Methodebeschrijving JOLO – JOngeren Lossen het Op Databank Effectieve sociale interventies
Deze methodebeschrijving is gemaakt door: Annette van den Bosch MOVISIE
[email protected] 030789 20 48 Annette van den Bosch is senior adviseur en projectleider bij het team Effectiviteit en Vakmanschap van MOVISIE. Januari 2013 Voor meer methodebeschrijvingen en eventuele vragen en/of reacties kun je terecht bij: www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies. Deze methodebeschrijving is mede mogelijk gemaakt door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het werkblad dat gebruikt is voor het maken van deze methodebeschrijving, is deels gebaseerd op het Werkblad beschrijving interventie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het RIVM.
2 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
Inhoudsopgave Inleiding: leeswijzer
04
Samenvatting
06
1.
Beschrijving methode 1.1 Probleemomschrijving 1.2 Doel van de methode 1.3 Doelgroep van de methode 1.4 Indicaties en contra-indicaties 1.5 Aanpak 1.6 Materiaal 1.7 Uitvoerende organisaties 1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder 1.9 Overige randvoorwaarden 1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies 1.11 Contactgegevens ontwikkelaar
09 09 09 10 11 11 14 15 15 16 17 18
2.
Onderbouwing 2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode 2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
19 19 19
3.
Onderzoek naar praktijkervaringen 3.1 Praktijkervaringen van de uitvoerder 3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger 3.3 Praktijkvoorbeeld
21 21 23 24
4.
Effectonderzoek 4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit 4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit
26 26 26
5.
Conclusies 5.1 Samenvatting werkzame elementen 5.2 Samenvatting effectonderzoek
27 27 27
6
Verantwoording 6.1 Zoeken en selecteren van literatuur 6.2 Literatuur
28 28 29
Bijlage 1: Toelichting effectonderzoek Bijlage 2: Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken Bijlage 3: Methodologische kenmerken en resultaten effectonderzoeken
30 32 33
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 3
Inleiding: leeswijzer Professionals en burgers worden in de sociale sector geconfronteerd met een wirwar aan informatie waar ze een weg in moeten vinden. Die informatie is vaak versnipperd en daardoor weinig toegankelijk. In de Databank Effectieve sociale Interventies brengen wij methoden waarmee in de sociale sector gewerkt wordt, bij elkaar. De methodebeschrijvingen geven een zo volledig mogelijk beeld van alle beschikbare informatie over een methode. Als hulpverlener, actief burger of vrijwilliger kunt u hiermee vaststellen of de methode geschikt is voor de situatie waarin u of uw organisatie iets wil doen. Als gemeente kunt u zich op de hoogte stellen van de methoden die er zijn en wat er bekend is over de effectiviteit. Op basis daarvan kunt u met organisaties in uw gemeente in gesprek gaan over de inzet van deze methoden. Indien u besluit om met de methode aan de slag te gaan, verwijzen we u naar de ontwikkelaar voor het handboek en eventuele andere beschikbare materialen. De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen. Onderdeel 1 van dit document beschrijft de methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. Onderdeel 2 laat de onderbouwing van de methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar heeft gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. Onderdeel 3 geeft zicht op de praktijkervaringen van de uitvoerder en de cliënt/burger met de methode. Onderdeel 4 geeft inzicht in wat er wetenschappelijk bekend is over de effectiviteit van de methode. De methodebeschrijving is in nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van de methode tot stand gekomen. Zo levert de ontwikkelaar informatie aan en geeft deze feedback op het concept en toestemming voor publicatie. Soms schrijft de ontwikkelaar zelf de methodebeschrijving, dan biedt MOVISIE begeleiding en geeft zij feedback. De methode wordt uitgebreid in kaart gebracht. Dit kan de ontwikkelaar op zijn beurt een impuls geven voor verdere ontwikkeling van de methode. Een methode staat dus niet stil, de methodebeschrijvingen zullen dan ook regelmatig worden herzien. De methodebeschrijving is gebaseerd op een systematische zoektocht naar informatie. Bij die zoektocht werken de medewerker die de methodebeschrijving maakt en een informatiespecialist van de afdeling kennisstromen van MOVISIE intensief samen. Bij het zoeken van informatie over methoden zijn doorgaans de volgende zoekstrategieën toegepast: het inwinnen van informatie bij de ontwikkelaar, uitvoerende instanties en/of eventuele onderzoekers van de methode, het doorzoeken van Nederlandse en/of internationale databanken, het checken van referenties van reeds gevonden informatiemateriaal en een internet deskresearch. De verantwoording van de toegepaste zoekstrategieën is in beknopte zin terug te vinden in onderdeel 6.1. De zoekgeschiedenis is in uitgebreidere vorm vastgelegd in een hiertoe ontwikkelde flowchart, die is opgenomen in het archief van MOVISIE. Het relevante gevonden materiaal is terug te vinden in het literatuuroverzicht in onderdeel 6.2. Bij het effectonderzoek (onderdeel 4) wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit. Een toelichting op dit onderscheid vindt u in bijlage 1. Om de tekst in de methodebeschrijving zelf laagdrempelig te houden, worden de belangrijkste onderzoekskenmerken en resultaten zoveel mogelijk in woorden beschreven. De achterliggende cijfers vindt u in bijlage 3 en verder.
4 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
Wij wensen u veel inspiratie bij het lezen van deze methodebeschrijving. Wij hopen dat u zich hiermee een goed beeld kunt vormen van wat deze methode u te bieden heeft.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 5
Samenvatting
1. Beschrijving methode Doel Herstel van communicatie en het duurzaam oplossen van conflicten in de openbare ruimte tussen jongeren onderling en jongeren en buurtbewoners. Bijdragen aan de ontwikkeling van jongeren, stimuleren van empowerment van jongeren JOLO beoogt een bijdrage te leveren aan verbetering van het woonklimaat, de sociale samenhang, de sfeer en de leefbaarheid in wijken en buurten. Doelgroep Doelgroep van de methode zijn bewoners − jongeren en volwassenen −, winkeliers, horecaeigenaren, et cetera − die meningsverschillen hebben over het gebruik van en het gedrag in openbare ruimtes of die betrokken zijn bij overlastsituaties. Intermediaire doelgroep De jongerenbuurtbemiddelaars vormen de intermediaire doelgroep. Jongeren die geschikt zijn als jongerenbuurtbemiddelaar zijn tussen de 12 en 20 jaar oud en wonen in de betreffende buurt of zitten daar op school. Aanpak De inzet van jongeren bij het zoeken naar oplossingen voor problemen staat bij JOLO centraal. JOLO werkt vanuit de empowerment-gedachte: voor jongeren door jongeren. Jongeren worden getraind in vaardigheden en methodieken die helpen bij het vinden van oplossingen voor problemen waarin alle betrokkenen zich kunnen vinden. Jongeren worden hierdoor aangesproken op hun kwaliteit (namelijk in het zoeken naar oplossingen) en niet op hun gedrag. Volwassenen en andere jongeren zien dat jongeren in staat zijn om zich neutraal op te stellen en dat zij bereid en in staat zijn om een bijdrage aan de oplossing van het conflict te leveren. Het bemiddelingsproces bestaat uit zes stappen: de aanmelding en intake, het gesprek met de aanmelder, het uitnodigen van de ‘tegenpartij’, het gesprek met de ‘tegenpartij’, een bemiddelingsgesprek en de nazorg. De projectleider speelt een belangrijke rol in het traject: hij of zij zorgt voor de continuïteit in het bemiddelen. Materiaal Handboek Jongerenbuurtbemiddeling, geschreven door Fica Djohani en in 2007 uitgegeven door CoCon in Delft. Het handboek omvat vier onderdelen: (1) het voortraject, (2) de praktijk, (3) de methode en (4) scholing. Alle stappen in het opzetten en uitvoeren van een jongerenbuurtbemiddelingsproject worden beschreven en aangevuld met tips en checklists. Het handboek maakt deel uit van de JOLO Startkit. Deze kost € 500 en kan besteld worden bij CoCon. CoCon verzorgt ook een JOLO basistraining.
6 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
Uitvoerende organisaties Lokale welzijnsorganisaties kunnen, in samenwerking met CoCon, met JOLO aan de slag. Ontwikkelaar CoCon, Coloured Consultancy Van der Takstraat 102 A 3071 LM Rotterdam 010 481 58 36
[email protected] www.colouredconsultancy.nl
[email protected] www.jongerenbuurtbemiddeling.nl Contactpersoon Fica Djohani 010 481 58 36
[email protected]
2. Onderbouwing Uit onderzoek naar buurtbemiddeling (Fiers & Jansen, 2004) blijkt het belang dat bemiddelaars zoveel mogelijk een afspiegeling zijn van de samenstelling van de buurt. JOLO stelt dit principe centraal: omdat jongeren vaak betrokken zijn bij de conflicten, worden zij ook als bemiddelaars ingezet. Hetzelfde onderzoek laat ook zien dat buurtbemiddeling de vaardigheden versterkt van zowel bemiddelaars als bemiddelden. Dit sterkt JOLO in het doel bij te dragen aan empowerment van jongeren. Uit onderzoek naar overlastproblemen van jongeren (RMO, 2008) blijkt hoe belangrijk de interactie van jongeren met de omgeving is. JOLO zet in op het versterken van deze interactie.
3. Onderzoek naar praktijkervaringen Er zijn drie publicaties waarin de praktijkervaringen met JOLO worden beschreven (CoCon, 2011; Korthals Altes & Wijland, 2011; Van Rooijen, 2010). De ervaringen worden veelal verwoord in termen van de resultaten van de interventie. Het terugdringen van overlast: door het doorverwijzen van zaken naar jongerenbuurtbemiddeling hebben medewerkers van onder andere de politie meer tijd gekregen voor zwaardere problematiek en andere werkzaamheden. Empowerment: door JOLO hebben jongeren en volwassenen geleerd conflicten en problemen constructief en met oog voor een ander op te lossen; een aantal jongeren heeft via en dankzij JOLO een stageplaats, vervolgopleiding of werk gevonden; jongeren voelen zich door JOLO sterker en kunnen een voorbeeld zijn voor andere jongeren. Leefbaarheid: door training en inzet van de jongeren, door het oplossen van conflicten en
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 7
het bestrijden van (woon)overlast, door het probleemoplossend vermogen van bewoners aan te spreken en door onderling contact en wederzijds begrip neemt de leefbaarheid van een wijk toe. Het woongenot stijgt, de (perceptie van) veiligheid neemt toe en de sociale cohesie wordt gestimuleerd.
4. Effectonderzoek In het jaarverslag Feijenoord (CoCon, 2011) zijn de resultaten van JOLO in 2010 beschreven. Hieruit blijkt dat van de 48 binnengekomen meldingen er 13 (27%) zijn doorverwezen of terugverwezen naar de aanmelder. Van de in behandeling genomen meldingen zijn er zes nog in behandeling, en 29 afgehandeld. Van de afgehandelde zaken is 79% opgelost, waarvan 57% via de intake, 26% via gesprekken met de partijen apart en 17% via een partijengesprek.
5. Samenvatting werkzame elementen De methode kent de volgende werkzame elementen. Jongeren en volwassenen worden beiden betrokken bij het zoeken naar duurzame oplossingen voor problemen met het gedrag in en het gebruik van de openbare ruimte. Niet het probleem staat centraal, maar de relatie en communicatie tussen betrokkenen. Jongeren worden aangesproken op hun kwaliteiten en daardoor worden hun zelfbeeld en de beeldvorming over jongeren positief beïnvloed. De jongerenbemiddelaars fungeren als rolmodel voor andere jongeren. Empowerment: jongeren worden getraind en gecoacht in de voor conflictbemiddeling benodigde vaardigheden en doen daar ervaring mee op. Samenwerking van welzijn, politie, woningcorporaties en jongerenwerk.
8 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
1. Beschrijving methode
De beschrijving van de methode is gebaseerd op het volgende handboek: Handboek Jongerenbuurtbemiddeling, geschreven door Fica Djohani en in 2007 uitgegeven door CoCon in Delft. Als er voor specifieke onderdelen in de beschrijving aanvullende informatiebronnen van de ontwikkelaar zijn gebruikt, dan zijn verwijzingen opgenomen in de tekst.
1.1 Probleemomschrijving De onderwerpen leefbaarheid, sociale vernieuwing, veiligheid op straat, integratie, participatie, actief burgerschap en aanverwante thema's staan sinds medio jaren '90 hoog op de politieke agenda. Ontwikkelingen in de samenleving dragen ertoe bij dat er sneller en meer problemen tussen buren ontstaan. En ook dat die vaak niet gemakkelijk worden opgelost (www.colouredconsultancy.nl). Jongeren zijn vaak betrokken bij conflicten, maar worden zelden betrokken bij het zoeken naar een oplossing van het conflict. Door de constante negatieve stroom van publicaties in de media zijn veel bewoners angstig om in gesprek te gaan met jongeren. Ze zijn vooral bang voor represailles als zij in gesprek gaan met jongeren. De situatie zou dan eerder slechter dan beter worden, menen zij (JOLO jaarverslag 2010). De documentatie over de methode bevat geen verdere informatie over de oorzaken of de omvang van het probleem. Wij nemen bij het beschrijven van de omvang van het probleem de informatie uit het handboek van de methode als uitgangspunt. Wanneer u wilt beschikken over meer actuele of gedetailleerde informatie, verwijzen wij u naar www.cbs.nl of www.scp.nl.
1.2 Doel van de methode JOLO heeft de volgende hoofddoelen. Herstel van communicatie en het duurzaam oplossen van conflicten in de openbare ruimte tussen jongeren onderling en jongeren en buurtbewoners. Bijdragen aan de ontwikkeling van de jongeren, stimuleren van empowerment van jongeren.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 9
JOLO beoogt hiermee een bijdrage te leveren aan verbetering van het woonklimaat, de sociale samenhang, de sfeer en de leefbaarheid in wijken en buurten. Subdoelen De volgende subdoelen dragen bij aan het behalen van de hoofddoelen. Ad 1 en 2: Beide partijen (volwassenen en jongeren) zijn betrokken bij het zoeken naar een duurzame oplossing voor problemen met het gedrag in en het gebruik van openbare/ gemeenschappelijke plaatsen). Jongeren en volwassenen laten zien dat zij op een positieve en verstandige manier kunnen omgaan met conflicten. (Getrainde) jonge buurtbemiddelaars fungeren als rolmodel. Ad 2: Jongeren zijn opgeleid tot buurtbemiddelaars, hebben geleerd goed te luisteren en zich neutraal op te stellen in conflictueuze situaties). De bij het conflict betrokken jongeren worden uitgedaagd om gebruik te maken van hun potentie om bij te dragen aan de oplossing van dat conflict. Wederzijdse beeldvorming over jong en oud wordt positief beïnvloed, evenals het wederzijds vertrouwen. Dit schept een basis om gezamenlijk tot afspraken te komen over nieuw, positief gedrag jegens elkaar. Naam JOLO staat voor: JOngeren Lossen het Op. Deze naam hebben jongeren zelf aan het project gegeven.
1.3 Doelgroep van de methode Doelgroep Doelgroep van de methode zijn bewoners − jongeren en volwassenen − , winkeliers, horecaeigenaren, et cetera, die meningsverschillen hebben over het gebruik van en het gedrag in openbare ruimtes of die betrokken zijn bij overlastsituaties. Intermediaire doelgroep De jongerenbuurtbemiddelaars vormen de intermediaire doelgroep. Jongeren die geschikt zijn als jongerenbuurtbemiddelaar zijn tussen de 12 en 20 jaar oud en wonen in de betreffende buurt of zitten daar op school. Diversiteit In de teams waarin jongerenbuurtbemiddelaars werken, wordt gestreefd naar een afspiegeling van de bevolkingssamenstelling in het betreffende gebied. Er is dus sprake van een evenwichtige samenstelling op basis van onder andere sekse, etnische en culturele achtergrond, leeftijd, leefstijl en opleiding.
10 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
1.4 Indicaties en contra-indicaties JOLO is bijzonder geschikt voor conflicten die gaan over het gebruik van en het gedrag in de gedeelde openbare ruimten. Generatieverschillen en verschil in leefstijl liggen hieraan meestal ten grondslag. JOLO is ook geschikt als het overlast door hinderlijk tot overlast gevende jongeren betreft (volgens de BEKE-indeling). Het gaat dan het meestal om jongeren die al in beeld zijn bij één of meer instanties. De methode JOLO is ongeschikt als er sprake is van: geweld drugsoverlast psychische problematiek een geëscaleerd conflict.
1.5 Aanpak Uitgangspunten Uitgangspunt van JOLO is dat niet het probleem centraal staat, maar de relatie en communicatie tussen de betrokkenen. Het gaat om het herstellen of creëren van wederzijds begrip en respect om op deze wijze de verstandhouding tussen jong en oud duurzaam te verbeteren. JOLO werkt vanuit de empowerment-gedachte: voor jongeren door jongeren. Jongeren worden getraind in vaardigheden en methodieken die helpen bij het vinden van oplossingen voor problemen, waarin alle betrokkenen zich kunnen vinden. De inzet van jongeren bij het zoeken naar oplossingen voor problemen speelt hierin een cruciale rol. Jongeren worden hierdoor aangesproken op hun kwaliteit (namelijk in het zoeken naar oplossingen) en niet op hun gedrag. Volwassenen en andere jongeren zien dat jongeren in staat zijn om zich neutraal op te stellen en dat zij bereid en in staat zijn om een bijdrage aan de oplossing van het conflict te leveren. De aanpak van JOLO jongerenbuurtbemiddeling valt uiteen in twee delen: het opzetten van het project en de werkwijze van de methode JOLO zelf. We starten met de beschrijving van de werkwijze, gevolgd door de manier waarop het project opgezet wordt. Werkwijze JOLO Het traject van bemiddelen bestaat uit zes stappen en het bemiddelen zelf vindt plaats in drie fasen. De projectleider is de spil in het traject. Hij/zij organiseert het traject en ondersteunt de JOLO-ers.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 11
Stap 1: de aanmelding, intake en voorbereiding van de bemiddeling De aanmelding komt binnen op eigen initiatief van bewoners of jongeren of via doorverwijzing van de woningcorporatie, de politie of het netwerk, of vanuit buurtbemiddeling. De projectleider doet altijd de intake met de aanmelder (A) en checkt de zaak op geschiktheid voor JOLO. Tijdens de intake licht A de zaak kort toe en krijgt uitleg over de procedure. De projectleider zoekt geschikte jongerenbemiddelaars en maakt met hen een afspraak om de bemiddeling voor te bereiden. Stap 2: fase 1 – gesprek met A Twee of drie jongerenbemiddelaars en één of twee volwassen bemiddelaars gaan het gesprek aan met A. Ze leggen de bedoeling van het gesprek uit en laten A zijn/haar verhaal doen. De bemiddelaars proberen een zo volledig mogelijk beeld te krijgen door onderliggende wensen en behoeften, kwesties, pijnpunten boven tafel te krijgen. Aan het einde van het gesprek wordt met A besproken of hij/zij door wil gaan met de bemiddeling. Zo ja, dan worden de overlastgevende buurtbewoners/ jongeren uitgenodigd voor een gesprek. Stap 3: uitnodigen B Dit is één van de moeilijkste momenten in de bemiddeling. In de regel gaat het bij JOLO om een conflict met een groep jongeren van wie het adres meestal niet bekend is. De jongerenbemiddelaars moeten dus naar de locatie in kwestie om de jongeren te zoeken en hun vertrouwen te winnen. Dit kan enige tijd kosten. Stap 4: fase 2 – gesprek met B In dit gesprek kan de ‘tegenpartij’ (B) vertellen hoe hij/zij de situatie ervaart/ervaren en wat onderliggende kwesties, pijnpunten, wensen en behoeften zijn. De bemiddelaars proberen een zo volledig mogelijk beeld te krijgen en leggen uit hoe de procedure verder gaat. Stap 5: fase 3 – gesprek met A en B A en B vertellen aan elkaar hoe zij de situatie ervaren en wisselen wensen en behoeften uit. De bemiddelaars stimuleren A en B zo volledig mogelijk te zijn, zodat ze inzicht krijgen in en begrip voor de situatie van de ander. In het tweede deel van het gesprek oriënteren A en B zich op mogelijkheden om de situatie te verbeteren en wat een ieder hieraan kan bijdragen. De bemiddelaars stimuleren beide partijen om de ander tegemoet te komen, zodat er sprake is van gelijkwaardigheid in het proces. Het gesprek eindigt met een samenvatting van de afspraken, die betrokkenen zelf hebben bedacht en waar ieder zich in kan vinden. De afspraken gaan over nieuw gedrag en effectieve communicatie. Stap 6: nazorg Volgens afspraak nemen de bemiddelaars na een bepaalde tijd contact op met A en B om te horen hoe het gaat. De projectleider koppelt het traject terug naar de doorverwijzer, neutraal en niet op inhoud.
12 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
Opzetten van het JOLO project Opstartfase Aanstellen projectleider De projectleider is de spil in het JOLO-project. De projectleider geeft vorm aan het ‘voor, door en van’ jongeren en onderhoudt de contacten met het netwerk en de opdrachtgevers. Zijn betrokkenheid bepaalt de continuïteit in het bemiddelen. De projectleider maakt een plan van aanpak voor het eerste jaar. Het inrichten van de huisvesting en het ontwikkelen van promotiemateriaal wordt zoveel mogelijk samen met jongeren gedaan. Oriëntatie en kennismaking Zoveel mogelijk buurtbewoners en instellingen worden ervan op de hoogte gebracht dat JOLO zal starten. Wanneer het project loopt, zal het contact met het netwerk zich beperken tot de doorverwijzers, zoals politie, woningcorporaties en het jongerenwerk. Nu is het belangrijk om te informeren en geïnformeerd te worden over het werkgebied en de bewoners en overlastsituaties te analyseren. De oriëntatieronde geeft de projectleider zicht op draagvlak en weerstanden in het netwerk ten aanzien van JOLO. Dit is een eerste stap in de public relations van JOLO en de werving van jongeren als bemiddelaar. Het is belangrijk om te benadrukken dat JOLO een aanvulling is in het netwerk rond jongerenoverlast, zoals de specifieke lokale ketenaanpak jongerenoverlast (denk aan BEKE) of lokale jeugd- en jongerenoverleggen waarin zorg en welzijn vertegenwoordigd zijn. Uitvoeringsfase Werving en training Werving is in een JOLO-voorziening altijd gericht op twee doelgroepen: jongeren die als vrijwillige bemiddelaar mee willen doen aan JOLO jongeren en volwassenen die gebruik gaan maken van JOLO. In deze fase richt de projectleider zich vooral op de eerste doelgroep. De ervaring leert dat het project al wat bekendheid krijgt bij de tweede groep door werving van de groep bemiddelaars. De basistraining is een belangrijk middel in de werving van bemiddelaars en is een selectiemiddel voor projectleiders en voor jongeren zelf. De training bestaat uit zes dagdelen, zie ook paragraaf 1.8. De JOLO-ers worden continu gecoacht. De projectleider bereidt bemiddelingsgesprekken voor met de jongeren en bemiddelt soms mee om daarna het gesprek te evalueren. Bovendien worden er met elke jongere, naar behoefte, gesprekken gevoerd over hoe hij/zij zich verder wil ontwikkelen en hoe JOLO daaraan bij kan dragen (POP). Daarnaast leren de bemiddelaars om elkaar na afloop van een gesprek feedback te geven op ieders werkwijze. De ervaren jongeren (wie dat wil en tijd heeft) worden ook ingezet om nieuwe JOLO-jongeren in te werken en enkele bemiddelingen met hen samen te doen. De ´lerende bemiddelaar´ is hierbij het motto. Verder worden er jaarlijks diverse workshops georganiseerd om ervaringen en ideeën uit te wisselen en kennis op te frissen.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 13
Het team en teambijeenkomsten In de samenstelling van het JOLO-team wordt gestreefd naar een afspiegeling van de bevolkingssamenstelling in het betreffende gebied. Dit vergroot de herkenbaarheid voor de doelgroep van JOLO en dat maakt JOLO toegankelijk voor een zo breed mogelijk groep. Kernwaarden in het team zijn: respect voor elkaar, gelijkwaardigheid, gezamenlijkheid, balans tussen fun en serieuze zaken, ruimte voor eigen inbreng, creativiteit en ontplooiing. Het handboek geeft handvatten voor een aantrekkelijke en gebalanceerde vormgeving van de teambijeenkomsten. Samenwerking en afstemming netwerk Samenwerking tussen de projectleider en de vaste doorverwijzers (meestal: politie, woningcorporaties, jongerenwerk en lokaal overleg (zorgnetwerk) rond jongeren) richt zich voornamelijk op het aanmelden van zaken en het terugkoppelen daarvan. Maar ook afstemming in aanpak is van belang. Het goed inzicht hebben in wie waarmee bezig is, draagt bij aan het effectief aanpakken van overlastsituaties. De kunst is een samenwerkingsband op te bouwen waarin regelmatig overleg als zinvol wordt ervaren en waarin overeenstemming is over wanneer men doorverwijst en over de manier van doorverwijzen en terugkoppelen. Registratie en evaluatie Opdrachtgevers maken met de opdrachtnemer afspraken over de registratie en evaluatie van JOLO. Daarin wordt gezocht naar de balans tussen cijfers en proces. Er worden afspraken gemaakt over streefcijfers, wat onder de verschillende termen wordt verstaan (wat is een bemiddeling, wanneer is die geslaagd, et cetera) en hoe er wordt geëvalueerd. Evaluatie met de jongerenbemiddelaars gebeurt in ieder geval na de training. Tijdens het bemiddelen evalueert de projectleider met de JOLO-ers na afloop van een gesprek. Leerpunten worden geregistreerd en mede vertaald naar het JOLO-team. JOLO maakt gebruik van casebeschrijvingen aan de hand van een vast format. Deze beschrijvingen bieden het netwerk en de opdrachtgevers inzicht in de verschillende fasen van een bemiddeling en laten zien wat er zoal bij komt kijken om een bemiddelingstraject te doorlopen. De casebeschrijvingen kunnen ook deel uitmaken van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) van een jongerenbemiddelaar (zie 1.8).
1.6 Materiaal De volgende materialen zijn ondersteunend bij het in de praktijk brengen van de methode. Handboek Jongerenbuurtbemiddeling, geschreven door Fica Djohani en in 2007 uitgegeven door CoCon in Delft. Het handboek omvat vier onderdelen: (1) het voortraject, (2) de praktijk, (3) de methode en (4)
14 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
scholing. Alle stappen in het opzetten en uitvoeren van een jongerenbuurtbemiddelingsproject worden beschreven en aangevuld met tips en checklists. Het handboek maakt deel uit van de JOLO Startkit. Deze kost € 500 en kan besteld worden bij CoCon.
1.7 Uitvoerende organisaties Lokale welzijnsorganisaties kunnen met JOLO aan de slag. CoCon kan ook zelf JOLO projecten uitvoeren. CoCon voert JOLO zelf uit in Rotterdam en Barendrecht. JOLO heeft ook projecten in Nijmegen en Almere opgezet en uitgevoerd. In Almere heeft een lokale welzijnsorganisatie de uitvoering van JOLO na twee jaar overgenomen en voortgezet onder de naam Jongerenbuurtbemiddeling Almere.
1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder Projectleider De projectleider is het centrale punt in het JOLO-team. Hij/zij heeft meerdere jaren ervaring met jongerenbemiddeling of ander relevant (vrijwilligers)werk. Hij/zij is in staat zelfstandig leiding te geven en kan de jongeren coachen, aansturen en ondersteunen. De projectleider heeft de volgende taken. Organisatie van het bemiddelingstraject’. Individuele begeleiding en ondersteuning JOLO-ers. Kwaliteitsbewaking en verdieping van vaardigheden voor het bemiddelen. Activiteiten ontwikkelen vanuit de visie ‘voor, door en van jongeren. Contacten onderhouden met jongeren en netwerk, eventueel ook met de opdrachtgever(s). Afstemming met buurtbemiddeling (indien aanwezig). Registratie en verslaglegging. Communicatie, publiciteit, pr. Jongerenbuurtbemiddelaars Jongeren die geschikt zijn als jongerenbuurtbemiddelaar zijn tussen de 12 en 20 jaar oud en wonen in de betreffende buurt of zitten daar op school. Een jongerenbuurtbemiddelaar kan: goed luisteren onpartijdig zijn zich aan afspraken houden
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 15
zijn of haar mening over de betrokken personen en het probleem voor zich houden eigen vooroordelen opzij zetten goed samenwerken met anderen.
Training De JOLO basistraining bestaat uit drie delen: 1. de JOLO methode en technieken 2. de JOLO procedure in gespreksfasen 3. de specifieke houding en gedrag van de jongerenbemiddelaar. De training is ontwikkeld en wordt verzorgd door CoCon. Het is een belangrijk middel om jongeren te werven en te selecteren en om te werken aan empowerment van de jongeren. De jongeren worden in een basistraining van zes dagdelen getraind in de volgende gesprekstechnieken: communicatiehouding / actief-luisteren-techniek / LSD / feedback (Carl Rogers, Thomas Gordon), mediationvaardigheden / ABC-model / RET en NLP-inzichten.
1.9 Overige randvoorwaarden Randvoorwaarden voor de opzet Voor het realiseren van een levensvatbaar JOLO-project gelden de volgende randvoorwaarden. Er is een opdrachtgever die wil investeren. Voldoende tijd voor de opbouw van de voorziening: minimaal drie maanden. Budget, onder andere voor pr en scholingsactiviteiten. Draagvlak netwerk: minimaal bij lokale woningcorporaties en politie, liefst ook lokale overheid, welzijn en scholen. Projectleiding: voor een gebied met 15.000 inwoners is minimaal 0,5 fte projectleiding nodig. Jongerenbuurtbemiddelaars: in een gebied met 15.000 inwoners zijn ongeveer tien jongeren nodig. Training: het met goed gevolg doorlopen van de basistraining is een voorwaarde om in het JOLO-team te komen. Huisvesting. Kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de uitvoering wordt bewaakt door: de verplichte training voor de JOLO-er, die als selectie-instrument wordt gebruikt voor de bemiddelaars coaching on the job workshops en opfris-/verdiepingstrainingen Individuele begeleidingsgesprekken met JOLO-ers.
16 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
Kosten van de interventie De precieze kosten voor het JOLO-project zijn niet bekend. Voor een gebied van 15.000 inwoners is nodig: 0,5 fte projectleider, indicatie: Cao Welzijn schaal 7-8 toegankelijke locatie budget voor telefoon, internet, huishoudelijke artikelen, activiteiten vrijwilligers, publiciteit budget voor trainingen budget voor de aanschaf van JOLO Startkit (€ 500). Mogelijke financiers zijn (deel)gemeenten, woningcorporaties, welzijn en politie.
1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies JOLO vertoont overeenkomsten met de methode Jongerenbuurtbemiddeling van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Het CCV heeft jongerenbuurtbemiddeling als variant op zijn methode Buurtbemiddeling ontwikkeld. De beschreven aanpak is verschenen in 2010 (Meijer, 2010). Het Handboek Jongerenbuurtbemiddeling van JOLO (2007) en de pionier- en praktijkervaringen (2001 tot heden) van CoCon zijn hierbij als bronnen gebruikt. De bemiddeling richt zich op conflicten met of tussen jongeren. Jongeren worden ingezet als bemiddelaars, waardoor ze bijdragen aan de oplossing. Bemiddeling wordt hierdoor laagdrempeliger omdat jongeren de juiste toon aanslaan tegenover andere jongeren en de kans dan groter is dat ze mee willen doen. Bovendien is het een goede leerervaring voor jongerenbuurtbemiddelaars. De methoden JOLO en Jongerenbuurtbemiddeling van het CCV lijken qua opzet erg op elkaar. De doelstellingen op het gebied van bemiddeling en herstel van communicatie komen overeen en de te doorlopen stappen zijn hetzelfde. Er bestaat echter ook een duidelijk verschil tussen de methoden. Bij JOLO is naast bemiddeling en het proces van bemiddeling empowerment van jongeren de hoofddoelstelling. Bij Jongerenbuurtbemiddeling van het CCV wordt ‘ontwikkeling en verbetering van de sociale competenties van jongeren’ als één van de acht mogelijke doelstellingen van het project genoemd. Het accent van JOLO ligt meer op empowerment dan bij jongerenbuurtbemiddeling van het CCV. Op het gebied van bemiddeling en het proces van bemiddeling zijn beide methoden vergelijkbaar en kan effectonderzoek naar Jongerenbuurtbemiddeling van het CCV meegenomen als indirect bewijs.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 17
1.11 Contactgegevens ontwikkelaar CoCon, Coloured Consultancy Van der Takstraat 102 A 3071 LM Rotterdam 010 481 58 36
[email protected] www.colouredconsultancy.nl
[email protected] www.jongerenbuurtbemiddeling.nl Contactpersoon Fica Djohani 010 481 58 36
[email protected]
18 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
2. Onderbouwing
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode Buurtbemiddeling Al in de vroege jaren '70 ontstonden in Amerika zogenaamde 'Community Boards': groepen vrijwilligers met een kleine kern van professionals die zich richten op het oplossen van conflicten op buurtniveau. Eén van de gedachten hierachter was dat sociale desintegratie samenhing met − of tot uitdrukking kwam in − een gebrek aan directe communicatie over irritaties en conflicten in het algemeen. Vanaf 1996 is dit principe onder de noemer 'Buurtbemiddeling' ook in Nederland geïntroduceerd.’ Pilot jongerenbuurtbemiddeling Jongerenbuurtbemiddeling is afgeleid van buurtbemiddeling. In 2001 is CoCon gevraagd om een pilot Jongerenbuurtbemiddeling op te zetten en uit te voeren in Beverwaard (deelgemeente IJsselmonde, Rotterdam). Dit idee kwam voort uit de ervaringen met Buurtbemiddeling Beverwaard, waarbij jongeren wel regelmatig bij de aangemelde overlast betrokken waren, maar moeilijk als partij aan tafel te krijgen waren. CoCon wilde onderzoeken of het beter werkte als één van de bemiddelaars zelf een jongere zou zijn. Met een eenjarige subsidie van het ministerie van Justitie is de pilot van start gegaan. In het eerste experiment is een team van elf jongeren tussen de 12 en 22 jaar samengesteld. Uit het experiment bleek dat het werkte; jongeren voelden zich serieus genomen en kwamen vaker als partij aan tafel. De pilot kreeg al snel een vervolg in dezelfde deelgemeente met financiering van twee corporaties. Verspreiding, handboek Inmiddels lopen er projecten in de twee Rotterdamse deelgemeenten IJsselmonde (2001) en Feijenoord (2005), Nijmegen (2009-2011), Almere (2007-2009) en Barendrecht (2010). De methode is vastgelegd in het Handboek Jongerenbuurtbemiddeling.
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Buurtbemiddeling In de loop van de jaren zijn diverse onderzoeken gedaan die het succes van buurtbemiddeling onderschrijven en ook ondersteuning geven aan diverse elementen die centraal staan in de aanpak van JOLO. Afspiegeling Onderzoek van het Landelijk Expertisecentrum Buurtbemiddeling (Fiers & Jansen, 2004) wijst uit dat het team van bemiddelaars zoveel mogelijk een afspiegeling dient te
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 19
zijn van de samenstelling van de buurt. De mogelijkheid moet er zijn om teams van bemiddelaars samen te stellen met een bij de conflicterende partijen passende mix naar etniciteit, geslacht en leeftijd. JOLO past dit principe als geen ander toe: omdat jongeren vaak betrokken zijn bij de conflicten worden zij (ook) als bemiddelaars ingezet. Empowerment Ook blijkt uit het onderzoek (Fiers & Jansen, 2004) dat buurtbemiddeling de vaardigheden versterkt van zowel bemiddelaars als bemiddelden. De bemiddelaars versterken hun communicatieve vaardigheden door training en ervaring. Bij beiden leidt buurtbemiddeling tot een versterking van conflictoplossend vermogen. Empowerment van jongeren is een belangrijk doel van JOLO. Het onderzoek onderschrijft het belang hiervan. Interactie In het rapport ‘Tussen flaneren en schofferen’ (RMO, 2008) worden de overlastproblemen van hangjongeren gerelateerd aan de interactie met de omgeving. Het rapport betoogt dat conflicten uit de hand kunnen lopen door ongelukkige interacties tussen hangjongeren en hun sociale omgeving. Bijvoorbeeld doordat de jongeren en hun omgeving niet in staat zijn om een goed gesprek te voeren over conflicterende belangen. JOLO zet juist in op het versterken van die interactie: haar doel is om de communicatie tussen buurtbewoners, jongeren en volwassenen te verbeteren. JOLO wordt in dit rapport dan ook als voorbeeld genoemd. Ervaren veiligheid Hoewel de bijdrage van jongerenbuurtbemiddeling aan sociale cohesie niet aangetoond kan worden, kunnen interventies die gebruik maken van inter-groepscontact (waarvan ook bij jongerenbuurtbemiddeling gebruik wordt gemaakt) wel bijdragen aan het wegnemen van vooroordelen. Dat beredeneert Jansen in het artikel ‘Bemiddeling voor en door jongeren’ (Jansen, 2009). In hetzelfde artikel staat dat door de communicatie te herstellen, er meer acceptatie en vertrouwen ontstaan, vooroordelen worden weggenomen en er meer rekening met elkaar wordt gehouden. En onderling begrip, acceptatie en vertrouwen hebben weer een positief effect op de ervaren veiligheid.
20 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
3. Onderzoek naar praktijkervaringen
De beschrijving van de praktijkervaringen zijn gebaseerd op de volgende publicaties. 1. Jaarverslag voor JOLO in Feijenoord 2010, geschreven door CoCon (2011). Het jaarverslag presenteert de resultaten van het JOLO-project in de Rotterdamse wijk Feijenoord over 2010. Het jaarverslag is geschreven door de projectleider en aangevuld met citaten van diverse betrokkenen. Via monitoring geven ze een cijfermatige indicatie van de resultaten (zie 4.1). 2. Quickscan JOLO buurtbemiddeling en aanvullende stakeholdersanalyse JOLO en buurtbemiddeling, geschreven door P. Korthals Altes en Y. Wijland, DGV Holding (2011). De Quickscan JOLO buurtbemiddeling is uitgevoerd door DGV Holding in opdracht van Forum Instituut voor multiculturele vraagstukken te Utrecht. In deze quickscan is het JOLO-project aan de hand van het ‘4+1 model’ doorgelicht. Dit model toetst op vier voor verduurzaming noodzakelijke kenmerken: de gehanteerde methodiek, de meetsystematiek, de strategische alliantie en de aanwezigheid van ondernemerschap. De +1-stap betreft het toetsen of degenen die de baten van het project ontvangen, ook investeren in het project. Hiervoor zijn diverse jaarverslagen en de website bestudeerd. De aanvullende stakeholdersanalyse is tot stand gekomen op basis van 21 interviews met netwerkpartners en projectleiders en een afsluitend rondetafelgesprek. 3. ‘Heeft u met die jongens gepraat? Jongerenbuurtbemiddeling kan escalatie voorkomen’, artikel geschreven door Maria van Rooijen, verschenen in Zorg en Welzijn, nr. 2, februari 2010. Het artikel beschrijft JOLO, met cijfers over het aantal getrainde jongeren en een aantal citaten van de directeur van het CCV en buurtagenten.
3.1 Praktijkervaringen door uitvoerders Achtergrond van conflicten Uit het jaarverslag (CoCon, 2011) blijkt dat wanneer er overlast van hangjongeren en kinderen wordt ervaren, dit over het algemeen gaat om vervuiling, het ervaren van angst of een onveilig gevoel in de eigen straat, het hangen op privé eigendom of het blokkeren van straat, stoep of ingang.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 21
Resultaten De ervaringen van uitvoerders (dit zijn de partners die zaken aanmelden en de jongeren die als bemiddelaar optreden) worden veelal als volgt verwoord in termen van de resultaten van de interventie (CoCon, 2011, Korthals Altes & Wijland, 2011). Terugdringen overlast en oplossen conflicten Door doorverwijzing van meldingen van overlast door corporaties, deelgemeente, politie, jongerenwerk en opbouwwerk, hebben medewerkers van deze instellingen meer tijd gekregen voor zwaardere problematiek en andere werkzaamheden. Volgens Korthals & Wijland (2011) kan ook geconcludeerd worden dat door de inzet van JOLO de overlast in de helft van de zaken afnam en dat jongeren en bewoners op een positieve wijze met elkaar in gesprek zijn gegaan. Empowerment Jongeren die een JOLO-training hebben gevolgd, hebben geleerd conflicten en problemen constructief en met oog voor een ander op te lossen. Ditzelfde geldt voor bewoners en jongeren die zijn bemiddeld. Zij hebben ervaren hoe je op een constructieve en respectvolle manier een dialoog kunt aangaan met een ander en zo een conflict kunt oplossen. Vaak worden na de intake al positieve resultaten behaald. De jongeren zijn mede door de training in staat om vragen te stellen die het probleemoplossend vermogen van de melder aanspreken, waarna hij zelf in staat is het conflict op te lossen. Een aantal jongeren heeft via en dankzij JOLO een stageplaats, vervolgopleiding of werk gevonden. De volgende uitspraken illustreren het belang van JOLO voor empowerment. De kracht van jongerenbemiddeling zit in het peer-principe: aangesproken worden op je gedrag door iemand van je eigen groep heeft meer effect dan aangesproken worden door iemand die verder van je af staat. De jonge bemiddelaars hebben er zelf ook veel aan. Ze leren vaardigheden waarvan ze de rest van hun leven profijt hebben. (directeur Ida Haisma van het CCV in Zorg en Welzijn, nr. 2, 2010) Veel JOLO-ers waren eerst aandachtjongens. Wij kunnen natuurlijk ook conflicten oplossen, maar JOLO creëert iets bij de jongeren wat zo belangrijk is. Ze worden gewaardeerd en hun zelfredzaamheid wordt bevorderd en dat is zo wezenlijk voor deze groepen jongeren. (politieman in Quickscan JOLO Buurtbemiddeling) Leefbaarheid De werkwijze en inzet van JOLO hebben de zelfredzaamheid en participatie van jong en oud in de wijk gestimuleerd en de onderlinge verstandhouding en daarmee de sociale cohesie in de wijk versterkt. Corporatiemedewerkers, buurtagenten, jongeren en opbouwwerk kunnen hun eigen neutraliteit in conflicten en contact met jong en oud bewaren, door in overlastgevende situaties JOLO in te zetten (CoCon, 2011). Ook Korthals Altes & Wijland (2011) melden dat door training en inzet van de jongeren, door het oplossen van conflicten en bestrijden van (woon)overlast, door het aanspreken van het probleemoplossend vermogen van bewoners en door het onderling contact en wederzijds
22 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
begrip de leefbaarheid van een wijk toeneemt. Het woongenot stijgt, de (perceptie van) veiligheid neemt toe en de sociale cohesie wordt gestimuleerd. Hoewel niet hard gemaakt kan worden dat JOLO (en buurtbemiddeling in het algemeen) bijdraagt aan preventie en leefbaarheid, benadrukt een aantal stakeholders in interviews dat zij resultaten ervaren in deze sfeer. [..] ik kan jongeren wel van een pleintje wegsturen, maar dan komen ze toch weer terug. JOLO stimuleert daarentegen de zelfredzaamheid van bewoners: zij moeten samen een oplossing vinden. Het zou goed zijn als deze werkwijze overal wordt opgepakt. (agente in Zorg & Welzijn, nr. 2, 2010) Ik was eerst heel sceptisch om mijn klacht met jongeren te bespreken, maar na het gesprek had ik echt veel waardering voor hen. (bewoner in jaarverslag 2010) Meer dan conflicthantering Korthals Altes & Wijland (2011) concluderen dat JOLO (en buurtbemiddeling in het algemeen) feitelijk een eendimensionaal instrument is, waarbij de ingang conflicthantering is en bestrijding van (woon)overlast. Door de methodische uitgangpunten (empowerment, betrokkenheid, zelfredzaamheid en werken met bewoners) heeft het echter de potentie om veel meer te zijn dan dat. Succesfactoren Korthals Altes & Wijland (2011) benoemen de volgende grote pluspunten van JOLO. De bemiddelaars zijn een afspiegeling van de wijken waar ze werken. JOLO bereikt en bindt vele jongeren van diverse pluimage en leeftijd. JOLO heeft een imago weten te creëren dat het cool is om JOLO-er te zijn. Jongeren voelen zich door JOLO sterker. Jongeren kunnen een voorbeeld zijn voor andere jongeren. Jongeren voelen zich gestimuleerd om door te gaan en iets te maken van hun leven.
3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar de praktijkervaringen van de cliënt/burger met de methode. Dergelijk onderzoek is evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearch (zie 6.1).
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 23
3.3 Praktijkvoorbeeld De onderstaande casus, geschreven door twee JOLO-ers, illustreert hoe JOLO in de praktijk werkt (Bron: CoCon, niet gepubliceerd). ‘Ze weten toch wat ze doen’ Mevrouw L. is bij JOLO aangemeld nadat zij meerdere malen heeft geklaagd bij de politie. Wij pakken deze bemiddeling samen met de projectleider op. Toen mevrouw L. een kwartier na het afgesproken tijdstip nog niet gekomen was, belden we haar: ‘Oh, ik ben het helemaal vergeten’, is haar reactie. Daar zitten we dan bij onze eerste bemiddeling! Gelukkig besloot mevrouw L. alsnog te komen. Mevrouw L. was erg zenuwachtig. Het deed haar verdriet dat zij zo gepest werd en als hoertje werd uitgescholden. En toen zij bij de buren beneden, de familie M. aanbelde om er wat van te zeggen had ze het gevoel dat ze uitgelachen werd. Ze is zelfs een keer bedreigd door een jongen die de deur open deed. Sindsdien durft ze niet meer aan te bellen. Mevrouw L. vertelde ons dat ze eerder gesprekken heeft gehad met de buren en dat ze kon aanbellen als er weer wat was. Daarover zei ze: ‘Ze weten toch wat ze doen? Waarom moet ik elke keer bij hun aanbellen als er wat is?’ Kortom, mevrouw L. was erg boos en wilde een oplossing. Aan het eind van het gesprek spreken we af dat haar buren en de kinderen uitgenodigd worden voor een gesprek. De projectleider zal mevrouw L. bellen zodat zij de huisnummers van haar buren kan doorgeven, zodat we gelijk bij de mensen langs kunnen gaan. De benedenburen van mevrouw L. troffen we gelukkig thuis. Wij vertelden wie we zijn en waarom we langs kwamen. Mevrouw M. ging uiteindelijk in op de uitnodiging voor een gesprek op het kantoor van JOLO. Bij de andere buren lieten we een brief achter. Het bleek erg moeilijk om met hen in contact te komen, omdat het werkende mensen zijn die weinig thuis zijn. Toen zij zelf contact opnamen met JOLO, bleken ze niet bereid om mee te werken aan de bemiddeling. Eén van hen was van mening dat hun dochter zoiets niet doet en zei geen tijd te hebben om met mevrouw aan tafel te gaan zitten: ‘Ik heb het te druk met mijn eigen problemen, ik wil geen gesprek met mevrouw L’. De afspraak met mevrouw M. is doorgegaan. Op de dag van de afspraak was ook mevrouw M. haar afspraak vergeten. Eén van ons stelde voor om bij haar langs te gaan om te vragen of zij de afspraak was vergeten. Zo gezegd, zo gedaan. Mevrouw M. deed open en zei dat ze de afspraak inderdaad vergeten was. Ze was bereid mee te gaan naar het kantoor voor JOLO en alsnog het gesprek te voeren. In dat gesprek kwam ook naar voren dat er een jongen bij betrokken was die op dat moment op vakantie was. Mevrouw M. had er in het begin niet veel vertrouwen in om in gesprek te gaan met de buurvrouw. Wij hebben haar uitgelegd dat het juist een stap in de goede richting kon zijn. Mevrouw M. stemde uiteindelijk in met een gezamenlijk gesprek. Het gezamenlijke gesprek vond plaats op locatie bij het jongerenwerk in de wijk. Mevrouw L. arriveerde als eerste. Een kwartier later was mevrouw M. er nog steeds niet waarna besloten om haar te bellen. ‘Ik heb een aantal dagen niet in mijn brievenbus gekeken en heb de brief
24 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
helaas niet gezien’, is haar reactie. We vroegen haar alsnog te komen, nadat mevrouw L. had aangegeven nog te kunnen wachten. Mevrouw M. arriveerde samen met haar dochter en de jongen die eerder op vakantie was. Nu was het moment dat de betrokkenen met elkaar aan tafel zaten. Nadat we voorzien waren van drinken en iedereen akkoord was gegaan met de gespreksregels, kon het bemiddelingsgesprek beginnen. Al gauw kwam een aantal meningsverschillen boven tafel. Het keerpunt kwam toen mevrouw L. uitsprak dat zij bang was. De jongen die bij de familie M. woonde, begreep toen dat zij door hem bang was om aan te bellen en te zeggen wat haar dwars zat. Hij schoot in de lach: ‘Hahahaha, nee joh mevrouw dat is nergens voor nodig, ik weet dat mijn dreads en uiterlijk u misschien bang maken, onbekend maakt onbemind. Maar als er wat is, kan je altijd naar mij toe komen om het erover te hebben en de jongen die u heeft bedreigd moet u mij maar laten zien, dan spreek ik hem daar nog over’ waren zijn woorden. Kortom dat was het moment dat het gesprek een hele andere wending kreeg. Mevrouw L. toonde een blik van opluchting en tevredenheid. Nadat er concrete afspraken waren gemaakt en de handen waren geschud, vertrok de familie M. en bleef mevrouw L. nog even napraten. Ze zei dat ze erg blij was met wat we hadden bereikt en bedankte JOLO hartelijk. Ze was opgelucht en niet meer bang. Wij van JOLO dankten het jongerenwerk voor de goede samenwerking en vertrokken met een fantastisch gevoel richting huis. ‘Joehoe! Onze eerste bemiddeling en gelijk gelukt!’
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 25
4. Effectonderzoek
4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit De cijfers In het jaarverslag (CoCon, 2011) zijn de in Feijenoord behaalde resultaten over 2010 beschreven. Van de 48 binnengekomen meldingen zijn 13 (27%) doorverwezen of terugverwezen naar de aanmelder. Deze zaken bleken niet geschikt voor JOLO. Van de in behandeling genomen meldingen zijn er zes nog in behandeling en 29 afgehandeld. Bij deze 29 zaken waren in totaal zo’n 240 tot 250 mensen betrokken. In onderstaand schema staat op welke wijze de zaken zijn opgelost. Afgehandelde zaken 29 Opgelost 23 (79%) - Opgelost via intake 13 (57%) - Opgelost via partijen apart 6 (26%) - Opgelost via partijengesprek 4 (17%) Niet opgelost 6 (21%) Opgeloste zaken door inzet JOLO. Uit: Jaarverslag Feijenoord 2010 (CoCon, 2011) Eind 2010 bestaat het JOLO-team in Feijenoord uit 18 bemiddelaars. Tien (nieuwe) jongeren hebben de basistraining gevolgd. Vijftien bemiddelaars zijn dit jaar betrokken geweest bij wijkactiviteiten.
4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar soortgelijke methoden, noch in Nederland, noch in het buitenland. Dergelijke onderzoeken zijn evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearches (zie 6.1).
26 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
5. Conclusies
5.1 Samenvatting werkzame elementen
Jongeren en volwassenen worden beiden betrokken bij het zoeken naar duurzame oplossingen voor problemen met het gedrag in en het gebruik van de openbare ruimte (1, 2, 3). Niet het probleem staat centraal, maar de relatie en communicatie tussen betrokkenen (1, 2). Jongeren worden aangesproken op hun kwaliteiten en daardoor worden hun zelfbeeld en de beeldvorming over jongeren positief beïnvloed (1, 2, 3). De jongerenbemiddelaars fungeren als rolmodel voor andere jongeren (1). Empowerment: jongeren worden getraind en gecoacht in de voor conflictbemiddeling benodigde vaardigheden en doen daarmee ervaring op (1, 2, 3). Samenwerking van welzijn, politie, woningcorporaties en jongerenwerk (1).
Verklaring classificatie veronderstelde werkzame elementen: 1 = Veronderstelling ontwikkelaar 2 = Wetenschappelijke of theoretische onderbouwing 3 = Praktijkervaringen 4 = Wetenschappelijk effectonderzoek.
5.2 Samenvatting effectonderzoek Uit een jaarverslag (CoCon, 2011) blijkt dat van de 48 binnengekomen meldingen er 13 (27%) zijn doorverwezen of terugverwezen naar de aanmelder. Van de in behandeling genomen meldingen zijn er zes nog in behandeling en 29 afgehandeld. Van de afgehandelde zaken is 79% opgelost, waarvan 57% via de intake, 26% via gesprekken met de partijen apart en 17% via een partijengesprek. Verklaring classificatie voor typering onderzoeksopzet: A = Experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up B = Quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up C = (Quasi-) experimenteel onderzoek, in de praktijk (zonder follow-up) D = (Quasi-) experimenteel onderzoek, niet in de praktijk E = Veranderingsonderzoek F = Monitoring Z = Geen van de voorgaande alternatieven. Zie voor een toelichting bijlage 3.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 27
6. Verantwoording
6.1 Zoeken en selecteren van literatuur Zoekvraag Wat is bekend over de praktijkervaringen met en de effectiviteit van JOLO voor: 1. jongeren en volwassenen (de bemiddelden) als het gaat om het (duurzaam) oplossen van conflicten in de openbare ruimte tussen jongeren onderling en tussen jongeren en volwassenen 2. jongeren (de bemiddelaars) met betrekking tot de ontwikkeling van jongeren. Gebruikte zoektermen JOLO OR jongerenbuurtbemiddeling OR (jongeren AND buurtbemiddel*) OR jongerenbemiddeling OR jongeren lossen het op. Zoekstrategieën Het beschikbare materiaal is opgevraagd bij de ontwikkelaar en aanbieder. De referenties zijn gecheckt. Er is gezocht in meerdere Nederlandse en internationale databanken: • MOVISIE • PiCarta • NARCIS • HBO Kennisbank • Google + Google books • Databank Effectieve Jeugdinterventies (jeugd) NJi Nadere informatie is in het verslag van de literatuursearch te vinden.
28 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
6.2 Literatuur CoCon (2011). Jaarverslag voor JOLO in Feijenoord 2010. Delft: CoCon. Djohani, F. (2007). Handboek Jongerenbuurtbemiddeling. Delft: CoCon. Fiers, L. M. J. & Jansen, A. (2004). Het succes van Buurtbemiddeling. Resultaten van het evaluatieonderzoek. Utrecht: Landelijk Expertisecentrum Buurtbemiddeling. Jansen, M. (2009). Bemiddeling voor en door jongeren. Jongerenbuurtbemiddeling vergroot onderling begrip. Sekondant, (6), 30-35. Jansen, M., Meijer, S. & Bongers, K. (2010). Buurtbemiddeling in perspectief. Een praktijkevaluatie. Utrecht: CCV, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Korthals Altes, P. & Wijland, Y. (mei/juni 2011). Quickscan JOLO buurtbemiddeling en aanvullende stakeholdersanalyse JOLO en buurtbemiddeling. Rotterdam: DGV Holding. Meijer, S. (2010). Jongerenbuurtbemiddeling. Stappenplan voor het opzetten van een project jongerenbuurtbemiddeling. Utrecht: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. RMO (2008). Tussen flaneren en schofferen. Een constructieve aanpak van het fenomeen hangjongeren. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Rooijen, M. van (2010). ‘Heeft U met die jongens gepraat?’ Jongerenbuurtbemiddeling kan escalatie voorkomen. Zorg en welzijn, nr. 2, 2010. Wit, R. de (2008). Waargebeurd. De kracht van buurtbemiddeling in Rotterdam. Rotterdam: Buurtbemiddeling Rotterdam.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 29
Bijlage 1 – Toelichting effectonderzoek
Voor het vaststellen van de effectiviteit van methoden (onderdeel 4 van het werkblad) wordt het onderzoek hiernaar systematisch in kaart gebracht (bijlagen 2 en 3).
Directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit Er zijn twee typen aanwijzingen voor de effectiviteit van een methode:
Directe aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek die betrekking hebben op precies die methode die in het onderhavige document is beschreven.
Indirecte aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek naar andere methoden met hetzelfde doel en dezelfde doelgroep en aanpak. Deze worden hier verder aangeduid als ‘soortgelijke methoden’. Het gaat hier om: • resultaten uit onderzoek naar buitenlandse versies van de methode (zoals Motivational interviewing, de Amerikaanse variant van de Nederlandse Motiverende gespreksvoering of de Amerikaanse ABCD-methode als voorloper van de Nederlandse ABCD-methode) • resultaten uit onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse methoden die tot hetzelfde type of dezelfde ‘familie’ behoren (zoals de Nederlandse activeringsmethoden die alle gebaseerd zijn op Supported employment of de methode Samenwerking tegen agressie, een op Turkse en Marokkaanse plegers van huiselijk geweld gerichte versie van de methode Niet meer door het lint).
Soms zijn er onvoldoende directe aanwijzingen of kunnen relevante indirecte aanwijzingen de directe aanwijzingen ondersteunen. Bij de selectie van soortgelijke methoden is maatgevend in hoeverre de methode in de kern overeenkomt met de beschreven methode. Wanneer dit niet duidelijk is of wanneer de methode te zeer verschilt, is er geen sprake van een soortgelijke methode en dus ook niet van indirect bewijs voor effect. Wanneer een methode veelvuldig is onderzocht, is het aantal primaire onderzoeken soms te groot om binnen het kader van Effectieve sociale interventies te analyseren. Veelal zijn de primaire onderzoeken dan al geanalyseerd in reviews en metastudies. In dat geval gebruiken we de informatie uit deze overzichtsstudies. We volstaan dan met een globale analyse van de effectiviteit zoals gebleken uit de overzichtsstudies. Dit vullen we eventueel aan met een meer uitgebreide analyse van de (recente) primaire studies die (nog) niet in de overzichtsstudies zijn opgenomen.
Kenmerken effectonderzoek Bij onderdeel 4 van het werkblad gaan we ervan uit dat er sprake is van een effectonderzoek wanneer er ten minste een nameting heeft plaats gevonden die een cijfermatige indicatie geeft van het effect van een methode. Onderzoek naar de door professionals, burgers en/of cliënten ervaren effectiviteit van een methode nemen we mee in onderdeel 3 van het werkblad. Het methodologische gewicht van het effectonderzoek en de resultaten daarvan wordt onder meer bepaald door de aanwezigheid van een voor- en nameting, een controlegroep, de willekeurige
30 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
samenstelling daarvan, de modelgetrouwheid van de methode en de uitvoering van een followupmeting. Het methodologische gewicht varieert van ‘licht’ effectonderzoek (monitoring- of veranderingsonderzoek) tot ‘zwaar’ effectonderzoek (Randomized Controlled Trial ofwel RCTonderzoek) en diverse vormen daar tussenin. Hoe ‘zwaarder’ het effectonderzoek, hoe ‘harder’ de uitspraken over de effectiviteit zijn. Dit wil niet zeggen dat er altijd gekozen moet worden voor zo zwaar mogelijk effectonderzoek. Welk type effectonderzoek het meest passend is, hangt af van de kenmerken en het ontwikkelingsstadium van de methode en de beschikbare financiële middelen. Monitoring wordt alleen meegenomen als ‘effectonderzoek’ wanneer het een cijfermatige indicatie geeft van de behaalde resultaten met betrekking tot de doelen van de methoden. Bijvoorbeeld: bij buurtbemiddeling gaat het bij het monitoren om het aantal geslaagde bemiddelingen afgezet tegen het totaal aantal bemiddelingen dat heeft plaatsgevonden. Het gaat hier niet om tevredenheidonderzoek, dit hoort bij deel 3. Bijlage 3 geeft een stapsgewijze uiteenzetting van de kenmerken per onderzoek en geeft een typering van de onderzoeksopzet. Het gaat daarbij om het objectief beschrijven van de kenmerken (onderdelen B t/m D).
Gemeten effecten In een tabel (bijlage 3, onderdeel E) worden de onderzoeksresultaten cijfermatig gepresenteerd. De onderzoeksresultaten kunnen aanwijzingen geven voor positieve, geen of negatieve effecten. Uitkomstmaten Effectonderzoeken beantwoorden een beperkt aantal vragen. De gestelde vragen worden aangeduid als ‘uitkomstmaten’. Alleen op deze uitkomstmaten wordt een effect gemeten. Er kan alleen iets over effect gezegd worden voor zover het betrekking heeft op één van de onderzochte uitkomstmaten. In bijlage 3 wordt het effect dan ook per uitkomstmaat aangegeven. Effectgrootte De mate waarin een resultaat als positief is aan te merken, is mede afhankelijk van de effectgrootte. Tot voor kort werd het effect van een methode vooral uitgedrukt in een statistisch significant verschil tussen voor- en nameting, of tussen voor- en nameting en follow-up, of tussen de nameting van de experimentele groep en de controlegroep. Een probleem bij deze aanpak is dat grote verschilscores in kleine groepen vaak niet significant zijn. Bij grote groepen kunnen heel kleine verschillen weliswaar als zeer significant uit de bus komen, maar praktisch gezien van weinig waarde zijn. De laatste jaren wordt er vaak voor gekozen om naast de statistische significantie ook de zogeheten effectgrootte d (‘effectsize’, ook wel aangeduid met ES) te rapporteren. Dit is een index die aangeeft hoe groot het waargenomen verschil is tussen voor- en nameting of tussen de experimentele (interventie-) en controlegroep. In sommige onderzoeksrapporten worden andere effectmaten gebruikt. In deze methodebeschrijving worden de effectmaten overgenomen uit de oorspronkelijke onderzoeksrapporten.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 31
Bijlage 2 – Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken Onderzoeken naar praktijkervaringen (deel 3) Methode
Onderzoek 1
Onderzoek 2
Titel rapport
Jaarverslag JOLO Feijenoord 2010
Quickscan JOLO buurtbemiddeling
Auteur
CoCon
P. Korthals Altes en Y. Wijland, DGV Holding
Jaar
2011
2011
Onderzoeks-
Is JOLO een ‘good practice’? en zo ja,
vraag
welke mogelijkheden zijn er voor verduurzaming?
In het onderzoek
Politie, woningcorporatie, jongeren
betrokken doelgroep Aantal geïncludeerde subjecten (n)
Effectonderzoeken (deel 4) Methode
Onderzoek 1
Titel rapport
Jaarverslag JOLO Feijenoord 2010
Auteur
CoCon
Jaar
2011
Onderzochte doelen
Behaalde resultaten
In het onderzoek
Buurtbewoners: jongeren en volwassenen
betrokken doelgroep Aantal geïncludeerde
48 aanmeldingen voor buurtbemiddeling
subjecten (n) Typering
Monitoring (F)
onderzoeksopzet ( zie bijlage 3)
32 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
Bijlage 3 – Methodologische kenmerken en resultaten effectonderzoeken Geef met dit formulier van elk effectonderzoek een aparte beknopte beschrijving.
A. Naam effectonderzoek: Jaarverslag voor JOLO in Feijenoord 2010, geschreven door CoCon.
B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd Kruis ja of nee aan.
Ja 1
Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode
Nee
X
(en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant).
C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
1
De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende veronderstelde
X
determinanten van de interventie. 2
Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij de start van de interventie).
3
Er is een nameting (aan het einde van de interventie).
4
De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op significantie getoetst.
5
De resultaten hebben een praktische relevantie.
X
6
Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van
X
X
de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).
7
Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.
8
Er is een experimentele en een controleconditie.
9
De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 33
Typering opzet Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.
X
Z
Geen van de onderstaande alternatieven
F
Monitoring
1,3
5-6
E
Veranderingsonderzoek
1-4
5-6
D
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design
1-4
(7) (7)
8
(9)
8
(9)
(niet in de praktijk) C
Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk
1-4
5-6
1-4
5-6
7
8
1-4
5-6
7
8
(zonder follow-up) B
Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en met follow-up
A
Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met
9
follow-up
Typering overige methodologische kenmerken Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
11
Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.
12
Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk gespecificeerde methode.
13
Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie: onderzoek waarbij herhaalde metingen worden verricht bij één cliënt om na te gaan of er sprake is van vooruitgang op de gestelde doelen.
14
Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de methode.
15
De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en specifieke eigenschappen).
16
De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.
17
De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol, de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).
34 * * * Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op.
D. Eventuele toelichting op scores onder C.
E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat Behandelde zaken 29 Opgelost 23 (79%) - Opgelost via intake 13 (57%) - Opgelost via partijen apart 6 (26%) - Opgelost via partijengesprek 4 (17%) Niet opgelost 6 (21%) Opgeloste zaken door inzet JOLO. Uit: Jaarverslag Feijenoord 2010 (CoCon, 2011)
G. Eventuele toelichting op scores onder E.
Methodebeschrijving JOLO: JOngeren Lossen het Op * * * 35