Mestvergisting Maatschap Pronk te Warmenhuizen Programma reductie overige broeikasgassen Senter Novem
Inhoudelijke eindrapportage Smt-regeling
Programma: Reductie Overige Broeikasgassen (ROB)
Projecttitel SenterNovem-projectnummer Verslagperiode Naam aanvrager Contactpersoon SenterNovem-contactpersoon
Realisatie van een biomassa netwerkvergistinginstallatie voor elektriciteitsproductie middels WKK op biogas 0377-06-03-01-007 01-06-2006 t/m 01-06-2007 Mts Pronk Dhr. T. Wiersma, E kwadraat advies Dhr. J. van Bergen
Aan dit project is in het kader van het Besluit milieusubsidies, Subsidieregeling milieugerichte technologie een subsidie verleend uit het programma Reductie Overige Broeikasgassen dat gefinancierd wordt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer. Senter Novem beheert deze regeling.
Trefwoorden: Duurzame energie, vergister, mestvergisting, drijfmest, digestaat, methaanreductie Sustainable energy, fermentor, Co fermentation, manure, fermented manure, methane reduction
Verkorte samenvatting Het projectidee voor een vergister bij de Mts. Pronk is ontstaan eind 2005. De gebroeders Pronk deden hun kennis en ervaring op in Duitsland en tijdens de open dag van een van de eerste mestvergistingsinstallaties in Nederland (Mts. Kelstein, Hallum). Kort na deze open dag bij Mts. Kelstein in Hallum, is op 16 februari 2005 gestart met het aanvragen van de benodigde vergunningen bij de gemeente Harenkarspel. Begin juni 2006 is de aannemer begonnen met de civiele werkzaamheden voor het bouwklaar maken van het terrein. Het gehele project is afgerond op 1 januari 2007. Vanaf deze datum is ook de MEP ingegaan. De milieuresultaten zijn op te delen in een directe reductie van broeikasgassen t.g.v. een verkorte duur van de mestopslag en een indirect reductie als gevolg van de duurzaam geproduceerde energie. De directe emissiereductie van methaan is een gevolg van de verkorte duur van de mestopslag De gerealiseerde directe reductiebesparing is in totaal 153.000 kg CO2 equivalenten / jaar. De indirecte reductie wordt behaald door de duurzaam geproduceerde elektriciteit en warmte uitgedrukt in kg CO2 equivalenten per jaar. Op basis van de reductiefactoren levert het project een totale indirecte reductie op van 2.032.400 kg CO2 equivalenten per jaar. Op basis van 4 maanden monitoring is de verwachte totale CO2 reductie op projectniveau 2185 ton CO2 equivalenten per jaar. De potentiële landelijke reductie bij de toepassing van deze techniek is op basis daarvan 1,9 Mton CO2 eq per jaar. De terugverdientijd is ca 6,5 jaar. In de verdere looptijd van het project kan de terugverdientijd verder worden verlaagd door: uitbreiding van de motorcapaciteit, en bij benutting van de extra restwarmte voor de groentedrogerij. Administratief zijn er vrij veel extra zaken bij te houden. Dit geeft meer werk dan verwacht. Daarnaast moet er voor het opzetten van de juiste bedrijfsvoering extra aandacht worden besteed. Het geproduceerde digestaat is momenteel nog niet naar derden afgezet. Wanneer dit noodzakelijk wordt, kan het digestaat gemakkelijk worden afgezet bij diverse tuinders en akkerbouwers in de buurt. De maatschap Pronk, heeft tijdens het bouwen en de opstart van deze vergister veel geïnvesteerd in het opbouwen van kennis, om het proces volledig zelfstandig te beheersen. Dit heeft veel tijd gekost. Het gevolg is wel dat de maatschap nu veel vertrouwen heeft gekregen in het eigen vakmanschap om deze installatie succes te bedrijven. Doordat de gasproducties van de vergister niet tegenvallen en het proces stabiel verloopt, is maatschap Pronk bezig om uit te breiden in capaciteit.
Inhoudsopgave Verkorte samenvatting .............................................................................................................3 Inhoudsopgave.........................................................................................................................4 1 Inleiding ............................................................................................................................5 1.1 Aanleiding.................................................................................................................5 1.2 Doelstelling ...............................................................................................................5 1.3 Samenwerking met partners en derden....................................................................5 1.4 Indeling van het rapport............................................................................................5 2 Technische beschrijving ...................................................................................................6 2.1 Algemene Beschrijving vergistingproces ..................................................................6 2.2 Beschrijving principe Quick mix ................................................................................7 3 Opzet van het project .......................................................................................................8 3.1 Algemene beschrijving Maatschap Pronk.................................................................8 3.2 Beginfase (voor looptijd project) ...............................................................................8 3.3 Bouw van de vergister ..............................................................................................8 4 Resultaten van het project................................................................................................9 4.1 Milieuresultaten ........................................................................................................9 4.1.1 Directe reductie van methaan...........................................................................9 4.1.2 Indirecte reductie ............................................................................................10 4.1.3 Totale reductie project ....................................................................................12 4.1.4 Overige milieuresultaten .................................................................................12 4.1.5 Procesvoering.................................................................................................12 4.2 Economische resultaten .........................................................................................14 4.2.1 Investeringen ..................................................................................................14 4.2.2 Overzicht kosten en opbrengsten ...................................................................14 4.2.3 Terugverdientijd ..............................................................................................15 4.3 Toepasbaarheid......................................................................................................16 4.3.1 Binnen het bedrijf............................................................................................16 4.3.2 Binnen de branche..........................................................................................16 4.3.3 Buiten de branche...........................................................................................16 5 Ervaringen tijdens bouw en opstart ................................................................................16 5.1 Bouw.......................................................................................................................16 5.2 Ervaringen Quick Mix .............................................................................................16 5.3 Gevolgen voor de bedrijfsvoering ...........................................................................17 5.4 Regelgeving............................................................................................................17 5.4.1 Gemeentelijke regelgeving .............................................................................17 5.4.2 Nationale regelgeving .....................................................................................17 5.5 Elektriciteitsaansluiting en bemetering ...................................................................18 5.6 MEP ........................................................................................................................18 5.7 Toekomstige ontwikkelingen ..................................................................................19 Uitgebreide samenvatting.......................................................................................................20 Bijlage 1: monitoring mestvergisting......................................................................................23 A. Methaanemissiereductie t.g.v. kortere opslag................................................................23 B. Energieproductie uit biomassa (indirecte broeikasgasreductie)....................................26 Bijlage 2: Verslag open dag ...................................................................................................29
Mestvergisting Maatschap Pronk
1
Inleiding
1.1 Aanleiding Op het melkveebedrijf van maatschap Pronk worden momenteel 120 koeien gemolken. Het bedrijf wil doorgroeien naar 140 koeien. Hiervoor is gelijktijdig aan de bouw van de vergister ook een uitbreiding van het melkveebedrijf, met een nieuwe veestal gerealiseerd. In de mest van de koeien zit veel energie, in de vorm van onverteerde organische stof. Wanneer de mest op een normale manier opgeslagen wordt, is sprake van methaanemissie. Methaan staat bekend als een sterk broeikasgas. Een ton methaanuitstoot staat gelijk aan 21 ton CO2 equivalenten. Wanneer mest onder anaerobe omstandigheden bij een temperatuur tussen de 30 en 50 graden Celsius bewaard wordt, zijn de omstandigheden ideaal voor bacteriën om de organische stof in de mest om te zetten in biogas. Dit biogas kan gebruikt worden om een warmtekrachtkoppeling op te laten draaien, welke stroom en warmte produceert. Op deze manier kan dus de energie uit de mest omgezet worden in duurzame energie. Om de installatie efficiënter te laten draaien, wordt naast mest gebruik gemaakt van co-producten zoals maïs, gras en andere producten. De vergiste mest, het digestaat, is een hoogwaardige meststof, welke een besparing kan leveren aan het gebruik van (milieuonvriendelijk geproduceerde) kunstmest. De aanleiding voor het project is om de energierijke mest te benutten om duurzame energie te produceren en een hoogwaardige meststof te krijgen. Er wordt op deze manier aan verschillende kanten voordeel gehaald. De methaanemissie wordt teruggedrongen en er wordt bespaard op fossiele brandstoffen, enerzijds door productie van energie en warmte, anderzijds door besparing op kunstmest. 1.2 Doelstelling Hoofddoelstelling is het bouwen en in gebruik nemen van een vergistingsinstallatie om de mest van het bedrijf optimaal te benutten. Daarnaast wordt door het demonstreren van deze vergister ook de techniek bij collega boeren en het grotere publiek onder de aandacht gebracht. 1.3 Samenwerking met partners en derden Maatschap Pronk heeft binnen dit project geen partners. Wel is er samenwerking met de volgende bedrijven: Oosterhof Holman (levering van de installatie), Continuon, (levering en huur van aansluiting op het elektriciteitsnet), E kwadraat advies (begeleiding gedurende het hele traject) en Rabobank (financiering van de installatie). 1.4 Indeling van het rapport Hieronder wordt beschreven hoe dit rapport is ingedeeld. Allereerst wordt in hoofdstuk twee ingegaan op de technische specificaties van de installatie. In hoofdstuk drie wordt een beschrijving gegeven van de planning, opzet en uitvoering van het project. Het belangrijkste resultaat van dit project, de realisatie van een vergistinginstallatie en het draaiend krijgen van deze installatie, wordt uitgebreid omschreven in het vierde hoofdstuk. Tevens wordt hier omschreven in welke mate de installatie bijdraagt aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
5
Mestvergisting Maatschap Pronk
2
Technische beschrijving
2.1 Algemene Beschrijving vergistingproces De vergistinginstallatie bestaat uit een verwarmde vergisters voor de productie van biogas. In de vergister wordt bij een temperatuur van 30-50 graden Celsius de procescondities bereikt waar onder anaerobe omstandigheden bacteriën organische stof kunnen omzetten in methaangas en CO2. De drijfmest wordt vanuit de stallen zo snel mogelijk in de vergisters gebracht, om een zo hoog mogelijke gasopbrengst te garanderen en een zo laag mogelijke emissie van methaangas. De maïs, het groenteafval en eventuele overige vaste coproducten worden middels een vaste stof toevoersysteem direct in de vergister ingebracht. De inhoud van de vergister wordt met een paddelgigant geroerd om de inhoud te homogeniseren en drijflaagvorming te voorkomen. Het ontstane biogas uit de vergisters wordt opgevangen onder een membraandak, waar de aanwezige H2S in het gas zoveel mogelijk wordt omgezet in zwavel, welke terugvalt in de mest. De mest wordt naar een navergister gevoerd, waar de restproductie van gas wordt opgevangen, terwijl de mest afkoelt. Deze navergister is bij mts Pronk ook verwarmd en geïsoleerd. Hiermee wordt gestreefd om het maximale rendement uit de coproducten te halen. Het gas van de navergister wordt teruggevoerd naar de vergister. De WKK’s zetten het gecomprimeerde biogas om in elektriciteit en warmte. De elektriciteit wordt aan het net geleverd en deels voor eigen gebruik ingezet. De warmte wordt benut voor de verwarming van de vergisters, navergister het woonhuis en het melkveebedrijf. Een flowschema van dit proces is in onderstaande figuur weergegeven. Mest Biogas Warmte Stallen en woonhuis
Elektriciteit WKK’s
Mest
Stallen
Vergister
Navergister
Digestaatput/ mestsilo
Figuur 1 Flowschema vergistingsproces
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
6
Mestvergisting Maatschap Pronk
Enkele kengetallen van maatschap Pronk: • • • • • • • • •
Rundveedrijfmest Vergisterinhoud Navergisterinhoud Procestemperatuur Mestverwarming Gasmotor Biogasproductie kWh productie Zwavelreiniging
4.500 m³/jaar 1.500 m³ bruto 4.500 m³ bruto 40 ºC d.m.v. wand en bodemverwarming 2 x 191 kWe ca. 1.600.000 m³/jaar ca. 3.250.000 kWh/jaar o.b.v. 97% belasting door toevoeging lucht en door houten dakconstructie
De installatie bestaat uit de volgende onderdelen: Onderdeel Capaciteit Eenheid Bestaande mestkelder Vergister Navergister Mestsilo Digestaatkelder
1.100 1.500 4.500 1.200 2.400
m³ m³ m³ m³ m³
Biogasopslag WKK Vaste stof invoer Quick mix Paddelgigant Mixers met aftakas Mixers met aftakas Ontwateringsunit
400 2 x 191 60 1 x 15 1 x 15 1 x 15 2 x 15
m³ kWe m³ kW kW kW kW
Besturingskast 2 x Circulatiepomp 2 x warmwaterleidingen Warmtebuffer Platen warmtewisselaar Sleufsilo Aansluiting net
2.2
m2 kVA
2000 630
Opmerkingen/ materiaal Beton met isolatie en damwandprofiel Beton Staal Onder de dichte delen van de stal (voergang, ligboxen etc). EPDM membraamdak Trioliet systeem In vergister In vergister In navergister 1 gezamenlijke condensput en condensafscheider
Inhoud 2 m³ Scheiding warmte motor/ vergister verwarming Voor opslag coproducten Inclusief behuizing en aansluiting trafo
Beschrijving principe Quick mix
Een uniek principe bij de vergistinginstallatie van Mts Pronk is de quickmixinstallatie, van Vogelsang, geleverd door Bos Benelux. Deze is gekoppeld aan het trioliet vaste stof invoersysteem. Deze installatie zorgt ervoor dat co-producten die via de vaste stoftoevoer de vergister worden ingebracht, eerst worden vermalen en vervolgens gemengd met een deel van het al aanwezige digestaat in de vergister. Het voordeel hiervan is dat de nieuw toegevoerde stoffen al in vloeibare toestand aan de vergister worden toegevoegd, waardoor de vermenging met het reeds aanwezige digestaat beter verloopt, waardoor het vergistingproces eerder wordt gestimuleerd. De ervaringen van dit systeem worden beschreven in paragraaf 5.2.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
7
Mestvergisting Maatschap Pronk
3
Opzet van het project
3.1 Algemene beschrijving Maatschap Pronk Melkveebedrijf Mts Pronk is een toonaangevend modern melkveebedrijf. Het bedrijf wordt gekenmerkt door de vele nieuwe innovaties (nieuwe veestal, met 24 stands melkcarrousel, etc). Het bedrijf heeft momenteel 120 melkkoeien en 70 stuks jongvee. Voor de afzet van digestaat is gekozen voor uitbreiding van het eigen areaal, zodat er ook flexibeler kan worden gewerkt. De afzet is tot op heden geen probleem gebleken. Hoe dit in de toekomst zal zijn is afhankelijk van de plaatsingsruimte en de hoeveelheid digestaat. 3.2 Beginfase (voor looptijd project) Het projectidee is ontstaan eind 2005. De gebroeders Pronk deden hun kennis en ervaring op in Duitsland en tijdens de open dag van een van de eerste mestvergistingsinstallaties in Nederland (mts Kelstein, Hallum). Twee weken na deze open dag, op 16 februari 2005 is gestart met het aanvragen van de benodigde vergunningen bij de gemeente Harenkarspel. In april 2005 is op de bouwlocatie een sonderingonderzoek uitgevoerd. De procedure heeft vervolgens 5 maanden vertraging opgelopen vanwege ingediende bezwaren van een buurtbewoner. Er was bezwaar ingediend omdat vooral als gevolg van de aanvoer van kippenmest stankoverlast werd verwacht. Uiteindelijk heeft Pronk naar aanleiding van goede gesprekken de onzekerheden weg kunnen nemen. Kippenmest is uiteindelijk niet aangevoerd, vooral vanwege de gevolgen van dit product voor de mestwet. 3.3 Bouw van de vergister Begin juni is Host Oosterhof Holman begonnen met de civiele werkzaamheden voor het bouwklaar maken van het terrein. In juli is gestart met de bouw van de silo’s. In augustus is dit traject afgerond en kon gestart worden met het aanleggen van alle leidingen van en naar de vergister. Qua stalaanpassingen zijn er extra mixers geplaatst om de mest naar de vergister te verplaatsen. Deze mixers zijn verdiept aangelegd, zodat het ook mogelijk is de mest te kunnen transporteren bij lagere mestniveaus. In september is gestart met het afwerken van de vergistersilo’s zoals het aanbrengen van isolatiemateriaal het bevestigen van het dak etc. Ook het aanbrengen van de losse componenten zoals de WKK’s en het drogestof toevoersysteem is gestart in september. In oktober is de installatie aangesloten op het net door Continuon. Halverwege oktober is de vergister gevuld met mest. Deze is vanaf half oktober verwarmd met een mobiele CV ketel, gestookt door het geproduceerde biogas. Op deze manier kon de eerste WKK eind november worden opgestart. De voltooiing van de gehele bouw en het in werking stellen van beide WKK’s, was rond eind december 2006 gereed. De bouw is hiermee dus volgens planning verlopen (6 maanden). Het gehele project is afgerond op 1 januari2007. Het afgeronde project wil zeggen dat er een draaiende vergistinginstallatie op het bedrijf staat, die duurzame energie uit mest en coproducten produceert. Vanaf deze datum is ook de MEP ingegaan. De opening van de installatie en de open dag voor kennisoverdracht aan geïnteresseerd publiek hebben plaatsgevonden op 20 april 2007. Deze open dag is zeer goed bezocht, met ca 800 bezoekers. In bijlage 2 is een verslag weergegeven van deze open dag.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
8
Mestvergisting Maatschap Pronk
4
Resultaten van het project
4.1 Milieuresultaten De milieuresultaten zijn op te delen in een directe reductie van broeikasgassen t.g.v. een verkorte duur van de mestopslag en een indirect reductie als gevolg van de duurzaam geproduceerde energie. Voor het bepalen van de emissieresultaten van dit project is de installatie 4 maanden gevolgd volgens de richtlijnen monitoring mestvergistingsinstallaties. De resultaten van deze monitoring zijn weergeven in bijlage 1. In dit hoofdstuk worden de behaalde milieuresultaten volgens de TEWI methode beschreven. 4.1.1 Directe reductie van methaan De directe emissiereductie van methaan is een gevolg van de verkorte duur van de mestopslag. In de normale bedrijfssituatie ligt de mest jaarrond opgeslagen. Meestal worden de mestkelders twee keer per jaar volledig leeggereden. Gemiddeld ligt de mest dus minimaal 6 maanden opgeslagen. Daarnaast vindt in de normale landbouwpraktijk, tijdens het uitrijden nog emissie plaats. Methaan heeft zoals bekend een 21 x zo sterke broeikaswerking als CO2. Om aan te geven hoe groot de reductiebesparing is wordt deze uitgedrukt in een CO2 emissie - reductiefactor. In 2005 is deze CO2 emissie – reductiefactor vastgesteld op 34 kg CO2 equivalenten per ton mest. In tabel 1 wordt de vooraf berekende directe reductie weergegeven. Type mest
Melkvee Kippen Totaal
Capaciteit
4.000 2.000 6.000
Emissiereductiefactor
Totale reductie
kg CO2 equiv/ton mest
kg CO2 equiv/jaar
34 80
136.000 160.000 296.000
Tabel 1: berekende directe CO2 reductie In tabel 2 wordt een nieuwe inschatting gegeven van de directe reductie in het eerste productiejaar o.b.v. de werkelijke hoeveelheid ingevoerde mest (dit is deels een inschatting, de installatie draait nog geen volledig jaar). De totale hoeveelheid drijfmest van melkvee is in het eerste productiejaar nu gepland op 4.500 ton en ligt daarmee ca. 500 ton hoger dan gepland. De maatschap Pronk heeft als doelstelling om door te groeien naar een omvang van 140 melkkoeien. In dat geval kan ongeveer 5.000 ton mest per jaar worden ingevoerd. Bij deze tabel valt op dat er geen kippenmest is ingevoerd. Dit was wel de intentie voor aanvang van het project. Op basis van een negatieve invloed van kippenmest op de stabiliteit van het proces (veroorzaakt door hogere N gehaltes en bij wisseling van verschillende mestpartijen) en de negatieve gevolgen voor de mestwet (grote aanvoer mineralen) is besloten voorlopig geen kippenmest in te voeren. In de toekomst kan afhankelijk van de mestwet en de stabiliteit van het proces, wel kippenmest worden toegevoegd. Type drijfmest
Melkvee Kippen Totaal
Capaciteit
4.500 0 4.500
Emissiereductiefactor
Totale reductie
kg CO2 equiv/ton mest
kg CO2 equiv/jaar
34
153.000 153.000
Tabel 2: nieuwe inschatting directe reductie van het eerste productiejaar. Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
9
Mestvergisting Maatschap Pronk
4.1.2 Indirecte reductie De indirecte reductie wordt behaald door de duurzaam geproduceerde elektriciteit en warmte uitgedrukt in kg CO2 equivalenten per jaar. In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de vooraf berekende indirecte reductie van CO2. Zoals blijkt uit de tabel wordt voor iedere duurzaam geproduceerde kWh een besparing van 0,61 ton CO2 equivalenten gerekend. Daarnaast wordt voor iedere kWh die bespaard wordt op de huidige verwarmingskosten een besparing van 0,16 ton CO2 equivalenten gerekend. De opgegeven productie is gebaseerd op 2 motoren met een vermogen van 191 kWh welke gedurende 7500 draaiuren op vollast produceren en gecorrigeerd voor het eigen verbruik van de vergistingsinstallatie en boerderij. Dit komt neer op een benuttingpercentage van ca 85 % van de totale uren per jaar. De verwachte hoeveelheid in te zetten warmte is gebaseerd op de normale vraag voor het verwarmen van de vergister, de navergister en een klein gedeelte voor het verwarmen van het woonhuis en warmwatervoorziening in de stallen. Dit wordt geschat op 1.265.000 kWh per jaar. Vermenigvuldigd met de reductiefactoren levert dit een totale verwachte indirecte reductie van 1.835.404 ton CO2 equivalenten per jaar.
Verwachte hoeveelheid te produceren elektriciteit Verwachte hoeveelheid in te zetten warmte afkomstig van de installatie Totaal
Netto energieproductie kWh/jaar
Indirecte reductie
2.677.056
* 0.61 = 1.633.004 * 0.16 = 202.400
1.265.000
kg CO2 equiv/jaar
1.835.404
Tabel 3: berekende verwachte indirecte reductie De werkelijk geproduceerde hoeveelheid kWh over de periode vanaf 1 november tot eind februari wordt weergegeven in tabel 4. Het warmteverbruik wordt de eerste 4 weken geleverd door een mobiele, biogas gestookte CV ketel. Op 20 november wordt de WKK in gebruik genomen. Vanaf dat moment start de elektriciteitsproductie en wordt ook de warmte geleverd door de WKK installaties. Gedurende de eerste opstartmaand ligt de elektriciteitsproductie al op circa 75% van de maximale productie. In de daaropvolgende maand wordt al de maximale productie behaald van twee motoren van 191 kWh. Beide motoren draaien in deze maand al gemiddeld 23,5 uur per dag op volledige capaciteit. Dit is ook het streefniveau van maatschap Pronk. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er voldoende gas wordt geproduceerd, maar geen gas verloren gaat. Dit productieniveau wordt ook gehaald in de daaropvolgende weken.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
10
Mestvergisting Maatschap Pronk
Produktie biogasinstallatie week na opstart 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
productie in kWh Bruto (MEP)
40.000 44.000 51.000 57.000 63.000 63.000 62.500 63.100 63.000 61.000 61.500 62.300 63.500
Warmteverbruik in kWth
Netto (geleverd)
vergister
woonhuis/stallen
35.000 39.000 46.000 52.000 58.000 58.000 57.500 58.100 58.000 56000 55100 57300 58500
16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800 16800
7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500 7500
Tabel 4: energieproductie vanaf 1 november tot eind februari Op basis van de werkelijke productie na 16 weken, is een nieuwe inschatting gemaakt voor het eerste productiejaar gebaseerd op een bruto productie van ca 62.500 kWh per week en een eigen gebruik van vergister en bedrijf van 5.000 kWh per week komt de verwachte netto productie uit rond de 3.000.000 kWh/jaar. De bruto productie bedraagt dus ca 3.255.000 kWh. Als de productie doorzet op dit niveau dan draaien de WKK ’s dus 97 % van de tijd op maximaal vermogen. Dit is dus minimaal 13 % boven verwachting. Het warmteverbruik van de vergister wordt niet apart gemeten. Hiervoor wordt uitgegaan van een schatting van ca. 100 kW thermisch vermogen wat de vergister en de navergister vraagt, berekend op basis van het volume en het temperatuurverschil van de ingevoerde mest en de temperatuur van de vergisterinhoud. Dit verbruik is ingeschat door de leverancier van de installatie. Dit resulteert in een verbruik van ca 875.000 kW thermisch. Het warmte verbruik van het woonhuis en bedrijf is geschat op een thermisch vermogen van 45 kW per uur, wat op jaarbasis een verbruik van 390.000 oplevert. Het thermische verbruik is dus gelijk gesteld aan de verwachting van 1.265.000 kW, die vooraf was opgegeven. Naast de warmtelevering voor de installatie en het eigen bedrijf waren er ook plannen om warmte te leveren aan het naastgelegen bedrijf Bejo Zaden. Doordat Bejo Zaden een andere manier heeft gevonden om warmte te benutten (aardwarmte) zijn deze plannen niet gerealiseerd. In tabel 5 is de nieuwe inschatting van de indirecte reductie verder uitgewerkt. Gerekend met de reductiefactoren levert dit een totale indirecte reductie op van 2.032.400 ton equivalenten per jaar. De totale indirecte reductie bedraagt hierbij 196.996 (11%) hoger dan volgens verwachting.
Verwachte hoeveelheid te produceren elektriciteit Verwachte hoeveelheid in te zetten warmte afkomstig van de installatie Totaal Project 100104
Netto energieproductie kWh/jaar 3.000.000
Indirecte reductie
1.265.000
* 0.16 = 202.400
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
kg CO2 equiv/jaar
* 0.61 = 1.830.000
2.032.400
11
Mestvergisting Maatschap Pronk
Tabel 5: nieuwe inschatting indirecte reductie 2007 4.1.3 Totale reductie project De totale reductie van het project is eveneens uitgedrukt in ton CO2 equivalenten per jaar. Volgens verwachting was dit (296.000 + 1.835.404 =) 2.131.404/ 1000 = 2131 ton CO2 equivalenten per jaar. Wanneer deze techniek op deze wijze zou worden toegepast op alle veehouderij bedrijven in Nederland waar vergisting mogelijk is volgens een onderzoek van Praktijkonderzoek Veehouderij “perspectieven mestvergisting op Nederlandse melkvee- en varkensbedrijven” 1 dan zou dit een potentiële reductie opleveren van 2,1 Mton CO2 equivalenten per jaar. Na berekening aan de hand van 4 maanden monitoring is de verwachte reductie op projectniveau 2185 ton CO2 equivalenten per jaar. De potentiële reductie is in dat geval 1,9 Mton CO2 equivalenten per jaar. Deze daling wordt veroorzaakt door de hogere hoeveelheid toegevoegde rundveedrijfmest. 4.1.4 Overige milieuresultaten Digestaat heeft zoals bekend een hogere bemestende werking dan gewone drijfmest. Hierdoor kan bespaard worden op de kunstmestgift per hectare. Hoeveel de kunstmestgift verlaagd kan worden is een afweging van de veehouder. Dit is ook afhankelijk van de bemestingswaarde van het digestaat (welke weer afhankelijk is van de toegevoegde producten). Het afgelopen groeiseizoen heeft de maatschap Pronk ervoor gekozen om op grasland de kunstmestgift te verlagen met 660 kg product wat overeenkomst met 180 kg N per hectare. Gerekend over 62 hectare grasland levert dit een besparing van 11.160 kg N. Daarnaast is ook op het maïsland de kunstmest grotendeels vervangen door digestaat. Dit levert een besparing van 150 kg N per hectare. Gerekend over 60 hectare maïs levert dit een besparing van 9000 kg N per hectare. Uit literatuurwaarden blijkt dat er 38,9 MJ nodig is voor de productie van 1 kg N uit kunstmest. De verlaging van de kunstmestgift door toediening van digestaat heeft in dit project dus een besparing van 784.200 MJ opgeleverd per jaar. De gewasproductie lijkt in vergelijking met andere jaren niet af te nemen. De gebruiksperiode is te kort om hier verdere conclusies aan te verbinden, aangezien de seizoensinvloeden groter zijn dan de bemestingsinvloeden. Ook kan vermeld worden dat digestaat reukloos is. en goed verpompbaar. Dit kan een voordeel bieden bij het uitrijden bij percelen die dicht tegen bebouwing aanliggen. De goede verpompbaarheid verbetert ook de verwerkingssnelheid bij het uitrijden. Dit is een belangrijk punt voor akkerbouwers en tuinders die het digestaat afnemen. 4.1.5 Procesvoering De temperatuur van de vergister is tijdens de monitoringsperiode gehandhaafd op langzaam opgevoerd naar 40 graden Celsius (zie tabel 3 van de bijlage monitoring mestvergisting). De temperatuur van de navergister, die bij Pronk ook geïsoleerd is en verwarmd wordt, loopt volgens de metingen langzaam op naar 38 graden Celsius. Inmiddels (na 6 mnd) is deze temperatuur ook opgelopen naar 40 graden Celsius. Er zijn daarbij geen problemen opgetreden met het handhaven van de temperatuur. Dit wordt centraal geregeld. Het proces verloopt verder stabiel door weging op het toevoersysteem. Hiermee wordt daadwerkelijk gecheckt of het ingevoerde materiaal in overeenstemming is met het beschikbare motorvermogen. Na afstemming van voerhoeveelheid op het aanwezige motorvermogen kan stabiel gedraaid worden op 97% beschikbaarheid.
1
2001,Lent, A.J.H. van; Dooren, H.J.C. van
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
12
Mestvergisting Maatschap Pronk
Er is opgestart met digestaat uit een andere vergister. Daarnaast is halverwege oktober een mobiele biogas gestookt CV installatie geplaatst, voor het verwarmen van de vergister. Deze heeft de vergister verwarmt, totdat eind november de WKK in gebruik is genomen. Hierdoor is de opstartperiode bekort tot enige weken. Na deze opstartperiode wordt er mest toegevoegd uit de loopstal. De ingevoerde hoeveelheid is op basis van de mestproductie van de veestapel, waarbij gestreefd wordt naar een constant peil in de loopstal. Coproducten worden toegevoegd op basis van een voerschema. Hierbij wordt ook gekeken naar de gasproductie. Als de motoren meer dan 23 uren per dag vol vermogen draaien wordt de voeding steeds langzamer opgevoerd. De voeding stabiliseert bij het bereiken van vol vermogen van de motoren. Het proces verloopt op deze manier stabiel sinds de opstart. De gemiddelde verblijfsperiode van het materiaal in de vergisters zit na de opstart gemiddeld op ca 35 dagen. In de navergister is de verblijftijd, afhankelijk van de vullingsgraad ca 90 dagen. Na deze opstartperiode zal mts Pronk de opgegeven invoer zoals weergegeven in tabel 6 langzaam terugbrengen door een aantal hoogwaardige producten in te voeren (o.a. Glycerine). De verblijftijd zal dan oplopen naar 55 dgn. Hiermee zal de jaarlijkse invoer ongeveer uitkomen zoals aangegeven in tabel 12 van de bijlage monitoring. Uit metingen van de gasproductie van de navergisters blijkt dat deze een gasproductie halen van ongeveer 70 m3/uur per navergister. Bij een normale ongeïsoleerde niet verwarmde navergister is de gasproductie ongeveer 30 m3/uur. Bij volledige vulling van de navergister zou dan ca 600.000 m3 gas van de navergister afkomstig kunnen zijn. Ten opzichte van de totale productie, welke alleen bekend is door terugrekening van de electriciteitsproductie (de gasproductie wordt niet gemeten) is dat ca. 37%. Natuurlijk zal de navergister na uitrijden weer leeg zijn, zodat dit percentage in de praktijk lager zal liggen. Veiligheid Al het geproduceerde biogas wordt door de WKK installaties opgenomen. Er is bij deze installatie geen fakkelinstallatie gebruikt. Doordat er twee WKK’s in bedrijf zijn is de kans van geen gasopname door de WKK’s sterk gereduceerd. Daarnaast is een onderhoudscontract afgesloten, waarbij gewaarborgd wordt dat een probleem aan de installatie binnen 24 uur wordt verholpen. Mocht dit niet afdoende zijn, en mocht de andere WKK niet al het gas opnemen, dan kan een mobiele fakkelinstallatie ingezet worden. Naast de gegarandeerde afname van biogas zijn ook de vergister en navergister gasdicht uitgevoerd. De kans op lekkage van het biogas is hierdoor nagenoeg uitgesloten. De gasdichtheid van deze silos wordt aangetoond door certificaten die afgegeven worden voor het toegepaste membraamdak.
Mest uitrijden Door de Quick mix die de ingevoerde producten fijnmaalt en de verwarmde navergister die het digestaat op temperatuur houd, komt bij Pronk nagenoeg geen drijflaag voor. Even kort mixen voor het uitrijden is hierbij afdoende om een homogeen product te verkrijgen. Door de gasdichte kappen op de navergister is het gebruik van de navergister op details verschillend dan bij een reguliere mestopslag met kap. Bij het uitrijden van veel mest moet onder de kap van de navergister extra gas worden toegelaten, aangezien er in een korte periode bijvoorbeeld 2000 m3 mest verdwijnt, moet er 2000 m3 gas worden toegelaten, aangezien de gasproductie te laag is om dit te ondervangen. Daarom wordt tijdelijk lucht boven de naopslag toegelaten. Hiertoe moet een luchttoevoer worden geopend. Indien dit niet gebeurt wordt een onderdruk boven de mestopslag gecreëerd, waardoor het dak een te grote onderdruk krijgt te verwerken. De praktijk geeft aan dat het dak van de naopslag hier niet tegen bestand is.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
13
Mestvergisting Maatschap Pronk
4.2
Economische resultaten
4.2.1 Investeringen In hoofdstuk 2 is een overzicht gegeven van de technische specificaties met ook alle toebehoren zoals sleufsilo’s etc. Dit alles is in één offerte aangeboden door het bouwbedrijf Host Oosterhof Holman mestvergisting VOF. Ook is een shovel aangeschaft voor het toedienen van de coproducten in de vaste stoftoevoer. Daarnaast is een toevoersysteem aangeschaft waarbij vermaling plaatsvindt van de aanvoerde van co-producten, en tevens vermenging met een deel van het aanwezige digestaat uit de vergister, waarna het mengsel wordt toegevoegd aan de vergister. In tabel 6 is een overzicht gegeven van deze investeringen voor dit project. Een aantal van deze investeringen vallen volgens de subsidieregeling niet binnen het project. Deze posten zijn hier wel opgevoerd, omdat ze wel noodzakelijk zijn voor de realisatie van dit project. Investering Vergister met toebehoren Netkoppeling vergister Verreiker* Alternatief toevoersysteem Aanleg leidingen warmtetransport eigen bedrijf Digestaatkelder (voor extra opslag) Erf verhardingskosten Aanleg sleufsilo’s Totaal
Bedrag € 1.000.000,€ 59.507,€ 50.000,€ 160.523,€ 65.000,€ 175.000,€ 60.000,€ 80.000,€ 1.650.030,-
* De verreiker wordt voor 50% aan dit project toegerekend, de werkelijke kosten liggen dus hoger.
Tabel 6: overzicht investeringen 4.2.2 Overzicht kosten en opbrengsten In tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de vaste en variabele kosten per jaar. Door de hogere input van mest en de hogere input van coproducten wijken deze kosten enigszins af van de raming welke bij aanvraag van de subsidie is gemaakt. Daarnaast zijn ook vaste kosten gerekend voor verzekering van de installatie, een accountant en bemeterings en trafokosten welke niet in de subsidie aanvraag zijn opgevoerd. Accountantskosten zijn nodig om te voldoen aan de voorwaarden van de MEP regeling. De bemeterings en trafokosten zijn vaste bedragen die betaald worden voor het huren van de transformator en het uitvoeren van de bemetering van de installatie. In totaal bedragen de kosten voor deze installatie €260.000,- per jaar. Vaste kosten Verzekeringskosten Accountantskosten Bemeterings en trafokosten Variabele kosten Onderhoudskosten WKK Onderhoudskosten installatie Afvoer olie Extra kosten mestuirijden / mestafzetkosten Aanvoer maïs Aanvoer glycerine Aanvoer groente Aanvoer graskuil Totaal
Aantal
Prijs per eenheid
Totale kosten € 2.500,€ 3.000,€ 2.400,-
3.255.000 3.255.000 4.000 4.500
€ € € €
€ 48.800,€ 16.300 € 6.000,€ 27.000,-
1.000 1.000 2.000 500
0.015/kWh 0.005/ kWh 1,5 / liter 6,- / ton
€ 28-/ ton € 100,- /ton € 8,- / ton € 20,- / ton
€ 28.000,€ 100.000,€ 16.000,€ 10.000,€ 260.000,-
Tabel 7: overzicht vaste en variabele kosten per jaar
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
14
Mestvergisting Maatschap Pronk
De kostprijzen zijn per kostensoort gebaseerd op de volgende aannames: • • •
• • •
Onderhoudskosten: zijn gebaseerd op het onderhoudscontract van de WKK’s en installatie. Afvoer olie: Hiermee wordt bedoelt het verversen en afvoeren van olie. Dit is een inschatting op basis van informatie van de leverancier. Aanvoer maïs: Aangezien de maïs grotendeels door de Mts. Pronk zelf wordt geoogst zijn er geen aankoopprijzen beschikbaar. De kosten zijn daarom op basis van ingeschatte kostprijzen, bij de dit jaar gerealiseerde opbrengsten: o Pacht/financiering gronden: € 600/ha o Bewerkingskosten (zaaien en oogsten): € 900/ha o Opbrengst: ca. 55 ton/ha o Inkuilen: ca € 1,-/ton Dit geeft gemiddeld 28,27 euro/ton en is afgerond op 28 euro/ton Aanvoer groenteafval: Kosten zijn deels aankoop en deels vervoer. Dit zijn kosten die deels zijn ingeschat, omdat de prijs inclusief is. Aanvoer glycerine, dit is de prijs die gemiddeld in 2007 is betaald. Aanvoer graskuil: De graskuil wordt grotendeels door de maatschap Pronk zelf geteeld en geoogst. De prijs is gebaseerd op gemiddelde marktprijzen van €20,- per ton.
De opbrengsten zijn weergeven in tabel 8. Deze zijn door de hogere productie van elektriciteit hoger dan in de aanvraag is opgevoerd. Daarnaast zijn ook extra opbrengsten opgevoerd doordat er bespaard kon worden op de kunstmestgift, zoals aangeven in paragraaf 4.1.4. Opbrengstsoort MEP Verkoop elektriciteit (uitgaande van gemiddeld 5.0 €ct/kWh) Besparing kunstmestgift Totaal
Aantal 3.255.000 3.000.000
Prijs per eenheid € 0.097 € 0.050
Totale opbrengsten € 315.735,€ 150.000,-
20.160 kg N
€ 0.66*
€ 13.300,€ 479.000,-
Tabel 8: overzicht opbrengsten 2007 Bron Quin 2005-2006
4.2.3 Terugverdientijd De netto besparing bedraagt op basis van bovenstaande opbrengsten en kosten € 219.000,per jaar. De totale investering van dit project bedraagt €1.650.030,-. Van deze investeringskosten kan iedere ondernemer energie investeringsaftrek (E.I.A) aanvragen bij de belastingsdienst. Gerekend met een E.I.A. percentage van 44% en een belastingstarief van 30 % betekend dit een netto aftrek van ca. € 217.803,-. De netto investeringskosten voor dit project liggen dan op € 1.432.226,Op basis van deze investeringkosten en netto besparing is de terugverdientijd 6.5 jaar. In de verdere looptijd van het project kan de terugverdientijd verder worden verlaagd door: uitbreiding van de motorcapaciteit, en bij benutting van de extra restwarmte voor de groentedrogerij.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
15
Mestvergisting Maatschap Pronk
4.3
Toepasbaarheid
4.3.1 Binnen het bedrijf De vergistingsinstallatie vormt binnen het eigen bedrijf een voorziening voor het eigen gebruik van elektriciteit en warmte. Daarnaast wordt door het vergistingsproces digestaat geproduceerd, wat een hogere en constantere bemestingswaarde heeft dan rundveedrijfmest. Hiervoor is dit jaar ca. 27.500 ton minder kunstmest gestrooid. 4.3.2 Binnen de branche Vergisting kan gebruikt worden op een groot aantal melkveehouderijbedrijven in Nederland. Vergisting zal door de verdergaande schaalvergroting in de Nederlandse veehouderij steeds meer in beeld komen. In de toekomst zal vergisting door het stimuleren van broeikasgasreducerende maatregelen steeds meer worden toegepast. 4.3.3 Buiten de branche Ook varkenshouders, pluimveehouders en andere drijfmestproducerende bedrijven kunnen van deze techniek gebruik maken. Het biedt voor deze partijen ook een goede afzetmogelijkheid voor de mest.
5
Ervaringen tijdens bouw en opstart
5.1 Bouw De bouw is voorspoedig verlopen. De planning van de bouw was om in december te starten en volledig in productie te zijn per januari 2007. Deze planning is gehaald. In oktober is het eerste digestaat in de vergister gegaan. De hoeveelheid tijd die er door de opdrachtgever zelf in is gestoken viel wel tegen. Er is meer tijd voor nodig geweest dan vooraf was aangenomen. Deze tijd is vooral besteed aan het dagelijks aansturen en betrokken zijn bij de bouw. De visie van Pronk is dat het belangrijk is om als toekomstige bedrijver van de installatie betrokken te zijn bij elke stap van het bouwproces. Het is erg belangrijk om exact te weten hoe alles in elkaar zit. Als er namelijk storingen zijn, zul je die zelf moeten oplossen. Daarnaast zijn er een hoop punten die de werkbaarheid van de installatie bepalen, zoals: de plaatsing van de aftappunten voor monstername van digestaat, het verdiept aanleggen van de mixers in de mestput voor een goede verpompbaarheid bij lage mestniveau’s, een aangepaste droge stofinvoer, door gebruik van grovere coproducten. Al dit soort beslissingen moeten door de opdrachtgever zelf worden genomen, om te komen tot een installatie die goed bij de bedrijfsvoering past. De ervaringen met de hoofdaannemer zijn overigens positief. Met name de nette afwerking en de professionele begeleiding zijn door Pronk gewaardeerd. 5.2 Ervaringen Quick Mix De ervaringen met de Quick Mix zijn uiteindelijk positief. De invloed op het proces is naar tevredenheid. Het product wordt goed gemixt en fijngemaakt, zodat ook nauwelijks vaste delen in het digestaat terug zijn te vinden. Met name bij de invoer van groente, wat een vrij grof product is, pakt de keuze van dit systeem goed uit. Wel is gebleken dat de installatie slijtage gevoelig is. Met name de lobben van de pomp moesten in eerste instantie maandelijks vervangen worden. Aan dit probleem wordt momenteel gewerkt door het inbouwen van een compleet nieuw pomphuis, welke rechtstreeks uit Duitsland geïmporteerd wordt. De kosten voor deze vervanging zijn door de leverancier gedragen.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
16
Mestvergisting Maatschap Pronk
5.3 Gevolgen voor de bedrijfsvoering Administratief zijn er vrij veel extra zaken bij te houden bijvoorbeeld: verplichtingen vanuit de mestwetgeving, regelen van financieringen, bijhouden van het milieulogboek, aankoop materiaal, overleg met leveranciers, etc. Dit geeft meer extra werk dan verwacht. Daarnaast moet er voor het opzetten van de juiste bedrijfsvoering extra aandacht worden besteed. Wat ook hier vooral lastig is gebleken is het afwikkelen van de gegevens die nodig zijn voor de uitbetaling van de MEP en de vergoeding voor de groene stroom. De eerste uitbetaling van de MEP liet lang op zich wachten. Als gevolg van een uitbreiding in motorcapaciteit is de uitbetaling van MEP ook tijdelijk stilgezet. Uiteindelijk is dit opgelost, maar de onzekerheid met betrekking tot het moment van uitbetaling brengt extra financieringskosten met zich mee. Het voeren van de vergister is qua tijd flexibel, dit kan dus afgestemd worden met het voeren van het melkvee en het melken. De afzet van digestaat is tot op heden geen probleem gebleken. Momenteel is nog niet afgevoerd. Wanneer dit voor de mestwet wel noodzakelijk is, kan het digestaat gemakkelijk worden afgezet. Er zijn al diverse tuinders en akkerbouwers in de buurt die interesse hebben getoond in het digestaat van de vergister. 5.4
Regelgeving
5.4.1 Gemeentelijke regelgeving Het bouwblok van grotere veehouderijen is vaak onvoldoende groot voor de bijplaatsing van een mestvergistingsinstallatie. Om het bouwblok te vergroten kon in dit geval een gemeentelijke vrijstelling worden verleend (art 19.2 procedure). De medewerking van de gemeente Harenkarspel is hierbij zeer positief ervaren. De proceduretijd is alleen door de ingediende bezwaren van een buurtbewoner 5 maanden vertraagd. De maatschap heeft na overleg met deze buurtbewoner de bezwaren kunnen weerleggen, zodat uiteindelijk de vergunning in maart 2006 is verleend. 5.4.2 Nationale regelgeving Op zich is de positieve lijst een goede ontwikkeling geweest, zodat in ieder geval een knelpunt is opgelost met betrekking tot de status van het eindproduct. De positieve lijst wordt echter nog onvoldoende snel uitgebreid, aangezien onduidelijk is wie een aanvraag voor een nieuw product gaat betalen, de leverancier van het product of de ontvanger. De ontvanger wil het niet doen omdat de leverancier er dan ook mee naar anderen kan, omdat de leverancier niet aan de ontvanger gebonden is. De leverancier heeft ook andere afzetmogelijkheden en concurrenten en wacht vaak af totdat die de aanvraag doen en bijbehorende kosten maken. Een doelgerichte (op de uiteindelijke samenstelling van het mestproduct) generieke regeling voor het eindproduct zou wat dat betreft uitkomst bieden. Er hoeft dan niet steeds per stof te worden gekeken. Dit kan bijvoorbeeld aansluiten bij de methode van het BOOM (Besluit overige organische meststoffen). Daarnaast is de mestwetgeving beperkend. Veel bedrijven komen door het toevoegen van coproducten, wat economisch noodzakelijk is om te kunnen mestvergisten in de problemen met de plaatsingsruimte. Om aan dit knelpunt tegemoet te komen is aan de mestwet toegevoegd dat de aangevoerde stikstof afkomstig uit co-producten niet meetelt voor de gebruiksnorm dierlijke mest. Dit lijkt in eerste instantie positief. Voorwaarde hierbij is echter dat sprake moet zijn van volledige aanwending van het digestaat op het eigen bedrijf. In veel gevallen hebben agrariërs slechts voldoende land om de door hun veestapel geproduceerde mest te kunnen plaatsen. In veel vergisters is het aandeel mest 50 tot 70 procent van de totale input. Dit betekent dat 30 tot 50 procent van het digestaat bestaat uit
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
17
Mestvergisting Maatschap Pronk
co-producten en binnen de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat op het eigen land dient te worden gebracht. Het volgende rekenvoorbeeld demonstreert dat een gemiddelde agrariër hiermee niet uit de voeten kan. Rekenvoorbeeld Een bedrijf met 120 koeien met bijbehorend jongvee heeft een mestproductie van 4.000 m3 per jaar. Hierbij wordt 4.000 ton maïs bijgevoegd. 1 ton maïs bevat 4,2 kg stikstof en 2,4 kg fosfaat. Met 4.000 ton maïs is dit 9.600 kg fosfaat. Een hoeveelheid van 4.000 m³ mest bevat 17.900 kg stikstof, wat met derogatie kan worden geplaatst op 72 hectare. In deze dierlijke mest zit 6.750 kg fosfaat. Dit is 95 kg per hectare. De norm voor 2006 is maximaal 110 kg fosfaat per hectare. Naast de dierlijke mest kan dus 15 kg fosfaat aangebracht worden uit de maïs. Totaal op dit bedrijf is dat 1.120 kg fosfaat. Doordat er 9.600 kg fosfaat uit maïs is vergist, moet er in dit geval 8.480 kg fosfaat worden afgevoerd. Als gevolg van de afgekondigde maatregel van Veerman, mag er niks worden afgevoerd en biedt deze maatregel dus vooralsnog geen perspectief. Indien de beperking van de afvoer wordt opgeheven zal er meer mogelijk zijn. Det digestaat kan dan eventueel na scheiding als kunstmestvervanger dienen. Hiermee zou een extra indirecte energiebesparing worden bewerkstelligd, wat dus nog meer milieuvoordelen geeft. Voor maatschap Pronk speelt deze problematiek momenteel een minder grote rol aangezien het bedrijf nu nog voldoende afzetmogelijkheden heeft. In de toekomst, zou dit wel een probleem kunnen worden, bij eventueel verdere opschaling. 5.5 Elektriciteitsaansluiting en bemetering De aansluiting van de installatie op het elektriciteitsnetwerk wordt altijd verzorgt door het netwerkbedrijf. Deze netkoppeling is bij dit project goed verlopen. Alles is volgens planning verlopen. Daarnaast moet de installatie bemeterd worden. Hierdoor kan de elektriciteitsproductie worden gemeten en kunnen de standen doorgeven worden aan EnerQ die de uitbetaling van de MEP verzorgd. Deze bemetering heeft mts Pronk ook door de netbeheerder laten uitvoeren. Dit is echter niet goed uitgepakt. Deze meters zouden volgens planning eind december worden geplaatst, aangezien de MEP hier in januari inging. Toen eind december nog geen meters geplaatst waren heeft mts Pronk door een lokale installateur de aansluiting van deze meters moeten verzorgen. De controle van deze aansluiting door Continuon is nog wel op 30 december uitgevoerd, zodat alles net op tijd klaar was. 5.6 MEP Medio april 2006 is E kwadraat advies gevraagd de MEP subsidie voor de maatschap Pronk te organiseren. Eind april 2006 is de aanvraag ingediend. Begin juni 2006 is een MSK toets aangeleverd. 18 augustus 2006 is de MEP regeling stopgezet. Dit heeft geen gevolgen gehad voor de MEP aanvraag van maatschap Pronk. Wel heeft dit tot het besluit geleidt dat een derde WKK binnen de lopende MEP aanvraag is toegevoegd. 18 oktober 2006 is deze uitbreiding in de aanvraag doorgevoerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de behandeling van de aanvraag aanzienlijk verlengt werd. Dit was een bewuste keuze van maatschap Pronk. Gevolg was tevens dat eind november 2006 een aangepaste MSK toets aangeleverd diende te worden.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
18
Mestvergisting Maatschap Pronk
Begin januari 2007 is een brief ontvangen met daarin de mededeling dat alle installaties op 7000 uur gemaximaliseerd worden. Hierop hebben wij een bezwaarschrift ingediend. De beoordeling van dit bezwaar loopt op dit moment nog. Gezien de lange looptijd en de ingangsdatum van 1 januari 2007 van de MEP is gevraagd een voorlopige beschikking af te geven. Deze is 19 maart 2007 afgegeven. Wanneer EnerQ de beoordeling van het bezwaar heeft afgerond volgt een definitieve beschikking. 5.7 Toekomstige ontwikkelingen De maatschap Pronk, heeft tijdens het bouwen en de opstart van deze vergister veel geïnvesteerd in het opbouwen van kennis, om het proces volledig zelfstandig te beheersen. Dit heeft veel tijd gekost. Het gevolg is wel dat de maatschap nu veel vertrouwen gekregen in het eigen vakmanschap om deze installatie succes te bedrijven. Doordat de gasproducties van de vergister niet tegenvallen en het proces stabiel verloopt, is maatschap Pronk bezig om uit te breiden in capaciteit.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
19
Mestvergisting Maatschap Pronk
Uitgebreide samenvatting Het projectidee is ontstaan eind 2005. De gebroeders Pronk deden hun kennis en ervaring op in Duitsland en tijdens de open dag van de eerste mestvergistingsinstallatie in Nederland (Mts. Kelstein, Hallum). Twee weken na deze open dag bij Mts. Kelstein in Hallum, is op 16 februari 2005 gestart met het aanvragen van de benodigde vergunningen bij de gemeente Harenkarspel. In april 2005 is op de bouwlocatie een sonderingonderzoek uitgevoerd. De procedure heeft vervolgens 5 maanden vertraging opgelopen vanwege ingediende bezwaren van een buurtbewoner. Er was bezwaar ingediend omdat vooral als gevolg van de aanvoer van kippenmest stankoverlast werd verwacht. Uiteindelijk heeft Pronk naar aanleiding van goede gesprekken de onzekerheden weg kunnen nemen. Kippenmest is uiteindelijk niet aangevoerd, vooral vanwege de gevolgen van dit product voor de mestwet. Begin juni is Host Oosterhof Holman begonnen met de civiele werkzaamheden voor het bouwklaar maken van het terrein. In juli is gestart met de bouw van de silo’s. In augustus is dit traject afgerond en kon gestart worden met het aanleggen van alle leidingen van en naar de vergister. Qua stalaanpassingen zijn er extra mixers geplaatst om de mest naar de vergister te verplaatsen. Deze mixers zijn verdiept aangelegd, zodat het ook mogelijk is de mest te kunnen transporteren bij lagere mestniveaus. In september is gestart met het afwerken van de vergistersilo’s zoals het aanbrengen van isolatiemateriaal het bevestigen van het dak etc. De voltooiing van de gehele bouw en het in werking stellen van beide WKK’s, was rond eind december 2006 gereed. De bouw is hiermee dus volgens planning verlopen (6 maanden). Het gehele project is afgerond op 1 januari 2007. Het afgeronde project wil zeggen dat er een draaiende vergistinginstallatie op het bedrijf staat, die duurzame energie uit mest en coproducten produceert. Vanaf deze datum is ook de MEP ingegaan. De milieuresultaten zijn op te delen in een directe reductie van broeikasgassen t.g.v. een verkorte duur van de mestopslag en een indirect reductie als gevolg van de duurzaam geproduceerde energie. Voor het bepalen van de emissieresultaten van dit project is de installatie 4 maanden gevolgd volgens de richtlijnen monitoring mestvergistingsinstallaties. De directe emissiereductie van methaan is een gevolg van de verkorte duur van de mestopslag. In de normale bedrijfssituatie ligt de mest jaarrond opgeslagen. Meestal worden de mestkelders twee keer per jaar volledig leeggereden. Gemiddeld ligt de mest dus minimaal 6 maanden opgeslagen. Daarnaast vindt in de normale landbouwpraktijk, tijdens het uitrijden nog emissie plaats. Methaan heeft zoals bekend een 21 x zo sterke broeikaswerking als CO2. Om aan te geven hoe groot de reductiebesparing is wordt deze uitgedrukt in een CO2 emissie - reductiefactor. In 2005 is deze CO2 emissie – reductiefactor vastgesteld op 34 kg CO2 equivalenten per ton mest. De prognose voor de directe reductiebesparing was op basis van gebruik van 4000 ton mest van melkvee en 2000 ton kippenmest. De directe reductiebesparing kwam hierbij uit op 296.000 kg CO2 equivalenten per jaar. De daadwerkelijk gerealiseerde directe reductiebesparing wijkt echter af van de prognose, vanwege het ontbreken van kippenmest in het vergistingproces. In de werkelijke situatie wordt gebruikt gemaakt van 4500 ton melkveemest. Dit betekent dat er in totaal 153.000 kg CO2 equivalenten / jaar worden bespaard, aangezien de reductiefactor is vastgesteld op 34 kg CO2 equivalent per ton voor melkveemest.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
20
Mestvergisting Maatschap Pronk
De indirecte reductie wordt behaald door de duurzaam geproduceerde elektriciteit en warmte uitgedrukt in kg CO2 equivalenten per jaar. Er wordt voor iedere duurzaam geproduceerde kWh een besparing van 0,61 ton CO2 equivalenten gerekend. Daarnaast wordt voor iedere kWh die bespaard wordt op de huidige verwarmingskosten een besparing van 0,16 ton CO2 equivalenten gerekend. De opgegeven productie is gebaseerd op 2 motoren met een vermogen van 191 kWh welke gedurende 7500 draaiuren op vollast produceren en gecorrigeerd voor het eigen verbruik van de vergistingsinstallatie en boerderij. Dit komt neer op een benuttingpercentage van ca 85 % van de totale uren per jaar. De verwachte hoeveelheid in te zetten warmte is gebaseerd op de normale vraag voor het verwarmen van de vergister, de navergister en een klein gedeelte voor het verwarmen van het woonhuis en warmwatervoorziening in de stallen. Dit wordt geschat op 1.265.000 kWh per jaar. Vermenigvuldigd met de reductiefactoren levert dit een totale verwachte indirecte reductie van 1.835.404 ton CO2 equivalenten per jaar. De nieuwe inschatting van de indirecte reductie in 2007 verder uitgewerkt. Gerekend met de reductiefactoren levert dit een totale indirecte reductie op van 2.032.400 ton equivalenten per jaar. De totale indirecte reductie bedraagt hierbij 196.996 (11%) hoger dan volgens verwachting. De totale reductie van het project is eveneens uitgedrukt in ton CO2 equivalenten per jaar. Volgens verwachting was dit (296.000 + 1.835.404 =) 2.131.404/ 1000 = 2131 ton CO2 equivalenten per jaar. Wanneer deze techniek op deze wijze zou worden toegepast op alle veehouderij bedrijven in Nederland waar vergisting mogelijk is volgens een onderzoek van Praktijkonderzoek Veehouderij “perspectieven mestvergisting op Nederlandse melkvee- en varkensbedrijven” 2 dan zou dit een potentiële reductie opleveren van 2.1 Mton CO2 equivalenten per jaar. Na berekening aan de hand van 4 maanden monitoring is de verwachte reductie op projectniveau 2185 ton CO2 equivalenten per jaar. De potentiële reductie is in dat geval 1,9 Mton CO2 equivalenten per jaar. Deze daling wordt veroorzaakt door een grotere hoeveelheid toegevoegde rundveedrijfmest. De totale investeringen in het mestvergisting project van Maatschap Pronk bedragen € 1.650.030,-. Deze investering wordt voor het overgrote deel gedragen door de vergister met toebehoren. De netto besparing bedraagt op basis van opbrengsten en kosten € 219.000,- per jaar. De totale investering van dit project bedraagt €1.650.030,-. Van deze investeringskosten kan iedere ondernemer energie investeringsaftrek (E.I.A) aanvragen bij de belastingsdienst. Gerekend met een E.I.A. percentage van 44% en een belastingstarief van 30 % betekend dit een netto aftrek van ca. € 217.803,-. De netto investeringskosten voor dit project liggen dan op € 1.432.226,Op basis van deze investeringkosten en netto besparing is de terugverdientijd 6,5 jaar. In de verdere looptijd van het project kan de terugverdientijd verder worden verlaagd door: uitbreiding van de motorcapaciteit, en bij benutting van de extra restwarmte voor de groentedrogerij. Administratief zijn er vrij veel extra zaken bij te houden bijvoorbeeld: verplichtingen vanuit de mestwetgeving, regelen van financieringen, bijhouden van het milieulogboek, aankoop materiaal, overleg met leveranciers, etc. Dit geeft meer extra werk dan verwacht. Daarnaast moet er voor het opzetten van de juiste bedrijfsvoering extra aandacht worden besteed. Wat 2
2001,Lent, A.J.H. van; Dooren, H.J.C. van
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
21
Mestvergisting Maatschap Pronk
ook hier vooral lastig is gebleken is het afwikkelen van de gegevens die nodig zijn voor de uitbetaling van de MEP en de vergoeding voor de groene stroom De afzet van digestaat is tot op heden geen probleem gebleken. Momenteel is nog niet afgevoerd. Wanneer dit voor de mestwet wel noodzakelijk is, kan het digestaat gemakkelijk worden afgezet. Er zijn al diverse tuinders en akkerbouwers in de buurt die interesse hebben getoond in het digestaat van de vergister. De maatschap Pronk, heeft tijdens het bouwen en de opstart van deze vergister veel geïnvesteerd in het opbouwen van kennis, om het proces volledig zelfstandig te beheersen. Dit heeft veel tijd gekost. Het gevolg is wel dat de maatschap nu veel vertrouwen heeft gekregen in het eigen vakmanschap om deze installatie succes te bedrijven. Doordat de gasproducties van de vergister niet tegenvallen en het proces stabiel verloopt, is maatschap Pronk bezig om uit te breiden in capaciteit.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
22
Mestvergisting Maatschap Pronk
Bijlage 1: monitoring mestvergisting In deze bijlage wordt de monitoring beschreven zoals deze is uitgevoerd bij maatschap Pronk. De periode van deze monitoring loopt van 11 februari tot 31 mei. Uit de monitoring bleek dat het proces vanaf begin maart stabiel verliep. Daardoor wordt een periode van bijna 4 maanden als voldoende beschouwt. A. Methaanemissiereductie t.g.v. kortere opslag In de normale bedrijfssituatie ligt de mest jaarrond opgeslagen. Meestal worden de mestkelders twee keer per jaar volledig leeggereden. Gemiddeld ligt de mest dus minimaal 6 maanden opgeslagen. De specificaties van de gehele installatie zijn in hoofdstuk 2 van het verslag weergegeven. De verdere specificatie van de WKK’s zijn als volgt: Merk Type Vermogen Ne Nth
MAN E 2876 LE302 190 kWe 35.4% 54.0 %
Tabel 1: technische specificaties In tabel 2 wordt de samenstelling weergegeven van de mest in de drijfmestkelder onder de loopstal. De mest wordt gemiddeld 6 keer per dag naar de vergister gepompt en is daarmee dus ook voortdurend in beweging, waarbij dus sprake is van een homogene mestvoorraad. Wel moet vermeld worden dat verschillen in de samenstelling van de mest ook sterk beïnvloed wordt door de volgende factoren: • Verstrekt rantsoen • Lactatiestadium van de veestapel
DS Organische stof N tot N-NH3
okt-06 8,70% 70% 4,6 2,64
jan-07 7,10% 76% 4,3 1,84
Tabel 2: kwaliteit van de mest in de mestopslag onder de kelder Het verloop van de mesttemperatuur in de mestkelder, de vergister en navergister, gedurende de monitoringsperiode is weergegeven in tabel 3.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
23
Mestvergisting Maatschap Pronk
Week na opstart 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
mestkelder
vergister
15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15 15
25 27 30 32 34 36 38 40 40 40 40 40 40 40 40 40
navergister
22 24 26 28 30 32 33,6 35,3 37,9
Tabel 3: gemeten mesttemperatuur in mestkelder, vergister en navergister gedurende monitoringsperiode
Het rantsoen wat gedurende de periode van monitoring verstrekt is aan het melkvee wordt weergegeven in tabel 4. In tabel 5 wordt het rantsoen van het jongvee weergegeven.
soort voer
Voedermiddel
ruwvoeder ruwvoeder ruwvoeder ruwvoeder bijproducten krachtvoer totaal/ gemiddeld
graskuil snijmaïs 1 snijmaïs 2 groenvoer uien sojaraapschroot
kg/koe 16,6 8,3 8,3 25,0 8,3 2,3
kg Ds/koe 6,7 3,1 3,4 1,8 0,8 2,0
68,8
17,8
DS 401 370 414 72 100 875
gehalten in gram per kg drogestof Ruw eiwit Ruwe Suiker Zetmeel celstof 127 284 81 0 65 182 0 368 73 170 0 400 192 113 0 43 135 115 275 0 380 120 75 56
372
162
164
72
145
Tabel 4: gevoerd rantsoen aan melkvee in de monitoringsperiode
soort voer
Voedermiddel
ruwvoeder ruwvoeder totaal/ gemiddeld
graskuil groenvoer
kg/koe 28,0 28,0
kg Ds/koe 11,2 2,0
56,0
13,2
DS 401 72
gehalten in gram per kg drogestof Ruw eiwit Ruwe Suiker Zetmeel celstof 127 284 81 0 192 113 0 43
237
160
199
41
22
Tabel 5: gevoerd rantsoen aan jongvee in de monitoringsperiode De mest in de monitoringsperiode is voor ca. 60% afkomstig van het melkvee en voor 25% afkomstig van het jongvee. Daarnaast is er nog een klein gedeelte afkomstig van de overige diergroepen (zoals droogstaand melkvee) welke voor deze monitoring buiten beschouwing wordt gelaten.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
24
Mestvergisting Maatschap Pronk
De ingevoerde coproducten in ton per maand, zijn weergegeven in tabel 6. Door de uitbreiding van de veestapel is er iets meer mest beschikbaar. Jaarlijks wordt ca 4.400 ton mest ingevoerd. In de opstartperiode is vooral veel maïs gebruikt. Na een aantal weken is de hoeveelheid maïs langzaam afgebouwd en vervangen door groente en graskuil. Rantsoen vergister week na opstart 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
kg/ ton per dag gemiddeld per week drijfmest
graskuil
12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12 12
mais
0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 2 2 2 2 2
Groente
0 11 16 17 16 15 10 11 12 5 5 5 5,5 8 8 8 6
4 14 20 20 20 15 15 15 18 25 25 25 35
Tabel 6: ingevoerde hoeveelheden coproducten in de monitoringsperiode in ton per maand. De gevoerde coproducten zijn weergegeven in tabel 7. De gevoerde maïs in tabel 6 bestaat uit 2 verschillende partijen, die door elkaar gevoerd zijn in ongeveer dezelfde verhouding. De groente is een redelijke waterige fractie afkomstig van een naastgelegen groenteverwerkingbedrijf. analyses coproducten Ds per kg product Ruw eiwit Ruwe celstof Ruw as Suiker Zetmeel N in kg per ton product
Kuilgras 401 127 284 117 81 8,1
maïs 1 370 65 182 43 <12 368 3,8
maïs 2 414 73 170 42 <12 400 4,8
groente 72 192 113 110 43 2,2
Tabel 7: analyses van gevoerde coproducten, met gehalten in gram/ kg drogestof
Mts Pronk heeft in de monitoringsperiode geen digestaat afgevoerd. Mogelijk dat dit later in het seizoen nog zal plaatsvinden, afhankelijk van de totale jaarlijkse doorvoer en de plaatsingsruimte volgens de mestwet.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
25
Mestvergisting Maatschap Pronk
B. Energieproductie uit biomassa (indirecte broeikasgasreductie) De samenstelling van het geproduceerde biogas wordt weergegeven in tabel 8. Gedurende de monitoringsperiode is de gassamenstelling 6 keer gemeten. Er ontstaat zo een redelijk beeld van het verloop van de gassamenstelling. week na opstart 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
CH4
CO2
O2
H2S
54,0
46,2
0,4
51,7
47,9
0,2
200
51,6
47,8
0,3
500
55,5
43,8
0,4
105
55,0
44,1
0,4
250
51,8
48,2
0,4
15
Tabel 8: gemiddelde waarden van het geproduceerde biogas De verwachte elektrische benutting wordt weergegeven in tabel 9. Deze gegevens zijn gebaseerd op de werkelijke productie weergegeven in tabel 4 in hoofdstuk 4 en een schatting van het verdere verloop van het eerste productiejaar. Om het rendement te berekenen wordt uitgegaan van 8500 draaiuren per jaar (97% gebaseerd op de eerste 3 maanden na opstart). Het nuttige vermogen van de WKK is hierbij dan 35,4% berekend door (5.482.000/ 8060) /1920. kWh bruto productie (MEP) Netto productie aan Net Verbruik installatie Verbruik bedrijf Bruto vermogen (1079)
procentueel
3.255.000
100,0%
3.000.000
92,2%
205.000
6,3%
50.000
1,5%
9.169.295
35,5%
Tabel 10: elektrische benutting vergistingsinstallatie Het bruto thermische vermogen van beide WKK’s ligt volgens de fabrikant op 573 kWth (54% van totaal vermogen). Vermenigvuldigd met het geschat aantal draaiuren levert dit de theoretische bruto productie thermisch op. Het thermische verbruik van de vergister wordt niet geregistreerd. Op basis van theoretische berekeningen ligt het verbruik van de vergister en navergister gezamenlijk op 876.000 kWth per jaar. De benutting van warmte voor woning en stallen wordt door de leverancier ingeschat op 45 kW thermisch, wat resulteert in een jaarverbruik van 394.200. Het benutte thermische vermogen ligt uitgaande van bovenstaande gegevens op 26,1%.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
26
Mestvergisting Maatschap Pronk
kWh Theoretisch bruto productie (573) warmte voor vergister warmte woning en stallen warmteverlies
procentueel 4.868.896
100%
876.000
18,0%
394.200
8,1%
3.598.696
73,9%
Tabel 11: thermische benutting vergistingsinstallatie Het totale nuttigge rendement van de installatie komt hierbij uit op 49.6%. Het maximaal haalbare rendement is 89,4%. Van de beschikbare geproduceerde energie wordt dus 55,5 % benut. Hierbij moet vermeld worden dat het hier om een opstartjaar gaat. Zeker het eigen elektrische verbruik van de installatie van 6,3%, kan mogelijk nog omlaag naar ca. 5%. Maximaal rendement
89,4 %
Elektrisch rendement
35,5%
Benut thermisch rendement
14,1%
Totaal benut rendement
49,6%
Tabel 11: benut rendement vergistingsinstallatie Als controle op bovenstaande rendementsberekening is een energiebalans opgesteld op basis van alle in en uitgaande stromen. Hierbij moet vermeld worden dat met name door de de berekende gasproducties per ton deze balans als een benadering moet worden gezien. De ingaande energie wordt weergeven in tabel 12. Uitgaande van het rantsoen waarmee de maatschap Pronk het eerste jaar wil draaien is berekend wat de energie-inhoud is per ingaande stroom. Hiervoor is eerst de biogasproductie berekend aan de hand van vaste biogasproductienormen per ton. De energie-inhoud is berekend door per kuub biogas uit te gaan van een energie-inhoud van 23 MJ per ton. product
aantal ton
kuub/ton
kuub biogas
E-inhoud (MJ)
rundveedrijfmest
4.500
25
112.500
2.587.500
snijmais
1.000
200
200.000
4.600.000
groente
2.000
130
260.000
5.980.000
graskuil
500
160
80.000
1.840.000
glycerine
1.000
1.000
1.000.000
23.000.000
totaal
9.000
303
1.652.500
38.007.500
Tabel 12: energie-input in vergistingsinstallatie In tabel 13 wordt de uitgaande energiestromen weergegeven. Hierbij is uitgegaan van de geschatte energieproductie welke geraamd wordt in het eerste opstartjaar. Per stroom wordt weergeven hoe groot deze is t.o.v. de totale ingaande energiestroom. Hieruit blijkt dat 31% van de totale energie wordt benut voor het produceren van elektriciteit en 12% voor het verwarmen van de vergister.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
27
Mestvergisting Maatschap Pronk
stroom elektriciteit aan het net
kWh
MJ
uitgedrukt in %
3.000.000
10.800.000
28,4%
elektriciteit vergister
205.000
738.000
1,9%
elektriciteit eigen bedrijf verlies door stilstand
50.000
180.000
0,5%
90.000
324.000
0,9%
warmte voor vergister
876.000
3.153.600
8,3%
warmte woning en stallen verliezen
394.200
1.419.120
3,7%
5.942.439
21.392.780
56,3%
Totaal nuttig gebruikte energie
4.525.200
16.290.720
42,9%
Tabel 13: energie-output uit vergistingsinstallatie Op basis van deze controleberekening komt het rendement iets lager uit (42.9%). Het is goed mogelijk dat de daadwerkelijke gasproducties nu nog lager liggen dan verwacht, in verband met de opstart van het systeem, daardoor komt bij de laatste benadering het rendement nu nog wat lager uit. Het daadwerkelijke nuttige rendement ligt in ieder geval rond de 50%, waarbij de afwijking een paar procentpunten kan bedragen. Van de totale verliezen is nog ca. 35 procentpunt als warmte inzetbaar. In dit geval kan deze gezien de ligging van pronk naast de groentedrogerij mogelijk ingezet worden voor het drogen van groete en zaden. De mogelijkheden van de inzetbaarheid van deze warmte wordt onderzocht en mogelijk in de toekomst toegepast.
Project 100104
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
28
Mestvergisting Maatschap Pronk
Bijlage 2: Verslag open dag Op 20 april 2007 heeft de maatschap Pronk uit Warmenhuizen (Noord-Holland) hun vergistinginstallatie officieel in gebruik genomen. Deputeerde Moens van de provincie NoordHolland en wethouder Heijmans van de gemeente Harenkarspel hebben de biogasinstallatie officieel geopend. Met deze feestelijke gebeurtenis is een begin gemaakt met de productie van duurzame energie uit biomassa. Dit is de eerste biogasinstallatie in Noord-Holland, die door HoSt Oosterhof Holman Mestvergisting vof is gebouwd. Het project is deels begeleid door E kwadraat advies uit Berlikum. In de biogasinstallatie worden rundveemest en andere natuurlijke producten zoals maïs en groenteafval door vergisting omgezet in biogas. Na reiniging van het biogas produceren twee warmtekrachtinstallatie hiervan groene stroom. De groene stroom wordt gebruikt voor het aandrijven van diverse pompen en mengers van de installatie en het eigen verbruik van de maatschap Pronk. Het grootste overige deel van de opgewekte elektrische energie wordt teruggeleverd aan het openbare elektriciteitsnet. De motoren produceren daarnaast warmte welke dient voor de verwarming van de biogasinstallatie. Op deze wijze voorziet de biogasinstallatie in de eigen energiebehoefte. Daarnaast gebruikt de maatschap Pronk de warmte voor verwarming van het melkveebedrijf en twee woonhuizen, waarmee het huidige gasverbruik voor verwarming tot het verleden behoort. Voor genodigden en andere geïnteresseerden heeft maatschap Pronk op vrijdag 20 april 2007 een open dag georganiseerd voor de vergistingsinstallatie en het melkveebedrijf met een nieuwe 24 stands caroussel. Deze open dag trok zo’n 800 bezoekers, waarvan veel collega bedrijven. Op deze open dag kon de vergistinginstallatie worden bezichtigd en waren er tevens stands van biogas gerelateerde en agrarisch georiënteerde bedrijven. Een lijst van deelnemende bedrijven wordt hieronder weergegeven. De volgende bedrijven waren aanwezig als standhouder op de opendag bij Mts.Pronk bedrijf Host Oosterhof Holman MAN SIM, Holland E kwadraat Rabobank Loonbedrijf Poland Kamps de Wild BOS Benelux Trioliet Bouwbedrijf De Jong Senior Melkmachines ProFarm Klatech Electrotechniek Kramer Hebo KWS JOZ PON Powerhouse GD Deventer Duynie CAFZ Agri De Heus Voeders
Project 100104
Leverancier Bouw mestvergister WKK’s Mixers en mestpompen Adviesbureau duurzame projecten Bank Loonbedrijf en grondwerker Verreiker Quick mix Vaste stoftoevoersysteem Bouw veestal 24 stands melkcarrousel Dealer Spinder stalinrichting Elektrotechnische installatie Landbouwmachines Sleufsilo’s Maïszaad Stalreiniging Verkoopinstantie duurzame energie Gezondheidsdienst voor dieren Fourages Veevoer
E kwadraat advies Innovatief in duurzame projecten
Vestigingsplaats Grijpskerk Zoetermeer Papendrecht Berlikum Warmenhuizen Waarland Zevenaar Dordrecht Oldenzaal Ursem Deventer Schagen Stompetoren Burgerbrug Joure Etten-Leur Westwoud Almere Deventer Alphen a/d Rijn Duiven Ede
29