Het internationale tijdschrift over Bijbelse profetie
Middernachtsroep www.middernachtsroep.nl ■ Nr. 04–2013
Sporen naar het kruis • Een God die het niet opgeeft • Een Messias die het niet opgeeft Opmerkelijke achtergronden van het Avondmaal ■ Qumran bevestigt bijbelse profetie
Herinneringen aan de toekomst
Amerongen
Norbert Lieth zaterdag 11 mei 2013 - 14:00 uur Zendings-Diaconessenhuis Bethanië Jan van Zutphenweg 4
middernachtsroep.nl
INHOUD
GROETWOORD
DOOR PETER MALGO
BIJBELSE BOODSCHAP 5 9
Een God die het niet opgeeft Een Messias die het niet opgeeft
ERUIT GELICHT 12 12 13 13
Kiezelstenen van de hypothese Rots van de profetie Was Jezus getrouwd? Qumran bevestigt bijbelse profetie
IN PERSPECTIEF 14 15 17 18
Waar is het bloed? Opmerkelijke achtergronden van het Avondmaal Een verwaarloosd vers en het tijdstip van het Koninkrijk Heeft de Messias de landbeloften vervuld?
MIDDERNACHTSROEP 20
„We moeten onze liefde en hulp ook met daden laten zien”
BRIEVEN VAN LEZERS 21
Was Judas voorbestemd om Jezus te verraden?
3 6 19 22 22
Groetwoord Spreuken Eye-opener Interview Vooruitblik/ Colofon
Luister dagelijks naar de Bijbel. Met Live-boodschappen, radiobijbelschool, boeklezingen, voordrachten en muziek. Actueel, evangelisch en geloofsopbouwend
Via Internet en satelliet www.rnh.de De nieuwe frequentie luidt: Astra: 19,2o oost, 12603 MHz Horizontale polarisatie FEC 5/6, symbolrate
Middernachtsroep April 2013
“De zonde heeft het beeld en de gelijkenis van God vernietigd” Geliefde vrienden, er is over Pablo Picasso, de beroemde schilder, iets opmerkelijks bekend. Hij had heel lang gewerkt aan een schilderij dat op bijzonder indrukwekkende wijze al de gruwelen van de oorlog afbeeldde. Vrij snel daarna kwam er een officier naar zijn atelier. Toen hij het schilderij zag bleef hij als versteend staan. Na een poosje stelde hij Pablo Picasso de op zich volkomen overbodige vraag: “Is dat uw werk?” “Nee”, antwoordde Picasso en keek de vreemde met fonkelende ogen aan: “Nee, dat is uw werk!” Natuurlijk bedoelde de officier het schilderij als zodanig, maar Picasso had het over de oorlogsgruwelen. Lijken sommige mensen niet ook af en toe op die officier, als ze – diep geschokt en ontzet over alle ellende in deze wereld - vragen: “Waarom laat God dat allemaal toe? Hoe kun je dat nu rijmen met de liefde van God…?” Maar wie zou het dan wagen God tegen te spreken als Hij antwoordt: “Nee, niet Ik heb de wereld zo verdorven, dat hebben jullie gedaan!”? In Genesis 1:26 lezen we over het schitterende scheppingsplan van God: “En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld en naar Onze gelijkenis”. Een andere vertaling zegt: “…een beeld dat Ons gelijk zij”. In vers 27 komt God dan in actie: “En God schiep de mens naar Zijn beeld, naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen”. Deze eerste twee mensen, man en vrouw, moeten onvoorstelbaar mooi zijn geweest. Ze hadden de cosmetica-industrie heus niet nodig. Maar hoe is het tegenwoordig? Ik heb het hier niet over het uiterlijk, maar denk veel meer aan de innerlijke mens. De mens probeert zich op allerlei manieren zo voordelig mogelijk te presenteren, een mooie façade op te bouwen en voor de mensen te doen alsof alles in orde is. Maar houdt dat stand tegenover het onderzoekende en alles doordringende licht van God? Kunnen onze retouches en correcties voor God standhouden? Wat men over Picasso vertelt is inderdaad waar gebeurd en is in veel aantekeningen over zijn leven en werken terug te vinden. Hij had de verwoestingen en de wreedheid van de oorlog tot onderwerp van zijn schilderij gemaakt. Daarentegen heeft God als geniale Schep-
per iets onvergelijkbaar moois geschapen: de mens, een beeld van Hemzelf van een schoonheid waar niets op aan te merken valt! Nadat God Zijn werk had voltooid, dook de slang op, satan, de tegenstander. Met een list wist hij de mens te overreden het gebod van God te minachten. Daardoor raakte de mens, Gods kroon van de schepping, door de zonde getekend en werd Zijn gelijkenis onherkenbaar. Satan probeerde het nog wel te verdoezelen door te beloven: “U zult als God zijn” (Gen. 3:5). Maar het heerlijke beeld dat God had geschapen werd met het penseel van de zonde overschilderd en vernietigd. Het is kenmerkend dat God vaak in beelden tot de mens spreekt. Al in het Oude Testament zijn er veel profetische beelden voor het hoogtepunt van de heilsgeschiedenis te vinden – de plaatsvervangende dood van het Lam van God, Jezus Christus. Deze sporen naar het kruis laten zien dat God de naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen, maar gevallen mens in Zijn liefde niet heeft opgegeven, maar dat Hij al vóór de grondlegging van de wereld een heerlijke verlossing had bedacht, zoals u in ons hoofdartikel kunt lezen. De zonde heeft het beeld en de gelijkenis van God vernietigd. Het is echter het uitdrukkelijke doel van God om de mens weer naar Zijn beeld te hervormen (Rom. 8:29). En Hij doet dat door Zijn Zoon: “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden” (2 Kor. 5:17). Door Jezus worden we veranderd, zodat we tenslotte aan Hem gelijk zullen zijn (1 Joh. 3:2). Helaas is het mogelijk, geliefde vrienden, om het beeld van God in ons te mismaken, bijvoorbeeld door een lievelingszonde die we niet willen loslaten. Dan gedragen we ons net als Pilatus, zoals u in een ander artikel in dit nummer kunt lezen. Laten we ons ook vandaag weer eens heel concreet afvragen: In hoeverre heeft God Zijn beeld al in mij kunnen vormen? Laten we Hem de ruimte geven om zijn corrigerende penseel te hanteren, zodat Hij weer een stap dichter bij Zijn doel met ons kan komen! In hartelijke verbondenheid
3
BIJBELSE BOODSCHAP
Sporen naar het kruis “En Hij [Jezus Christus] zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was” (Luk. 24:25-27).
4
Middernachtsroep
April 2013
Een God
die het niet opgeeft
O
ver het algemeen hebben we bewondering voor mensen die in hun geduld en liefde andere mensen niet opgeven en met niet aflatende ijver hun best doen om ondanks allerlei tegenstand lief te blijven hebben en door te gaan. Henry Dunant (1828-1910), de stichter van het Rode Kruis, was zo iemand. Diep in het hart geraakt door de onvoorstelbare nood van duizenden oorlogsgewonden die hij tijdens een zakenreis in Italië had gezien, riep hij een organisatie in het leven die zich het lot van de slachtoffers van de oorlog aantrok en tot op de dag van vandaag talloze mensen hulp biedt en overal ter wereld actief is. Zelf is hij jarenlang miskend, afgewezen, het onderwerp van roddel geweest en tenslotte bijna vergeten, totdat een journalist de wereld aan de al 67-jarige herinnerde. In 1901, negen jaar voor zijn dood, ontving hij als eerste mens de Nobelprijs voor de vrede. De man of vrouw in navigatieapparatuur tomtom is ook zo iemand. Met het grootste geduld en altijd even vriendelijk, zo lijkt het, laat hij of zij er zich niet van afbrengen om altijd maar weer de aandacht te richten op de juiste route. Hoe vaak ben ik ondanks duidelijke aanwijzingen niet verkeerd gereden omdat ik dacht dat ik het beter wist en de stem niet vertrouwde. En altijd weer is het dan: “De route wordt opnieuw berekend. Probeer om te keren”. Deze kleine menselijke voorbeelden kunnen als verwijzing naar onze grote God dienen, die de mensheid na duizenden jaren nog steeds niet heeft opgegeven. Hoewel Hij steeds weer wordt geminacht, uitgelachen en veracht en wij voortdurend verkeerde wegen bewandelen, blijft Hij de God die ons niet opgeeft, die ons achterna gaat en ons
Middernachtsroep April 2013
telkens weer aanspreekt. Dat laat Hij ons in talloze Bijbelverzen zien. En daarbij richt Hij ons oog altijd weer op het spoor naar het kruis. Toen de zonde tussen het eerste mensenpaar en God kwam, was het God die de belofte van de toekomstige Verlosser gaf (Gen. 3:15). Hij was het die de mensen met dierenvellen bekleedde (Gen. 3:21) en daar een dier voor liet sterven. Had God Adam en Eva niet ook gewoon kunnen vernietigen en met heel andere schepsels opnieuw kunnen beginnen, zoals een tekenaar een mislukte schets verfrommelt, weggooit en een nieuwe, betere maakt, of zoals een romanschrijver en zin of een heel gedeelte doorstreept en een nieuwe schrijft? Adam en zijn vrouw verlieten het paradijs naar het oosten toe: “Hij verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de Hof van Eden de cherubs” (Gen. 3:24). Hun eerste zoon al werd de moordenaar van zijn jongere broer. Hij “ging weg van het aangezicht van de HERE, en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden” (Gen. 4:16). Kaïn vluchtte verder naar het oosten, weg van God. Maar wat deed God? In plaats van Kaïn om te brengen voor zijn daad, “merkte de HERE Kaïn met een teken, zodat niemand die hem tegenkwam, hem zou doden” (Gen. 4:15). En God beloofde hem: “Daarom zal al wie Kain doodt zevenvoudig gewroken worden!” We weten niet wat dit voor een teken geweest is, maar we kunnen dat teken zeker wel een spoor noemen dat naar Jezus heenwijst, net als het teken dat de herders van de engel kregen toen Jezus geboren was: “En dit zal voor u het teken zijn: u zult het kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe” (Luk. 2:12), of zoals het teken dat de Heer over Zijn dood gaf: “Het zal geen
teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet” (Mat. 12:39). De geschiedenis van de mensheid heeft zich na Kaïn steeds verder van God weg ontwikkeld, zodat de zondvloed moest komen. Niettemin redde God het verdere verloop van de mensheid via Noach en zijn gezin. Zij vonden een toevlucht in een houten ark. De ark had een deur in de zijkant en een naar boven gerichte opening voor het licht (Gen. 6:16). Zo vinden wij een toevlucht bij God via het hout van het kruis van Jezus (1 Pet. 2:24) en via de wond in Zijn zijde. Door Zijn hemelvaart heeft Hij ons de weg naar boven, naar de hemel geopend. Johannes, een ooggetuige van de dood van Jezus, schildert: “Een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed en water uit” (Joh. 19:34). Deze beschrijving drukt uit hoe God de heilsweg via Jezus naar Hemzelf toe heeft geopend (Joh. 5:6). De generaties na de zondvloed ontwikkelden zich weer de verkeerde kant op. De torenbouw van Babel en de rebellie tegen God worden ingeleid met de zin: “En het gebeurde, toen zij naar het oosten trokken...” (Gen. 11:2ev.). De mensen keerden zich van God af en trokken naar het oosten. Maar God gaf het niet op en koos Abraham uit om hem tot een zegen voor alle volken te stellen (Gen. 12:3). Abraham had een zoon die Izak heette en deze had weer een zoon die Jakob heette. Jakob bedroog zijn vader en was zijn broer Ezau te slim af. Het gevolg was dat hij moest vluchten en daarbij naar “het land van de mensen van het oosten” ging (Gen. 29:1). In figuurlijke zin gesproken lijkt het wel alsof het slechte en kwaadaardige zich steeds verder van God af ontwikkelt, naar het oosten. 5
SPREUKEN Jezus leeft, Hij leeft voor mij! Nooit zal ik verlaten wezen. Jezus staat mij altijd bij; waarvoor zou ik dan nog vrezen? Als de vijand mij omgeeft, dit staat vast: mijn Jezus leeft! Naar Christian Fürchtegott Gellert (1715-1769), Duits verteller en liederendichter
“Bij ons is het elke dag Pasen, alleen vieren we het maar één keer per jaar.” Martin Luther (1483-1546), Duits theoloog en reformator
“Gerechtigheid is er alleen in de hel, in de hemel is genade, en op aarde is het kruis.” Gertrud von Le Fort (1876-1971), Duits schrijfster
“Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn. Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens. Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Ieder echter in zijn eigen orde: Christus als eersteling, daarna wie van Christus zijn, bij Zijn komst. Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft tenietgedaan.” De Bijbel, 1 Korinthe 15:20-24
6
Maar God keerde Zijn aangezicht juist naar het oosten, naar de plaatsen waar de mensen voor Hem weg leken te vluchten. Zo riep God later Mozes en Aaron en stelde daarmee een weg tot vergeving en verlossing voor – het priesterdom en de tabernakel. Op de Grote Verzoendag moest de hogepriester vergeving bewerkstelligen. En in dat verband verklaarde God: “Hij moet dan een deel van het bloed van de jonge stier nemen en met zijn vinger op het verzoendeksel sprenkelen, aan de kant naar het oosten toe. En vóór het verzoendeksel moet hij zeven keer met zijn vinger van dat bloed sprenkelen” (Lev. 16:14). God riep de mensen die van Hem wegtrokken, naar het oosten toe, weer terug in Zijn tegenwoordigheid. Hij verjoeg hen niet, maar breidde Zijn armen uit om hen terug te winnen. Bedenken we wel: In ieder van ons zit een stukje van Adam en Eva, omdat we (vaak genoeg) tegen beter weten in precies datgene doen wat we niet mogen doen. We bekommeren ons niet over God en Zijn Woord en doen gewoon wat we willen. In ieder van ons zit een stukje Kaïn, die totaal geen moeite deed om God te zoeken. Door jaloezie en afgunst jegens zijn broer gedreven, verwijderde hij zich steeds verder van God. In ieder van ons zit een stukje Babel, rebellie en opstandigheid en het trotse pogen om er ook zonder God wel te komen. En in ieder van ons zit ook een stukje Jakob, de geniepige, de bedrieger, die zich moest schamen, zich moest verbergen en moest weglopen omdat hij bang was ontdekt te worden. En hoe reageert de Heer? Hij laat Zich niet door ons ontmoedigen, Hij trekt Zich niet terug, Hij laat Zich ook niet afschudden en laat ons niet aan ons lot over, maar opent voor ons een deur naar Hemzelf toe, naar Zijn huis! Terug naar Jakob. Hij was inderdaad een sluwe bedrieger die in moeilijke situaties op zijn eigen mogelijkheden vertrouwde. Hij was zijn broer Ezau twee keer met succes te slim af geweest. En hij had zijn arme lieve vader, die blind geworden was, op een gemene manier
genept. Toen het bedrog uitkwam, moest Jakob vluchten en het beloofde land verlaten. Eerder had hij prachtige beloften van God ontvangen, en nu leek hij alles verspeeld te hebben. Nu zat hij in een vreemd land en werd hij zelfs door zijn schoonvader bedrogen. De jaren verstreken en Jakob zal gehoopt hebben dat er voldoende zand over de zaak was komen te liggen. Na twintig jaar sprak God weer tot hem en zei: “Keer terug naar het land van uw vaderen en naar uw familiekring. Ik zal met u zijn!“ (Gen. 31:3). Jakob keerde met zijn gezin naar het beloofde land terug. Maar toen hij terugkwam, was het probleem Ezau, voor wie hij was gevlucht, er nog steeds. De angst overweldigde hem; het leek wel of Ezau hem om het leven wilde brengen. Het leek er op dat hij alras alles zou verliezen. Maar toen Jakob zijn gezin over de beek Jabbok had gebracht en alleen was achtergebleven, gebeurde het volgende: “En een Man worstelde met hem, totdat de dageraad aanbrak. En toen de Man zag dat Hij hem niet kon overwinnen, raakte hij zijn heupgewricht aan, zodat het heupgewricht van Jakob ontwricht raakte toen Hij met hem worstelde. En Hij zei: Laat Mij gaan, want de dageraad is aangebroken! Maar hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent! En Hij zei tegen hem: Wat is uw naam? En hij antwoordde: Jakob! Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen! Jakob vroeg daarop: Vertel mij toch Uw naam! En Hij zei: Waarom vraagt u naar Mijn naam? En Hij zegende hem daar. En Jakob gaf die plaats de naam Pniël. Want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven is gered! En de zon ging over hem op, toen hij door Pniël gegaan was; hij ging echter mank aan zijn heup” (Gen. 32:25-32). Het was God Zelf die met Jakob had geworsteld. Waar heb je zo’n God, die zich laat overwinnen? Maar juist daardoor won Hij Jakob weer terug: God laat Zich overwinnen om te winnen. Is dat niet een spoor dat naar het kruis leidt? Middernachtsroep
April 2013
Hij laat Zich niet door ons ontmoedigen, Hij trekt Zich niet terug, Hij laat Zich ook niet afschudden en laat ons niet aan ons lot over, maar opent voor ons een deur naar Hemzelf toe, naar Zijn huis!
Jezus Christus heeft Zich in zekere zin laten overwinnen om ons te winnen. Is het werkelijk mogelijk dat de Almachtige Zijn schijnbaar liet overwinnen om zo over ons te triomferen? Waarom liet God Zich daar bij de Jabbok en op Golgotha mee in? Waarom bleef de Almachtige bijvoorbeeld niet gelaten op Zijn troon zitten, elimineerde Hij Jakob niet gewoon met één vingerbeweging en was Hij niet met de zoons van Jakob verder gegaan? Als Hij dat had gedaan, was Hij niet God geweest! Maar in plaats daarvan verliet Hij Zijn troon en ging Hij een worstelwedstrijd aan totdat de botten ervan kreunden en Hij Zich schijnbaar de overwonnene betoonde (Hos. 12:5). Bij zonsopgang ging Jakob de Jabbok over, terug naar zijn gezin. Toen zij familieleden hem zagen, hebben ze misschien geschrokken geroepen: “Je bent gewond! Wat is er gebeurd, heb je een ongeluk gehad of ben je aangevallen?” En Jakob zal het hebben weggewuifd en gezegd: “Nee, nee, ik ben gezegend!” Hoe dikwijls hebben wij niet bedrogen, achterbaks gehandeld en zwakkeren sterk bevoordeeld? In materiële zin Middernachtsroep April 2013
hebben we misschien iets gewonnen, maar in geestelijke zin alleen maar verloren. We wilden wegvluchten van onze schuld, naar het motto: ‘Mettertijd komt het wel goed’, maar we werden ook alleen maar bedrogen, en tientallen jaren later werden we weer met onze schuld geconfronteerd. Maar God geeft ons niet op, we zijn Hem niet onverschillig, Hij komt naar onze aarde en worstelt met ons en laat Zich overwinnen, totdat we Hem eindelijk vragen: “Heer, zegen me!” We kennen waarschijnlijk allemaal het verhaal van de verloren zoon in Lukas 15. De zoon wil de erfenis al vóór de dood van de vader hebben, met andere woorden: «Het duurt me te lang voordat je sterft!» Wat er met de vader gebeurt laat hem koud, hij laat hem in de steek. Dan verlaat hij de weg die zijn ouders hem hebben geleerd, en gaat precies de tegenovergestelde weg, totdat hij uiteindelijk bij de varkens terechtkomt, bij de varkens ligt, varkensvoer eet en net zo ruikt als de varkens. Wat gaat het bij ons vaak niet ook ongeveer zo: eerst komt men in opstand tegen de ouders en eist zijn rechten. Dan gaat men de wereld
in, leeft erin en woont erin. En al gauw ruikt men net als de wereld naar alcohol en nicotine, men praat als de wereld en gedraagt zich als de wereld. Men heeft de wereldse vrienden gekopieerd. En dan komt de verloren zoon tot bezinning en gaat het weer terug naar huis. Niet omdat hij zoveel van zijn vader houdt en naar hem verlangt (heimwee), welnee, hij maakt weer een rekensommetje, hij berekent: “Ik heb alles opgemaakt, alles verloren, het gaat me nog slechter dan de knechten van mijn vader, dus ga ik weer naar hem terug.” En ergens weet hij dat hij op zijn vader kan rekenen. Uit de ontvangst door de vader blijkt dat deze zijn zoon nooit heeft opgegeven; hij heeft op hem gewacht en hem verwacht. En als de zoon dan eindelijk komt, onder de luizen en stinkend als een varken, wat in Joodse ogen nog duizend keer afstotender is dan al het andere, dan rent de vader hem tegemoet, valt hem om zijn vieze hals en kust hem: “En hij stond op en ging naar zijn vader. En toen hij nog ver was, zag zijn vader hem en deze was met innerlijke ontferming bewogen en hij snelde hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem” (Luk. 15:20). Iemand heeft er wel eens op gewezen dat de vader een grootgrondbezitter was, een patriarch. En patriarchen renden niet, zij wandelden. Maar deze patriarch bond zijn kleed op omdat hij zo beter kon rennen om zijn verloren zoon welkom te heten. Hij schaamde zich niet dat de mensen zijn blote benen zagen; wat anderen dachten maakte hem niets uit. Ook hier zien we weer een spoor naar het kruis: Men trok de kleren van Jezus uit, zelfs het onderkleed; Hij hing met een minimale bedekking aan het kruis (Joh. 19:23). Het was de mens geworden God, die de mens wil bekleden met Zijn gerechtigheid, die daar aan het kruis hing. Waar zou Jezus aan gedacht heb7
BIJBELSE BOODSCHAP
ben toen Hij het verhaal van de verloren zoon vertelde? Hoewel God ons totaal niet nodig heeft, hangt hij in Zijn liefde veel meer aan ons, die Hem wel nodig hebben, dan wij aan Hem. Wij hebben het altijd over toewijding en overgave, maar God heeft Zich helemaal aan ons – en Hij geeft ons nooit op. Sommige mensen denken dat ze door hun egoïstische geredeneer (bijv. dat ze niet naar de hel willen) niet tot God kunnen komen. Dit verhaal laat ons iets anders zien. Een soortgelijk principe zien we bij de apostel Simon Petrus: “En de Here zei: Simon, Simon, zie, de satan heeft u opgeëist om te ziften als de tarwe. Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoudt. En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders” (Luk. 22:31-32). Satan was voor de troon van God gekomen en had om Petrus gevraagd, om macht over hem te kunnen uitoefenen en hem te ziften zoals je tarwe in een wan schudt. Maar Jezus gaf hem niet op. Hij wist dat Petrus Hem drie keer zou verloochenen en hield Hem toch vast. Later was Petrus de discipel die er helemaal de brui aan gaf, bitter huilde en weer terugkeerde naar zijn oude beroep als visser. Maar Jezus wachtte hem op het strand op en herstelde de verbinding weer. God wordt nooit door onze zwakheid, ons falen of onze zonde verrast, want Hij weet alles. Kurt Schneck drukte dat als volgt uit: “God, ik ben voor bepaalde dingen te dom.” God zegt: “Prachtig, dat wist Ik wel, want Ik ben wijs”. “Ik heb een koud hart, alles laat me koud.” God zegt: “Ik gloei van barmhartigheid”. “Ik ben zo onverschillig.“ God zegt: „Ik ben hartstochtelijk betrokken”. “God, ik ben te jong.” God zegt: “Ik ben oeroud”. “God, ik ben te oud.” God zegt: “Ik ben eeuwig jong”. Er is helemaal niets in je leven, in je hart, waarvan je kunt zeggen: “Hier wringt het, hier kan ik niet verder”, en waarvan God dan niet zou zeggen: “En precies op dat punt werk Ik, alles wat jij niet bent en niet hebt, dat bewerk Ik, zodat 8
het komt” (Kurt Schneck, toespraken in de Auhalle te Berghülen, 2-6 januari 2012). Kunnen we bij deze God, die zo om ons worstelt, nog terughoudend zijn? Misschien zegt of denkt nu wel iemand: «Dat klinkt allemaal wel leuk en aardig, dat gold voor Adam en Eva, Noach en Abraham, Jakob, de verloren zoon en Petrus. Maar wie geeft mij de garantie dat dit ook voor mij geldt?» God geeft hem, omdat Hij “wil dat alle mensen zalig
worden en tot kennis van de waarheid komen. Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus” (1 Tim. 2:4-5). Heeft Jezus Christus aan het kruis niet bewezen dat Hij iedereen op het oog heeft en dat God ons niet heeft opgegeven? “Nu behoort ons hart geheel de Man van Golgotha, die in bittere doodssmarten het geheimenis van God zag…” NORBERT LIETH
INFOBOX
Het Evangelie naar Jesaja 52:13-53:12 Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen, Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog verheven worden. Zoals velen zich over U ontzet hebben – zo geschonden was Zijn gezicht, meer dan van iemand anders, en Zijn gestalte, meer dan van andere mensenkinderen – zo zal Hij vele heidenvolken besprenkelen, koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan. Want zij aan wie het niet verteld was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen. Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HERE geopenbaard? Want hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet, als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wij hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij
keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. Toen betaling geëist werd, werd hij verdrukt, maar hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest. Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. Maar het behaagde de HERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn. Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Daarom zal Ik Hem veel toedelen, en machtigen zal Hij verdelen als buit, omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft.
Middernachtsroep
April 2013
Een Messias H
die het niet opgeeft
oofdstuk 52:13-53:12 van de profeet Jesaja kun je met recht het ‘Evangelie naar Jesaja’ noemen. Ongeveer 700 jaar vóór Christus verkondigde de Eeuwige door de mond van de profeet dat “de hoop van Israël”, de lang verwachte Messias, op hoogst onbegrijpelijke wijze door Zijn volk zou worden veracht en verworpen. Maar uit dit ‘Evangelie’ bleek ook dat de Messias niet alleen van de kant van de mensen lijden zou ondergaan. Nee, Hij moest ook onder de hand van God lijden om plaatsvervangend als Rechtvaardige voor onrechtvaardigen te sterven. Met welk doel? Om hen van hun zonden te redden! Het jodendom heeft zich tegenwoordig helemaal van de Messiaanse opvatting van dit gedeelte van Jesaja afgekeerd. Echter, de rabbijnse literatuur bewijst dat dit oorspronkelijk niet zo was. De meest gebruikelijke opvatting van tegenwoordig zegt dat “de Knecht des Heren” niet de Messias, maar het volk Israël of een deel ervan is. Want het volk Israël heeft een dergelijk lijden ondergaan als hier is beschreven. Deze opvatting van Jesaja 53 is echter om verschillende inhoudelijke redenen onhoudbaar: – Wanneer heeft het volk Israël of een deel ervan voor de zonden van anderen geleden (Jes. 53:4-6,8,1012) ? Volgens Ezechiël 14 :12-20 zijn zelfs rechtvaardige mensen als
Middernachtsroep April 2013
Noach, Daniël of Job daar niet eens toe in staat! – Kan er van enige Jood behalve de Messias gezegd worden dat “hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond geweest is” (Jes. 53:9)? – Wanneer heeft het volk Israël of een deel ervan zich in het graf van een rijke bevonden in plaats van in het graf van goddelozen (Jes. 53:9)? – Volgens vers 8 zou “de Knecht des Heren” plaatsvervangend voor het volk Israël sterven. Hoe kan Hij identiek zijn aan het volk als Hij er hier toch duidelijk van wordt onderscheiden? Enzovoorts. Zoals al gezegd zijn er in de rabbijnse literatuur een reeks plaatsen te vinden die Jesaja 53 op de Messias toepassen. Bijvoorbeeld in de Babylonische Talmoed, Sanhedrin 98b, in het boek Pesiqta Rabbati, Pisqua 37 (700 na Chr.), in het boek Midrash Ruth Rabbah over Ruth 2:12 en in het commentaar op Jesaja 52 tot 53 van Abarbanel. Deze laatste wijst er in zijn tekst op dat alle oude Joodse commentatoren de Messiaanse zin van dit gedeelte hebben erkend. Rabbijn Alshesh (16de eeuw) zei over Jesaja 53: “Onze oude rabbijnen hebben naar aanleiding van het getuigenis van de traditie aangenomen dat hier sprake is van koning Messias. In navolging van hen nemen wij daarom ook aan dat we David, dat is de Mes-
sias, als het onderwerp van deze profetie moeten beschouwen, zoals ook duidelijk is.” In Midrash Tanchuma (9de eeuw?) staat bij de woorden “Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen”: “Dit is koning Messias, die hoog en verhoogd en zeer verheven is, verhevener dan Abraham, verhoogd boven Mozes, hoger dan de dienende engelen”. In de Targoem Jonathan Ben Uzziel, de Aramese omschrijvingen van de profeten die in een traditie staan die tot in de voorchristelijke tijd teruggaat, wordt in de zin “Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen” (Jes. 52:13) meteen de titel ‘Messias’ ingelast! Er zijn nog veel meer van zulke interessante bewijzen, maar we willen nu gaan zien hoe deze profetieën in de historische Jezus van Nazareth vervuld zijn. Jesaja 52:13: “Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen, Hij zal verhoogd worden en verheven, ja zeer hoog verheven worden”. Voordat het verschrikkelijke lijden van de Messias wordt beschreven, wordt ons eerst Zijn triomf voorgesteld. De Messias zal; verhoogd worden (uit het graf; Hand. 2:24), verhoogd en verheven worden (in de hemelvaart; Hand. 1:9) en zeer hoog verheven worden (aan de rechterhand van God op de troon; Mar. 16:19). Jesaja 52:14: “Zoals velen zich over U ontzet hebben – zo geschonden was
9
BIJBELSE BOODSCHAP
Zijn gezicht, meer dan van iemand anders, en Zijn gestalte, meer dan van andere mensenkinderen”. Hier gaat het over de door mensen mishandelde Messias: toen Pilatus de Heer Jezus liet geselen, veranderde Zijn rug in een bloederige massa en werden er diepe sporen in zijn vlees getrokken (door de leren geselriemen met aan het uiteinde waarschijnlijk spitse stukken metaal, stenen of weerhaken; Joh. 19:1). Men drukte een doornenkroon op Zijn hoofd met doornen van zo’n 5-8 cm lengte, zodat Zijn bloed in stromen over Zijn haar en Zijn gezicht liep (Joh. 19:2). Jesaja 52:15: “Zo zal Hij vele heidenvolken besprenkelen, koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan. Want zij aan wie het niet verteld was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen”. De boodschap over de mishandelde Messias Jezus is later over de grenzen van Israël heen in de hele wereld verkondigd, waar zij veel opzien baarde (vgl. Rom. 15:18-21). Zelfs koningen k regen deze boodschap te horen (Agrippa: Hand. 26:27-28; de keizer van Rome: vgl. Hand. 25:11-12; enz.). Jesaja 53:1: “Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HERE geopenbaard?” Hoewel de verkondiging van de Messias en Zijn lijden in de hele wereld is uitgegaan, stuitte zij op veel ongeloof. Naar verhouding geloofden maar weinig Joden de boodschap (Joh. 12:37-38). Maar ook onder de heidenen, de nietJoden, stuitte (en stuit) het Evangelie op erg veel afwijzing. Jesaja 53:2a: “Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde”. Dit vers spreekt over het opgroeien van de Messias als klein kind (het Hebr. woord joneq [= loot] betekent ook ‘zuigeling’!). Dit opgroeien gebeurde bij de Heer Jezus echter “voor Zijn aangezicht”, dat wil zeggen in volledige gemeenschap met zijn God (Luk.
10
2:40-52). Hij groeide op te midden van een door verharding, ongeloof en dode religiositeit gekenmerkt volk, “dorre aarde” dus. Jesaja 53:2b-3: “Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.” Onder de Joden verwachtte men als Messias een vrijheidsstrijder die het juk van de Romeinen zou afschudden. En daarom had men voor de Heer Jezus, die als deemoedige “Knecht van de Eeuwige” kwam, slechts verachting en smaad over. Het waren vooral de leiders van het volk, die Hem afwezen (het Hebr. woord ishim wijst op bijzonder hooggeplaatste mensen). Slechts heel weinig mensen herkenden Zijn heerlijkheid, “een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid” (Joh. 1:14). Jesaja 53:4a: “Voorwaar, onze ziekten heeft hij op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen”. Het leed van de vele zieken in Israël heeft de Heer Jezus tijdens Zijn leven op aarde diep meegevoeld en in Zijn ziel meegedragen (Mat. 8:16-17; vgl. Joh. 11:33-36). Let er wel op dat er in dit vers sprake is van ziekten en leed, en niet van overtredingen en misdaden! Jesaja 53:4b-6: “Wij hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij allen dwaalden als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HERE heeft de ongerechtigheid van
ons allen op Hem doen neerkomen.” Het was één ding dat de Messias Jezus door toedoen van de slechtheid van de Romeinen en de Joden leed (en dat kon geen enkele zonde verzoenen!), maar hier wordt gezegd dat God Hem aan het kruis in de drie uren van duisternis plaatsvervangend heeft gestraft voor de zonden van een ieder die God met berouw zijn of haar zonden beleden heeft (of dit nog zal doen) en op het zoenoffer van Golgotha vertrouwd heeft (of dit nog zal doen) (1 Joh. 1:9; Rom. 3:23-26). Jesaja 53:7: “Toen betaling geëist werd, werd Hij verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open”. De Heer Jezus liet alle mishandelingen zonder verzet te bieden over Zich heengaan. Hoe treffend is toch vervuld dat “Hij Zijn mond niet open deed, als een lam” (zie Mat. 26:,62; 27:12-14 enz.)! In het OT bracht men God dierenoffers voor de zonden; en het is opmerkelijk dat men bijvoorbeeld uit dit gedeelte van Jesaja kan opmaken dat al in die tijd duidelijk was dat deze offers slechts voorbeelden waren van het werkelijk zonden wegnemende offer van de Messias! Jesaja 53:8: “Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen (of haastig weggerukt), en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest.” De veroordeling van de Heer Jezus was een corrupt schijnproces, dat er schandalig snel werd doorgejast. Het Sanhedrin was gewoon om bij processen op leven en dood getuigen op te roepen die ten gunste van de aangeklaagde konden spreken. Waar waren de verdedigers van Jezus? Hij werd gewoon in
Middernachtsroep
April 2013
Men drukte een doornenkroon op Zijn hoofd met doornen van zo’n 5-8 cm lengte, zodat Zijn bloed in stromen over Zijn haar en Zijn gezicht liep.
allerijl door het proces gesleept. Wie kan de verdorvenheid van dit geslacht beschrijven? Zij begingen de moord op hun Messias! Maar tegelijkertijd stierf Hij met het oog op het gehele volk Israël (vgl. Mat. 1:21; Joh. 11:50-51)! Jesaja 53:9: “Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en er geen bedrog in Zijn mond geweest is”. Het “graf bij de goddelozen” zou in het dal Hinnom buiten de stad Jeruzalem, in de ‘afvalverbranding’ zijn geweest. Maar God liet een dergelijke schending niet meer toe. Zo kwam het dat Hij in het graf van de rijke Jozef van Arimathea werd gelegd (Mat. 27:57-60). De onschuld van Jezus wordt door een drievoudig getuigenis van de apostelen bevestigd: – Hij heeft geen zonde gekend (2 Kor. 5:21 – Paulus), – Hij heeft geen zonde gedaan (1 Pet. 2:22 – Petrus), – Er is geen zonde in Hem (1 Joh. 3:5 – Johannes). Jesaja 53:10: “Maar het behaagde de HERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn.” Toen de Heer Jezus in de drie uren
Middernachtsroep April 2013
van duisternis met de schuld van anderen beladen aan het kruis hing, moest de heilige en rechtvaardige God Hem verlaten (Mat. 27:46) en plaatsvervangend verbrijzelen. Maar toen Hij het verlossingswerk volbracht had, ‘verlengde Hij Zijn dagen’ door op de derde dag uit de doden op te staan (Hand. 1:3; 10:40-41; Rom. 6:9; Op. 1:18 enz.). Jesaja 53:11: “Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.” Zijn verlossingswerk heeft consequenties: mensen worden van hun schuld bevrijd; ze zijn de ‘vruchten van de moeitevolle inspanning van Zijn ziel’. Door Hem kunnen allen die in Hem geloven voor God gerechtvaardigd worden (Rom. 3:26). Jesaja 53:12: “Daarom zal ik Hem veel toedelen, en machtigen zal Hij verdelen als buit, omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft”. De Heer heeft Zijn leven vrijwillig gegeven (uitgestort in de dood; Joh. 10:1718) en is onder de “overtreders” (Hebr.
posh’im = misdadigers, rebellerenden) geteld (Luk. 23:33). Daarom zal God Hem als beloning in de toekomst Zijn Messiaanse rijk als buit geven (Op. 20:6), en ook het gelovig overblijfsel van Israël zal daaraan deelhebben (= “de machtigen”). Aan het kruis heeft de Heer Jezus voorbede gedaan voor onwaardige mensen (Luk. 23:34). Hij droeg de zonde van velen, maar niet van allen (vgl. Heb. 9:28; Mar. 10:45)! Iedereen die zijn of haar schuld niet aan God belijdt en Hem niet dankt voor het opofferen van Zijn Messias Jezus, zal zelf in het eeuwige oordeel van God komen (Mat. 25:41.46). Maar vandaag is het nog de dag van het heil; ieder die tot de Heer Jezus komt wordt aangenomen (Mat. 11:28-30; Joh. 6:37)! ROGER LIEBI
Uittreksel uit Der verheissene Erlöser, door Roger Liebi, pag. 70-78, te verkrijgen bij de uitgeverij Mitternachtsruf, gepubliceerd met welwillende toestemming van het CLV, www. clv.de
11
ERUIT IT GELICHT T
Tot nu toe konden de deskundigen slechts aan de hand van satellietfoto’s vermoeden dat er ooit water op Mars geweest is.
Rots van de profetie
Kiezelstenen van de hypothese T
oen vorig jaar in het kader van een peperduur project de NASA robot eindelijk op Mars landde, meldden kranten de ‘sensatie’: “Kiezelstenen bewijzen dat er water op Mars is geweest. (…) Tot nu toe konden de deskundigen slechts aan de hand van satellietfoto’s vermoeden dat er ooit water op Mars geweest is. De foto’s tonen een 10 tot 15 centimeter hoge uitstekende rots die uit (…) sedimenten van stenen, kiezelstenen en verhard zand bestaat. (…) De sedimenten zijn waarschijnlijk ‘enkele miljarden‘ jaren oud. (…) De vorm en de grootte van de stenen geven een indruk van de stroomsnelheid van het water en van de afstand die het heeft afgelegd. Daaruit valt af te leiden dat het water met een relatief hoge snelheid (…) moet hebben gestroomd. Sommige stenen zijn zo afgerond dat ze een lang afstand moeten hebben afgelegd. (…) Nu gaan de onderzoekers er met zekerheid van uit dat het netwerk van kanalen in de Gale krater het overblijfsel van een rivierenlandschap is.”1 Als je er alles voor over hebt om de Bijbel niet te geloven en hem een absurd boek te noemen, ben je er helemaal bezeten van om zelfs het absurdste nog te geloven. De wetenschappers moesten wel. De missie naar Mars heeft gigantisch veel geld gekost. Men wilde perse op de een of andere manier bewijzen dat er buitenaards leven bestaat. Met die
12
vooronderstelling werd de robot op pad gestuurd. En nu moest men met een ‘bewijs’ komen, een succes… Wat fijn dat er op Mars kiezelstenen liggen; nu hebben we het ‘bewijs’! Is het niet belachelijk? Anders wordt alleen datgene wetenschappelijk genoemd en als zodanig erkend wat men met absolute zekerheid door proeven kan bewijzen. En nu zijn plotseling een paar foto’s en wat gevonden kiezelstenen het ultieme bewijs voor water op Mars? De waarheid is dat de Here der heerscharen Mars heeft geschapen. En waarom zou Hij er niet ook stenen op hebben neergelegd? Ronde, hoekige, platte, ovale, grote en kleine … en dan? Dat betekent nog lang niet dat Mars ooit een planeet was waar water voor kon komen. De Bijbel zegt ons waarom zon, maan, sterren en planeten zijn geschapen: “En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en laten zij zijn tot aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren” (Gen. 1:14). Het heelal met zijn sterren en planeten is een getuigenis voor het bestaan van God; ze prediken zwijgend over de heerlijkheid van de Almachtige: “De hemel vertelt Gods eer; het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen” (Ps. 19:2; vgl. 3-4). nol
R Roger Liebi verk verklaart: kla “Tegen de Messsiaanse profetiee kkomt men vaak met het ervan puur aargument dat dee vervulling v met behulp van de kansttoeval oeval is. Maar m bberekening kan ddie mening gemakkelijk weerlegd worden. Als je voor de vervulling w van een profetie een waarschijnlijkheid van 1:2 aanneemt (in werkelijkheid is die echter veel minder), betekent dat voor de vervulling van 50 profetieën een kans van 1:1.125.000.000.000.000, namelijk één mogelijkheid op 250 gevallen. Omdat het bij de Messiaanse profetie echter om de vervulling van ruim 330 profetieën gaat, zou dat voor precies 330 profetieën een waarschijnlijkheid van 1:2,187 x 1099 opleveren!”1 Het is treurig dat de feitelijke, controleerbare bewijzen die voor God spreken dikwijls genegeerd worden. Men kleineert ze, mijdt ze of maakt ze belachelijk. Een van de grootste bewijzen voor God is de rots van de profetie, die in tegenstelling tot de kiezelstenen van de hypothese niet valt weg te nemen. Werner Gitt legt uit dat de hele Bijbel 6408 verzen met profetische uitspraken bevat, waarvan er inmiddels 3268 zijn vervuld. Er is geen geval bekend dat een profetie anders in vervulling is gegaan dan van tevoren was aangekondigd. In de kansberekening is dat te vergelijken met 1264 dobbelstenen die je in één keer gooit en dan verwacht dat ze zonder uitzondering allemaal op 6 uitkomen. Hier is elk toeval dus uitgesloten. De mensen lijken wel op een club mieren die op een bergmassief leven en er alles aan doen on maar te bewijzen dat dit bergmassief niet bestaat. Tegelijkertijd strekken ze zich uit naar de hemel om te bewijzen dat ze gelijk hebben. Op een rots sta je vaster dan op een kiezelsteen. nol 1
1
ZO/AvU, 29 september 2012, pag. 32
Roger Liebi, Der verheissene Erlöser (CLV, 2de editie 2012), pag. 12
Middernachtsroep
April 2013
ERUIT GELICHT
Was Jezus getrouwd? T
ot nu toe zijn talrijke pogingen om de Jezus van de Bijbel in diskrediet te brengen, mislukt. En zo zal het ook blijven. Maar de mens geeft het niet op. Nu is het een klein stukje papyrus, niet groter dan een visitekaartje, dat moet opdraaien voor de hypothese dat Jezus getrouwd is geweest. Onder de microscoop zouden Griekse letters te herkennen zijn, die luiden: “Jezus zei tot hen: ‘Mijn vrouw’”. En in een tweede zin zou staan: “Zij kan Mij als discipel volgen”. Het fragment zou een vroegchristelijk getuigenis uit de tweede eeuw zijn uit het zuiden van Egypte en geschreven in een Koptisch dialect. Volgens berichten in de media zou Karen L. King, een godsdienstwetenschapper aan de Harvard universiteit, het fragment in 2010 hebben ontvangen van een verzamelaar die anoniem wil blijven. Daarom bestaan er ook twijfels over de echtheid van het stukje papyrus, want noch de eigenaar, noch de geschiedenis van de ontdekking ervan zijn bekend. En zelfs al zou het papyrus uit de tweede eeuw stammen – ook toen schreef men al onzin (zoals de gnostische geschriften). Het klinkt allemaal als een vervolg op de fictieve roman De Da Vinci Code, waarvan de verfi lming miljoenen mensen naar de bioscopen trok.
Tegenover dit fl ardje papier zegt het Nieuwe Testament nergens dat Jezus ooit getrouwd is geweest. De Bijbel is een zeer serieus te nemen document dat wetenschappelijk onderbouwd is. De uitspraken ervan over geschiedenis, historische gegevens, geografie, wereldrijken, natuurverschijnselen, volken en nog veel meer zijn zo betrouwbaar dat men er zich slechts over kan verbazen (vgl. bijv. Luk. 3:1-2). En dan zal een anonieme verzamelaar het duidelijke getuigenis van mensen die met Jezus hebben geleefd eventjes aan het wankelen brengen? Dan zal een dubbelzinnige uitlating op een stukje papier, die iedereen geschreven kan hebben, de historisch bijbelse uitspraken van de Schrift omverwerpen? Het getuigenis van de heilige Schrift zegt ondubbelzinnig dat Jezus uit een maagd werd geboren, dat Hij de Zoon van God was en van eeuwigheid af God is. Zou God naar de aarde komen en met een vrouw trouwen? Jazeker, Jezus heeft een ‘vrouw’, een geestelijke, Zijn Gemeente, die uit talloze mensen bestaat die in Hem geloven en die geestelijk opnieuw geboren zijn. Welnee, Jezus had geen vrouw omdat Hij de Verlosser van alle mensen is. nol
Qumran bevestigt bijbelse profetie H
et internetportaal van Focus b beee-richtte: “Oeroude documenten t en en van het christelijk geloof staan met meett onmiddellijke ingang in een hoge rereesolutie op het internet, zoals de Tien Tiien en Geboden. Daarnaast staan zo’n 1000 000 00 van de in Qumran ontdekte Schriftr if if tt-gedeelten online – een fractie vvan an an de wereldberoemde toevallig gedane an nee vondst. (…) opnamen van de Qumran ra n ra rollen en van de Tien Geboden zi zzijn ijjn n in een speciale ‹digitale bibliotheek› eeek› k› op internet beschikbaar, zo deeldee d dee Israëlische Afdeling voor Oudheden den n (…) mee. Bij de handschriften van vaa n Bijbelteksten gaat het om de ‘belanga nggrijkste archeologische ontdekking van vvaa n de 20ste eeuw’.”1
Middernachtsroep Mid Mi M iid ddernac deeerr nac d der nac na aach ch hts ht ttssroe roe ro oep A Ap April prri ril il il 2013 20 2 013 13
Bijzonder interessant aan de vondsten van de rollen van Qumran is de datum. Uitgerekend in 1947, dus rond de tijd van de stichting van de staat Israël, werden de Oudtestamentische Joodse geschriften teruggevonden. Is dat toeval, of kun je er ook een aanwijzing van God in zien dat met de stichting van de staat Israël de tijd is gekomen waarin de Heer na een lang zwijgen de beloften aan Zijn Joodse volk begint te volvoeren? Zijn deze vondsten uitgerekend in de tijd van de stichting van de staat niet ook een vingerwijzing van God, waardoor Hij de wereld laat zien dat Zijn Woord niet verjaard is? Anders had de Joodse staat namelijk nooit gesticht kunnen worden. Momenteel worden de geschriften voor
de hele wereld toegankelijk gemaakt, de alsof al lso so men de wereld nog eens onder de neus ne n eu wil wrijven dat de Bijbel het ware Woord W Wo oo van God is. Alles haast zich in van Openbaring 10:7, waar dee richting d r staat: sst taa aa “Maar in de dagen van de stem van engel, wanneer die op de de zevende de z bazuin zal blazen, zal ook het geheimebba az nis n ni is van God volbracht worden, zoals Hij aaan aa an Zijn dienstknechten, de profeten, verkondigd heeft”. nol ve erkk 1
FFocus Fo occ Online, «Uralte Fragmente der Bibel stehen hee nun im Internet», 18 december 2012 13 13
IN PERSPECTIEF
Waar is het bloed? Een Messiaanse Jood over het Pesach feest en de betekenis van het bloed.
T
oen ik er over nadacht hoe jullie, mijn geliefde Joodse broeders, Pesach zullen vieren, moest ik terugdenken aan een gebeurtenis op een lenteavond in San Francisco. Op een bijeenkomst van Joodse mensen zei een oudere man: “Jullie gaan nu alles waar zuurdeeg in zit uit jullie huizen verwijderen. Jullie gaan matses eten en een gebraden lam klaarmaken. Jullie gaan naar de synagoge en daar het feest vieren volgens de verordeningen van de Talmoed. Maar, mijn geliefde broeders, jullie vergeten dat jullie alles hebben behalve datgene wat de Here van jullie eist. God heeft niet gezegd: ‘Als Ik zie dat jullie matses eten of gebraden lam of dat jullie naar de synagoge gaan…’ Zijn Woord zegt: “Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan” (Ex. 12:13). Broeders, jullie kunnen het bloed niet door iets anders vervangen! Jullie hebben bloed nodig, bloed, bloed!” De ogen van de oude man straalden en zijn Joodse broeders waren erg ontroerd. Na een poosje ging hij verder: “Ongeveer 70 jaar geleden werd ik in Palestina geboren. Als kind leerde ik de wet te lezen en ook de Psalmen en de profeten. Ik bezocht de synagoge en leerde van de rabbijnen Hebreeuws. Ik geloofde wat de rabbijnen ons leerden, dat onze godsdienst de enige ware godsdienst was. Maar toen ik ouder was geworden en de wet nauwkeurig bestudeerde, verbaasde ik me over de betekenis die het bloed in alle daar beschreven ceremoniën had. En ik was minstens zo verbaasd dat het bloed in onze godsdienst in haar huidige vorm afwezig was. Tekens opnieuw las ik Exodus 12 14
en Leviticus 16 en 17. Vooral dat laatste hoofdstuk maakte me erg onrustig als ik aan de Grote Verzoendag en de betekenis van het bloed dacht. Dag en nacht hoorde ik die woorden: “Want het is het bloed dat door middel van het leven verzoening bewerkt” (Lev. 17:11). Ik wist dat ik de wet overtreden had en verzoening nodig had. Jaar na jaar sloeg ik me op deze dag op de borst en beleed dat ik verzoening nodig had. Maar die moest door bloed tot stand komen – en er was geen bloed! In mijn nood wendde ik me tenslotte tot een oude rabbijn en stortte ik mijn hart voor hem uit. Hij vertelde me dat God zeer toornig was op Zijn volk. De tempel was verwoest en op de plaats ervan was een moskee gebouwd. De enige plek waar we volgens Deuteronomium 12 en Leviticus 17 het bloed mochten offeren, was ontwijd en het Joodse volk was verdreven. Daarom was er geen bloed meer. Volgens de rabbijn had God ons dit voorrecht ontnomen om Hem op de Grote Verzoendag het heilige offer te brengen. Nu moesten we de Talmoed bestuderen, de aanwijzingen daarin gehoorzamen en vertrouwen op de genade van God en de verdiensten van de vaderen. Ik probeerde er tevreden mee te zijn, maar het lukte me niet. Iets in me zei dat de wet niet veranderd was. Ook al was de tempel verwoest, niets anders dan bloed kon verzoening voor de ziel bewerken. Het was en is ons niet toegestaan om het bloed op een andere plaats te offeren dan de plaats die God Zelf had uitgekozen. We zijn dus in de steek gelaten, zonder een zoenmiddel, zonder verzoening – iets wat mij met
ontzetting vervulde. In mijn nood zocht ik vele rabbijnen op om hen die levensgrote vraag voor te leggen: Waar kan ik het zoenbloed vinden? Ik was al ruim 30 jaar toen ik Palestina verliet en naar Konstantinopel ging, het huidige Istanbul. Mijn nog steeds niet beantwoorde vraag liet me niet meer los en mijn ziel verkeerde vanwege mijn zonden in grote onrust. Laat op een avond, toen ik door een smal straatje in de stad liep, zag ik een poster met een uitnodiging voor een bijeenkomst van Joodse mensen. Uit nieuwsgierigheid liep ik het gebouw binnen. Net toen ik was gaan zitten hoorde ik een man zeggen: “Het bloed van de Messias Jezus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde”. Dit leidde tot mijn eerste stap naar het ware geloof. Met ingehouden adem luisterde ik terwijl de spreker het Woord van God citeerde en zei: “Zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats. Maar God heeft Zijn eniggeboren zoon gegeven, die als Lam van God is gestorven, opdat een ieder die op Zijn bloed vertrouwt, vergeving van zonden ontvangt”. Ik begreep dat dit de Messias uit Jesaja 53 was en ik herkende in Hem de Man van smarten uit Psalm 22. Mijn broeders. Eindelijk had ik het bloed gevonden! Ik vertrouw Hem. Nu lees ik met blijdschap het Nieuwe Testament en zie dat alle schaduwen van de wet in Jezus vervuld zijn. Zijn bloed is vergoten voor zondaars! Het is volledig toereikend en het is het enige middel tot redding, zowel voor Joden alsook voor heidenen!” Middernachtsroep
April 2013
Opmerkelijke achtergronden van het Avondmaal Waar gaat het om bij het Avondmaal, dat Jezus Christus aan de vooravond van Zijn kruisiging instelde? Is het een ceremonie of een avondmaaltijd? Een onderzoek naar wat we er in de Bijbel over vinden.
O
ver de vorm van de Avondmaalsviering bestaan veel vragen. Hoe kun je het Avondmaal zo waardig mogelijk vieren? Moeten we één grote beker voor allemaal hebben of een heleboel kleine bekertjes? De een neemt genoegen met een hostie, de ander neemt wittebrood en weer anderen willen perse ongezuurd brood. Sommigen schenken wijn, anderen druivensap. In de katholieke kerk drinkt de priester de wijn als vertegenwoordiger van de gemeenteleden. Maar hoe werd het Avondmaal nu ten tijde van de eerste christenen gevierd? Wat kunnen we daarover uit de Schrift halen? Jezus Christus vierde het eerste Avondmaal met Zijn discipelen in een speciaal daarvoor uitgeruste gastruimte en voerde het toen in als een herdenkingsmaal. De Heer had Petrus en Johannes vooruitgestuurd om de ruimte te zoeken en de maaltijd voor te bereiden: “En u zult tegen de heer des huizes zeggen: De Meester zegt u: Waar is de eetzaal waar Ik het Pascha met Mijn discipelen eten zal? En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, die volledig is ingericht. Maak het daar gereed! Zij nu gingen weg en vonden het zoals Hij hun gezegd had; en ze maakten het Pascha gereed” (Luk. 22:11-13). Er wordt expliciet gezegd dat het een mooie bovenzaal was, ingericht met beklede ligbanken, waarop men, zoals in die tijd gebruikelijk was, kon aanliggen. Het eerste Avondmaal vond dus niet in de tempel plaats, niet in een synagoge, niet in een vrome omgeving of op houten banken. Het deed eerder aan een gastmaaltijd denken, of nog meer, aan een feest. De Heer Jezus lag met Zijn discipelen op deze beklede banken aan tafel (Mar.
Middernachtsroep April 2013
2:15). Om die reden kon Johannes bij een vraag tegen de borst van Jezus leunen; hij had zijn ligplaats naast die van Jezus ingenomen (Joh. 13:23-26). En daar zei Jezus tegen hen dat zij dat maal voortaan als een herdenkingsmaal moesten houden om aan Hem te gedenken. Na de opstanding en de hemelvaart van de Heer vierden de eerste christenen het Avondmaal verder in hun huizen als een soort gastenmaal, zoals Jezus het hun had voorgelegd: “En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden” (Hand. 2:42). Bij het ‘brood breken’ ging het kennelijk om een gemeenschapsmaal dat in herinnering aan Jezus werd gehouden. Voortaan gebruikte men deze uitdrukking om het Avondmaal aan te duiden. Aanvankelijk kwam de gemeente dagelijks bijeen, want er staat: “En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart” (Hand. 2:46; vgl. 5:42). We kunnen er dus van uitgaan dat men het gemeenschaps- en Avondmaal elke dag hield, met in het achterhoofd de woorden van Jezus: “Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis” (1 Kor. 11:25). Er was geen dag dat dit niet belangrijk voor hen was. De uitdrukkingen “brood braken” enerzijds en “namen gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart” anderzijds geven aan dat het Avondmaal en het gemeenschapsmaal met elkaar verbonden waren. Ook in Handelingen 2:42 is er sprake van “in
de gemeenschap, in het breken van het brood”. De viering van het avondmaal was dus eerder een blijde samenkomst die het avondeten en het brood breken met elkaar verbond. Het was de uitdrukking van de gemeenschap van het Lichaam van Christus als Gemeente. Omdat het Avondmaal van de Paschamaaltijd is afgeleid, is deze ook goed te begrijpen. De Paschamaaltijd was immers ook een avondeten, maar wel een met een bijzondere waardigheid en ceremonie. Het is mogelijk dat het Avondmaal en de samenkomsten later voornamelijk naar de zondag zijn verlegd. Maar er is geen wet die zegt hoe vaak men het Avondmaal moet vieren. “En op de eerste dag van de week, toen de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, sprak Paulus hen toe, omdat hij de volgende dag wilde vertrekken; en hij liet zijn toespraak voortduren tot middernacht. (...) En nadat hij weer naar boven gegaan was, brood gebroken en iets genuttigd had en hij lang, tot het aanbreken van de dag toe, met hen gesproken had, vertrok hij zo” (Hand. 20:7,11). De bijzondere nadruk op het brood breken wijst er op dat het om de maaltijd van de Heer ging, die tijdens die hele avond werd gevierd en door de oudsten als beheerders van de gemeente werd geleid (Tit. 1:7). De viering van het Avondmaal was niet maar een viering waarbij de deelnemers netjes in rijen en in het gelid zaten en elk een stukje brood en een slokje wijn door iemand kreeg uitgedeeld. Het was veeleer een gemeenschapsmaal, waarbij men met elkaar praatte en ervaringen uitwisselde. En dat betekent dat het Avondmaal een 15
IN PERSPECTIEF
samenkomst van wedergeboren gelovigen was, die gedachten aan het feit dat ze deel hadden gekregen aan het Lichaam van Christus. In 1 Korinthe 11 bekritiseerde de apostel Paulus dan ook niet de viering als gemeenschapsmaal, maar de manier waarop men zich bij deze maaltijd gedroeg: “Zoals u nu bij elkaar samenkomt, is dat niet het eten van het Avondmaal van de Here. Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren zijn eigen avondmaal, en dan heeft de een honger, terwijl de ander dronken is. Hebt u dan geen huizen om er te eten en te drinken? Of minacht u de gemeente van God en beschaamt u hen die niets hebben? Wat moet ik tegen u zeggen? Zal ik u hierin prijzen? Ik prijs u niet!“ (1 Kor. 11:20-22). Hieruit blijkt het volgende: 1. De Korinthiërs kwamen op een en dezelfde plaats samen om te eten en om de maaltijd van de Heer te vieren: “Zoals u nu bij elkaar samenkomt”. 2. Het gedrag van de Korinthiërs was echter allesbehalve passend voor een waardig Avondmaal van de gemeenschap: “…is dat niet het eten van het Avondmaal van de Here”. Eigenlijk hadden ze moeten samenkomen om een echt avondmaal (gemeenschapsmaal) met elkaar te vieren, maar hun gedrag had niet veel meer met een waardig Avondmaal te maken, veeleer met een gelag. 3. Het was toch al onacceptabel omdat men niet gezamenlijk begon (misschien zelfs wel zonder gebed): “Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren zijn eigen avondmaal”. Vers 33 vult aan: “Daarom, mijn broeders, als u samenkomt om te eten, wacht op elkaar!” Hieruit blijkt wel weer dat het Avondmaal aan de ene kant een gastmaaltijd van gemeenschap en aan de andere kant het maal ter gedachtenis aan de dood en de opstanding van Jezus was. De Korinthiërs bedienden zichzelf echter vóór de anderen, zonder met hen rekening te houden, en aten zich domweg de buik vol. 4. Waarschijnlijk bezaten sommige deelnemers meer materiële goederen dan anderen, zodat zij hun eigen eten meebrachten en opaten zonder het met anderen te delen; bovendien dronken ze ook nog eens te veel. Daarvoor berispt Paulus hen: “Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren al 16
zijn eigen avondmaal en dan heeft de één honger, terwijl de ander dronken is. (...) Of minacht u de gemeente van God en beschaamt u hen die niets hebben?” Paulus wees hen niet alleen terecht vanwege het gemeenschapsmaal op zich, maar omdat ze zich onfatsoenlijk gedroegen. 5. Als het er alleen om ging samen te eten en te drinken, zonder daarbij gezamenlijk de Heer te gedenken, dan kon men dat ook thuis doen: “Hebt u dan geen huizen om er te eten en te drinken?” Vers 34: “Maar als iemand honger heeft, laat hij thuis eten, opdat u niet tot een oordeel samenkomt”. Samengevat: het Avondmaal was klaarblijkelijk een gemeenschapsmaal met een blij en dankbaar gedenken, maar in Korinthe ontaardde het in een egoïstisch gelag waarbij het niet meer om de Heer ging. Als we dit gegeven in ons achterhoofd houden, vinden we ook het antwoord op de vraag wat het betekent om het Avondmaal op waardige wijze te gebruiken: “Daarom, wie op onwaardige wijze dit brood eet of de drinkbeker van de Here drinkt, is schuldig aan het lichaam en bloed van de Here. Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zo eten van het brood en drinken uit de drinkbeker. Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het lichaam van de Here niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u veel zwakken en zieken, en velen zijn ontslapen” (1 Kor. 11:27-30). De onwaardigheid bestond volgens het verband van de tekst uit het tenietdoen van de gemeenschap bij het Avondmaal door zich verkeerd te gedragen. Daardoor ging het karakter ‘maaltijd van de Heer’ verloren en werd alles gereduceerd tot een egoïstische gemeenschapsmaaltijd zonder Hem. Het Avondmaal was immers tegelijkertijd ook een liefdemaaltijd. Wie niet meer met het eten kon wachten en zo de gemeenschap stoorde, moest maar liever van tevoren thuis iets eten in plaats van anderen te benadelen. Hier ging het dus om zelfdiscipline respectievelijk het oordelen van zichzelf: “Laat ieder mens zichzelf beproeven (...) Want als wij onszelf zouden beoordelen…” Wie zichzelf onderzoekt, oordeelt zichzelf. Om welke reden neem ik aan het maal deel? Alleen
maar om zoveel mogelijk te krijgen? Om me eens lekker vol te kunnen stouwen? Of denkend aan de Gemeente, aan de eenheid en vooral aan wat Jezus heeft gedaan? Wie op onwaardige wijze het maal gebruikte, zo luidde de waarschuwing, zou schuldig worden aan het lichaam en het bloed van de Heer, omdat hij het offer van Jezus onteerde en het lichaam van de Heer niet meer onderscheidde van een heel gewoon feest. En daardoor zou het lichaam van Christus zich als Gemeente niet meer van de wereld onderscheiden. “Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood” (1 Kor. 10:17). Daarbij bestond het gevaar dat men geoordeeld werd (vs. 30-31). Het gastmaal en Avondmaal moesten de eenheid van de gelovigen tot uiting brengen, maar de Korinthiërs veroorzaakten er onenigheid mee door elkaar te benadelen. Mogelijk heeft de Kerk daarom ergens in de loop der eeuwen van het gastmaal afgezien en het geheel tot slechts het Avondmaal teruggebracht zoals wij het nu kennen. Oorspronkelijk deed men het anders. Samengevat is het Avondmaal een liefdemaaltijd, een gemeenschapsmaal van het lichaam van Christus ter nagedachtenis aan Zijn dood en Zijn opstanding, totdat Hij komt. Daarom is het ook een maaltijd van een vreugdevol gedenken. Men geeft uitdrukking aan de vreugde van het behoren tot Zijn lichaam en Zijn koninkrijk. Maar het dient wel onder alle omstandigheden op waardige wijze gehouden te worden. Tegenwoordig zijn we niet meer gewend om de gastmaaltijd en het avondmaal met elkaar tegelijk te gebruiken; en dus kan er ook niemand meer voordringen en bovenmatig veel eten en drinken. En toch: ook bij ons kunnen onenigheid en liefdeloosheid, sterke bevoordeling en hebzucht voorkomen. Als dat het geval is, of als er andere zonden in de weg staan, gebruiken we het Avondmaal op onwaardige wijze. Alles wat de gemeenschap met de Heer en de broeders en zusters vertroebelt dient absoluut uit de weg geruimd te worden en onder de vergeving door het kostbare bloed van Jezus Christus gebracht te worden. NORBERT LIETH Middernachtsroep
April 2013
Een verwaarloosd vers en het tijdstip van het Koninkrijk
“Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen. Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is.”
«Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is» (Luk. 21:31).
L
ukas 21:31 is een vers over het Koninkrijk van God dat vaak over het hoofd wordt gezien. Het vers wordt maar zelden uitvoerig behandeld, maar naar mijn mening heeft het belangrijke implicaties voor ons verstaan van het tijdstip van het koninkrijk van God. Jezus Christus vertelt ons hier namelijk dat er eerst bepaalde dingen moeten gebeuren voordat het Koninkrijk komt. Kortom, Lukas 21:31 leert ons dat het Koninkrijk van God pas na de gebeurtenissen van de komende Grote Verdrukking komt. In Lukas 21 spreekt Jezus Christus over Zijn wederkomst en over de gebeurtenissen in verband met de verwoesting van de tempel. In de verzen 8-11 profeteert Hij dat er valse christussen, oorlogen, aardbevingen, besmettelijke ziekten en kosmische tekenen zullen zijn. Ik ben van mening dat deze gebeurtenissen in verband staan met de komende zeven jaar durende Verdrukking. Wat Lukas hier schildert vindt zijn parallellen in Mattheüs 24:4-8 en Openbaring 6, die naar mijn mening ook betrekking hebben op de komende tijd van verdrukking. Vanaf vers 12 bespreekt de Heer Jezus dan gebeurtenissen die zullen plaatsvinden vóór de dingen die in der verzen 9-11 zullen gebeuren. Hij zegt: “Maar vóór dit alles...”, en dan behandelt Hij de vervolging (vs. 12-19) en de verwoesting van Jeruzalem (vs. 20-23). (Ik denk dat hier de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70 wordt bedoeld.) Dat betekent dat de dingen die Jezus in de verzen 12-23 verklaart, voor de gebeurtenissen van de verzen 8-11 plaatsvinden. Ik geloof dat de in vers 24 genoemde “tijden van de heidenen” met de verwoesting van de tempel in het jaar Middernachtsroep April 2013
70 zijn begonnen en een heerschappij van de volken over Jeruzalem inhouden totdat Jezus Christus terugkomt en Jeruzalem herstelt. Lukas 21:24 voert ons dus de huidige tijd naar de Verdrukking, die dan in de verzen 25 en verder wordt behandeld. In de verzen 25-27 bespreekt Jezus Christus de gebeurtenissen van de komende Verdrukking weer. Deze periode omvat kosmische tekenen, angstaanjagende golven en de wederkomst van de Zoon des mensen op de wolken met grote kracht en heerlijkheid. In de verzen 29-30 geeft Jezus de gelijkenis van de vijgenboom: “En Hij sprak tot hen een gelijkenis: Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen. Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is.” Jezus maakt hier duidelijk: Als je bepaalde dingen ziet, is dat een duidelijke aanwijzing dat er spoedig iets bepaalds gebeurt. In dit geval is het een vijgenboom die uitloopt, een duidelijk zichtbaar bewijs dat de zomer nadert. En dan koppelt de Heer Jezus dit principe (het ene zien betekent dat iets anders in aantocht is) aan de verschijning van het Koninkrijk: “Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is” (Luk. 21:31). “Deze dingen zien geschieden” heeft betrekking op de gebeurtenissen van de eindtijd, die Hij vlak daarvoor had uitgelegd. Van belang is hier dat Jezus Christus de komst van het Koninkrijk van God met gebeurtenissen in de toekomst verbindt. Als je de kosmische tekenen, het bruisen van de zeeën en andere gebeurtenissen van deze tijd ziet, kun je weten dat het Koninkrijk van God dichtbij is. Maar
zolang deze gebeurtenissen niet hebben plaatsgevonden, is het Koninkrijk nog niet dichtbij. Lukas 21:31 zegt dus het volgende: het Koninkrijk van God is toekomstig en is pas dichtbij na de gebeurtenissen van de tijd van de Verdrukking. Dit heeft belangrijke implicaties. Terwijl veel mensen vol overtuiging beweren dat het Koninkrijk al gekomen is en tijdens Zijn aardse dienst van kracht is geworden, schijnt Jezus dit Zelf niet te leren. Aan het einde van Zijn aardse dienst, als Hij de gebeurtenissen bespreekt die na Zijn kruisiging, opstanding en hemelvaart plaats zullen vinden, legt Jezus Christus de komst van het Koninkrijk in de toekomst. Als de Heer Jezus het Koninkrijk als reeds aanwezig had beschouwd, waarom zou Hij dan zo’n op de toekomst betrokken uitspraak hebben gedaan? Is het mogelijk dat hetgeen waarop Jezus doelt een voleinding is van het Koninkrijk dat al is ingevoerd? Misschien. Maar Jezus zegt niet dat de toekomstige gebeurtenissen tot een ‘voleinding’ van een ‘al bestaand’Koninkrijk zullen leiden. Hij schijnt te zeggen dat het koninkrijk na deze toekomstige gebeurtenissen komt. Volgens mij is het beter om het Koninkrijk te zien als iets wat in de toekomst, na de tijd van de Verdrukking komt. Dat is wat Lukas 21:31 leert. MICHAEL VLACH
Eerst verschenen op theologicalstudies.org, «Luke 21:31: What an Often-Overlooked Verse Has to Say about the Timing of the Kingdom» 17
IN PERSPECTIEF
VERVANGINGSTHEOLOGIE
Heeft de Messias de landbeloften vervuld? Toen Jezus Christus kwam om voor de zonden van de wereld te sterven, vervulde Hij veel beloften. Er zijn theologen die beweren dat alle beloften voor Israël door Zijn verlossingswerk vervuld zijn. Is dat echt waar?
S
inds de tweede eeuw van onze jaartelling beweren veel christenen dat de Gemeente respectievelijk de Kerk voor altijd in de plaats van Israël is gekomen. Halverwege de tweede eeuw noemde Justinus de Martelaar in zijn beroemde Dialoog met de Jood Trypho de verlosten «het ware volk Israël» (135.3). Hij meende: «Ook jullie moeten toch inzien dat de nakomeling van Jakob, over wie het hier gaat, iets anders is, dat er geen sprake is, zoals men graag zou geloven, van (jullie) volk. Want het gaat niet aan dat de uit het zaad van Jakob stammenden de toegang overlaten aan de uit Jakob verwekten, of dat God, die het volk berispt omdat het de erfenis niet waard is, datzelfde volk anderzijds waardig acht en het de erfenis belooft» (135.5). Slechts één generatie na het sluiten van de Nieuwtestamentische canon kwam de verfoeilijke theologie dus al op die zegt dat Israël voor altijd door de Gemeente is vervangen. Overal in het Oude Testament, te beginnen in Genesis, belooft de Heer aan Abraham, Izak, Jakob en hun nakomelingen telkens opnieuw dat het land Israël het Joodse volk toebehoort (zie in Gen.: 12:1-3,7-9; 13:14-18; 15:1-18; 17:1-27; 22:15-19; 26:2-6,24-25; 27:28-29,38-40; 28:1-4,10-22; 31:3,11-13; 32:22-32; 35:915; 48:3-4,10-20; 49:1-28; 50:23-25). Deuteronomium verklaart minstens 25 keer dat het land een geschenk van God aan het volk Israël is (Deut. 1:20,25; 2:29; 3:20; 4:40; 5:16 enz.). Walter 18
Kaiser, een hoogleraar Oude Testament, merkt in Toward an Old Testament Theology op: “De auteur van Deuteronomium heeft de belofte dat Israël eens het door Hem beloofde land zou bezitten en erven, 96 keer herhaald” (pag. 124125). De Psalmen, Israëls handboek voor het loven en prijzen van God, leiden de aanbidder dikwijls tot dankzegging aan de Here voor Zijn verbondsbeloften en Zijn verbondstrouw. Zo verklaart de Here Zelf: “Want de Here heeft Sion verkozen, Hij heeft het begeerd tot Zijn woongebied. Dit is Mijn rustplaats tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want naar haar heb Ik verlangd” (Ps. 132:1314). De profeten van het Oude Testament geven telkens de ene na de andere belofte over het toekomstige herstel in het land (Jes. 11:1-9; 12:1-3; 27:12-13; 35:1-10; 43:1-8; 60:18-21; 66:20-22; Jer. 16,1416; 30:10-18; 31:31-37; 32:37-40; Ez. 11:17-21; 28:25-26; 34:11-16; 37:21-25; 39:25-29; Hos. 1:10-11; 3:4-5; Joel 3:1721; Am. 9:11-15; Mi. 4:4-7; Zef. 3:14-20; Zach. 8:4-8; 10:11-15). En ondanks deze veelheid aan duidelijke uitspraken in het Oude Testament zeggen in academische kerkelijke kringen toch veel mensen dat God Zijn volk in het Nieuwe Testament onterfd heeft. Een typisch voorbeeld van deze mentaliteit onder de academici van onze tijd is de Britse geleerde N.T. Wright, die in Jerusalem, Past and Present in the Purpose of God beweert dat de Oudtestamentische beloften niet letterlijk
opgevat mogen worden, omdat ze op de een of andere manier door de eerste komst van Jezus en door de vorming van het wereldwijde lichaam van Christus op niet-letterlijke wijze vervuld zouden zijn. Hij vindt dat de beloften, “zoals Paulus zegt”, volgens de “manier waarop je het Nieuwe Testament als geheel moet lezen” allemaal “in de Messias zijn vervuld (2 Kor. 1:20)”. Wright schrijft: “Dit is niet maar een gewone vergeestelijking. Veeleer zijn deze beloften, nu gezien vanuit het oogpunt van het kruis en de opstanding, enerzijds tot een punt ingeperkt en anderzijds uitgebreid om de gehele scheppingsorde mee in te sluiten” (pag. 73). Gary Burge, een hoogleraar aan het Wheaton College en de Amerikaanse echo van Wrights gezindheid in deze zaak, beweert na het citeren van Karl Barth: “Daarom plaatst het Nieuwe Testament alle verwachtingen die men ooit voor Sinaï en Sion, Bethel en Jeruzalem had, in Christus. (...) Dit verklaart ook waarom het Nieuwe Testament voor de Persoon van Christus het religieuze taalgebruik hanteert dat men vroeger voor het heilige land of de tempel gebruikte. Het is de nieuwe ruimtelijkheid, het nieuwe toneel waar God kan worden aangetroffen” (Jesus and the Land: The New Testament Challenge to ‘Holy Land’ Theology, pag. 129-130). Deze theologen construeren hier iets op basis van puur abstract denken, wat noch door het Oude, noch door Middernachtsroep
April 2013
EYE-OPENER Overal in het Oude Testament, te beginnen in Genesis, belooft de Heer aan Abraham, Izak, Jakob en hun nakomelingen telkens opnieuw dat het land Israël het Joodse volk toebehoort.
het Nieuwe Testament wordt gesteund. Wat Christus bij Zijn eerste komst volbracht heeft is de basis waarop Israël zijn materiële beloften zal erven, niet de basis voor het ontnemen van hun toekomstige zegeningen! De apostel Paulus antwoordt in Romeinen 11 op zulke hersenspinsels als hij eerst de retorische vraag stelt: “Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet! (...) God heeft Zijn volk, dat Hij van tevoren kende, niet verstoten” (Rom. 11:1-2). En hij benadrukt het met de herhaling: “Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet!” (Rom. 11:11). Deze theologen vertellen de mensen dingen die niet in de Bijbel zijn te vinden. Waar leert het Nieuwe Testament dat Israël onterfd is van het land? Waarom noemt het Nieuwe Testament dit niet eens? Omdat het nooit gebeurd is! Ze construeren zulke abstracte hersenspinsels alleen maar omdat een onterving van Israël van de landbeloften nergens in de Bijbel wordt geleerd. Als we nadenken over de nooit eerder voorgekomen wereldwijde verzameling en herleving van het volk Israël in een Joodse staat, dienen we ons veeleer af te vragen: “Waarom zou God het Joodse volk naar hun vaderland terugbrengen en het als natie herstellen als het toch geen toekomst in het land heeft?” God heeft Zijn volk niet verworpen – en Hij zal dat niet doen ook! Maranatha! THOMAS ICE
Eerst verschenen op pre-trib.org, «Does Jesus Fulfill Israel’s Land Promises?», ingekort uittreksel Middernachtsroep April 2013
Christenen die als Pilatus zijn ‘Niet helemaal’, zo kun je Pilatus’ houding tegenover Jezus omschrijven, en dat werd hem noodlottig. Niet helemaal voor Jezus! Moet men dat ook boven uw leven schrijven? Ach, wat een ellendige toestand! Zo’n instelling van je hart leidt echter onvermijdelijk tot compromissen, net als bij Pontius Pilatus. “Toen nam Pilatus dan Jezus en geselde Hem!” Wat wreed en afschuwelijk! Net zo afschuwelijk is het als u vasthoudt aan de wereld en de zonde, terwijl u toch de Zoon van God kent! Daarmee slaat u Hem in Zijn gezicht. – Bij Pilatus worden nu twee noodlottige feiten openbaar: 1. Zijn onwaarachtigheid. Hij weet welke beslissing hij dient te nemen en toch doet hij het niet. God haat alle onoprechtheid echter, Hij schenkt alleen de oprechten succes. U hebt Jezus als uw Heiland erkend, maar u weigert om tegenover de wereld de consequenties daarvan op u te nemen. U weet van Hem die u van de macht van de zonde wil verlossen, maar u houdt van de zonde. U vraagt in uw gebed: “Vergeef mijn zonden”, en u weet heel precies dat u die zonde morgen weer gaat doen. U bidt misschien wel: “Neem deze zonde van mij weg”, en aan de andere kant denkt u: “Ik vind het toch zo fijn”. U strekt uw ene hand naar Jezus uit en met de andere houdt u de wereld en de zonde vast… Geen wonder dat als Pilatus weer met Jezus wil praten, de Man van smarten blijft zwijgen. Zijn zwijgen is echter het meest diepgaande antwoord. Geen wonder dat God uw gebeden niet beantwoordt. De Heer zegt: “Ook wanneer u uw gebed vermeerdert, luister Ik niet” (Jes. 1:15). 2. Zijn krachteloosheid. Aan de ene kant ziet hij de bloedende Jezus, die hem zwijgend bevestigt: “U zegt dat Ik een Koning ben”. Aan de andere kant zijn daar de schreeuwende Joden: “Als u deze loslaat, bent u niet de vriend van de keizer!” De anders zo trotse Romein is machteloos geworden; hij hinkt op twee gedachten. Kijk eens, mijn vriend(in), dat u geen duidelijke beslissing hebt genomen komt duidelijk openbaar in uw leven, want u bent krachteloos. Aan de ene kant wilt u heilig en rein leven, maar aan de andere kant moet u weer zondigen. “Ach”, zegt u, “hoe vaak heb ik het niet al geprobeerd, hoe vaak heb ik me niet al
aan Jezus overgegeven! Maar telkens opnieuw ben ik in dezelfde zonde gevallen.” Waarom? Omdat uw overgave geen volledige was. “Ja kijk”, zegt u, “ik wil heus wel helemaal voor Jezus zijn, maar ik heb er geen kracht voor”. God verwacht helemaal geen kracht van u, integendeel: als u Jezus volgt, wordt u niet sterk, maar blijft u zwak. En toch is het mogelijk om een overwinningsleven te leiden. De overwinning van Jezus aan het kruis is een realiteit. Hij heeft aan het kruis geroepen: “Het is volbracht!” (Joh. 19:30). Achter uw volmondige Ja voor Jezus staat de volle overwinningskracht van Jezus Christus voor u klaar. Gelooft u dan niet in Zijn kracht en macht? Weet u dan niet dat deze Jezus, die aan het kruis hing en voor u stierf, de Schepper van alle dingen is? Weet u niet dat “de eeuwige God niet moe en niet afgemat wordt? (...) hij geeft de vermoeide kracht, en hij vermeerdert de sterkte van wie geen krachten heeft” (Jes. 40:28-29). Het draagt het gehele heelal. In Jesaja 9:5 lezen we: “De heerschappij rust op Zijn schouder”. En kijk nu eens in Lukas 15:45, daar ziet u Hem als de goede Herder. Hij is mens geworden en heeft het hier over 100 schapen die Hij heeft; en als Hij er een verliest, gaat Hij er achteraan in de woestijn, net zolang totdat Hij het gevonden heeft, en dan legt Hij het op Zijn schouders. Gelooft u dat deze sterke schouders het ooit kunnen begeven? O jazeker, Hij heeft het begeven onder een last die nog zwaarder was dan het gehele universum. Welke last dan? Johannes 1:29 geeft ons het antwoord: “Zie het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!” Daaronder heeft Hij het begeven. Toen riep Hij: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” (Mar. 15:34). Toen kwam het doodszweet op Zijn voorhoofd en stierf de Eeuwige. Maar zie, de dood kon Hem niet vasthouden. Hij is opgestaan en Hij leeft! Wilt u zich aan Hem toevertrouwen? Hij is nu dichtbij! Als u zich aan Hem overgeeft, komt alles goed! Dan zegt Hij ook tegen u: “Ja tot uw grijsheid toe zal Ik u dragen; Ik heb het gedaan en Ik zal u opnemen, Ik zal dragen en redden” (Jes. 46:4). WIM MALGO (1922-1992)
19
MIDDERNACHTSROEP
INTERVIEW
„We moeten onze liefde en hulp ook met daden laten zien” Een interview met Laszlo en Elisabeth Dalnoki-Nagy, het echtpaar dat het zendingswerk Middernachtsroep in Hongarije leidt. Hoe is het werk van Zendingswerk Middernachtsroep in Hongarije ontstaan? Elisabeth: Het is lastig om dat in een paar zinnen te schilderen. Het is een geschiedenis van 23 jaar. Eigenlijk is alles, om het zo maar te zeggen, ‘van boven’ georganiseerd. Er kwamen een paar lieve broeders naar Hongarije, Conno Malgo, Norbert Lieth en nog wat anderen, en deelden daar boeken uit. En een van die boeken heeft ons bereikt. Zoi s het allemaal begonnen. Laszlo: Kennissen van ons kregen op straat een boek van Conno Malgo. Dat hebben ze later aan ons doorgegeven. Welk boek was dat? Elisabeth: Het was een boek dat heel slecht in het Hongaars was vertaald: Wat zegt de Bijbel over het einde van de wereld? En dat boek is voor jullie de aanleiding tot het werk in Hongarije geworden? Elisabeth: Ja, we woonden destijds in München. We hebben het Zendingswerk opgezocht en tijdens een Paasconferentie (in Dübendorf, Zwitserland) heb ik de Heer Jezus in mijn leven aangenomen. Een paar jaar later kwam ook mijn man Laszlo tot bekering. Het werk is echter meteen begonnen toen ik de broeders ontmoette, alleen waren we op dat moment nog niet bekeerd. Aanvankelijk heb ik uit medelijden toegezegd, omdat ik had 20
gezien dat de broeders door de vriendenkring van de Middernachtsroep in Hongarije niet zo goed verzorgd werden. We zijn toen gaan meehelpen en zijn gebleven. Drie of vier jaar later zijn we naar Hongarije verhuisd en sindsdien zijn mijn man Laszlo en ik fulltime in dit werk bezig. Laszlo: Ja, we vonden het boek heel interessant, maar het was geen goede vertaling. Elisabeth zei dat ik het Zendingswerk maar eens moest bellen en hen dat vertellen. Dat heb ik gedaan en ik kreeg Conno Malgo aan de lijn. Hij nodigde ons uit om eens naar het Zendingswerk te komen, dat toen nog in Pfäffikon was. Dat deden we en we hebben besproken of wij het vertaalwerk zouden overnemen of niet. Wim Malgo nodigde ons toen uit voor de Paasconferentie. Toen hij daar aan het einde van zijn toespraak de oproep tot bekering deed, stond mijn vrouw meteen op. Ik dacht nog: “Wat moet dat nou weer?” Wim Malgo gaf ons toen de opdracht voor het lectuurwerk van de Middernachtsroep in Hongarije. Ik ben langzaam naar het geloof toegegroeid en ben later tot bekering gekomen. Waar ligt tegenwoordig het zwaartepunt van het werk van de Middernachtsroep in Hongarije? Elisabeth: Het is altijd actueel geweest, maar tegenwoordig meer dan ooit: het werk met het profetisch Woord. De bijbelse profetie is hier in Hongarije bijna onbekend. Wij zijn de enigen die over profetie spreken. En het andere hete hangijzer hier is Israël. Het is moeilijk om de feiten
over Israël door te geven, de mensen te informeren en voor te lichten over de rol van Israël in de Bijbel en in de realiteit. De mensen een helder beeld geven over het jodendom en het antisemitisme is niet eenvoudig. Welke doelstellingen en gebedspunten heeft het Zendingswerk in Hongarije? Laszlo: De huidige economische problemen in heel Europa zijn in Hongarije nog groter. Daarom is juist het voortbestaan van Zendingswerk Middernachtsroep in Hongarije een belangrijk gebedspunt. Omdat de mensen heel arm zijn geworden, is het heel erg moeilijk voor hen om de tijdschriften te bestellen en te betalen. Daarom is natuurlijk ook de boekenverkoop teruggelopen. Vandaar dat het een belangrijk gebedspunt is dat we het werk van de Middernachtsroep mogen en kunnen voortzetten. Elisabeth: Ik wil er nog van zeggen dat het Woord ook met daden verbreid dient te worden. We verbreiden Gods Woord wel, maar daar heb je ook daden bij nodig. Juist hier in Hongarije kun je die twee dingen niet van elkaar scheiden. Betekent dat verbreiding van het Woord gekoppeld aan sociaal werk? Elisabeth: Ja. We moeten onze liefde en hulp ook met daden laten zien. Hoe ziet jullie sociale werk er uit? Wat betekent dat ‘woord en daad’? Elisabeth: Volgens officiële regeringsstatistieken heeft Hongarije 9,7 miljoen inwoners, van wie er ruim 3,8 miljoen een minimuminkomen hebben, een minimumlevensstandaard dus. Er leven 1,3 miljoen mensen Middernachtsroep
April 2013
Het begon met een boek dat heel slecht in het Hongaars was vertaald: Wat zegt de Bijbel over het einde van de wereld? onder de armoedegrens en we hebben 400.000 kinderen die honger lijden. Een zwaartepunt van ons ‘woord en daad’ werk is dat we elke dag op een bepaalde plek eten voor kinderen klaarmaken en de kosten daarvan op ons nemen. En in die context mogen we ook het Woord brengen. Er is niet alleen eten, we houden er ook samenkomsten. De maaltijden gaan altijd vergezeld van een korte geschiedenis uit de Bijbel. In het zendingswerk in Hongarije zijn Woord en daad dus met elkaar verbonden? Elisabeth: Wat we ook doen, het wordt altijd samen met het Woord gedaan. Laszlo: Ja, we doen er altijd traktaten, tijdschriften en allerlei geschriften over het Evangelie bij.
Julie noemden daar net dat het thema Israël een heet hangijzer is. Hoe staat het met het antisemitisme in Hongarije? Laszlo: Dat is momenteel een groot probleem. Omdat de rechtsradicalen met ongeveer 15% van de stemmen in het parlement zijn gekomen, komen ze daar natuurlijk ook aan het woord. Ze zijn sterk in opkomst en jammer genoeg gaat een deel van het volk daarin mee. Hun opvattingen zijn bij economische moeilijkheden een goede voedingsbodem voor het antisemitisme. Men zoekt meteen een vijandbeeld en bouwt dat uit. En dat zijn natuurlijk de zigeuners, de Joden, de buitenlanders en de verschillende minderheden. Je kunt wel proberen het te bestrijden, maar dat heeft alleen zin als ook de levensstandaard stijgt. Het is heel moeilijk om een Hongaar
een Bijbel te geven. Het kan wel, maar de vraag is hoe hij daarop zal reageren. Daarom proberen we naast het doorgeven van Gods Woord ook hulp te bieden in de vorm van kleding, levensmiddelen of iets dergelijks. Hoe kunnen onze lezers het werk in Hongarije steunen? Elisabeth: Een gelovige zuster in Zwitserland zei tegen me in verband met steun aan het zendingswerk onder de Arabieren: “Bid alsjeblieft voor de Arabieren!” Zo is het ook bij ons: Bid alstublieft voor Hongarije en ons werk daar. Natuurlijk doen praktische en financiële hulp ons ook erg goed, ook dat draagt ons werk, maar het belangrijkste is toch wel het gebed! Hartelijk dank voor het gesprek.
raden of dat God hem dat zelfs op het hart had gelegd. Het is juist andersom: er staat dat de duivel het Judas in zijn hart gaf (Joh. 13:2), en ook dat satan in hem voer (Joh. 13:27). Dat gebeurde omdat Judas zichzelf niet aan de Heer had overgegeven. Dat blijkt wel uit andere gegevens; hij was bijvoorbeeld een dief en een huichelaar (Joh. 12:6). Johannes 19:11 verklaart dat Judas volkomen zelfstandig tot deze stap had besloten; anders had zijn zonde niet groter kunnen zijn. “Jezus antwoordde: U [Pilatus] zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was; daarom heeft hij die Mij aan u overgeleverd heeft, een grotere zonde dan u!” Niemand is voorbestemd tot schuld, maar ieder mens hoopt wel zelf schuld op en is ervoor verantwoordelijk. Pilatus kon Jezus slechts veroordelen omdat de Vader het toestond, anders was het nooit mogelijk geweest. Maar omdat nu het tijdstip voor Jezus was gekomen om voor ons de zonden op zich te nemen,
stond God het toe. Als Judas, die Jezus had overgeleverd, een grotere schuld had dan Pilatus, dan was dat niet omdat hij van Godswege zo moest handelen, maar omdat hij zelf zo wilde handelen en omdat het vanuit zijn hart kwam, dat inmiddels door satan was bezet. Sommigen betrekken dit gedeelte ook op de hogepriester Kajafas, die Jezus aan Pilatus uitleverde. Dat is ook mogelijk, maar het maakt geen wezenlijk verschil, want beiden leverden de Heer over. Zowel Judas als Kajafas waren Joden, zij kenden de Schriften en leverden de Heer desalniettemin over. Samengevat: er zijn geen verzen die duidelijk zeggen dat God Judas had voorbestemd om Jezus te verraden. Maar enkele Bijbelverzen maken wel duidelijk dat het verraad uit Judas‘ eigen hart kwam dan wel dat hij door satan was beïnvloed en niet door God. Omdat God van tevoren alles weet kon Hij het van tevoren profeteren en in Zijn heilsplan opnemen zonder het voorbestemd te hebben.
INTERVIEW: JONATHAN MALGO EN NORBERT LIETH
BRIEVEN VAN LEZERS
Was Judas voorbestemd om Jezus te verraden? Vorige week hebben we op de Bijbelstudie hoofdstuk 13 van het Evangelie van Johannes behandeld. Dat is het gedeelte waar het over Judas gaat, van wie Jezus zegt dat hij niet rein is. Vers 18: “Maar de Schrift moet vervuld worden: Wie Mijn brood eet. Heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven”. Er ontstond een hele discussie over de vraag of Judas voorbestemd was om Jezus te verraden. Of had hij de keus om ook anders te handelen?
D
e uitspraak over Judas: “Maar de Schrift moet vervuld worden”, zegt niet dat Judas was voorbestemd om Jezus te verraden, maar wel dat God het al van tevoren wist. Daarom kon Hij het profeteren en is ook in vervulling gegaan wat God al wist. Er is geen enkel vers dat zegt dat God Judas had voorbestemd om Jezus te ver-
Middernachtsroep April 2013
NORBERT LIETH
21
VOORUITBLIK/ COLOFON
INTERVIEW
Het volgende nummer verschijnt op 14.05.2013 met o.a. het thema*:
“Vreemder dan fictie” *Wijzigingen voorbehouden Zendingswerk en uitgeverij Middernachtsroep www.middernachtsroep.nl STICHTER: Wim Malgo (1922-1992) BESTUUR: Nederland: Conno Malgo, Norbert Lieth, Jonathan Malgo, Henk Blok NEDERLAND: Middernachtsroep, Postbus 193, 3940 AD Doorn, tel.: 0343 477288, fax: 0343 477447, E-mail:
[email protected] k.v.k. nr. 41166018 BTW nr. NL 0028 18 668 B01
Rolf Höneisen, hoofdredacteur van idea Spektrum Zwitserland, oudste in de ETG Buchwiesen Erlen TG
ZWITSERLAND: Mitternachtsruf, Ringwiesenstrasse 12a, CH-8600 Dübendorf, tel.: 0041 44 952 14 14, www. mitternachtsruf.ch ORGAAN: De «Middernachtsroep» verschijnt maandelijks en wordt bovendien in het Duits, Engels, Frans, Hongaars Italiaans, Portugees, Roemeens, Spaans en Tsjechisch uitgegeven. REDACTIE: (Adres Zwitserland) E-mail:
[email protected] LAYOUT: (Adres Zwitserland) E-mail: layout@ mnr.ch ZIELZORGERLIJKE VRAGEN: (Adres Nederland) HOTEL BETH-SHALOM: P.O.Box 6208, HaifaCarmel 31061, Israel, tel: (00972) 04 8373 480 fax: (00972) 04 8372 443, e-mail:
[email protected], Leiding: Fredi en Beate Winkler BETALINGEN: giro 409200 t.n.v. Middernachtsroep Doorn, voor België: INGbank 363-0507942-90 (in Brussel) t.n.v. Middernachtsroep Doorn DRUK: De Groot Drukkerij, Goudriaan ABONNEMENTSPRIJS JAARLIJKS: Nederland en België: Geen abonnementsprijs meer maar een vrije gift, Europa en Middellandse Zeelanden EUR 26,40 Buiten Europa en Suriname EUR 32,40. ADRESSEN VOOR DIVERSE TAKKEN: www.mitternachtsruf.ch/weltweit TESTAMENTAIRE BESCHIKKINGEN: (via een notaris) «Ik legateer vrij van rechten en kosten aan de Stichting: Zendingswerk Middernachtsroep statutair gevestigd te LEIDEN en geregistreerd onder nummer .41166018. bij de Kamer van Koophandel Rijnland, een bedrag van EUR …»
INITIALEN VAN DE AUTEURS IN DIT NUMMER nol = Norbert Lieth
22
Hoe bent u tot geloof in Jezus Christus gekomen?
Dat was tijdens een rondleiding door de Oude Stad van Jeruzalem. Toen we nadachten over het proces tegen Jezus, werd het me duidelijk dat de Heer zich uit liefde voor mij had laten veroordelen en doden. Ik was helemaal overweldigd, huilde en verbond mijn leven met Zijn leven.
Wat zijn uw drie lievelingsboeken, afgezien van de Bijbel?
“Deze belofte helpt me om de dingen juist te zien”
De onbekende Jezus van Philipp Yancey, Das tat Gott van William MacDonald, Weltbewegend van John Piper.
Welk Bijbelboek leest u het liefst en waarom?
De Bijbel is een eenheid. Overigens lees ik het boek Exodus bijzonder graag. Daar spreekt God met Mozes als een man met zijn vriend.
Voor welke historische persoon van het christendom hebt u de meeste waardering en waarom?
Er zijn veel persoonlijkheden, wier levend een vormend en inspirerende invloed heeft gehad. Ik denk spontaan aan John Paton, die in de 19de eeuw onder uiterst moeilijke omstandigheden de harten van kannibalen in de Zuidzee met het Evangelie wist te bereiken.
Waar denkt u aan als u de belofte van Jezus hoort: “Ja, Ik kom spoedig”?
Deze belofte helpt me om de dingen juist te zien. Het wezenlijke komt dan naar voren. Identiteit en opdracht worden duidelijk. Er komt blijdschap op.
Waaraan denkt u bij het begrip Apocalyps?
Aan het Koninkrijk van God dat aanbreekt. Aan de mensen die ver van God af staan en aan de manier waarop ik kan meehelpen om het Evangelie van Jezus Christus overal te laten verkondigen.
Als u iets in de wereld zou kunnen veranderen, wat zou u dan doen?
Dan zou ik alle systemen en harten zo omvormen dat elk mens de blijde boodschap van Jezus Christus op niet mis te verstane wijze kon horen. Middernachtsroep
April 2013
John Ankerberg & John Weldon
Feiten over occultisme (579)
Feiten over rockmuziek (597)
21 Feiten over: • • • • • • • • • • •
New Age (576) holistische en alternatieve geneeswijzen (577) psychologie, zelfverwerkelijking en zelfhulp (578) occultisme (579) het leven na de dood (580) bijna-dood ervaringen (581) helderziendheid (582) astrologie (583) valse leringen in de gemeente van Christus (584) het welvaartsevangelie (585) geleidegeesten (586)
4,00 per stuk • • • • • • • • • •
engelen (587) homoseksualiteit (588) vrijmetselarij (590) de Jehova’s getuigen (592) de mormonen (593) het rooms-katholicisme (594) schepping en evolutie (595) Halloween (596) rockmuziek (597) UFO’s (598)
a c t
ie
€ 15,00
Nu € 5,00 Bestelnr. 197100 · Boek · gebonden · 280 pagina‘s ISBN: 978-90-6603-131-9
€ 8,00 Bestelnr. 197162 · Boek · gebonden · 160 pagina‘s ISBN: 978-90-6603-137-1
Nu € 1,50 Bestelnr. 542 · Boek · paperback · 208 pagina‘s ISBN: 978-90-6603-066-4