s kennis en inzicht gerichte adviezen helder resultaat
Miljoenen belastingplichtigen moeten belasting nabetalen over 2014 De belastingdienst heeft de afbouw van de inkomensafhankelijke heffingskortingen niet volledig per 01.01.2014 in tabellen en software kunnen verwerken. Hierdoor zullen miljoenen belastingplichtigen nog belasting moeten nabetalen over 2014 volgens schattingen van hetzelfde Ministerie. Het na te betalen bedrag bedraagt gemiddeld € 150 maar kan oplopen tot circa € 375 per persoon. Het exacte bedrag is afhankelijk van de specifieke situatie en zal veelal pas blijken bij het opstellen van de aangifte inkomstenbelasting 2014 (in 2015). Voor de nabetaling zal op verzoek 4 maanden uitstel van betaling verleend worden, waarbij dan wel rente berekend wordt.
04
Nieuwsbrief met actuele praktische artikelen, speciaal voor klanten van BPV
Wat is er aan de hand ? Met ingang van 2014 is de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk geworden. Dat wil zeggen, hoe hoger het inkomen, hoe lager de korting. Bij een hoger inkomen is dus meer belasting verschuldigd. Een soortgelijke afbouw geldt overigens vanaf 2013 ook voor de arbeidskorting. Indien een loontrekkende naast het periodieke loon of de periodieke uitkering ook een eenmalige beloning ontvangt, zoals een vakantie-uitkering of bonus, dan stijgt hiermee uiteraard ook zijn jaarinkomen, zodat de heffingskorting lager uit valt. Dit effect, -het lager worden van de heffingskorting bij eenmalige uitkeringen-, is niet in de loonheffingentabellen 2014 voor eenmalige beloningen verwerkt. Dus moeten veel belastingplichtigen nog belasting nabetalen. Alleen bij zeer hoge loon inkomens, waarbij de heffingskorting over het periodieke loon al maximaal gekort is, treedt dit effect niet op, zodat personen met een zeer hoog loon, niet hoeven bij te betalen over 2014.
bpvnl.com
Voor 2015 zal dit wel goed in de loonheffingentabellen verwerkt worden, met als gevolg dat van het vakantiegeld 2015 of een bonus, dus minder netto over blijft. Ook wordt de afbouw van de heffingskorting niet goed verwerkt bij de vaststelling van voorlopige aanslagen over het jaar 2014 van bijvoorbeeld zelfstandigen. Belastingplichtigen die over 2014 een voorlopige aanslag hebben gekregen, moeten er dus mee rekening houden dat bij het opstellen van de aangiften inkomstenbelasting 2014 blijkt, dat de vooruitbetaling van de inkomstenbelasting 2014 te laag is geweest. Bij de uitreiking van de aangifte inkomstenbelasting 2014 (in februari 2015) zullen 7,6 miljoen belastingplichtigen schriftelijk geïnformeerd worden over het feit dat ze nog belasting over 2014 zullen moeten nabetalen, of minder terug krijgen. In de loop van de zomer 2015 zullen circa 500.000 personen die normaliter geen belastingaangifte doen, bericht ontvangen dat ze over 2014 een aangifte moeten indienen, omdat ze nog belasting moeten nabetalen.
Prinsjesdag 2014: Het belastingplan 2015 Op Prinsjesdag heeft het kabinet het belastingplan 2015 ingediend bij de Tweede Kamer. Het eerste dat opvalt is dat hierin niets is terug te vinden van de aangekondigde grote herziening van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en andere rijksbelastingen. De voorstellen met betrekking tot de grote belastingherziening -die ook in het teken van vereenvoudiging staat- zullen eerst in de loop van het jaar 2015 ingediend worden. Hieronder volgt een selectie van de meest in het oog springende wijzingen voor het jaar 2015. Voor ondernemers: Uitsluiten van de aftrek van buitenlandse geldboeten van de winst, zoals dat ook al geldt voor binnenlandse boeten. Iedere werkgever zal met ingang van 2015 de werkkostenregeling moeten toepassen (zie BPVisie september 2014). De keuzemogelijkheid om het “oude” recht nog toe te passen komt per deze datum te vervallen. Voor ondernemers/DGA’s: aanscherping van de gebruikelijk loonregeling, de onder omstandigheden toegestane 30% afwijking van het gebruikelijk loon wordt verminderd tot 25%. De eerder voor het jaar 2015 voorgestelde overgangsregeling gaat niet door. ZZP-ers kunnen ervoor kiezen om bij arbeidsongeschiktheid een belaste uitkering uit eerder gesloten lijfrenteproducten te ontvangen, zonder dat hierover een revisierente is verschuldigd. Voor iedereen: M.b.t. de hypotheekrenteaftrek: • De verlenging van de termijn van de renteaftrek voor een leegstaande en te koop staande voormalige eigen woning wordt structureel. Hetzelfde geldt voor de
bpvisie 04-2014
termijn van herleving van renteaftrek als de te koop staande woning tijdelijk verhuurd is geweest. • De termijn voor aftrek van rente op restschulden wordt verlengd naar 15 jaar. Introductie van een box 3 vrijstelling voor netto pensioen- en lijfrenteregelingen bij pensioenopbouw boven een loon van € 100.000 en een anti-misbruik heffing bij afkoop. Voor niet in Nederland woonachtige personen die hypotheekrente van hun buitenlandse woning willen aftrekken (of andere aftrekposten willen benutten) vervalt het huidige keuzerecht. Hiervoor komt de regeling van de kwalificerende buitenlands belastingplichtige in de plaats (zie BPVisie september 2014). Deelnemers aan de levensloopregeling mogen in het jaar 2015 het opgebouwde tegoed met een vrijstelling van 20% in een keer belast laten uitbetalen, vergelijkbaar met de regeling die voor het jaar 2013 gold. Het lage Btw-tarief voor renovatie en herstel van woningen wordt verlengd tot 1 juli 2015. VAR-verklaring vervalt en wordt vervangen door de beschikking BGL Op verzoek beoordeelt de belastingdienst de arbeidsverhouding tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer. Het gaat doorgaans om de vraag of de opdrachtnemer voor de loonheffingen en sociale verzekeringswetten in dienst is bij de opdrachtnemer of niet. De opdrachtgever weet dan of hij loonheffingen en sociale premies moet inhouden of niet. De belastingdienst verstrekt daarover een verklaring, de zogenaamde VAR-verklaring (Verklaring ArbeidsRelatie). De huidige wettelijke regeling met betrekking tot
deze VAR-verklaring komt volgens een wetsvoorstel te vervallen en wordt vervangen door de BGL (Beschikking Geen Loonheffingen). Na publicatie van het wetsvoorstel is er vanuit verschillende kringen grote kritiek geuit op het plan de huidige VAR-verklaringen te vervangen door de BGL, zodat het momenteel niet zeker is of de BGL ongewijzigd ingevoerd zal worden. Het voor de praktijk belangrijkste verschil tussen beide regelingen zit hem in de vrijwaring van de opdrachtgever. In het systeem van VAR-verklaringen is een opdrachtgever er praktisch zeker van, dat hij achteraf nooit geconfronteerd wordt met naheffing van loonheffingen en premies voor de sociale verzekeringswetten, indien aan de opdrachtnemer een VAR-verklaring ondernemer of directeur-aandeelhouder is verstrekt. De BGL kent deze voor de opdrachtgever vrijwarende werking alleen, indien de in de BGL omschreven soort werkzaamheden en condities waaronder deze worden verricht, ook volledig overeenkomen met de werkelijkheid. Indien de werkzaamheden of condities afwijken van hetgeen in de BGL is vermeld, bestaat dus het risico dat de opdrachtgever alsnog naheffingen krijgt. Het is de bedoeling dat de aanvraag van de BGL volledig online gedaan kan worden met een webmodule. Na invulling van een vragenlijst, zal dan meteen de uitkomst van de aanvraag blijken, namelijk of de opdrachtgever inhoudingen moet verrichten of niet (op basis van de ingevulde gegevens). Tegen deze uitkomst kan bezwaar aangetekend worden. De huidige VAR-verklaringen voor het jaar 2014 blijven gelden totdat de nieuwe wettelijke regeling voor de BGL in werking is getreden.
bpvnl.com
Wijzigingen arbeidsrecht 01.01.2015 en 01.07.2015 Met ingang van 1 januari 2015 en 1 juli 2015 zal het arbeidsrecht wijzigen in verband met de Wet Werk en Zekerheid. Hierna volgen enkele hoofdregels. Wijziging per 1 januari 2015: Verplicht tijdig informatie verstrekken over verlenging (of niet) van tijdelijke arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer. De werkgever is verplicht de werknemer met een tijdelijke arbeidsovereenkomst een maand vóór de afloop schriftelijk te informeren of de overeenkomst al dan niet wordt verlengd. Doet hij dit niet, dan is de werkgever een vergoeding verschuldigd. Daarnaast wordt de arbeidsovereenkomst geacht op dezelfde voorwaarden te zijn voortgezet. Deze verplichting geldt niet voor arbeidsovereenkomsten, die aangegaan zijn voor een periode korter dan 6 maanden. Deze verplichting geldt ook niet wanneer de bepaalde tijd niet op een kalenderdatum is gefixeerd (bijvoorbeeld in geval van zwangerschapsverlof of een arbeidsovereenkomst voor de duur van een project). Per 1 januari 2015: Geen proeftijd bij arbeidsovereenkomst van 6 maanden of korter.
bpvisie 04-2014
In een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of korter, kan geen proeftijd overeengekomen worden. Per 1 januari 2015: Geen concurrentiebeding in tijdelijke overeenkomsten. Het is niet langer toegestaan een concurrentiebeding op te nemen in tijdelijke arbeidsovereenkomsten, tenzij de werkgever in het arbeidscontract motiveert dat er sprake is van zwaarwegende belangen. Per 1 juli 2015: Beperking tijdelijke contracten van 3 naar 2 jaar, onderbrekingstermijn van 3 naar 6 maanden. Er kunnen 3 arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gesloten worden, echter gedurende maximaal 2 jaar (was 3 jaar); de termijn tussen de arbeidsovereenkomsten om de opvolgende arbeidsovereenkomsten te onderbreken wordt 6 maanden (was 3 maanden); alleen in specifieke gevallen mag hiervan nog worden afgeweken, bijvoorbeeld bij uitzendovereenkomsten. Deze nieuwe ketenregeling geldt voor arbeidsovereenkomsten die op of na 1 juli 2015 worden gesloten, waarbij rekening dient te worden gehouden met de arbeidsovereenkomst(en) in de voorafgaande periode.
1 juli 2015: Ontslag III: Vergoeding wordt (beperkte) transitievergoeding. Indien een arbeidsovereenkomst 2 jaar of langer heeft geduurd en door de werkgever wordt opgezegd, heeft de werknemer altijd recht op een transitievergoeding bij ontslag, behalve bij ernstig verwijtbaar handelen van werknemer of bij het bereiken van de pensioenleeftijd. Er bestaat ook recht op deze vergoeding indien de werknemer heeft opgezegd, doch de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
1 juli 2015: Ontslag I: Gang naar rechter of UWV blijft; eventueel hoger beroep. Afgezien van een opzegging in de proeftijd, ontslag met wederzijds goedvinden, ontslag op staande voet, of ontslag bij het bereiken van de pensioenleeftijd, zal de werkgever voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst naar het UWV of de rechter moeten blijven gaan. Bij ontslag vanwege bedrijfseconomische redenen of ziekte langer dan 2 jaar, dient het ontslag bij het UWV aangevraagd te worden. Bij disfunctioneren of een verstoorde arbeidsrelatie moet de werkgever naar de rechter. Tegen de uitspraak van het UWV wordt een rechtsgang naar de rechter mogelijk gemaakt (herstel van de arbeidsovereenkomst) en tegen de beschikking van de Kantonrechter wordt hoger beroep en cassatie mogelijk.
De hoogte van de vergoeding bedraagt 1/3 maandsalaris per dienstjaar voor de eerste 10 dienstjaren en 1/2 maandsalaris per dienstjaar voor de resterende dienstjaren. De maximale transitievergoeding bedraagt € 75.000, of een jaarsalaris indien dit hoger is. Voor 50-plussers in dienst bij grotere werkgevers (25 of meer werknemers) met een dienstverband van minimaal 10 jaar, geldt een overgangsregeling. Indien het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever, kan de rechter een extra vergoeding toekennen, ook wanneer de werknemer nog geen 2 jaar bij de werkgever heeft gewerkt.
1 juli 2015: Ontslag II: Ook na instemming ontslag 14 dagen bedenktijd. Indien de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, kan de werknemer dit zonder opgave van redenen binnen 14 dagen herroepen. De werkgever moet de werknemer hier op wijzen. Doet de werkgever dit niet, dan bedraagt de termijn 21 dagen.
bpvnl.com
Erratum BPVisie september 2014 Inkomstenbelasting 2015: Vervallen keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtige en introductie van de “kwalificerende buitenlandse belastingplichtige”. In de BPVisie van september 2014 is een artikel opgenomen over de “kwalificerende buitenlandse belastingplichtige”. De laatste alinea gaat over de consequenties van deze nieuwe wetgeving voor de DGA. Het genoemde standpunt inzake dividenden van een Nederlandse BV is inmiddels achterhaald door een gewijzigd standpunt van de Belastingdienst. Volgens de Belastingdienst worden dividenden van een Nederlandse BV niet aangemerkt als onderworpen aan de Nederlandse loon- en inkomstenbelasting in de situatie dat dit dividend volgens een belastingverdrag aan Nederland is toegewezen met een beperkt heffingsrecht. Dit is doorgaans het geval.
Ingangsdatum belastingverdrag Nederland-Duitsland wordt 01.01.2016 Volgens het Ministerie van Financiën, zal het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland niet per 1 januari 2015 in werking treden, maar waarschijnlijk op 1 januari 2016.
vestiging Roermond Minderbroederssingel 4 6041 KJ Roermond T +31 475 31 04 50
[email protected]
bpvisie 04-2014
vestiging Geleen Mauritslaan 77 6161 HS Geleen T +31 46 423 00 23
[email protected]
Deze nieuwsbrief werd met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Niettemin kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard voor niet (meer) juiste berichtgeving. Wij adviseren u daarom niet zelfstandig actie te ondernemen op basis van de inhoud van deze nieuwsbrief.