1
Abstracts
Midwintervergadering NVHB 16 januari 2015 Goede anti-HBs respons bij hervaccinatie met Fendrix bij hiv-1 positieve patiënten
Referenties 1. De Silva TI. Successful use of Fendrix in HIV-infected non-responders to standard hepatitis B vaccines; letter to the editor; Journal of Infection,
P.H.M. van Bentum , C. Swanink , C. Richter J. Gisolf 1
1
1
1
Volume 68, issue 4, april 2014, pages 379-399. 2. Vermeiren APA, Dukers-Muijers, NHTM, Raven CFH, et al. Revaccinatie
afdeling Infectieziekten, Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem
1
tegen hepatitis B bij non-responders. Infectieziekten bulletin nummer 3, 2013. 3. Richtlijn vaccineren van HIV patiënten binnen het vaccinatieprogramma
Achtergrond
hepatitis B risicogroepen, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,
In het Rijnstate ziekenhuis Arnhem worden hiv-1-positieve patiënten
derde versie december 2013.
gevaccineerd voor hepatitis B volgens de landelijk geldende richtlijnen. Methode Tot 2011 werd elke patiënt met een negatieve anti-HBs gevaccineerd met Engerix-B op 0-1 en 6 maanden. Bij aanpassing van de richtlijn
Von Willebrand factor is verhoogd bij patiënten met een voorgeschiedenis van trombose
(2013) is dit omgezet naar HBvaxPRO 10 µg dubbele dosering, op 0-1 en 6 maanden. Hierbij worden de adviezen om bij voorkeur te starten bij
L.W.J. van den Dries1, R.A. Gruters1, S.B.C. Hövels – van der Borden2,
CD4 >350 en een ondetecteerbare viral load, aangehouden.
M.J.H.A. Kruip3, E.C.M. van Gorp1,4, M.E. van der Ende4
Daarnaast zijn non responders op de eerste serie nogmaals gevaccineerd met een boost-schema (Engerix of HBvaxPRO schema 0-1-3 maanden,
1
dubbel vaccin).
Maasstad Ziekenhuis, Rotterdam 3afdeling Interne Geneeskunde/sectie
Ondanks deze actieve vaccinatie bleek het aantal non responders nog
hematologie, Erasmus MC, Rotterdam 4afdeling Interne Geneeskunde,
te hoog. Bij patiënten die het volledige standaard vaccinatieschema
sectie Infectieziekten, Erasmus MC, Rotterdam
afdeling Viroscience, Erasmus MC, Rotterdam 2afdeling Neurologie,
hebben doorlopen en tevens een boost serie, is er gestart met een extra serie Fendrix (20µg HBsAG in 0.5 ml, GlaxoSmithKline) i.m. op 0-1 en
Introductie
6 maanden.
Veneuze en arteriële trombose komt vaker voor bij patiënten met
Fendrix is een hepatitis B-vaccin, waarvan het eiwit isgeadsorbeerd op
hiv, zelfs in het tijdperk van adequate antiretrovirale therapie. Het
gehydrateerd aluminiumfosfaat. Tevens is het vaccin ondersteund door
mechanisme hierachter is tot op heden nooit opgehelderd, maar lite-
AS04C adjuvanssysteem, wat leidt tot een versterkte humorale immuun-
ratuur suggereert een rol voor chronische immuun activatie ten gevolge
respons ten opzichte van de toevoeging van alumi-niumfosfaat alleen.
van microbiële translocatie1. In deze case-control studie onderzochten
Het is geregistreerd voor patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie
wij de incidentie van veneuze en arteriële trombose in de Rotterdamse
of hemodialyse (farmacotherapeutisch kompas 2014). Het anti-HBs is
hiv-populatie, alsmede inflammatoire- en stollingsparameters. In plasma
minimaal 6 weken na de laatste vaccinatie bepaald.
van patiënten met hiv vergeleken we producten gerelateerd aan microbiële translocatie in cases (met trombose in de voorgeschiedenis)
Resultaten
en controles (zonder voorgeschiedenis van trombose).
In de afgelopen periode hebben 13 patiënten de volledige vaccinatie met Fendrix gekregen. Twaalf patiënten ontwikkelden een positieve anti -HBs
Doel van de studie
titer >10. Drie patiënten uit deze groep hadden op moment van start met
We hypothetiseren dat patiënten met hiv die trombose hebben door-
Fendrix een detecteerbare viral load. Geen enkele patiënt had een CD 4
gemaakt een hogere chronische blootstelling hebben aan producten
aantal lager <350.
gerelateerd aan microbiële translocatie.
Conclusie
Materiaal en methoden
Fendrix lijkt een goede optie om non-responders nogmaals te vaccineren
We onderzochten op 25 februari 2013 retrospectief de database van
om een positieve anti-HBs titer te verkrijgen. Gezien de goede resultaten
Stichting HIV Monitoring (SHM) op patiënten die veneuze of arteriële
bij deze kleine groep patiënten zou een vervolgonderzoek met directe
trombose hadden doorgemaakt. We vergeleken karakteristieken tussen
vergelijking van Fendrix versus dubbele dosis HBvaxPRO zinvol zijn.
cases en een representatieve groep van 198 controles. Arteriële trombose
Interessant is te vermelden dat een enkele dosis Fendrix niet duurder is
is gedefinieerd als myocardinfact, cerebrovasculair incident, transient
dan een enkele dosis HBvaxPRO.
ischemic attack, claudicatio intermittens. Veneuze trombose is gedefinieerd
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 10 - nr. 1 - 2015
19
Abstracts als diep veneuze trombose of longembolie. We vergeleken in EDTA
maar de incidentie van arteriële trombose was vergelijkbaar. 2,3,4 We
plasma van 65 cases en 65 controles de hoogte van lipopolysaccharide
konden geen verband vinden tussen markers van immuun activatie
(LPS), LPS binding protein (LBP), soluble CD14 (sCD14) en von Willebrand
en trombose, maar vWF was significant verhoogd bij patiënten met een
Factor activiteit (vWF).
voorgeschiedenis van veneuze trombose die sterker was bij patiënten met een recidief. Er was een correlatie tussen sCD14 en LPS, hetgeen
Resultaten
waarschijnlijk de immuunrespons op microbiële translocatie weerspiegelt.
Tussen 25 februari 2003 en 25 februari 2013 waren er 60 patiënten
Bovenstaande data suggereert dat hiv infectie een onafhankelijke risico-
met hiv die een nieuw trombotisch event doormaakten in een totale
factor is voor het ontwikkelen van stollingsstoornissen en zou mogelijk
groep van 14.026 persoonsjaren (person years of observation, PYO).
een verklaring kunnen zijn van de hoge incidentie veneuze trombose bij
De incidentie van arteriële trombose was 2,50. Die van veneuze trombose
de hiv geïnfecteerde populatie. Dit zou de basis kunnen vormen om de
was 2,21 en die van gecombineerde (arterieel én veneus) trombose was
duur van antistolling bij hiv patiënten met trombose te verlengen.
4,28 per 1000 PYO. Vergeleken met de 198 controles cases significant ouder (46,85 SD±11,10
Referenties
vs 57.83 SD±11,01 jaar p<0,001 (arterieel) vs 52.80 SD±11.21 p=0.007
1. Baker JV. Chronic HIV disease and activation of the coagulation system.
(veneus)). Cases waren vaker van het caucasische ras (46,5% vs 70,7%
Thromb Res 2013;132:495–9.
p=0,005 (arterieel) vs 67,6% p=0,018 (veneus)) en hadden vaker een
2. Naess IA1, Christiansen SC, Romundstad P, et al. Incidence and mortality
voorgeschiedenis van hypertensie (8,1% vs 39% p<0,001 (arterieel)
of venous thrombosis: a population-based study. J. Thromb. Haemost
vs 21,6% p=0,013 (veneus)) en maligniteiten (6,1% vs 19,5 % p=0,005
21007;5:692–9.
(arterieel) vs 21,6% p=0,002 (veneus)). Vergeleken met controles waren
3. Van Oeffelen AAM, Agyemang C, Stronks K, et al. Incidence of first acute
cases met een arteriële trombose vaker van het mannelijk geslacht
myocardial infarction over time specific for age, sex, and country of birth.
(71,2% vs 90,2% p=0,011), een positieve familie anamneses voor cardio-
Neth J Med 2014:72:20–7.
vasculaire ziekte (17,7% vs 39,0% p=0,002) en diabetes mellitus (4,5%
4. Agyemang, C. et al. Socioeconomic inequalities in stroke incidence among
vs 22,0% p<0,001). Er waren geen verschillen tussen cases and controles
migrant groups: analysis of nationwide data. Stroke 2014;45:2397–403.
wat betreft traditionele risico factoren zoals een hoge body mass index, roken of immobilisatie. Ook werd er geen verschil gevonden wat betreft hiv-gerelateerde factoren zoals een lag CD4 nadir of het gebruik van Protease Inhibitors. Op het moment van inclusie waren er 65 plasmamonsters beschikbaar van patiënten die trombose hadden doorgemaakt. vWF was verhoogd in de gehele populatie (mean: 2,36 SD±0.88 IU/ml) (referentiewaardes:
SVR 12 resultaten na 12 weken boceprevir, peginterferon en ribavirine in de Nederlandse Acute Hepatitis C in HIV Study (DAHHS), een tussentijdse analyse met een AHCV incidentie berekening over 2014
0,6-1,4 IU/ml), maar in hogere mate bij cases (veneus: 2,68 SD±0,82 IU/ ml; arterieel: 2,31 SD±1,10 IU/ml; gecombineerd: 2,74 SD±0,90 IU/ml;
S.J. Hullegie1, M.A.A. Claassen1, G.E.L. van den Berk2, F.N. Lauw3, P.P.
controles: 2,20 SD±0,77 IU/ml). Er was een significant verschil tussen
Koopmans4, J.E. Arends5, C.Richter6, D. Posthouwer7, A. van Eeden8,
veneuze cases en controles (p=0,024, Independent samples T-test),
W.F.W. Bierman9, J.T.M. van der Meer10, B.J.A. Rijnders1
hetgeen significant bleef bij stratificeren naar cases met een recidief veneuze trombose (2,78 SD±0,75; p=0,043 Independent Samples T-test).
1
afdeling Interne Geneeskunde, Erasmus MC, Rotterdam 2afdeling Interne
Er was geen verband tussen tijd sinds event en hoogte van vWF. Er was
Geneeskunde, OLVG, Amsterdam 3afdeling Interne Geneeskunde, Sloter-
geen significant verschil tussen cases en controles wat betreft sCD14
vaart ziekenhuis, Amsterdam 4afdeling Interne Geneeskunde, Radboud-
(mediaan: 2,45 IQR±2,08 vs 2,31 IQR±1,36; p=0,341), LBP (mediaan:
umc, Nijmegen 5afdeling Interne Geneeskunde, UMCU, Utrecht 6afdeling
20,19 IQR±17,56 vs 16,63 IQR±15,05 μ/ml; p=0,264), en LPS (mediaan:
Infectieziekten, Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem 7afdeling Interne Genees-
12,19 IQR±24,70 vs 10,76 IQR±23,58), maar de waardes waren wel hoger
kunde, MUMC, Maastricht, 8DC Klinieken, Amsterdam 9afdeling Interne
bij cases. Er was een positieve correlatie tussen sCD14 en LPS (r=0,255;
Geneeskunde, UMCG, Groningen 10afdeling Infectieziekten, AMC, Amsterdam
p=0,003), maar niet met vWF (r=0,184; p=0,078). Er was een negatieve trend tussen LBP en LPS (r= -0,101; p=0,315) en een positieve trend
Introductie
met sCD14 (r=0,015; p=0,865) en vWF (r=0,021; p=0,844). Er was een
De epidemie van acute hepatitis C-virus (AHCV) infecties blijft voortduren
positieve trend tussen vWF en LPS (r=0,12; p=0,312).
met een incidentie van ongeveer 12/1000 persoonsjaren follow-up (PYFU) (Vanhommerig et al). De behandeling van AHCV bestaat traditioneel uit
Conclusie
24 weken peginterferon met ribavirine. Er zijn echter aanwijzingen dat
De incidentie van veneuze trombose was twee keer zo hoog bij onze
de behandeling met toevoeging van een protease inhibitor korter zou
populatie als vergeleken met data van grote populatie cohort studies,
kunnen duren zonder aan effectiviteit te verliezen (Fierer et al).
20
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 10 - nr. 1 - 2015
1 Doel van de studie
behandelde populatie in deze interim analyse. Daarmee lijkt het mogelijk
Het doel van de studie is om de effectiviteit en tolerantie van 12 weken
de behandelduur van AHCV infecties te halveren. De incidentie van AHCV
boceprevir, peginterferon en ribavirine te onderzoeken bij AHCV geno-
(12/1000 PYFU in 2014) lijkt overeen te komen met die rondom 2010.
type 1-infecties. Materiaal en methoden Hiv-positieve patiënten gediagnosticeerd met een AHCV-infectie werden door hiv-behandelcentra gemeld aan de studiecoördinator en indien genotype 1, gescreend voor deelname. Behandeling werd gestart binnen
Renale gevolgen van de gelijktijdige blootstelling aan TDF en remmers van tubulaire MRP transporters in adequaat behandelde hiv-1 patiënten
maximaal 26 weken na geschatte infectiedatum (de datum tussen eerst positieve en laatst negatieve HCV RNA). De behandeling bestond uit;
C. Rokx1, H. Alshangi1, A. Verbon1, R. Zietse2, E.J. Hoorn2, B.J.A. Rijnders1
boceprevir, zonder lead-in periode, peginterferon en ribavirine, gedurende 12 weken. Het primaire eindpunt lag op 24 weken na het staken van
1
afdeling Interne Geneeskunde, sectie Infectieziekten, Erasmus MC, Rotter-
therapie bij de groep patiënten met een rapid viral respons (RVR4) (HCV-
dam 2afdeling Interne Geneeskunde, sectie Nefrologie en Transplantatie,
RNA ondetecteerbaar op week 4). Het belangrijkste secundaire eindpunt
Erasmus MC, Rotterdam
was het week 24 resultaat bij de totale behandelde populatie. Aanvullend werd op basis van het gemelde aantal AHCV patiënten in 2014 een
Introductie
AHCV-incidentieberekening gemaakt door SHM-statistieken van de hiv-
De chronische blootstelling aan tenofovir disoproxil-fumaraat (TDF) in
populatie te gebruiken.
hiv-1 patiënten, als onderdeel van combinatie antiretrovirale therapie (cART), kan tot versnelde achteruitgang van de glomerulaire filtratie
Resultaten
snelheid (GFR) en/of proximale tubulaire dysfunctie leiden. Het gelijktijdig
Vanaf september 2013 tot en met december 2014 werden er 130 patiënten
gebruik van remmers van de belangrijkste efflux transporter van TDF aan
met een nieuwe HCV infectie gescreend. We excludeerden 57 patiënten,
de apicale zijde van de proximale tubulus (de multidrug resistance
waarvan 22 genotype 4, 1 genotype 2, 16 waren al voorbij 26 weken na
protein transporter (MRP)) zou de toxiciteit van TDF kunnen versterken.
transmissie, 6 klaarden zelfstandig voor inclusie en 12 weigerden. Acht patiënten zijn momenteel nog in pre-screening. Op moment van indiening
Doel van de studie
van het abstract waren 65 patiënten geïncludeerd en 55 patiënten
Het doel van de studie was om te onderzoeken of het gebruik van
gestart. Bij 48 patiënten was er een week 4 uitslag bekend, waarvan er bij
gekende remmers van de tubulaire MRP in vitro, leidt tot meer renale
33 er geen HCV RNA detecteerbaar was (69%). Vijfendertig patiënten
toxiciteit bij gelijktijdig gebruik met TDF bevattend cART in vivo.
passeerden week 12, waarvan 3 zich terugtrokken i.v.m. niet voldoende dalend HCV RNA op week 4, 1 patiënt had een viral breaktrough,
Materiaal en methoden
1 patiënt trok zich terug vanwege bijwerkingen maar was wel ondetect-
Het betrof een cross-sectionele studie met hiv-1 patiënten die een ade-
eerbaar, zo bleek op week 24. Op week 24 (SVR12) was er bij 29 patiënten
quaat onderdrukt hiv-RNA <500 copies/mL hebben, en die voor mini-
een HCV-RNA bekend. In de RVR4 populatie waren 18/19 patiënten HCV
maal 1 jaar behandeld waren met een TDF bevattend regiem. De gemid-
RNA negatief (95%, 95% CI 72%-99%), in de totale populatie 23/29
delde cumulatieve maandelijkse ‘defined-daily-doses’ (DDD) van
(79%, 95 CI 60%-91%). Zestien patiënten hebben de studie voltooid.
voorgeschreven, en vrij verkrijgbare MRP-remmers (non-steroïde anti-
Hiervan waren alle patiënten die op week 24 ondetecteerbaar waren, dat
inflammatoire drugs (NSAIDs), erectiele dysfunctie drugs, dipyridamol,
ook op week 36. Er werden vier serious adverse events (SAE) gemeld, één
salicylaten) werd berekend. De effecten van het gebruik van MRP-rem-
MI (niet gerelateerd), één TIA ( niet gerelateerd), één hersenbloeding
mers op de geschatte GFR achteruitgang (volgens de CKD-EPI formule),
(niet gerelateerd) en één transfusie bij anemie (gerelateerd).
en tekenen van proximale tubulaire dysfunctie, werden geëvalueerd in generalized linear models. Deze modellen corrigeerden voor nier- en hiv-
Op basis van SHM-gegevens waren er op 31 december 2013 10518 MSM-
specifieke risicofactoren, waaronder het gebruik van protease-inhibitor-
patiënten in actieve zorg. Gedurende de studie werden door 18 centra
en en de duur van TDF blootstelling.
AHCV-infecties gemeld. Binnen de 18 centra waren 8122 hiv-positieve MSM at risk voor een AHCV-infectie. In 2014 werden 100 AHCV-infecties
Resultaten
gemeld. De berekende incidentie was 12/1000 PYFU ( 95% CI 9.6-14).
Van de 731 geïncludeerde patiënten die behandeld werden met TDF in cART, hadden 627 zowel een hiv-RNA <500 copies/mL als >1 jaar TDF.
Conclusie
Deze 627 patiënten waren voornamelijk mannen (78,6%) van gemiddeld
De toevoeging van boceprevir aan peginterferon en ribavirine voor
46 jaar, en met een mediaan CD4-getal van 620 cellen/mm3. Mediane tijd
AHCV-infecties resulteerde in hoge SVR 12 percentages van 95% (95%
van behandeling met TDF was 62 maanden, en de cumulatieve blootstelling
CI 72%-99%) bij de RVR4 groep en 79% (95 CI 60%-91%) bij de totaal
aan TDF bedroeg 3434 patiënten jaren. Tweehonderdzesentachtig patiënten
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 10 - nr. 1 - 2015
21
Abstracts hadden blootstelling gehad aan MRP-remmers (waarvan 202 door NSAIDs)
Doel van de studie
in het jaar voor inclusie. De maandelijkse blootstelling varieerde van 0,02
Het in kaart brengen van de diagnostische karakteristieken van vier
tot 120 (mediaan 1,4) DDD per maand. Het gebruik van MRP-remmers
veelgebruikte cognitieve screeningsinstrumenten: Mini Mental State
was geassocieerd met een niet-significante GFR-achteruitgang van -1,4
Examination (MMSE), HIV Dementia Scale (HDS), Montreal Cognitive
mL/min (95% betrouwbaarheidsinterval (BI): -2,9 tot 0,1). Patiënten met
Assessment (MoCA) en een vragenlijst bestaande uit drie items gepu-
blootstelling aan MRP-remmers hadden een odds-ratio (OR) op een GFR
bliceerd door Simioni et al (Simioni vragenlijst).
achteruitgang van meer dan 10 mL/min of >25% sinds de start TDF van 1,38 (95%BI: 0,97 tot 1,95) en 2,14 (95%BI: 1,19 tot 3,85) respectievelijk.
Materiaal en methoden
Over het geheel genomen lieten de multivariabele analyses geen klinisch
De screeningsinstrumenten en een volwaardig neuropsychologisch onder-
relevante relatie zien tussen het gebruik van MRP-remmers en disfunc-
zoek (NPO) werden toegepast in een subpopulatie hiv-positieve en
tionerende absorptie van proteïnes (OR: 0,76, 95%BI: 0,37 tot 1,56) of
hiv-negatieve mannen uit de AGEhIV Cohort Studie, die ten minste
fosfaat (OR: 1,24, 95%BI: 0,82 tot 1,87) in de proximale tubulus. Een
gedurende 12 maanden een ondetecteerbare virale lading hadden onder
normoglycemische glycosurie was aanwezig in tien patiënten, maar deze
cART en die participeerden in een neuropsychologische substudie.
was niet gerelateerd aan het gebruik van MRP-remmers. Negenendertig
Er werden twee methoden gebruikt om op basis van NPO-data HAND
patiënten hadden minimaal twee kenmerken van proximale tubulaire
te diagnosticeren: (1) Frascati criteria (zoals gepubliceerd door Antinori
dysfunctie. In deze gevallen was blootstelling aan MRP-remmers niet
et al); (2) Multivariate Normative Comparison (MNC, waarbij de NPO-
significant geassocieerd met de aanwezigheid van minimaal twee van
score van iedere hiv-positieve deelnemer werden vergeleken met het
deze kenmerken (OR: 0,65, 95%BI: 0,26 tot 1,61) ten opzichte van
cognitieve profiel van alle hiv-negatieve deelnemers tezamen). Een score
patiënten zonder blootstelling aan MRP-remmers.
van een screeningsinstrument werd als “afwijkend” geclassificeerd indien er bij het betreffende screeningsinstrument werd voldaan aan de volgende
Conclusie
afkapwaarden: MMSE ≤24/30, MoCA ≤25/30, HDS ≤10/16, HDS ≤14/16
De resultaten tezamen suggereren dat er geen aanwijzingen zijn dat
en Simioni vragenlijst ≥1/3 “ja, zeker”. De diagnostische karakteristieken
incidentele blootstelling aan frequent gebruikte potentiële MRP-remmers
en receiver operating characteristic (ROC) analyse van de vier screenings-
leidt tot een significante en klinisch relevante toename van renale toxiciteit
instrumenten werden berekend met Frascati en MNC als gouden standaard.
in hiv-1 patiënten die TDF gebruiken in cART. Deze conclusie kan voor-
Met behulp van de Youden index werd de optimale afkapwaarde voor de
namelijk getrokken worden voor hiv-1 patiënten met een onderdrukte
diverse screeningsinstrumenten bepaald.
virale lading en die voor langere tijd behandeld worden met een TDFResultaten
bevattend regiem.
De hiv-positieve en hiv-negatieve groep waren vergelijkbaar wat betreft leeftijd (mediane leeftijd: 54 jaar), seksuele voorkeur (92% homoseksueel),
Diagnostische karakteristieken van vier screeningsinstrumenten voor hiv-geassocieerde neurocognitieve stoornissen
opleidingsniveau, subjectieve cognitieve klachten en depressieve symptomen. De hiv-geinfecteerde mannen waren 13,5 jaar geinfecteerd (mediaan) en ondetecteerbaar sinds 8,3 jaar (mediaan). Zij hadden een mediane nadir CD4 van 170 cellen/mm3 en hun huidige CD4-getal was
J. Schouten , T. Su , R.A. van Zoest , F.W. Wit , I.G. Stolte , A. Winston ,
625 cellen/mm3 (mediaan). Met behulp van Frascati criteria werd HAND
P. Reiss
gediagnosticeerd bij 48% van de hiv-positieve en 36% van de hiv-nega-
1,2
3
1
1,4
5
6
, P. Portegies , G.J. Geurtsen , B.A. Schmand
1,4,7
2,8
2
2
tieve deelnemers (p=0,14); volgens de MNC methode was dit 17% bij de afdeling Global Health en Amsterdam Institute for Global Health and
hiv-positieve deelnemers. Bij geen van de screeningsinstrumenten werd
Development, AMC,Amsterdam; 2afdeling Neurologie, AMC, Amsterdam;
een statistisch significant verschil tussen beide groepen geconstateerd.
1
afdeling Radiologie, AMC, Amsterdam; afdeling Interne Geneeskunde,
De sensitiviteit en specificiteit waren op zijn hoogst matig. Het gebied
Divisie Infectieziekten, AMC, Amsterdam; 5afdeling Onderzoek van het
onder de ROC-curve van MMSE, HDS en MoCA was respectievelijk 0,63,
3
4
Cluster Infectieziekten, GGD Amsterdam, Amsterdam; afdeling Infectie-
0,61 en 0,71 (met Frascati als gouden standaard) en 0,70, 0,67 en 0,58
ziekten, Imperial College London, Londen, Verenigd Koninkrijk 7Stichting
(met MNC als gouden standaard). Met inachtneming van de optimale
hiv Monitoring, Amsterdam; afdeling Neurologie, OLVG, Amsterdam.
afkapwaarden van de diverse screeningsinstrumenten werden geen grote
6
8
verbeteringen in sensitiviteit of specificiteit gezien. Introductie Lichte hiv-geassocieerde neurocognitieve stoornissen (HAND) komen
Conclusie
frequent voor onder hiv-geinfecteerde individuen, ondanks adequate
De vier screeningsinstrumenten zijn onvoldoende in staat om HAND
behandeling met combinatie antiretrovirale therapie (cART). Om indivi-
betrouwbaar te detecteren. Cognitieve stoornissen in adequaat behan-
duen met een verhoogd risico op HAND te identificeren, is een accuraat
delde hiv-geinfecteerden zijn subtiel; de beschikbare instrumenten lijken
screeningsinstrument nodig.
niet bruikbaar voor screening in de kliniek.
22
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 10 - nr. 1 - 2015
1 Zeven jaar chronische HCV-infectie zonder aantoonbare antistoffen in een hiv/HCV gecoïnfecteerde man
gebruik (amfetamine en cocaïne). In juli 2013 presenteerde hij zich met candida oesofagitis, waarna hij zijn leefstijl en therapietrouw verbeterde. De gemeten ALT concentratie was kort daarna voor het eerst sinds jaren verhoogd (i.e., 66 U/L), waarna hij getest werd op anti-HCV en HCV-RNA.
J.W. Vanhommerig1,2, J. Schinkel1, M. van der Valk3
Omdat de anti-HCV uitslag negatief was en de HCV-RNA uitslag positief, was er een vermoeden op een acute HCV-infectie. De patiënt gaf echter
afdeling Medische Microbiologie, Sectie Klinische Virologie, AMC, Am-
aan geen drugs te hebben geïnjecteerd en sinds 4 jaar geen seks meer te
sterdam, cluster Infectieziekten, Afdeling Onderzoek, GGD Amsterdam,
hebben gehad. Nadat opgeslagen monsters waren teruggetest bleek hij
Amsterdam 3afdeling Infectieziekten, AMC, Amsterdam
al sinds januari 2008 geïnfecteerd te zijn met HCV. Het laatste HCV-RNA
1
2
negatieve monster dateerde van augustus 2007. Alle monsters daarna Introductie
waren negatief voor anti-HCV, en hadden een HCV-RNA load van meer
Na infectie met het hepatitis C virus (HCV) zijn in 50% van de gevallen
dan 5.0 Log10 IU/mL.
na 5-10 weken antistoffen (anti-HCV) aantoonbaar. Het ontstaan van anti-HCV kan vertraagd zijn in het geval van hiv-coinfectie; de mediane duur tot seroconversie is bij hiv-geïnfecteerde mannen die seks hebben
Conclusie
met mannen geschat op 10-13 weken. Slechts enkele in de literatuur
Eerdere studies concludeerden al dat op basis van alleen testen op anti-
beschreven cases duiden erop dat de anti-HCV respons ernstig vertraagd
HCV acute HCV infecties gemakkelijk gemist kunnen worden vanwege de
kan zijn, tot meer dan een jaar na infectie. Anti-HCV kan ook weer onde-
duur tot seroconversie. Seronegatieve HCV-infectie is eerder beschreven
tecteerbaar worden (zgn. seroreversie) na een acute of chronische HCV-
bij immuun gecompromitteerde patiënten, maar deze studies zijn ten
infectie die (spontaan of door behandeling) geklaard is. Er is één case
eerste gedaan met tweede-generatie anti-HCV-testen (met daarom een
report verschenen over een hiv-geïnfecteerde man die ondanks continu
verhoogde kans op vals-negatieve uitslagen), en ten tweede zal een deel
aantoonbaar HCV-RNA, seroreversie vertoonde. Nadat werd gestart met
van de patiënten in deze studies een acute HCV hebben gehad, en dus later
antiretrovirale therapie (ART), werd ook anti-HCV weer aantoonbaar.
alsnog geseroconverteerd zijn. De beschreven case laat zien dat ook het
Wij beschrijven een patiënt die gedurende zeven jaar een chronische
gebruik van derde-generatie anti-HCV testen in combinatie met screening
HCV-infectie had zonder anti-HCV of verhoogde transaminasen (ALT).
van ALT, geen garantie is dat alle cases gediagnosticeerd worden. Seronegatieve HCV-infectie blijkt voor te komen, en een verhoging van de
Resultaten
ALT concentratie kan gemist worden wanneer deze niet frequent (genoeg)
Een 61-jarige biseksuele man was gediagnosticeerd met hiv sinds 1997.
paald wordt. Idealiter wordt dus bij een vermoeden van acute HCV-in-
Zijn therapietrouw m.b.t. ART was slecht, mogelijk vanwege zijn drug-
fectie uitgesloten of dit zo is op basis van een HCV-RNA test.
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 10 - nr. 1 - 2015
23