Ministerie van OCW, directie Emancipatie Verslag veldraadpleging vrouwenemancipatie 3 februari 2010 1. Inleiding Dit kabinet vindt dat “de emancipatie niet af is”: zo staat het letterlijk in de emancipatienota van 2007. De streefdoelen waar dit kabinet op beoordeeld kan en mag worden, ook voor vrouwenemancipatie, zijn gericht op 2011. Maar wat voor doelen stellen we ons als samenleving voor de wat verdere toekomst? Wat voor beelden, hoop en verwachtingen hebben we voor de langere termijn? Op 3 februari 2010 heeft de directie emancipatie van het ministerie van OCenW een bijeenkomst georganiseerd in het Bilderberghotel te Scheveningen over die toekomstbeelden. Minister Plasterk was daarbij namens het Kabinet aanwezig als coördinerend minister van Emancipatie. De Minister rondde af met de uitspraak dat emancipatie zeker ook tot 2020 stevige aandacht zal vragen van ons allemaal: overheid, werkgevers, werknemers en burgers. Dit jaar zal de minister een Midterm Review uitbrengen met daarin een paragraaf met streefbeelden voor de toekomst. De uitkomsten van deze veldraadpleging dienen daarbij als input. Om een mix van gezichtspunten te krijgen, heeft de directie Emancipatie de uitnodiging gericht aan: Vertegenwoordigers uit de vrouwen- en jongerenbeweging. Vertegenwoordigers uit onderwijs, vakorganisaties en bedrijfsleven. Wetenschappers van universiteiten en instellingen als het SCP en het Centraal Planbureau Medewerkers van adviesbureaus en maatschappelijke instellingen Beleidsmedewerkers van diverse grotere gemeenten en de rijksoverheid Deelnemers konden kiezen uit 6 intensieve workshops van 45 minuten onder leiding van externe moderatoren. Elke workshop werd twee keer aangeboden. De workshops gingen in op vijf thema‟s: Vrouwen naar de top Tijd voor arbeid en zorg Economische zelfstandigheid van vrouwen. Allochtone vrouwen Emancipatie begint bij de jeugd De moderatoren is gevraagd maximaal drie aanbevelingen te doen als het gaat om toekomstig beleid voor vrouwenemancipatie met het oog op 2020. De aanbevelingen konden gedaan worden aan de Minister, maar konden ook betrekking hebben op de rol van vrouwen zelf of andere type organisaties (bijv. werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, gemeenten). De aanbevelingen zijn direct na afloop van de workshops gepresenteerd aan de zaal door de deskundigen. In dit verslag op hoofdlijnen gaan we hieronder dieper in op de discussies in de workshops en de gepresenteerde aanbevelingen. Vervolgens ronden we af met een weergave van de belangrijkste constateringen tijdens de plenaire discussie aan het einde van de dag.
1
2. Thema: Vrouwen naar de Top. Moderatoren: Petra Stienen (sr. adviseur BMC) over de rol van de overheid en Annelies van Vianen (hoogleraar arbeidspsychologie UVA) over cultuur en mentaliteit. Inleiding Op dit onderwerp werden twee workshops georganiseerd. In de eerste stond de rol van de overheid en vrouwen netwerken centraal. Hierin kwamen vragen aan de orde als: Hoe ver dient de overheid te gaan bij het streven naar meer evenredige vertegenwoordiging van vrouwen aan de top? Dient zij zich terughoudend op te stellen, zich als voorbeeldwerkgever te beperken tot de eigen invloedssfeer, of moet sterker ingegrepen worden? En wat zijn daarbij de beste instrumenten? Wat is de rol van vrouwen en vrouwennetwerken? Willen en kunnen informele netwerken samenwerken met de overheid en vice versa? De tweede workshops had tot doel te verkennen of en zo ja welke culturele en arbeidspsychologische barrières resteren die de doorstroom van meer vrouwen naar de top verhinderen. Vragen als „Bestaat het glazen plafond?‟, „Hebben vrouwen wel genoeg ambitie voor een topfunctie?‟ en „Durven vrouwen zich net zo te profileren als mannen en hun kansen te grijpen?‟, stonden centraal. Streefbeeld 2020 vrouwen naar de top In de workshops werd naar voren gebracht dat er een kritische massa nodig is van vrouwen aan de top van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om te zorgen voor een daadwerkelijke cultuurverandering, zodat vrouwelijk talent op alle niveaus en in alle sectoren beter wordt benut. Uit onderzoek zou zijn gebleken, dat deze kritische massa ligt op pakweg 1/3 e van de top van een organisatie. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan, dan zullen vrouwen aan de top nog te zeer “gedwongen” worden om zich te conformeren aan de mannelijke cultuur. De paar vrouwen die dan de top bereiken, vertonen dan nog te vaak “mannelijke eigenschappen”. Het streefbeeld voor 2020 ligt dan ook naar de mening van veel deelnemers op deelname van vrouwen aan de top in alle maatschappelijke sectoren (overheid, bedrijfsleven, nonproifit) rond de 30%. Aanbevolen acties vanuit de workshops Voorbij de vrijblijvendheid. De overheid moet stimuleren. Stel quota vast van minstens 30% voor vrouwen aan de top en handhaaf die ook via sanctionering en verleiding van bedrijven en maatschappelijke organisaties als scholen en ziekenhuizen. Denk qua verleiding/sanctionering vanuit de rijksoverheid daarbij ook aan „contract-compliance‟: alleen bedrijven en organisaties die de quota halen, kunnen nog meedingen in aanbestedingsprocedures vanuit de overheid. Verplicht werkgevers om te onderhandelen op de werkvloer over de loopbaan van vrouwen. De Minister heeft een rol bij het zichtbaar maken van het economisch en maatschappelijk belang van meer Vrouwen aan top. Gebruik hierbij aansprekende beelden, zoals bijv. voetbalteams. De rijksoverheid heeft als werkgever een voorbeeldfunctie richting bedrijfsleven, gemeenten en non-profitorganisaties als het gaat om het percentage vrouwen aan de top. Overheid en vrouwennetwerken hebben een gedeelde verantwoordelijkheid, dit moet leiden tot professionalisering. De overheid zou daarbij vrouwennetwerken moeten subsidiëren. Meer vrouwen de top bouwt voort op een betere emancipatie van vrouwen en mannen in het algemeen. Daarom moet er gewerkt worden aan een brede basis: meer aandacht voor emancipatie op de werkvloer van overheid en bedrijfsleven en in het onderwijs bij de jeugd. Werk aan verlofregelingen (vaderverlof), regel de kinderopvang en zorg voor goede scholing. Toelichting op aanbevelingen Voorbij de vrijblijvendheid: sanctioneren of stimuleren (quota)? Algemeen is de tendens dat „de weg der geleidelijkheid‟ richting het streefbeeld van 30% aan de top te lang duurt. Stevige interventie vanuit de rijksoverheid is nodig. In de workshops is daarom brede steun voor het instellen van streefcijfers (“quota”), maar is ook discussie over de beste manier om dergelijke normen te handhaven: straffen of belonen. Sommigen zijn van mening dat dwingende maatregelen alleen kunnen in combinatie met ondersteunende maatregelen. Hier heeft de rijksoverheid een middel in handen via grote aanbestedingen en uitvoering van beleid. Hierbij passen ook maatregelen van positieve sanctionering. Door wie het goed doet te belonen worden achterblijvers automatisch bestraft. In navolging van het duurzaamheidbeleid zou de overheid via de eigen aanbestedingsregels meer diversiteit kunnen bevorderen. Instellingen met te weinig vrouwen in (de top van) hun organisatie krijgen bijvoorbeeld geen opdrachten meer vanuit de (semi-) overheid. Zo beloont de overheid voorbeeldgedrag. Welke mix je ook precies kiest als rijksoverheid: de aanwezigen vinden dat de vrijblijvendheid van maatregelen er vanaf moet.
2
Voorbeeldfunctie van de Minister Als belangrijke accelerator voor deze cultuurverandering komt uit beide workshops het belang van voorbeeldfuncties, goede rolmodellen en best practices naar voren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen via een actieve SIRE campagne Voorbeeldfunctie van de rijksoverheid als werkgever Met name de overheid zou een exemplarische rol dienen te vervullen als werkgever en vrouwen naar de top. Belangrijk vinden de aanwezigen dat de overheid één heldere boodschap uitdraagt. Samenwerking overheid en (professionele) vrouwennetwerken Bij alle aanwezigen bestond er consensus over twee sporen die gevolgd dienen te worden. Aan de ene kant dienen vrouwen, en met hen vrouwennetwerken, meer te professionaliseren, hun eigen verantwoordelijkheid te pakken en vooral naar voren te stappen om zelf die top te bereiken. Van de overheid wordt tegelijkertijd verwacht te blijven agenderen en faciliteren. Geld van de overheid is nodig om deze professionaliseringsslag te maken. Aandacht op de werkvloer en in onderwijs Ook op de werkvloer en in het onderwijs zou er veel aandacht moeten zijn voor rolmodellen. Het stimuleren van meisjes op jonge leeftijd in debat, assertiviteit en profilering is voor het creëren van positief zelfbeeld en ambities van grote waarde. Een suggestie is meer aandacht te genereren voor verschillende manieren waarop een „topfunctie‟ in te vullen is. Het gaat om resultaat en niet om grote gewerkte aantal uren. Hierbij rijst vooral de vraag bij de aanwezigen of voor het bereiken van de top een „60-urige werkweek wel echt noodzakelijk is. Het aanbieden van verschillende positieve rolmodellen op dit punt zou veel kunnen bijdragen. Ook het sneller benutten van jong potentieel wordt hier als stimulerende maatregelen genoemd. Met name bij jong talent op de werkvloer zouden waardeoordelen over het verschil tussen man en vrouw in mindere mate een rol spelen. Invoering van een verplichte externe loopbaancoach en meer vastomlijnde loopbaanbegeleiding op de werkvloer, waarop leidinggevenden kunnen worden afgerekend zou ook stimulerend werken. De meeste deelnemers zijn het er over eens dat deze rolmodellen en houding niet enkel bij vrouwen te vinden zijn. Met name het beter betrekken van mannen bij deze discussie en het streven naar meer diversiteit in topfuncties is een belangrijke aanbeveling. Een van de maatregelen die hierbij genoemd worden is het verplichten van vaderschapsverlof. Andere genoemde maatregelen liggen meer in de faciliterende sfeer, zoals het regelen van kinderopvang en het aanpassen van schooltijden en flexibel werken voor man en vrouw mogelijk maken.
3
3. Thema: tijd voor arbeid en zorg. Moderator: Edwin Brink (HR adviseur bij Qidos) Inleiding workshop Hoe wordt het voor vrouwen en mannen makkelijker om werk te combineren met de zorg voor kinderen of ouders? Wat zijn de thema's waarop tot 2020 moet worden ingezet? Zijn mannen, vrouwen en kinderen gebaat bij brede scholen? Is een wettelijk recht op flexibele arbeidstijden een oplossing? Of ruimere openingstijden van winkels? In deze bijeenkomst werd in kaart gebracht welke (beleids)maatregelen de komende jaren het meest kansrijk zijn en wat daarbij de rol is van de overheid, (semi)publieke en private partijen. Streefbeeld 2020 voor arbeid en zorg Nederland beweegt richting het Scandinavisch model. In 2020 is Nederland van een anderhalf verdieners-model veranderd in een samenleving waarbij mannen en vrouwen arbeid en zorg gelijk verdelen. Vrouwen zijn beduidend meer uren gaan werken. Mannen en vrouwen houden wel tijd vrij voor de zorg voor kinderen, ouders of andere familieleden en vrienden. In het kort: van een anderhalf verdienersmodel naar een 2x4 model. Voor kinderen van 0-4 jaar wordt 3 dagen kinderopvang in de week normaal. Publieke voorzieningen worden flexibeler qua bereikbaarheid en loketfunctie. En werknemers hebben een recht op flexibel werken (flexibele werktijden en gedeeltelijk thuiswerken) en een uitbreiding van ouderschapsverlof en zorgverlof. Aanbevolen acties vanuit de workshops De rijksoverheid moet stimuleren dat mannen en vrouwen arbeid en zorg beter delen, zodat vrouwen meer uren gaan werken, door: Het fiscaal belonen van een andere verdeling tussen mannen en vrouwen van gewerkte uren (binnen gezinnen) Het creëren van totale dagvoorzieningen van school, kinderopvang en naschoolse opvang van 7 uur ‟s ochtends tot 7 uur „s avonds voor 0-16 jarigen op één locatie. Het mogelijk maken van het recht op flexibele werktijden Uitbreiding van de mogelijkheden voor ouderschapsverlof en zorgverlof. Toelichting op de aanbevelingen Fiscaal belonen van een andere verdeling van werk tussen mannen en vrouwen De overheid moet het belastingstelsel zo hervormen, dat prikkels ontstaan om meer te gaan werken volgens het streefbeeld dat in geval van gezinnen met kinderen tussen de 0-4 jaar zowel de man als de vrouw vier dagen werken (2x4). Voor deze categorie burgers zou een belastingvoordeel moeten worden geschapen als zij de arbeid gelijkwaardig verdelen en beiden minstens 32 uur per week werken. Een dagvoorziening voor 0-16 jarigen op één locatie met openingstijden van 7-tot-7 Als het gaat om het faciliteren van gezinnen met jonge kinderen en het meer evenredig verdelen van werk ligt de focus in de workshop overduidelijk bij de school- en opvangtijden van 0-16 jarigen. Scholen moeten verplicht worden om onderwijs en opvang aan te bieden op één locatie, terwijl ouders natuurlijk de keuzevrijheid behouden om daar wel of geen gebruik van te maken. Meer flexibiliteit vanuit werkgevers wat betreft werktijden en thuiswerken Flexibele werktijden wordt vaak genoemd als een oplossing om arbeid en zorg beter te kunnen combineren. De overheid zou werkgevers hiertoe actief dienen te stimuleren en wellicht zelfs verplichten via een aanpassing (of vervanging) van de wet aanpassing arbeidsduur. Verlofregelingen De overheid introduceert 1 jaar ouderschapsverlof, te verdelen over de moeder en vader. Verwachting is dat mannen dan meer zorgtaken op zich zullen nemen. En dat vrouwen zo minder nadelen van de zwangerschap voor hun carrière ondervinden. Daarnaast dient het mantelzorgverlof te worden geïntroduceerd. Als de overheid deze twee maatregelen gaat uitwerken en realiseren, is wel aandacht nodig voor de snel groeiende groep ZZP‟ers.
4
4. Thema: economische zelfstandigheid en fiscale maatregelen Moderator: Joop Schippers (hoogleraar arbeidseconomie Universiteit Utrecht) Inleiding Slechts 45% van de Nederlandse vrouwen is economisch zelfstandig en 49% van de alleenstaande ouders is economisch zelfstandig. De meerderheid van de alleenstaande ouders zijn vrouwen. Om te voorkómen dat mensen onder het bestaansminimum geraken zijn er verschillende inkomensondersteunende fiscale regelingen. Omdat deze inkomensondersteuning wordt afgebouwd naarmate men zelf in het inkomen kan voorzien, kan er (vooral bij vrouwen) een ontmoedigend effect optreden om meer uren te gaan werken. In deze workshop wilden we het hebben over het spanningsveld tussen inkomensondersteuning en arbeidsparticipatie. Wat is de rol van de rijksoverheid en wat kan lokaal beleid (gemeenten) bijdragen? Streefbeeld 2020 voor economische zelfstandigheid Rond streefbeelden en doelen van vrouwenemancipatie kwam in de workshop de vraag naar voren of de norm voor economische zelfstandigheid van 70% van het wettelijk minimumloon niet aan herziening toe is. De norm zou hoger moeten worden (wie kan er nog rondkomen van 70% minimumloon). Bij deze norm is slechts 45% van de vrouwen economisch zelfstandig, maar je zou kunnen zeggen dat het in werkelijkheid nog erger is omdat de norm zo laag is. Aanbevolen acties vanuit de workshops Versnel als rijksoverheid de afbouw van de heffingskorting, ook wel genoemd de „aanrechtsubsidie‟, die fiscale partners recht geeft op belastingkorting als één ervan niet werkt. Ontstapel de inkomensafhankelijke regelingen door herziening van het belastingstelsel Laat een emancipatie-effectrapportage uitvoeren bij majeure sociaal-economische wijzigingen, zoals de heroverwegingen of de algehele belastingherziening waar momenteel over wordt gedacht. Koppel het recht op AOW aan het aantal gewerkte jaren (incl. forfaitaire jaren voor bepaalde zorgtaken): hiervan gaat een enorme positieve prikkel op de arbeidsparticipatie uit. Bij laagopgeleide vrouwen en mannen is ook kennisoverdracht/voorlichting noodzakelijk: inzicht in bestaande regelingen (bijv. kinderopvang), praktische hulp bij het invullen van formulieren, toegang tot loketten e.d.. Wat levert het op als je gaat werken? Gaat natuurlijk vooral om voorlichting over regelingen waar ze „recht‟ op hebben, zodat het financieel wel aantrekkelijk is om te gaan werken. Toelichting op de aanbevelingen Versnelde afbouw „aanrechtsubsidie‟ Door afbouw van de heffingskorting wordt het aantrekkelijker om te gaan werken. De effecten van de afbouw van wat sommigen de “aanrechtsubsidie” noemen, kunnen worden vergroot door snellere afbouw. Afbouw duurt nu 15 jaar. Dit leidt tot een prikkel om te gaan werken. Aanpakken van „marginale druk‟. In de workshop ging het ook over het begrip „marginale druk‟: het percentage van een bruto inkomensstijging dat niet resulteert in een hoger nominaal beschikbaar inkomen, onder meer door hogere belastingen en lagere toeslagen (definitie Centraal Planbureau). Opgemerkt werd dat de marginale druk het hoogst is aan de onderkant van de arbeidsmarkt, met name bij alleenstaande moeders. De marginale druk voor herintredende vrouwen met een partner is lager door bijvoorbeeld de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de combinatiekorting. Ontstapelen Verminder algemene inkomensondersteunende regelingen ten gunste van specifieke inkomensondersteunende maatregelen, die meer gekoppeld zijn aan arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen. Oplossing in de techniek mogelijk? Vrouwen krijgen nu gegarandeerde inkomsten, ook als ze nu niet werken: dat moet de overheid doorbreken. Maar dat kan de overheid niet alleen. Van belang is ook de bereidheid van werkgevers om grotere deeltijdbanen, kleine deeltijdbanen en fulltime banen te creëren. Het is ook een mentaliteitskwestie! De marginale druk moet worden verlaagd door “ontstapeling”. “Cumulatie” verschillende inkomensondersteunende regelingen leidt ertoe dat naarmate je meer gaat werken, je meer zelf moet gaan betalen als gevolg waarvan je minder overhoudt dan als je niet werkt. Er dienen financiële prikkels te worden ingebouwd die stimuleren tot arbeidsparticipatie. Financiële prikkels om (meer) te gaan werken niet (altijd). Je zou mensen met tijd moeten “verleiden” (bijv. zwangerschapsverlof verlengen). De kinderopvangtoeslag moet wel blijven!
5
Emancipatie-effectrapportage Bij wijzigingen van bijvoorbeeld financiële regelingen (lees heroverwegingen/herziening belastingstelsel) dient aandacht te zijn voor het effect daarvan op mannen en vrouwen. Koppeling AOW aan gewerkte jaren Van belang is om de voordelen van werken te vergroten. Vanuit emancipatieperspectief dient het recht op AOW te worden gekoppeld aan aantal gewerkte jaren en/of het aantal jaren economische zelfstandigheid (individueel recht). Hierbij uiteraard rekening houden met zgn. forfaitaire jaren (opleiding, zorg, werkloosheid). Zo kunnen vrouwen een aantal jaren recht meekrijgen voor de eerste periode waarin zij voor het gezin gezorgd hebben, of loopt de opbouw van het recht niet onmiddellijk af wanneer iemand werkloos wordt. Specifiek beleid voor laagopgeleide vrouwen Bij laagopgeleide vrouwen (en mannen) is ook kennisoverdracht/voorlichting noodzakelijk: inzicht in bestaande regelingen (bijv. kinderopvang). Voor deze groep zou je ook kunnen denken aan één dag in de week een gratis sluitend dagarrangement. Denkbaar is ook om “vouchers” te geven gekoppeld aan initiatief tot het volgen van een opleiding om te stimuleren dat vrouwen beter toegerust zijn voor het betreden van de arbeidsmarkt. Specifiek beleid voor ZZP-ers Voor ZZP‟ers is vaak de impact van belastingen onduidelijk waardoor zij zouden moeten worden begeleid door de belastingdienst. Veel vrouwen die bij een werkgever arbeid en zorg niet makkelijk kunnen combineren beginnen voor zichzelf.
6
5. Thema: allochtone vrouwen Moderator: Nera Jerkovic (adviseur bureau Queste) Inleiding De economische zelfstandigheid onder laag opgeleide vrouwen en allochtone vrouwen is substantieel lager dan die van middelbaar of hoger opgeleide vrouwen. Vooral de economische zelfstandigheid van Marokkaanse en Turkse vrouwen is erg laag: met nog geen 22% tegenover het gemiddelde van 45% bij alle vrouwen. In de afgelopen jaren hebben de directie Emancipatie van OCW en de directie WWI van VROM programma‟s opgezet die zich specifiek richten op de participatie van allochtone vrouwen. Zo wordt bijvoorbeeld in het project 1001-kracht participatie via vrijwilligerswerk gestimuleerd: om werkervaring op te doen of als opstap naar betaald werk. Maar verschilt de behoefte van laag opgeleide allochtone vrouwen van die van laag opgeleide autochtone vrouwen? Of zijn er andere redenen om specifieke projecten op te zetten, gericht op allochtone vrouwen? In deze workshop staat de vraag centraal of dit onderscheid nog nodig is. En is generiek participatiebeleid voldoende om laag opgeleide en allochtone vrouwen te bereiken? Hebben gemeenten met het participatiebudget een instrument in handen om voldoende maatwerk te kunnen bieden voor de specifieke behoeften van deze groep vrouwen? Wat is de rol van de rijksoverheid, gemeenten en de vrouwen zelf? Streefbeeld 2020 voor allochtone vrouwen In een ideale situatie is in 2020 het onderscheid naar etniciteit niet meer relevant voor het maken van beleid vanuit de rijksoverheid of door gemeenten. Aanbevolen acties vanuit de workshops Alleen „evidence based‟-beleid gericht op etniciteit en gender. De (Rijks)overheid moet stereotypering tegengaan. Ondoordacht beleid bevestigt stereotypen en werkt segregerend. Breng gemeenten beter in positie om met maatwerk de participatie van (laag opgeleide)vrouwen te verbeteren. De Rijksoverheid kan dit doen door emancipatie en participatie als belangrijke thema‟s te blijven agenderen. De invulling van het beleid zou meer bij gemeenten moeten liggen. Focus op jeugd en onderwijs om de bewustwording over gelijke rechten en kansen te bevorderen met als doel om economische afhankelijkheid te voorkomen en emancipatie te stimuleren. Toelichting op de aanbevelingen Meer „evidence based‟-beleid rond etniciteit en gender Dé allochtone vrouw en man bestaat niet. Beleidsmakers zouden meer moeite moeten doen om op basis van onderzoek en cijfers te zoeken naar de relevante dimensies op basis waarvan specifiek beleid gevoerd kan worden. Wees secuur in het categoriseren. Specifiek beleid van de rijksoverheid gericht op etniciteit en gender is goed mits „evidence based‟. Pas op voor stereotypering. De rol van gemeenten Bij het bevorderen van emancipatie en participatie gaat het om specifiek vragen en behoeften van vrouwen. Hiervoor is maatwerk nodig. Dat vraagt om een lokale en dus gemeentelijke aanpak. Ook een meer wijk-, buurt of gezinsgerichte aanpak past meer bij het bereiken en emanciperen van vrouwen in een achterstandspositie. De rol van de Rijksoverheid is agendazetten en gemeenten faciliteren in die rol. In de workshop is gediscussieerd over de vraag of gemeenten de volledige verantwoordelijkheid moeten hebben of dat de Rijksoverheid nog zou moeten sturen door bijvoorbeeld in wettelijke kaders en budgetten (zoals het Participatiebudget of de WMO) oormerken te plaatsen ten behoeve emancipatie en participatie van vrouwen. De meningen waren hierover verdeeld, maar de meerderheid neigde ernaar om de gemeenten zoveel ruimte voor invulling te geven. Meer aandacht voor emancipatie en integratie in lessen op school Geopperd werd om op scholen meer aandacht te besteden aan het vraagstuk van emancipatie en mensenrechten om het bewustwordingsproces van jongeren te stimuleren.
7
6. Thema: Jongeren, Emancipatie begint bij de jeugd! Moderator: Dick-Gert Smid (OCW) & Alexander Bakker (NJR) Inleiding Het emancipatie-ideaal is een volwaardige deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt; in alle beroepen, op alle functieniveaus en in alle sectoren van de samenleving. Het probleem is, zo blijkt uit onderzoek, dat jongeren traditioneler lijken te worden over man/vrouw rollen op de arbeidsmarkt en in het gezin en hun studiekeuze en beroepskeuze daardoor laten beïnvloeden. De jongeren bepalen de toekomst en om het ideaal te bereiken is het nodig om te investeren in deze doelgroep die nog voor keuzes staat. En bewustwording is nodig om de talenten van de jongeren optimaal te benutten! Wat is er voor nodig om dat bewustwordingsproces op gang te kunnen brengen? Hoe kun je tot de leefwereld van jongeren doordringen en ze prikkelen? Welke actoren zijn bij dat bewustwordingsproces van belang en hoe wordt ieders inzet gezien? Hoe zou je die actoren optimaal kunnen betrekken in het proces? Wat is de rol van de overheid hierin? En hoeveel vrijheid ervaren jongeren in onze samenleving als het gaat om hun keuzes? Aanbevelingen Voer het maatschappelijk debat. Organiseer als rijksoverheid een brede maatschappelijke discussie. Zet rolmodellen in op alle maatschappelijke terreinen (door de landelijke en lokale overheid, maar ook door scholen en bedrijven). Organiseer een mediacampagne (in de vorm van een fluistercampagne waarbij de boodschap impliciet en geïntegreerd is in diverse (jongeren) programma‟s zoals soaps of series zoals Spangas) gericht op zowel jongens als meisjes en mannen als vrouwen. En laat gemeenten en scholen voorlichting geven aan ouders. De overheid moet steviger sturen op aandacht voor vrouwenemancipatie op scholen voor primair en voortgezet onderwijs in zowel de lesinhoud (via eindtermen voor leerlingen) als de kwaliteit van de leerkrachten en de studie- en beroepskeuzebegeleiding. Zorg ook voor een meer evenredige deelname van jongens en meisjes aan HO-opleidingen in onderwijs en zorg. Meer kennis over waarom het succes van vrouwen in het onderwijs zich niet vertaalt naar de arbeidsmarkt. Wat maakt dat vrouwen ondanks een hogere opleiding thuis gaan zitten? Toelichting Streefbeeld 2020 De jeugd is bepalend bij het bereiken van nieuwe emancipatiedoelstellingen voor 2020. Streefbeeld is daarom de huidige tendens naar traditionelere opvattingen onder jongeren als het gaat om rolverdelingen van mannen en vrouwen op z‟n minst te doorbreken en liefst om te buigen. Formuleer daarbij ook nieuwe streefdoelen gericht op de arbeidsmarkt (minder stereotype onderwijs- en beroepskeuzes voor sectoren als onderwijs en zorg) en nieuwe streefdoelen gericht op mannen (de huidige doelen zijn nu te eenzijdig gericht op vrouwen). Voer een brede maatschappelijke discussie Emancipatie/keuzeprocessen van jongeren is een kwestie van cultuur. Om te kunnen doorbreken in weer traditioneler wordende culturele patronen is het nodig dat er een breed maatschappelijk debat plaatsvindt. Daarbij is belangrijk: Urgentie zichtbaar maken door de rijksoverheid: bewustwording op gang brengen over de problemen die ons te wachten staan als de deeltijdeconomie zich voortzet. Er wordt nu nog vrijblijvend over dit thema gesproken, de effecten zouden meer zichtbaar moeten worden. Wat betekent dit voor het behoud van het sociale zekerheidsstelsel en toekomstige generaties? En wat is daarin de verantwoordelijkheid van de huidige generatie tov de nieuwe generatie? De rol van de ouders: zorg ervoor dat het gesprek tussen ouders onderling over dit thema op gang komt. Wat voor zelfbeeld hebben ouders? En hoe bewust zijn zij in het afgeven van signalen binnen de opvoeding over toekomstige rollen van hun dochters of zonen. Laat gemeenten en scholen hierover voorlichtingsbijeenkomsten organiseren voor ouders. Rolmodellen op alle maatschappelijke terreinen. Jongeren zijn vaak makkelijk te prikkelen door voorbeeldfiguren waar zij zich mee kunnen identificeren. Daarnaast zijn jongeren gevoelig voor “beelden” uit de media. Rolmodellen zouden daarom ook een meer prominente plek moeten krijgen in de media, maar ook op scholen en bedrijven (bijv. laat in programma‟s succesvolle en of bekende mannen zien die ook zorgtaken op zich nemen, zet een vrouwelijke technicus voor de klas als gastdocent, laat zien dat er zakenvrouwen zijn aan de top van bedrijven). Het zichtbaar maken van de rolmodellen is een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende actoren in alle lagen van de samenleving. Zowel de overheden als scholen en bedrijven hebben daar ieder een eigen rol in.
8
Mediacampagne gericht op meisjes en jongens en mannen én vrouwen (dus zowel de boodschap gericht op de jongeren zelf als op de volwassenen, bijvoorbeeld de ouders en leerkrachten). Tweeledigheid van de boodschap die gericht is op bewustwording van beide seksen is daarbij essentieel. Laat in de beelden de goede voorbeelden zien! Meer aandacht voor emancipatie in het onderwijs In de workshop leefde verontwaardiging dat binnen de scholen (zowel in de vakken, als in de cultuur) gelijkheid van mannen en vrouwen weinig aandacht krijgt en dat de docenten niet altijd over voldoende deskundigheid beschikken om jongeren „genderneutraal‟ te kunnen adviseren, bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs bij rond studie- en beroepskeuze. In de sfeer van maatregelen is gedacht aan: Dit thema opnemen als onderdeel van de eindtermen PO/VO (als apart einddoel of als onderdeel van burgerschapsvorming). Integratie in de vakken maatschappijleer/burgerschapsvorming. Afspraken maken met uitgevers van lesmateriaal en schoolboeken over aandacht voor dit thema. Vorm werkgroepen emancipatie op scholen waar dit thema structureel aan de orde komt. Denk ook aan jongeren die zelf actief op hun school projecten hierover opzetten. En nodig rolmodellen uit op school voor het geven van gastlessen: bijv. vrouwen uit de techniek en mannen uit de zorg. Studie- en beroepsbegeleiding op VO-scholen moet een meer coachend karakter krijgen: meer vragen als hoe zie jij je toekomst op de arbeidsmarkt en de verdeling van arbeid en zorg in het gezin ook meenemen. Leerkrachten zouden deskundiger moeten worden rond emancipatievraagstukken: maak dit thema steviger deel van PABO-opleiding. Leerkrachten zouden ook meer deskundigheid moeten krijgen op „genderneutraliteit‟ en beoordeeld moeten worden hierop door hun werkgevers bij functionerings- en beoordelingsgesprekken. Om te voorkomen dat leerkrachten leerlingen bewust of onbewust seksegestuurd beoordelen, kan geanonimiseerd beoordelen een uitkomst bieden. Zorgen voor een meer evenwichtige deelname van mannen en vrouwen in specifieke opleidingen: stimuleer deelname van mannen bij studie- en beroepskeuzes in de kinderopvang, het funderend onderwijs en de zorg. Selecteer aan de poort van het hoger onderwijs. Meer onderzoek naar stagnatie van vrouwen op de arbeidsmarkt In het onderwijs doen meiden het in veel opzichten steeds beter dan jongens: bijvoorbeeld als het gaat om schoolprestaties in het primair en voortgezet onderwijs en de deelname aan het hoger onderwijs. Deze positieve trend vertaalt zich echter niet naar de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Waarom gaat het daar mis? In onze kennisbasis is dit een witte vlek.
9
7. Plenaire discussie en afsluitende woorden Aanbevelingen per workshop: plenaire presentatie en discussie Na afloop van de workshops eindigde de veldraadpleging met een plenaire bijeenkomst. Deze startte met een powerpoint-presentatie van de aanbevelingen uit de workshops door de moderatoren. Minister Plasterk nam daarbij de rol van gespreksleider. Vanuit deze rol stelde hij soms prikkelende vragen aan de moderatoren, bedoeld om nog wat meer scherpte in de aanbevelingen te krijgen en onduidelijkheden te verhelderen. Waar dit heeft geleid tot verheldering, is dat meegenomen in de verslaglegging van de workshops (zie hierboven). Afrondende speech van de Minister van OCW, Ronald Plasterk In zijn afrondende speech benadrukte minister Plasterk het belang van de bijdragen van zoveel betrokkenen en deskundigen. En dat hij om scherpte te krijgen in de betekenis van de aanbevelingen bewust op onderdelen “advocaat van de duivel” heeft gespeeld en dat zijn rol van gespreksleider in die zin niet samenviel met zijn rol als Minister. Doel van deze bijeenkomst was immers om naar het veld te luisteren en gevoed te worden. Deze voeding is van belang voor het uitzetten van strategische lijnen met streefbeelden voor 2020. De emancipatie van vrouwen is ook aan het einde van deze kabinetsperiode “niet af”, hoewel er gelukkig wel positieve ontwikkelingen te zien zijn. Zo is na jaren van stagnatie sprake van een voorzichtige, positieve trendbreuk in de economische zelfstandigheid van vrouwen. De doelen van dit kabinet lopen in 2011 echter af. Minister Plasterk gaf aan dat hij zich in zijn rol als coördinerend minister van emancipatie binnen het kabinet sterk zal maken voor het formuleren van nieuwe streefbeelden richting 2020 die ambitie uitstralen. Zijn inzet is om deze nieuwe beelden nog dit jaar richting Tweede Kamer te communiceren via de Mid Term Review vrouwenemancipatie. En daarbij is steun en betrokkenheid van vrouwen zelf en maatschappelijke stakeholders hard nodig: zeker ook degenen die bij deze veldraadpleging aanwezig zijn geweest. Vragenronde en afrondende speech directeur Emancipatie, Ferdi Licher Aan het slot van de bijeenkomst inventariseerde de directeur Emancipatie namens de minister laatste vragen en opmerkingen vanuit de zaal. Hierbij ging het onder andere over: 1. Het vervolgproces richting Mid Term review en verdere betrokkenheid van aanwezigen en anderen bij het formuleren van de nieuwe streefbeelden richting 2020. In dat kader gaf de directeur Emancipatie aan dat het verslag zal worden gemaild naar alle aanwezigen en dat deze worden uitgenodigd om hierop te reageren. Verder zal de directie Emancipatie het initiatief nemen de komende maanden om op thema‟s de verdieping te zoeken met een gericht uitnodigingenbeleid. 2. Het belang van het VN-vrouwenverdrag. In dat kader benadrukte de directeur emancipatie naar aanleiding van een vraag uit de zaal dat het VN-vrouwenverdrag een belangrijk toetsingskader is en moet zijn bij nieuw beleid en beleidsevaluatie. Over de „concluding comments CEDAW‟ vindt in maart verder overleg plaats tussen de directie Emancipatie en degenen die betrokken zijn namens de vrouwenbeweging bij de schaduwrapportage. Dit overleg is uiteraard ook weer van belang bij het formuleren van streefbeelden richting 2020 en de Mid Term Review van de Minister. 3. Effectrapportages op het terrein van emancipatie. Het belang hiervan werd door de directeur Emancipatie benadrukt in het kader van de heroverwegingen en het belastingstelsel. 4. Het belang van een goede band en samenwerking tussen vrouwenbeweging en rijksoverheid. De minister en de directie Emancipatie hechten uiteraard aan een goede band met de vrouwenbeweging. Daarbij is belangrijk dat de vrouwenbeweging en directie Emancipatie partners zijn. En dat daarbij de belangen en opvattingen van alle vrouwen in Nederland worden meegewogen in het formuleren van aanbevelingen richting de rijksoverheid. Om dit te ondersteunen, subsidieert de directie Emancipatie dan ook de Nederlandse Vrouwenraad (NVR) en WomenInc. 5. Het belang van wetenschappelijke onderbouwing van probleemanalyses en beleidsoplossingen. De directeur Emancipatie benadrukte dat het van belang is om bij streefbeelden en beleidsoplossingen goed gebruik te maken van alle aanwezige kennis en expertise bij deskundigen aan universiteiten, maar ook bij praktijkexperts. Daarbij hebben ook gemeenten een belangrijke rol, gezien hun nauwe band met de mensen in de wijk. Gemeenten zijn in staat om deze praktijkkennis en ervaringen mee te geven en oplossingen te vertalen in maatwerk.
10