t ran sfe r
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs
Minister Bussemaker:
‘Internationalisering ligt soms op straat’
1
jaargang 22 | september / oktober 2014
hoofdpunten uit de internationaliseringsvisie | buitenlandse campus niet langer
taboe | dubbel afscheid van eaie-voorzitter van liempd | je leven lang profijt van een afs-jaar | groningen zet energieonderzoek in de spotlights
1 Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.nuffic.nl/transfer. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt zes keer per jaar. Redactie Ralph Aarnout, Els Heuts en Annelieke Zandvliet Aan dit nummer werkten mee Ries Agterberg, Rob Burkhard, Han van der Horst, Yvonne van de Meent, Martine Postma, Rineke Wisman. Beeld David van Dam/HH, H.C.Ellis/AFS, Henriëtte Guest, Ronald van den Heerik, Peter Hilz/ HH, Istock, Valerie Kuypers, Bart van Overbeeke, Abbie Rowe/AFS, Thomas Schlijper, Ramona da Silva Wells, Peter Strelitski/De Beeldredaktie Redactieraad Ries Agterberg (DUB), Sebastiaan den Bak (Neth-ER), Klaartje van Genugten (Zuyd Hogeschool), Leonard van der Hout (Hogeschool van Amsterdam), Erwin Ploeger (Unesco-IHE) Redactieadres Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 4260126 / 4260144 / 4260122 fax: 070 – 4260399 e-mail:
[email protected] Abonnementen Transfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.nuffic.nl/transfer. Adreswijzigingen Abonnees kunnen adreswijzigingen doorgeven via het contactformulier op www.nuffic.nl/transfer Vormgeving en lay-out Sabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl) Druk Drukkerij Verloop, Alblasserdam Overname artikelen Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie. Omslag Minister Bussemaker bij de regeringsgebouwen in Den Haag. Foto: David van Dam/HH Transfer 2, jaargang 22, verschijnt op 27 november
transfer
Competente rebellen Het Nederlandse hoger onderwijs moet grensoverschrijdende denkers en doeners opleiden; competente rebellen die door creativiteit, lef en ambitie verandering teweegbrengen, vindt minister Bussemaker. In haar visiebrief Internationalisering, die deze zomer verscheen, noemt ze een aantal maat regelen om dit streven te realiseren. Het verwerven van interculturele en internationale vaardigheden wordt wat haar betreft de standaard. Dat zal menig internationaliseerder als muziek in de oren klinken, maar de weg daar naartoe is nog lang. Veel studenten zijn niet geïnteresseerd in een buitenlands studieverblijf en de internationalisering van het curriculum staat nog in de kinderschoenen. Hoe verhoudt die dagelijkse praktijk zich dat tot de ambities uit de internationaliseringsbrief? En waar staan we over tien jaar? Daarover interviewde Transfer minister Bussemaker. “Niet iedere student hoeft naar het buitenland”, zegt ze. “Zeker in de grote steden ligt internationalisering voor een deel op straat.” Daar heeft de minister gelijk in. En het is ook onmogelijk om iedere student over de grens te laten studeren. Maar voor degenen die wel naar het buitenland gaan en een andere cultuur leren kennen, blijkt die periode vaak van grote invloed te zijn op hun verdere leven. Drempels voor een internationale werkkring zijn al weggenomen. Zo ook voor Louise Boveree-Roos. Met een beurs van AFS, een van de oudste organisaties op het gebied van internationale uitwisselingsprogramma’s, vertrok ze in 1962 naar de Verenigde Staten om een jaar highschool te doen. Ze heeft nog steeds contact met haar toenmalig gastgezin en haar internationale inslag is in dat jaar ontstaan, vertelt ze in deze Transfer. “Je zou iedereen zo’n ervaring gunnen.” AFS viert in november haar honderdjarig bestaan. De organisatie, begonnen in de Eerste Wereldoorlog als een club Amerikaanse vrijwilligers die dienst namen op de ambulance, transformeerde na de Tweede Wereldoorlog tot een internationale uitwisselingsorganisatie. Nooit meer oorlog, was het idee. Als mensen zich onderdompelen in een andere cultuur ontstaat er meer begrip voor elkaar en komt wereldvrede een stuk dichterbij. Met oprukkende fundamentalisten, oplopende spanningen tussen Oost en West en alle andere brandhaarden in de wereld, is die doelstelling nog steeds actueel. Net zoals het opdoen van interculturele competenties. els heuts
[email protected]
r
inhoud
10–20
22
26
3
Bussemakers internationaliseringsvisie Minister Bussemaker heeft deze zomer haar visie op internationalisering in het hoger onderwijs naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze Transfer gaan we dieper op het negentien pagina’s tellende document in. We zetten de vijf belangrijkste punten op een rijtje, en vragen acht betrokkenen naar hun mening daarover (pag. 14–17). Ook spreken we de minister zelf (pag. 10–12). Als onderdeel van de nieuwe visie mogen instellingen binnenkort opleidingen aanbieden in het buitenland. Zal dat in het Nederlandse hoger onderwijs een aardverschuiving veroorzaken? (pag. 18–20).
Je leven lang profijt van een AFS-jaar Uitwisselingsorganisatie AFS – een van de grootste en oudste organisaties in haar soort – bestaat binnenkort honderd jaar. Ter gelegenheid daarvan spreekt Transfer met vijf Nederlanders die ooit via AFS een jaar in het buitenland woonden. Het AFS-jaar blijkt vaak bepalend te zijn geweest voor de rest van hun leven.
‘We hebben de neiging te veel in ons kokertje te blijven’ Hans-Georg van Liempd was de afgelopen vier jaar (vice-)voorzitter van de European Association for International Education (EAIE). Deze maand nam hij afscheid. Met Transfer blikt hij terug op een periode waarin hij menige discussie aanzwengelde. Zoals over de vraag: moet het Europese hoger onderwijs met álle landen samenwerken?
En verder 2 Colofon en redactioneel 4 Kort nieuws 13 Column Ries Agterberg 21 Opinie: houd het NIMAR open 29 Sorry? Pardon! Misverstanden in het buitenland 30 Een andere bril op bij de Energy Summer School 33 Aanpakken: internationaliseerders aan het werk 34 Gelezen 35 Onbekend terrein: Marianne Thieme over haar buitenlandse studie-ervaring
4
nieuws
Foto: facebook.com/eugames2014
teamspirit in rotterdam
Het spande erom of het evenement door kon gaan, omdat de begroting wankel was. Maar de organisatoren hielden voet bij stuk, ook toen de Erasmus Universiteit uit de organisatie stapte. Hun volharding werd beloond. Meer dan 2.800 deelnemers uit 34 landen namen deze zomer deel aan de tweede European Universities Games in Rotterdam, het grootste sportevenement voor studenten in Europa. In 2016 mogen studenten in Zagreb en Rijeka proberen het succes te evenaren.
Ook buitenlandse student hoeft niet meer te loten Hoge cijfers zijn in de toekomst geen garantie meer voor een studieplek bij numerus-fixusopleidingen, die populair zijn bij buitenlandse studenten. De centrale loting wordt vanaf het studiejaar 2017/2018 afgeschaft. Onderwijsinstellingen gaan dan ook selecteren op persoonlijkheidskenmerken en motivatie. Dat kan gevolgen hebben voor het aantal internationale studenten bij lotingsstudies. Dit studiejaar hebben zo’n 9.000 van de in totaal 62.000 ingelote studenten (circa 15 procent) een buitenlandse nationaliteit. In 2012 was dat nog een op de vijf. Ondanks die daling zijn buitenlandse studenten naar verhouding nog steeds oververtegenwoordigd bij lotingsstudies.
september/oktober 2014 | transfer
Scholieren met een gemiddeld eindexamencijfer van 8 of hoger vallen in lotingsklasse A en worden rechtstreeks toegelaten. Buitenlandse studenten kwamen, ongeacht hun cijfers, tot 2012 in lotingsklasse C terecht. Dat kwam overeen met een gemiddeld cijfer tussen de 7 en 7,5. In 2011 veroordeelde de Raad van State deze praktijk. Ook buitenlandse bollebozen zouden direct toegelaten moeten worden tot een lotingsstudie. Cijfers op buitenlandse diploma’s zijn niet gemakkelijk vergelijkbaar met Nederlandse cijfers. In veel landen worden hogere cijfers gegeven dan in ons land. De Nuffic heeft daarom in kaart gebracht wanneer eindcijfers uit diverse buitenlanden evenveel waard zijn als gemiddeld een acht in Nederland. (EH)
5
Eerder aanspraak op Duitse studiefinanciering Terwijl de Nederlandse overheid de basisbeurs afschaft, maakt Duitsland zich op voor een flinke verhoging van de studiefinanciering. Jaarlijks wil minister van Onderwijs Johanna Wanka er zo’n half miljard euro extra aan uitgeven. Buitenlandse studenten komen in de nieuwe plannen aanzienlijk sneller in aanmerking voor Duitse studiefinanciering. “We investeren in rechtvaardig onderwijs en opleidingsmogelijkheden,” aldus Wanka bij de presentatie van de plannen. De studiefinanciering gaat voor alle studenten met 7 procent omhoog, de beurs voor uitwonenden wordt ruimer, studenten mogen meer bijverdienen en de inkomensgrens voor aanvullende studiefinanciering gaat naar beneden. Hierdoor komen
nog eens zo’n 110.000 studenten in aanmerking voor een aanvullende beurs, bovenop het huidige aantal. Buitenlandse studenten kunnen straks al na vijftien maanden studie in Duitsland studiefinanciering krijgen. Nu ligt die grens bij vier jaar. Wanka wil hiermee laten zien “dat deze mensen met hun kennis en ervaringen welkom zijn bij ons.” Studentenbonden zijn ontevreden met de aangekondigde hervormingen. Sinds de laatste ingreep in de studiefinanciering in 2010 zijn de kosten van levensonderhoud, vooral de huurprijzen in studentensteden, enorm gestegen. De 7 procent verhoging die Wanka in het vooruitzicht stelt, is volgens hen amper genoeg om de inflatie te corrigeren. (RA)
Wie investeert het meest in hoger onderwijs? Nationale uitgaven als percentage van het bbp
46
kopgroep
achtervolgers peloton
bus
procent
C 8 2, V 2,7 K 6 2, C 4 2,
l Fin n, d rke ma d we ene lan , Z 1,9 D eder egen N 1,8 oorw 1,7 N
jk nri ste je , Oo gal an krijk 1,5 Fran ë, Portu len, Sp i 1,4 Belg and, Po sl 1,3 Duit
ië 1,2 VK e, Ital 1,0 Hongarij
van alle promovendi aan Nederlandse universiteiten is afkomstig uit het buitenland. Dat blijkt uit cijfers van de VSNU. Ruim een derde van het weten schappelijk personeel heeft inmiddels een niet-Nederlandse nationaliteit. Het aantal banen in de wetenschap nam sinds 2007 toe met zo’n 3.000. Bijna al die extra arbeidsplaatsen werden opgevuld door buitenlands talent. Het aantal Nederlandse medewerkers bleef met circa 20.000 vrijwel gelijk.
en
hi
li
or
S ana da ea
an d
bron: oeso, education at a glance 2014.
september/oktober 2014 | transfer
6
nieuws
De beurs van…
Geen twv-eis bij werk zoeken met Nederlands diploma
swati pujari (28)
masterstudent instituut voor urban management (ihs)
Wat is je werkervaring en -achtergrond?
“Ik ben in dienst als architect bij een bedrijf in Kathmandu. Maar ik heb ook ervaring als journalist bij een vakblad over architectuur en als docent op de afdeling architectuur van het Kathmandu Engineering College. Ik zou mij op lange termijn het liefst bezighouden met onderzoek naar urbanisme – de studie van steden en hun impact op de omgeving – vanuit het oogpunt van de inwoner.”
Waarin verschilt de stedelijke ontwikkeling in Azië van die in West-Europa?
“Nepal worstelt nog met het reguleren van verkeersstromen en de verkeersveiligheid. Daar ligt Europa een stap voor. Kathmandu is zich aan het herstellen van de revolutie die een decennium geleden in Nepal plaatsvond. De stad streeft naar de netheid, het stedelijk landschap en de organisatie van westerse steden. Aan de andere kant heeft Kathmandu een ‘sense of charm and identity’ dat je mist in de sommige westerse steden.”
Wat verwacht je van deze opleiding?
Dat de sociale wetenschappen er onderdeel van zijn, spreekt me aan. Ik wil me verdiepen in de brede context van interacties tussen de maatschappij en de ruimte van de omgeving. (RW) september/oktober 2014 | transfer
Foto: Henriëtte Guest
Jaarlijks komen honderden studenten, promovendi en cursisten uit ontwikkelingslanden naar Nederland met een NFP-beurs. Wie zijn zij en wat doen ze?
Wie een Nederlands diploma behaalt maar hier pas een paar jaar later op zoek wil naar een baan, kan een beroep doen op het ‘zoekjaar afgestudeerden’. Het kabinet wil de regeling daartoe aanpassen. Anders dan bij de ‘regeling hoogopgeleiden’, waar deze groep nu nog onder valt, is daarbij geen tewerkstellingsvergunning (twv) nodig voor een tijdelijke baan om rond te komen tijdens het zoekjaar. Voor internationaal talent met een
master- of PhD-diploma van een buitenlandse top-universiteit blijft de regeling hoogopgeleiden bestaan, inclusief twv-eis. Die voorwaarde vormt een knelpunt, zo blijkt uit een recente evaluatie. Ook komt daaruit naar voren dat de regeling weinig hoogopgeleiden aantrekt. De meeste gebruikers zijn al in Nederland. Het ‘zoekjaar afgestudeerden’ moet nu nog meteen na het afstuderen van start gaan. (AZ)
Engelse toelatingstoets onder vuur Bij de Universiteit Leiden is ophef ontstaan over de Engelstalige toelatingstoets die een deel van de huidige lichting geneeskunde studenten heeft gedaan als onderdeel van hun selectieprocedure. Volgens studentenpartij LVS werkt de Biomedical Admissions Test (BMAT) niet in Nederland omdat deze toegespitst zou zijn op het Engelse systeem. Nederlandse scholieren
zouden anders op de test reageren dan Engelse scholieren. Ook de Leidse universiteitsraad heeft twijfels over deze test, schrijft Universiteitsblad Mare. De BMAT en andere Engelstalige toetsen zouden vooralsnog hun nut uitsluitend bewezen hebben binnen een Engelse context. De raad wil daarom een grondige evaluatie van dit soort toetsen in de Nederlandse situatie. (EH)
Werkgevers van buitenlandse studenten beboet De Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) heeft vorig jaar ruim 900.000 euro aan boetes uitgedeeld aan 75 bedrijven die studenten van buiten de EER illegaal lieten werken. De werkgevers werden betrapt op overtredingen zoals onderbetaling, valsheid in geschrifte en het ontbreken van een werkvergunning. De inspectie onderzocht 168 bedrijven, vooral in de horeca, de detailhandel en de uitzendsector. 83 studenten
bleken zonder vergunning te werken of werkten meer uren dan wettelijk is toegestaan. In meer dan een derde van de gevallen ging het om Chinese studenten. Sinds 2009 controleert de Inspectie SZW gericht op illegale arbeid van buitenlandse studenten. Volgens een woordvoerder is het te vroeg om te stellen dat die aanpak vruchten afwerpt. De controles worden de komende jaren voortgezet. (EH)
7
Foto: Peter Hilz/HH
Belasting bedreigt PhD-beurzen NFP
De toekomst van PhD-beurzen in het kader van de capaciteitsopbouw programma’s NFP en NICHE staat op het spel. Bursalen dreigen daar belasting over te moeten gaan betalen, omdat de Belastingdienst de beurzen als inkomen beschouwt. Enkele universiteiten hebben aangekondigd dan geen kandidaten meer voor te zullen dragen voor PhD-beurzen binnen de Netherlands Fellowship Programmes (NFP), zegt Chris Bergholtz van de Nuffic. Bergholtz legt uit dat Wageningen University, die de meeste PhD-bursalen van de NFP herbergt, tot voor
kort een uitzonderingspositie had weten te bedingen bij de regionale Belastingdienst. Andere instellingen konden zich daar vervolgens op beroepen. Maar de Belastingdienst heeft aangekondigd daar een eind aan te willen maken, aldus Bergholtz. Daarbij speelt mogelijk een rol dat in het nieuwe NFP-programma de student de beurs rechtstreeks van de eigen instelling ontvangt, en niet meer van de Nuffic. Voorzitter Han Aarts van het Platform for International Education (PIE), waar universiteiten en hogescholen die zich bezighouden met capaciteitsopbouw bij zijn aangesloten, noemt de gang van
zaken ‘grotesk’. Geld dat beschikbaar wordt gesteld door het ministerie van Buitenlandse Zaken vloeit zo immers via het ministerie van Financiën terug naar de overheid. “Het beursbedrag is nota bene van overheidswege vastgesteld op basis van de hoogte van de kosten van levensonderhoud en studie in Nederland”, zegt Aarts. Daardoor houden bursalen te weinig geld over als zij belasting moeten betalen, benadrukt hij, met alle gevolgen van dien. “Dit staat het aantrekken van talent in de weg”, aldus de voorzitter van PIE. De Nuffic is naarstig op zoek naar een oplossing, want de deadline voor het voordragen van kandidaten voor PhD-beurzen binnen de NFP is begin november. Bergholtz hoopt dat de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën onderling zullen afspreken dat er voor deze bursalen een uitzondering geldt. Een alternatief is dat er een nieuwe categorie promovendi in het leven wordt geroepen: de studentpromovendus, die niet belastingplichtig is en waar de instelling geen premies voor hoeft af te dragen. Maar dat gaat te lang duren, denkt Bergholtz. “Daar is een wetswijziging voor nodig.” De Belastingdienst was niet bereikbaar voor een reactie. (AZ)
cv universities uk @universitiesuk
#InternationalStudents create 136k UK jobs: no wonder people oppose reducing their numbers http://bit. ly/1wO0goB ver. universiteiten @devsnu
Wetenschappers moeten zelf afwegen of ze nog met Russische collega's willen samenwerken http://advalvas.vu.nl/nieuws/ samenwerking-met-ruslandieders-eigen-zaak
en
u -b e r z
beurs
deadline
start studie/onderzoek
Duitsland, kunstenaarsbeurs
1 nov
okt 2015
Duitsland, studiebeurs
15 nov
1 okt 2015
Duitsland, zomerbeurs
15 nov
jun/aug 2015
Zwitserland, studiebeurs
15 nov
1 okt 2015
Mexico, speciaal programma
15 nov
Israël, studiebeurs
30 nov
okt 2015
Israël, ULPAN zomerbeurs
30 nov
jul/aug 2015
Duitsland, onderzoeksbeurs
6 dec
1 okt 2015
Indonesië
9 dec
mrt 2015
Meer informatie op www.wilweg.nl/cv
september/oktober 2014 | transfer
8
nieuws
Foto: Ramona da Silva Wells
Eerste lichting Erasmus+ de grens over
Merel de Bie ontvangt een van de eerste beurzen van Erasmus+.
Een kleine 11.000 studenten gaan dit studiejaar de grens over met een Erasmusbeurs. Het grootste deel (7.266 studenten) gebruikt de toelage om een periode aan een buitenlandse instelling te studeren, de rest
gaat ermee op stage. De Universiteit Maastricht is koploper en kan bijna 1 miljoen euro aan Erasmusbeurzen uitdelen. De eerste lichting studenten van Erasmus+, het nieuwe EU-programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport, vertrekt dit studiejaar naar het buitenland of is al vertrokken. Daarmee is een bedrag gemoeid van ruim 14 miljoen euro en is het budget voor dit jaar uitgegeven. Het nieuwe programma loopt tot 2020. Nieuw in Erasmus+ is dat de beursbedragen gedifferentieerd zijn. Wie naar een duur land gaat, zoals de Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk, heeft recht op een maandelijkse toelage van 270 euro voor een studie en 390 euro voor een stage. Dat is aanzienlijk meer dan voor landen met lage kosten in het levensonderhoud zoals Bulgarije en de Baltische Staten (respectievelijk 150 euro en 270 euro). Nederland behoort tot de landen met middelhoge kosten. In de afgelopen 25 jaar gingen zo’n 3 miljoen studenten op reis met een Erasmusbeurs. De Europese Commissie wil dat het er in 2020 5 miljoen zijn. (EH)
‘Noodfonds nodig voor internationale student’ Er moet een nationaal noodfonds komen voor internationale studenten in het Verenigd Koninkrijk. Die conclusie trekt de National Union of Students (NUS) op basis van eigen onderzoek. Van de ondervraagde hogeronderwijsinstellingen heeft 65 procent een noodfonds voor buitenlandse studenten. Bij 13 procent ontbreekt zo’n voorziening, de overige 22 procent kent een algemeen fonds of regelt financiële steun per geval. Gemiddeld trekken universiteiten in het Verenigd Koninkrijk hier omgerekend zo’n 30.000 euro per jaar voor uit; 6,70 euro voor elke internationale student. De effectiviteit van de beschikbare voorzieningen wordt echter beperkt door strenge criteria en een
september/oktober 2014 | transfer
maximum aan de uitgekeerde toelagen, zo gaven veel respondenten aan. Bij grote financiële problemen zijn de toegewezen bedragen vaak onvoldoende, stelt de NUS vast, terwijl studenten met geringe tegenslagen meestal niet in aanmerking komen voor onder steuning. Een percentage van de collegegeld-inkomsten zou gebruikt moeten worden om een algemeen noodfonds op te richten, vindt de NUS. Daaruit kunnen giften en leningen worden verstrekt tot 1000 pond (zo’n 1260 euro) voor kleinere financiële problemen, oplopend tot 10.000 pond bij ernstige gevallen. Voor zo’n fonds zou omgerekend ruim 46 tot 123 miljoen euro per jaar nodig zijn. (AZ)
9
Foto: iStock
Britse collegegelden wellicht verder omhoog
Ook elite-universiteiten als Cambridge mogen nu niet meer dan 9000 pond collegegeld heffen
De Britse regering overweegt de wettelijke begrenzing aan het collegegeld af te schaffen. Instellingen zouden in de nieuwe plannen meer mogen vragen dan 9.000 pond per collegejaar, op voorwaarde dat ze zelf leningen aan studenten gaan verstrekken. Studenten zouden in de toekomst hun studieschuld dus niet meer bij de staat aflossen, maar bij de universiteit waar ze gestudeerd hebben. Als instellingen er financieel belang bij hebben dat hun studenten goede banen krijgen, gaan ze beter onderwijs leveren, is een van de overwegingen achter de plannen.
Maar de Britse overheid zou er ook een gevoelig risico mee indammen: eerder dit jaar werd bekend dat meer studenten dan verwacht hun studieschuld niet aflossen. Aan de invoering van het systeem zitten nog veel haken en ogen. De overheid wil instellingen niet verplichten aan het nieuwe systeem deel te nemen, en het is maar de vraag of genoeg universiteiten willen meedoen om het tot een succes te maken. Bovendien zou veel wetgeving moeten worden aangepast, en zouden de computersystemen van de Britse overheid niet op het nieuwe systeem toegerust zijn.
Ook de rechtvaardigheid van het systeem staat nog ter discussie. De angst bestaat dat het universiteiten ervan weerhoudt studenten van lagere komaf toe te laten. Die zouden minder goede carrièrekansen hebben, en een groter risico op niet afgeloste studieschulden met zich meebrengen. Daarnaast kondigde de Britse regering bezuinigingen op beurzen en leningen aan EU-studenten aan. Nu moeten zij minimaal drie jaar in het Verenigd Koninkrijk wonen om hiervoor in aanmerking te komen. De overheid wil daar vijf jaar van maken om de kosten van deze studiefinanciering beheersbaar te houden. Die zijn de laatste jaren flink gestegen. In 2009–2010 ging het om een bedrag van 75 miljoen pond, in 2012–2013 was dat opgelopen tot 162 miljoen pond. Het aantal EU-studenten dat in Engeland wil studeren, blijft stijgen. Vergeleken met vorig studiejaar zijn het er negen procent meer, terwijl het aantal Engelse studenten met drie procent is toegenomen. Verwacht wordt dat studenten uit Roemenië, Hongarije, Portugal en Frankrijk het meest geraakt worden door deze maatregel die op zijn vroegst per september 2016 in kan gaan. (RA/EH)
enda ag
datum
organisator
evenement
locatie
meer informatie
1 okt
Kences
Landelijk congres studentenhuisvesting 2014
Eindhoven
www.kences.nl/nl/nieuws/congres. html
16 okt
VSNU
Making internationalisation work; Joint Programmes & Transnational Education
Utrecht
www.vsnu.nl/makinginternationalisation-work.html
16–17 okt
NABC en African Study Centre
Africa Works! – Creating new partnerships
Leiden
www.africaworks.nl
30 okt
diversen
Buddydag
Maastricht
www.nuffic.nl
19–20 nov
Nuffic
cursus beleidskader internationalisering
Den Haag
www.nuffic.nl/cursussen september/oktober 2014 | transfer
10
interview
minister bussemaker over haar visiebrief
‘Internationalisering is mooi, maar kwaliteit staat voorop’ september/oktober 2014 | transfer
11
Iedere student moet tijdens zijn studie interculturele competenties opdoen, schrijft minister Bussemaker in haar Internationaliseringsbrief. Ze erkent dat daar nog een flinke slag is te maken. “Maar zeker in de grote steden ligt internationalisering ook voor een groot deel op straat.” De Tweede Kamer was al met reces toen half juli de Internationaliseringsbrief van minister Bussemaker verscheen. Het Nederlandse hoger onderwijs moet competente rebellen opleiden die door creativiteit, lef en ambitie verandering teweegbrengen, schrijft ze. Uitdagend onderwijs is daarvoor een must en internationalisering speelt daarbij volgens haar een cruciale rol. Transfer sprak de minister aan het eind van de zomer over haar negentien pagina’s tellende brief.
Wat zijn uw drie prioriteiten? “Allereerst het werven en binden van buitenlands talent. Mijn brief is een concretisering van het actieplan Make it in the Netherlands. De positionering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland is ook een belangrijk punt. De unique sellingpoints kunnen sterker voor het voetlicht worden gebracht. Daarnaast wil ik Nederlandse studenten stimuleren de grens over te gaan.”
Veel Nederlandse studenten zijn daarin niet geïnteresseerd. U stelt zelf vast dat de uitgaande mobiliteit nauwelijks stijgt. Heeft het dan zin om de voorwaarden daarvoor te verbeteren?
Foto: Valerie Kuypers
“Dat de uitgaande mobiliteit nauwelijks stijgt, is misschien ook een compliment voor ons hoger onderwijs. Studenten hebben het hier naar hun zin. Toch moeten de instellingen mobiliteit blijven stimuleren. En ik kan de voorwaarden creëren. Ik wil niet landelijk voorschrijven dat iedere student naar het buitenland moet. Maar zeker in de masterfase mag je van studenten vragen om verder te kijken dan hun eigen vakgebied. Hogescholen en universiteiten kunnen zich profileren door te zorgen dat een student tijdens zijn buitenlandverblijf echt iets leert. Toen ik in de jaren negentig bij de universiteit werkte, heb ik ervaren dat internationale contacten vaak op personen hingen. Dat is niet verkeerd, maar het is belangrijk die contacten structureel te maken, op faculteits- of instellingsniveau.”
Internationalisation at home zou ervoor moeten zorgen dat ook studenten die niet naar het buitenland gaan,
interculturele competenties opdoen. Maar de internationalisering van het curriculum staat nog in de kinderschoenen. Hoe verhoudt zich dat tot uw voornemen om grensoverschrijdende denkers en doeners op te leiden? “Daar is inderdaad nog een slag te maken. Maar er moet ook veel meer gebeuren. We zijn bijvoorbeeld met de prestatieafspraken bezig. De basiskwaliteit moet op orde zijn, wil je echt stappen kunnen zetten met internationalisering. Als rector bij de Hogeschool van Amsterdam heb ik gezegd: opleidingen waar het goed gaat, mogen hun vleugels uitslaan. Dat wil ik ook als landelijk beleid voeren.”
Wie beoordeelt of de basiskwaliteit in orde is? “Daarvoor hebben we de NVAO, de inspectie en de prestatieafspraken. Internationalisering is heel mooi, maar ik zou vooral die instellingen de ruimte willen geven, die het aankunnen. Het hangt natuurlijk ook van de soort opleiding af. Toen ik rector was, was het niet mijn eerste prioriteit om de PABO te internatio naliseren. Ik wilde vooral dat Amsterdamse basisscholen tevreden waren over onze afgestudeerden.”
Docenten spelen een sleutelrol in het internationaliseringsproces. Maar zij weten vaak niet hoe ze hun lesstof een internationale dimensie kunnen geven of zien daar de noodzaak niet van in. Moet het functieprofiel van docenten daarop worden aangepast? “Ik ga me niet met het functieprofiel bemoeien. Dat is aan de universiteiten en hogescholen. Je moet vanuit de inhoud kijken wat een opleiding nodig heeft. En we hebben natuurlijk de ontwikkelingsafspraken in het kader van de Basiskwalificatie Onderwijs. Ook die komen terug in de prestatieafspraken.”
Vindt u het zinvol om internationalisering in de prestatieafspraken op te nemen? “Wellicht bij een volgende ronde. Wat we absoluut niet gaan doen, is nu nieuwe prestatieafspraken maken. Maar internationalisering is wel een punt waarop instellingen zich kunnen profileren. Door het studievoorschot [de afschaffing van de basisbeurs, red.] september/oktober 2014 | transfer
12
komt er geld bij voor het hoger onderwijs. Een deel daarvan zou aan internationalisering besteed kunnen worden. Het is dan aan universiteiten en hogescholen om prioriteiten te kiezen.”
Hoe wilt u de instellingen dan houden aan de ambities die de VSNU en de Vereniging Hogescholen in hun internationaliseringsvisie hebben geformuleerd? “Het is heel mooi dat mijn brief in goede samenwerking met de instellingen tot stand is gekomen. De koepels geven aan wat zij willen doen. En wij, als overheid, helpen om de condities te verbeteren. Daaraan besteden we geld en vervolgens willen we weten wat daarmee gebeurt. Ik wil dat samen met de instellingen monitoren. Er komt een beurzenprogramma met jaarlijks ongeveer 5 miljoen euro aan scholarships. Daarmee kunnen we in de komende tien jaar topstudenten naar Nederland halen en Nederlands talent over de grens sturen. Ik wil zien hoe dat geld wordt besteed. Dan gaat het niet alleen om een financiële afrekening, ik wil ook zien of dit leidt tot ander onderwijs. Veel studenten zijn enthousiast als ze les krijgen met buitenlandse studenten.”
Wat wordt de verhouding tussen de inkomende en uitgaande mobiliteit bij de verdeling van die beurzen? “De nadere voorwaarden moeten nog worden uitgewerkt. Aan het eind van het jaar ligt er een plan.”
U schrijft competente rebellen te willen opleiden: grensoverschrijdende denkers en doeners die door creativiteit, lef en ambitie verandering teweeg zullen brengen. Wat zou u over tien jaar op dit vlak bereikt willen hebben? “Laat ik een voorbeeld geven. Voor een discussie bij de VSNU had ik drie studenten uitgenodigd. Een van hen had eerst kunstgeschiedenis gedaan in Florence, daarna een technische opleiding in Delft en ook nog wat vakken bij de Design Academy in Eindhoven. Dat vond ik fascinerend. Ik hoop dat we veel mogelijkheden creëren voor dit soort talenten en zo meer variatie krijgen. Al hoeft niet iedereen een programma te volgen zoals deze student. Zeker in de grote steden ligt internationalisering deels op straat. Ik ken een PABO-student uit Almere, die tijdens haar stage op een achterstandsschool kwam. De schellen vielen haar van de ogen toen ze zag dat er zó dichtbij zulke andere levens worden geleefd.”
Hoe ziet u úw rol als minister ten aanzien van internationalisering? “Het is mijn taak om na te denken over ontwikkelingen in het onderwijs en barrières weg te nemen. Hoe staan we ervoor, wat zijn de externe ontwikkelingen en wat vraagt dat van het hoger onderwijs? Komend voorjaar verschijnt de strategische agenda Hoger Onderwijs. Daarin schets ik de samenhang tussen de verschillende thema’s en krijgt internationalisering ook een vervolg.”
In uw brief is het belang van internationalisering vooral gerelateerd aan economische motieven. Waarom is er zo weinig aandacht voor ideële motieven, zoals het kweken van begrip voor andere culturen, juist nu er zoveel brandhaarden in de wereld zijn? “Daar ben ik het niet mee eens. Alleen al in de inleiding van de visie wordt genoemd wat de meerwaarde is van internationalisering: slimmere, creatievere en ondernemende studenten.”
Maar die worden vervolgens gekoppeld aan hun nut voor onze kenniseconomie. “Ik noem in mijn visie ook burgerschap, mensenrechten, emancipatie en internationaal bewustzijn. Natuurlijk, we leven in een kenniseconomie. Daarvoor moet je mensen opleiden. De 21e eeuw vraagt om bepaalde vaardigheden. Om die te ontwikkelen, stimuleren we studenten naar het buitenland te gaan en halen we buitenlandse studenten hierheen. En dat zeg ik niet alleen omdat dat geld in het laatje brengt.”
els heuts en annelieke zandvliet
Minister met wortels in het onderwijs Sinds november 2012 zwaait Jet Bussemaker (1961) de scepter over het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het hoger onderwijs kent ze van binnenuit. Na haar studie en promotie in de politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, werkte ze daar tot 1998 als universitair docent. Haar Kamerlidmaatschap voor de PvdA combineerde ze met een docentschap aan de Vrije Universiteit. Van 2007 tot 2010 was Bussemaker staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vanaf maart 2011 was ze rector van de Hogeschool van Amsterdam. Haar vertrek, anderhalf jaar later, werd daar alom betreurd. (EH)
september/oktober 2014 | transfer
13
column
Een buitenlandse wetenschapper stond laatst in de kantine van de Utrechtse universiteit wat meewarig te kijken naar een grote pan soep. “Can you tell me what soup this is?”, vroeg ze. Het is soms worstelen voor deze groep als informatie alleen in het Nederlands beschikbaar is. Pijnlijk, want steeds meer wetenschappers komen uit het buitenland. Deze zomer maakte de universiteitenvereniging VSNU bekend dat het om eenderde van alle wetenschappers gaat. Van de promovendi komt zelfs 45 procent uit het buitenland. Het is dus relevant om te bedenken hoe ver je moet gaan om deze wetenschappers zich thuis te laten voelen. Net als het bedrijfsleven is de universiteit een internationale omgeving waar verder gekeken wordt dan de toevallige landsgrenzen. Maar als je van iedereen die van buiten Europa naar Nederland komt verwacht dat hij of zij de taal leert en een inburgeringsexamen doet, waarom zou je dan een uitzondering maken voor de goed opgeleide wetenschapper? Universiteiten zijn daar tegen. Topwetenschappers paai je niet met de
ries agterberg
Foto: Ries Agterberg
Laat buitenlandse wetenschappers Nederlands leren
mededeling dat ze geacht worden de taal te leren dan wel een inburgerings examen te moeten afleggen. Dat is begrijpelijk, maar geeft de hypocrisie van de maatregel aan. Ook deze mensen komen vaak voor een langere periode in Nederland wonen. Soms zelfs voor altijd. Als het om wetenschappelijk werk gaat, is het logisch dat de voertaal Engels is. Ook zijn heel wat colleges in het Engels, vooral in de masterfase. Verder is het goed dat de universiteit ervoor zorgt dat personeelsinformatie beschikbaar is in het Engels. Dat hoort erbij als je ervoor kiest om buitenlandse medewerkers aan te trekken. Maar betekent dat ook dat de hele voertaal op de universiteit Engels moet zijn? Op sommige universiteiten moet al het personeel, inclusief secretaresses
en kantinepersoneel, Engels spreken en is Engels de voertaal bij alle vergaderingen, inclusief de universiteitsen faculteitsraden. Dat gaat mij te ver. De universiteiten zijn voor een belangrijk deel geworteld in de Nederlandse cultuur en hebben een belangrijke functie in onze samenleving. Dat moet je niet wegpoetsen. Het is niet altijd makkelijk. Als je bij de dies een buitenlandse spreker uitnodigt, komt het vreemd over wanneer het grootste deel van de plechtigheid in het Nederlands is. Het zij zo. Andersom komt het nog veel gekunstelder over wanneer alleen maar Nederlanders in een vergadering Engels met elkaar spreken omdat dat moet. Universiteiten moeten zeker internationaal zijn en zorgen dat de informatie tweetalig is. Maar het is ook goed dat universiteiten de wetenschappers stimuleren Nederlands te leren, net zoals ze dat bij Ajax doen met aangekochte spelers. Ze leven tenslotte in een ander land en krijgen daar meer van mee als ze de taal beheersen. Ries Agterberg is hoofdredacteur van DUB, de onafhankelijke nieuwssite van de Universiteit Utrecht
september/oktober 2014 | transfer
14
achtergrond
wat wil de minister en wat vinden betrokkenen daarvan?
Bussemakers internation in vijf punten In haar internationaliseringsbrief van afgelopen zomer stelt Onderwijsminister Bussemaker tal van onderwerpen aan de orde. Transfer zet de vijf belangrijkste op een rijtje en vroeg betrokkenen* wat zij ervan vinden.
1 meer studenten
de grens over Vrijwel elke opleiding zou een mobiliteitsvenster moeten hebben: een vaste periode in het curriculum om – zonder vertraging – in het buitenland te kunnen studeren. Meer samenwerking met vaste partnerinstellingen vergroot inhoudelijke aansluiting bij het curriculum en bespaart veel uitzoekwerk.
Een mobiliteitsvenster klinkt mooi, zegt internationaliseringsexpert Hans de Wit. “In de praktijk is het alleen niet makkelijk in te voeren, zeker niet bij eenjarige masterprogramma’s.” De intentie – dat mobiliteit zo een gestructureerder karakter krijgt – vindt hij prima. ISO-voorzitter Falco Carelsz juicht het toe dat barrières worden weggenomen. “Vaste partnerinstellingen verkleinen de kans dat het moeite kost om punten
uit het buitenland te laten meetellen in Nederland”, denkt hij. “Maar het moet wel mogelijk blijven om bijvoorbeeld naar Harvard te gaan, ook als dat geen partner is van jouw universiteit. Nu is het vaak een uitdaging voor de student om aan te tonen dat de kwaliteit van een buitenlandse instelling goed is.” Hoewel ook de LSVb hecht aan keuzevrijheid, is voorzitter Tom Hoven eveneens blij met de plannen om mobiliteit laagdrempeliger te maken. “Dat weegt voor ons net iets zwaarder.” Voor de instellingen is het goed om met vaste partners samen te werken, zegt Marianne Brekelmans van HOOI. “Je kunt niet met alle grillen meegaan.” Wel benadrukt ze dat er binnen instellingen een goede dialoog over de partnerkeuze moet worden gevoerd. “Van de werkvloer naar boven toe. Als je de academies niet meekrijgt, is het weggegooid geld.”
*H an Aarts van het Platform for International Education (PIE), voor hogeronderwijsinstellingen betrokken bij capaciteitsopbouw Marianne Brekelmans van HOOI (Hoger Onderwijs Oud-Internationals) Falco Carelsz van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) Frederiek Cazemier van DHENIM, de organisatie van internationale marketeers aan Nederlandse hogeronderwijsinstellingen Stojan Simonovski van HUTAC, de vereniging van voormalige Huygens-bursalen Tom Hoven van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) Sofie van Heijningen van NWS, netwerk voor Nederlandse studenten in het buitenland Hans de Wit, emeritus hoogleraar internationalisering aan de Hogeschool van Amsterdam
september/oktober 2014 | transfer
15
naliseringsvisie Voor studenten die niet naar het buitenland gaan, zijn er andere manieren om hetzelfde te bereiken. De minister laat onderzoeken hoe de international classroom kan worden verbeterd en welke rol studenten uit ontwikkelingslanden daarin kunnen spelen.
interculturele & internationale vaardigheden
Uit de visie spreekt dat mobiliteit nog steeds als synoniem voor internationalisering wordt gezien, vindt Hans de Wit. “Maar er is ook nog internationalisation at home, zoals via online activiteiten. En een stage bij een internationaal bedrijf in Amsterdam of Groningen kan meer opleveren dan een periode in het buitenland.” Het ISO benadrukt dat een goede interactie tussen Nederlandse en internationale studenten een voorwaarde is om internationalisering te laten bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs. “Eigenlijk had het actieplan ‘Make it together in
the Netherlands’ moeten heten”,
zegt Falco Carelsz. “En het zou niet alleen plannen moeten omvatten om buitenlandse studenten Nederlands te laten leren, maar ook om ze in contact te brengen met Nederlanders. De minister zou barrières voor samenwerking in kaart kunnen brengen. Daarnaast pleiten wij ervoor dat internationale studenten betrokken worden bij medezeggenschap. Dat aspect blijft onderbelicht in de visie.” De tendens is om studenten uit ontwikkelingslanden onder te
3
samen optrekken in het buitenland
Kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid moeten optimaal samenwerken, bijvoorbeeld bij handelsmissies. Met de minister is DHENIM van
2
mening dat samen optrekken belangrijk is. De marketeers noemen het zelfs noodzakelijk dat alle instellingen met internationale ambities het merk ‘Holland’ gebruiken. Ze hopen op een impuls voor een gezamenlijker
brengen bij reguliere opleidingen, weet PIE-voorzitter Han Aarts. “Hier in Maastricht zijn bijna geen aparte programma’s meer voor buitenlandse studenten. Elders valt op dat punt nog wel wat winst te behalen.” Dan nog kan het ingewikkeld zijn om studenten uit verschillende werelden goed samen te brengen, zegt Aarts. Hij denkt overigens niet dat de minister daar veel aan kan doen. “Dat is vooral de verantwoordelijkheid van de instellingen.”
visuele presentatie. “Ook financieel”, zegt voorzitter Frederiek Cazemier. “Concurrerende organisaties zoals de DAAD en de British Council zijn een goed voorbeeld.” Ook Han Aarts merkt op dat weliswaar wordt geconstateerd dat de zichtbaarheid van het Nederlandse hoger onderwijs niet in verhouding staat tot de kwaliteit, maar dat daadwerkelijk investeren uitblijft. “Op het Neso-netwerk wordt juist fors bezuinigd.” Bij de mogelijkheid voor kennisinstellingen om deel te nemen aan handelsmissies plaatst hij eveneens een kanttekening. “Meegaan kost veel tijd en geld, en wat het oplevert wordt overschat.”
september/oktober 2014 | transfer
16
Een beurzenprogramma van jaarlijks circa 5 miljoen euro zal komend decennium ongeveer 10.000 topstudenten in staat stellen om over de grens te studeren en moet Nederland internationaal zichtbaarder maken. Het richt zich primair op studenten van buiten de EER, maar staat ook open voor Nederlanders. De kosten worden – in elk geval voor inkomende studenten – voor de helft gedragen door instellingen, die ook een belangrijke rol spelen bij de selectie van kandidaten. De terugkeer van een nationaal beurzenprogramma wordt aan alle kanten toegejuicht. DHENIM ziet het als een sterk marketinginstrument. Wel dringen de marketeers erop aan dat het programma wordt geëvalueerd en aangepast als de effectiviteit blijkt tegen te vallen. “De ervaring leert dat partial scholarships, die de kosten niet volledig dekken,
4
in een aantal regio’s minder effect hebben”, legt Frederiek Cazemier uit. Sterkere twijfels over de effectiviteit heeft Stojan Simonovski, zelf nog ontvanger van een Huygensbeurs die zijn volledige collegegeld vergoedde én ruim bijdroeg in de kosten voor zijn levensonderhoud. “Met een beurs van 5.000 euro haal je misschien studenten over de streep die toch al op het punt stonden naar Nederland te komen.
5
Maar wil je gericht talent aantrekken, dan moet je het anders aanpakken.” Hoewel het van Simonovski niet zo riant hoeft als bij Huygens, kan Bussemaker volgens hem het geld beter onder een kleiner aantal studenten verdelen. “Dan wordt zo’n beurs écht aantrekkelijk en kun je streng selecteren op talent.” Een bedrag van 5.000 euro is niet substantieel, erkent Sofie van
conclusie
geen belemmeringen meer voor
transnationaal onderwijs Bussemaker herhaalt dat zij joint en double degrees wil stimuleren door obstakels in weten regelgeving weg te nemen. Instellingen en opleidingen waarvan de kwaliteit boven iedere twijfel verheven is, mogen opleidingen volledig in het buitenland aanbieden. Met transnationaal onderwijs is
september/oktober 2014 | transfer
Nederland al vier of vijf jaar te laat, stelt Hans de Wit. Hij werkte enkele jaren geleden mee aan een rapport waarin al werd geconstateerd dat Nederland achterloopt bij landen als Duitsland. Nergens anders zijn de voorwaarden zo expliciet geformuleerd, weet hij. Welke Nederlandse instellingen hier in gaan springen, hangt af van de uitwerking van de regels. De Wit verwacht voorlopig
een beperkt aantal initiatieven. “Als die goed uitpakken, zullen er meer volgen.” Is offshore-onderwijs niet een uitgelezen mogelijkheid om studenten uit ontwikkelingslanden ter plekke – en dus goedkoper – een opleiding te laten volgen? Dat denkt Han Aarts (PIE) niet. “Offshore-onderwijs is duur om te ontwikkelen en de risico’s zijn groot. Gelukkig zijn er
17
Heijningen van NWS, en straks moeten ook Nederlandse studenten in het buitenland het zonder basisbeurs stellen. Maar voor een zo groot mogelijk bereik van het beurzenprogramma valt ook wat te zeggen, vindt zij. “Dus moet je voorzichtig zijn met een exacte kopie van Huygens. Wij zouden liever per situatie bekijken hoeveel financiële steun een student nodig heeft.” Dat het programma vooral bedoeld is voor inkomende mobiliteit, zoals het woord ‘primair’ suggereert, vindt Van Heijningen jammer. Hans de Wit laat zich kritischer uit. “Huygens was wegbezuinigd en komt nu terug in een nieuw jasje. En voor heel het hbo en wo is 5 miljoen euro eigenlijk peanuts. Waarschijnlijk vormen masteren PhD-studenten de doelgroep. Wat krijgt het hbo dan? Over stages wordt helemaal niet gesproken. Mobiliteit wordt nog steeds gezien als studeren in het buitenland, terwijl stages een veel groter effect hebben op internationale competenties.”
ook allerlei varianten denkbaar, zoals samenwerking met lokale partners.” Aarts vindt het in elk geval goed dat de minister zo veel mogelijk barrières wegneemt. Marianne Brekelmans (HOOI) zou juist graag een verplicht verblijf in Nederland in stand willen houden voor wie een Nederlands diploma wil. “Ik vind die voorwaarde een goede zaak. Als studenten Nederland niet kennen en toch een Nederlands diploma krijgen, ontstaat er geen mutual understanding en worden ze geen ambassadeur voor het Nederlandse hoger onderwijs.” Dat er verbeterde wetgeving komt over joint en double degrees, stemt de oud-international daarentegen tevreden. “Die organiseerden we in de jaren ’90 al, in de veronder stelling dat Brussel dat wilde. Maar we liepen dus eigenlijk voor de troepen uit.”
conclusie Alle betrokkenen die Transfer sprak, zijn enthousiast over de aandacht voor internationalisering die Bussemaker laat blijken. Toch hebben ze allemaal ook in meer of mindere mate kritiek op de visiebrief. Als je die tenminste zo kunt noemen. “Ik mis heel sterk een visie”, zegt Hans de Wit. “De minister formuleert een hoop beleidsintenties, waartegen je moeilijk ‘nee’ kunt zeggen. Maar de uitvoerings-implicaties blijven veelal onduidelijk. Wat betekent het voor het wo, en wat voor het hbo? Verder is de analyse erg mager. Waarom is internationalisering zo belangrijk?” “Het is vooral theorie”, stelt Sofie van Heijningen, “concrete plannen ontbreken. Maar het is een stap vooruit, er zijn goede punten aangestipt. Uitgaande mobiliteit staat weer op de politieke radar!” Han Aarts is teleurgesteld dat capaciteitsopbouw nauwelijks wordt genoemd in de brief, die wel mede namens minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is ondertekend. “Dit is een gemiste kans om met een samenhangende visie op internationalisering te komen”, vindt hij. “Ontwikkelingssamenwerking hoort daar ook bij. Het gaat heel goed samen met het Nederlandse eigenbelang, maar dat kan in het hoger onderwijs beter worden vormgegeven dan nu gebeurt. De wereld bestaat voor zo’n driekwart uit opkomende economieën en ontwikkelingslanden. Samenwerking met die landen hoort bij internationalisering.” Zowel het ISO als de LSVb benadrukt dat de kwaliteit van het onderwijs en het belang van de studenten voorop moeten staan bij internationalisering. “De visie is een beetje een berekenend plaatje”, concludeert LSVb-voorzitter Tom Hoven. “Op vrijwel elke pagina gaat het over kenniseconomie of topsectoren.” Wel vindt hij het leuk dat de minister studenten wil laten opleiden tot ‘competente rebellen’. “Zo zien wij onszelf ook een beetje.”
annelieke zandvliet met medewerking van ralph aarnout
september/oktober 2014 | transfer
18
achtergrond
buitenlandse campus niet langer taboe
Grensoverschrijdend onderwijs mág eindelijk, wat nu? Studeren aan een buitenlandse universiteit, zonder je moederland te verlaten. Het is dé internationaliseringstrend in Azië en het MiddenOosten. Amerikaanse, Britse en Australische universiteiten spelen er gretig op in. Nederlandse universiteiten en hogescholen mogen dat van minister Bussemaker binnenkort ook. Al staan zij nog niet te trappelen om de groeiende groep ‘glocals’ te bedienen.
september/oktober 2014 | transfer
19
Foto’s: Stenden
Haar voorganger Halbe Zijlstra vond het twee jaar geleden nog te vroeg, maar van minister Bussemaker mogen hogescholen en universiteiten binnenkort opleidingen in het buitenland aanbieden. Het Nederlandse hoger onderwijs kan zich dan mengen in de strijd om de internationale student die een buitenlands diploma wil halen, zonder het moederland te verlaten. Nederlandse instellingen kunnen de snel groeiende groep ‘glocals’ (global aspirations with local experiences) nu niet bedienen. Want volgens een richtlijn uit 2007 moet een buitenlandse student die een Nederlands diploma wil halen, minimaal een kwart van de studietijd hier doorbrengen. In de internationaliseringsbrief die ze in juli naar de Tweede Kamer stuurde, schrijft Bussemaker dat ze die belemmering wil wegnemen. Transnationaal onderwijs – oftewel offshore education – is een snel groeiende bedrijfstak. Een inventarisatie van het Observatory on Borderless Higher Education wees twee jaar geleden uit dat landen als de Verenigde Arabische Emiraten, China, Singapore en Maleisië al meer dan tweehonderd international branch campuses tellen. Meestal gaat het om nevenvestigingen van Amerikaanse, Britse en Australische universiteiten, maar ook Duitse, Franse en Vlaamse instellingen verzorgen hoger onderwijs buiten hun landsgrenzen.
de gezamenlijke programma’s met een joint degree af te sluiten. Wageningen heeft evenmin behoefte aan een buitenlandse campus. Wel realiseert de universiteit zich dat internationale studenten steeds meer in hun eigen regio bediend willen worden. “Nu komen master studenten vanuit de hele wereld hierheen, wat ontzettend duur is. Bovendien zijn masterstudenten in Azië vaak al aan het werk”, weet woordvoerder Simon Vink.
Allereerste ervaring
Daarom doet Wageningen dit studiejaar voorzichtig ervaring op met offshoring. De universiteit verzorgt vijf modules van het bachelorvak food science & technology, dat samen met de Nanyang Technological University (NTU) in Singapore is ontwikkeld. Een streng geselecteerde groep van dertig chemieen biologiestudenten mag het programma als extra afstudeervak volgen. De colleges gaan via videoconferencing, voor de practica vliegen Wageningse docenten naar Singapore. Studenten krijgen een NTU-diploma met een certificaat waarop staat dat ze het gezamenlijke programma van Wageningen en NTU hebben gevolgd. “Het is onze allereerste ervaring met het aanbieden van onderwijs in het buitenland”, stelt Vink. “Als het goed loopt, willen we voor NTU-studenten een masterprogramma gaan aanbieden waaraan ook ons Geen plannen diploma is verbonden.” Niet omdat Wageningen dat Daarbij gaat het steeds vaker om onderwijsproper se wil, maar omdat die wens in Singapore bestaat, gramma’s in samenwerking met een lokale univeraldus de woordvoerder. “Logisch, wij behoren tot de siteit. Britse universiteiten bieden 1.395 onderwijs topdrie van de wereld in het domein food science.” programma’s in het buitenland aan, blijkt uit onderDe Nederlandse regelgeving vormt geen belemmezoek van de British Council uit 2013. ring. “Als het, om een Nederlands “Als het om In het studiejaar 2012–2013 waren diploma te kunnen afgeven, nodig internationalisering daar bijna 600.000 transnationale is dat studenten een kwart van het gaat, is het tij gekeerd. studenten ingeschreven, een kwart programma hier volgen, vinden we Dat moeten we als van de totale Britse studenten dat niet erg. We hopen alleen dat instellingen ondersteunen” het makkelijk wordt ons diploma populatie. Hoewel hun koepelorganisaties aan zo’n gezamenlijk programma erop hebben aangedrongen dat de te verbinden.” wettelijke belemmeringen worden weggenomen, De enige instelling die opgelucht ademhaalt, is staan hogescholen en universiteiten niet te trappelen Stenden. De hogeschool heeft campussen in Qatar, om hun onderwijsprogramma’s te exporteren. “Wij Zuid-Afrika, Indonesië en Thailand, waar buitenlandse studenten tot 2012 een Nederlands bachelorhebben geen plannen voor een campus in het buitenland”, stelt Tom van Veen, dean internationalisering diploma konden halen zonder in Nederland te zijn bij de Universiteit Maastricht. “Opleidingen aanbieden geweest. Daarmee liep de hogeschool vooruit op de in het Midden-Oosten of Azië, zoals Amerikaanse wetswijziging die het mogelijk maakt onder eigen universiteiten doen, heeft in onze ogen weinig met naam geaccrediteerd onderwijs aan te bieden in internationalisering te maken. Wij richten ons op het buitenland. buitenlandse studenten die echt internationale ervaDie wet is alleen nooit uitgewerkt in een Algemene ring willen opdoen.” Maastricht is daarom vooral Maatregel van Bestuur, waardoor ze in de praktijk blij dat Bussemaker het ook makkelijker wil maken niet bruikbaar was. Daarom moest Stenden in 2012 september/oktober 2014 | transfer
20
stoppen met het verstrekken van Nederlandse diploma’s aan studenten die hun opleiding volledig aan een van de buitenlandse campussen volgen. “We zijn zo internationaal op achterstand gezet”, stelt Robert Coelen, lector internationalisering bij Stenden. “De wet lag er, maar de politieke stemming, met de PVV als gedoogpartner van een minderheidskabinet, was er niet naar om haar te implementeren.”
Campusstudenten Stenden heeft de internationale programma’s omgegooid. Wie een Nederlands diploma wil halen, moet nu een jaar naar Nederland komen. Of de hogeschool daardoor terrein verloren heeft, is moeilijk te zeggen, meent Coelen. “Er zijn natuurlijk studenten die niet aan een opleiding zijn begonnen omdat ze van hun ouders niet naar Nederland mogen, of omdat ze daarvoor geen geld hebben.” Afgelopen maand arriveerde pas de eerste lichting internationale studenten, vooral uit Qatar. “Het zou kunnen dat deze groep zo enthousiast is over hun buitenlandervaring, dat andere campusstudenten straks zelf ervoor kiezen om naar Nederland te komen”, oppert de lector. “De Grand Tour, waarbij Nederlandse studenten een deel van hun opleiding aan een van onze buitenlandse vestigingen volgen, is ook een groot succes. Maar we willen ook andere studenten kunnen bedienen op onze buitenlandse campussen. Daarom zijn wij erg blij dat de verplichting een deel van de studie in Nederland te verzorgen, verdwijnt.” Voor universiteiten en hogescholen die geen buitenlandse campus willen oprichten, maar net als Wageningen en Maastricht gezamenlijke programma’s met buitenlandse partners willen opzetten, is dat
volgens Coelen ook belangrijk. “Ik heb bijvoorbeeld gehoord dat de Vrije Universiteit een opleiding wilde opzetten met een Indiase universiteit. Toen duidelijk werd dat de Indiërs voor een VU-diploma ook in Nederland moesten studeren, ging het niet door. Dat maakt de studie natuurlijk veel duurder.” De TU Delft is druk bezig met het ontwikkelen van joint education en online programma’s voor buitenlandse studenten. Daarbij is ze nog niet op dergelijke obstakels gestuit, zegt Timo Kos, directeur onderwijsen studentenzaken. Uitgangspunt bij het opzetten van joint programs is dat minimaal 40 procent van het onderwijs in Delft wordt verzorgd. “Als we een Delfts diploma afgeven, moeten studenten ook in Delft studeren”, aldus Kos. Als het om online onderwijs gaat, is dat uitgangspunt onhoudbaar. Kos: “We hebben nu pilots waarbij online studenten naar Delft komen voor examens en laboratoriumexperimenten. Maar we gaan toe naar programma’s die volledig online worden verzorgd. Studenten kunnen nu al in Indonesië of Singapore van achter hun computer laboratoriumexperimenten uitvoeren die in Delft plaatsvinden. Om hun de kosten van een of meer retourvluchten naar Delft te besparen, bieden we ze soms de mogelijkheid examens af te leggen bij een van onze buitenlandse partners.”
Achterhaald Daarmee wordt Delfts onderwijs dat volledig in het buitenland wordt gevolgd, een optie. “Voor de uitbouw van ons online onderwijs is het dus belangrijk dat de regel dat buitenlandse studenten een deel van hun studie in Nederland moeten volgen, verdwijnt”, stelt Kos. “Het vestigingsplaatsprincipe is gewoon volledig achterhaald door deze ontwikkeling. Op dat punt moet de regelgeving worden gemoderniseerd.” Kos vindt het vooral belangrijk dat Bussemaker de ontwikkeling van transnationaal onderwijs een duw in de rug wil geven. Robert Coelen sluit zich daarbij aan. Dat de instellingen nog even de kat uit de boom kijken, vindt hij logisch. “Bussemaker geeft weinig details over haar beleidsvoornemens. Maar als het om internationalisering gaat, is het tij gekeerd. Dat moeten we als instellingen ondersteunen. Erachter gaan staan en duwen.”
yvonne van de meent
september/oktober 2014 | transfer
21
opinie
‘Houd de poort naar Marokko open’
Foto: NIMAR
Het ministerie van OCW maakt een grote fout door, zoals zij van plan is, in 2015 de financiering voor het Nederlands Instituut in Marokko (NIMAR) stop te zetten, stelt Jan Hoogland. Volgens hem gaat in dat geval een essentiële brug van Nederland naar de Arabische wereld verloren. Het was 2005. In Nederland overheerste nog de verbijstering over de moord op Theo van Gogh. Gelukkig groeide ook de overtuiging dat er iets aan de radicalisering in de maatschappij gedaan moest worden. Tegen die achtergrond ontstond het idee voor een instituut in Marokko. Het doel was in de eerste plaats om uitwisseling en samenwerking in hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek tussen Nederland en Marokko te bevorderen. In de tweede plaats zag iedereen ook in dat een brug naar het land waar ruim 360.000 Nederlanders hun wortels hebben, alleen maar positieve effecten kon hebben. Door kennisuitwisseling kon in ieder geval iets worden gedaan aan de onbekendheid en onwetendheid in het publieke debat. De afgelopen jaren hebben grote aantallen studenten, onder wie
toekomstige beleidsmakers, arabisten, islamkenners en sociaal wetenschappers, aan het NIMAR kennisgemaakt met het Arabisch en de Marokkaanse cultuur. Onder die studenten zijn ook veel Marokkaanse Nederlanders die tijdens zo’n studieverblijf in Marokko vaak ontdekken hoe Nederlands zij eigenlijk zijn. Marokko is in sociaal opzicht nauw verweven met Nederland. Maar ook
“Het land investeert in zijn Afrikaanse relaties. Nederland kan daarvan profiteren”
in economisch opzicht liggen er grote kansen in Marokko. Kansen die het Nederlandse bedrijfsleven momenteel nog laat liggen. Marokko ontwikkelt zich in hoog tempo tot een belangrijke springplank naar het economisch alsmaar groeiende Afrika. Het land investeert in zijn Afrikaanse relaties. Nederland kan daarvan profiteren. Gezien al deze argumenten is het moeilijk voorstelbaar dat een instituut als het NIMAR ophoudt te bestaan. Toch begint het daarop te
lijken. Het ministerie van OCW heeft aangekondigd de financiering vanaf 2015 stop te zetten. Voor het Nederlandse hoger onderwijs gaat daarmee een belangrijke toegangspoort naar de Arabische wereld dicht. Waar moeten studenten Arabisch nog naartoe om relevante buitenland ervaring op te doen? Het instituut in Damascus is opgeheven, het instituut in Caïro heeft al twee keer geen studenten kunnen ontvangen door het gebrek aan veiligheid. Natuurlijk kunnen studenten zelf proberen iets te regelen, maar niet iedereen is geschikt om op eigen houtje de weg te vinden in het onrustige MiddenOosten en Noord-Afrika. Tegen die achtergrond steekt Marokko af als een oase van rust. Studenten kunnen er op een efficiënte manier, met minimaal risico op studie vertraging, een halfjaar onderwijs volgen en internationale en inter culturele ervaring opdoen. En laat dat nou net datgene zijn waartoe minister Jet Bussemaker opnieuw oproept in haar internationaliseringsvisie.
jan hoogland Jan Hoogland is oprichter en directeur van het Nederlands Instituut in Marokko
september/oktober 2014 | transfer
22
achtergrond
honderd jaar internationale contacten via afs
Uitwisselingsjaar neemt President J.F. kennedy loopt naar de microfoon om de AFS-particpanten toe te spreken in het Witte Huis,
Foto: H.C. Ellis/AFS
washington D.C., juli 1961.
AFS is een van de grootste en oudste non-
Foto: Abbie Rowe/A
FA
profitorganisaties op het gebied van vice ambulance 191 American Fiels Ser 1917. met chauffeur in
internationale uitwisselingsprogramma’s. Dit jaar bestaat de organisatie honderd jaar. Dat wordt in november grootschalig gevierd in Parijs. Ter gelegenheid van het jubileum spreekt Transfer met vijf Nederlanders die, in verschillende decennia, een jaar lang via AFS in het buitenland woonden.
september/oktober 2014 | transfer
23
drempels weg Elk jaar opnieuw gaan via de uitwisselingsorganisatie AFS ongeveer vijftig Nederlandse jongeren naar het buitenland; zo’n zeventig buitenlandse jongeren komen naar ons land om hier een jaar te wonen en te leven. “De afgelopen jaren werden het er wat minder, maar nu groeit het weer”, vertelt Liesbeth Molenaar, directeur van AFS Nederland. De organisatie wil zichzelf in de toekomst aantrekkelijker maken onder jongeren door meer beurzen te gaan aanbieden. Molenaar: “In het kader van ons honderdjarig bestaan zamelen we daarvoor geld in.” AFS – afkorting van American Ambulance Field Service – werd in “De houding van AFS’ers is: 1914, kort na het uitbreken van de zet mij maar ergens neer, Eerste Wereldoorlog, opgericht ik red me wel” door een groep jonge Amerikanen die in Parijs woonden. Als vrijwillige ambulancechauffeurs vervoerden ze gewonden. Toen de Tweede Wereldoorlog begon, werd AFS opnieuw geactiveerd. De vrijwilligers speelden een belangrijke rol bij de bevrijding van concentratiekampen. Na de oorlog richtte een aantal van hen AFS Intercultural Programs op. De gedachte was dat oorlog ondenkbaar zou worden, als mensen elkaar beter leerden kennen en begrip kregen voor andere culturen. Scholieren uit Europa werden uitgenodigd om een jaar op een Amerikaanse high school door te brengen en te wonen bij een Amerikaans gastgezin. In 1947 staken de eerste deelnemers de oceaan over. Nederland was een van de eerste zeven deelnemende landen. In de beginjaren waren alleen uitwisselingen met de VS mogelijk. Dat land is nog steeds erg populair bij AFS-reizigers, maar er zijn heel veel andere bestemmingen bijgekomen. Die zijn vaak goedkoper dan de ongeveer 10.000 euro die een jaar high school kost. Vaak ook leerzamer, vindt Molenaar. “Wij moedigen jongeren aan om naar niet-westerse culturen te gaan, omdat je daarvan nog meer leert.” Via AFS gaan meer meisjes dan jongens weg. Meisjes kiezen volgens Molenaar meestal ook spannendere bestemmingen. Het effect van een AFS-jaar op iemands leven kan heel groot zijn, benadrukt zij. “AFS’ers krijgen later relatief vaak een internationale werkkring. De drempel is al op jonge leeftijd weggenomen. Hun houding is: zet mij maar ergens neer, ik red me wel.”
1962
—
Louise Boveree-Roos verenigde staten
“Het was een heel leerzaam jaar dat bepalend is geweest voor de rest van mijn leven”, vertelt Louise Boveree-Roos (71). In 1962 stapte ze op de boot naar de Verenigde Staten. De reis duurde tien dagen. Ze belt nog regelmatig met haar gastmoeder, die inmiddels 94 is, en haar gastzusje Sue met wie ze iedere morgen in de bus naar high school ging. “Ik kwam in Oregon op een school met 1.200 leerlingen, alle niveaus door elkaar. Zo anders dan mijn school in Nederland.” In die tijd waren internationale studenten nog bijzonder en Louise Boveree haalde regelmatig de plaatselijke krant. “Er was veel interesse in hoe wij in Nederland leefden. Ik heb wel veertig lezingen gehouden, in mijn Volendamkostuum, voor een heel divers publiek, variërend van de scoutingclub tot een groep bank directeuren.” Aan het eind van het schooljaar maakte ze, met andere AFS’ers in de VS, een toer van vijf weken naar Washington. Daar werden ze zelfs ontvangen door president J.F. Kennedy. “Die toer was zo indrukwekkend”, vertelt Boveree. Na haar terugkomst in Nederland bleven de States trekken. Boveree werkte een paar jaar in Nashville als manager buitenlandse betrekkingen bij een bedrijf. Daarna was ze lange tijd verbonden aan het FOM-instituut voor Atoom-en Molecuulfysica in Amsterdam. Ze ving buitenlandse wetenschappers op en hielp ze met allerlei praktische zaken. Later specialiseerde ze zich in het organiseren van wetenschappelijke congressen en reisde de hele wereld over. “Mijn internationale inslag is in dat jaar ontstaan”, zegt ze. “Je zou iedereen zo’n ervaring gunnen.” (EH)
els heuts september/oktober 2014 | transfer
24
1981
1986
Loek van Everdingen
Tineke Grootenboer
Zijn zoon is in augustus via AFS naar Argentinië vertrokken en zelf is hij dit schooljaar gastouder voor een Braziliaanse studente. Het is inmiddels 33 jaar geleden dat Loek van Everdingen een uitwisselingsjaar deed in de Verenigde Staten, maar AFS speelt nog steeds een rol in zijn leven. “De doelstelling van AFS spreekt me enorm aan”, zegt hij. “Het unieke is dat je in een gastgezin verblijft. Dat maakt het contact met een andere cultuur veel intensiever. Ik heb in dat jaar maar drie keer met thuis gebeld.” Van Everdingen kwam terecht in Californië. “Begin tachtiger jaren waren er nog niet zo veel bestemmingen, dus je kwam al vrij snel uit op de VS.” Zijn gastgezin heeft hij nadien nog een paar keer bezocht. “Ik kreeg een bredere kijk op de wereld. Ik kan me nog goed herinneren dat ik een enorme discussie had met een meisje uit Peru over de Falklandeilanden. Ik vond het heel logisch dat die bij Engeland hoorden en was verbluft dat zij daar zo anders tegenaan keek.” Hij was graag in de VS gebleven om daar verder te studeren. De mentaliteit van de Amerikanen sprak hem aan. “Ze zijn positief ingesteld en de nadruk ligt op eigen verantwoordelijkheid.” Veel AFS’ers willen blijven, weet hij. “Maar dat wordt ontmoedigd. Het gaat om een uitwisseling. Het is toen de TU Delft geworden.” Het jaar ging snel voorbij, vertelt Van Everdingen, maar is hem de rest van zijn leven bijgebleven. Nog steeds heeft hij er in zijn werk bij DSM profijt van. “Ik heb geleerd hoe je tactisch kunt omgaan met cultuurverschillen.” (EH)
Ook in het leven van Tineke Grootenboer speelt het AFS-jaar nog een rol. Ze heeft deze zomer vier weken met man en zoon doorgebracht bij haar toenmalige gastgezin in Ecuador. Ter ere van haar komst organiseerde haar oude klas een reünie. “Het was geweldig om iedereen weer te zien.” Van jongsaf aan was Grootenboer geïnteresseerd in de Latijns-Amerikaanse cultuur. Toen ze op de middelbare school in contact kwam met een paar AFS-scholieren, was haar keuze snel gemaakt. Het werd Quito in Ecuador. In 1986 woonde ze bij een gastgezin met vier dochters, van wie er een op uitwisseling was in Nederland. “In het begin had ik het af en toe best moeilijk”, weet ze nog. “Alles was zo anders. Om half zeven ’s morgens zat ik in uniform in de schoolbus en ik sprak de taal niet. Ik kwam van een nogal vrije middelbare school. Mijn school in Quito was opgezet door militairen. ’s Morgens moest elke klas in de rij staan en werden we geïnspecteerd. Wekelijks werd een uur besteed aan marcheren.” Grootenboer ging voor de taal en het land, vertelt ze. Als bèta volgde ze in Ecuador alfavakken. Tot op de dag van vandaag heeft ze nog contact met AFS’ers die in die tijd ook in Quito studeerden. “Een jaar in een ander land wonen heeft me gevormd. Ik ben er opener en socialer van geworden.” Terug in Nederland haalde ze haar certificaat Spaans als tweede taal. Daar plukt ze nog steeds de vruchten van, bijvoorbeeld in haar baan bij de Universiteit Twente. “Ik ben daar coördinator Podiumkunsten en heb makkelijk contact met Spaanstalige studenten.” (EH)
—
verenigde staten
september/oktober 2014 | transfer
—
ecuador
25
1993
2011
Ypie Boersma
Nora de Wekker
—
indonesië
Op haar vijftiende won Ypie Boersma met een gedicht over vrede een reis naar Rusland. Tien dagen verbleef ze met andere Nederlandse jongeren in Tatarstan. Ze logeerde er bij een Russisch gezin en ging er naar school. Die inspirerende ervaring smaakte naar meer. Ze nam allerlei bijbaantjes om na haar eindexamen een AFS-jaar te kunnen betalen. “Het kostte tienduizend gulden.” In 1993 vertrok ze naar Indonesië. Ze woonde bij een Indonesisch gezin met Chinese wortels. “Een beter gastgezin kon ik me niet wensen. Ik ben er tot nu toe acht keer terug geweest. Maar in die tijd was er veel Chinezenhaat. Dat vond ik heftig.” Zes dagen per week ging ze in schooluniform naar een strenge, katholieke school. “Een AFS-jaar leert je dat alles mogelijk is, als je het maar probeert”, vertelt ze. Tijdens haar studie aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en later aan de Rijksuniversiteit Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam greep ze iedere gelegenheid aan om haar buitenlandse studieervaring uit te breiden. Ze ging nog twee keer naar Indonesië en naar Suriname en Zuid-Afrika. Tijdens de verkiezingen in Oost-Timor in 1999 was ze waarnemer. “Dat vond ik zo indrukwekkend. Mensen wilden zo graag hun stem uitbrengen voor onafhankelijkheid, letterlijk met gevaar voor eigen leven.” Ze koos voor een baan in de ontwikkelingssamenwerking en was regelmatig op reis. Toen er kinderen kwamen, gooide ze het roer om. “Alle ervaringen die zijn voortgevloeid uit dat AFS-jaar geven me nu de rust om op het Friese platteland te wonen. En al doe ik nu als beleidsadviseur bij de provincie Friesland in mijn werk niets internationaals, in mijn vrije tijd probeer ik dat wel te doen, onder meer als gastdocent bij Amnesty.” (EH)
—
rusland
“Mijn doel was om zo snel mogelijk Russisch te leren. De eerste maanden begreep ik niets van de lessen. Alleen met wiskunde, Duits en Engels kon ik meedoen. Ik voelde me een analfabeet, maar aan het eind van dat schooljaar sprak ik beter Russisch dan Duits”, vertelt Nora de Wekker. Van AFS kreeg ze twee keer per week taalles. “Daarnaast volgde ik aan het begin van de dag taal- en rekenlessen met kinderen van een jaar of tien. Gelukkig spraken mijn gastmoeder en -zusje een beetje Engels.” In 2011 vertrok ze naar het zuiden van Rusland. Haar belangstelling voor dat land was op de middelbare school gewekt. Een docent organiseerde een reis van drie weken naar Siberië, waar ze in contact kwam met Russische leerlingen. “Iedereen was daar zo gastvrij.” Elf maanden is best lang, zegt De Wekker, maar echt heimwee heeft ze nooit gehad. “Mijn gastgezin voelde als familie. Ik kon altijd bij ze terecht. Ik trok ook veel op met twee andere AFS’ers bij mij op school. En AFS organiseerde veel activiteiten voor uitwisselingsstudenten in onze regio, zoals weekendjes weg.” Ze wil beslist nog eens terug naar Rusland. Het nieuws over dat land volgt ze regelmatig ook via de Russische media. Inmiddels is ze tweedejaarsstudent rechten. “Het lijkt me heel gaaf om een tijdje in het buitenland te studeren.” (EH)
september/oktober 2014 | transfer
26
interview
Foto: Peter Strelitski / De Beeldredaktie
dubbel afscheid van eaie-voorzitter hans-georg van liempd
‘We hebben de neiging om te veel in ons eigen kokertje te blijven’ Ondanks de wereldwijde financiële crisis groeit de European Association for International Education (EAIE) flink. “Blijkbaar is overal het besef doorgedrongen dat het hoger onderwijs niet meer zonder internationalisering kan”, constateert Hans-Georg van Liempd bij zijn afscheid als voorzitter van een organisatie die voor nieuwe vragen staat. “De wereld is niet meer zo eendimensionaal.” september/oktober 2014 | transfer
27
zijn vrouw en dochter die aan dezelfde universiteit studeerde. “Sindsdien is er sprake van allerlei boycots. Van tomaten, van paprika’s. Moeten we dan ook maar niet meer samenwerken met Russische universiteiten? Of juist wel, en misschien zelfs nog actiever?” De afgelopen vier jaar heeft Van Liempd dit soort ethische discussies aangezwengeld. Eerst als vicevoorzitter en daarna als voorzitter van de EAIE, de organisatie die internationalisering van het hoger onderwijs in Europa stimuleert en faciliteert met onder meer een jaarlijkse conferentie, trainingen en publicaties. “Ebola is een ander probleem dat ons raakt. Moeten wij nu een hek om Afrika zetten, of om bepaalde Afrikaanse landen, en studenten daar vandaan niet meer opvangen?” Over dergelijke ongemakkelijke vraagstukken wordt in de internationaliseringskringen nog te snel heengestapt, merkt Van Liempd. “We hebben de neiging om te veel in ons kokertje te blijven, met discussies over dual degrees en MOOC’s. Natuurlijk hoeft niet iedereen hier iets van te vinden, maar de verantwoordelijken binnen de instellingen moeten we prikkelen om er over na te denken.”
Onmogelijke klus De zomer is al over zijn hoogtepunt heen en de deadline voor online aanmeldingen voor de EAIEconferentie in Praag is dichtbij, als Transfer de voorzitter spreekt in het statige Amsterdamse grachtenpand waar de EAIE gevestigd is. De afgelopen vier jaar was hij er hoogstens een dag per maand te vinden. Hij was regelmatig op pad, maar werkte ook vaak in Tilburg waar hij tot 2010 directeur van het international office was. De universiteit stelde hem voor de helft van de tijd vrij voor het EAIE-werk. Zo had hij de ruimte om de samenwerking met zusterorganisaties als de Association of International Education Administrators (AIEA) en de ZuidAfrikaanse IEASA uit te bouwen. Of om presentaties te geven over de internationaliseringstrends in Europa. “Maar ik heb dat alleen gedaan als het ook iets voor onze leden zou opleveren”, zegt Van Liempd. “Dus om sprekers en trainers te vinden voor onze eigen bijeenkomsten, en partners om mee samen te Kunnen we samenwerken met landen die het niet zo werken bij projecten. Onze leden staan voorop.” nauw nemen met mensenrechten, waar een burgerVertellen over de trends in Europa vond Van Liempd oorlog heerst of die democratische principes met overigens een ‘onmogelijke klus’. “Anderen deden dat voeten treden? Afgelopen zomer over Amerika, of over Zuid-Afrika. werd die vraag akelig actueel. Want Zij hoefden het maar over één land “Het Nederlandse beleid in de neergeschoten vlucht MH17 te hebben, ik over vijftig. Bovendien is penny wise, pound zaten niet alleen verschillende is er veel dynamiek in Europa en de foolish” internationale studenten, maar ook verschillen zijn groot.” Neem nou Nederland. Er zijn veel een medewerker van de NHTV Europese landen die een puntje die in Australië en Nieuw-Zeeland kunnen zuigen aan onze voorzieningen voor interstagiairs zou gaan bezoeken. En een Tilburgse hoogleraar, collega van Hans-Georg van Liempd, met nationalisering. “Maar als je naar Duitsland kijkt, dan
september/oktober 2014 | transfer
28
liggen wij ver achter. Dat is al lang zo, al hadden we dat zelf niet in de gaten en zien veel mensen dat nog steeds niet. De mate waarin Duitsland investeert in kennis – in brede zin – en in het faciliteren en stimuleren van allerlei vormen van internationalisering, is vele malen groter dan in Nederland.” Ook in branding moet veel meer geïnvesteerd worden, vindt Van Liempd. “Wij veronderstellen te veel dat als de kwaliteit goed is, het zichzelf wel verkoopt.” Hij is blij dat het kabinet ook inziet dat er iets moet gebeuren. “Maar het blijft penny wise, pound foolish. Ik vond het destijds al van de zotte dat het Huygensprogramma werd afgeschaft. De Nuffic wilde het bedrijfsleven er vervolgens toe bewegen om beurzen beschikbaar te stellen. Dat leek mij meteen een kansloze zaak. Die bedrijven investeren hooguit in specifieke opleidingen. Daarnaast blijven de schotten tussen handelsmissie en onderwijsmissies bestaan. Dan zeg ik: kijk nou eens naar Duitsland. De wereld is niet meer zo eendimensionaal.”
Enorme groei De EAIE heeft – tegen de verwachting in – weinig last van de wereldwijde financiële crisis. “Het aantal deelnemers aan onze conferentie groeit juist enorm, maar ook voor andere activiteiten neemt de belangstelling toe. Terwijl er natuurlijk wel is bezuinigd bij universiteiten. In de Baltische staten moest bijvoorbeeld twintig procent staf weg – ook op het gebied van internationalisering. En in landen als Spanje, Italië, Griekenland is eveneens stevig gesneden in de budgetten. Maar blijkbaar is overal het besef doorgedrongen dat het hoger onderwijs niet meer zonder internationalisering kan.” Ondanks het toenemende aantal bezoekers van de conferentie blijven Nederland en Scandinavië dominant als ‘leveranciers’. Medewerkers van instellingen uit Zuid- en Oost-Europa zijn ondervertegenwoordigd. Dat de EAIE-activiteiten voor hun niet interessant genoeg zijn, gaat er bij Van Liempd niet in. “Wij willen kwaliteit bieden, daar zijn we heel streng in. Zowel in sessies tijdens de conferentie, als bij trainingen en publicaties. Die lat ligt heel hoog. Maar misschien is het te duur, misschien kennen ze ons niet.” Wat de oorzaak is hoopt Van Liempd te achterhalen via de EAIE Barometer, een online onderzoek waarvan de uitkomsten eind dit jaar worden verwacht. Van Liempd hamerde ook op het betrekken van meer bestuurders bij de EAIE. Sinds vorig jaar kent de conferentie een executive seminar. “Enerzijds om bestuurders een interessant programma te bieden”, legt Van Liempd uit, “maar ook om hen te laten zien dat wij bestaan en wat wij betekenen voor de mensen die het dagelijkse werk doen. We horen vaak dat
september/oktober 2014 | transfer
bezoekers enthousiast terugkeren van de conferentie, maar vervolgens de kous op de kop krijgen omdat bestuurders moeite hebben vernieuwingen toe te staan. Dat gat proberen wij te dichten.” En dat lukt steeds beter, stelt Van Liempd vast.
Ander blikveld Minder tevreden is hij over de betrokkenheid van het bedrijfsleven. Die blijft te gering. Ondanks projecten waar bedrijven een rol in spelen en de verdiepende dialogues tijdens de conferentie, die hij introduceerde om mensen met een ander blikveld aan te trekken. “Docenten, dat is ook een groep waar wij mee worstelen”, bekent hij. “Sommigen vinden dat wij daar niet voor zijn; er zijn immers ook verenigingen van beroepsgroepen. Anderen zeggen: internationalisering is zo mainstream en de rol van de docent is steeds belangrijker. Of we iets moeten doen voor docenten en zo ja, wat dan, is wel een issue voor de komende tijd.” De EAIE moet dat dan oppakken zonder Van Liempd, wiens aftreden in Praag min of meer ook een afscheid van de internationalisering betekent. In november wordt hij directeur van de Tilburg School of Social and Behavioral Sciences. Als het even kan gaat hij daarbij niet formeel gekleed. In zijn eerste speech als EAIE-bestuurder vroeg hij permissie om nooit een stropdas om te hoeven doen. Toch kwam het twee keer zo ver: in aanwezigheid van een Deense prinses op de conferentie in Kopenhagen, en bij de ministeriële Bologna-conferentie in 2012. Van Liempd: “Maar toen ik zag dat de ministers niet allemaal een stropdas droegen, heb ik de mijne snel afgedaan.”
annelieke zandvliet
EAIE Met ‘EAIE’ wordt vaak de jaarlijkse conferentie aangeduid die de European Association for International Education organiseert. De 26ste editie was deze maand in Praag, met zo’n 5.000 bezoekers. De organisatie EAIE is in 1989 in Amsterdam opgericht en telt circa 2500 leden die zich bezighouden met internationalisering in het hoger onderwijs. De EAIE verzorgt trainingen, brengt publicaties uit en geeft leden de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij expert communities. Ook behartigt de organisatie de belangen van haar leden en probeert zij internationaal hoger onderwijs te bevorderen. (AZ)
29
sorry? pardon! Studenten vertellen over leerzame uitglijders en misverstanden in het buitenland.
tip:
‘Ga in het buitenland niet de Hans Teeuwen lopen uithangen.’
wie: Joost Bunk (23)
studie: masterstudent IT-recht,
Rijksuniversiteit Groningen
buitenlandervaring: semester
rechten, National University of Ireland, Galway
‘Je schoffeert snel iemand met een Nederlandse grap’
Foto: Galway: iStock
Hij probeerde het ijs te breken, maar veroorzaakte met zijn grappen ijzige stiltes. Rechtenstudent Joost Bunk ontdekte in Ierland hoe bot en hard Nederlandse humor kan zijn. “Natuurlijk, het heeft iets met je leeftijd te maken. Onder Nederlandse studenten, zeker onder jongens, is het vrij normaal om harde, botte grappen te maken, ook over elkaars fouten. We kunnen eerlijk en direct tegen elkaar zijn, dat is het achterliggende idee, volgens mij. Niemand is beter dan een ander. Iemand gaat af, een ander maakt er een grap over. Zand erover, klaar. Maar volgens mij is het ook een typisch Nederlands verschijnsel, dat niet tot het studentenwereldje beperkt blijft. Ik werd me ervan bewust toen ik een semester in Ierland studeerde. Niet lang na mijn aankomst in Galway heb ik een paar mensen
toch wel enigszins beledigd, geloof ik. Ieren, maar ook internationale studenten. Ik maakte grappen over hun rare uitspraak van het Engels, dat soort dingen. Ze waren als ijsbreker bedoeld, maar het werd er eerder ijzig stil van. Eigenlijk kwam ik door toeval in Ierland terecht. Ik kreeg pas heel laat in de gaten dat er een gat zou vallen in mijn studieprogramma. Toen ik bij het international office kwam, was Galway voor mij een laatste goede optie. Ik zat er in de winter; in februari regende het geloof ik 27 van de 28 dagen. Maar ik had er een geweldige tijd. Galway is écht een gezellige studentenstad, een beetje zoals
Groningen. Ik heb er goede colleges gehad, en de natuur in de omgeving is prachtig. Eerder was ik al veel in het buitenland geweest, maar altijd backpackend, als toerist. Omdat ik nu langer op één plek bleef, zag ik minder, maar leerde ik meer. Je moet opletten met de grappen die je maakt, zeker in internationaal gezelschap, dat is een belangrijke les die ik in Galway heb geleerd. Ook na terugkomst vind ik Hans Teeuwen en Theo Maassen nog steeds heel grappig. Maar ik doorzie nu beter hoe Nederlands ze zijn – en hoe Nederlands ik zelf ben.”
ralph aarnout
september/oktober 2014 | transfer
30
achtergrond
Deelnemers aan de summerschool op excursie naar de Tweede Maasvlakte.
groningen zet energieonderzoek in de spotlights
Een summerschool die promovendi aan het denken zet Dertig jonge onderzoekers uit de hele wereld kwamen deze zomer naar Groningen voor een summerschool over het elektriciteitsnet van de toekomst. Informatici en natuurkundigen, maar ook economen en gedragswetenschappers. Zij volgden niet alleen colleges van internationale energie-experts, maar becommentariëren ook elkaars onderzoek naar energievraagstukken. “Wij leren ze over de grenzen van hun eigen specialisme heen te kijken.”
“Ik ben ongerust”, zegt een Egyptische PhD-studente. “De Arabische revolutie is georganiseerd vanuit Washington, zegt u. Maar het was toch een volks opstand, die begon toen een Tunesische straatverkoper zichzelf in brand stak?” Het is eind augustus in het Groningse debatcentrum ForumImages. Op uitnodiging van de Energy Summer
september/oktober 2014 | transfer
School van de RUG houden onderzoeksjournalisten Willem Middelkoop en William Engdahl lezingen over internationale energiepolitiek. Bij vrijwel alle internationale crises spelen oliebelangen een cruciale rol, is hun boodschap. Als ‘Washington’ ergens ingrijpt, kun je er donder op zeggen dat de olieconcerns er belangen hebben.
31
Foto's: Ronald van den Heerik
Met hun verhalen roepen de journalisten heftige reacties op bij het publiek. Dat bestaat allereerst uit de dertig jonge onderzoekers die deelnemen aan de summerschool. Ze komen uit de hele wereld en uit alle hoeken en gaten van de wetenschap, maar hebben gemeen dat ze promotieonderzoek doen naar energie vraagstukken. Maar bij dit debat is het Groningse publiek welkom, dus zitten er ook niet-studenten, ouden van dagen en politiek activisten in de zaal. De microfoon gaat van een bezorgde grootvader, die wil weten “wat voor wereld we nalaten aan onze kleinkinderen”, naar een dame die klaagt over de “belabberde berichtgeving” in de gevestigde media. En dan komt een Syrische promovendus aan het woord. “Wat u hier vanavond vertelt, weten wij in ons land al lang”, zegt hij in accentloos Brits-Engels. “De vraag is alleen: wat kunnen we eraan doen?”
van elkaar leren hoe veelzijdig hun onderzoeksterrein is. Eigenlijk zouden promovendi dat aan onderzoeksscholen moeten leren, maar die bieden zulke verbredende cursussen niet aan. De summerschool is ontstaan uit onvrede over het bestaande onderwijsaanbod, zou je kunnen zeggen. En met deze lezingenavond wilden we ze even helemaal door elkaar schudden.”
Verschillende perspectieven
Dat door elkaar schudden is aardig gelukt, zo blijkt de volgende ochtend in de chique conferentiezaal in het centrum van Groningen waar de deelnemers weer onder elkaar zijn. Een Braziliaanse promovendus vraagt zich ‘na gisteravond’ af, waar zijn werk nu eigenlijk over gaat. Vurig spreekt hij zijn medecursisten toe. “Ik bedoel, we doen onderzoek naar smart grids, zonder dat we doorhebben wiens belangen we daarmee dienen. Is dat niet de allerbelangrijkste vraag: voor wie je een Verwarring stichten elektriciteitsnet uiteindelijk bouwt?” Onomstreden zijn de opvattingen van Engdahl en Een Deense promovendus in de informatica hoort de Middelkoop niet, weten organisatoren Jaap de Wilde, twijfel stoïcijns aan. “Het is goed om je af te vragen hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de RUG, waar je mee bezig bent”, mompelt hij. “Maar het is ook en onderzoekscoördinator Anne Beaulieu. Maar daarom goed om te twijfelen aan wat je bij een lezing hoort.” zijn ze juist uitgenodigd. “Verwarring stichten en Verder wil hij er weinig over kwijt. “In Denemarken naïviteit wegnemen, daar is deze avond voor bedoeld. zijn we wat verder met de ontwikkeling van het We willen dat onze deelnemers hun onderzoek in een elektriciteitsnet dan in Brazilië. Daar hebben ze in grote breder kader plaatsen. En als universiteit willen we aan delen van het land überhaupt geen elektriciteit, wij de stad, aan de samenleving laten zien dat we ons met werken hard aan het net van de toekomst. Misschien actuele thema’s bezighouden.” verklaart dat ons verschil in perspectief ook wel.” Het zijn in de eerste plaats de deelMet zoveel disciplines en nationalinemers van ‘hun’ summerschool die teiten bij elkaar in één summerschool “Verwarring stichten en ze met de lezingenavond in verwaris levendig debat verzekerd. En de ring hopen te brengen. De dertig naïviteit wegnemen, daar opzet van het onderwijsprogramma promovendi buigen zich twee weken is deze summerschool draagt daar nog aan bij. Studenten over het onderwerp smart grids, het voor bedoeld” presenteren níet hun eigen onderzoek, maar dat van een andere deelelektriciteitsnet van de toekomst, nemer. Zo kan het gebeuren dat een waaraan gebruikers niet alleen Nederlandse socioloog het onderenergie kunnen onttrekken, maar zoek van een Zuid-Koreaanse wiskundige samenvat waar ze het ook aan kunnen teruggeven, bijvoorbeeld en van commentaar voorziet, en zijn eigen onderzoek uit het zonnepaneel op hun dak. besproken ziet worden door een Deense natuur De deelnemers krijgen in twee weken vijfentwintig kundige. colleges van Groningse en internationale smart gridDie onconventionele opzet levert de deelnemers, naast experts voor hun kiezen. Daarnaast geven ze zelf praktische en methodologische tips, veel elemenpresentaties over hun eigen onderzoek en zijn er excursies. Dat er ook een publieksevenement plaatsvindt, is taire vragen op. Vragen van relatieve buitenstaanders dit jaar voor het eerst. Beaulieu: “Eerder hadden we dit immers, die de relevantie van elk onderzoek echter snel niet aangedurfd, een summerschool organiseren levert doorzien. “Begin deze zomer heb ik in Portugal een veel al werk genoeg op, om het zacht uit te drukken. Maar technischer zomercursus gevolg”, vertelt de Deense nu we het voor de derde keer doen, durfden we dit informaticus. “Inhoudelijk lag dat heel dicht bij mijn erbij te nemen.” Lachend: “Jaja, we begonnen routine specialisatie, maar deze summerschool is zeker zo interessant. Mijn onderzoek gaat over de software die zorgt te krijgen.” dat een smart grid doet wat het moet doen. In Portugal Van psychologen tot natuurkundigen – alle deelnemers ontmoette ik collega-programmeurs, zou je kunnen kijken door een andere bril naar het onderwerp, legt zeggen. Hier ontmoet ik de mensen die straks met mijn hoogleraar De Wilde het idee achter de summerschool programmatuur moeten werken.” uit. “Dat is het leuke en het leerzame ervan: ze kunnen
september/oktober 2014 | transfer
32
Visitekaartje De RUG brengt de summerschool niet voor niets onder in een van haar mooiste historische panden in het centrum van de stad: het is een visitekaartje voor een van de speerpunten in het Groningse onderzoek. De universiteit wil internationaal bekend staan als energiespecialist. Door jonge onderzoekers uit de hele wereld samen te brengen, ontstaat een internationaal netwerk van wetenschappers die samen kunnen publiceren. Ook leren de promovendi experts kennen die hun proefschrift kunnen beoordelen. Maar ook voor de universiteit zelf is de summerschool een goede gelegenheid om energie-expertise vanuit de verschillende disciplines bij elkaar te brengen. Het programma is vol en het tempo ligt hoog. Nadat drie promovendi elkaars werk hebben besproken, het programmaonderdeel waar elke summerschool-dag mee begint, staat er vandaag een presentatie van een energieconsultant op het programma. Plus colleges van Deense en Groningse academici. Tussen de programmaonderdelen blazen de deelnemers uit bij een kop koffie. Of ze ook nog iets meekrijgt van het Groningse uitgaansleven? Een Chinese deelneemster hoort de vraag met oprechte verbazing aan. “Ik ben ’s avonds steeds heel moe, dan wil ik naar bed. Maar misschien ga ik in het weekeinde nog wel even kijken.” Behalve met een heleboel theorie wil de summerschool de studenten vertrouwd maken met de praktijk van het opwekken van elektriciteit. En met de kloof die tussen theorie en praktijk gaapt. In de tweede week gaan de studenten op excursie naar de Tweede Maasvlakte, de nieuwste uitbreidingslocatie van het Rotterdamse havenbedrijf.
september/oktober 2014 | transfer
Beaulieu: “Terwijl wij ons aan de universiteit bezighouden met het elektriciteitsnet van de toekomst, wordt bij Rotterdam nog volop geïnvesteerd in oude energie. In gigantische havens voor kolenoverslag, bijvoorbeeld. Het is goed voor de deelnemers ook dat met eigen ogen te zien.” De Wilde: “Dat is het belangrijkste wat we met deze summerschool willen bereiken. We willen naïviteit wegnemen en de deelnemers duidelijk maken dat ze over de grenzen van hun eigen specialisme heen moeten blijven kijken.”
ralph aarnout
Eén in een reeks Energy, Healthy Ageing, Political Economics… Met een reeks summerschools voor internationale promovendi en (master)studenten brengt de Rijksuniversiteit Groningen de zwaartepunten in haar onderzoek onder de aandacht. Praktische zaken als visa, vervoer en onderdak worden gecoördineerd vanuit een centrale Summer School Office. Deelnamekosten lopen uiteen van 100 tot 1000 euro. Studenten uit niet-westerse landen kunnen een beurs krijgen voor een deel van de reis- en verblijfkosten. De Energy Summer School duurde twee weken, kostte 200 euro (exclusief huisvesting) en leverde deelnemers vijf studiepunten op. (RA)
33
aanpakken Wat komt er kijken bij internationalisering in het hoger onderwijs? Betrokkenen vertellen over hun werk.
‘Studiepunten benadrukken belang van buddyprogramma’ Net als andere studentenadviseurs voert Sandra van Dongen individuele gesprekken en geeft ze groepstrainingen. Sinds vorig jaar verzorgt zij ook een deel van het vak Cultural Integration Process, dat buddy’s studiepunten oplevert. “We koppelen de theorie aan de emoties uit de praktijk.” Het hoeft niet lang te duren voordat buitenlandse masterstudenten Electrical Engineering zich op hun gemak voelen aan de TU Eindhoven. Als zij dit semester het vak Cultural Integration Process volgen, wachten hun verschillende activiteiten met een Nederlandse buddy. Die activiteiten leveren beide partijen ook nog eens studiepunten op. Vorig jaar startte een pilot op verzoek van de faculteit. Die merkte, zo vertelt Sandra van Dongen, dat het aantal internationale studenten snel toenam, maar dat de aansluiting bij Nederlandse studenten zeer stroef verliep. In overleg met haar afdeling, die ondersteuning biedt bij ‘niet-technische vaardigheden in het onderwijs’, ontstond het idee voor een nieuw vak. “Studenten hebben hier gemiddeld 32 tot 36 contacturen per week”, vertelt de studenten adviseur. “Dat maakt vrijwillige activiteiten lastig. Daarnaast wilden we een vak over cultural awareness officieel aanbieden, om het belang ervan te benadrukken in de multic ulturele
omgeving van de TU en de arbeidsmarkt in de regio Eindhoven.”
Verrast Punten krijgen voor leuke dingen doen, het lijkt te mooi om waar te zijn. “We toetsen de theoretische kennis van de buddy’s ook”, nuanceert Van Dongen. De studenten worden in workshops door een docent voorbereid in intercultural communication en wisselen later tijdens intervisiebijeenkomsten hun ervaringen uit. Van Dongen, die cross-culturele psychologie als achtergrond heeft, leidt deze bijeenkomsten. Met genoegen: “Ik ben verrast over de positieve ervaringen die naar voren komen.” De buddy’s vertellen niet alleen dat ze met hun groepje naar de ijsbaan zijn geweest, en waar ze tegenaan zijn gelopen. Ze gaan ook op zoek naar een wetenschappelijk artikel dat aansluit bij een vooraf gekozen leerdoel. Zoals ‘niet meteen over iemand oordelen’, of ‘me aanpassen en toch
mezelf blijven bij een confrontatie met een andere cultuur’. Daarover geven ze vervolgens een presentatie. De intervisiebijeenkomsten zijn erg nuttig, merkt de studentenadviseur. “Het zijn allemaal slimme studenten, die de theorie uit de workshops wel begrijpen. Maar in de praktijk voelen ze ook emotie, bijvoorbeeld bij voor oordelen. Bij de intervisie koppelen we dat aan elkaar.” Aanvankelijk waren de buddy’s onzeker over wat ze konden doen en hoe ze het leuk konden maken met buitenlandse studenten, merkte van Dongen. “Maar dat was snel voorbij toen ze elkaar leerden kennen. Het bleek vooral lastig om tijd te vinden voor de sociale activiteiten, naast de volle onderwijsprogramma’s. De doodles vlogen over het internet.”
annelieke zandvliet Op 30 oktober is de eerste landelijke buddydag, met als thema ‘Werven van Nederlandse buddy’s’, van 10 tot 16 uur in Maastricht. Aanmelden via http://bit.ly/buddydag vanaf 23 september.
september/oktober 2014 | transfer
34
gelezen
Internationalisering in beleidsjargon Over internationale samenwerking in het hoger onderwijs wordt veel gepubliceerd. Historicus Han van der Horst bespreekt in elke Transfer een werk dat hem is opgevallen. Deze keer de bundel Internationalisation of Higher Education and Global Mobility. In veel opzichten heeft het leven mij milder gemaakt, maar diep blijft de afkeer als ik zinnen lees zoals deze: “We have explored their potential to contribute towards diversifying epistemologies and the pedagogies with specific reference to a capacity-building collaboration for developing research methods teaching programmes for postgraduate researchers.” Die zakt pas weg als ik denk aan het ‘wie niet helder formuleert, denkt niet helder’ van de dichter – en hoogleraar – Dér Mouw. En zo sta je dan klaar om de nieuwe bundel Internationalisation of Higher Education and Global Mobility te veroordelen, want alle auteurs schrijven in deze zogenaamd wetenschappelijke dieventaal. En dan doe je dit boek – verschenen onder redactie van Bernhard Streitwieser – onrecht. Het is namelijk een nogal complete bestandsopname van de internationalisering in het huidige tijdsgewricht, zoals een beleidsafdeling die ziet. Zo’n beleidsafdeling ziet geen individuen, maar trends en verschijnselen die vervolgens zo abstract mogelijk worden beschreven.
september/oktober 2014 | transfer
nationaliseringsbeleid bezighoudt en zijn ideeën naar voren wil brengen. Het courante denken wordt door veel medewerkers – onder wie oude bekenden als Hans de Wit en Berndt Wächter – naar voren gebracht.
Concrete mensen
Zo ontstaat een meta-werkelijkheid op basis waarvan knopen worden doorgehakt en budgetten worden toegekend of afgewezen. Bijvoorbeeld op basis van deze conclusie: “Through the analysis of the qualitative data portion of our larger Erasmus Identity Study, we have shared findings that we believe are a convincing indication that the Erasmus experience can help form conceptions of citizenship identity among its participants and lead to the development of a specific type of European identity, an ‘Erasmus Citizenship’”. Is het niet prachtig? Toch moet je, als je je staande wil houden in de netwerken van de internationalisering in het onderwijs, noodzakelijkerwijs deze meta-werkelijkheid en de taal waarin zij wordt beschreven, kennen. Anders plaats je jezelf buiten veel discussies. Daarom is deze bundel een belangrijke studie voor wie zich met inter-
Daarbij gaan zij allen uit van de veronderstelling dat internationalisering een positief effect heeft en dat kennismaking met andere culturen en onderwijssystemen goed is voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Zij menen dat dit alles tot vriendschap en begrip leidt, terwijl wie de krant leest toch ook blijken vindt van het tegendeel. Niettemin zou ik wel eens een bundel op ons vakgebied willen lezen die over concrete mensen gaat: hun ambities, avonturen, ervaringen. Een beetje op de manier van Annejet van der Zijl. Volgens mij kom je zo dichter bij de waarheid, een waarheid die dieper steekt dan bijvoorbeeld de conclusie dat de universiteiten van Qatar en Luxemburg door de geringe omvang van hun land van vestiging alleen kunnen bestaan dankzij internationale mobiliteit.
han van der horst Internationalisation of Higher Education and Global Mobility. Bernhard Streitwieser (ed.), Oxford Studies in Comparative Education, Oxford, UK, 2014. ISBN 978-1-873927-42-7.
35
onbekend terrein
‘Parijs had geen geduld voor mijn gebrekkige Frans’ Na haar middelbare school in Arnhem vertrok Marianne Thieme naar Parijs, om een jaar Franse taal en cultuur te studeren. Aansluiting vinden bij het Parijse leven en écht goed Frans leren spreken, bleek niet gemakkelijk.
Drieëntwintig jaar na dato is haar Frans flink roestig. Gewoon, omdat ze het te weinig heeft gebruikt al die tijd. Toen ze van de middelbare school kwam, zag ze een carrière als diplomaat of journalist voor zich. ‘‘Ik was ambitieus, ik wilde een internationale carrière en vond dat ik vloeiend Frans moest spreken,” vertelt Partij voor de Dierenpolitica Marianne Thieme. Haar ambitie hield ze, haar carrière liep anders. Om de taal alléén was het haar overigens niet te doen. “Ik was erg geïnteresseerd in wetenschap, en wilde naar de plekken waar die was ontstaan, naar Bologna of Parijs,” vertelt ze. Dat lukte. Ze kon als au pair aan de slag in een huis aan de voet van de Eiffeltoren en studeerde Franse taal en cultuur aan de Sorbonne én het Institut Catholique. Goed Frans leren ging bepaald niet
vanzelf, merkte ze al gauw. “De meeste Parijzenaren waren bijzonder ongeduldig en hadden geen zin om af te wachten hoe ik me door mijn vervoegingen en verbuigingen worstelde.” Ze lacht. “Als ik het dochtertje in mijn au pair-gezin in gebrekkig Frans vertelde dat ze haar huiswerk moest doen, maakte dat ook niet erg veel indruk.” Maar ze hield vol, ze deed haar best om níet in het wereldje van Engels sprekende internationale studenten te blijven hangen – en uiteindelijk kwam het met haar Frans “best goed”, oordeelt ze achteraf. Ze heeft goede herinneringen aan de sfeer van de eeuwenoude instituten waar ze rondliep. “Ik vond het fascinerend om colleges over Franse filosofen te krijgen in het amfitheater van de Sorbonne, om
te merken hoe eigengereid de Franse studenten waren, hoe trots Fransen zijn op hun taal, en hoe zorgvuldig ze ermee wilden omgaan. Wat dat betreft kunnen wij Nederlanders misschien wel wat van ze leren.” Maar dat haar Franse tijd haar enorm heeft veranderd, of dat de wereld er nadien anders uitzag, kan ze niet zeggen. “Nee, volgens mij niet. Het was goed om zo met mezelf geconfronteerd te worden, en mijn best te moeten doen om aansluiting te vinden bij de Parijzenaren en écht Frans te leren. Maar verder? Ook voordat ik naar Parijs ging, was ik al geïnteresseerd in de ethiek achter het recht en in dierenrechten. Daarmee ben ik me altijd blijven bezighouden.”
ralph aarnout
september/oktober 2014 | transfer
Foto: Thomas Schlijper
Bekende Nederlanders blikken terug op hun studieverblijf in het buitenland.