Met de ‘Limachus’ naar (Oost-)Duitsland Hoe kom je met een motorboot in Berlijn? – Ruwweg zijn er drie mogelijkheden: linksom, rechtsom of rechtdoor. Linksom: via Delfzijl, Ems, Dortmund-Emskanaal (zuidwaarts), en vervolgens over het Mittellandkanaal. Het voordeel van deze route: je kunt het zo uitkienen dat je op stromend water bijna overal het tij mee hebt. De nadelen: je maakt heel wat extra kilometers en er zijn ook nog een aantal sluizen die voor vertraging zorgen. Rechtsom: via Rijn, Wesel-Dattelnkanaal, eveneens DortmundEmskanaal, maar nu noordwaarts, en tenslotte ook via het Mittellandkanaal. De voordelen van deze route: de omweg is minder groot, en er zijn ook minder sluizen. Het nadeel: vanaf Gorinchem of Schoonhoven heb je altijd de stroom tegen; en zeker bij een reis in het voorjaar, met het smeltwater op de Rijn mag men dit niet onderschatten. Wie beweert dat het leuk is met 6 km/uur op de kop naar Wesel op te boksen waarbij men voortdurend door de beroepsvaart wordt opgelopen, die liegt of is masochist. Aangezien Silvia en ik van deze afwijking geen last hebben, onderzochten we ook de ‘rechtdoor’-route. Rechtdoor: bestaat dat? - Ja zeker, en wel als volgt: van Hellevoetsluis naar Zuidland, en vandaar op een dieplader van de firma v.d. Wetering via Utrecht – Apeldoorn en de E8 naar Potsdam, ten zuidwesten van Berlijn. Het voordeel van deze route: het gaat razendsnel. Het nadeel: de portemonnee wordt wel wat lichter, al is het ‘voer’ voor jezelf en voor de motor wanneer je op eigen kiel reist natuurlijk ook niet gratis. Door omstandigheden hadden we maar vier weken ter beschikking en wanneer je echt een keer Berlijn en de meren van Mecklenburg-Voorpommern wilt zien, dan is een boottransporteur de enige oplossing om de reis mogelijk te maken. Hoe vind je een geschikte jachthaven? - Heel eenvoudig, op Internet, met de zoekmachine Google. Zo kom je dan terecht bij de jachthaven Potsdam, aan de Potsdamer Havel. Ze hebben daar een kraan voor boten tot 20 ton, en de Limachus, een Oostvaarder 1040, weegt maar 8,8 ton, dus dat mocht geen probleem zijn. Hoe kom je aan de documentatie voor de streek? - Bij de mij bekende watersportzaken keken ze je glazig aan wanneer je zo’n ongebruikelijk reisdoel noemde. Bestellen via Internet, rechtstreeks bij de uitgever Delius Klasing was daarentegen geen probleem. Pas later ontdekte ik dat het ook anders had gekund: Observator blijkt op het Noordereiland in Rotterdam een winkel te hebben waar je de gewenste documentatie eveneens kunt vinden. Zo kan de reis dus beginnen: vroeg in de ochtend van maandag 6 mei, toen de wereld nog in orde was, werd de boot van Hellevoetsluis naar jachtwerf Jasper van den Berg in Zuidland overgevaren en daar door v.d. Wetering opgepikt. Een boot van 10,5 x 3,5 meter met een diepgang van 1 meter en een kruiphoogte van 2,45 meter blijkt een makkie te zijn. Ik had me zorgen gemaakt over de breedte, maar dat is kennelijk geen echt probleem. Men moet wel rekening houden met ‘spitsuursluitingen’ op bepaalde trajecten, maar lastiger blijkt het wanneer bij zeilboten met diepstekende kiel de totale hoogte te groot wordt. Zes mei, dat was dus ook de dag van de moord op Pim Fortuyn en in plaats van je rustig op de vakantie voor te bereiden, zit je dan tot laat in de avond aan de televisie gekluisterd.
‚Limachus‘ op weg naar Berlijn De volgende ochtend vertrekken we heel vroeg vanuit Rotterdam met de trein naar Amersfoort om daar de sneltrein Amsterdam - Berlijn op te pikken. In Hengelo gaat het mobieltje, de jachthaven Potsdam is aan de lijn met de melding dat het transport aangekomen is en het schip straks te water zal gaan. Ik vind het wel netjes dat ze er aan dachten mij hiervan op de hoogte te stellen. In Berlijn Spandau pakken we een taxi naar Potsdam. Ik had de route van tevoren met een routeplanner uitgeprint. Dat bleek overbodig te zijn, want de taxi was voorzien van een navigatiesysteem en verder
van een Koran. Wat heeft de Koran met de trip naar Potsdam te maken? - Op zich niets, maar het geloof van de chauffeur was bijna de oorzaak van een verkeersongeluk. Op weg naar de jachthaven rijdt men langs een gebouw dat exact uitziet als een moskee. De chauffeur mompelde dan ook - meer tegen zich zelf dan tegen mij - hé: een moskee! Maar, helaas voor de goede man: Silvia en ik waren tien jaar eerder, kort na de val van de muur ook al eens in Potsdam en toen leerden we dat dit gebouw een kleine honderd jaar geleden in de vorm van een moskee werd neergezet. Maar in werkelijkheid is het een waterpompstation. Toen ik dat aan de chauffeur vertelde, keek hij zo verbouwereerd dat ik werkelijk een ogenblik dacht dat hij de controle over het stuur zou verliezen. Gelukkig voor onze botten was hij professioneel genoeg om nog net op tijd bij z’n positieven te komen en om ons luttele minuten later onbeschadigd bij de jachthaven af te leveren. Het schip lag in het water, men had een nette box voor ons gereserveerd en zo kon de watersportvakantie nu echt beginnen. In en rond Berlijn zijn er tal van meren en kanalen met volop mogelijkheden voor de watersport. Vooral drie categorieën van schepen zijn ruim vertegenwoordigd: naast open zeilboten, veel roeiboten waarmee het wedstrijdroeien beoefend wordt; en tenslotte de motorboten, waarvan een groot percentage huurboten. Deze huurboten zijn makkelijk zowel ‚Limachus‘ in de ‚Yachthafen Potsdam‘ optisch als akoestisch te herkennen. Optisch: de meeste zijn vooral lelijk. Immers, het is de bedoeling zoveel mogelijk leefruimte te creëren, en dat gaat het beste en het goedkoopste door gewoon een vierkante doos op een romp te zetten. Voor zover de zijwanden niet uit glas bestaan, kun je ze ook nog gebruiken door met koeien van letters het telefoonnummer en het internetadres van de verhuurder op te zetten. Tenslotte herken je de huurboten optisch aan het enorme aantal fenders dat permanent buitenboord hangt. Maar, hoe herken je de huurboten akoestisch? - Dit gaat als volgt: zodra een huurboot dichter dan 50 meter van een box komt, maakt men koerswijzigingen nog uitsluitend met de boegschroef. Vraag me niet waarom, ik weet het ook niet, maar ik heb het wel leren waarderen: stel, je hebt een lege box naast je, het is mooi weer, je ligt gemoedelijk in de kuip een boek te lezen en het leven te genieten - dan is het gezoem van de boegschroef het enige signaal dat je mogelijk een buurman krijgt; en dan is het wel zo verstandig even overeind te komen en een handje te helpen. Nu is een goede daad op zijn tijd nooit weg, maar ik geef toe dat er ook egoïsme in het spel is: een dikke kans dat een van de fenders achter een paal blijft haken; en wanneer de kapitein dan een flinke dot gas geeft, komt het schip bij jouw binnenzeilen. En, over akoestiek gesproken: wanneer bij mij een manoeuvre niet helemaal loopt als ik zou willen, dan vloek ik ook, maar heel stilletjes binnensmonds. De modale huurbootkapitein daarentegen vloekt in dit geval luidkeels zijn bemanning stijf. Overigens moet men dit niet al te serieus nemen, het blijkt bij de folklore te horen, en meestal zit de hele club vijf minuten later weer gebroederlijk bij elkaar aan een biertje. Laten we eerlijk zijn, wanneer wij op een vreemde boot moeten varen, dan gaat het ook minder soepel dan op je eigen schip waarvan je het vaargedrag tot in de puntjes kent. Over varen gesproken: de wateren rondom Berlijn zijn zo uitgestrekt dat je zonder problemen een hele vakantie in die regio zou kunnen doorbrengen. Wij beperkten ons uiteindelijk tot een ‘rondje Berlijn’, over de Spree en door het ‘Landwehrkanal’; op advies van de havenmeester in deze volgorde, dus met de wijzers van de klok mee. De redenen: op de Spree is een stuk waar het verkeer door een ‘Leitstelle’ geregeld wordt, aangezien de ruimte bij druk verkeer te krap is om tweerichtingsverkeer toe te staan. Je hebt dus een dikke kans dat je moet wachten en wel op een plek waar de ruimte ook al beperkt is; en dit wachten is dus tegen stroom in wel stukken makkelijker dan met de stroom mee. De rondreis is zonder meer boeiend te noemen: je vaart langs ‘Schloss Bellevue’, langs de ‘Tiergarten’, het
‚Stadrondvaart‘ Berlijn op eigen kiel: de ‚Reichstag‘
‘Bundeskanzleramt’, langs de ‘Reichstag’, langs de ‘Museuminsel’, je ziet restanten van de muur en de nieuwbouw van de ‘Ostbahnhof’. Vergeleken met een bezoek aan Berlijn tien jaar eerder, kort na de val van de muur is het indrukkwekkend wat er ondertussen allemaal veranderd is. Overigens word je in en rondom Berlijn op alle mogelijke manieren door de geschiedenis besprongen. In Potsdam heb je uiteraard slot Sanssouci van koning ‘Friedrich II der Grosse’ uit het midden van de 18e eeuw; en verder ‘Babelsberg’ waar de Nazi’s tot in 1945 hun propagandafilms draaiden. Net even ten noordoosten van Potsdam vind je het plaatsje ‘Wannsee’ waar op 20 januari 1942 in de villa ‘Am grossen Wannsee 56-58’ een groep Nazi’s onder het voorzitterschap van Reinhard Heydrich, en georganiseerd door Adolf Eichmann de plannen voor de ‘Endlösung’ (lees: uitroeiing) van de Joden vaststelden. Tenslotte vond in de zomer van 1945 de ‘Konferenz van Potsdam’ plaats waar Truman, Stalin en Churchill afspraken maakten over de naoorlogse ontwikkeling van Duitsland en Midden-Europa. Eveneens in Potsdam, heb je de ‘Glienicker Brücke’ over de Havel waar in DDR-tijden spionnen werden uitgewisseld.
De ‚Glienincker Brücke bij Potsdam, waar in de tijd van de DDR de spionnen werden uitgewisseld
Wachttoren langs de Havel
De Havel was de grens tussen West-Berlijn en de DDR. Wanneer men goed kijkt kan men ook nu nog de wachttorens zien die gebouwd werden om er voor te zorgen dat er geen ‘Republikflüchtlinge’ waren. Watersport was in dit toch zo mooie gebied dan ook gedurende tientallen jaren volstrekt onmogelijk. De geschiedenis kom je overigens ook in waterbouwkundige werken tegen. Er loopt een kanaal van het westen van Potsdam naar het noorden en verder naar het oosten waar het kanaal weer op de Havel aansluit; dus gewoon een ‘bypass’ van de Havel, zonder enige zichtbare nautische noodzaak. Die was er ook niet; wel een politieke, want zoals gezegd, de Havel was grensrivier, met als consequentie dat de verbinding van het westelijke deel van de DDR, zeg maar het gebied rondom Magdeburg geen aansluiting meer had met het kanalenstelsel tussen Berlijn en de Oder - en daarom werd dus het Havelkanaal met een lengte van 34 km gegraven. Dit was dus de tegenhanger van het ‘ElbeSeitenkanal’, nodig om Hamburg weer een aansluiting te geven aan het kanalenstelsel van Westduitsland., Zo hebben we dus elkaar in de jaren zestig van de vorige eeuw het leven moeilijk gemaakt.
Over Berlijn en omgeving zou nog veel te vertellen zijn, maar het was immers de bedoeling naar Mecklenburg-Voorpommern te gaan, en zo vertrekken we over de Havel noordwaarts. De Havel vormt eerst een soort meer met nogal wat zeilboten, zeg maar een soort Loosdrechtse plassen. Zodra je van de Havel in de ‘Oder-Havel-Wasserstrasse’ komt, ben je ineens alleen op de wereld. Nu klinkt ‘Wasserstrasse’ best indrukwekkend, maar het is gewoon een kreek met natuurlijke oevers in een bosachtig gebied dat zo ongeveer aan de Biesbosch herinnert - maar dan bijna zonder andere pleziervaarders. Wel kom je om de zovel tijd een Poolse duwbak geladen met schroot tegen; en men wordt geacht zich aan de snelheidsbeperking te houden. Met betrekking tot de maximumsnelheid zijn de Duitsers nogal streng in de leer; in een boekje wordt zelfs het gebruik van de GPS aangeraden, aangezien de snelheid ten opzichte van de grond gemeten wordt, en wanneer je ‚Obere Havel Wasserstrasse‘: sluis Scharfheide stroom mee hebt, ben je met een ‘gewoon’ log maar al te gauw in overtreding.
De vakantietrip van de ‚Limachus‘
Na 40 km verlaat men het genoemde water en vervolgt noordwaarts de ‘Obere-Havel-Wasserstrasse, in een verlaten maar mooi landschap. De sluizen zijn geen probleem, de wanden meestal van damwandprofielen, dus de ‘fenderplank’ komt goed van pas. Vooral handig is, dat er om de zoveel meter in de damwandprofielen verticale pijpen zijn gemonteerd, waar vastmaken makkelijk is. Reisdoel voor deze dag was het plaatsje Zehdenick. Daar kregen we voor het eerst met een zelfbedieningssluis, zelfs nog gecombineerd met een hefbrug, te maken. Het geheel zag er
ingewikkeld uit, maar is doodeenvoudig en werkt prima. Zehdenick zelf is een - te - rustig plaatsje, waar nogal wat mensen vanwege gebrek aan werkgelegenheid vertrokken zijn. Men ziet er dan ook tal van huizen en zelfs van hele straten waar men de indruk krijgt dat de tijd vijftig jaar heeft stilgestaan. Zelfs in de douche wordt je aan de geschiedenis herinnerd: het zekeringenkastje is van de ‘VEB (Volks Eigener Betrieb) Elektrowerk’. De volgende dag is Fürstenberg ons doel. De afstand is maar 45 km, de vaartijd wordt hoofdzakelijk bepaald door de maximum snelheid van 6 km/uur en door een vijftal sluizen. Nu hebben we ook zo onze afwijkingen, en een ervan is, dat onze dagindeling nogal kip-achtig is; vroeg op het stokje, en ook vroeg weer op. Een andere afwijking van mij is, dat ik graag elke dag een krant in handen heb. Dat nu sluit goed aan bij een afwijking van de Duitsers: die kunnen niet ontbijten zonder verse broodjes. En om dat mogelijk te maken, gaan de bakkerswinkels uiterlijk om 06.30 open, vaak al om 06.00 uur, en een enkele keer zelfs om 05.30 uur. Laat het nu zo zijn, dat de bakker vaak ook de plaatselijke krant verkoopt. Het gevolg: onze ochtendroutine wordt aangepast in die zin, dat ik na het opstaan met nuchtere maag naar de bakker ren, en met ‘Frischen Brötchen’ en (meestal) ook met een krant terugkom. Nee, men hoeft mij niet te vertellen dat men de krantenartikelen ook op het scherm kan toveren door het mobieltje aan de laptop te knopen. Van deze mogelijkheid hebben we ook dankbaar gebruik gemaakt, want de trip naar Fürstenberg was op 13 mei, dus twee dagen voor de verkiezingen in Nederland, en daarover leerde je in de Nederlandse dagbladen toch meer dan in een plaatselijke krant ergens in Mecklenburg-Voorpommern. We zijn niet de enigen die vroeg uit de veren komen. De tocht wordt een soort ‘Griekse Navigatie’ achter ‘Doris-M’ uit Lübeck; uren door een soort oerwoud, zonder mensen, zonder wat dan ook. Wel zien we door bevers omgeknaagde bomen, beverburchten, reigers en een enkele keer wat schapen en koeien. Over bevers heb ik toen nog iets interessants geleerd. In de vastentijd werd vroeger nogal op bevers gejaagd. Men mocht immers tijdens het vasten geen vlees eten, maar wel vis; en de bever die kon zo mooi zwemmen, dat moest dus wel een soort vis zijn … Conclusie: wanneer het zo uitkomt, kan men ook zich zelf voor de gek houden. Na een aarzelend begin breekt de zon door, de temperatuur is ongeveer 22 graden, dus ideaal vaarweer. Er is overigens nog iets bijzonders te melden: we blijken in een periode van ongekend hoge stuifmeelproductie te zitten. Wij vertrekken die dag met een wit en groen schip, en komen met een geel schip aan. Zelfs de kranten schrijven over het verschijnsel, en de wasinstallaties voor auto’s doen goede zaken. Op de boot kwamen we nog maanden later in hoeken en gaten een gele zweem tegen; een soort goedkope vakantieherinnering dus. Fürstenberg blijkt een klein, vriendelijk en rustig stadje, met een grote stadspark en een heel mooie, heel nieuwe jachthaven. Maar, zo rustig en vriendelijk als het er uitzag was het kennelijk niet altijd. De oude jachthaven was namelijk twee jaar eerder door de plaatselijke vandaaltjes in de fik gestoken. En, wat voor Nederland nog voor meer belang had kunnen zijn: ondertussen is bekend dat de Russen in Fürstenberg voor het eerst en wel al in het jaar 1959 (dus reeds twee jaar voor de bouw van de Berlijnse muur) atoomraketten voor de middellange afstand, gericht op doelen in het westen van Europa hadden opgesteld. De geheimhouding was zo succesvol dat ook de NAVO er pas jaren later achter kwam. Nu kun De moderne jachthaven in Fürstenberg je over zulke dingen natuurlijk blijven piekeren, maar dan heb je ook geen leven meer. De volgende dag is het plaatsje Waren ons reisdoel, in de noordoosthoek van de ‘Müritz’: het grootste Duitse binnenmeer met een lengte van ongeveer 27 km en een breedte van 13 km. Om de navigatie wat afwisselend te maken hebben de gletsjers er diverse ondieptes achtergelaten, en er voor gezorgd dat er weinig kenbare punten zijn. Er ligt dan ook nogal wat betonning in het meer, er bestaat een
echte waterkaart, dus de GPS kan weer eens voor de navigatie worden gebruikt en niet alleen voor het bepalen van de snelheid over de bodem. De wind was zuidwest, Waren lag dus aan lagerwal. Een probleem was dat niet, de plaats ligt goed beschut in een inham, maar toch was er de avond voor onze aankomst nogal paniek geweest. De haven lag ineens vol met een dikke laag geelbruine drab. De brandweer werd gealarmeerd om de ‘olie’ af te zuigen en de politie rukte uit om de vervuiler op te Waren aan de Müritz sporen. Die werd uiteindelijk ook gevonden, maar tot een aanhouding kwam het niet. De vervuiling bleek namelijk geen olie maar een gigantische hoeveelheid stuifmeel. .. Waren is de meest noordoostelijk gelegen plaats van onze reis. Vanaf hier volgen we de Müritz-EldeWasserstrasse eerst in westelijke en daarna in zuidelijke richting naar de Elbe bij Dömitz. De afstand is ongeveer 155 km, er zijn 16 sluizen, en - met uitzondering van de meren die je tegenkomt - is de toegestane maximum snelheid ook weer 6 km/uur. De vaart is afwisselend, en het landschap ook hier ongerept. Tussen Berlijn en de Müritz was de oorzaak van de ongereptheid vooral dat het gebied tientallen jaren dienst deed als jachtterrein voor de DDR-bonzen. In de buurt van de Elbe profiteerde de natuur van het feit, dat er sprake was van een ‘Sperrgebiet’ tegen mogelijke ‘Republikflüchtlinge’. Op de meren ten westen van Waren komen we een nieuw soort watersport tegen: schoolklassen die met Canadese kano’s onderweg zijn. Met die dingen en met steekpeddels koers te houden valt kennelijk niet mee; de boten krioelen op Winkelstraat in Lübz, om 06.15 uur;maar de een verschrikkelijke manier door elkaar. Ik bakkerswinkel is al geopend vroeg me af hoe dit moest gaan wanneer je zo een horde niet op het meer maar op het riviertje zou tegenkomen. Er stond namelijk vrij veel stroom, dus zelfs met stationair toerental dreef je al bijna met de toegestane snelheid door het landschap. Een ontmoeting met een vloot Canadezen vindt uiteraard ook plaats, maar ik had me onnodig zorgen gemaakt. Zodra ze je zien aankomen, vliegt iedereen onmiddellijk naar de kant en blijft daar totdat je voorbij bent. Verder is het weer een vaartocht door een verlaten gebied; de eerste tegenligger zien we na meer dan een uur varen. Wel zien we regelmatig roofvogels, en de reigers zijn niet te tellen. Dat er Aalscholvers te zien zouden zijn vonden we niet echt bijzonder, maar wel de eveneens aangekondigde Ijsvogel: een klein, fel blauw vogeltje, dat ik sinds mijn jeugd niet meer heb gezien. We weten nu ook waarom de sluizen niet meer zoals tot 2000 vanaf 07.00 tot 20.00 draaien, maar pas vanaf 09.00 uur. Niet omdat er geen aanbod zou zijn, maar omdat men ontdekte dat een arbeidsduur
van 13 uur onwettig is. Overigens valt het met de ‘arbeid’ wel mee; een schutting duurt toch minimaal een kwartier, en meer dan een paar knopjes drukken hoeft er niet te gebeuren. Bij de sluizen is men driftig aan het automatiseren en dat heeft tot gevolg dat een schutting veel en veel langer duurt. Alles is zeven keer vergrendeld en beveiligd. En om brokken te voorkomen, wordt de sluiskolk maar heel langzaam en voorzichtig gevuld. Een keer maken we een storing mee, en omdat de storingsmonteurs ook al wegbezuinigd zijn, moet dan de sluiswachter van de volgende sluis komen. Het gevolg is, dat ondertussen een sluis die niet defect is bij afwezigheid van de sluiswachter toch gestremd is. Van iemand die ter plaatse Zelfbedieningssluis aan de Müritz-Eldebekend is, begrijpen we dat de storing voor Wasserstrasse ons helemaal geen tijdverlies tot gevolg heeft gehad. De sluis met de storing blijkt in automatisch bedrijf extra traag te zijn. Nu, met een ‘levende’ sluiswachter, keek die goede man even of iedereen voor het opschutten goed had vastgemaakt, dan trok hij de rinketten vol open en was de sluiskolk in een mum van tijd gevuld. Het personeel heeft opdracht te vertellen dat alles prima werkt, ondanks het feit dat er wel elke dag een storing is. Leve de automatisering! - Daarbij mogen we niet vergeten dat we het hebben over een streek met een werkloosheid van boven de 20%. Geen wonder dat er bij het personeel enige frustratie merkbaar is. In Nederland zijn de meeste sluizen zo groot en modern dat een intermenselijk contact met de sluiswachter niet meer mogelijk is omdat hij ergens hoog in een bedieningsgebouw achter warmtewerende (en dus van buiten ondoorzichtige) ramen zit. Aan de Elde heb je bij de nog niet geautomatiseerde sluizen nog direct contact met mensen van vlees en bloed. Overigens zijn de contacten nogal verschillend. In het plaatsje Lübz is de doorvaart vanwege werkzaamheden gestremd en kan er maar om de drie uur geschut worden. De sluiswachter heeft een enorme voorraad van moppen. Dus in plaats van boos te zijn over de vertraging, ligt iedereen in een deuk. Op de vrouwelijke sluiswachters had ik het minder begrepen. Die waren verschrikkelijk stug, met als topper de volgende Het bestaat nog: sluis met levende en belevenis: we komen bij de sluis, en de Duitse zichtbare sluiswachter vlag hangt halfstok. Nieuwsgierig als ik ben, vraag ik de (vrouwelijke) sluiswachter naar de reden. Het antwoord zal ik nooit vergeten: ‘ik kreeg een schriftelijke instructie, vandaag halfstok te vlaggen’. Einde discussie… Foerageren en tanken is redelijk te doen, al is het wel zaak elke gelegenheid die zich voordoet te benutten, zeker wanneer men in het voorseizoen onderweg is. Wanneer je ergens over een jachthaven met dieselpomp leest, je komt er om 10 uur langs, en er hangt een briefje dat de pomp om 16 uur open gaat, dan schiet dat niet echt op. Een supermarkt direct aan het water vind je tussen Waren en de Elbe
exact een keer, en wel een Aldi in Grabow. Op zich is er niets mis mee, alleen de kleinste verpakking toiletpapier was 8 rollen, dus we zijn even bezig om de voorraad ergens onder de vloer weg te stoppen. In Neu-Göhren is een kleine jachthaven met dieseltank, bij een camping met wasmachine en droogtrommel en restaurant; dus een uitgelezen plek om te overnachten. Ten aanzien van restaurants in het algemeen is nog wel te vermelden waard dat de prijzen in het voormalige Oostduitsland verbazingwekkend laag zijn. Je betaalt ongeveer de helft van wat een identieke maaltijd in het Westen kost. Dit verschil heeft alles te maken met de hoge werkeloosheid en de daardoor beperktere koopkracht in - zoals de Westduitsers het noemen - de ‘Neuen Bundesländer’. De verhouding tussen ‘oost’ en ‘west’ is overigens nog niet van spanning ontbloot. Het ‘westen’ heeft gigantisch in het ‘oosten’ geïnvesteerd, en het resultaat is, dat beide partijen gefrustreerd zijn: de Westduitsers omdat ze niet de dankbaarheid krijgen die ze hebben verwacht, en de Oostduitsers omdat het ze het nog steeds aanzienlijk slechter hebben dan de Westduitsers. Het afmeren in Neu Göhren is tamelijk ingewikkeld, want de boxen liggen dwars op de nogal felle stroom, dus men moet met flink wat vaart de box binnenschieten, direct afstoppen en gelijktijdig zien de (bovenstroomse) achterlijn en voorlijn te beleggen. Ruimte en tijd voor een ‘second try’ is er beslist niet. Uiteraard heeft een riviertje het recht om te stromen, maar ik vond de situering van de boxen toch niet echt gebruikersvriendelijk. Vreemd is ook dat in de verder heel nauwkeurige routebeschrijving met zoveel woorden staat dat de stroom helemaal niets voorstelt - en dat kwam duidelijk niet Neu-Göhren: mooi, rustig en de mogelijkheid om overeen met de situatie zoals wij ze diesel te tanken tegenkwamen. De havenmeester loste het raadsel op: volgens hem zou er nog een paar dagen overvloedig water gelost moeten worden. Daarna gaat van de ene op de andere dag de kraan dicht en stelt de stroom helemaal niets meer voor - zoals ook in het boek beschreven. Enkele sluizen verder - waaronder een met de mooie naam ‘Firndenwirunshier’ - komen we in Dömitz op de Elbe. Hier kan na dagen kruipen de gashandel weer eens op vol vooruit. Het weer is prachtig, het landschaap heel mooi, we hebben 4 km/uur stroom mee, en zo slingeren we richting Lauenburg. ‘Slingeren’ heeft overigens niets met alcohol te maken, maar met het feit dat de De Elbe bij Dömitz, met de restanten van een ooit vernielde vaargeul nu eens aan de brug rechteroever, dan weer aan de linkeroever ligt. De rivier heeft nog vrij veel water, dus misschien doe ik er te veel moeite. Maar ik heb er geen zin met 16 km/uur op een ondiepte te vliegen. Om de zoveel tijd staat langs de rechteroever een wachttoren, en dan beseft men weer, dat deze tocht gedurende bijna 40 jaar (tot 1989) onmogelijk zou zijn geweest. De sluis Dömitz was in het ‘Sperrgebiet’ gelegen en werd dus vernield. Pas sinds 21 mei 1992, dus precies tien jaar voor ons bezoek is de hier beschreven tocht weer mogelijk. Overigens is de werkeloosheid en de armoe in Mecklenburg-Voorpommern nog steeds een groot probleem; werk is er niet, tenzij men per
dag twee uur heen en twee uur terug naar Hamburg pendelt. Men begint een zekere frustratie te begrijpen, wanneer men als buitenlander met een ‘dikke’ boot naast een piepklein zeilbootje ligt, waar de aansluiting voor het toplicht uit kroonsteentjes bestaat… In Lauenburg, het doel van de huidige dag, kunnen we dan nog eens oefenen in langzaam varen: hier begint het kanaal naar Lübeck, en van de monding in de Elbe tot aan de eerste sluis is de maximumsnelheid maar 4 km/uur; dus dat betekend gewoon stationair draaien. Waarom het zo langzaam moet, weet ik echt niet. Maar het blijkt nog streng te worden gecontroleerd ook. De volgende dag gaat het zuidwaarts door de ‘Elbe-Seitenkanal’, aangelegd om Hamburg een verbinding met het West-Duitse kanalenstelsel te geven toen de Elbe ten tijde van de DDR niet meer voor de scheepvaart beschikbaar was. De beroepsvaart maakt ook nu intensief gebruik van het kanaal, omdat de waterstanden op de Elbe nogal wisselend kunnen zijn. De vaart over de ‘Heide-Suez’, zoals het kanaal wel genoemd wordt, levert geen problemen op. Wel zijn er twee spectaculaire kunstwerken: eerst het ‘Schiffshebewerk’ Lüneburg, en daarna de sluis Uelzen.
‚Schiffshebewerk Lüneburg‘ aan het ‚ElbeSeitenkanal‘
In één ruk 38 meter omhoog!
In Lüneburg boffen we, dat we nog net in de bak passen, waarmee we in een ruk 38 m omhoog gaan. Veertig kilometer verder volgt de sluis Uelzen met een verval van 23 meter. Bezoekers kunnen het schutten vanachter een brug over de kolk, met een hoog hek (tegen zelfmoordenaars) gadeslaan. Nu weten we hoe de chimpansees zich in de dierentuin voelen! Na een aantal kilometers achter een duwboot aangesjokt te zijn roepen we de kapitein op en krijgen toestemming om in te halen; geen makkelijke exercitie, gezien de geweldige tegenstroom. In de ‘Sporthafen’ Wittingen vallen we midden in het havenfeest ter viering van het driejarig bestaan van de vereniging. Vanwege het feest mogen we zelfs gratis liggen Op tweede pinksterdag komen we op het Mittellandkanal, de hoofdverbinding in oost-west richting waardoor het mogelijk is van de Rijn tot op de Oder te komen. Omdat het een feestdag is, is er nauwelijks beroepsvaart. Ook komen we vandaag geen enkele sluis tegen, dus we schieten lekker op. Dinsdag is weer een normale werkdag, de beroepsvaart komt langzaam weer op gang. Er is vandaag maar een sluis, maar wel een stevige; Anderten in het Mittellandkanal. De sluiskolken zijn 200 meter lang en 12 meter breed. Het duurt dan ook vijf kwartier tot dat we geschut zijn. In de sluis wordt het nog werken ook, aangezien er geen drijvende bolders zijn. In Hannover maken we een tussenstop om te tanken en foerageren. Druk is het op het kanaal niet, maar natuurlijk vliegt er net bij het afmeren aan de pomp een binnenvaarder in volle vaart langs, dus we knallen nogal tegen de steiger op. Leve de stevige stootrand! Drie vaaruren verder meren we af in de jachthaven Idensen, halverwege tussen Hannover en Minden.
Woensdag 22 mei is mijn verjaardag; desondanks vroeg vertrokken; de voorspelling is, dat het vandaag erg warm en drukkend wordt, met ’s middags kans op onweer. Het eerste klopt, met het tweede valt het mee: het blijft in elk geval tot ’s avonds droog. Wel ligt er een pracht van een depressie boven de Britse Eilanden. En van telefoontjes vanuit Nederland met felicitaties horen we dat het daar regent, bij een temperatuur van 17 °C. Bij ons is het maar liefst 27 °C. Sluizen zijn er vandaag (voor de tweede keer) niet, wel gaat er voor controle een ‘Sicherheitstor’ (een keersluis) dicht, maar na tien minuten wachten, kunnen we weer verder. Bad Essen, ons huidig doel, heeft een klein maar leuk haventje waar we net tegenover de ingang liggen. Bij elke vrachtvaarder die langs schuift, krijgen we les in toegepaste hydrodynamica. Eerst wordt de haven leeggezogen, daarna komt een vloedgolf binnenzetten. Bij een groot en vol geladen binnenschip is het niveauwverschil in de haven maar liefst 40 centimeter! De volgende dag vertrekken we voor het eerst in deze vakantie bij regen. Nauwelijks onderweg wordt het weer droog, en alles bij elkaar valt het weer best mee; en tegen de avond schijnt zelfs de zon. Afgezien van enkele minuten wachten bij Bad Essen: bij elke binnenvaarder die een ‘Engstelle’ kunnen we zonder openhoud langsschiet krijg je met een peilverschil van 40 doorstomen en zijn we om 12 uur op het cm te maken. Dortmund-Emskanal, waar ook gelijk de mogelijkheid bestaat om diesel te tanken en om (beperkt) te foerageren. Om drie uur bereiken we dan onze bestemming, de Marina ‘Alte Fahrt Fuestrup’. Het ziet er erg netjes en georganiseerd uit; de havenmeester stelt zich voor en geeft zelfs een hand! Het Dortmund-Ems-Kanal is weer zo’n kanaal waar je in eerste instantie de noodzaak van niet inziet. Natuurlijk, het kanaal verbindt het ‘Ruhrgebiet’ met de Noordzee, maar dat kan toch veel eenvoudiger over de Rijn? - Enig speurwerk levert als resultaat, dat politieke strubbelingen ook ruim honderd jaar geleden niet ongewoon waren. De Duitsers wilden gewoon de verbinding met de Noordzee veilig stellen voor het geval dat ruzie met de Nederlanders vaart over de Rijn onmogelijk zou maken! De volgende dag is onze bestemming Datteln, aan de monding van het WeselDatteln-Kanal, de kortste verbinding met de Rijn. We komen maar een sluis tegen, te Münster. Schutten duurt een uur, en de haven van Münster blijft ons in herinnering als de plaats met de meeste graffitis. In het havengebied vind je geen muur die niet vol gespoten is met mooie en minder mooie kunstwerken. De haven van Datteln bevalt ons niet. Men mag er 48 uur liggen, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Achteraf blijkt dit een geluk te zijn. We varen 6 km verder naar ‚Schiffshebewerk Henrichenburg‘ de haven van de Motor Yachtclub Lünen, bij de oude sluis Henrichenburg. Er is nog tijd om het oude ‘Schiffshebewerk’ met museum (gratis!) te bezichtigen. Wie ook maar een beetje in industriële archeologie geïnteresseerd is mag dit stuk techniek niet missen. In het museum verkopen ze ook boekjes met de beschrijving van de bouwgeschiedenis van het Dortmund-Emskanal en wanneer je dat leest, dan besef je weer eens hoe gigantisch de vooruitgang op het gebied van de arbeidsomstandigheden in de afgelopen 100 jaar was.
Voor de volgende dag hebben we in Dorsten, halverwege het Wesel-Dattelnkanal een afspraak met kennissen uit Wesel. De meevaller: het schutten gaat vlot, we zijn vroeg in Dorsten. De tegenvaller: de ‘Marina’ is in verband met een verbouwing volledig verdwenen. We hakken de knoop door en besluiten door te gaan tot Wesel. Het geluk is met ons, ook de laatste twee sluizen draaien vlot, en om 15.45 liggen we in de jachthaven van Wesel. Het stukje op de Rijn gaat met gezwinde spoed, met een piek van ongeveer 18 km/uur, d.w.z. met een stroomsnelheid van 6 km/uur! Nu kan ook de mast weer overeind; zo word je tenminste door de beroepsvaart beter gezien. Nog een probleempje is op te lossen: we hebben in een winkel het verkeerde kaartboek van de Rijn meegekregen. Gelukkig is er iemand op de steiger die het goede boek heeft. We gaan de kaartjes elektronisch fotograferen en in de computer stoppen, zo kunnen we de route straks op de laptop volgen. Van Wesel volgt een snelle reis over de Rijn. De stroom duwt met 5 – 6 km/uur mee. Ik durft er niet aan te denken, met een rompsnelheid van 12 km/uur hier tegen op te boksen, en daarbij voortdurend door duweenheden te worden opgelopen. Voor het eerst zien we het duurste pretpark ter wereld: de nooit in bedrijf genomen kernkrachtcentrale Kalkar. Na ruim drie uur zijn we al bij de Pannerdense kop. De stroom blijft doorlopen, dus ook Arnhem is spoedig bereikt. Er zijn onweersbuien voorspeld, maar die zijn nog niet in aantocht, dus we blijven doorvaren naar Wageningen, waar VADA een leuk gelegen jachthaven heeft. Vanaf Wageningen is het voor ons en vermoedelijk ook voor veel lezers een ‘thuiswedstrijd’. Via Schoonhoven, Alblasserdam en Numansdorp varen we naar Hellevoetsluis, waar we een kleine vier weken na vertrek arriveren. In deze periode hebben we ruim 1100 km De kernkrachtcentrale Kalkar, thans pretpark gevaren, met 120 draaiuren van de motor en met het passeren van 48 sluizen. Silvia en ik vonden de tocht beslist de moeite waard. Natuurlijk, wie pas gelukkig wordt wanneer het met windkracht vijf waait en wanneer het water over het voordek schuimt, die moet deze tocht niet maken. Met meer dan 1,2 meter diepgang en 3,1 meter kruiphoogte lukt het ook niet. Maar wie belangstelling heeft voor de omgeving en voor de geschiedenis, die komt ruimschots aan zijn trekken. Vaartechnisch is het prima te doen, de kanalen en kunstwerken zijn goed onderhouden, en in de sluizen is er geen enkele binnenvaarder die de euvele moed heeft zijn schroef te laten draaien. Wel moet je niet in een periode terechtkomen waar de Elbe hoogwater heeft zoals in de herfst van vorig jaar. Eindoordeel: zeker voor herhaling vatbar! F.K.
Prive\Duitsland-3