Centrale mestvergisting op rundveebedrijf te Gasselternijveenschemond
Programma Reductie Overige Broeikasgassen SenterNovem
Centrale mestvergisting op rundveebedrijf te Gasselternijveenschemond
Programma Reductie Overige Broeikasgassen SenterNovem
Projecttitel
Centrale mestvergisting op rundveebedrijf te Gasselternijveenschemond
Novem projectnummer Verslagperiode Naam aanvrager Contactpersoon
4800002571 01-11-2005 tot 1-7-2006 BioFerm Energy bv Dhr. M. Engels
Aan dit project is in het kader van het Besluit milieusubsidies, Subsidieregeling milieugerichte technologie een subsidie verleend uit het programma Reductie overige broeikasgassen dat gefinancierd wordt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer. SenterNovem beheert deze regeling.
Trefwoorden: Mest, biogas, duurzame energie, anaërobe vergisting, methaan Manure, biogas, sustainable energy, anaeobic digestion, methane
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
2
Inhoudsopgave 1 2 3
Verkorte samenvatting Inleiding Beschrijving duurzame technologie 3.1 Inleiding 3.2 Procesbeschrijving 3.3 Biomassa 3.4 Anaërobe vergisting 3.5 Warmtekrachtkoppeling 3.6 Toediening digistaat en rulle fractie 4 Milieu-aspecten 4.1 Voordelen t.o.v. referentiesituatie 4.2 CO2 Emissiereductie 5 Projectplanning en fasering 5.1 Projectvoorbereiding 5.2 Bouw 5.3 Installatietechniek 5.4 Biologische inbedrijfstelling 6 Product- en procesmonitoring 6.1 Voeding vergisting 6.2 Biogasproductie 6.3 Monitoring vergisting 7 Knelpunten en oplossingen 8 Economische aspecten 8.1 Terugverdientijd en kosteneffectiviteit 9 Uitvoering demonstratieactiviteiten 10 Samenvatting 10.1 Aanleiding project 10.2 Probleemstelling 10.3 Werkwijze 10.4 Toepasbaarheid 10.5 Conclusies Bijlagen Bijlage 1 Stroomschema Bijlage 2 Voeding vergisting per dag Bijlage 3 Stroomproductie Bijlage 4 Verloop methaangehalte biogas Bijlage 5 Verloop zwavelgehalte biogas Bijlage 6 Tabel bezoekers & artikel ASN Bijlage 7 Planning bouw en inbedrijfname Bijlage 8 Gerealiseerde biogasproductie per dag Bijlage 9 Analyses pH en zuren verschillende vergisters Bijlage 10 Biogasberekening Bijlage 11 Droge en organische stofbalans Bijlage 12 TEWI berekening
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
blz 4 5 7
11
14
17
19 20 21 22
25 26 27 28 29 30 33 34 35 39 40 41
3
1. Verkorte samenvatting Het project BioFerm AA en Hunze BV betreft de voorbereiding, bouw, inbedrijfstelling en demonstratie van een vergistinginstallatie die een mengsel van dierlijke mest, energiemaïs en graanbrok omzet in groene stroom, warmte en meststoffen (voor schema zie bijlage 1). Door het verbanden van methaan ten behoeve van duurzame energiewinning en het over langere tijd gecontroleerd in opslag houden van dierlijke mest wordt de emissie van methaan naar de omgeving sterk beperkt ten opzichte van de normale agrarische bedrijfsvoering. De jaarlijkse verwerkingscapaciteit van de installatie bestaat uit 14.500 ton dierlijke mest, 10.000 ton energiemaïs en 2.500 ton graanbrok. De installatie produceert 3,4 miljoen m3 biogas per jaar. Dit gas wordt verbrandt door twee warmtekrachtmotoren, waarna via een generator en transformator ongeveer 8 miljoen kWh elektriciteit op het openbare elektriciteitsnet wordt geleverd. Na de vergisting wordt de biomassa door een mechanische scheider gescheiden in een rulle fractie en dunne mest (digistaat). Door een verhoogd aandeel minerale stikstof in deze meststoffen kunnen landbouwgronden efficiënter worden bemest. De dunne fractie is hierbij geschikt als voorjaarsbemesting, de rulle fractie wordt bij voorkeur in het najaar toegediend. English summary The project BioFerm AA en Hunze BV contains the engineering, construction, put into operation and demonstration of a plant of anaerobic digestion, which converts a mixture of animal manure and maize into sustainable generated electricity and fertilizers (scheduled in annex 1). By burning methane for sustainable energy and storage of animal manure through a longer time, the emission of methane to the environment is reduced strongly compared with the normal farming methods. The annual processing capacity of the plant is 14.500 tons of animal manure, 10.000 tons of energy-maize and 2.500 tons of grain. The plant produces 3,4 million m3 of biogas every year. This gas is being burned by two gas engines, where after a generator and transformer deliver about 8 million kWh electricity on the public grid. After digestion the biomass is divided in a solid and a liquid fraction. The liquid fraction is useful as a fertilizer in the spring, the use of the solid fraction is preferred in autumn.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
4
2. Inleiding Aanleiding Dit marktintroductieproject betreft de voorbereiding, bouw en inbedrijfstelling van een installatie voor anaërobe vergisting van biomassa en duurzame energiewinning. Het project is door BioFerm Energy bv in eigen beheer gerealiseerd op het melkveebedrijf van de maatschap Eissen te Gasselterboerveenschemond. Hiervoor heeft zij een aparte bv opgericht; BioFerm AA en Hunze BV, genoemd naar de gemeente waarin de installatie gelegen is. Na een uitgebreide voorbereiding is het project in 2005 feitelijk gerealiseerd aangezien aan een aantal randvoorwaarden kon worden voldaan. De vergoeding voor levering van groene stroom uit co-vergisting werd op dat moment binnen de MEP-regeling voor een termijn van tien jaar uitgekeerd tegen een vast tarief. Hierdoor is het bedrijfseconomisch verantwoord geworden een dergelijke installatie te realiseren. Verder is er vraag ontstaan naar opslagcapaciteit voor dierlijke mest door het verplicht langer opslaan van mest door veehouders binnen de meststoffenwetgeving. Door de bouw van deze installatie ontstaat opslagcapaciteit van dierlijke mest in het afzetgebied van dierlijke mest. Hierdoor kunnen de akkerbouwgronden in het voorjaar op het gewenste moment binnen korte tijd van de gewenste hoeveelheid mineralen worden voorzien. Een bijkomend voordeel voor de akkerbouwers hierbij is dat het digistaat een vooraf bekende en constante minerale samenstelling heeft. Hierdoor kan binnen de bemestingsplannen op maat worden bemest en kan de installatie de aan- en afvoer van biomassa veiligstellen. Ten aanzien van de bouw van de installatie hebben inmiddels een aantal bedrijven ervaring opgedaan in de bouw van dit type installaties. Hierdoor was het vooraf aannemelijk dat het project binnen de planning kon worden gerealiseerd. Verder betreft het een robuust technisch concept dat in het buitenland reeds succesvol was toegepast, waardoor geen technische problemen werden voorzien ten aanzien van de operationele installatie. Een laatste belangrijke randvoorwaarde waaraan is voldaan, is dat de Nederlandse wet- en regelgeving inmiddels was toegesneden op agrarische biomassavergisting. Hierbij was met name van belang dat het digistaat als dierlijke mest in de landbouw kon worden toegepast en het bedrijven van een dergelijke installatie in de sfeer van ruimtelijke ordening werd gezien als agrarische activiteit. Probleemstelling Er is allereerst gecontroleerd of de in de literatuur voorspelde reductie van methaanemssie door de installatie in de praktijk ook gehaald wordt. Het innovatieve aspect van het project betreft het onderzoek naar het effect van het versneld opwarmen van het te vergisten medium in de opstartfase van de installatie en het effect van het enten van de vergister met biomassa uit een vergelijkbare operationele vergister . Hierbij wordt beoogd sneller een gasmengsel te bereiken dat kwa volume en samenstelling geschikt is voor de warmtekrachtmotoren. Hierdoor kan het affakkelen van biogas in de opstartfase aanzienlijk worden beperkt, hetgeen leidt tot vermindering van ongewenste emissie via de fakkel. Verder zal in de installatie worden beproefd wat de invloed is van het gebruik van andere biomassasoorten dan mest en mais op de biogasopbrengst. Deze laatste onderwerpen zijn vernieuwend voor de nederlandse "biogasmarkt".
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
5
Doelstelling Het zodanig realiseren en exploiteren van een mestvergistinginstallatie (27.000 ton/jaar) voor varkensmest, rundveemest, snijmais en graanbrok, dat de emissie van methaan, ammoniak en CO2 structureel zo laag mogelijk is door het in opslag houden van biomassa en actief winnen van methaan dat daardoor niet meer naar het milieu kan ontwijken.
Samenwerking BioFerm Energy bv heeft het project gerealiseerd in samenspraak en samenwerking met een groot aantal partijen. Tijdens de bouw is samengewerkt met PlanET uit het Duitse Vreden voor de bouw ven de vergisters en Famitec voor de bouw van de voor- en eindsopslag. Het grondwerk voor de bouw van deze tanks is uitgevoerd door Pekkeriet uit Dalfsen. De bouw van het verwerkingsgebouw is uitgevoerd door Exel uit Lemele. Hierin zijn onder andere de warmtekrachtmotoren, transformator, pompen en bedieningspanelen geplaatst. Op het gebied van de installatietechniek waren Jenbacher Energy Systems (levering warmtekracht) en Haase (levering fakkel en blower) de voornaamste partijen. Vervolgens is tijdens de opstartfase runder- en varkensmest aangevoerd door de transportbedrijven Verkooyen en Oude Lenferink (dierlijke mest) en energiemaïs door de eigenaar van het terrein en omliggende landbouwgrond, de maatschap Eissen.
Indeling van het rapport Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een verkorte sanenvatting gegeven van het project. De werking van de installatie wordt in hoofdstuk 3 beschreven aan de hand van een processchema. In hoofdstuk 4 wordt de projectplanning weergegeven die is gevolgd om dit project te realiseren. Hierbij zal worden aangegeven welke partijen in welke fase activiteiten hebben verricht en hoe de onderlinge afstemming van werkzaamheden heeft plaatsgevonden door de projectleiding (BioFerm Energy). Ter realisatie van bovengenoemde doelstelling wordt in hoofdstuk 5 inzicht gegeven in de monitoring van het verbruik van de biomassa door de installatie (soort en hoeveelheid), de continue registratie van de kwaliteit van het geproduceerde biogas (methaangehalte, zwavelgehalte), de monitoring van de electriciteitsopbrengst en de wekelijkse analyse van het medium in de voorvergisters en navergister. Ook wordt hier inzicht gegeven in de afbraak van organische stof door het vergistingsproces en de hierbij verkregen hoeveelheid methaan ten behoeve van de duurzame energiewinning. Hierbij wordt tevens een onderbouwing gegeven van de hoeveelheid vermeden broeikasgassen. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 beschreven in hoeverre uit de in de probleemstelling geformuleerde onderzoeksvragen conclusies kunnen worden getrokken en welke vervolgacties hier het gevolg van zullen zijn.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
6
3 Beschrijving duurzame technologie 3.1 Inleiding Vergisting van mest alsmede diverse andere biomassaproducten is een veel toegepaste, betrouwbare technologie, evenals het verbranden van biogas in daartoe geschikt gemaakte warmte kracht installaties. In West Europa staan vele biogasinstallaties, waarbij een substantieel deel daarvan biogas middels een warmtekrachtmotor omzetten in elektriciteit en warmte. Daarmee is een geïntegreerd technologisch concept beschikbaar voor biomassavergisting.
De installatie heeft de volgende kengetallen, die in het vervolg zullen worden toegelicht. Vergistingscapaciteit
27.000
ton/jaar
Vergistingvolume Navergistingsvolume Vergistingstijd Temperatuur Biogasproductie CH4 gehalte biogas Elektriciteitproductie Warmteproductie
3.000 1.500 50 37 3.400.000 60 8.000.000 12.000.000
m3 m3 Dagen °C M3/jaar % KWh/ jaar KWh /jaar
3.2 Procesbeschrijving In dit hoofdstuk word zowel het biologisch proces als het technisch procédé toegelicht aan de hand van onderstaand schema. Elektriciteit
Levering aan net
Warmte kracht Vergister
Dierlijke mest en Maïs
Biomassa
Biogas
Warmte
Scheider Vergiste mest
Rulle fractie (meststof landbouw) Digistaat (meststof landbouw)
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
7
3.3 Biomassa De te vergisten biomassa in de installatie bestaat voor een deel uit rundveemest van de maatschap Eissen. In totaal verwerkt de installatie jaarlijks circa 4.500 ton varkensmest, 10.000 ton rundermest , 10.000 ton maïs en 2.500 ton graanbrok. De dierlijke mest wordt opgeslagen in een betonnen vooropslag van 1.000 m3 en van hieruit in de twee voorvergisters gepompt. Deze wordt continu op een vulstand van 80% gehouden waardoor hierin altijd 800 ton mest aanwezig is. Aangezien per jaar 14.500 ton mest wordt verwerkt in een continu proces, is de verwerking 40 ton per dag. De gemiddelde verblijftijd van mest in de vooropslag is dan ook 20 dagen. De mest werd geleverd door verschillende veehouders. Zo leverde dhr Eissen 3.000 ton rundveedrijfmest. De overige rundvee- en varkensmest werd door veel verschillende veehouders geleverd. Het zou te ver voeren deze hier individueel te benoemen. Wel kan worden gesteld dat de overige 11.500 ton dierlijke mest voor 70% uit mestkelders is aangevoerd en voor 30% uit mestsilo’s. De maïs en graanbrok worden vanuit de sleufsilo’s door een shovel in de droge stof injectoren gedeponeerd. Vervolgens worden deze fracties van hieruit met een vijzel en een pers in de vergister wordt gedrukt. Hierbij wordt de lucht aanwezig in de biomassa eruit geperst waardoor het vergistingsproces zuurstofloos blijft verlopen. De injectoren zijn voorzien van weegcellen, waardoor de hierin gestorte massa wordt geregistreerd. De installatie is niet beperkt tot het verwerken van slechts dierlijke mest. In principe kan elke biomassasoort vergist worden. Belangrijk voor de keuze van biomassa is de energie-inhoud en de afzetbaarheid van het vergiste substraat. In deze situatie wordt uitsluitend uitgegaan van vergisting van dierlijke mest met maïs en een graanbrok. Maïs en graan zijn vermeld op de positieve lijst waardoor het digistaat binnen het stelsel van gebruiksnormen op landbouwgrond kan worden uitgereden. Een stroomschema van het project is opgenomen als bijlage 1. 3.4 Anaerobe vergisting Het vergistingproces vindt plaats in verwarmde tanks. De installatie heeft twee voorvergistingtanks van 1.500 m3 welke elke dag gelijkmatig met de gewenste hoeveelheden worden gevuld. Het substraat verblijft minimaal 50 dagen, bij een temperatuur van 37ºC, in de vergistingtanks. Door regelmatig te mixen wordt de ontgassing van het substraat bevorderd waardoor er een hogere biogasopbrengst is. Vervolgens loopt het vergiste substraat middels een overloop over in de navergister. Hier verblijft de biomassa nog een aantal dagen om na te gassen. In de voorvergisters en de navergister wordt de biomassa in beweging gehouden om een zo optimaal mogelijke biogasopbrengst te bereiken. Hiervoor is in iedere tank een zogenaamde paddle-gigant geïnstalleerd. Deze bestaat uit een horizontale as die in de vergister is gemonteerd en vanaf de buitenzijde wordt aangedreven door een elektromotor. Op de as bevinden zich verticale stangen met schoepen die de biomassa in der vergister in verticale richting vermengen. Hierdoor wordt voorkomen dat zich in de vergister drijf en bezinklagen vormen, waardoor het biogasproces geremd wordt. Verder wordt hierdoor een optimale temperatuurverdeling in de vergister bereikt en kan het biogas zijn weg naar boven vinden.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
8
Biogas ontstaat door bacteriële afbraak van organische stof. Deze afbraak geschiedt onder anaërobe omstandigheden, dat wil zeggen zonder zuurstof. Dit proces verloopt in drie fasen n.l. hydrolyse, zuurvorming en methaanvorming. Tijdens de hydrolyse worden organische polymeren als cellulose, eiwitten en vetten afgebroken tot hun bouwstenen; suikers, aminozuren en vetzuren. Deze worden vervolgens door zuurvormende bacteriën verder afgebroken tot de grondstoffen waar de methaanvormende bacteriën methaan van produceren. Het mengsel van gassen dat hierbij in totaal ontstaat is het biogas. Biogas bestaat voor 50– 70% uit methaangas, het restdeel is grotendeels koolzuurgas en een klein deel waterdamp. De hoeveelheid biogas die jaarlijks in de installatie geproduceerd wordt is afhankelijk van de energie inhoud van de te bewerken biomassa. De gasopbrengst is verder afhankelijk van de vergistingtemperatuur en de verblijftijd van de biomassa in de vergister. De verblijftijd van minimaal 25 dagen is niet voldoende om alle organische stof compleet af te breken en daarom is de opbrengst ook afhankelijk van de soort organische stof die in de biomassa aanwezig is. In dit geval is door de toevoeging van maïs voor een verblijftijd van minimaal 50 dagen gekozen. Na vergisting blijven twee producten over, te weten de vergiste biomassa en het biogas. De vergiste biomassa wordt gescheiden in een dikke (rulle) fractie en een dunne fractie (digistaat). Hierdoor ontstaan twee mestsoorten met een afwijkende samenstelling van dierlijke mest die daardoor gewild zijn bij akkerbouwers. 3.5 Warmtekrachtkoppeling (wkk) Het biogas wordt opgevangen in een gasopslag boven in de drie vergisters en verbrand in twee warmtekrachtmotoren. Hiervoor is het echter nodig dat het gas eerst wordt ontzwaveld en gedroogd. Het ontzwavelen wordt boven in de vergisters gedaan door middel van het toedienen van een beperkte hoeveelheid lucht. De aanwezige zwavelbacteriën zetten het zwavelgas om in elementair zwavel waardoor deze weer terugvalt in de vergiste biomassa en als meststof behouden blijft. Het ontzwavelde biogas wordt door een blower (gaspomp) met de juiste druk naar de warmtekrachtmotoren getransporteerd. Dit vindt gedeeltelijk plaats via ondergrondse leidingen waardoor het biogas afkoelt en de hierin aanwezige waterdamp condenseert. Het condensaat wordt apart opgevangen. Het gedroogde en ontzwavelde biogas wordt door twee warmtekrachtmotoren van 625 kW omgezet in elektriciteit en warmte. Als verbrandingslucht wordt de omgevingslucht gebruikt. Bij de opwekking van energie behaalt een wkk-installatie erg goede rendementen ten opzichte van conventionele energiecentrales. De elektrische energie opbrengst is ongeveer 38%, 15% zijn verliezen en de overige 47% is bruikbare warmte. De warmte wordt gedeeltelijk benut om het te vergisten substraat op te warmen en om de vergisters op temperatuur te houden(37 graden). De resterende warmte wordt middels een tafelkoeler weggekoeld. De opgewekte elektrische energie wordt voor een klein deel (ca 8%) zelf gebruikt en het resterende deel (92%) wordt als duurzame energie aan het net geleverd. De installatie is uitgerust met een fakkel welke het biogas verbrandt op momenten dat het biogas, om welke reden dan ook, niet naar de wkk gaat om daar verbrand te worden. Bij een normaal functionerende installatie zal de fakkel zeer sporadisch nodig zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij onderhoud aan de wkk. Bij kortdurend onderhoud aan de wkk kan het zelfs zo zijn dat de fakkel niet nodig is gezien de grootte van de opslag van biogas en de mogelijkheid om gas in de tweede motor te verbranden.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
9
3.6 Toediening digistaat en rulle fractie Het digistaat en de rulle fractie uit de installatie hebben een voordeel in de afzet boven niet vergiste biomassa. Dit voordeel uit zich in een kiem en onkruidvrij, homogeen product. De mineralen in het eindproduct zijn goed beschikbaar voor de plant doordat ze in vrij opneembare vorm voorkomen. Dit in tegenstelling tot de niet vergiste producten. Hierdoor is sprake van een betere mineralenbenutting. Door het optimaal vermengen van de verschillende stromen ontstaat een product dat homogeen uit de vergister komt. Dit product kan wedijveren met kunstmest omdat het dezelfde minerale eigenschappen heeft en tevens nog organische stof bevat. Er valt nauwkeurig mee te bemesten doordat het product een constante samenstelling heeft. De constante samenstelling dankt het product aan de grootte van de vergisters waardoor verschillende soorten en hoeveelheden samenkomen en continue vermengd worden waardoor de verschillen in mineralengehalten worden uitgevlakt. Hierdoor is de meststof interessant voor de akkerbouw. De rulle en dunne fractie hebben de volgende samenstelling: Parameter
Eenheid
Rulle fractie
Dunne fractie
Droge stof Ruw as Organische stof Stikstof C/N-quotiënt Stikstofammoniak Stkstof-organisch Fosfaat Kali Magnesium Natrium
g DS/kg g RAS/kg g OS/kg N/kg g N-NH3/kg
480 33 428 7,47 14 3,9
57 18 32 4,80 3 3,3
g N-org/kg g P2O5/kg g K2O/kg g MgO/kg g Na2O/kg
3,6 7,36 4,8 4,5 0,9
1,5 2,08 5,8 1,1 0,8
De afvoer als vergiste meststof geschiedt door vrachtauto’s welke - zoals in de huidige situatie - mest afvoeren. Met de akkerbouwers die ook de maïs leveren is de afspraak gemaakt dat zij van het project weer mest af moeten nemen voor de nieuwe teelt in het daarop volgende jaar. Door een goede logistieke planning wordt het aantal vrachtbewegingen beperkt. Door vergisting gaat circa 17% gewichtsvolume verloren door de productie van biogas zodat er na vergisting circa 22.000 ton mest afgezet moet worden.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
10
4 Milieu-aspecten 4.1 Voordelen t.o.v. referentiesituatie Ten opzichte van de huidige wijze van mestopslag op veehouderijen en aanwending van drijfmest op akker- en weiland heeft dit initiatief en aantal voordelen: 1. Emissiebeperking De mest wordt langer in afgesloten opslag gehouden (anaerobe vergisters) waardoor minder methaan en ammoniak naar de omgeving kunnen verdwijnen. Ook de voor- en eindopslag worden onder lichte onderdruk gehouden, waardoor methaan en ammoniak niet naar de omgeving kunnen ontwijken, maar worden verbrand doordat deze lucht als toevoerlucht voor de warmtekrachtmotoren wordt gebruikt 2. Methaanwinning De actief uit de mest gewonnen methaan ten behoeve van verbranding in de warmtekrachtkoppeling kan niet meer op een andere wijze naar de omgeving emitteren. 3. Samenstelling vergiste mest De vergiste mest heeft een hoger aandeel ammoniumstikstof en wordt gescheiden in twee fracties met een sterk afwijkende samenstelling ten opzichte van dierlijke mest. Door het hogere ammoniumstikstof gehalte wordt de stikstofbenutting door het gewas beter en door de afwijkende samenstelling is het product gewild als (bij-)bemesting met het oog op de teelt van een bepaald product op een bodem met een bepaalde mineralenvoorraad. Dit laatste maakt dat wordt bespaard op het gebruik van kunstmest. In de praktijk kunnen de aanwezige mineralen in de bodem worden bepaald (bodemvoorraad) en worden vergeleken met de mineralenvraag van de gewenste teelt. Hieruit resulteert een optimale gewenste mineralengift voor dat jaar, die mogelijk beperkt wordt door de bemestingsnormen (mestwetgeving). De uiteindelijke gewenste mineralengift zal waarschijnlijk afwijken van de gehalten in gangbare dierlijke mest, waardoor een extra (of totaal) gift uit kunstmest noodzakelijk wordt. Met een volledige of extra mestgift van rulle fractie of dunne fractie uit de installatie kan vaak ook de gewenste mineralengift bereikt worden en is geen of minder kunstmest nodig. Aangezien de productie van kunstmest een hoge kooldioxide uitstoot met zich meebrengt, is hier dus ook nog eens sprake van een indirecte reductie van de productie van broeikasgassen. Verder wordt door het bemesten met digestaat uit de vergister het organische stofgehalte van de bodem verbeterd cq op peil gehouden. Dit heeft een positief effect op het bodemleven en daarmee op omzettingsprocessen (zoals mineralenbenutting) in de bodem.
4. Akker naar akker gedachte De voor de installatie benodigde maïs wordt geteeld door dhr Eissen zelf en hij neemt ook weer digistaat terug voor de bemesting van deze gronden. Hierdoor krijg deze bedrijvigheid een sterk lokaal karakter en is het dus een vorm van energiewinning waarbij nauwelijks CO2 emissie optreedt door middel van transport.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
11
De aan en afvoer ziet er schematisch als volgt uit:
Biomassa
Aanvoer (ton)
Maïs Rundveedrijfmest Vleesvarkensmest Graan Rulle fractie Dunne fractie Biogas
10.000 10.000 4.500 2.500
Totaal
27.000
Opbrengst per ha (ton)
Afvoer (ton)
45
20 8.000 15.000 4.000 27.000
Kg N per ton
4,3 4,4 7,2 4,3 5 6
Kg N
Kg N
43.000 44.000 32.400 10.750
170 170 40.000 90.000
13.0150
Kg N /ha
130.000
Ha
Ha
223 259 191 125
170 170
235 530
798
765
In het Nederlandse mestbeleid mag door akkerbouwers 170 kg N per hectare worden uitgereden, waadoor voor de dunne fractie 530 ha akkergrond nodig is. Deze is in de directe omgeving van de installatie beschikbaar. Voor de rulle fractie (5 kg N/ton) is nog eens 235 ha noodzakelijk. Aangezien deze in de buitenlucht wordt opgeslagen is geen sprake van een beperkte opslagcapaciteit. Deze fractie kan dan ook volledig op het gewenste moment (maart) worden benut. Op dit moment is de mineralenvraag in de regio groot, in tegenstelling tot de rest van het jaar. Zoals vermeld verbruikt de installatie per jaar 10.000 ton maïs. Hiervoor is ca 230 ha grond noodzakelijk; bij een gemiddelde opbrengst van 45 ton/ha. Deze hectares zijn gelijk aan die van de geteelde maïs. Op deze wijze kan rekenkundig en dus contractueel worden vastgelegd dat de telers van maïs de rulle fractie terugnemen. Door verlies van massa via het biogas is een kleiner aantal hectares noodzakelijk in de afvoer dan in de aanvoer. Verder is hier de methode van opstart van de installatie gewijzigd door het versneld opwarmen van het medium in de vergister en het enten van de vergister. 5. Versneld opwarmen Tot op heden is het gangbaar een vergister bij de eerste opstart te verwarmen met de restwarmte van de warmtekrachtmotor. Ook bij een lagere mesttemperatuur dan ca 38 °C ontstaat biogas dat verbrandt kan worden in een wkk en waarvan de restwarmte dan kan worden gebruikt om het medium in de vergister op de gewenste 38 °C te brengen. Hiervoor is geruime tijd (ca 12 weken) nodig. Vanaf dat moment zal de biogasopbrengst ineens een aanzienlijk worden verhoogd, aangezien de milieucondities voor de bacteriën dan optimaal zijn. Door gebruik te maken van een externe warmtebron (huurketel) is het in dit project gelukt deze bedrijfstemperatuur van 38 °C in enkele dagen te bereiken.
6. Enten van de vergisters De ontwikkeling van het gros van de voor de mesofiele vergisting (ca 38 °C) gewenste bacteriën begint op het moment dat de biomassa de temperatuur van 38 °C bereikt heeft. Dan is immers een van de belangrijkste milieucondities (temperatuur) voor de bacteriën optimaal. Vanaf dit moment zal het echter nog weken duren voordat zich een zodanig aantal anaërobe bacteriën heeft ontwikkeld, dat de nominale biogasproductie en –kwaliteit is bereikt. Vandaar dat medium uit een andere mesofiele vergister per vrachtwagen is overgebracht naar deze installatie (500 m3 per vergister). Hierdoor wordt naast warmte met name het
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
12
bacterieleven ingebracht dat ander pas na weken gerealiseerd zou zijn. Dit inpompen van medium uit de externe vergister vond plaats op het moment dat de vergisters juist versneld op temperatuur waren gebracht (zie punt 5). Op deze manier wordt binnen 2 maanden biogas geproduceerd dat geschikt is voor verbranding in de warmtekrachtmotoren doordat het zwavelgehalte dan al tot onder de 200 ppm gedaald is (zie bijlage 5). 4.2 CO2 emissiereductie De CO2 emissiereductie van het project bestaat uit twee onderdelen: directe emissiereductie van methaan door verkorting van de opslagduur van de mest en indirecte emissiereductie door productie van duurzame energie. In bijlage 12 bij dit rapport is de TEWI berekening van het project weergegeven. Alle op het bedrijf aanwezige mest wordt in de vergistinginstallatie ingebracht. Daarnaast wordt aangevoerde varkensmest vergist. Op basis van directe emissiereductie wordt op projectniveau 658.350 kg CO2 emissiereductie gerealiseerd.
Type mest
[Cap.]
Emissie-reductiefactor [ERF] kg CO2-equiv. / ton mest1 34
Reductie =[Cap.] * [ERF] kg CO2-equiv./ jaar
Runderen 10.000 ton/jaar 340.000 (melkvee) Vleesvarkens 4.500 ton/jaar 87 391.500 TOTAAL 14.500 ton/jaar 731.500 1) =0,9*emissiefactoren (EF) in de monitoringsprotocollen, uitgedrukt in CO2-equivalenten
De energieproductie uit het biogas geeft daarnaast de indirecte emissiereductie. De benutting van restwarmte in dit project blijft beperkt tot de inzet in het eigen vergistingproces. De indirecte emissiereductie wordt daardoor bepaald door de elektriciteitsproductie. In totaal wordt daarmee op jaarbasis 4.486.600 kg CO2 emissiereductie gerealiseerd.
Verwachte hoeveelheid te produceren elektriciteit (gecorrigeerd voor verbruik van de installatie)
Netto energieproductie [kWh/jaar] 7.360.000
Indirecte Reductie1 [kg CO2]
=0,61 * netto energieproductie = 4.486.600 Verwachte hoeveelheid nuttig in te zetten warmte 1.844.000 = 0,16 * netto afkomstig van de installatie energieproductie = 295.040 TOTAAL 4.781.640 1 : berekend met standaard emissiefactoren voor energiegebruik (zie tabel A II.1, TEWI Richtlijnen)
De totale CO2 emissiereductie voor het project op jaarbasis bedraagt daarmee: 5.513 ton CO2 equivalent per jaar.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
13
5. Projectplanning en fasering Het project is uitgevoerd met de volgende fasering: 5.1 Projectvoorbereiding 5.2 Bouw 5.3 Installatietechniek 5.4 Biologische inbedrijfstelling
5.1 Projectvoorbereiding Voor de aanvang van de bouw van het project is enkele jaren intensief gewerkt aan het invullen van de randvoorwaarden om van dit project een succes te maken. De belangrijkste hiervan zijn: - financiering van het project - een technisch procédé dat zich bewezen heeft - een goed geregelde aan- en afvoer van biomassa - zicht op verwerving van de benodigde vergunningen - een adequate projectorganisatie Begin 2005 werd duidelijk dat aan deze voorwaarden kon worden voldaan en is intensief gewerkt naar de uitvoering van het project. In de sfeer van wet- en regelgeving moest aan verschillende punten aandacht worden besteed. Eerst is een bestemmingsprocedure bij de gemeente doorlopen om een voldoende grote bouwkavel te krijgen om de installatie te kunnen plaatsen. Aangezien de installatie in eigen beheer door BioFerm Energy wordt geëxploiteerd was vooroverleg nodig met het ministerie van landbouw met betrekking tot de positie van de installatie in relatie tot de meststoffenwet (minas) en wet bodembescherming (besluit gebruik meststoffen). Daarnaast is overleg gevoerd met de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) met betrekking tot de erkenning van de installatie binnen de EU verordening 1774/2002. Dit betreft met name eisen ten aanzien van de aanwezigheid van bacteriën in het eindproduct en de hygiëne en routing van vrachtverkeer over het terrein.
5.2 Bouw Tijdens de bouwfase hebben de verschillende werkzaamheden plaatsgevonden. Deze zijn tevens in overzicht weergegeven in bijlage 7. Civiele werkzaamheden In april 2005 is door de firma Pekkeriet begonnen met het verleggen van enkele sloten en het verdichten van de ondergrond op plekken waar bestraat cq gebouwd moest gaan worden. Onder de te bouwen tanks is drainage aangebracht om tijdens de bouwfase door te kunnen werken bij regenachtig weer en om tijdens normaal bedrijf het waterpeil op de locatie te kunnen beheersen. Hiervoor is tevens een put met vlotter aangelegd waaruit water weggepompt kan worden naar een sloot. Verder is de bodem op enkele plaatsen verdicht om de betonbouw mogelijk te maken.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
14
Bouw oplagen en verwerkingsgebouw Eind mei is vervolgens begonnen met het aanleggen van de fundering van de vergisters, de fakkel en het verwerkingsgebouw (betonbouw). In juni zijn vervolgens door PlanET uit Vreden de wanden van de vergisters geplaatst. Dit is gerealiseerd door een mal te plaatsen waarin de verwarmingsbuizen zijn geplaatst om later de biomassa op temperatuur te brengen. Vervolgens is de mal volgestort met beton. De verwarmingsbuizen bevinden zich horizontaal in de betonnen vergisterwand en worden individueel verwarmd. Hierdoor kan bij een eventuele lekkage op verstopping van een leiding deze buiten bedrijf worden gesteld en kunnen de resterende leidingen de biomassa op een normale wijze blijven verwarmen. Aan de buitenzijde van de betonwand zijn isolatieplaten aangebracht. Deze zijn weer tegen weersinvloeden bedekt met een beplating. Vervolgens zijn in juli de daken op de vergisters geplaatst. Deze daken zijn aan de binnenzijde voorzien van een houten regelwerk ten behoeve van de ontzwaveling van het biogas. Voordat de daken op de vergisters zijn geplaatst, zijn hierin de roerwerken (paddlegigant) gemonteerd, aangezien deze door hun omvang niet via een mangat kunnen worden geplaatst. In augustus en september zijn vervolgens door Famitec uit Drachten de voor- en eindopslag gerealiseerd. De wanden van de voor- en eindopslag bestaan uit prefab elementen die per as zijn aangevoerd en door een kraan op hun plaats zijn gezet. Hierin is geen verwarming aangelegd. Eind september zijn hierop de daken geplaatst. Begin oktober is tenslotte de bestrating van het gehele terrein aangelegd. Communicatie Tijdens de bouwfase is door BioFerm Energy bv regelmatig een projectvergadering georganiseerd om de werkzaamheden van de verschillende partijen op elkaar af te stemmen. Belangrijke ijkpunten hierbij waren de mogelijkheid tot plaatsen van de warmtekrachtmotoren begin oktober en het zo snel mogelijk kunnen toedienen van maïs na de oogst in half oktober om voorraadkosten te beperken. Verder was de projectleider van BioFerm Energy meerdere dagen per week op de locatie aanwezig om het gehele project te coördineren.
5.3 Installatietechniek Begin augustus is reeds begonnen met het plaatsen van verschillende installatietechnische onderdelen. Hierin ligt dus een overlap met de bouwfase. In augustus zijn de noodkoeler, uitlaten van de warmtekrachtmotoren en de droge stofinjectoren en de weegbrug geplaatst. Vervolgens zijn in september de warmtekrachtmotoren, transformator en de dieseltank geplaatst. In de tweede helft van september is vooral gewerkt aan het elektrisch inregelen en op elkaar afstemmen van de verschillende onderdelen. Eind september was de installatie werktuigbouwkundig en elektrotechnisch dan ook gereed.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
15
5.4 Biologische inbedrijfstelling Begin oktober is begonnen met de biologische inbedrijfstelling van de installatie door drijfmest aan te voeren in de vooropslag. Vervolgens is in de tweede week van oktober mest naar de beide voorvergisters gepompt en is op dit moment medium uit een Duitse vergister aangevoerd om al snel een grote hoeveelheid van de gewenste anaërobe bacteriën in de voorvergisters te krijgen. Hierbij is het medium in de vergister versneld op de gewenste 37 °C gebracht. Hiervoor is een huurketel met warmtewisselaar geïnstalleerd waardoor de vergisters binnen enkele dagen op bedrijfstemperatuur waren. Dit heeft er toe geleid dat in januari en februari 2006 al een snelle stijging ontstaan is van de biogasproductie met een goede kwaliteit biogas. Hierdoor kon in ongeveer de helft van de tijd de nominale biogasproductie en biogaskwaliteit worden bereikt. In bijlage 8 is de biogasproductie als functie van de tijd weergegeven. Hiermee samenhangend hoefde de fakkel minder te worden ingezet. Deze wordt immers gebruikt als de gasdruk in de gasopslag te hoog is en het biogas niet geschikt is voor verbranding in de warmtekrachtmotoren door een te laag methaangehalte of een te hoog zwavelgehalte. Uit de bijlagen 4 en 5 blijkt dat al 7 weken na het enten van de reeds verwarmde vergisters voldoende biogas is ontstaan met een methaangehalte >53% en een zwavelgehalte <200 ppm, waardoor het gas qua volume en kwaliteit geschikt was voor de warmtekrachtmotoren. Normaal gesproken bedraagt deze periode 3,5 maanden. De fakkel is in de monitoringperiode als volgt ingezet: Week Uren
44 7
45 3
46 5
47 6
48 6
49 4
50 8
51 3
52 0
1 0
2 0
3 0
4 0
5 0
6 0
7 0
8 0
9 2
Week Uren
11 8
12 7
13 6
14 6
15 4
16 0
17 3
18 5
19 4
20 0
21 0
22 3
23 0
24 0
25 0
26 0
Totaal 97 uur
10 9
De inzet van de fakkel in de periode van week 8 tot 21 van 2006 is het gevolg van de kwaliteit van het biogas. Het biogas is alleen geschikt voor de warmtekrachtmotoren bij een zwavelgehalte van < 200 ppm en een methaangehalte van >54% methaan . Hierbuiten wordt de fakkel ingeschakeld. In week 8 - 21 was het zwavelgehalte in het gas tijdelijk te hoog waarschijnlijk door een combinatie van verhoging van de input van co-product en verhoogde gasproductie. Hierdoor kon door biologische ontzwaveling (lucht inblazen) het zwavelgehalte niet onder 200 pm worden gebracht, hoewel het biogas wat betreft volume wel verwerkt had kunnen worden in de warmtekrachtmotoren.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
16
6. Product en procesmonitoring 6.1 Voeding vergisting Bij aanvang van de opstart van de installatie is eerst 500 ton mest per voorvergister via de vooropslag aangevoerd uit de melkveestal van de maatschap Eissen waarna de vergisters op temperatuur zijn gebracht met de huurketel. Vervolgens is in beide voorvergisters 500 ton biomassa uit een Duitse vergister gevoegd waarna de gehele inhoud van beide vergisters in enkele dagen op bedrijfstemperatuur is gebracht (37°C). Vervolgens is (begin november) dagelijks maïs en rundveemest aan de vergisters toegevoegd. Aanvankelijk betrof dit 6 ton maïs en 15 ton mest per vergister. Deze hoeveelheden zijn geleidelijk verhoogd tot de voorziene massabalans (zie paragraaf 3.3) bereikt was. In bijlage 2 is het verloop van de toediening schematisch weergegeven. Bij de voorbereiding van het project werd gepland ook een aandeel stapelbare kippenmest te vergisten. Hiervan is afgezien omdat kippenmest vermoedelijk leidt tot een hoger gehalte zwavel in het biogas en een hoger NOx gehalte in de uitlaatgassen van de warmtekrachtkoppeling. Mogelijk zou biologische ontzwaveling (inblazen van lucht in de vergister) dan niet meer volstaan. Daarnaast geeft kippenmest bij het verladen een aanzienlijk hogere ammoniak en geuremissie dan bijvoorbeeld maïs en graan. Aangezien de mest ca drie keer wordt omgezet (in silo leveren, opladen uit silo en deponeren in de droge stof injector) zou hinder op kunnen treden. Er is dan ook besloten in plaats van kippenmest een graanbrok te gebruiken en het aandeel maïs te verhogen. Ook deze is in bijlage 2 opgenomen. Door de graanbrok te gebruiken zal de biogasproductie stijgen ten opzichte van het gebruik van kippenmest. De graanbrok zal echter ook duurder worden ingekocht waardoor deze wijziging in de exploitatie geen effect heeft, het rendement bleek vergelijkbaar. Wel wordt hiermee dus een te hoog zwavelgehalte in het biogas voorkomen. Zonder het gebruik van de brok zou jaarlijks ca 5,5 miljoen kWh/e zijn geproduceerd, en zou een verlies zijn ontstaan. Van de in- en uitgaande biomassa zijn steekproefsgewijs bepalingen gedaan van het droge en organische stof gehalte. De aangevoerde dierlijke mest is afkomstig van een groot aantal verschillende veehouders. Hierbij wordt dan ook uitgegaan van de gemiddelde waarden. Hierdoor kan de volgende balans worden opgesteld: Ingaande biomassa
Tonnen
Rundveedrijfmest Vleesvarkensdrijfmest Mais Graanbrok
10.000 4.500 10.000 2.500
Totaal
27.000
Uitgaande biomassa Biogas Rulle fractie Digistaat
4.000 8.000 15.000
Totaal
27.000
Ds Gr/kg 9 9 400 850
480 57
Kg ds 90.000 40.500 4.000.000 2.125.000
Os Kg os Gr/kg 6 63.000 6 24.750 332 3.320.000 807 2.017.500
6.255.500
5.425.250
1.519.070 3.840.000 855.000 6.214.070
428 32
1.519.070 3.424.000 480.000 5.423.070
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
17
Tijdens het vergistingproces wordt organische stof omgezet in biogas, waardoor het organische- en droge stof gehalte in de biomassa afneemt. Uit bovenstaande tabel blijkt dat ca 28% van de organische stof werd afgebroken. Dit blijkt ook uit de drogestof balans in bijlage 11.
6.2 Biogasproductie Tijdens de monitoringsperiode van 1 november 2006 tot 1 juli 2006 heeft de biogasproductie zich als volgt ontwikkeld (grafisch weergegeven in bijlage 8): Week 2005 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Biogas productie per dag (m3) 510 645 972 1.183 1.328 1.429 1.559 1.733 2.163
Week 2006 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Biogas productie per dag (m3) 2.520 2.925 3.749 5.723 6.020 7.037 8.065 8.965 10.967
Week 2006 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Biogas productie per dag (m3) 10.518 12.188 12.007 12.268 10.789 11.550 10.325 10.583 11.862
Week 2006 19 20 21 22 23 24 25 26
Biogas productie per dag (m3) 9.965 9.687 10.747 10.082 8.236 7.778 8.250 8.808
Naast de hoeveelheid biogas is de verbrandingswaarde van het gas van belang. Bepalend hiervoor is het aandeel methaan (CH4) in het gas. Zoals te zien is in bijlage 4 bedraagt het gemeten methaangehalte in het biogas gemiddeld 57%. Dit is een gemiddelde waarde voor biogasinstallaties. De hiermee samenhangende stroomproductie is weergegeven in bijlage 3. Deze grafiek is tot stand gekomen door wekelijks de stroomproductie op de installatie uit te lezen.
6.3 Monitoring vergisting Om een continue stroomproductie te bereiken dient het biogasproces goed gemonitoord te worden. Belangrijkste reden hiervoor is dat een verstoring in de voeding of temperatuur vaak pas na weken een gevolg heeft voor de biogasopbrengst. Vervolgens duurt het weer weken om de biogasproductie op het oude niveau terug te krijgen. Vandaar dat het van wezenlijk belang is vroegtijdig inzicht te hebben in veranderingen in het vergistingproces. De temperatuur van de vergisters wordt continu gemeten en zijn continu elektronisch uitleesbaar. In de praktijk blijkt de temperatuur van de drie tanks te fluctueren tussen de 37 en 38,5 °C; het optimale temperatuurbereik voor anaerobe vergisting. Bij onderschrijding worden te tanks bijverwarmd tot de 37°C. Bij overschrijding zouden de vergisters moeten worden gekoeld; dit is echter niet voorzien. De kans dat dit gebeurt is ook klein. Dit wordt gerealiseerd door wekelijks de afzonderlijke vergisters te bemonsteren en de processtabiliteit te bepalen. Hiervoor wordt het aandeel vluchtige organische zuren bepaald ten opzichte van het totale zurengehalte. Van dit totale zurengehalte mag maximaal 30% bestaan uit vluchtige organische zuren; ofwel de waarde uit de berekening vluchtige organische zuren / totale zuren moet kleiner zijn dan 0,3 . Verder gedijen de anaerobe bacteriën het beste in een licht alkalisch milieu, dwz bij een pHwaarde van 7 a 8.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
18
Zoals blijkt uit bijlage 9 zijn gedurende een half jaar de vergisters wekelijks bemonsterd op pH, vluchtige verzuren en totale vetzuren. Uit deze tabellen blijkt dat over de periode februari t/m augustus 2006 de volgende gemiddelde waarden zijn bereikt : Vergister
Voorvergister 1 Voorvergister 2 Navergister
pH
Vluchtige organische zuren
Totaal zuren
-log.cH+
Mg HAcaq/l
Mg CaCO3/l
7,77 7,79 7,92
4,481 4,653 4,215
17,665 17,628 19,226
Vluchtige zuren / totaal zuren
0,26 0,27 0,22
Uit de analyses blijkt dat de waarde vluchtige organische zuren / totaal zuren gemiddeld tussen de 0,2 en 0,3 ligt en de pH gemiddeld 7,8 is. Tijdens de monitoringperiode is dan ook sprake van een stabiel biogasproces. Dit resulteert in een biogas- en energieopbrengst conform de opgestelde biogasberekening (zie bijlage 10). Zwavel Een belangrijk aspect in het biogasproces is het aandeel zwavel in het biogas. Bij gebruik door de motor dient dit gehalte te zijn teruggebracht tot onder de 300 ppm. Dit wordt gerealiseerd door bovenin de vergisters een kleine hoeveelheid lucht in te blazen waardoor zwavelminnende bacteriën in staat zijn het gasvormige zwavel om te zetten in elementair zwavel, dat weer terugvalt in de biomassa. Bovenin de vergisters is een houten constructie aangebracht waarop de zwavelbacteriën zich nestelen. Door het anaerobe milieu blijft dit houtwerk in tact. Het zwavelgehalte in het biogas wordt continu gemeten tijdens de doorstroom van het biogas van de vergisters naar de warmtekrachtmotoren. In de centrale ruimte van het gebouw is deze waarde continu afleesbaar. In bijlage 5 is het zwavelgehalte in het biogas als functie van de tijd afleesbaar. In het begin zijn hoge zwavelgehalten gemeten doordat na toediening van biomassa in de vergister standaard eerst een zodanig hoge zwaveluitdrijving” plaatsvindt dat de zwavelbacteriën dit niet kunnen verwerken tot elementair zwavel. In deze (korte) periode wordt het biogas verbrandt via de fakkel.
7. Knelpunten en oplossingen Tijdens de projectvoorbereiding is veel tijd verloren gegaan door de procedure voor het wijzigen van het agrarisch bouwblok van de maatschap Eissen. In tegenstelling tot de milieuen bouwvergunning worden bestemmingsplanprocedures minder scherp in de tijd begrensd. Hierdoor is in de projectplanning geen duidelijk zicht op het moment waarop een aanvang kan worden gemaakt met de realisatie van het project. Het is aan te bevelen dit wel in de WRO op te nemen. In de laatste fase van de projectvoorbereiding bleek kippenmest minder geschikt te zijn voor de vergisting. Zoals beschreven zou dit leiden tot een te hoog aandeel zwavel (H2S) in het biogas waardoor veel meer biogas in de fakkel zou moeten worden verbrandt en dus niet in aanmerking komt voor duurzame energiewinning. Ter vervanging van de kippenmest is vervolgens gekozen voor het doseren van een graanbrok.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
19
8 Economische Aspecten De investeringen in het project zijn vrijwel even hoog uitgevallen als bij de ROB aanvraag is begroot (afwijking 2%). Hoe de exploitatie zich zal ontwikkelen is sterk afhankelijk van de energieprijzen en de kosten voor inname van co-substraten. Met de MEP subsidie voor de groene stroom is voor een periode van 10 jaar voldoende zicht op een positief resultaat.
8.1 Kosteneffectiviteit en terugverdientijd Voor de berekening van de kosteneffectiviteit zijn wij uitgegaan van de berekende opbrengst van 8.000.000 kWh per jaar. De hiermee berekende terugverdientijd (zie onderstaande berekening) is met 7,4 jaar iets langer dan oorspronkelijk geraamd. De reden hiervoor zijn de hogere operationele kosten. • • • • •
eenmalige investering (€) technische levensduur van de investering (jaar) jaarlijkse operationele kosten (€ /jaar) jaarlijkse baten (€/jaar) jaarlijks emissiereductie (ton CO2-eq./jaar)
(A) = (B) = (C) = (D) = (E) =
€ 2.363.000 15 € 598.000 € 918.000 5.513
Berekening van de terugverdientijd Terugverdientijd (TVT) = investering / (jaarlijkse baten – jaarlijkse operationele kosten) = 7,4 jr. Berekening van de kosteneffectiviteit Onderstaand is de kosteneffectiviteit van het project uitgedrukt in € per ton CO2-emissie reductie berekend. Hierin zijn de jaarlijkse kosten de som van de kapitaalkosten en de operationele kosten min de jaarlijkse baten. De jaarlijkse kapitaalkosten zijn bepaald door de investering te vermenigvuldigen met de annuïteit berekend over de technische levensduur van de installatie.
Kosteneffectiviteit (€/ton CO2-equivalent) = Jaarlijkse kosten / Jaarlijkse emissiereductie = 11,28 (€/ton CO2-equivalent) De kosteneffectiviteit ligt 8% lager dan vooraf was berekend (12,07). Ook dit is vooral te duiden aan de hogere operationele kosten.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
20
9 Uitvoering demonstratieactiviteiten Zowel tijdens de bouw, de ingebruikname als de operationele installatie zijn veelvuldig mensen rondgeleid. Dit betrof individuen en groepen met een zeer verschillende interesse. Zij kunnen grofweg in de volgende groepen worden ingedeeld: - veehouders met de interesse om zelf een biogasinstallatie van deze omvang te realiseren; - ambtenaren en politici die in de sfeer van vergunningverlening en beleidsontwikkeling ervaring wensen op te doen met deze vernieuwende activiteit voor het landelijk gebied; - Scholieren en studenten die in het kader van hun studie dit project als onderwerp van studie hebben; 2005-2006 nov Aantal bezoekers 12
dec jan 28 9
feb mrt apr mei 36 65 7 45
juni 9
In bijlage 6 is een aantal bezoekers weergegeven. Verder is in het blad Spaarmotief van de ASN bank een artikel gewijd aan deze installatie, waardoor een breed publiek kennis heeft kunnen nemen van de opzet en doelstelling van dit project. Ook dit artikel is opgenomen in bijlage 6.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
21
10 Samenvatting 10.1 Aanleiding project Het project is ontstaan doordat de onlangs de situatie is ontstaan dat: er vraag is ontstaan naar opslagcapaciteit voor dierlijke mest door het verplicht langer opslaan van mest; de vergoeding voor het leveren van groene stroom over een termijn van 10 jaar verhoogd is; de technische opzet van deze installatie zich in de praktijk reeds bewezen heeft; aannemers ervaring hebben opgedaan met de bouw van dergelijke installaties waardoor te verwachten is dat de planning van de bouw in de praktijk kan worden nageleefd; het Nederlandse stelsel van wet- en regelgeving op het terrein van meststoffen, ruimtelijke ordening en milieuhygiëne zover uitgewerkt is dat hierbinnen een installatie kan worden gerealiseerd. 10.2 Probleemstelling In hoeverre is het in de praktijk mogelijk de voorspelde reductie van emissie van methaan te realiseren bij een mengsel van dierlijke mest en mais door deze op te slaan en te vergisten in een agrarsche biogasinstallatie van een grotere dan de reeds toegepaste omvang. Verder wordt het effect onderzocht van het versneld opwarmen van het te vergisten medium in de opstartfase van de installatie. Hierbij wordt beoogd dat sneller een gasmengsel wordt bereikt dat geschikt is voor de warmtekrachtmotoren. Hierdoor kan in de toekomst affakkelen in de opstartfase aanzienlijk worden beperkt, hetgeen leidt tot vermindering van ongewenste emissie via de fakkel. Verder zal in de installatie worden beproefd wat de invloed van het bebruik van andere wettelijk toegestane biomassasoorten dan mest en mais zal zijn op de te behalen gasopbrengst. Deze drie onderwerpen zijn vernieuwend voor de nederlandse "biogasmarkt". In de opstart van de installatie zal worden onderzocht of de biogasproductie sneller op nominaal niveau kan worden gebracht door de biomassa in de vergister middels een warmtewisselaar sneller op bedrijfstemeratuur (37 °C) te brengen en te bevullen met medium uit een operationele vergister, het zogenaamde enten van de vergister. Doelstelling Het exploiteren van een mestvergistinginstallatie (27.000 ton/jaar) voor varkensmest, rundveemest, snijmaïs en graanbrok. De installatie omvat oa een vooropslag, twee voorvergisters, een navergister, een eindopslag, een installatie voor warmtekrachtkoppeling (37% electrisch rendement) en een tweetal droge stof injectoren om de vaste biomassa in de voorvergisters te brengen. Hierbij wordt getracht middels enten en versneld verwarmen de biogasproductie op nominaal niveau te krijgen. 10.3 Werkwijze Om de probleemstelling te beantwoorden en de doelstelling te realiseren worden de volgende activiteiten verricht. 1. Monitoring van het verbruik van de biomassa door de installatie (soort en hoeveelheid) 2. Continue registratie van de kwaliteit van het geproduceerde biogas (methaangehalte, zwavelgehalte) 3. Monitoring van de electriciteitsopbrengst, gesplist naar het verbruik door de installatie zelf en de op het net geleverde stroom 4. Wekelijkse analyse van het medium in de voorvergisters en navergister
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
22
10.4 Toepasbaarheid Het project BioFerm AA en Hunze bv betreft het vergisten van een combinatie van dierlijke mest en maïs op een schaal die op een agrarisch bouwblok gerealiseerd kan worden. Aangezien in Nederland een ruim aantal melkveebedrijven van de omvang van de mts Eissen voorhanden is, is dit principe breed toepasbaar. Belangrijk hierbij is dat het digistaat uit de installatie op korte afstand van de installatie kan worden uitgereden. Hierdoor krijgt de installatie tevens de functie van opslaghouder voor dierlijke mest (10.700 m3) tijdens de periode waarin de mest niet op het land mag worden uitgereden. Verder is de mest in het voorjaar voor de akkerbouwer op korte afstand beschikbaar en heeft het een bekende samenstelling. Aangezien deze samenstelling door mestscheiding afwijkt van dierlijke mest kunnen verschillende bemestingsplannen worden uitgevoerd zonder of een verminderde inzet van kunstmest. Het technische procédé is tevens geschikt voor gebruik in andere sectoren. Uit allerlei bedrijven in de levensmiddelen en voedingsindustrie komen reststromen vrij die op deze wijze kunnen worden omgezet. Wel moet dan extra aandacht worden besteed aan de afzet van het digistaat, aangezien meestal geen sprake meer zal zijn van dierlijke mest in de zin van de meststoffenwetgeving Versneld opwarmen en enten Door het versneld opwarmen en enten van de vergisting wordt het bereiken van de nominale stroomproductie van de installatie met ca 3 maanden verkort. Aangezien sprake is van een volledig nieuw gebouwd biogasproject met een behoorlijk opgesteld vermogen, is de investering fors. Door het versneld opwarmen en enten behaald het project ook eerder de nominale inkomsten, waardoor de aanloopkosten beperkt blijven. Hiermee samenhangend wordt voorkomen dat de ingangsdatum voor het verkrijgen van MEP subsidie onnodig moet worden opgeschoven. Het is dan ook te verwachten dat deze wijze van opstart breed toegepast gaat worden.
10.5 Conclusies Uit de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat door het versneld op temperatuur brengen en het enten van de vergisters eerder een goede biogaskwaliteit en -kwantiteit wordt bereikt (vernieuwend onderzoek). BioFerm zal deze methode dan ook in de vervolgprojecten gaan toepassen. Hierbij wordt tevens overwogen het medium in de vergister verwarmen via het toedienen van warm water (vervolgaktie).Verder wordt door het analyseren van de biomassa duidelijk dat door het vergistingsproces een reductie optreedt van de emissie van methaan van 5.148 ton CO2-equivalenten per jaar. Dit is overeenkomstig de in de literatuur gehanteerde waarden (evaluerend onderzoek).
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
23
BIJLAGEN
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
24
Bijlage 1
Vleesvarkensmest Rundermest
Stroomschema BioFerm AA en Hunze BV
4.500 ton
Graanbrok
10.000 ton
2.500 ton
Mais
10.000 ton
Vooropslag
Sleufsilo's
1.060 m3
3.200 m2
Ø 15 mtr H 5,2 mtr
Fakkel
Voor-
Voor-
vergister
vergister
1.500 m3
1.500 m3
Ø 18,7 mtr
Ø 18,7 mtr
H 6 mtr
Droge stof
Droge stof
injector
injector
H 6 mtr
Stroom Navergister
eigen gebruik
Biogas
Warmtekrachtmotor 1 (625 kW)
Luchtemissie
Warmtekrachtmotor 2 (625 kW)
4.000 ton
1.500 m3 Ø 18,7 mtr H 6mtr Digistaat
Openbare Wamte naar 3 vergisters
Stroom naar net
12.000.000 kWh/th
7.400.000 kWh/e
net
Stroom eigen gebruik 600.000 kWh/e Scheider Rulle
Sleufsilo
fractie 8.000 ton
Dunne fractie 15.000 ton
Eindopslag
Meststof
4.500 m3
Nederlandse
Ø 29 mtr
landbouw
H 5,20 mtr
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
25
Bijlage 2: Voeding vergisting per dag
80
70
60
50
Graanbrok Mest Mais
40
30
20
10
0 1
2
3
4
5
6
7
8
Maanden
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
26
Bijlage 3
Stroomproductie BioFerm Aa en Hunze
30.000
25.000
kWh/e
20.000
15.000
10.000
5.000
26-jun
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
19-jun
9
12-jun
8
5-jun
7
29-mei
6
22-mei
6-mrt
5
15-mei
27-feb
4
8-mei
20-feb
3
1-mei
13-feb
24-apr
6-feb
17-apr
30-jan
10-apr
23-jan
3-apr
16-jan
2
27-mrt
9-jan
1
20-mrt
2-jan
44 45 46 47 48 49 50 51 52
13-mrt
26-dec
19-dec
12-dec
5-dec
28-nov
21-nov
14-nov
7-nov
31-okt
0
Weken Geproduceerde stroom
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
Op net geleverd
Eigen gebruik
27
Bijlage 4 Verloop methaangehalte biogas 70
60
CH4 gehalte (%)
50
40
30
20
10
0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 weken
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
28
Bijlage 5 Verloop zwavelgehalte biogas 2500
2000
ppm
1500
1000
500
0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 Weken
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
29
Bijlage 6
Tabel bezoekers & artikel ASN
Bezoekers biogasinstallatie BioFerm AA en Hunze BV. In de periode december 2005 tot juni 2006 waren er onder andere bezoekers van de volgende organisaties die hun bezoek in het gastenboek hebben genoteerd:
Datum 1-12-2005 1-12-2005 1-12-2005 5-12-2005 20-1-2006 6-2-2006 10-2-2006 10-2-2006 25-2-2006 25-2-2006 4-3-2006 9-3-2006 15-3-2006 17-3-2006 17-3-2006 17-3-2006 17-3-2006 17-3-2006 15-5-2006
Aantal Organisatie / reden 1 1 1 2 1 1 1 2 1 2 42 11 1 1 1 1 1 1 1
Stork Work Sphere Agrarisch Opleiding Centrum (AOC) Projectleider VITV Bouw tweede installatie BioFerm Energy Grondwerk BioFerm AA en Hunze BV Triodos bank Agrariër en geïnteresseerd voor BioFerm Installatie ASN Bank Notaris te Borg Agrariër en geïnteresseerd voor BioFerm Installatie Excursie Excursie Boerenbond Deurne VVD fractie Eerste Kamer VVD fractie Tweede Kamer VVD en LTO Nederland VVD en partijcommissie LNV Agrariër en geïnteresseerd voor BioFerm Installatie Groen Links Borger Odoorn
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
30
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
31
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
32
Bijlage 7 Planning bouw en inbedrijfname 2005 Maand Week Activiteit
3
4
Maart April
5 Mei
6 Juni
7 Juli
8 Augustus
9
10
September
Oktober
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43
Civiel Graafwerk sloten Aanleg eerste siloplaat Bestrating verwijderen Drainage aanbrengen Bouw Bouw loods Betonbouw vergisters Fundering fakkel Daken vergisters Bouw maisopslagen Fundering vooropslag Wanden vooropslag Dak vooropslag Fundering eindopslagen Aanleveren platen Wanden eindopslagen Daken eindopslagen Aanleg bestrating
Installatietechniek Aanleveren onderdelen Plaatsen noodkoeler Plaatsen uitlaten wkk Plaatsen DSI Aanleg weegbrug Oplevering weegbrug
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
33
Planning bouw en inbedrijfname 2005 Maand Week Plaatsen blower/fakkel Plaatsen trafo Besturingskast wkk Leidingwerk wkk Plaatsen wkk Plaatsen dieseltank Leidingwerk VAN Levering VAN scheider VAN operationeel
8 Augustus
9 September
10
11
12
Oktober
November
December
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Biomassa Aanvoer drijfmest Aanvoer energiemais Mest naar vergister Mais naar vergister Biogas Biogas naar Fakkel Biogas naar wkk Registraties Massa aanvoer mest Massa aanvoer mais Verbruik mest proces Verbruik mais proces CH4, O2 en H2S Temp vergisters Productie stroom
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
34
Bijlage 8 Biogasproductie per dag 14.000
12.000
m3 biogas
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0 44 45 46 47 48 49 50 51 52
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Weken 2005 - 2006
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
35
Bijlage 9 pH en zuren vergister 1
30.000
9,00
28.000 8,50 26.000 24.000
8,00
22.000 7,50 18.000
7,00
16.000 6,50 14.000 12.000
pH-Wert
FOS, TAC [mg/l]
20.000
FOS TAC pH
6,00
10.000 5,50 8.000 6.000
5,00
4.000 4,50 2.000
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
03-07-06
26-06-06
19-06-06
12-06-06
05-06-06
29-05-06
22-05-06
15-05-06
08-05-06
01-05-06
24-04-06
18-04-06
10-04-06
03-04-06
27-03-06
20-03-06
13-03-06
06-03-06
27-02-06
20-02-06
4,00 15-02-06
0
36
pH en zuren vergister 2
30.000
9,00
28.000 8,50 26.000 24.000
8,00
22.000 7,50 18.000
7,00
16.000 6,50 14.000 12.000
pH-Wert
FOS, TAC [mg/l]
20.000
FOS TAC pH
6,00
10.000 5,50 8.000 6.000
5,00
4.000 4,50 2.000
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
03-07-06
26-06-06
19-06-06
12-06-06
05-06-06
29-05-06
22-05-06
15-05-06
08-05-06
01-05-06
24-04-06
18-04-06
10-04-06
03-04-06
27-03-06
20-03-06
13-03-06
06-03-06
27-02-06
20-02-06
4,00 15-02-06
0
37
pH en zuren navergister (vergister 3) 9,00
30.000 28.000
8,50 26.000 8,00
24.000 22.000
7,50 18.000
7,00
16.000 6,50 14.000 12.000
pH-Wert
FOS, TAC [mg/l]
20.000
FOS TAC pH
6,00
10.000 5,50 8.000 6.000
5,00
4.000 4,50 2.000 31-07-06
17-07-06
03-07-06
19-06-06
05-06-06
22-05-06
08-05-06
24-04-06
10-04-06
27-03-06
13-03-06
27-02-06
4,00 15-02-06
0
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
38
Bijlage 10 Biogasberekening
Biomassa
Tonnage
Vleesvarkensmest Rundermest Mais Graanbtrok
(m3/kg (ton/jr) (%) (%ds) (ton/jr) (ton/jr) os) (m3/jaar) (m3/jaar) (kWh/m3) (kWh) (kWh) 4.500 8,5 70 382,5 267,75 0,250 66.938 111.563 9,95 666.028 263.081 10.000 9 70 900 630 0,250 157.500 262.500 9,95 1.567.125 619.014 10.000 32 95 3200 3040 0,380 1.155.200 1.925.333 9,95 11.494.240 4.540.225 2.500 95 93 2375 2208,75 0,300 662.625 1.104.375 9,95 6.593.119 2.604.282
Totaal
27.000
DS
OS
DS
6857,5
OS
6146,5
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
Methaan Methaan productie productie
Biogas productie
2.042.263 3.403.771
Energie Energie opbrengst opbrengst methaan
20.320.512
Electrische opbrengst
8.026.602
39
Bijlage 11 Droge en organische stofbalans
Rundveedrijfmest Vleesvarkensmest Maïs Graanbrok
Biogas Rulle fractie Digistaat
tonnen 10.000 4.500 10.000 2.500 27.000
ds kg ds gr/kg 9 90.000 9 40.500 400 4.000.000 850 2.125.000 6.255.500
os kg os gr/kg 6,3 63.000 5,5 24.750 332 3.320.000 807 2.017.500 5.425.250
4.000 8.000 15.000 27.000
1.519.070 480 3.840.000 57 855.000 6.214.070
1.519.070 428 3.424.000 32 480.000 5.423.070
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
40
Bijlage 12 TEWI berekening (Total Equivalent Warming Impact) van mestvergistinginstallatie BioFerm AA en Hunze Deel 1) Overzicht installatiegegevens Bron Invoer materiaal Mestdoorzet installatie:
Covergisting Soort covergistingsmateriaal: Doorzet covergistingsmateriaal: Samenstelling: Opslag mest en digestaat Tijdsduur mestopslag voordat de mest wordt verwerkt Omschrijving opslagtype voor verwerking:
Invulkolom
Opmerking
14.500 [ton per jaar]
Betreft de gemiddeld te verwachten jaarlijkse mestdoorzet. Geef een nadere detaillering in tabel A in onderdeel 2.
Maïs en graanbrok. 12.500 [ton per jaar] 446 kg droge stof / ton 420 kg organische materiaal/ton 4 [weken]
Opslagduur opslag
mestkelders
(mestkelder, buitenopslag, en eventuele afdekkingen) Geef eventuele emissiebeperkende maatregelen aan. Opslagduur buitenopslag vóór vergisting Hier ook eventuele emissiebeperkende maatregelen aangeven. Opslagduur digestaat (uitvergiste mest) Hier ook eventuele emissiebeperkende maatregelen aangeven.
Tijdsduur mestopslag buiten
2 [weken]
Omschrijving opslagtype buiten:
Mestsilo’s met afdekking
Tijdsduur digestaatopslag
26 [weken]
Omschrijving opslagtype digestaat:
mestsilo
Installatiekenmerken Lekkage van methaan
1 [%]
Vergistingstemperatuur Type installatie
37 [°C] Geroerde tank
Verblijftijd Gasopvang navergister Overige kenmerken installatie
50 ja Luchtdicht om anaeroob milieu te waarborgen
Elektrisch rendement gasmotor Thermisch rendement gasmotor Deel warmte dat nuttig kan worden ingezet:
39,7 [%] 44 [%] Warmteproductie 12.294.000 kWh/th Verbruik installatie 3.426.000 kWh/th Stralingsverlies motor 887.000 kWh/th Nuttig in te zetten 7.981.000 Verwarming woonhuis ed 1.844.000 kWh/th (23% van 7.981.000) 23% van de warmte wordt nuttig ingezet
Biogasproductie Biogasproductie mest
26 [m3 biogas per ton mest]
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
Het proces is volledig luchtdicht uitgevoerd. Er kan alleen methaan vrijkomen bij methaanslip van de gasmotor of bij uitval van zowel WKK’s als fakkel, wat vrijwel verwaarloosbaar is. Bijvoorbeeld: propstroom, geroerde tank of combinaties hiervan Dagen Ja / nee Geef hier overige kenmerken aan die van belang kunnen zijn voor de emissie van broeikasgassen
Geef hier het deel van de netto warmte (dus exclusief de warmte die door de installatie zelf wordt gebruikt) dat nuttig kan worden ingezet. Indien de warmte niet nuttig kan worden ingezet, hier nihil aangeven.
Geef hier de gemiddelde waarde aan
41
Biogasproductie covergistingsmateriaal
waarop de installatie is ontworpen. Geef hier de gemiddelde waarde aan waarop de installatie is ontworpen.
242 [m3 biogas per ton materiaal]
Deel 2) Berekening reductiepotentieel De vereenvoudigde berekening kan dan als volgt uitgevoerd worden.
A. Directe reductie broeikasgasemissies op projectniveau tgv verkorte duur mestopslag Geef in onderstaande tabel de te verwerken mesthoeveelheden aan en bereken de reductie ten gevolge van de verkorte opslagduur. Indien u gebruik wilt maken van andere emissiereductiefactoren, dan dient u in een toelichting de motivatie hiertoe aan te geven.
Type drijfmest [Cap.] Runderen 10.000 ton/jaar (melkvee) Vleeskalveren ton/jaar (witvlees) Vleesvarkens 4.500 ton/jaar Zeugen ton/jaar Kippen ton/jaar ... ton/jaar TOTAAL 14.500 ton/jaar
Emissie-reductiefactor [ERF] kg CO2-equiv. / ton mest1 34
Reductie =[Cap.] * [ERF] kg CO2-equiv./ jaar 340.000
66 87 50 802
391.500
731.500 (= A)
1) =0,9*emissiefactoren (EF) in de monitoringsprotocollen, uitgedrukt in CO2-equivalenten 2) schatting
Tabel A: berekening directe reductie
B. Reductie indirecte emissies (t.g.v. het energieverbruik) op projectniveau In deel 1 is de biogasproductie per ton mest en covergistingsmateriaal opgegeven alsmede het rendement van de WKK. Maak van deze gegevens gebruik voor de berekening van de elektriciteit- en warmteproductie. {Voorbeeldberekening: -
hoeveelheid biogas waarmee wordt gerekend is gelijk aan de hoeveelheid geproduceerde biogas (correctie voor methaanslip in WKK en lekkage van installatie is verwaarloosd) energie-inhoud biogas bij methaangehalte biogas van 62%, ( 0,62 *39,8 MJ/m3 methaan) = 24,7 MJ/ m3 biogas Bruto elektriciteitsopbrengst in kWh = hoeveelheid biogas * energie-inhoud biogas * elektrisch rendement/ (omrekeningsfactor 3,6 MJ/kWh) Bruto warmte opbrengst op vergelijkbare manier berekenen Door het energieverbruik van de installatie van de bruto-opbrengsten af te trekken, wordt de netto energie-opbrengst berekend.} Indirecte Reductie1 Netto energieprodu [kg CO2] ctie [kWh/jaar]
Verwachte hoeveelheid te produceren elektriciteit (gecorrigeerd voor verbruik van de installatie) Verwachte hoeveelheid nuttig in te zetten warmte afkomstig van de installatie
7.360.000
=0,61 * netto energieproductie
= 4.486.600 1.844.000
= 0,16 * netto energieproductie
= 295.040 TOTAAL
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
4.781.640 (=B)
42
1
: berekend met standaard emissiefactoren voor energiegebruik (zie tabel A II.1, TEWI Richtlijnen)
Tabel B: berekening indirecte reductie
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
43
C. Totale emissiereductie op projectniveau De totale reductie van de broeikasgasemissie bedraagt ([A + B]/1000) bedraagt:
5.513 ton CO2-eq./jr. (=C)
D. TEWI Potentieel in 2010 Geef de mesthoeveelheid waarvoor een soortgelijke installatie in 2010 gebruikt kan worden. Onder soortgelijke installatie wordt een installatie verstaan van gelijkwaardige aard en/of omvang. Houdt bij de inschatting van de mesthoeveelheid rekening 5,65 miljoen m3 / jaar (= D) met de bedrijfsverdeling in de sector (soort en omvang) en de daarin te verwachten ontwikkelingen. Een voorbeeldberekening en enkele gegevens over de mestproductie treft u aan in de bijlage. Geef een toelichting op de aangegeven mesthoeveelheid: In het project worden varkensmest en rundveemest in de verhouding 4,5:10 vergist. Uitgaande van de volledige benutting van de vergistingpotentie van rundveemest (3,9 miljoen ton) zal 1,75 miljoen ton varkensmest kunnen worden vergist (zie bijlage). De totale hoeveelheid potentieel te vergisten mest, met vergelijkbare installaties, bedraagt daarmee: 5,65 miljoen ton.
De potentiële emissiereductie in 2010 bedraagt: (C / (totaal (mest) capaciteit uit tabel A)* D)
2.148.169 ton CO2 eq. / jr. 2,1 Mton CO2 eq. / jr.
ROB eindrapport centrale mestvergisting te Gasselternijveenschemond 2006
44