1. Inkomende documenten - 1010
Ministerie van OndeiWijs, Cultuur en Wetenschap > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
RMC-regio 26 Zuid-Holland-Noord t.a.v. Dhr. F. de Lorme van Rossem Schuttersveld 9 2316 XG Leiden
Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl
Contactpersoon Projectdirectie VSV T +31-70-412 3108 Onze referentie 486471
Datum Betreft
14 februari 2013 Aanpak voortijdig schoolverlaten - uitvalcijfers 2011-2012
Bijlagen 1. Tweede Kamer briefAanpak Voortijdig schoolverlaten 2. Bijlage VSV-brief 2013
Geachte heer de Lorme van Rossem, Medio februari 2013 hebben de bewindslieden van het ministerie van OCW, minister Jet Bussemaker en de staatssecretaris Sander Dekker, de Tweede Kamer geïnformeerd over de verdergaande daling van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters naar 36.250 in het schooljaar 2011-2012. Zij geven aan dat door toewijding en gezamenlijke inspanningen van alle partijen dit resultaat is bereikt. Tevens benadrukken zij de brede integrale aanpak die nodig is om het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te brengen naar maximaal 25.000 in 2016. Bijgaand treft u een afschrift van de brief aan de Tweede Kamer inclusief de bijlage met uitvalcijfers. De informatie uit de bijlage kunt u gebruiken als hulpmiddel in de aanpak om schooluitval in uw RMC-regio, gemeente of onderwijsinstelling verder terug te dringen. Naast deze publicatie is voor iedere RMC-regio en mbo-instelling afzonderlijk een factsheet beschikbaar. Deze kunt u downloaden op www.aanvalopschooluitval.nl bij 'RMC-regio' en 'MBO'. Op www.vsvverkenner.nl vindt u nog meer uitvalcijfers. De uitdaging voor de komende jaren is vasthouden en doorgaan. Alleen als alle betrokkenen zich voortdurend blijven inspannen, is de doelstelling haalbaar. Ik reken op uw bijdrage. Indien u naar aanleiding van deze brief nog vragen heeft, verzoek ik u contact op te nemen met de VSV-accountmanager voor uw regio.
Met vriendelijke groet, de directeur Projectdirectie Voortijdig Schoolverlaten,
Fred Voncken
Pagina 1 van 1
Scan nummer 1 van 1 -Scan a ina 1 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www. rijksoverheid.nl
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Onze referentie 485099 Bijlage Bijlage VSV-brief (cijferbijlage)
Datum Betreft
12 februari 2013 Aanpak voortijdig schoolverlaten
1. Inleiding We zijn goed op weg in de strijd tegen schooluitvaL Het aantal jongeren dat de school verlaat zonder startkwalificatie is in tien jaar gehalveerd: van 5,5% in 2002 naar 2,7% in 2012. Door toewijding en gezamenlijke inspanningen van alle partijen is dit resultaat bereikt. Ons streven is dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie 1 behalen. We zetten daarom in op een verdere verlaging van de schooluitval: in 2016 2 maximaal 25.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters. Deze doelstelling is eerder geformuleerd door het kabinet Rutte I. De uitdaging voor de komende jaren is vasthouden en doorgaan. Succes van jaar op jaar is niet vanzelfsprekend. Maar als alle 39 RMC 3 -regio's, 69 instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en alle scholen in het voortgezet onderwijs (vo) zich blijven inspannen en de dalende trend in dit tempo doorzet, is de doelstelling haalbaar. Investeren in startkwalificaties loont zowel in economisch als in maatschappelijk opzicht. 4 Dit geldt voor de jongeren zelf en voor de samenleving als geheel. Mét een startkwalificatie staan jongeren sterker op de arbeidsmarkt. De werkloosheid ligt twee keer lager dan bij jongeren zonder startkwalificatie. De dalende schooluitval draagt bij aan het bestrijden van de de jeugdwerkloosheid. Meer startkwalificaties betekent minder criminaliteit. Voortijdig schoolverlaters zijn vijf keer vaker verdacht van een misdrijf. 5 Meer startkwalificaties betekent ook lagere kosten in de zorg. Mensen met alleen basisschool of vmbo hebben hogere zorgkosten. 6
1
Een startkwalificatie is een havo- of vwo-diploma of minimaal mbo 2 diploma. Gemeten over schooljaar 2014-2015 3 Regionale Meld- en Coördinatiefunctie 4 Levin, The Payoff to lnvesting in Educational Justice, Educational Researcher 2009; 38 Ecorys, Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Voortijdig schoolverlaten, april 2009 5 Bijlage VSV-brief 2013 5 CPB, De prijs van gelijke zorg, achtergronddocument bij CPB Policy Brief 2013/01 2
1
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
Deze brief gaat over de voortgang in de aanpak voortijdig schoolverlaten. We geven een kort historisch overzicht, informeren u over het huidige resultaat en schetsen de aanpak voor de komende jaren.
2. Achtergrond De uitval is in 2012 gedaald naar 36.250 nieuwe voortijdig schoolverlaters. Dit resultaat is bereikt dankzij een koersvaste aanpak. In 2002 waren er nog 71.000 voortijdig schoolverlaters op basis van de RMC-rapportage. In tien jaar tijd is de uitval gehalveerd.
2.1 Schooluitval gehalveerd sinds 2002, een historisch overzicht In 2000 bleek dat veel gemeenten niet in staat waren een overzicht te geven van hun voortijdig schoolverlaters. Daarom werd ingezet op het onderwijsnummer voor een sluitende registratie. 2005-2006 is het eerste schooljaar waarin de cijfers over de uitval zijn gebaseerd op het Basisregister Onderwijs (bron). In Nederland is in 2003 de nationale doelstelling geformuleerd om het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters tot de helft terug te brengen van 71.000 in 2002 tot 35.000 in 2012. Deze nationale doelstelling is de 'vertaling' van de Lissabondoelstelling. In 2006 heeft het kabinet Balkenende III de brief 'Aanval op de uitval' naar de Tweede Kamer gestuurd met voorstellen voor invoering van de kwalificatieplicht en versterking van de zorgstructuur. 7 De focus van de aanpak lag en ligt nog steeds op preventie. Hoe eerder wordt ingegrepen, hoe beter en goedkoper. Met andere woorden, in de leerloopbaan van vooren vroegschoolse educatie, basisonderwijs, voortgezet onderwijs tot aan het mbo moeten problemen bij de bron worden aangepakt. In 2007 was het terugdringen van de schooluitval één van de tien topprioriteiten van het kabinet Balkenende IV. In alle 39 RMC-regio's zijn meerjarige resultaatafspraken tussen vo-scholen, mbo-instellingen, gemeenten en Rijk vastgelegd in een convenant. Door ondertekening van een convenant verbinden deze partijen zich aan het verder tegengaan van schooluitvaL Deze prestatiegerichte afspraken, gecombineerd met transparant cijfermateriaal over de uitval, hebben geleid tot concreet resultaat. 8 Begin 2009 beval de WRR aan 'plusvoorzieningen' te starten voor overbelaste jongeren. 9 Dit zijn jongeren die door een opeenstapeling van problemen niet meer toekomen aan het volgen van onderwijs. Het kabinet Rutte I heeft de 'plusvoorzieningen' structureel ingevoerd en geïntegreerd in het beleid. Scholen, gemeenten en zorginstanties slaan de handen ineen en bieden deze jongeren hulp en ondersteuning op weg naar een startkwalificatie. In 2010 scherpte het kabinet Rutte I de doelstelling aan tot maximaal 25.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2016. In 2012 zijn opnieuw in alle RMCregio's meerjarige convenanten afgesloten. Regio's en scholen in vo en mbo krijgen (prestatie)subsidie op basis van het convenant. Hiermee treffen ze maatregelen geënt op de regionale of lokale uitvalproblematiek. Ze kunnen
7
Tweede Kamer, 2005-2006, 26 695, nr. 32 TIER en TU-Delft, Voortijdig schoolverlaten, beleidsevaluatie 2010, Deell Verkenningen. 9 WRR-rapport, Vertrouwen in de school, over de uitval van 'overbelaste jongeren', 2009
8
2
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
kiezen uit een breed scala van maatregelen. Jaarlijks is in totaal 114 miljoen euro beschikbaar voor het bestrijden van de uitval.
2.2 Geen 'silver bullet', alleen een integrale aanpak werkt Voortijdig schoolverlaten kent zelden één oorzaak. De ene jongere stopt met school omdat het niet lukt een leerwerkplek te vinden. De ander zou wel willen doorleren, maar is genoodzaakt te stoppen vanwege de zorg voor haar baby. De volgende valt uit omdat de opleiding tegenvalt en andere verwachtingen had van het werk waar hij voor wordt opgeleid. Weer een ander kampt met verslaving, schulden en een strafblad. De diversiteit en combinatie van redenen voor uitval, waarbij schoolgerelateerde en persoonlijke redenen zijn te onderscheiden, betekent dat er geen 'silver bullet' is in de strijd tegen voortijdig schoolverlaten. Alleen een integrale aanpak werkt. Bovendien hebben niet alle jongeren de cognitieve en/of sociale capaciteiten om een startkwalificatie te halen. Ook deze jongeren mogen we niet uit het oog verliezen. De opdracht voor de komende jaren is ambitieus. Hoe dichter we bij de doelstelling komen, hoe complexer de opgave. We zitten tegen de 'harde kern' aan. Dit wordt zichtbaar in de regionale aanpak, die meer en meer wordt toegespitst op de lokale problematiek. In Amsterdam is een speciaal team van verschillende disciplines 10 actief op de zogeheten Top-600: een lijst van de zeshonderd meest gewelddadige criminele jongeren uit Amsterdam. In Rotterdam-Zuid, waar de uitval en de jeugdwerkloosheid aanzienlijk hoger ligt dan gemiddeld, werken onderwijs, gemeente en plaatselijk bedrijfsleven goed samen. Mbo-instellingen stemmen hun opleidingenaanbod af op de vraag van de lokale werkgevers. Het bedrijfsleven stelt hier carrièrestart-garanties in haven, techniek en zorg tegenover.
3. Het resultaat over het schooljaar 2011-2012 Het aantal jongeren dat de school verlaat zonder startkwalificatie is voor het tiende opeenvolgende jaar afgenomen. In 2011-2012 is het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters gedaald naar 36.250 op landelijk niveauY Dit zijn voorlopige cijfers. Elk najaar wordt het aantal definitief vastgesteld. Een bijstelling van enkele honderden nieuwe voortijdig schoolverlaters is gebruikelijk. In de bijlage bij deze brief zijn de resultaten over 2011-2012 uitgebreid weergegeven. Tabel 1 Ontwikkeling voortijdig schoo verlaten 2002-2012 Bron: DUO
#nieuwe vsv'ers %
vsv
2002
05-06 (peiljaar)
06-07
07-08
08-09
09-10
10-11
11-12
14-15
71.000
52.700
50.900
46.800
41.800
39.900
39.100*
36.250
25.000
5,5%
4,0%
3,9%
3,6%
3,2%
3,0
3,0
2,7
*Het voorlopige cijfers was 38.600, Tweede Kamer, 2011-2012, 26 695, nr. 84
10
Bureau Leerplicht Plus, Openbaar ministerie, Bureau jeugdzorg, Politie en GGD Een jongere is een nieuwe voortijdig schoolverlater als hij op 1oktobervan een schooljaar stond ingeschreven aan een onderwijstelling en op die datum ouder dan 11 maar nog geen 22 jaar was en vervolgens op 1oktobervan het daarop volgende jaar niet meer bij een instelling staat ingeschreven en geen startkwalificatie heeft.
11
3
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
De daling van de uitval is zowel in het vo als in het mbo doorgezet: bijna 6% daling ten opzichte van vorig jaar in beide sectoren. Eerder kwam de daling vooral op het conto van het vo.
3.1 Inspanningen van het voortgezet onderwijs blijven noodzakelijk Het uitvalpercentage in het vo is gezakt onder de 1%. Dit lage uitvalpercentage wekt de indruk dat de rol van het vo in het verder terugdringen van de uitval in de toekomst beperkt is. Echter, uit onderzoeken blijkt dat de privé- en leerproblemen waardoor een deel van de mbo'ers uitvalt, vaak al zichtbaar zijn in het vo. 12 Inspanningen van het vo blijven noodzakelijk. In de doorstroom van vmbo naar vervolgonderwijs is nog winst te behalen. Het zogeheten zomerlek, de uitval in de doorstroom van vmbo naar vervolgonderwijs, is in tegenstelling tot voorgaande jaren, niet kleiner geworden. Nog 2. 700 jongeren starten na hun vmbo-diploma niet direct met een vervolgopleiding.
3.2 Daling in het middelbaar beroepsonderwijs In het mbo is het uitvalpercentage voor het eerst gezakt onder de 7%. Bijna de helft van de mbo-instellingen heeft een reductie van 25% of meer sinds het peiljaar. De samenstelling van deze groep is divers. Het zijn zowel roc's, aoc's als vakinstellingen, zowel grote als kleine. Vier instellingen hebben een reductie gerealiseerd van 40% of meer ten opzichte van het peiljaar 13 en daarmee de oorspronkelijke doelstelling gehaald. Een aantal grotere mbo-instellingen met een relatief laag uitvalpercentage in het peiljaar, is erin geslaagd de uitval verder te verminderen tot ver onder het gemiddelde. Dit zijn ROC van Twente, ROC Gilde Opleidingen, ROC Friese Poort, ROC Deltion College en ROC Alfa-college. 14 We noemen deze instellingen vanwege hun goede resultaten en om te laten zien dat de rek in het mbo er nog niet uit is. ROC Flevoland heeft afgelopen jaar een inhaalslag gemaakt. In één jaar tijd is het uitvalpercentage gezakt van 11,8% naar 8,1%. Bij enkele instellingen is in 2011-2012 een stijging van het uitvalpercentage te zien, o.a. bij ROC Horizon, ROC A12, ROC Graafschap, ROC Nijmegen en voormalig ROC Amarantis. Dit maakt dat blijvende aandacht noodzakelijk is. Ook de resultaten van de mbo'ers die net starten blijven achter. Nog steeds vindt de meeste schooluitval plaats in de eerste twee verblijfsjaren op het mbo.
3.3 Uitval naar etniciteit De daling van de uitval is groter onder jongeren van allochtone afkomstl 5 dan onder autochtonen. Onder jongeren met een Antilliaanse, Arubaanse, Marokkaanse of Surinaamse achtergrond is de uitval het meest teruggedrongen.
12
'ze moeten ergens wel de wil hebben, wat voorafgaat aan de uitval in het MBO', 0&5, 2011,'Gestruikeld voor de start', SCP, 2008. 13
ROC Drenthe College, Nordwin College, Clusius College en AOC Oost. ROC van Twente (van 8,4% vsv 2005-2006 naar 5,9% vsv 2011-2012), ROC Gilde Opleidingen (van 8,1% vsv 20052006 naar 5,7% 2011-2012), ROC Friese Poort (van 7,4% vsv 2005-2006 naar 5,4% vsv 2011-2012), ROC Deltion College (van 8,1% vsv 2005-2006 naar 6,2% vsv 2011-2012) en ROC Alfa-college (van 7,1%2005-2006 naar 5,8% 2011-2012). 15 Onder allochtone afkomst wordt verstaan: persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Autochtone afkomst: persoon van wie beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar de jongere zelf is geboren. 14
4
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
Vorig jaar meldden we dat de daling onder Marokkaanse jongeren stagneerde. In 21 gemeenten met een hoog percentage Marokkaanse inwoners was de uitval gemiddeld zelfs opgelopen. 16 Wij constateren nu dat landelijk de uitval onder Marokkaanse jongeren is gedaald van 5,6% naar 4,9%. Ook in de genoemde 21 gemeenten is de uitval gedaald: van 6,2% naar 5,6%. In de beantwoording van de vragen van de leden Jadnanansing en Yücel over het bericht 'Meer Marokkaanse drop-outs' is hier verder op in gegaan.
3.4 Uitval in technisch onderwijs Het kabinet Rutte 11 heeft specifiek aandacht voor de schooluitval in het technische onderwijs. Sinds het peiljaar is de uitval in het technische onderwijs in het mbo al fors teruggedrongen: van 8,7% in 2005-2006 naar 6,1% in 20112012. Hiermee ligt de uitval in het technische onderwijs een stuk lager dan de gemiddelde uitval in het mbo (6,9% in 2011-2012). Naast het laag houden van de uitval is het voor Nederland van belang dat meer jongeren een technische opleiding gaan volgen. 3.5 Regio's en gemeenten laten een wisselend beeld zien De drie grootste RMC-regio's - Agglomeratie Amsterdam, Rijnmond en Haaglanden/Westland - kennen ook in 2011-2012 de hoogste uitvalpercentages. 17 Ten opzichte van vorig jaar is de uitval in deze regio's echter aanzienlijk teruggebracht, in de regio Rijnmond met meer dan 10%. Sinds het peiljaar hebben alle drie de uitval met 27% of meer gereduceerd. De Agglomeratie Amsterdam en de gemeente Amsterdam verminderden de uitval met respectievelijk 36,0% en 39,2%. Enkele regio's met zeer lage uitval zijn erin geslaagd dit nog verder naar beneden te brengen. Zuid-West Friesland heeft met 2,0% het laagste uitvalpercentage. Van oudsher ligt in gebieden met sociaal-economische achterstand, de zogeheten armoedeprobleemcumulatie (apc)-gebieden, de uitval hoog. Juist in deze gebieden is de uitval gedaald met 10%. Enkele regio's laten ten opzichte van vorig jaar een stijging zien: Zeeuwsch-VIaanderen, Zuid-Holland-Zuid, Stedendriehoek, Noord-Kennemerland en Eem en Vallei.
3.6 Europa: Nederland doet het goed In Europees verband is afgesproken het aandeel jongeren, die geen onderwijs volgen èn geen startkwalificatie hebben, te halveren in de periode van 2000 tot 2020. Dit is één van de 'Lissabon-doelstellingen'. De Europese indicator is een jaarlijkse graadmeter die laat zien hoe de Nederlandse aanpak van het voortijdig schoolverlaten zich in Europees verband verhoudt. De EU-indicator betreft oude én nieuwe voortijdig schoolverlaters tussen de 18 en 25 jaar. Gemeten naar de Europese definitie heeft Nederland het aandeel voortijdig schoolverlaters teruggedrongen van 15,4% in 2000 naar 9,1% in 2011. 18 Het gemiddelde in de EU daalde van 14,1% naar 13,5%. Nederland heeft als een van de weinige landen de Europese doelstelling gehaald. Hij heeft zichzelf een zwaardere doelstelling opgelegd, maximaal 8% uitval in 2020 gemeten naar de Europese definitie.
16
17 18
Van 5,8% naar 6,2%, Rapport Marokkaanse Nederlanders 2012, Risbo. Agglomeratie Amsterdam 3,9% vsv, Rijnmond 4,2% vsv en Haaglanden/Westland 4,0% vsv. Eurostat, 2020-doelstellingen, 2012
5
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
4. Naar maximaal 25.000 voortijdig schoolverlaters in 2016 Het huidige resultaat is bereikt door toewijding en gezamenlijke inspanningen van alle partijen. Ook diverse maatregelen hebben hieraan bijgedragen: prestatieafspraken vastgelegd in regionale convenanten, invoering van de kwalificatieplicht en plusvoorzieningen, betere registratie van schoolverzuim, betere studiekeuze- en loopbaanbegeleiding en transparantie in de cijfers. Volgens het SCP heeft deze beleidsinzet effect. 19 Daarom gaan we door op de ingeslagen weg. De uitdaging is nu: vasthouden en doorgaan. Aanvullend treffen we een aantal maatregelen. Deze lichten we hier toe.
4.1 Nieuwe convenanten met procentuele normen In de 39 RMC-regio's zijn in het voorjaar 2012 opnieuw meerjarige prestatiegerichte convenanten afgesloten. Gezamenlijk met gemeenten en scholen in vo en mbo zetten we komende jaren de aanpak met kracht door. We ondersteunen hen met prestatiesubsidie voor individuele instellingen en programmasubsidie voor een gezamenlijke regionale aanpak. Vanaf 2012-2013 geldt een vernieuwde meetsystematiek. Waar voorheen de reductie in aantallen voortijdig schoolverlaters bepalend was, worden nu procentuele normen gehanteerd. 20 Dit doet recht aan scholen die krimpen of juist groeien. Procentuele normen belonen bovendien ook scholen die in de afgelopen jaren hun uitval hebben teruggedrongen en dit lage niveau weten vast te houden. Om rekening te houden met verschillen tussen sectoren en opleidingsniveaus gelden verschillende normen voor het vo en het mbo. De uitval in het mbo, 6,9% in 2012, moet worden teruggebracht naar 5% in 2015. Voor het mbo zijn voor de niveaus 1 (wordt 'entreeopleiding') 2 en 3/4 verschillende streefnormen voor het huidige en de komende schooljaren opgenomen. Deze zijn in de tabel hieronder weergegeven. De normen werken toe naar de einddoelstelling in 2016. Als op een school de uitval zakt op of onder ten minste één streefnorm ontvangt de instelling prestatiesubsidie. In de Cijferbijlage zijn per mbo-instelling de uitvalpercentages uitgesplitst naar niveaus en afgezet tegen de streefnormen die vanaf schooljaar 2012-2013 gelden. Dit maakt inzichtelijk of een instelling op koers ligt. Deze normen zijn vanaf 2012 ook opgenomen in het Toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs.
mbo 2012-2013 2013-2014 2014-2015
Niveau 1 (wordt entreeopleiding) 32,5% 27,5% 22,5%
Niveau 2
Niveau 3/4
13,5% 11,5% 10%
4,25% 3,5% 2,75%
Enkele regio's hebben bij de ondertekening van het convenant aandacht gevraagd voor een aantal beleidsontwikkelingen: bezuinigingen op jeugdzorg, wijzigingen in de sociale zekerheid, invoering passend onderwijs, invoering entreeopleiding en hogere eisen taal en rekenen. Het effect van deze maatregelen op de uitval wordt in een monitorings- en evaluatieonderzoek van de aanpak onderzocht.
19 20
SCP 2012, Waar voor ons belastinggeld?, 3.4.2 Doeltreffendheid Voortijdig schoolverlaten aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters ten opzichte van het aantal studenten in de leeftijd van 12 tot 23 jaar
6
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
4.2 Verbeteren verzuimbeleid: 100% op orde brengen Spijbelen is dé voorbode van uitval. Effectief bestrijden van schooluitval kan alleen als alle scholen hun verzuimbeleid op orde hebben. Onder verzuimbeleid wordt verstaan het registreren van ongeoorloofde afwezigheid en het verplicht melden daarvan. Het verzuimbeleid is een van de speerpunten in het toezicht op scholen. Onderzoek van de Inspectie laat zien dat tweederde van de mboinstellingen het verzuimbeleid op orde heeft. Jaarlijks rapporteert de Inspectie in het Onderwijsverslag over de stand van zaken op dit terrein. Sinds 1 januari 2012 heeft de Inspectie de bevoegdheid om scholen een sanctie op te leggen wanneer het verzuimbeleid in gebreke blijft. Inmiddels is met zeven grote gemeenten of bestuurlijke samenwerkingsverbanden afgesproken dat zij onderzoek uitvoeren voor de Inspectie naar naleving van de Leerplichtwet 1969 op scholen in hun gemeente. Bij niet naleving van de bepalingen omtrent het melden van verzuim of het niet op juiste wijze verlenen van verlof kan de Inspectie een sanctie opleggen. In Amsterdam zijn afgelopen jaar bij elf mbo- opleidingen en één vaschool bestuurlijke boetes opgelegd. Alle scholen in vo en mbo zijn verplicht ongeoorloofde afwezigheid van jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie te melden. Het Digitaal Verzuimloket ondersteunt scholen hierbij. De leerplichtambtenaar of RMC-functionaris in de woongemeente gaat met de jongere in gesprek en zoekt naar een passende oplossing. Jongeren onder de 18 moeten terug naar school. Veel scholen en gemeenten hanteren de korte meldtermijn die geldt voor jongeren onder de 18, ook voor de groep 18 jaar en ouder. Deze meer lik-op-stuk benadering werkt. Het ministerie heeft met Ingrado en de MBO-raad in 2012 een intentieverklaring voor verzuimaanpak in het mbo ondertekend. Hierin is expliciet aandacht voor het betrekken van ouders, juist ook van meerderjarigen, door bijvoorbeeld in de onderwijsovereenkomst tussen school en student vast te leggen dat ouders geïnformeerd worden bij afwezigheid, of over de schoolresultaten.
4.3 Focus op 15 grote roc's met hoge uitval Eerder bleef het tempo van afname van de uitval in het mbo achter. De gemiddelde uitval in het mbo, 6,9% in 2011-2012, moet worden teruggebracht naar 5% in 2014-2015. Om doelgericht de afname te stimuleren, zijn 15 grote roc's geselecteerd waar het uitvalpercentage 8% of hoger was. 21 Vorig schooljaar hadden deze 15 roc's samen circa 16.000 voortijdig schoolverlaters. Hier liggen kansen. Onder deze 15 zitten instellingen die de uitval al fors hebben teruggedrongen, maar ook instellingen die nog nauwelijks vooruitgang hebben geboekt. Met de 15 roc's zijn op individuele basis de mogelijkheden voor verdere afname besproken. Op 13 november vorig jaar, tijdens de bijeenkomst 'Maakt u het verschil' heeft het ministerie met deze 15 instellingen oplossingen verkend. In 2011-2012 is bij 4 van de 15 het uitvalpercentage fors gedaald. 22 Wel is bij alle vijftien het uitvalpercentage bovengemiddeld gebleven. Dit voorjaar vinden opnieuw gesprekken met deze roc's plaats. Ook de (contact) gemeente participeert zodat ook mogelijkheden voor verbetering op het terrein van leerplicht/RMC, zorg en arbeidsbemiddeling op tafel komen.
21
ROC Albeda College, ROC Tilburg, ROC Midden-Nederland, ROC Zadkine, ROC Flevoland, ROC van Amsterdam, ROC Mondriaan, voormalig ROC Amarantis, ROC Leiden, ROC Rijn IJssel, ROC Nova College, ROC Leeuwenborgh, ROC Nijmegen, ROC Da Vin ei College en ROC Aventus 22 ROC Tilburg, ROC Flevoland, ROC van Amsterdam, ROC Leeuwenborgh
7
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
4.4 Verbeteren overgang naar het mbo De overgang van vmbo naar mbo blijft een risicovolle fase. 23 Dit blijkt uit onderzoek en is ook terug te zien in de cijfers. De doorstroom naar vervolgonderwijs is verbeterd, maar de meeste schooluitval vindt nog steeds plaats in de eerste twee jaar op het mbo. Afgelopen schooljaar ging het om bijna 17.000 jongeren. Dit is 46% van het totaal aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters. Dit percentage is hetzelfde als vorig jaar. Met het actieplan 'Focus op vakmanschap' wordt ingezet op intensivering van de onderwijstijd en begeleiding in het eerste jaar op het mbo. Hiervoor is vanaf 2013 40 miljoen euro beschikbaar oplopend naar 150 miljoen euro vanaf 2015. Dit helpt de uitval in de eerste jaren terug te dringen. Daarnaast kan en moet de begeleiding bij de studie- en beroepskeuze in het vo beter. Nog steeds is een opleidingskeuze, gebaseerd op verkeerde verwachtingen, een hoofdoorzaak van schooluitval in het mbo. Goede studie- en beroepskeuzebegeleiding zorgt ervoor dat jongeren een reëel beeld krijgen van een opleiding en de bijbehorende banen.
4.5 Verbetering kwaliteit en organisatie van onderwijs Goed en goed georganiseerd onderwijs is een randvoorwaarde voor het verminderen van schooluitvaL Als een instelling meerdere jaren op rij een hoog uitvalpercentage heeft, kan dit een signaal zijn van tekortkomingen in de bedrijfsvoering en de kwaliteit van het onderwijs. Een voorbeeld hiervan is ROC Amarantis. 24 Met name op mbo niveau 3 en 4 blijkt dat de uitval vooral samenhangt met de kwaliteit van het onderwijs. In de jaarlijkse enquête van het ROA noemen uitvallers uit mbo niveau 3 en 4 schoolgerelateerde oorzaken nog steeds het vaakst als belangrijkste oorzaak voor hun vertrek (45%). 25 Deze groep uitvallers vertegenwoordigt 30% van de totale groep nieuwe voortijdig schoolverlaters. Mbo-instellingen kunnen dus zelf veel doen om de uitval in deze groep aan te pakken, zoals het bieden van goed en goed georganiseerd onderwijs, aansluitende schoolroosters en intensieve coaching. 26 4.6 Aanpak uitval onder jongeren van 18 jaar en ouder De uitval onder jongeren van 18 jaar en ouder is sinds het peiljaar gedaald, maar veel minder dan bij jongeren onder de 18. Hierdoor is het aandeel van jongeren van 18 jaar en ouder toegenomen naar ruim 80%. Dit vraagt om gerichte aanpak. Voor het verminderen van de uitval moet de samenwerking in een regio verder worden geïntensiveerd. De docent en de mentor op school zien vaak de eerste signalen als een jongere dreigt af te haken, maar het onderwijs kan niet de problemen van de jongere oplossen. Hiervoor is een bijdrage nodig van anderen: leerplicht- en RMC-functionarissen, regionale werkgevers, zorginstanties, schuldhulpverleners, reclasseringsambtenaren. Het is zaak dat alle ketenpartners de jongere met zijn problemen centraal stellen. In het bijzonder voor de groep jongeren van 18 jaar en ouder liggen hierbij de meeste kansen. Als onderwijs (tijdelijk) geen optie is, moet in samenwerking met het UWV en eventueel andere
23
L. Elffers, The transition to post-secondary vocational education: students' entrance, experiences, and attainment', 2011 24 Autonomie Verplicht, Rapport onderzoek financiële problematiek Amarantis pag. 59, december 2012. 25 ROA, Fa ct Sheet, juni 2012 26 CPB-rapport, de effecten van intensieve coaching op voortijdig schoolverlaten, november 2012
8
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 9 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
hulpinstanties een passende oplossing worden gezocht. Overigens keert een derde van de uitgevallen jongeren binnen drie jaar weer terug in het onderwijs 27 en daarvan haalt de helft alsnog een startkwalificatie. Uw Kamer heeft de toenmalige minister gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken voor het verlengen van de kwalificatieplicht naar 23 jaar. Het idee is dat de uitval onder 18-23 jarigen alleen aangepakt kan worden als zij, net zoals minderjarigen, wettelijk verplicht worden een startkwalificatie te behalen. Op korte termijn wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van deze verkenning. Een groep jongeren die specifieke aandacht vraagt zijn jongeren zonder diploma die geen werk kunnen vinden en moeizaam kunnen terugkeren naar het onderwijs. Voorkomen moet worden dat zij tussen wal en schip vallen. Hiervoor is in de eerste plaats noodzakelijk dat iedere partij zijn verantwoordelijkheid neemt en het belang van de jongere voorop stelt. Dit vraagt ook om creatieve oplossingen op regionaal niveau tussen gemeenten, roc's en werkgevers. Ook de rol van maatschappelijke organisaties is van groot belang. Wij zijn dankbaar voor de inzet van het Oranje Fonds op jongeren met het programma Kansen voor Jongeren, juist voor de groep 18-23 jarigen. De komende jaren willen we ook met andere maatschappelijke initiatieven de verbinding zoeken.
4.7 'Finishing touch' van de meetsystematiek Met de huidige meetsystematiek is circa 95% van de uitvallers in beeld. Dit jaar worden de laatste stappen gezet in de 'finishing touch' van de meetsystematiek. Enkele duizenden jongeren worden vanaf het schooljaar 2012-2013 niet langer onterecht als voortijdig schoolverlater meegeteld. Het gaat om een tiental categorieën jongeren, waarvan we er drie uitlichten: jongeren die zijn overgestapt naar een niet-bekostigde erkende opleiding, jongeren die op grond van de Leerplichtwet 1969 zijn vrijgesteld van het volgen van onderwijs en jongeren met een mbo-1 diploma en een baan. Vanaf 2012 zijn particuliere instellingen in vo en mbo die erkende opleidingen verzorgen wettelijk verplicht de gegevens van hun leerlingen te registeren in het bron. Voor de vrijstellingen is recent een wetsvoorstel dat voorziet in landelijke registratie, vergezeld van een blanco advies van de Raad van State, gezonden naar uw Kamer. Voor jongeren met een mbo-1 diploma zorgen we ervoor dat door koppeling van bron met SUWIgegevens inzichtelijk wordt welke jongeren een baan hebben.
5. Schooluitval te midden van een complex speelveld Schooluitval staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van een complex speelveld en het wordt beïnvloed door ontwikkelingen in het onderwijs, op het sociale domein en op economisch vlak.
5.1 Onderwijsgerelateerde ontwikkelingen Voor het voorkomen van schooluitval is een goede beheersing van taal- en rekenvaardigheden noodzakelijk. Het is zaak achterstanden zo vroeg mogelijk aan te pakken. 28 De invoering van de referentieniveaus taal en rekenen leidt op lange
27
ECBO, De teruggevonden zonen, 2012
28
SCP, Gestruikeld voor de start, de school verlaten zonder startkwalificatie, L. Herweijer, 2008.
9
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 10 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
termijn tot minder schooluitvaL Eerder zouden de referentieniveaus in 2013-2014 gaan gelden. Op 19 december 2012 29 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de extra tijd die scholen en leerlingen in vo en mbo krijgen om zich voor te bereiden op de nieuwe exameneisen. Door deze fasering worden voor de korte termijn de risico's op ongediplomeerde uitval beperkt. Ook de kwaliteit en de organisatie van het onderwijs zijn van grote invloed. Het actieplan 'Focus op Vakmanschap' bevat maatregelen die schooluitval helpen te voorkomen. Het onderwijs wordt intensiever en leidt in kortere tijd tot een diploma. Dit betekent meer uitdaging voor studenten en snellere doorstroom. Niveau 2 opleidingen worden alleen toegankelijk voor vmbo-gediplomeerden en jongeren die een toelatingsonderzoek met positief gevolg doorkomen. Wie aan de vooropleidingseisen van mbo-2 voldoet, kan niet terecht in de entreeopleiding. Uw kamer heeft dit wetsvoorstel thans in behandeling. Door deze voorsortering kan het onderwijs beter op de doelgroep worden afgestemd. Daarbij wordt de extra ondersteuning die een deel van de studenten in de entreeopleiding en op niveau 2 nodig heeft eenduidiger georganiseerd. Dankzij deze maatregelen verwachten we een daling van de uitval op niveau 2.
5.2 Decentralisaties in het sociale domein Gemeenten krijgen te maken met ingrijpende taakverschuivingen. Het gaat daarbij om drie decentralisaties: de Participatiewet, Awbz en de Jeugdwet. Deze veranderingen gaan gepaard met bezuinigingen. Gemeenten zijn samen met scholen dé sleutelfiguren in de aanpak van schooluitvaL De decentralisaties in combinatie met bezuinigingen hebben direct of indirect invloed op de rol en beschikbare capaciteit van gemeenten in de aanpak van schooluitvaL Het is zaak dat gemeenten hun verantwoordelijkheid blijven nemen. 5.3 Ontwikkelingen in economie en arbeidsmarkt De economische teruggang heeft zowel een positief als negatief effect op de uitval. Door de onzekerheid op de arbeidsmarkt, zeker voor ongediplomeerden, maken jongeren vaker hun opleiding af. De keerzijde van de economische teruggang is minder stageplaatsen en leerbanen. De situatie verschilt echter per regio en per niveau. In een aantal sectoren is een tekort, zoals bouw en infra, hout en meubel en detailhandel. De terugloop in stages en leerbanen is terug te zien in de uitvalcijfers. Op alle mbo niveaus in het mbo is de daling van de uitval in de beroepsopleidende leerweg groter dan in de beroepsbegeleidende leerweg. De kans op werk is kleiner en het vinden van een geschikte baan duurt langer, ook met een diploma. Het aantal mbo-gediplomeerden die werk zoeken is gestegen ten opzichte van vorig jaar, vooral op niveau 4. 30 De jeugdwerkloosheid is licht gestegen naar 13,7% in november 2012 (CBS). Dit vraagt om directe maatregelen. Minister Asscher van SZW heeft eind vorig jaar voorstellen aangekondigd. 31 Tegelijkertijd moeten op regionaal niveau inspanningen worden geleverd door gemeenten, roc's en werkgevers om nieuwe oplossingen te zoeken voor jongeren om te werken en leren.
29 30
31
Tweede Kamer, 2012-2013, 31332, nr. 19 SBB Barometer december 2012. Brief uitkomsten overleg Kabinet met Stichting van de Arbeid, Tweede Kamer, 2012-2013, 29544, nr. 425
10
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 11 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
Over enkele jaren wordt een tekort aan allerlei vakmensen verwacht, met name in techniek. Dan zijn er nog steeds voldoende gekwalificeerde jongeren nodig. Daarom moeten we nu op zoek naar creatieve oplossingen. Met negen roc's is een project gestart om voor jongeren die net zijn uitgevallen en een werkplek hebben, met de werkgever afspraken te maken over het omzetten van de werkplek in een leerbaan. Een aantal grote bedrijven 32 , die de problematiek in aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt goed op het netvlies heeft, organiseert op 26 maart 2013 een werkconferentie. Met hen zoeken we de verbinding en bespreken we hoe we meer bedrijven en organisaties kunnen mobiliseren.
6. Slot Zoals u hebt kunnen lezen, zijn er goede resultaten bereikt, maar is blijvende aandacht noodzakelijk. Terugdringen van schooluitval is geen project met een begin en een eind. Het vergt een structurele verbetering van de kwaliteit van het onderwijs: van primair onderwijs tot en met middelbaar beroepsonderwijs. De doelstelling is ambitieus, maar haalbaar. We streven het doel na om jongeren een betere positie te geven op de arbeidsmarkt en voldoende kansen op succesvolle participatie in de maatschappij. Iedere jongere telt. We hebben er vertrouwen in dat met een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen de komende jaren de schooluitval verder kan worden teruggedrongen. Indien u een technische briefing op prijs stelt, zijn wij gaarne bereid hieraan medewerking te verlenen. de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Jet Bussemaker
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Sander Dekker
32
Champs on stage ism, Randstad Nederland en McKinsey
11
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 12 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
VSV-brief 2013
Voorlopige cijfers
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 13 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
RMC-regio's met contactgemeenten Bron: DUO
Veendam
Oost-Groningen ' ;{
~óord~~ro.~ib~~Fl-:,l:em5ITj~nd'
3 Centraal en Westelijk Groningen
Groningen
5 Zuid-West Friesland
Sudwest Fryslan
" ~ ' ,.
,, '
'2'
,• ' ~
; ~ Frleslá;.nthOost;
Smallingerland
7 Noord- en Midden Drenthe
Assen
·• 8 •zJrEI:edstbrel!~h~ 0 '' ;• \
$;
J,
-,
r
'
;_
c\
Emmen
''
9 Zuid-West Drenthe
'lG~))?seL-ve~bt
Hoogeveen ~wol ie:~
11 Stedendriehoek
Apeldoorn
' i Érfschéde Doetinchem
15 Rivierenland
Tiel
i:6
Etmt. en ltáile'\
17 Noordwest-Veluwe i,
Overzicht RMC-regio's Nederland
••1~~ fl'ev'o"la.n'd 19 Utrecht
Utrecht
,,,
HTtf\&rswm
21 Agglomeratie Amsterdam
Amsterdam ~
f.l'odr/1 ' \'
' ,
Den Helder
211; ~ootdéKen~émefland
i~(J
25 West-Kennemerland
Haarlem
26
zu'idSH&Ifan~iNoorq
27 Zuid-Holland-Oost
Gouda
~ •. 2!1 H;ae~jàride~/Westl~l'ideQ 29 Rijnmond
I 3() 'zGfd-Ho!land~Zuid • 3l Oostersehelde regio
32.. W!lld1er~n 33 Zeeuwseh-Viaanderen
Rotterdam [)àrdreè:ht Goes 1. Middelbun~. Terneuzen
i i Bçèda · 35 Midden-Brabant
Gemeenten participeren in één van de 39 RMC-regio's (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie). Elke RMC-regio heeft één contactgemeente. Deze gemeente coördineert de melding en registratie van voortijdig schoolverlaters door scholen. Op www.aanvalopschooluitval.nl staat meer informatie over de RMC-regio's onder het kopje 'RMC-regio'.
y
2o'
23 Kop van Noord-Holland
Alle gemeenten in Nederland registreren (potentiële) voortijdig schoolverlaters (vsv'ers) en zorgen ervoor dat ze via een geschikt onderwijs- of arbeidstraject alsnog een startkwalificatie halen. Dit is minimaal een diploma op vwo, havo of mbo 2 niveau. Een jongere is volledig leerplichtig tot en met het schooljaar waarin hij of zij 16 jaar wordt. Daarna geldtvoor alle jongeren tot 18 jaar de kwalificatieplicht. Jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie vallen onder de Leerplichtwet. Dit is een gemeentelijke taak. IS-plussers vallen onder de RMCwetgeving, een regionale taak.
Harderwijk
··~elystad
. 22. W~st-Hiesl<\nd ·
Bron: DUO
.:..~
.,
(
13 Achterhoek
; 3i5 fllqotdc.óti~t~·Bra&ànt
37 Zuidoost-Brabant
1 3S 'Gelll!e~t.Urilb,qrgcNaorq 39 Gewest Zuid-Limburg
Tilburg
hs'=Hertog'en1;5osGll Eindhoven 'ven!o Heerlen
I Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 14 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
1.
Nationaal perspectief
2.
De RMC-regio's
3.
De gemeenten
4.
De onderwijsinstellingen
5.
Onderwijskenmerken nieuwe vsv'ers
6.
Achtergrondkenmerken vsv'ers
7.
Bronnen en berekeningswijze
INDEx
Tabellen en figuren ....
INDEx
Afkortingen en begrippen
.
................ .
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 15 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
2
2011
Nederland richtzich met het convenantAanval op Schooluitval2oo8-2012 op hetvoorkómen van schooluitvaL Het kabinet Rutte 11 heeft (net als het kabinet Rutte I) als doel om het maximaal aantal nieuwe vsv'ers terug te brengen tot 25.000 in 2016. Dit is een aangescherpte doelstelling ten opzichte van het kabinet Balkenende IV. Dat kabinet wilde het aantal nieuwe vsv'ers in tien jaar terugbrengen van 71.000 in 2002 tot 35.000 in 2012. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het landelijk aantal nieuwe vsv'ers in 2011-2012 en de relatieve ontwikkeling ten opzichte van 2005-2006.
Op landelijk niveau zijn er tussen I oktober zon en I oktober ZOI2 36.250 nieuwe vsv'ers bijgekomen. Dit cijfer is gebaseerd op een completer beeld dan voorheen1 • Het landelijk percentage vsv'ers is in het schooljaar 2ou-zoi2 gedaald tot 2,7%. In het voortgezet onderwijs (vo) daalde het vsv-percentage tot o,g% en in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) tot 6,g%. De cijfers van zon-2012 betreffen voorlopige cijfers. De cijfers tot en met schooljaar zow-zon betreffen wel definitieve cijfers. In het najaarvan ZOI3 worden de definitieve cijfers van het schooljaar zon-2012 verwacht. In de convenanten Aanval op Schooluitvalzoo8-20I2 is met RMCregio's', va-scholen en mbo-instellingen een reductiedoelstellingvan 40% afgesproken voor het schooljaar 20II-20I2. In deze bijlage is gekozen om de grens tussen 'groen' en 'rood' in een aantal figuren bij een reductie van 25% te leggen (zoals figuren 2 en 4). Dit doet meer recht aan regio's en onderwijsin-
stellingen die veel jongeren hebben die ten onrechte als vsv'er worden gerekend, omdat ze bijvoorbeeld onderwijs volgen in het buitenland, naar particulier onderwijs gaan of naar het speciaal onderwijs zijn gegaan. Naar schatting worden jaarlijks ongeveer 4.000 jongeren ten onrechte als vsv'er gerekend. In de nieuwe convenanten en subsidieregeling wordt hiermee vanaf 2012-2oi3 rekening gehouden. In hoofdstuk 7 staat meer informatie over de nieuwe meetsystematiek
Figuun: nationale doelstelling en realisatie absoluut aantal nieuwe vsv' ers Bron: DUO Doelstelling
--111- Realisatie
8oooo
70000 ...... 11111~················································································································································································· ='---,-..
6oooo
50000
:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::=~s~;;:~~·==:::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
~~~~~--40000 ···········································································································~·~~~~~~.:.::.:.:.:.:.:···················································· .......................................................................................................................................................... --~ 30000 ~~~,::::,:::·.:~~~,:,:~~-······
20000 10000 0
N
0 0
':" 50 N
0 "' 0
':" N 0 0
N
<::t 0 0
':"
"'00 N
Lr\
0 0
N
.ct0 0
N
"0
co
':" Lr\
':" \0
':"
0 0
0 0
\0
0 0
0
N
N
0 0
"0 0
N
0\ 0 0
0
5N
':" co
(,.,
N
N
0 0
0 0
N
5N b 5N
5 ':" 5N
"' 5 ':" N 5N
<::t
5 ':" "' 5N
Lr\
5 '<::t :" 5N
Tabel 1: nationale realisatie nieuwe vsv'ers in aantallen en percentages Bron: DUO
Realisatie
71.000
},5°/o
58.600
52.700
50.900
46.800
41.800
39.900
39.100 3
36.250
25.0004
:4,6°/o!
' In het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is het persoonsgebonden onderwijsnummer (BRON) ingevoerd. Hierdoor is bekend hoeveelleerlingen doorstromen uit het regulier voortgezet onderwijs naar het vso. Dit resulteert vanaf schooljaar 2009-2010 in een correctie van -1.800 vsv'ers. Er zijn geen correcties te maken voor eerdere jaren. In hoofdstuk 7 wordt dit nader uitgelegd. ' Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. ' Dit betreft het definitieve cijfer 2010-2011. 4 Dit is een doelstelling.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 16 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
I Voorlopige cijfers
3
•
I
•
In de convenantenAanval op Schooluitval2oo8-2012 is met alle 39 RMC-regio's afgesproken het aantal nieuwe vsv'ers in de schooljaren 2007-2008 tot en met 2010-2011 te verminderen. Dat betekent 10% reductie in het schooljaar 20072008 oplopend naar 40% reductie in 2010-2011. Ook voor het schooljaar 2011-2012 is het streven naar een reductie van 40% voortgezet. Dit hoofdstuk gaat in op de behaalde resultaten van de RMC-regio's in het schooljaar 2011-2012. Daarnaastwordt er ingegaan op de verdelingvan de vsv'ers naar 18-min en 18-plus.
111
111
111
In 6 regio's (15%) is de daling ten opzichte van 2005-2006 meer dan 35%: Kop van Noord-Holland (43,8%), Walcheren (42,5%), Noord-Groningen-Eemsmond (37%), West-Friesland (36%), Agglomeratie Amsterdam (36%) en Zuid-West Friesland (35,2%). 7 regio's (18%) hebben een daling tussen de 30 en 35% behaald. In geen enkele regio is sprake van een stijging van het aantal vsv'ers ten opzichte van 2005-2006. In geen enkele regio is een dalingvan minder dan 10% behaald.
111
111
Het vsv-percentage is het hoogst in de regio's Rijnmond, HaaglandenjWestlanden, Agglomeratie Amsterdam, Flevoland, Zeeuwseh-VIaanderen en West-Kennemerland. Zuid-West Friesland, Noord- en Midden Drenthe, NoordGroningen-Eemsmond, Noord-Oost-Brabant, IjsselVecht, Zuid-West Drenthe en de Oostersehelde Regio hebben procentueel gezien de laagste uitval. De regio's Rijnmond, Agglomeratie Amsterdam, Haaglanden/Westlanden en Utrecht hebben absoluut gezien het grootste aantal vsv'ers.
Figuur 2: RMC-regio's, ontwikkeling nieuwe vsv'ers in 2011-2012 ten opzichte van
Figuur3: RMC-regio's, percentage nieuwe vsv'ers in 2011-2012
2005-2006
Bron: DUO
Bron: DUO
Vsv-percentage minder dan
2,6
2,6%-3,1% 3,1%-3,6% 3,6% of meer
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 17 van 50
o/o
1. Inkomende documenten - 1010
4 Tabe/2: RMC-regio's, ontwikkeling nieuwe vsv'ers in 2011-2012 ten opzichte van 2oos-2oo6 Bron: DUO
32 ..2 22
9.352
Walcheren
NpÇ>rd~Grorfn~en~6èllJ5mon'd
..• Q.Z?S
West-Friesland
16.975
4,7%
9.150
253
2,8%
-42,5%
~27
3;5\>/qf
g;6Q3
Z,D!i.
2;40(~
:37,0%
770
4,5%
17.670
493
2,8%
-36,0%
440
'Agglomeratié ~mstérdam
91.241?
5.790
6,3:'fo
96:038 !
3.708
3;9°/o
... "36,0%
5
Zuid-West Friesland
10.203
335
3,3%
10.658
217
2,0%
-35,2%
:n
Oostersèhelde regio
. 1:3.531
539
4,6%·.·
14,Q44 '
3541
2,5%
~34,3%
39
Gewest Zuid-Limburg
·21
46.430
2.207
4,8%
42.399
35 Middën,Br?bant
~9.8B4
1.493
s;oola
3Û? l56
20
Gooi en Vechtstreek
18.784
853
Fnésland Nootd
21.846
8'88
Zuid-Holland-Noord
31.758
1.254
3,9%
36 · Nöord~Qost-Bràbant
s2.s65
~:923 i.
:p%
54.226
27
31.329
1.180
3,8%
30.740
: 4 26
Zuid-Holland-Oost
'-~-'
4,5% ~-
4il 0/o ·.i
1.461
19.268 ' ~ -- ( ~
i
21.ozÀ'
31.184 1
Noord-Kennèmerlàhd
z(599
l:c01:8
4;7%
22.10'11
West-Brabant
52.939
2.306
4,4%
53.730
29
RiJnmond
96.418
5575
,5;8%
.95.446
28 l3_8 25
Haaglanden/Westlanden Gewest Limburg~NO:Grd West-Kennemerland
6 Friesland-oost 19
Utrecht
l2 8
30
3
4,0%
l
21.769
17.071
10.614
34.269
26.409-. i
-26,1%
3,5%
23.464
2.034
:na
~,So/o
51.93o''
1.321
2,5%
,z5,4°fo
558
4,0%
14.356
417
2,9%
-25,3%
LS54
4,7%
.3A33t
1.733
4,3%
40.780
492
4,1%
{1:.9991.
'
598·,
...
1.342
3,8%
57.856
+121
),0% i
36.§4t\l ·•
3,8%
22.540
1;9_99 !
;4,0%
SJ,QlS!
580
3,4%
17.070
468
.3,0°/o,
Hi;499 '.
318
3,0%
10.821
3;.~%
21,198
830
1.387
4,0%
313 886
4,0% 3;4%-
'>;
-
3,0%
667
3,0%
I
26.856'
1
,zz,8% -22,5%
472
'2,8%
-21,0%
';"_ 19:9"1~ -19,6%
'·~ 1.9;$'0!~ ,_....;;. -18,6%
r1_8,4~/d 2,4%
-16,7%
~_-16;1.%
• 5'84 3,4%
-15,5%
3,5%
-13,7%
1.{14 270
7.779
3,3%
1.740
1.172
.I
'S'It575
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 18 van 50
i_~5.'6<Îfo -25,5%
<~21;5%~
265 i
34.884 ·c-c
2,5% 3,3%
3.5%
2.202
4,Q%! 7.762
-27,0% ~z6,7°(o
62.110
40.477
13. Achteth.oek
"'_27,6%
4,5%
Zuid-Holland-Zuid
Zeeuwseh-Viaanderen
4,2%
J(5~
S04
22.893.
14. 33
4.035!
1.014
33.364
Stedendriehoek
~29,4%
-28,7%
28.753
·'3?.480
-3h~%
-29,8%
3,3%
5,0%
57.404
2.",4%: 2,7%
3,1%
'719····
1.373
I
. .-33,6°/;
1.644
27.216
FlevÇiàf1~
11
1.318
1.025 '
1
Rll,iierenland.
-31,7%
2.921
5l.bo6
Zuid-West Drenthe
2,7%
73.175
7 9
857
38.iJ19!
13.818
15
-.3:2,.00/q
5,5%
Zuid-Oost Drenthe
Noordwest-Veluwe
-'-c-2,8%
'3; 7%
. L49'~'77s· 17
~--.-
1.3:98
Twente'_
Centraal en Westelijk Groningen
-32,2%
3.999
2.731
JO. us~~~~Vècht ·
3,0%
6Ö4
72.070
60.556
Zuidoost-Brabant
578
. 38.288
11.985 i 37
I
-33,8%
3J~ÓJÓ '
828
34
i 24
3,4%
9c.Jz;
7p8
1. Inkomende documenten - 1010
5
Figuur q': de ontwikkeling, het vsv-percentage en het absoluut aantal vsv'ers per
Noord-Groningen-Eemsmond
Twente
RMC-regio in 2011-2012 Bron: DUO Kop van Noord-Holland
Oostersehelde regio
Zuid-Holland-Noord
Achterhoek
Walcheren
_C~ggL~Q_ Vechtstreek
o%
-10%
-5%
Procentuele ontwikkeling Arnhem/Nijmegen
Gewest Zuid-Limburg
Zeeuwseh-Viaanderen
Per RMC-regio worden voor het schooljaar 20112012 drie relevante dimensies getoond: de ontwikkeling ten opzichte van 2005-2006, het vsvpercentage en het absolute aantal nieuwe vsv'ers in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006. De grootte van de cirkel geeft het aantal vsv'ers weer. Dus hoe groter de cirkel, hoe groter de groep nieuwe vsv'ers. De horizontale positie van elke cirkel geeft de procentuele ontwikkeling weer van het aantal nieuwe vsv'ers in het
schooljaar 2011-2012 ten opzichte van het schooljaar 2005-2006. Regio's rechts van de as hebben het aantal vsv'ers met meer dan 25% teruggedrongen. Regio's links van de as hebben een kleinere afname. De verticale positie van elke cirkel geeft het vsv-percentage weer. Het middelpunt van de grafiek ligt bij het gemiddelde van de regio's. Regio's onder de as hebben een hoger percentage vsv'ers ten opzichte van het gemiddelde percentage. Regio's boven de horizontale as hebben een lager percentage vsv'ers dan het gemiddelde percentage.
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt lager dan het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005-2006 geen vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor RMC-regio's. Er is t.o.v. 2005-2006 geen vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt lager dan het gemiddelde voor RMC-regio's.
' In de afgesloten vierjarige convenanten met regio's, scholen en instellingen is de reductiedoelstelling voor hetjaar 2011-2012 gelijk aan qo%. In deze grafiek wordt de grens tussen "groen" en "rood" gelegd bij -25%. Zo zijn de goede resultaten van de koplopers met een reductie van 25% of meer beter zichtbaar.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 19 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
Voorlopige cijfers
6
I
naar Vanaf schooljaar 2012-2013 wordt voor het toekennen van prestatiesubsidies aan va-scholen en mbo-instellingen gekeken naar het percentage nieuwe vsv'ers van een school of instelling. Het gaat dan om het aantal nieuwe vsv'ers ten opzichte van het aantal deelne-
mers tussen 12 en 23 jaar. Deze procentuele vsv-norm doet meer recht aan onderwijsinstellingen die krimpen of groeien. Ook beloont het instellingen die in het verleden goed presteerden en dit vasthouden.
Tabe/3: RMC-regio's, nieuwe vsv'ers naar niveau in 2010-2011 Bron: DUO
2
Noord-Groningen-Eemsmond
0,6%
1,4%
0,3%
28,2%
8,9%
3,5%
4
Friesland Noord
1,1%
1,5%
0,8%
33,5%
13,7%
4,0%
6
Friesland-Oost
1,6%
1,1%
0,6%
36,5%
10,2%
3,6%
Zuid-Oost Drenthe
0,6%
1,3%
1,1%
34,2%
14,1%
3,7%
10
Ijssel-vecht
0,6%
1,2%
0,7%
39,4%
12,6%
3,6%
12
Twente
1,3%
2,2%
0,5%
33,8%
13,3%
3,7%
14
Arnhem/Nijmegen
0,7%
2,5%
0,9%
40,1%
16,3%
5,8%
16
Eem en Vallei
0,8%
2,6%
1,0%
42,1%
14,7%
4,9%
18
Flevoland
1,7%
2,4%
1,0%
40,9%
16,8%
5,8%
20
Gooi en Vechtstreek
0,6%
3,8%
2,0%
30,7%
17,8%
6,3%
22
West-Friesland
0,9%
2,5%
0,8%
42,2%
9,8%
3,9%
24
Noord-Kennemerland
0,9%
2,7%
0,9%
36,8%
13,1%
4,8%
26
Zuid-Holland-Noord
0,7%
2,5%
1,0%
37,9%
14,4%
5,4%
1,1%
3,9%
1,0%
41,2%
18,7%
6,8%
êr)
8
28
30
Zuid-Holland-Zuid
0,5%
2,8%
1,0%
35,9%
14,1%
4,3%
32
Walcheren
0,7%
2,1%
0,7%
39,3%
17,6%
5,6%
34
West-Brabant
0,7%
2,6%
0,9%
39,8%
14,8%
4,9%
36
Noord-Oost-Brabant
0,7%
2,1%
0,5%
43,8%
11,8%
3,5%
38
Gewest Limburg-Noord
1,6%
3,1%
0,7%
33,8%
13,2%
3,8%
;~~o/~W~Jr~'Ert{b~rg•: ' Onder onderbouw vo wordt de onderbouw van het vmbo, havo en vwo verstaan. ' De bovenbouw van het vmbo bestaat uit leerjaar 3 en 4. 3 De bovenbouw van het havojvwo bestaat uit leerjaar 3, 4, 5 en 6. Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 20 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
I Voorlopige cijfers
Om recht te doen aan verschillen tussen onderwijssoorten en opleidingsniveaus zijn er in het nieuwe convenant 2012/2015 verschillende normen voor het voortgezet en middelbaar onderwijs. In totaal zijn er zes verschillende categorieën.
7
Om alvast een beeld te geven hoe de RMC-regio's ervoor staan met betrekking tot de zes nieuwe categorieën zijn in tabel3 de definitieve cijfers van schooljaar 2010-2011 opgenomen. In tabel4 staan de voorlopige cijfers van het schooljaar 2011-2012.
Tabe/4: RMC-regio's, nieuwe vsv'ers naar niveau in 2011-2012 Bron: DUO
35,1%
8,6%
3,3%
12,0%
3,9%
2
Noord-Groningen-Eemsmond
0,4%
1,3%
0,9%
4
Friesland Noord
1,1%
1,2%
0,6%
6
Friesland-Oost
1,5%
1,2%
0,5%
30,5%
9,2%
3,5%
1,'7%'
0,~%
34,2Pio
9,7:.%
?,0%.
Z9)0% 30,8%
3~ ..Qà;o
8
10
12 ~1}
14
16
18
Zuid-Oost Drenthe
IJssel-Vecht
Twente
1,9%
0,7%
50,4%
11,9%
3,6%
1;6%'
0',8%.
4o:3o/o'
)'0,1%
3~29/ç
0,6%
1,8%
0,6%
39,0%
11,0%
3,5%
1;5%
?,0°/~.
0,1°(o
37~9."/ó
111;9%
5,Z0/o.
0,8%
1,2%
;AchtèRh~~Î< Arnhem/Nijmegen
Eem en Vallei
Flevoland
0,8%
0,8%
1,4%
··mre~ëh~
1,5%
0,5%
37,6%
11,5%
2,9%
Z,î3o/o
0,15%
41~4°Îo
11,~%
.(1.,09/ó
2,2%
0,7%
45,2%
15,9%
5,4%
z,,i%.
0;6ófo
43,2°1~
1 ],8%
4,1%
3,0%
0,7%
34,0%
13,6%
5,4%
1,70/o
0,8%
40,9?/o'
12,9°/o
4,1!>/o.
2,6%
1,1%
30,6%
13,3%
4,7%
3:,ló/ö
P!'/o
?';J,3ófo
15,2?/o •
5,$ 0/d
20
Gooi en Vechtstreek
0,7%
4,0%
1,4%
33,9%
14,6%
5,6%
1,1%
38,0°/6
;i ~;lo/o
• 6,.1°/o
22
West-Friesland
0,5%
1,8%
0,5%
42,2%
12,7%
3,6%
39?CJ?/o 24
Noord-Kennemerland
0,7%
2,8%
0,7%
9,;9Pf?}
43,0%
4,9%
J ,b~(o 26
Zuid-Holland-Noord
0,6%
2,2%
0,9%
36,4% -yo
. 0, 7% 28
30
32
Haaglanden/Westlanden
Zuid-Holland-Zuid
Walcheren
13,9%
,
';JJ;30/q
5,3% ,,
~
5:,0?/Ö
3,5%
1,1%
37,1%
16,5%
6,5%
§éolo
0,9%
• 34,,6%;
\5;,9%
6,?0/o.
0,7%
2,8%
0,9%
4,5%
2,] 0/o.
0,6°fo.
39,7% 3J;à0/o
13,2%
0~7°/g
lJ,1°/~
3,5%.
0,5%
2,7%
0,5%
46,0%
12,6%
3,9%
.11:\',6%
4;6~o
1,1%
0;~%
5 î,~ój~
West-Brabant
1,0%
2,9%
0,7%
33,9%
14,1%
4,3%
·Mirld~l11cB'ra~~;:,t·
1,1°/6
3.,0%
0,8%
41,1%
i4;,%·
• 4,6!>/o·
36
Noord-Oost-Brabant
0,5%
1,8%
0,7%
47,7%
11,1%
3,8%
37
~Jiçioost-'Bral:iá.ni
1Mo
3;6%
0;9°/ó
·?t,s%
TZ,!,J%
4;1%
38
Gewest Limburg-Noord
1,4%
2,5%
0,6%
36,6%
12,1%
3,5%
l;t"'ó
3,5?/o
0,7%
40;60/o
13;8%
4,8%
Ç),sóJa· 34
39 .Gewe:sizt~Jd-Li'rD~~:rs
,1,
:'"
' Onder onderbouw vo wordt de onderbouw van het vmbo, havo en vwo verstaan. ' De bovenbouw van het vmbo bestaat uit leerjaar 3 en 4· 3
••
De bovenbouw van het havojvwo bestaat uit leerjaar 3, 4, 5 en 6. Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 21 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
8
Jongeren tot 18 jaar zijn leerplichtig totdat ze een startkwalificatie hebben behaald. Gemeenten moeten hierop toezien. Het uitvalpercentage onder jongeren tot 18 jaar loopt uiteen van o,6% in Noord-Groningen-Eemsmond en Zuid-West Friesland tot 1,6% in de Agglomeratie
Amsterdam en het Gewest Zuid-Limburg. Jongeren van 18 jaar en ouder zonder startkwalificatie vallen onder RMCregelgeving. De uitvalpercentages onder deze doelgroep lopen uiteen van 5% in Zuid-West Friesland tot g,6% in Rijn mond.
Tabel s: nieuwe vsv'ers naar 18-min en 18-pfus in 2011-2012
Bron DUO
Noord-Groningen-Eemsmond
2
34
0,6%
172
5,8%
117
0,8%
487
6,4%
488
6,3%
Cèntrà<~l en \À{èstèlîjk Gso,~ing'ert' Friesland Noord
4
,:5
, ~!·M-w~;~frfe~~~~(J ••
6
Friesland-Oost
8
Zuid-Oost Drenthe
:0,6% 110
0,7%
77
0,8%
3(!0
7,2%
190
0,8%
708
5,8%
286
0,8%
1.035
6,0%
1.438
8,2%
à;8~1~
10
IJssel-Vecht
11 , St~dendtritlqek 12
Twente
I
f\Çh:terhoek 14
t;1%i
Arnhem/Nijmegen
336
Rjyie~eqJ~(,q
.1 16
0,9%
Oi9°/o'
Eem en Vallei
406
1,1%
1.203
7,7%
Flevoland
310
1,4%
889
7,7%
Gooi en Vechtstreek
173
1,2%
405
7,5%
17 18
20
1;,6o/d
Agg!orn'eratieh\n'lstér'dam 22
West-Friesland
115
'Ko~ y~n}Jo0rd.·f:lo1Jan'd 24
Noord-Kennemerland
West~keilhem,ef;lànd •
?~~
26
Zuid-Holland-Noord
188
'
28
'\
:
'.
·:
6,8%
1,0%
3iû"to i 157
1,0%
562
8,1%
0,9%
669
7,1%
Z.tM~ Hollàn'd~Oqst
1
Haaglanden/Westlanden
691
1,4%
2.230
9,4%
339
1,2%
1.003
7,7%
64
1,0%
189
6,4%
414
1,1%
1.230
7,1%
297
0,8%
1.021
5,9%
5,8%
29~ ~R,i]nri:tond ··
3ö Zuid-Holland-Zuid ·
()?~Fe\scf:relde r~gld.•
32
Walcheren
34
West-Brabant
l_:3,5~--iM!id.d.en1B:r~bàr\t•·. 36
Noord -Oost-Bra bant
Zljidpq~t:!3t~~a;ne••· 38
Gewest Limburg-Noord
295
1,2%
730
39
d~w~st~uid~Llrnt?t.Jcg
460
];6%•
1~d$1'
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 22 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
9
I-,
10
tiende opeenvolgende jaar afgenomen. In 2011-2012 is het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters gedaald naar 36.250 op landelijk niveauY Dit zijn voorlopige cijfers. Elk najaar wordt het aantal definitief vastgesteld. Een bijstelling van enkele honderden nieuwe voortijdig schoolverlaters is gebruikelijk. In de bijlage bij deze brief zijn de resultaten over 2011-2012 uitgebreid weergegeven. Tabel 1 Ontwikkelin
2002
09-10
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 23 van 50
10-11
11-12
14-15
1. Inkomende documenten - 1010
10
Voorlopige cijfers
I
Tabel 6: gemeenten, ontwikkeling nieuwe vsv'ers in 2011-2012 ten opzichte van 2oos-2oo6 Bron: DUO
Rotterdam
45.318
3.183
7,0%
43.302
2.330
5,4%
-26,8%
scGravenhage
31.276
2.207
7,1%
32.975
1.673
5,1%
-211,2%
159.932
5.163
3,2%
162.343
3.833
2,4%
-25,8%
250.819
11.708
4,7%
253.614
8.621
3,4%
-26,4%
137,078
9.828
7,2%
138.133
6.833
4,9%
-30,5%
~~~à[g~ml!~\i!~~ntC>I!~'<; minder dan 20.000 inwoners
2ö:ooo1ior:so.ooó;i~~one~s "" 50.000 tot 100.000 inwoners
;1o,q~o9 tóe zsdiáod rn~~q[l~Çs, meer dan 250.000 inwoners (G4)
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 24 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
1
Voorlopige cijfers
11
Tabe/7: aandachtswijken, een overzicht van de nieuwe vsv'ers in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
Alkmaar
Overdie
595
52
8.7%
525
50
9,5%
-3,8%
Amsterdam
Bijlmer
1.915
165
8,6%
2.236
132
5,9%
-20,0%
Bos en Lommer
2.913
252
8,7%
2.529
153
6,0%
-39,3%
Amsterdam Noord
1.862
161
8,6%
1.806
97
5.4%
-39,8%
WielwijkCrabbehof
905
96
10,6%
850
61
7,2%
-36,5%
Doornakkers
394
32
8,1%
391
21
5,4%
-34,4%
Korrewegwijk
299
35
11.7%
274
13
4,7%
-62,9%
Leeuwarden
HeechterpjSchieringen
263
27
10,3%
223
17
7,6%
-37,0%
Nijmegen
Hatert
469
26
5,5%
398
27
6,8%
3,8%
s-Gravenhage
Transvaal
822
73
8,9%
889
58
6,5%
-20,5%
Schilderswijk
3.195
247
7.7%
3.239
179
5,5%
-27,5%
Nieuwland
1.090
101
9,3%
1.161
59
5,1%
-41,6%
7.1 so
182
8.5%
Deventer
EJoraPhctJt "" " /
~
'
'
'
Eindhoven
Utrecht
Zuil~oQgst n\/Pr\IPC"ht
"-S;J::O/o
•
1.932
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 25 van 50
111
5.7%
-39,0%
1. Inkomende documenten - 1010
12
Tabel 8: nieuwe vsv'ers naan8-min en 18-p/us in 2011-2012 in de gemeenten van de G4 en G32 Bron: DUO
Rotterdam
478
1,7%
1.852
11,6%
s-Gravenhage
389
1,8%
1.284
11,6%
73
1,5%
198
7,4%
54
1,1%
198
8,8%
85
1,1%
309
7,9%
169
1,4%
448
l~-j-l~rtctgehb;dsé:{l,
&,2°/d
.Ha~rleö-lr1e;Jn~êr;
7,5% 10,?"/à
50
0,8%
235
7,8%
10,9%
9,~0;~ 66
0,9%
330
10,4%
216
10,1%
226
11,0%
:~, ~<>tp; 2,5%
1,.2~/o 1,2%
9,0%
8;a~/o:
Lelystad
58
1,5%
202
9,6%
85
1,3%
422
11,2%
60
1,0%
290
9,2%
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 26 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
13
lli In dit hoofdstukwordt aandacht besteed aan de resultaten van met name mbo-instellingen' en vo-scholen. Er zijn grote verschillen zichtbaar in de resultaten van de verschillende scholen en instellingen. Regionale sociaal-economische factoren kunnen invloed hebben op het aantal nieuwe vsv'ers van een mbo-instelling ofvo-school. Bij onderwijsinstellingen die een groot percentage deelnemers op mbo 1 en z hebben, is het risico op voortijdig schooluitval hoger.
Figuur 6: totaal van mbo-instellingen naar procentuele ontwikkeling in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
-25 tot -30% -zo tot -zs%
De uitval in het mbo (6,9%) is hoger dan in het vo (gemiddeld o,g%). Daarom wordt er in dit hoofdstuk uitgebreider ingegaan op schooluitval in het mbo.
111
111
111
o tot -zo% >a%
z4% van de mbo-instellingen heeft een reductie van 30% of meer behaald ten opzichte van zoos-zoo6. 17% van de mbo-instellingen heeft een reductie tussen de zs en 30% behaald. 17% van de mbo-instellingen laat een toename zien van het aantal vsv'ers ten opzichte van zoos-zoo6. 74% van het aantal nieuwe vsv'ers in zon-zo1z stroomt uit op het mbo (zie figuur g). In het peiljaar zoos-zoo6 kwam 6g% van het aantal nieuwe vsv'ers uit het mbo.
Meer informatie over voortijdig schoolverlaten per mboinstelling is te vinden op www.aanvalopschooluitval.nl bij 'MBO'. Hier is onder andere informatie te vinden over de onderwijssoort en de achtergrondkenmerken van de vsv'ers.
11,3°/o
111
Figuur 7: totaal van va-scholen naar procentuele ontwikkeling in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
111
111
so% van de scholen laat een daling van 30% of meer zien ten opzichte van zoos-zoo6. s% van de scholen heeft een daling van zo tot 30% behaald. zo% van de scholen heeft een toename van het aantal vsv'ers.
-zs tot -30% -zo tot -zs% sa% 19,4°/o
o tot -zo% >a%
' Onder mbo-instellingen worden ROC's, AOC's en vakinstellingen verstaan.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 27 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
14
Tabel9': totaal overzicht vsv-cijfers mbo-instellingen in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006' Bron: DUO
ROC Leeuwenborgh
Gewest Zuid-Limburg
6.554
658
10,0%
5.725
399
7,0%
-259
-39,4%
ROC Friesland College
Friesland Noord
8.794
744
8,5%
7.444
474
6,4%
-270
-36,3%
Gewest Limburg-Noord
8.850
718
8,1%
8.118
465
5,7%
-253
-35,2%
4.371
553
12,7%
3.963
361
9,1%
-192
-34,7%
653
11,8%
5.233
454
8,7%
-199
-30,5%
917
8,7%
10.103
642
6,4%
-275
-30,0%
13.942
1.165
8,4%
14.091
836
5,9%
-329
-28,2%
13,3%
13.205
1.371
10,11%
-519
-27,5%
10,3%
4.253
343
8,1%
-125
-26,7%
U9~ri~wij1~1 cbllég~ ROCGilde opleidingen
~Rciçlj\{~~- BraP:~n;;
·we~i;èf;a~öt
Regio College
Agglomeratie Amsterdam
ROC Arcus College
Gewest Zuid-Limburg
:r6';6ir'O 5.557
':Juèlden~Ûabilht "''' . -
q.Î6~
"'..
Noorderpoort
Centraal en Westelijk Groningen
10.585 16
Roevan Twente
Twente
. ~~4de\u~riJ~r~~f ROC Mondriaan
HaaglandenjWe~tlanden
ROC Flevoland
Flevoland
.4.:593'
~89;
14.234
1.890
;13:87:6
1\lQ3
4.547
468
:~.1.\87 ROCA12
Eem en Vallei
6.564
520
7,9%
5.027
387
7,7%
-133
-25,6%
ROC Nova College
West-Kennemerland
9.604
1.130
11,8%
9.839
880
8,9%
-250
-22,1%
Zadkine
Rijnmond
14.306
1.658
11,6%
13.077
1.303
10,0%
-355
-21,4%
Roe Amarantis
Agglomeratie Amsterdam
14.297
1.808
12,6%
14.132
1.427
10,1%
-381
-f1,1%
ROC Leiden
Zuid-Holland-Noord
6.418
774
12,1%
6.756
625
9,3%
-149
-19,3%
ID College
Zuid-Holland-Oost
8.438
919
10,9%
9.258
745
8,0%
-174
-18,9%
ROC Horizon College
Noord-Kennemerland
10.072
1.106
11,0%
10.633
920
8,7%
-186
-16,8%
ROC Rivor
Rivierenland
1.819
155
8,5%
1.706
134
7,9%
-21
-13,5%
Arnhem/Nijmegen
8.718
892
10,2%
9.354
787
8,4%
-105
-11,8%
Rijn IJssel
· ;4rnbdm~N1[mege({ ' In deze tabel zijn mbo-instellingen met minder dan 70 deelnemers tot 23 jaar in 2011-2012 buiten beschouwing gelaten. ' Bij ROC Amarantis zijn vanwege de vergelijkbaarheid met het basisjaar 2oos-2oo6 de gesplitste instellingen nog onder de oude naam gepresenteerd.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 28 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
I Voorlopige
15
ROCAVENTUS
Stedendriehoek
9.816
790
8,0%
9.066
715
7,9%
-75
-9,5%
Hoornbeeck College
Eem en Vallei
3.989
186
4,7%
4.954
190
3,8%
4
2,2%
Clusius College
Noord-Kennemerland
1.208
121
10,0%
1.388
66
4,8%
-55
-45,5%
1.13~2
138
7,5%
1.576
81
5,1%:
"57.'
c4T,3%
749
103
13,8%
821
73
8,9%
-30
-29,1%
Edudelta Onderwijsgroep
Oostersehelde regio
MC De Gróene We,llè
1Jssèl-Vecht
62
5,s%
1.083
44
.4_] o/o
AOCTerra
Centraal en Westelijk Groningen
1.882
113
6,0%
1.819
99
5,4%
(ITAVÉRDECollege
~ewest lil)1~.urg:f\160r:q
1.033
''9p
8, 7%
1.445
86
6,0%.,
Lentiz
Rijnmond
880
105
11,9%
1.002
101
1.65
},8%
2;3'84
170
7;1"/o
5
3,0%
3.145
277
8,8%
3.269
328
10,0%
51
18,4%
91
7,6%i
15
.19,7%
313
7,3%
103
49,0%
-60
-39,2%
!. '1.064.
AûCGfo:énhorst
i
10,1%
Wellantcollege
Utrecht
AOC West Brabant
Wes!:-Br,abant:
76
6,8%;
1.190
Helicon Opleidingen
Arnhem/Nijmegen
3.197
210
6,6%
4.290
Hout en Meubileringscoll
Rijnmond
1.941
153
7,9%
2.315
93
4,0%
4AP!o'
1.31:10
~~~j
2,5;%
cIB AR STC
Rijnmond
2.622
319
Rijnmond
2.820
190
Grafisch Jy2èüm Utrecht Gr.afisch Lyceum R'dam
12,2%
3.324
5,8%1
] .718
6,7%
3.535
207 61 ' 150
1
-18
· -Z9,09fo
-14
-12,4%
-4
:~4,4%
-4
-3,8%
-?7;,èJofo
6,2%
-112
3,6%
-23
-27;4%
4,2%
-40
-21,1%
-35,1%
'-9,6%.
sch Mediacollege Amsterdam Ma
Agglomeratie Amsterdam
i\l.ir!leto SGM.v 1\11 bo
lJtr;eoht5..;
Km po
SVO Opleidingen
Utrecht
1.672
122
51
7,3%
1.831
114
i
4,5%! .. 1.?,45
64j
6,2%
-8
5,1%i
13i
25,,5%
49
53,3%
92
11,8%
1.215
14
2;3%
739
36
134
3
2,2%
179
9
5,0%
70
3.
i 4,3%;
91
24
26,4%1
782
141
11,6%
I
Leidse lnstr Makers Sch
Zuid-Holland-Noord
~erec,hja College
Flevoland
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 29 van 50
4,9% ,',,
1
',
:
I
-6,6%
22.::
157;1°lo
6
200,0%
21
700,0?/o
I
1. Inkomende documenten - 1010
16 Figuur 8': de relatieve ontwikkeling, het vsv-percentage en het absoluut aantal nieuwe vsv'ers per mbo-instelling in 2011-2012 ten opzichte van 2oos-2oo6 Bron: DUO
C I BA P
Grafisch Lyceum Utrecht SG De Rooi Pannen
ROC Leeuwenborgh
-so%
-6o%
' In de vierjarige convenanten met de regio's, scholen en instellingen is de reductiedoelstelling voor het jaar 2011-2012 net als de doelstelling voor 2010-2011 gelijk aan 40%. In deze grafiek wordt de grens tussen "groen" en" rood" gelegd bij -25%. Zo zijn de goede resultaten van de koplopers met een reductie van 25% of meer beter zichtbaar.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 30 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
17
Per mbo-instelling worden voor het schooljaar 2011-2012 drie relevante dimensies getoond: het absolute aantal nieuwevsv'ers, het vsv-percentage en de procentuele ontwikkeling van het absoluut aantal vsv'ers t.o.v. schooljaar 2005-2006. De grootte van de cirkel geeft het aantal vsv'ers aan; dus hoe groter de cirkel, hoe groter de groep nieuwe vsv'ers. De horizontale positie van elke cirkel geeft de procentuele ontwikkeling weer van het aantal nieuwe vsv'ers in schooljaar 2011-2012 ten opzichte van 20052oo6. Mbo-instellingen rechts van de as
hebben het aantal vsv'ers met 25% of meer teruggedrongen. Mbo-instellingen links van de as hebben een lagere afname dan 25% en het aantal mbo-instellingen linksvan de o%-lijn laat een toenamevan het aantal vsv'ers zien. De verticale positie van elke cirkel geeft het vsv-percentage weer. Het middelpunt van de grafiek ligt bij het gemiddelde van de mbo-instellingen. Mbo-instellingen onder de as hebben een hoger dan gemiddeld percentagevsv'ers. Mbo-instellingen boven de horizontale as hebben een lager dan gemiddeld percentage vsv'ers.
Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt lager dan het gemiddelde voor mboinstellingen. Er is t.o.v. 2005-2006 een vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en hetvsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor mboinstellingen. Er is t.o.v. 2005-2006 geen vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt hoger dan het gemiddelde voor mboinstellingen. Er is t.o.v. 2005-2006 geen vsv-afname van 25% of meer gerealiseerd, en het vsv-percentage ligt lager dan het gemiddelde voor mboinstellingen.
In tabel 10 worden per mbo-instelling de resultaten voor het schooljaar 2011-2012 getoond en de procentuele norm van de opleidingniveaus 1, 2 en 3+4 voor de schooljaren
2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015. Met de procentuele norm wordt het aantal vsv'ers t.o.v. het aantal deelnemers uitgedrukt.
Tabe/10: nieuwe vsv'ers naar niveau in het mbo in 2011-2012, afgezet tegen de percentuele norm voor de schooljaren 2012-2013,
2013-2014
en 2014-2015'
Bron: DUO
AOC Groenhorst
niveau 1 niveau 2 niveau 3+4
AOCTerra
CITAVERDE College
70,%
32,5%
27,5%
418
58
13,9%
13,5%
11,5%
10,0%
1.956
105
5,4%
4,25%
3,5%
2,75%
22,5%
niveau 1
94
30
31,9%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
490
37
7,6%
13,5%
11,5%
10,0%
1.235
32
2,6%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 2
30
16
53,3%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
61
8
13,1%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 1
16
11
68,8%
32,5%
27,5%
22,5%
250
38
15,2%
13,5%
11,5%
10,0%
1.179
37
3,1%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 3+4
Berechja College
7
10
niveau 2 niveau 3+4
' Bij ROC Amarantis zijn vanwege de vergelijkbaarheid met het basisjaar 2005-2006 de gesplitste instellingen nog onder de oude naam gepresenteerd.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 31 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
Voorlopige
18
Grafisch Lyceum R'dam
Helicon Opleidingen
57,9%
32,5%
27,5%
22,5%
226
31
13,7%
13,5%
11,5%
10,0%
31
5,4%
4,25%
3,5%
2,75%
3.360
129
3,8%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 1
85
64
75,3%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
684
89
13,0%
13,5%
11,5%
10,0%
3.521
160
4,5%
4,25%
3,5%
2,75%
386
38
9,8%
13,5%
11,5%
10,0%
1.929
55
2,9%
4,25%
3,5%
2,8%
niveau 3+4
niveau 2 niveau 3+4
Koning Willem I College
11
576
niveau 3+4
Hout en Meubileringscoll
19
niveau 1
138
66
47,8%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
2.112
211
10,0%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
7.406
308
4,2%
4,25%
3,5%
2,75%
I
Leidse lnstr Makers Sch
niveau 3+4
Mediacollege Amsterdam Ma
niveau 2 niveau 3+4
4,25%
3,5%
2,75%
11,1%
13,5%
11,5%
10,0%
5,9%
4,25%
3,5%
2,75%
9
5,0%
108
12
1.723
102
179
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 32 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
19
Noorderpoort
Regio College
ROCA12
niveau 1
288
107
37,2%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
2.523
292
11,6%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
7.292
243
3,3%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 1
249
97
39,0%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
1.108
146
13,2%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
2.606
118
4,5%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 1
74
29
39,2%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
1.103
153
13,9%
13,5%
11,5%
10,0%
205
5,3%
4,25%
3,5%
niveau 3+4
3.850
2,75% 22;5°/o ''10,0%·~
z. 75~o ROC Alfa-college
ROC Arcus College
ROC Da Vind College
304
85
28,0%
niveau 2
2.147
226
niveau 3+4
6.223
189
niveau 1
32,5%
27,5%
22,5%
10,5%
13,5%
11,5%
10,0%
3,0%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 1
244
91
37,3%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
1.408
193
13,7%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
3.581
170
4,7%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 2
2.001
240
12,0%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
4.334
209
4,8%
4,25%
3,5%
2,75%
AA".
,,:
2/l?% ROC Drenthe College
niveau 1
182
84
46,2%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
1.669
176
10,5%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
4.234
120
2,8%
4,25%
3,5%
2,75%
~~;50/o, 10JO"'ó niveau3f4
2,75°/o
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 33 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
20
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 34 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
21
niveau 1
ROC Rivor
niveau 2 niveau 3+4
ROeTilburg
76
33
43,4%
517
66
1.113
35
30
32,5%
27,5%
12,8%
13,5%
11,5%
10,0%
3,1%
4,25%
3,5%
2,75%
46;2% '
: 32,5.%
27,5%
22,5%
14,7%
1:3:05°/o
11;5%
10,0%
92
.4,3°/o
4,25%'
3,5%
2,75.%
niveau 1
255
105
41,2%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
1.851
292
15,8%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
4.683
235
5,0%
4,25%
3,5%
2,75%
.13,5%
11,5°/q
..660
'
.4.911 i ]4o532 i ROC van Twente
4,25.%
3,5%
niveau 1
413
148
35,8%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
3.379
381
11,3%
13,5%
11,5%
10,0%
10.299
307
3,0%
4,25%
3,5%
2,75%
niveau 3+4
138
.. 2?·5?/"c 11,5% .
439
362 Scalda
3?5%
2,75"/o
niveau 1
186
81
43,5%
32,5%
27,5%
22,5%
niveau 2
1.689
213
12,6%
13,5%
11,5%
10,0%
niveau 3+4
6.013
257
4,3%
4,25%
3,5%
2,75%
24,6%
3~ ..5%
ZZ,5%
22.• 5%
l0,1%
13,So/o
11.5°19
'lO,à%
2,7%
4,25%
3,5%
2,75%
61. 8.94 niveau 3+'4 Sintlucas- De Eindhovense sch
niveau 2 niveau 3+4
SÓMACbll~ge ..
4.791' 66
6
9,1%
13,5%
11,5%
10,0%
2.576
69
2,7%
4,25%
3,5%
2,75%
37
5
13,5°/o
<13,59/o
11,5°/~
10,0.9/"
· riiveat,J,3t4
JO~;
31
4,4Pfo
4,25%•
3,5%
2,75'%
niveau 1
47
14
29,8%
32,5%
27,5%
22,5%
STC
niveau 2 niveau 3+4
Wellantcollege
niveau 1 niveau 2 niveau 3+4
·zadkitie
22,5%
1
850
116
13,6%
13,5%
11,5%
10,0%
2.427
77
3,2%
4,25%
3,5%
2,75%
146
84
57,5%
32,5%
27,5%
22,5%
751
105
14,0%
13,5%
11,5%
10,0%
2.372
139
5,9%
4,25%
3,5%
2,75%
115
29,6%
32,5%
27,5'%
2~.5%
562 '
16,5%
13,5%
11,5Ófo
lO,O%
6,7%
4,25%
3.5%
2}15%
~h/eau.1·
· nhtèau 2 niveaLL3+4
9.281'
626
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 35 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
22
In dit hoofdstuk worden de onderwijskenmerken van de nieuwe vsv'ers getoond op basis van de cijfers op landelijk niveau. Er wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwe vsv'ers op het mbo en in het vo. Informatie over de onderwijskenmerken van vsv'ers op regionaal ofinstellingsniveau is beschikbaarvia de VSV-verkenner, www.vsvverkenner.nl.
Figuur g: totale groep nieuwe vsv'ers naar schoolsoort in 2011-2012 Bron: DUO
Het vavo heeft het hoogste vsv-percentage (14,3%). Dit is absoluut gezien een kleine groep. Het grootste deel van de vsv'ers komt uit het mbo (74%). Het voortgezet onderwijs heeft ten opzichte van 20052oo6 de grootste reductie behaald (44,7%). Het aantal vsv'ers in het mbo is met 25,6% gedaald. Van de totale groep nieuwe vsv'ers heeft 58,5% een vmbodiploma behaald en heeft 11,8% een mbo 1 diploma. 29,7% van de nieuwe vsv'ers heeft geen diploma behaald. 39% van de jongeren die zonder startkwalificatie het vo verlaten, heeft een vmbo-diploma. 15,4% van de jongeren die zonder startkwa!ificati~ het mbo verlaten, heeft een mbo 1 diploma behaald.
2% vo
mbo
vavo
Tabel 11 1: nieuwe vsv'ers naar onderwijsniveau en diplomakenmerken in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
Vavo
1
8.404
5.754
618
474
7
11
563
337
1.188
822
14,1%
14,3%
-30,8%
Vavo lijkt een goede reductie te bewerkstelligen, maar de afname in vsv wordt mede veroorzaakt door een (forse) daling in deelnemers. Het vsv-percentage is in vergelijking met het peiljaar immers hetzelfde gebleven.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 36 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
1
111
111
23
Voorlopige cijfers
De grootste groep nieuwe vsv'ers uit het mbo komt uit bol 2, bol 4 en bbl 2. Gezamenlijk zijn deze niveaus verantwoordelijk voor bijna tweederde van het aantal nieuwe vsv'ers in het mbo. Hetvsv-percentage is op mbo 1 het hoogst (36,4%).
1111 De grootste reductie ten opzichte van 2005-2006 is bereikt binnen vavo (30,8%). Binnen bol is een reductie van 25,7% bereikt en binnen bbl een reductie van 26%. Het vsv-percentage binnen bol is lager dan binnen bbl (respectievelijk 6,2% en 9,6%).
Tabe/12': nieuwe vsv'ers in het mbo per onderwijssoort en -niveau in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
Bo/1
12.592
4.577
36,3%
63,160 Bo/3
67.919
4.586
6,8%
B<J14
l{:i9;6Q5
7,':?62
• 4,ii9lo j
Bb/1
3.095
l3bl2:
37;219
Bb/3
24.893
.Bb/4
7.026
Examenleerling 1
134
EX
1.413
Examenleerling 3
1.655
Examenleer/îng 4
J,ÖOO
Vavo
8.404
.
3.086
svg
6,.674.1
75.140
3.607
-15,8%
3,8%
-35,6%
321
3.,9Wo
-Z9,0b/o
94
44,1%
16,0%
19,5%1
-9,J%
2.424
1.100
15,6%
33.765
4,322
1.559
6,3%
26.211
1.004
s~.205
213 1,793
?50
(5,llo/~:
385.
217,2%,
-21,3%
45,4%
42,2%
60,4%
4,8%
~ÎQ,'?Pio
1.306
81
-32,6% ~g~,9,0/o.
176.. 2:3fi
.5:81 G i
452'
34,0%
9.064
235
14,2%
1.690
130
7,7%
-44,7%
.139
,13,9%
1.5[2
1]8.
7,5%;
.· -15(1%
1.188
14,1%
5.754
822
14,3%
-30,8%
7,5%
-33,3%
!
Tabe/13: nieuwe vsv'ers in het mbo per sector in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
Economie
Zorg en welzijn Landbol.l.~
Combinatie
142.857
15.474
10,8%
138.396
10.316
:g;] óil
1 E,7?J~·
.105:189
6.411
117.796
8.337
7,1%
119.776
6.308
19.785
1;462 .·
4.834
1.899
7;4%. 39,3%
21.:?88.
1.285
8.416
2.682
::-?Q.o.% i
5,3%
-24,3%
5,9%
-12,] Ofo
31,9%
41,2%
' Vavo lijkt een goede reductie te bewerkstelligen, maar de afname in vsv wordt mede veroorzaakt door een (forse) daling in deelnemers. Het vsv-percentage is in vergelijking met het peiljaar immers hetzelfde gebleven.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 37 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
24
2011
De grootste groep nieuwevsv'ers in hetvo komt uit hetvmbo 3-4 (34,9%). Ook komen grote groepen nieuwe vsv'ers in het vo uit havo 3-5 (17,9%) en brug 1-2 (16,4%).
lli
De grootste afname van het aantal vsv'ers ten opzichte van 20052oo6 is in lwoo 3-4 (59,1%), lwoo 1-2 (58,8%) en vmbo 3-4 (56,6%). De vsv-percentages binnen brug 1-2, lwoo 1-2, brug 3 en vwo 3-6 liggen ruim onder het landelijk- en vo- gemiddelde.
Tabe/14: nieuwe vsv'ers in het vo naar onderwijssoort in 2011-2012 ten opzichte van zoos-2oo6 Bron: DUO
1.817
brug3
6.444
19
0,3%
181.890
0,4%
-24,0%
6.648
25
0,4%
31,6%
2.943
1,9%
-56,5%
883
0,5%
-6,3%
3,7%
155.927
0,6%
164.130
havo 3:5 vwo 3-6
1.380
4sil9o
1Wóo3~4
vmbo 3-4
339,293
l?f&~2!2 942
vrn2
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 38 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
25
• In dit hoofdstuk worden de belangrijkste achtergrondkenmerken weergegeven van vsv'ers op basis van de cijfers op landelijk niveau. Ook wordt aandacht besteed aan jeugdwerkloosheid onder de totale groep vsv'ers. Tot slot komt het aandeel nieuwe vsv'ers dat wordt verdacht van een misdrijf aan bod. Figuurw: ontwikkeling percentage nieuwe vsv'ers naar leeftijd in 2011-2012 ten opzichte van 2oos-2oo6 Bron: DUO 2005-2006
2010-2011 111 111
Absoluut gezien is het aantal vsv'ers bij IS-jarigen het grootst. Ten opzichte van zoos-zoo6 is deze groep afgenomen met 5,1%. (tabel15) Ruim de helftvan het aantal nieuwe vsv'ers is 18 of 19 jaar. De grootste reductie is behaald bij jongeren onder de 18 jaar (64,1%).
Figuur 11: ontwikkeling van het percentage nieuwe vsv'ers onder jongeren van 18-min en 18-plus in 2007-2008 tjm 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron; DUO
2005-2006 2009-2010
2007-2008 2010-2011
.. 2008-2009 2011-2012
18-
18+ 0%
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
2%
1%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
9%
14%
Tabel 15: nieuwe vsv'ers naar leeftijd in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
13 of jonger
150.227
467
0,3%
161.082
253
0,2%
-45,8%
14 jr
188.583 i
1.095
0,6°/~
184.443
385
0,2%
,.64;9°/o
15 jr
192.014
1.450
0,8%
183.132
503
0,3%
-65,3%
16jr
189:645!
4.) ?1
2,2%
178.950
1.663·
0;9°/o
~60,2%
l?jr
179.552
10.759
6,0%
180.569
3.645
2,0%
-66,1%
18 jr
l5Q,361
11.465 i
7;6%
l61 ,223''
10:883
; i5,8Dfq
.-5,1%
19 jr
105.113 • . 1 ; 76.565 i
8.796
8,4%
108.970
6:358:
8,3%
zo jr
i
'·''
'
,l
79;330'
7.783
7,1%
-11,5%
5;239
6,'6°/o
-5 7,6°/ó!
21 jr
47.002
4.632
9,9%
52.624
3.533
6,7%
-23,7%
22 jr
27.705!
3.. 476
)2,5%
32.791!
2;358
7,2°/o
-32;2%
18-
900.021
17,953
2,0%
888.176!
6.449
0,7%
-64,1%
18+
406.746
34.728
8,5%
434.938
29.796
6,9%
-14,2%
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 39 van 50
i
i
1. Inkomende documenten - 1010
26
cijfers
De jeugdwerkloosheid (15-25 jaar) is de laatste maanden licht gestegen. In november 2012 was het 13,7%.' Jongeren met een bbl-opleiding hebben meer kans om snel na het afronden van hun opleiding betaald werk te vinden dan jongeren met een bol-opleiding (ca 90% respectievelijk ca. 8o%). 2 De kans om op korte termijn werk te vinden, is in 2012 kleiner geworden, ook met een diploma. Het vinden van een geschikte baan duurt langer dan voorheen. Het aantal mbo-gediplomeerden dat werk zoekt is gestegen ten opzichte van vorig jaar, vooral op niveau 4 van het mbo.3 Jongeren zonder startkwalificatie hebben vaker te maken met jeugdwerkloosheid dan jongeren met een startkwalificatie. Dit percentage is ongeveer twee keer zo hoog (zie fig 13). Van de jongeren zonder startkwalificatie was in 2011 14,6% werkloos. Van de jongeren met startkwalificatie is dat 7,7 %.
8000
6000
4000
Figuur 14laat hetvsv-percentage zien in de landen van de EU-15 4 : In de EU-15 beschikte gemiddeld 14,7% van de 18- tot 25-jarigen in 2011 niet over een startkwalificatie. In Nederland ligt dit percentage lager dan in de EU-15, namelijk 9,1%. Het Nederlandse streefniveau voor 2020 bedraagt 8%.
Figuur 13: percentage jeugdwerkloosheid van 15- tot 23 jarigen van 2006 tot 2011 Bron: CBS, EBB 2006-2011, VSV-atlas pagina 39 20%
ooooooooooooooooooOOOOOOOOOOOOOOOOOoooOOOOOOOOOOOOOOOOOOooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooo••····
Figuur 12: aantal jeugdige werkzoekenden onder de 27 Bron: SBB Barometer (201 2) 10000 ········································
0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000
0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000
°
00000000000000000000000000
00000000000000000000
4% 2% 2000
I
ooooooooooooooooooOoooooooooooooooooooOOoOooooooooooooooooOOoooooooooooooooooOOOOOoOoooooooooooooOOOOOO
OOOOOOOOOOOoOOooooOOOOOOOOOOOOOOOOooooOOOOOOOOOOOOOOOOOoooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooOOOoooo
00000000000000000000
0%--------------------------------------------2010 2011 2006 2007 2008 2009 0
mbo1
mbo2
mbo3
mbo4
%zonder startkwalificatie (15 tot 23 jaar) %met startkwalificatie (15 tot 23 jaar)
onbekend
Figuur 14: percentage van de totale groep vsv' ers in de EU-15 in 2011 Bron: Eurostat, 2012 30
······••oooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooOOOOOOOOOOOOOOOoooooOOOOOOOOOOOOOOoooooOOOOOOOOOOOOOOOOOoOoOOOOOOOOOOOOOOOOOOoooooooooooooooooooooOooooooooooooooooooooOooooooooooooooooooOOoOooO
25
························································································································································································································
20 ·······································································································································································································
15
000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000
°
5
0 bO
"; Ll
E Q) ><
3
c
-"'
"
c
Q)
Q)
"'
N
:~
~0
0
":ii ~
"z
Q)
c
Q)
-"'
:u
E
c Q) c
":ii 'ë ü:
"-.::c
"' _"!
]
3
~
~
·:; 0
_2
•QJ
'50
"'"'
Q)
0
' Bron: CBS, 20 december 2012 ' Bron: CBS, Jaarboek jaarcijfers (2012), gegevens over jongeren in 2009 3 Bron: Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, Barometer december 2012 ' De landen in de Europese Unie in 2000.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 40 van 50
i:' -"'c Q)
-"' Q)
·~
~
~
-"' ".!2!'c :c -"' ~
Q)
>
c 'ë: 0
"'
~
~
1. Inkomende documenten - 1010
I Voorlopige cijfers
In tabel 16 wordt uitgesplitst hoe het opleidingsniveau doorwerkt in de kansen die een persoon op de arbeidsmarkt heeft. Laagopgeleid is iedereen zonder startkwalificatie met alleen basisonderwijs, vmbo, mb01 of onderbouw vo. Middelbaar opgeleid is iedereen met een havo-, vwo- of mbo- 2, 3 en 4 opleiding. Hoogopgeleid is iedereen die op hbo- en of wo- niveau minimaal een bachelor heeft afgerond.'
27
1111
1111
111
Met een opleiding minimaal op het niveau van een startkwalificatie, heeft iemand meer kans om duurzaam werkzaam te zijn. Laagopgeleiden zijn vaker werkloos (17%) dan mensen met een middenopleiding (10%) of hogere opleiding (13%l. De werkende laagopgeleide jongeren hebben minder vaak een vaste baan (38%) dan middenopgeleiden (43%) afhoogopgeleiden (40%).
Tabel 16: situatie arbeidsmarkt, jongeren 15-25 jaar (beroepsbevolking) naar opleidingsniveau in 2012 Bron: CBS Statline, 2013
Werkloos Vast contract
52.000
16,9%
46.000
9,9%
17.000
12,9%
96.000
38,7%
180.000
44,7%
40.000
38,5%
Er zijn verschillen in werkloosheid onder mannen en vrouwen tot 23 jaar. 111 In 20n waren vrouwen zonder startkwalificatie (14,1%) minder vaak werkloos dan mannen zonder startkwalifi-
catie (14,9%). Vrouwen met startkwalificatie (7,6) waren in 2on ook minder vaak werkloos dan mannen met startkwalificatie (7.9%).
Tabel 17: percentage jeugdwerkloosheid van 15- tot 23-jarigen naar geslacht Bron: CBS, EBB 2006-2011
2006
7,5%
13,8%
7,5%
17,4%
2008
5,2%
11,4%
6,6%
12,2%
2010
10,5%
16,9%
8,0%
18,4%
iJ,60/Q
14,1%
' CBS,
2013.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 41 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
28
van de nieuwe vsv'ers allochtoon is. 111 Het vsv-percentage ligt onder allochtonen hoger dan onder autochtonen (respectievelijk 4,7% en 2,2%). Het aantal vsv'ers is te opzichte van 2005-2006 onder allochtonen jongeren minder hard gedaald dan onder autochtonen (respectievelijk 24,6% en 34,7%). Het vsvpercentage van jongeren met een Surinaamse achtergrond is wel sterk gedaald (38,2%). Tabe/18: nieuwe vsv'ers naar etniciteit in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006
Het vsv percentage ligt bij niet-westerse allochtonen hoger dan bij westerse allochtonen (respectievelijk 4,7% en3,6%). Het percentage vsv'ers met een Arubaans of Antilliaanse achtergrond is hoog (6,3%) en daalt minder snel dan het landelijk gemiddelde (-15,3% ten opzichte van het landelijk gemiddelde van 31,2%).
Bron: DUO
Autochtoon
1.020.389
34.319
3,4%
1.027.372
22.405
2,2%
-34,7%
201.658
13.350
6,6%
213.914
10.063
4,7%
-24,6%
i~d8~
~;81~'
3.094
882
28,5%
2.747
962
;4-llochtdqf!' Niet-westerse allochtonen
Wèstdr~ quaçh'tóari Overig
:i,p~/oi 35,0%
9,1%
Tabe/19: nieuwe vsv'ers naar niet-westerse achtergrond in 2011-2012 ten opzichte van 2005-2006 Bron: DUO
Suriname
38.557
2.671
6,9%
35.498
1.652
4,7%
-38,2
44.734
2.672
6,0%
48.653
2.202
4,5%
-17,6
61.735
4.100
6,6%
70.243
3.084
4,4%
-24,8
A[f1balf!Jéá.Afltili~n•. Turkije
!;Marokko Overig niet-westerse allochtonen
' Autochtoon: Persoon van wie beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar iemand zelf is geboren. Allochtoon: Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Nietwesterse allochtoon: Allochtoon met als herkomstgroepering één van de landen in de werelddelen: Afrika, Latijns-Amerika en Azie (excl. Indonesië en Japan) ofTurkije. Westerse allochtoon: Allochtoon met als herkomstgroepering één van de landen in de werelddelen Europa (excl. Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 42 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
29
Relatief meer vsv'ers zijn verdacht van een misdrijf1 dan niet-vsv'ers. Dit geldt zowel voor hetvo als het mbo. In hetvo is 13,5% van de vsv'ers verdacht geweestvan een misdrijf. Van de niet vsv'ers is 1,9% verdacht geweest van een misdrijf. Relatiefveel vsv'ers die zijn uitgevallen in het vmbo leerjaar 3 en 4 zijn verdacht geweest van een misdrijf(respectievelijkz4% en 17%).
In het mbo is 23,4% van de vsv'ers verdacht geweest van een misdrijf, terwijl8,3% van de niet-vsv'ers verdachtwas van een misdrijf. Vooral de percentages jongeren die verdacht zijn geweest van een misdrijf liggen hoog onder vsv'ers uit het mbo 1 (33,6%) en mbo z (27,5%).
Tabel zo': nieuwe vsv'ers verdacht van een misdrijf naar leerjaar en niveau in zow-2011 Bron: CBS/Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), 2008, 2009, 2010
Totaal Nederland
8.620
20.6%
Voleerjaar 1-2
330
11.3%
Vo vmbo leerjaar 4
640
17.0%
6.790
3.450
48.760
3.8%
'J7.?,60
Totaal mbo
3.060
0.8%
;4)1110'
'4.4%
5.640
5.8%
23.4%
30.440
8.3%
27.5%
11.410
13.7%
Mbo Nive~u 1 Mbo niveau 2
Mbo niveau 3'.
.vavo
Mbo niveau 4
'7.540. 1.070 A~O
15.0%
9.620
5.4%
l8.7%
~lQ'
·9·4%
' Onder 'verdacht van een misdrijf wordt verstaan een geregistreerd proces-verbaal in de kalenderjaren zoo8, zoog enjof 2010. ' De tabel betreft een onderzoekspopulatie van leerlingen jonger dan 23 jaar behorende tot de Nederlandse bevolking. Aantallen zijn afgerond op tientallen, hierdoor kan een optelling afwijken van het totaal. Percentages zijn berekend op de onafgeronde getallen.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 43 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
30
Alle jongeren die in Nederland onderwijs volgen, hebben een persoonsgebonden onderwijsnummer. Hiermee kunnen leerlingen worden gevolgd. Persoonskenmerken zoals leeftijd, geslacht, etniciteit en onderwijsniveau zijn ook aan dit nummer gekoppeld. Voor het bekostigd onderwijs zijn deze gegevens opgeslagen in het Basisregister Onderwijs (BRON). Op basis van het geanonimiseerde onderwijsnummer wordt voortijdig schoolverlaten op landelijk, regionaal, gemeentelijk en instellingsniveau in kaart gebracht. Met deze berekeningsmethode is vanaf 2005 een constante en betrouwbare vergelijking tussen jaren mogelijk en zijn trends goed zichtbaar. De convenanten Aanval op Schooluitval2oo8-2011 zijn op basis van deze berekeningsmethode afgesloten.
Elk voorjaar informeert het ministerie van OCW de Tweede Kamer over de voorlopige vsv-cijfers van het voorgaande schooljaar. De inhoud van deze bijlage is gebaseerd op de voorlopige cijfers van het schooljaar 2011-2012. De vsv-cijfers zijn pas definitief wanneer er op de, door de onderwijsinstelling aangeleverd, in- en uitschrijvingsgegevens een accountantsverklaring is afgegeven. De definitieve cijfers worden negen maanden na de voorlopige cijfers bekend gemaakt in de VSV-Atlas.
Een beperkte groep jongeren wordt meegenomen als vsv'er in de berekeningsmethode terwijl ze wel een opleiding volgen. Dit komt omdat de onderwijssectoren waar deze leerlingen onderwijs volgen (nog) niet met het persoongebonden onderwijsnummer werken. Het landelijke vsv-cijfer kan voor een gedeelte van deze jongeren worden gecorrigeerd, omdat er op landelijk niveau aanvullende informatie bekend is. Deze correcties zijn nog niet mogelijk op de cijfers op regionaal, gemeentelijk en onderwijsinstellingniveau. Het landelijk vsv-cijfer wordt gecorrigeerd met het aantal leerlingen dat binnen een schooljaar overstapt naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Dit is mogelijk vanaf schooljaar 2009-2010 door de invoering van BRON-vso. Er zijn geen correcties mogelijk voor eerdere jaren. Zodoende ontstaat er in 2oog-2oro een kleine breuk in de tijdreeks. Het verscherpen van de meetsystematiek is onderdeel van
het vsv-beleid. Het landelijke vsv-cijfer wordt verder gecorrigeerd met het aantal examendeelnemers, overige niet-bekostigde mbodeelnemers en vavo-deelnemers. Examendeelnemers en overige niet-bekostigde mbo-deelnemers zijn deelnemers die wel onderwijs volgen aan een mbo-instelling. Maar waarvoor de instelling geen bekostiging aanvraagt. De cijfers in deze Bijlage op landelijk niveau zijn volgens de landelijke berekeningsmethode tot stand gekomen. De cijfers in de Bijlage op regionaal, gemeentelijk en instellingniveau zijn volgens de regionale berekeningsmethode tot stand gekomen. Dat wil zeggen dat ze uitsluitend zijn gebaseerd op de in- en uitschrijvingen die onderwijsinstellingen aan DUO aanleveren voor bekostiging. De correcties zoals toegepast op landelijk niveau zijn hier niet toe te passen.' Het ontbreken van de examendeelnemers, de overige nietbekostigde deelnemers en de vavo-deelnemers in de berekening voor de convenanten verlaagt het aantal nieuwe vsv'ers. Dat komt omdat deze deelnemers aan het begin van het schooljaar niet worden meegeteld en daarom geen nieuwe voortijdig schoolverlaters kunnen worden. Aan de andere kant worden de deelnemers die, zonder een startkwalificatie, doorstromen als examendeelnemer, als overige niet-bekostigde deelnemer of als deelnemer aan het vso, wel geteld als nieuwe vsv'er. Dit geeft een verhogend effect
' Dit is de berekeningswijze van vsv'ers zoals gedefinieerd in de convenanten Aanval op Schooluitvalzoo8-zo11. Binnen de RMC-wetgeving geldt echter dat een leerling als vsv'er word gemeld en geregistreerd zodra deze een maand ongeoorloofd afwezig is geweest van een opleiding. ' Hierbij moet worden aangetekend dat voor regio's, instellingen en sectoren geldt dat wanneer in het peiljaar reeds sprake was van een laag vsv-percentage, dit invloed heeft op de behaalde reductie.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 44 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
I Voorlopige cijfers
op het aantal vsv'ers. Het verhogende effect is groter dan het verlagende effect. Daarom worden er op regionaal, gemeentelijk en instellingsniveau per saldo meer nieuwe vsv'ers geteld dan op landelijk niveau.
Bij de interpretatie van de vsv-cijfers moet worden bedacht dat de schoolcarrière van een kleine groep jongeren (o,2%o,3% van de 1,3 miljoen jongeren in hetvo en mbo) nog niet volledig in beeld is. Het aantal nieuwe vsv'ers wordt daardoor te hoog vastgesteld. Het betreft: algemeen particulier va-onderwijs 111 particulier mbo-onderwijs de politieschool 111 opleidingen bij Defensie (niet via een ROC) onderwijs aan gedetineerde jongeren 1111 overstap naar onderwijs in het buitenland tijdens of na het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs een deel van de zogenaamde 'nieuwkomers' die na een periode op school in Nederland terugkeren naar het land van herkomst
31
1111
jongeren die tijdens het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs een vrijstelling op de leerplichtwet krijgen op basis van hun lichamelijke of psychische gesteldheid jongeren die na hun mbo 1 diploma een baan hebben gevonden van tenminste 12 uur per week.
In 2010 zijn enkele onderzoeken uitgevoerd naar de omvang van de zogenaamde witte vlekken. De wetgeving om het niet-bekostigde onderwijs in BRON op te nemen is afgerond. Het wetgevingstraject rondom het registreren van vrijstellingen op de Leerplichtwet is in een vergevorderde fase. Het voorstel is onlangs naar de Tweede Kamer verzonden, voorzien van een blanco advies van de Raad van State. De resultaten van de verbeterde meetsystematiek op instellingniveau over schooljaar 2012-2013 worden begin 2014 gepresenteerd.
Tabelz1: categorieën deelnemers die wel of niet worden geteld als vsv'ers in de verschillende berekeningswijzen
Leerlingen ouder dan 22 jaar (t+1)
Emigratie
Niet
Niet
.Niet'
J\liet
Niet
Niet
Wiet, Personen uitgeschreven uit GBA
Niet
~eer!fn~en ~itPraktilkohclerwijs '
Niet
Examendeelnemers en overige niet voor bekostiging aangemelde
Wel
Niet
Niet
mbo-deelnemers Uitvàl.vàrnlit va'./o
IN~l.:
Internationaal Baccalaureaat; Engelse stroom
Niet
lns:chatting doàrsttoom'vio~i'l declaratie-pro .
we1
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 45 van 50
I
'< > 1
Niet
1. Inkomende documenten - 1010
32
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 46 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
33
I AOC bbl bol
Agrarisch Opleidingscentrum beroepsbegeleidende leerweg (in het mbo) beroepsopleidende leerweg (in het mbo)
BRON
Basisregister Onderwijs
brug
brugklas Centraal Bureau voor de Statistiek
CBS DUO EBB
Dienst Uitvoering Onderwijs
Enquête Beroepsbevolking
G4 G32
4 grootste gemeenten van Nederland
GBA
Gemeentelijke Basisadministratie hoger algemeen voortgezet onderwijs
havo hbo KLPD
lwoo mbo mbo1 mbo2 mbo3 mbo4 mbo-instelling pro
RMC ROC vavo vm2 vmbo vo vo-school vso vsv vsv'er vwo wo
Samenwerkingsverband van 34 (middel) grote gemeenten
hoger beroepsonderwijs Korps Landelijke Politie Diensten leerwegondersteunend onderwijs middelbaar beroepsonderwijs
middelbaar beroepsonderwijs niveau 1 middelbaar beroepsonderwijs niveau 2 middelbaar beroepsonderwijs niveau 3 middelbaar beroepsonderwijs niveau 4 middelbaar beroepsonderwijs instelling praktijkonderwijs Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie
Regionaal Opleidingscentrum voortgezet algemeen volwassenenonderwijs samenvoeging van de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo met de opleiding mbo 2 voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voortgezet onderwijs voortgezet onderwijsschool voortgezet speciaal onderwijs voortijdig schoolverlaten voortijdig schoolverlater voorbereidend wetenschappelijk onderwijs wetenschappelijk onderwijs
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 47 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
34
Voorlopige cijfers
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 48 van 50
I
2011-2012
1. Inkomende documenten - 1010
35
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 49 van 50
1. Inkomende documenten - 1010
36
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 50 van 50