijk, 2011/01 [Online via http://www.banning.nl/docs/publicaties/vastgoed/20120222_BIJLAGE_De_omvang_van_de_ stelplicht_en_bewijslast_bij_een_beroep_op_de_wilsgebreken_%282%29.pdf, geraadpleegd op 29-05-2015] Keuken, T. van den, Slag om de klerewereld, NPO 02-01-2015 [Online via http://www.npo.nl/de-slag-om-de-klerewereld/02-01-2015/VPWON_1231623, geraadpleegd op 14-05-2015] Lambooy, T.E., Maatschappelijk verwantwoord ondernemen en compliance, O&F 12/2004, p. 9-19 Matrix Insight (in opdracht van de Europese Commissie), Study for the need and options for the harmonisation and labelling of textile and clothing products, 2013
41
Milieu Reclame Code [Online via https://www.reclamecode.nl/nrc/pagina.asp?paginaID=271%20&deel=2, geraadpleegd op 2005-2015] Nederlandse Reclame Code [Online via https://www.reclamecode.nl/nrc/pagina.asp?paginaID=0&deel=2, geraadpleegd op 20-052015] Nispen, C.J.J.C. van, Groene Serie Onrechtmatige daad, 3 Gedragscode (sub a) bij: Burgerlijk Wetboek Boek 6, Artikel 193g [Onder alle omstandigheden misleidende handelspraktijken], Kluwer 2015 [Online via Kluwer Navigator] Nispen, C.J.J.C. van, Groene Serie Onrechtmatige daad, 9 Marketing van producten; misleidende reclame (lid 2 sub a) bij: Burgerlijk Wetboek Boek 6, Artikel 193c [Misleidende handelspraktijk], Kluwer 2015 [Online via Kluwer Navigator] Oldenziel, J. (in opdracht van Stichting Onderzoek Multunationale Ondernemingen), Gedragscodes op het gebied van duurzaamheid: een poging tot ordening, 2003 Parguel, B. e.a., How sustainability ratings might deter ‘greenwashing’: a closer look at ethical corporate communication, Journal of Business Ethics 22-06-2011 [Online via http://link.springer.com/article/10.1007%2Fs10551-011-0901-2#page-2 geraadpleegd op 2005-2015] Raad van de Europese Unie, Renewed EU Sustainable Development Strategy, 10917/06 Ravasio, P., How can we stop water from becoming a fashion victim?, The Guardian 07-032012 [Online via http://www.theguardian.com/sustainable-business/water-scarcity-fashionindustry, geraadpleegd op 14-05-2015] Redactie Economie, Bangladesh staat textielwerkers oprichting eigen vakbonden toe, Trouw 14-05-2013 [online via http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/3440752/2013/05/14/Bangladesh-staattextielwerkers-oprichting-eigen-vakbonden-toe.dhtml geraadpleegd op 14-05-2015) Rijlaarsdam, B, Het eindeloze uitbreiden van H&M, NRC Q 29-04-2014 [Online via http://www.nrcq.nl/2014/04/29/hm-breidt-eindeloos-uit, geraadpleegd op 14-05-2015] Rossem, M.M. van, Groene Serie Bijzondere overeenkomsten, 1 Beantwoorden aan de overeenkomst (lid 1) bij: BW Boek 7, art. 1, Kluwer 2015 [Online via Kluwer Navigator] Rowlatt, J., Bangladeshi garment workers still facing intimidation, BBC 22-05-2015 [Online via http://www.bbc.com/news/world-asia-32419405, geraadpleegd op 14-05-2015] Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, From moral responsibility to legal liability, 2015 [Online via file:///Users/Eugenie/Downloads/From%20moral%20responsibility%20to%20legal%20liabili ty%20(1).pdf, geraadpleegd op 21-07-2015] Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, Flawed Fabrics, 2014 42
Stichting Reclame Code [Online via https://www.reclamecode.nl/consument/default.asp?paginaID=141&hID=102, geraadpleegd op 20-05-2015] Sustainability pagina H&M [Online via http://about.hm.com/en/About/sustainability/resources/videos/our-code-of-conduct.html, geraadpleegd op 27-05-2015] Tjon Soei Len, L.K.L, The effect of contracts beyond frontiers: a capabilities perspective on externalities and contract law in Europe, Universiteit van Amsterdam 2013 UN Report of the World Commssion on Environment and Development, Our Common Future, Chapter 2: Towards Sustainable Development [Online via http://www.undocuments.net/ocf-02.htm#I] Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, A/RES/217, 10 december 1948 Van Tulder & Kolk, Setting new global rules? TNC’s and codes of conduct, 2005 [Online via http://dare.uva.nl/document/2/34181, geraadpleegd op 29-07-2015] Verkade, D.W.F., Monografieën BW: oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten, Kluwer 2009 Vogelnant, O, U heeft niet gewonnen!, in: afscheidsbundel J.A.J. Peeters, Recht voor Gewone Mensen, Iusius 2013 [Online via http://www.ie-forum.nl/backoffice/uploads/file/IEForum%20O_M_B_J_%20Volgenant,%20'U%20heeft%20niet%20gewonnen!',%20in%20M _%20Balk,%20G_C_%20Boot,%20R_A_%20Dudok%20van%20Heel%20(red_),%20Recht %20voor%20gewone%20mensen%20(afscheidsbundel%20mr_%20J_A_J_%20Peeters),%20 Amsterdam%202013_.pdf, geraadpleegd op 20-05-2015] Vollebregt, E.R., De wet oneerlijke handelspraktijken en gedragscodes, Consumentenrecht en handelspraktijken 2010/6 Vytopil, L, Contractual Control and Labour-Related CSR Norms in the Supply Chain: Dutch Best Practices, Utrecht Law Review 27-01-2012 Vytopil, L, Contractual Control in the Supply Chain, Eleven 2015 Water, M. van de, Inspectie: ernstige schending arbeidsrechten bij Zara, Volkskracht 09-052015 [Online via http://www.volkskrant.nl/buitenland/inspectie-ernstige-schendingarbeidsrechten-bij-zara~a4011459/, geraadpleegd op 27-05-2015] Website Veiligheidsakkoord Bangladesh [Online via http://bangladeshaccord.org/signatories/, geraadpleegd op 14-05-2015] Wilhelmsson, T.K.J., Varieties of Welfareism in European Contract Law, European Law, Journal 2004/10/6, p. 712-733
43
Zwalve-Erades, H,J, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in Nederland: hoe vrijwillig/verplicht is dat?, Tijdschrift voor omgevingsrecht 2015/1 Jurisprudentielijst
HR 15-11-1957, ECLI:NL:HR:1957:AG2023 (Baris/Riezenkamp) HR 21-01-1966,ECLI:NL:HR:1966:AC4621 (Booy/Wisman) HR 15-11-1985 ECLI:NL:HR:1985:AC4399 (Stavenuiter/Ranton) HR 08-10-1991 ECLI:NL:HR:1991:ZC8850 HR 17-01-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2250 HR 10-04-1998 ECLI:NL:HR:1998:ZC2629 (Offringa/Vinck) HR 19-01-2001 ECLI:NL:HR:2001:AA9559 (Clemens/Schuring) HR 23-04-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL4084 HR 25-03-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8991 Hof Leeuwarden 20-07-1983, ECLI:NL:GHLEE:1983:AC8066 Hof Amsterdam 03-06-2004, ECLI:NL:GHAMS:2004:AR2073 HvJEU 16-07-1998, C-210/96 (Gut Spingenheide) HvJEU 13-01-2000, C-220/98 (Estee Lauder v. Lancaster) HvJEU 19-09-2013, C-435/11 (CHS Tour Services/Team4Travel)
Lijst met afkortingen
ILO
International Labour Organization
ISO
International Standardization Organisation
MVO
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
SOMO
Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen
Wet OHP
Wet Oneerlijke Handelspraktijken
44