Mepperstraat 21 te Meppen Ruimtelijke onderbouwing afwijkend gebruik (artikel 2.12 Wabo)
Definitief
Opdrachtgever: Bureau voor Architectuur Johan Wegdam
Grontmij Nederland B.V. Assen, 4 februari 2013
321727/RO, revisie 03
Verantwoording
Titel
:
Mepperstraat 21 te Meppen
Subtitel
:
Ruimtelijke onderbouwing afwijkend gebruik (artikel 2.12 Wabo)
Projectnummer
:
321727
Referentienummer
:
321727/RO
Revisie
:
03
Datum
:
4 februari 2013
Auteur(s)
:
ing. R.J. Nijdam, ir. M. Vrij Peerdeman
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
drs. L. Vranken
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
ing. B. de Vries
Grontmij Nederland B.V. Stationsplein 12 9401 LB Assen Postbus 29 9400 AA Assen T +31 592 33 88 99 F +31 592 33 06 67 www.grontmij.nl
321727/RO, revisie 03 Pagina 2 van 21
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding ......................................................................................................................... 5 Aanleiding ..................................................................................................................... 5 Situering projectlocatie.................................................................................................. 5 Vigerend bestemmingsplan .......................................................................................... 6 Leeswijzer ..................................................................................................................... 6
2 2.1 2.2
Planbeschrijving ............................................................................................................ 7 Huidige situatie ............................................................................................................. 7 Toekomstige situatie ..................................................................................................... 8
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Inventarisatie van relevant beleid ............................................................................... 10 Algemeen .................................................................................................................... 10 Provinciaal beleid ........................................................................................................ 10 Gemeentelijk beleid .................................................................................................... 10 Conclusie beleidskader ............................................................................................... 12
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Omgevingsaspecten ................................................................................................... 13 Archeologie en cultuurhistorie..................................................................................... 13 Natuur ......................................................................................................................... 13 Landschap................................................................................................................... 15 Geluid .......................................................................................................................... 15 Externe veiligheid ........................................................................................................ 15 Luchtkwaliteit............................................................................................................... 15 Milieuzonering ............................................................................................................. 16 Bodem en water .......................................................................................................... 16 Monumenten en/of beschermd dorpsgezicht.............................................................. 17 Infrastructuur ............................................................................................................... 17 Milieueffectrapportage ................................................................................................ 17
5
Economische uitvoerbaarheid..................................................................................... 19
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Procedure omgevingsvergunning ............................................................................... 20 Algemeen .................................................................................................................... 20 Voorbereiding .............................................................................................................. 20 Besluitvorming ............................................................................................................ 20 Beroep......................................................................................................................... 20
7
Conclusie .................................................................................................................... 21
Bijlage 1:
Watertoets
Bijlage 2:
Verkennend natuuronderzoek
Bijlage 3:
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
Bijlage 4:
Aanvullend natuuronderzoek
321727/RO, revisie 03 Pagina 3 van 21
Inhoudsopgave (vervolg)
321727/RO, revisie 03 Pagina 4 van 21
1
Inleiding
1.1 Aanleiding De eigenaar van het perceel Mepperstraat 21 is voornemens de bestaande schuur op het achtererf te slopen en hier een woning voor terug te bouwen. De locatie waar de nieuwe woning komt, valt onder het bestemmingsplan Meppen, vastgesteld 10 juni 2008. Het perceel heeft de bestemming “Woongebied”, waarbinnen de toevoeging van een extra woning niet is toegestaan. De voorgenomen bouw van de extra nieuwe woning past daardoor niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om de bouw mogelijk te maken, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan (zie art. 2.12 lid 1a sub 3 Wabo). Hiervoor is een ruimtelijke onderbouwing vereist. Voorliggende notitie vormt deze ruimtelijke onderbouwing. 1.2 Situering projectlocatie De projectlocatie is gelegen in het dorp Meppen, op de hoek van de Mepperstraat en de Mepperdennenweg. Op onderstaande afbeelding is de ligging van het project in de kern aangeduid. De begrenzing van de locatie wordt gevormd door de grenzen van het gebouw en het achterliggende erf. In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op de projectlocatie en de gewenste ontwikkeling.
Figuur 1.1: projectlocatie (bron luchtfoto: Google Maps)
321727/RO, revisie 03 Pagina 5 van 21
Inleiding
1.3 Vigerend bestemmingsplan Voor de projectlocatie geldt het bestemmingsplan ‘Meppen’, vastgesteld op 10 juni 2008. In dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming “Woongebied”. In het plan wordt een extra woning toegevoegd ter vervanging van het bestaande bedrijfsgebouw. Ingevolge de voorschriften van dit bestemmingsplan, genoemd in artikel 3 lid 3 is de uitbreiding met de nieuw te bouwen woning niet toegestaan. Ook is in het bestemmingsplan geen vrijstellings- of wijzigingsbevoegheid opgenomen die de gewenste ontwikkeling mogelijk maakt.
Figuur 1.2: uitsnede vigerend bestemmingsplan Meppen; in rood de indicatieve locatie van de extra te bouwen woning + berging.
Voorwaarden voor medewerking De betreffende locatie in Meppen heeft op de toetsingskaart van het bestemmingsplan de aanduiding ‘gebied voor opbouw, het behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden’. Met inachtneming van de voorwaarden van de regeling 'ruimte voor ruimte' kan worden ingespeeld op de opbouw, het behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De bouw van een nieuwe woning kan daardoor bijdragen aan een herstel van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Een voorwaarde die uit de ‘ruimte voor ruimte’ regeling volgt is dat de voormalige agrarische schuur van ongeveer 940 m2 moet worden gesloopt, voordat een vervangende woning kan worden gerealiseerd. Bij een goede stedenbouwkundige inpassing van de compensatiewoning kan met de afwijking van het huidige bestemmingsplan de cultuurhistorische kwaliteit versterkt worden. Om tot een aanvaardbare stedenbouwkundige inpassing te komen worden stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. De nieuw op te richten woning dient te passen binnen deze randvoorwaarden. 1.4 Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige en de toekomstige situatie van de projectlocatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het vigerende beleid, waarbij het beleid op verschillende niveaus aan bod komt. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten, waarna in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid. De maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure komen in hoofdstuk 6 aan de orde. Tot slot zijn in de bijlagen de uitgevoerde onderzoeken en brieven van toetsende instanties, zoals het waterschap opgenomen.
321727/RO, revisie 03 Pagina 6 van 21
2
Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie Meppen ligt circa 12 kilometer ten noorden van Coevorden en 13 kilometer ten westen van Emmen. Het monumentale boerendorp is een voorbeeld van een oud Drents dorp, met hoge essen, madelanden langs de beek (in dit geval twee, namelijk de Marsstroom en Broekstroom), heide en zandverstuivingen. Het dorp heeft een open structuur met een lage bebouwingsdichtheid. De riante boerderijachtige woningen op grote kavels hebben geen eenduidige oriëntatie. Dit geldt ook voor de infrastructuur. Rondom Meppen ligt agrarisch gebied. Aan de noodwestzijde van het dorp ligt bebost gebied. De projectlocatie ligt op de hoek van de Mepperstraat en de Mepperdennenweg, aan de westrand van Meppen. Op het perceel staat in de huidige situatie een boerderij en een bedrijfsgebouw. De boerderij ligt direct aan de kruising, de bedrijfsbebouwing ligt aan de Mepperdennenweg. Het bedrijfsgebouw heeft een oppervlak van circa 940 m2. Rond de boerderij is erfbeplanting aanwezig, op het achtererf staan bomen. Aan de Mepperdennenweg staan de meeste bomen. In figuur 2.1 is een luchtfoto opgenomen van de locatie. Figuur 2.2 toont een vooraanzicht van de huidige gebouwen. De bebouwing in de omgeving is traditioneel, aan de Mepperdennenweg staan aan de oostzijde burgerwoningen. Ten noorden van de woning ligt tussen de boerderij en de buren een weilandje.
Figuur 2.1
Luchtfoto projectlocatie (Bron luchtfoto: Google Maps)
321727/RO, revisie 03 Pagina 7 van 21
Planbeschrijving
1
2
3 Figuur 2.2
Huidige situatie aanzicht (zie voor kijkrichtingen rode pijlen figuur 2.1)
2.2 Toekomstige situatie In de toekomstige situatie wordt de bestaande bedrijfsbebouwing op het perceel gesloopt. Op de vrijgekomen plek wordt een nieuwe woning gerealiseerd met een bijbehorende berging. Dit betekent dat op het perceel twee woningen komen te staan (bestaande boerderij + nieuw te bouwen woning). Het oppervlak van de toekomstige bebouwing (woning + berging) is 195 m2. Daarmee wordt het oppervlak bebouwing kleiner dan in de huidige situatie. De afstand van de woning tot de as van de weg bedraagt circa 23 meter. De woning wordt op een afstand van 7 meter van het zijdelingse perceel gebouwd. De woning krijgt een nok- en goothoogte van respectievelijk 8 meter en 3 meter en heeft één verdieping plus kap. De voorgevel staat haaks op de Mepperdennenweg. De berging heeft een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 2,5 en 5 meter. Figuur 2.3 geeft een ontwerpschets van de woning weer en de oriëntatie ten opzichte van de bestaande boerderij op het perceel. Parkeren De ontsluiting vindt plaats op de Mepperdennenweg. Het parkeren wordt op eigen erf opgelost. Voor de nieuwe woning geldt een norm van 1,4 tot 1,7 parkeerplaats per woning. Dit betekent dat er minimaal ruimte moet zijn voor 2 parkeerplaatsen op eigen erf. Hier is in het ontwerp rekening mee gehouden.
321727/RO, revisie 03 Pagina 8 van 21
Planbeschrijving
Figuur 2.3
Schetsontwerp en situatieschets nieuw te bouwen woning
321727/RO, revisie 03 Pagina 9 van 21
3
Inventarisatie van relevant beleid
3.1 Algemeen In dit hoofdstuk is het toepasselijke provinciaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke en de functionele structuur opgenomen. Rijksbeleid is in dit kader niet van belang vanwege de relatief geringe ontwikkeling. 3.2 Provinciaal beleid 3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe De Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening heeft de provincie haar belangen geïdentificeerd en concreet aangegeven hoe ze elk belang wil verwezenlijken. Kwantitatieve woningbouwopgave De provincie wil de groei van de bevolking en de arbeidsplaatsen concentreren in de (sub)streekcentra (tweederde van de bouwopgave). De verdeling van het woningbouwbeleid voor de lokale kernen, waaronder Meppen, is vooral een verantwoordelijkheid van de gemeente zelf. Wel dient de bij het behalen van deze doelstelling een zorgvuldig en doelmatig ruimtegebruik te worden gehanteerd. Eerst dient te worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna kan worden gekozen voor nieuwe uitleglocaties. Voor de ontwikkeling van nieuwe woonfuncties geldt als voorwaarde dat dit ruimtelijk goed inpasbaar is, zonder belangrijke omgevingswaarden aan te tasten. Betekenis voor projectlocatie De voorgestelde ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De nieuwe woning is ter vervanging van de bestaande bedrijfsbebouwing, Dit draagt bij aan het doel van de provincie om zorgvuldig om te gaan met het ruimtegebruik. De realisatie van de woning past in het provinciaal beleid. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op de verschillende omgevingsaspecten als archeologie, cultuurhistorie en natuur. 3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Beleidsregel Ruimte voor ruimte In de Omgevingsvisie en de daaraan gekoppelde Omgevingsverordening van de Provincie Drenthe is een zogenaamde Ruimte voor ruimte regeling opgenomen. Deze regeling beoogt de sloop van landschapsontsierende (voormalige) agrarische bebouwing te stimuleren door ter compensatie de bouw van één nieuwe woning toe te staan. Om in aanmerking te komen voor de regeling dient minimaal 750 m2 aan bebouwing te worden gesloopt. Om aan deze sloopnorm te voldoen is saldering van bebouwing op verschillende locaties toegestaan. De provinciale regeling, die in Coevorden één op één wordt toegepast, is van toepassing op bebouwing in het buitengebied. Uit oogpunt van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit heeft de gemeente Coevorden de Ruimte voor ruimte regeling ook van toepassing verklaard op (voormalige) agrarische bebouwing binnen de bebouwde kom.
321727/RO, revisie 03 Pagina 10 van 21
Inventarisatie van relevant beleid
Betekenis voor projectlocatie Het agrarische bedrijfsgebouw dat wordt gesloopt heeft een oppervlak van 940 m2, en voldoet daarmee aan de minimale grootte van 750 m2. Hiervoor in de plaats wordt 1 compensatiewoning gebouwd. De locatie van deze compensatiewoning ligt niet in de functie “Natuur” of “Beekdalen” (Visiekaart 2020, kaart 1 behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe). Daarmee past de voorgenomen sloop van het bedrijfsgebouw en de bouw van de (compensatie)woning binnen de regeling Ruimte voor ruimte. 3.3.1 Woonplan II In Woonplan II heeft de gemeente Coevorden het woonbeleid voor de periode 2005-2015 omschreven. In dit woonplan wordt het toekomstige woonbeleid en de ambities op het gebied van wonen, zorg en welzijn van de gemeente Coevorden verwoord. Voor Meppen geldt dat er grote fysieke beperkingen aanwezig zijn. Het dorp ligt in een kwetsbaar gebied dat van hoge landschappelijk en cultuurhistorische waarde is. De mogelijkheden zijn zo beperkt dat uitbreiding van woningbouw niet wenselijk wordt geacht. Voor Meppen bestaat er echter nog een beperkte uitbreidingsmogelijkheid. Voor het dorp is in de periode 20052015 een contigent beschikbaar van 4 koopwoningen. De 4 aan Meppen toegekende woningen zijn reeds toegewezen. De woning die door middel van voorliggende ruimtelijke onderbouwing mogelijk wordt gemaakt komt ten laste van de, in het woonplan opgenomen, reservepot. Betekenis voor projectlocatie De nieuwe woning ligt binnen het bestaande woongebied en oefent geen druk op het omliggende landschap uit doordat het ter vervanging is van een groter reeds bestaand bedrijfsgebouw. Een onderbouwing met betrekking tot de cultuurhistorische/archeologische waarden wordt in paragraaf 4.1 gegeven. De ontwikkeling van een woning past binnen het gemeentelijk woonplan. 3.3.2 Welstandsnota Het welstandsbeleid van de gemeente Coevorden is verwoord in de Welstandsnota 2009 gemeente Coevorden. Voor het krijgen van een positief welstandsadvies moeten bouwplannen aan bepaalde criteria voldoen. Deels gaat het om algemene eisen die voor alle bouwwerken in de hele gemeente gelden, deels zijn de criteria steeds per gebied bepaald. Daarnaast zijn objectgerichte welstandscriteria opgenomen. De algemene welstandscriteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. Het plangebied is gelegen in het welstandsgebied ‘Esdorp’. Voor dit gebied zijn een aantal welstandscriteria voor woningen opgesteld. Zo dient de woning vanaf de straatzijde in de oorspronkelijke rooilijn gebouwd te worden en is een geleidelijke overgang van erf naar openbaar wenselijk. Bijgebouwen en aanbouwen moet achter de voorgevel gesitueerd worden en zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. De hoofdvorm is rechthoekig of vierkant en er wordt een zadeldak zonder wolfseind toegepast. Het hoofdgebouw heeft een roodbruine baksteen en het dak is bedekt met passen of riet. Verder wordt gebruik gemaakt van gedekte kleuren. Naast de criteria zoals genoemd in de welstandsnota zijn voor de locatie aanvullende randvoorwaarden voor de stedenbouwkundige beeldkwaliteit opgesteld. Het uitgangspunt voor het plangebied is dat het beoogde bouwplan aansluit bij het wensbeeld. Dit wensbeeld is in de welstandsnota als volgt geformuleerd: “Transparantie van de dorpskern (doordat het groen doordringt tot in de kern) in standhouden. Dit houdt een lage bebouwingsdichtheid in. Vasthouden aan het bestaande karakter van het dorp. In het geval van nieuwbouw aansluiting zoeken bij de bestaande woningen in de directe omgeving voor de vormgeving, massa en materiaalgebruik. De criteria zijn erop gericht om bij veranderingen van het gebied de architectonische kwaliteit van de bebouwing te handhaven.” Betekenis voor projectlocatie Met het ontwerp van de woning en de berging wordt aangesloten op de welstandscriteria. Doordat de woning en berging in de plaats komen van een groter bedrijfsgebouw, komt het ten
321727/RO, revisie 03 Pagina 11 van 21
Inventarisatie van relevant beleid
goede aan het open karakter van het dorp. De woning komt op enige afstand van de weg en andere woningen te staan. Het bestaande groen wordt gehandhaafd. De ontwikkeling van de woning past binnen de criteria van de welstandsnota. 3.4 Conclusie beleidskader De ontwikkeling van de nieuwe woning past in het provinciaal en gemeentelijk woonbeleid.
321727/RO, revisie 03 Pagina 12 van 21
4
Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie en cultuurhistorie Meppen is al een oud dorp. Maar nog voordat de plaats ontstond, werd het gebied waarin het ligt al bewoond. De oudste sporen daarvan zijn van zo'n 5.000 jaar v. Chr. Bij opgravingen werden onder andere bij Meppen mesjes om dierenhuiden te bewerken gevonden. Ook is er een bronzen emmer uit de bronstijd gevonden. Later, in de Middeleeuwen, was Meppen de eerste echte kern van bewoning in het gebied. Toch is de oudste vermelding van de plaatsnaam Meppen pas van 1335. Andere plaatsen, die later zijn ontstaan, werden eerder genoemd. Na 1850 is het dorp sterk gegroeid, vooral in zuidelijke richting. Het perceel Mepperstraat 21 bevindt zich net buiten de historische kern van Meppen (oud esdorp), die op de Archeologische Monumentenkaart staat aangeduid als terrein van hoge archeologische waarde (AMK-nummer 14497). Buiten de historische kern is sprake van een (middel)hoge verwachting voor archeologie volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Op de archeologische toetsingskaart behorende bij het bestemmingsplan Meppen is aan het betreffende perceel geen waarde toegekend. Wel is het gebied gelegen in het ‘gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarde’. Voor deze zone geldt volgend het (provinciale) archeologiebeleid een vrijstelling van archeologisch onderzoek als de oppervlakte van de bodemverstoring beperkt blijft tot maximaal 500 m2. De nieuwe woning met bijgebouwen komt grotendeels op de plek van de te slopen schuur. De bodemverstoring bedraagt circa 63 m2 en blijft dan ook ruim onder de vrijstellingsmarge. Op de archeologische beleidskaart behorend bij de CultuurHistorische Inventarisatie (CHI) 2010-2011 is de kern van Meppen aangeduid als ‘historische kern’. Rondom de kern ligt een 50 m bufferzone. Het project ligt hier buiten. Er is geen inventariserend archeologisch onderzoek nodig. Wel blijft voor de locatie de meldingsplicht cf. artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de sloop en het bouwrijp maken van het perceel archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeente Coevorden en bij de provinciaal archeoloog. 4.2 Natuur Voor de realisatie van de nieuwe woning is de sloop van de huidige bebouwing nodig. Gelet op de ligging in de landelijke omgeving is de kans groot dat beschermde soorten aanwezig zijn. De sloop van de bebouwing en realisatie van de nieuwe woning kan dan negatieve gevolgen hebben voor mogelijk aanwezige beschermde soorten. Op grond van de Flora- en faunawet is onderzoek uitgevoerd1, het rapport is opgenomen als bijlage 2. 4.2.1 Natuurbeschermingswet De ingreep leidt niet tot (significant) negatieve effecten op gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. Nader onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een
1
Verkennend natuuronderzoek Mepperstraat 21 te Meppen, Grontmij, 2 juli 2012.
321727/RO, revisie 03 Pagina 13 van 21
Omgevingsaspecten
Natuurbeschermingswetvergunning is niet aan de orde. De Natuurbeschermingswet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg. 4.2.2 Ecologische Hoofdstructuur De ingreep leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het doorlopen van een “Nee, tenzij-toets” is derhalve niet noodzakelijk. Het beleid ten aanzien van de EHS staat niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg. 4.2.3 Flora- en faunawet In het plangebied is een vaste rust- en verblijfplaats van de kerkuil aanwezig en bevinden zich mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen en huismus. In hoeverre daadwerkelijk vleermuizen, huismussen en kerkuil aanwezig zijn, is aan de hand van aanvullend veldonderzoek vastgesteld2, zie paragraaf 4.2.4. Andere overige of strikt beschermde soorten (tabel 2- of 3-soorten) zijn niet in het plangebied aanwezig. Wel komen mogelijk enkele algemeen beschermde zoogdiersoorten als huisspitsmuis, egel en bosmuis voor, maar voor die soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. 4.2.4 Aanvullend onderzoek naar vleermuizen en jaarrond beschermde vogels Het inventariseren van vleermuizen is uitgevoerd conform het Vleermuisprotocol 20123. Er zijn vier veldbezoeken geweest. In bijlage 4 is het rapport van het aanvullend onderzoek opgenomen. Uit het aanvullend veldonderzoek is gebleken dat in de te slopen schuren geen vaste rusten verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. In het plangebied zijn tevens geen essentiële vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen aanwezig. Slechts incidenteel maken gewone dwergvleermuizen en laatvliegers gebruik van de begroeiing in het plangebied om te foerageren. Ten aanzien van vleermuizen kan geconcludeerd worden dat de ingreep niet leidt tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Voor de ingreep is wat vleermuizen betreft geen ontheffing nodig op grond van artikel 75 Flora- en faunawet. Ten aanzien van jaarrond beschermde vogelsoorten zoals uilen en huismus is voorafgaand en aansluitend aan de veldbezoeken voor vleermuizen gekeken naar aanwezige nesten en nestindicerend gedrag van aanwezige exemplaren. De gebouwen zijn visueel geïnspecteerd, waarbij onder meer is gelet op braakballen, uitwerpselen en/of prooiresten van uilen en huismussen. Uit het aanvullend veldonderzoek is gebleken dat in de te slopen schuren nesten van de jaarrond beschermd vogelsoorten kerkuil en huismus aanwezig zijn. Door de sloop van de schuren gaan de vaste rust- en verblijfplaatsen van de kerkuil en de huismus verloren. Zonder mitigerende maatregelen leidt dit tot een overtreding van artikel 11 Flora- en faunawet en is een ontheffing noodzakelijk op grond van artikel 75 Flora- en faunawet. Een ontheffing ten aanzien van vogels wordt alleen verleend door Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I wanneer er sprake is van één van de volgende wettelijke belangen: • Bescherming van flora en fauna; • Veiligheid van het luchtverkeer; • Volksgezondheid en openbare veiligheid. De sloop van de schuur en nieuwbouw van de woning wordt niet gezoen as een van de wettelijke belangen op grond waarvan een ontheffing kan worden verleend. De Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft een regeling opgesteld om alsnog ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken, onder de voorwaarde dat de beschermde soort elders kan voortbestaan. Om de schuur toch te kunnen slopen, zullen daarom mitigerende maatregelen worden getroffen om de functionaliteit van het gebied als leefgebied voor kerkuil en huismus te garanderen. Hierbij moet worden gedacht aan het plaatsen van enkele kerkuilenkasten en huismussenkasten in schuren in de directe omgeving (binnen het huidige leefgebied). Er wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin exact wordt beschreven welke maatregelen worden getroffen om de functionaliteit van het gebied als leefgebied voor de kerkuil en de 2
Aanvullend natuuronderzoek locatie Mepperstraat 21 te Meppen, Grontmij, 15 oktober 2012.
3
Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en Gegevensautoriteit Natuur 2012. Vleermuispro-
tocol 2012, 24 februari 2012
321727/RO, revisie 03 Pagina 14 van 21
Omgevingsaspecten
huismus te garanderen. De mitigerende maatregelen worden uitgevoerd voordat gestart wordt met de sloopwerkzaamheden. 4.3 Landschap Aangezien de woning en berging ter vervanging zijn van een bestaand bedrijfsgebouw dat groter is dan de woning en de berging samen, zal er ter plaatse meer ruimte ontstaan. De bestaande beplanting blijft intact. Er zullen derhalve geen negatieve effecten optreden op het landschappelijke beeld. 4.4 Geluid 4.4.1 Geluidhinder wegverkeer In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige gebouwen anderzijds. Woningen zijn geluidsgevoelige gebouwen. Als geluidsgevoelige gebouwen binnen een zone behorend bij een zoneplichtige weg worden geprojecteerd bij een bestemmingsplanprocedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn: - wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; - wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Binnen het plangebied worden geen wegen geregeld. Voor de wegen rondom de woning nabij het plangebied kan het volgende worden opgemerkt. De Mepperdennenweg heeft voornamelijk een functie voor de woningen die aan deze straat zijn gelegen. De Mepperstraat heeft slechts een ontsluitende functie voor het dorp Meppen. Van doorgaand verkeer is vrijwel geen sprake. Problemen op akoestisch vlak in de zin van conflicten met de Wet geluidhinder zijn daarom niet te verwachten; de woning in het plangebied zal voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Aanvullend akoestisch onderzoek kan achterwege blijven. 4.5 Externe veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen. Om na te gaan welke risico’s spelen op de projectlocatie, is de Risicokaart van de provincie Drenthe geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen gevestigd zijn. Ook valt het plangebied niet binnen een invloedsgebied van een route voor gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid vormt voor de voorgenomen ontwikkeling geen beperkingen en aanvullend onderzoek is niet nodig. 4.6 Luchtkwaliteit 4.6.1 Wet luchtkwaliteit en Regeling niet in betekenende mate In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op grond van de Wm en bijbehorende regelgeving is onderzoek naar luchtkwaliteit voor woningbouwlocaties niet meer noodzakelijk, wanneer er minder dan 500 woningen (bij ontsluiting over één weg) danwel 1.000 woningen (bij gelijkmatige ontsluiting over twee wegen) gerealiseerd worden. De voorgenomen activiteit betreft de bouw van één woning en kan op grond van de ‘Regeling niet in betekenende mate (nibm)’ zonder meer doorgang vinden.
321727/RO, revisie 03 Pagina 15 van 21
Omgevingsaspecten
4.7 Milieuzonering Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Coevorden de VNGuitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. De lijst bevat een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) waarvoor richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. Ten oosten van het plangebied op perceel Mepperstraat 17 is een antiek en interieur bedrijf gevestigd. De werkzaamheden van dit bedrijf omvatten de bouw en restauratie van meubelen en de in- en verkoop ervan. In het vigerende bestemmingsplan Meppen is aangegeven dat binnen de bestemming ‘Centrumvoorzieningen’, waarin het betreffende bedrijf is geregeld, bedrijven tot maximaal categorie 2 aanwezig mogen zijn. Bij dergelijke bedrijven wordt een richtafstand van 30 meter gehanteerd. De afstand tussen de grens van de bestemming ‘Centrumvoorzieningen’ en het plangebied is circa 70 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtlijnen zoals gesteld in het systeem ‘bedrijven en milieuzonering’. Op het perceel Hovinghoek 9 is geldt de bestemming ‘agrarisch gebied’ met een bouwvlak. Op het betreffende perceel is een akkerbouwbedrijf zonder vee gevestigd. Het bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Besluit Landbouw. Op grond van dit besluit dient de afstand tot een categorie I object (woning in stedelijk gebied) minimaal 50 meter te bedragen. De afstand tussen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf en het perceel van de nieuwe woning is ca. 70 m. In het komende Activiteitenbesluit (per 01-01-2013), waarin Besluit Landbouw is opgenomen, staat geen vaste afstand voor akkerbouwbedrijven meer genoemd. De geluidsvoorschriften zijn dan bepalend. Maar ook dan zal de nieuwe woning geen belemmering gaan vormen voor het bestaande akkerbouwbedrijf, omdat rondom en op kortere afstanden (circa 10 tot 20 meter) reeds woningen staan. 4.8 Bodem en water 4.8.1 Bodem Op het perceel is een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd (Sigma Bouw&Milieu, 6 september 2010). Uit dit onderzoek blijkt dat plaatselijk een sterk verhoogd gehalte minerale olie aanwezig is. In december 2010 heeft daarom een bodemsanering plaatsgevonden op de betreffende locaties. Uit het evaluatierapport van deze bodemsanering (Sigma Bouw&Milieu, 10 december 2010) blijkt dat na afronding van deze sanering geen actuele (verspreiding)risico’s meer te verwachten zijn. Vervolgstappen worden daarom niet noodzakelijk geacht. 4.8.2 Water Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen (voor dit plangebied waterschap Velt en Vecht) een eerdere en sterkere betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. In een waterparagraaf dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop rekening wordt gehouden met de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt daarom aandacht besteed aan de uitgangspunten voor het water. Het plangebied bevind zich in een “kwetsbaar watergebied” en een “hydrologisch aandachtsgebied”. Aan het bouwen binnen deze gebieden zijn voorwaarden verbonden. Voor kwetsbaar watergebied betekent dit het terugdringen van emissies van verontreinigingen naar grond- en
321727/RO, revisie 03 Pagina 16 van 21
Omgevingsaspecten
oppervlaktewater. In hydrologisch aandachtsgebied dient aandacht te worden besteed aan de waterkwantiteit. In het plangebied ligt een gemend rioolstelsel. Bij waterschap Velt en Vecht geniet bovengronds afkoppelen de voorkeur. Het hemelwater kan op deze manier op natuurlijke wijze in de bodem infiltreren. Indien er geen mogelijkheden zijn om bovengronds af te koppelen wordt geadviseerd om de riolering van het hemelwater en afvalwater tot aan de perceelsgrens gescheiden aan te leggen. Op deze wijze kunnen hemelwater en afvalwater bij eventuele toekomstige aanleg van een gescheiden rioolstelsel eenvoudig op de daarvoor bestemde riolen worden aangesloten. Wel adviseert het waterschap om in de huisaansluiting inspectieputten aan te brengen. Tevens adviseert het waterschap om gebruik te maken van verschillende kleuren rioolbuizen. Het te slopen bedrijfsgebouw heeft een oppervlak van circa 940 m2. Het oppervlak van de toekomstige bebouwing (woning + berging) is 195 m2. Daarmee wordt het oppervlak bebouwing 745 m2 kleiner dan in de huidige situatie. Reactie Waterschap Velt en Vecht (email 19 oktober 2012) Op 18 oktober 2012 heeft waterschap Velt en Vecht het verzoek om een wateradvies ontvangen. In het plan zijn de waterhuishoudkundige aspecten voldoende belicht. De invloed van het plan op de waterhuishouding is gering. Waterschap Velt en Vecht heeft geen bezwaar tegen het voorliggende plan. Een kopie van de email van het waterschap is opgenomen in bijlage 1. 4.9 Monumenten en/of beschermd dorpsgezicht. De bebouwing waarvoor de woning in de plaats komt is niet aangewezen als monument en ligt ook niet in een beschermd dorpsgezicht. Vanuit dit oogpunt is er geen belemmering voor realisatie van de woning. 4.10 Infrastructuur De ontsluiting van de woning vind plaats op de Mepperdennenweg. Deze weg wordt gebruikt voor de ontsluiting van de daaraan liggende woningen. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Beiden vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. In en rondom het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. 4.11 Milieueffectrapportage Door de initiatiefnemer wordt een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met bestemmingsplan aangevraagd voor de bouw van een woning. Dit is een besluit dat valt onder onderdeel D, activiteit 11.2 van het Besluit Milieueffectrapportage (Besluit MER). Daarom is bepaald of voor dit besluit een procedure van de milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen moet worden. Omdat het slechts één woning betreft, geldt voor dit besluit een vormvrije m.e.r.beoordelingsplicht. Vormvrije m.e.r.-beoordeling Sinds 1 april 2011 is een nieuw Besluit m.e.r. van toepassing. Een van de wijzigingen in dit Besluit m.e.r. is dat activiteiten die wel voorkomen in onderdeel D, maar onder de drempelwaarde hiervan vallen, niet per definitie vrijgesteld zijn van een m.e.r.-beoordeling. Ook voor die activiteiten geldt dat onderbouwd moet worden waarom geen m.e.r.-procedure wordt doorlopen. Dit gebeurt door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Onderstaand worden de voor de m.e.r-beoordeling belangrijke aspecten op een rijtje gezet, waarmee invulling wordt gegeven aan een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling dient onderdeel uit te maken van het te nemen besluit en is daarom in deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
321727/RO, revisie 03 Pagina 17 van 21
Omgevingsaspecten
Projectnaam
Woning Mepperstraat 21
Kenmerken van de projecten
Bouw van 1 woning
Omvang van het project (relatie met
D11.2 (drempelwaarde 2.000 of meer woningen)
drempel D lijst)
Initiatief: Bouw van 1 woning
Cumulatie met andere projecten
Er is geen sprake van cumulatie met andere projecten
Gebruik natuurlijke hulpbronnen
Baksteen, hout
Productie afvalstoffen
Nee
Verontreiniging en hinder
Nee
Risico voor ongevallen
Nee
Plaats van de projecten Bestaande grondgebruik
Bebouwing
Rijkdom aan en kwaliteit en regenera-
Geen natuurlijke hulpbronnen in het plangebied
tievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied Opnamevermogen milieu met aandacht
Het plangebied ligt in Meppen, waarvan de kern een hoge archeologische
voor wetlands, kustgebieden, berg- en
waarde heeft. Het plangebied kent geen hoge archeologische waarde. Het
bosgebieden, reservaten en natuurpar-
plangebied kent geen andere hoge waarden.
ken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang. Kenmerken van het potentiële effect Bereik van het effect (geografisch en
Er zijn geen effecten te verwachten
grootte getroffen bevolking) Grensoverschrijdend karakter
Geen grensoverschrijdend karakter
Orde van grootte en complexiteit effect
N.v.t.
Waarschijnlijkheid effect
N.v.t.
Duur, frequentie en omkeerbaarheid
N.v.t.
effect CONCLUSIE
De realisatie van de woning leidt op deze locatie niet tot relevante milieueffecten die in een m.e.r. nader onderzocht moeten worden. Een m.e.r. is niet noodzakelijk.
321727/RO, revisie 03 Pagina 18 van 21
5
Economische uitvoerbaarheid
De beoogde ontwikkeling, te weten de realisatie van een woning, is een particulier initiatief. Voor de gemeente zijn hieraan geen kosten verbonden. Tussen gemeente en initiatiefnemer wordt een exploitatieovereenkomst afgesloten. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt over kostenverhaal. Zo zal worden afgesproken dat het risico voor planschade bij de initiatiefnemer komt te liggen. Hiermee zal de financiële uitvoerbaarheid van het plan voldoende zijn gewaarborgd.
321727/RO, revisie 03 Pagina 19 van 21
6
Procedure omgevingsvergunning
6.1 Algemeen De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) onderscheidt twee voorbereidingsprocedures: de reguliere procedure en de uitgebreide procedure. Regel bij het bepalen van de te volgen procedure is dat de reguliere voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, tenzij anders is bepaald. In artikel 3.10 van de Wabo is opgenomen dat een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet volgen. Voor voorliggend project wordt dus de uitgebreide procedure gevolgd. Verklaring van geen bedenkingen Bij besluit van 07 oktober 2010 heeft de gemeenteraad vastgesteld dat de afgifte van een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) voor een planologische afwijking achterwege kan blijven als er sprake is van het bouwen van een incidentele woning met bijbehorende voorzieningen binnen het stedelijk gebied, mits het bouwplan past binnen het door de gemeenteraad vastgestelde woonplan. De voorgestelde ontwikkeling valt onder deze uitzonderingsgeval (art. 6.5 lid 3 Bor). De raad hoeft dan ook niet meer gevraagd te worden om een vvgb af te geven voor de voorgestelde ontwikkeling. 6.2 Voorbereiding In het kader van artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht dient vooroverleg plaats te vinden met de overheidsinstanties waarvan de belangen in het geding zijn bij de ontwikkeling. 6.3 Besluitvorming De uitgebreide Wabo procedure kent een doorlooptijd van 26 weken en kan eenmaal verlengd worden met zes weken. Op deze procedure is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Voordat een besluit wordt genomen, legt de vergunningverlenende instantie het ontwerpbesluit, de ontwerp verklaring van geen bedenkingen met de overige relevante stukken (waaronder de ruimtelijke onderbouwing) zes weken ter inzage. Eenieder heeft dan de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Bij de besluitvorming op de omgevingsvergunning worden de zienswijzen beoordeeld. Als de omgevingsvergunning wordt verleend, treedt deze in werking na bekendmaking van het besluit. Op dat moment vormt de omgevingsvergunning de basis om af te wijken van het bestemmingsplan. Door het uitvoeren van deze procedure zijn omwonenden in staat hun reactie kenbaar te maken op het plan en wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid in beeld gebracht. 6.4 Beroep Na bekendmaking van het besluit is het voor belanghebbenden mogelijk om beroep in te stellen.
321727/RO, revisie 03 Pagina 20 van 21
7
Conclusie
In deze ruimtelijke onderbouwing is onderzocht of door middel van artikel 2.12 lid 1a sub 3 uit de Wabo afgeweken kan worden van het vigerende bestemmingsplan voor het toestaan van de bouw van een extra woning op het perceel van Mepperstraat 21. De voorgestelde ontwikkeling past binnen het beleid van de provincie Drenthe (Omgevingsvisie, Provinciaal Ruimtelijke Verordening) en binnen het gemeentelijk beleid (Beleidsregel Ruimte voor ruimte, Woonplan II en Welstandsnota). De gemeente heeft een aantal voorwaarden gesteld voordat medewerking wordt verleend aan de afwijking van het bestemmingsplan. Een van de voorwaarden is dat het bestaande bedrijfsgebouw eerst wordt gesloopt, voordat met de bouw van de nieuwe woning wordt begonnen. Dit wordt overeengekomen in een sloopovereenkomst Daarnaast zijn enkele stedenbouwkundige randvoorwaarden gesteld. Aan alle voorwaarden wordt voldaan. De bouw van de woning levert geen knelpunten op ten aanzien van archeologische of cultuurhistorische waarden. Landschappelijk gezien wordt de woning goed ingepast en ontstaat er een ruimer beeld ten opzichte van de huidige situatie. De ingreep leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het verlies aan vaste verblijfplaats van de kerkuil en huismus wordt gecompenseerd. Hiervoor wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld met daarin de maatregelen die worden getroffen om de functionaliteit van het gebied als leefgebied voor de kerkuil en de huismus te garanderen. De mitigerende maatregelen worden uitgevoerd voordat gestart wordt met de sloopwerkzaamheden. De aspecten geluid, externe veiligheid en lucht leveren geen belemmeringen op voor de bouw van de woning. Op de locatie van de nieuw te bouwen woning heeft een bodemsanering plaatsgevonden. Het resultaat hiervan is dat vervolgstappen niet nodig worden geacht. Bij de bouw van de woning wordt rekening gehouden met de eisen van het waterschap (zoveel mogelijk bovengronds afkoppelen en anders wordt tot aan de perceelsgrens een gescheiden riolering aangelegd), waardoor de watertoets verder geen belemmeringen oplevert. Op grond van bovenstaande overwegingen wordt geconcludeerd dat afwijken van het vigerende bestemmingsplan door het toestaan van een extra woning op het perceel Mepperstraat 21 verantwoord is.
321727/RO, revisie 03 Pagina 21 van 21
Bijlage 1
Watertoets
321727/RO, revisie 03
Bijlage 1 1: Watertoets
321727/RO, revisie 03
Nijdam, Renee Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp:
watertoets watertoets [
[email protected]] vrijdag 19 oktober 2012 11:46 Nijdam, Renee
[email protected] Wateradvies bestemmingsplan Mepperstraat 21 te Meppen, Dossiercode: COEMPPN-12-0559
Geachte heer Nijdam, Op 18 oktober 2012 heeft waterschap Velt en Vecht uw verzoek om een wateradvies, via de website www.dewatertoets.nl, ontvangen. Bij uw aanvraag is tevens het bestemmingsplan toegevoegd. Het betreft de sloop van een schuur. Hiervoor wordt ter plaatse een nieuwe woning, aan de Mepperstraat 21 te Meppen, terug gebouwd. In het bestemmingsplan zijn de waterhuishoudkundige aspecten voldoende belicht. De invloed van het plan op de waterhuishouding is gering. Waterschap Velt en Vecht heeft geen bezwaar tegen het voorliggende plan. Met vriendelijke groet, Lammert Lasker, Medewerker watertoets Waterschap Velt en Vecht Postbus 330 7740 AH Coevorden
Proclaimer De informatie in dit e-mail bericht (inclusief informatie in bijlagen) is uitsluitend bestemd voor het gebruik door de geadresseerde. Indien u deze e-mail per ongeluk ontvangt, verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de opsteller daarvan, het bericht te vernietigen en de inhoud daarvan niet te gebruiken of aan derden te openbaren.Het waterschap Velt en Vecht gebruikt e-mail niet als medium voor het aangaan van verplichtingen of rechtsbetrekkingen, tenzij anders is overeengekomen.
Proclaimer De informatie in dit e-mail bericht (inclusief informatie in bijlagen) is uitsluitend bestemd voor het gebruik door de geadresseerde. Indien u deze e-mail per ongeluk ontvangt, verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de opsteller daarvan, het bericht te vernietigen en de inhoud daarvan niet te gebruiken of aan derden te openbaren. Het waterschap Velt en Vecht gebruikt e-mail niet als medium voor het aangaan van verplichtingen of rechtsbetrekkingen, tenzij anders is overeengekomen.
1
Bijlage 2
Verkennend natuuronderzoek
321727/RO, revisie 03
Bijlage 2 : Verkennend natuuronderzoek
321727/RO, revisie 03
Verkennend natuuronderzoek Mepperstraat 21 te Meppen
, revisie C1
Verantwoording
Titel
:
Verkennend natuuronderzoek Mepperstraat 21 te meppen
Subtitel
:
Toetsing aan de bepalingen van de wet- en regelgeving voor natuur
Projectnummer
:
321727
Referentienummer
:
GM/321727/DT0207
Revisie
:
D1
Datum
:
02-07-2012
Auteur(s)
:
mr. A.H. (Daniel) Tuitert
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd
:
Ir. M. Vrij Peerdeman
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Ing. R.J. Nijdam
:
Grontmij Nederland B.V. De Molen 48 3994 DB Houten Postbus 119 3990 DC Houten T +31 30 634 47 00 F +31 30 637 94 15 www.grontmij.nl
Paraaf goedgekeurd Contact
, revisie C1 Pagina 2 van 11
Inhoudsopgave
1
Aanleiding en doel ........................................................................................................ 4
2 2.1 2.2 2.3
Wettelijk kader .............................................................................................................. 6 Flora- en faunawet ........................................................................................................ 6 Natuurbeschermingswet 1998 ...................................................................................... 6 Provinciaal beleid .......................................................................................................... 7
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2
Onderzoeksresultaten ................................................................................................... 8 Resultaten beschermde soorten ................................................................................... 8 Flora .............................................................................................................................. 8 Vogels ........................................................................................................................... 8 Zoogdieren .................................................................................................................... 8 Reptielen, amfibieën en vissen ..................................................................................... 8 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden .......................................................... 8 Resultaten beschermde gebieden ................................................................................ 9
4 4.1 4.2 4.3
Conclusie .................................................................................................................... 10 Natuurbeschermingswet ............................................................................................. 10 Ecologische Hoofdstructuur ........................................................................................ 10 Flora- en faunawet ...................................................................................................... 10
, revisie C1 Pagina 3 van 11
1
Aanleiding en doel
De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het Streekplan (o.a. Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden). De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende beschermde soorten planten en dieren en hun leefomgeving. De eigenaar van het perceel Mepperstraat 21 is voornemens de bestaande schuur op het achtererf te slopen en hier een woning voor terug te bouwen. De bouw van de nieuwe woning past niet in het vigerende bestemmingsplan Meppen. Om de bouw mogelijk te maken wordt daarom middels een omgevingsvergunning afgeweken van het bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1a sub 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De sloop van de schuur betreft een ruimtelijke ingreep die getoetst dient te worden aan de wet- en regelgeving voor natuur. Grontmij is gevraagd een verkennend natuuronderzoek voor de locatie uit te voeren. Aan de hand van bestaande verspreidingsgegevens en een verkennend veldbezoek door een ecoloog van Grontmij op 15 juni 2012 zijn de natuurwaarden binnen het plangebied in kaart gebracht. Voorliggend rapport bevat de uitkomsten van dit onderzoek. De projectlocatie ligt op de hoek van de Mepperstraat en de Mepperdennenweg. Het ligt aan de westrand van Meppen. De boerderij ligt direct aan de kruising, de bedrijfsbebouwing ligt aan de Mepperdennenweg. Rond de boerderij is erfbeplanting aanwezig, op het achtererf staan bomen. Aan de Mepperdennenweg staan de meeste bomen. De bebouwing in de omgeving is traditioneel, aan de Mepperdennenweg staan aan de oostzijde burgerwoningen. Ten noorden van de woning ligt tussen de boerderij en de buren een weilandje.
, revisie C1 Pagina 4 van 11
Aanleiding en doel
Figuur 1: Foto plangebied.
, revisie C1
2
Wettelijk kader
2.1 Flora- en faunawet De Flora- en faunawet is sinds 1 april 2002 van kracht. In deze wet zijn (nagenoeg) alle van nature in het wild voorkomende amfibieën, zoogdieren en vogels beschermd. Daarnaast zijn er selectieve lijsten van beschermde planten, vissen, vlinders en ongewervelde dieren. De beschermde soorten en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen mogen niet opzettelijk worden verstoord of vernietigd. Indien dit onvermijdelijk is, dient ontheffing te worden aangevraagd. Vrijstelling of ontheffing kan slechts worden verleend “wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort”. In principe dienen bij verstoring mitigerende dan wel compenserende maatregelen te worden genomen. Sinds 23 februari 2005 is de Floraen faunawet gewijzigd. De beschermde soorten zijn nu verdeeld in drie tabellen:
Algemene soorten (tabel 1-soorten) Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling. Er hoeft voor ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing aangevraagd te worden;
Overige soorten (tabel 2-soorten) Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling, mits wordt gewerkt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Is er geen gedragscode dan moet ontheffing aangevraagd worden, deze valt onder de lichte toets (geen aantasting van de duurzame instandhouding van de soort);
Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB (tabel 3-soorten) Voor deze soorten moet wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing aangevraagd worden. De ontheffingsaanvraag valt onder de zware toets, hetgeen inhoudt dat: o er sprake dient te zijn van een bij de wet genoemd belang; o er geen alternatief mogelijk is; o er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort(en). Vogels zijn niet ingedeeld in bovengenoemde categorieën. Verstoring van nestelende en/of broedende vogels en aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vogels is niet toegestaan. Daarom dienen verstorende werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Het beschermingsregime voor vogels komt overeen met dat van tabel 3-soorten. 2.2 Natuurbeschermingswet 1998 Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden en heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden (Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken als gevolg van externe werking. Bij negatieve effecten is het nodig een vergunning aan te vragen op basis van een verslechteringstoets. Het uitvoeren van een passende beoordeling (uitgebreide effectenstudie, alternatievenonderzoek en onderbouwing dwingende redenen van groot openbaar belang) is noodzakelijk wanneer de negatieve effecten (mogelijk) significant zijn.
, revisie C1 Pagina 6 van 11
Wettelijk kader
2.3 Provinciaal beleid Het beleid ten aanzien van natuur staat in de Nota Ruimte. Deze Nota bepaalt het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in het landelijke gebied in onder andere de vorm van de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt tot de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) met kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Aantasting van PEHS gebieden is compensatieplichtig. Het afwegingskader waaruit kan volgen dat compensatie nodig is gaat volgens het ‘nee, tenzij-principe’ (zie figuur 2).
Figuur 2: Het ”Nee, tenzij"-principe van het compensatiebeginsel.
, revisie C1
3
Onderzoeksresultaten
3.1
Resultaten beschermde soorten
3.1.1 Flora Tijdens het verkennend veldbezoek zijn geen beschermde soorten planten in het plangebied waargenomen. Het plangebied betreft een kavel met een oude veeschuur, en bevat geen geschikt biotoop voor beschermde soorten planten. De aanwezigheid van beschermde plantensoorten kan derhalve worden uitgesloten. Nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten planten of het aanvragen van een ontheffing op grond van de Ffwet is niet noodzakelijk 3.1.2 Vogels Tijdens het veldbezoek is een kerkuil waargenomen in de te slopen schuur. Op diverse plaatsen werden braakballen en uitwerpselen van de kerkuil aangetroffen. De schuur vormt een vaste rust- en verblijfplaats in de zin van artikel 11 Ffwet voor de kerkuil. Er zijn geen bezette nesten van gierzwaluw aangetroffen in de te slopen schuur. Wel werden in de omgeving enkele huismussen gehoord die mogelijk in de schuur kunnen broeden. Dit dient nader onderzocht te worden. In de begroeiing op het terrein komen mogelijk algemeen voorkomende zangvogelsoorten als merel, vink, koolmees en roodborst voor. Nesten van deze soorten zijn alleen beschermd tijdens het broedseizoen. Wanneer gewerkt wordt buiten het broedseizoen of de begroeiing voorafgaand aan het broedseizoen wordt verwijderd, dan worden geen verbodsbepalingen uit de Ffwet ovetreden ten aanzien van deze broedvogels. 3.1.3 Zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn geen (sporen van) beschermde soorten zoogdieren in het plangebied waargenomen. In de schuur zijn geen uitwerpselen of prooiresten van steenmarter gevonden. De schuur wordt dus niet door steenmarters gebruikt als vaste rust- en verblijfplaats. Wel zijn er diverse mogelijkheden voor vleermuizen achter houten gevelbetimmering en onder dakplaten aanwezig. Door middel van aanvullend veldonderzoek dient vastgesteld te worden of de te slopen schuur inderdaad door vleermuizen gebruikt wordt als vaste rust- en verblijfplaats. Verder zouden in het plangebied algemene beschermde soorten zoogdieren (tabel 1-soorten) als huisspitsmuis, egel en bosmuis voor kunnen komen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Ffwet en is derhalve geen ontheffing noodzakelijk. 3.1.4 Reptielen, amfibieën en vissen In het plangebied is geen oppervlaktewater of ander potentieel biotoop aanwezig dat kan dienen als leefgebied voor beschermde soorten reptielen, amfibieën en vissen. De aanwezigheid van beschermde soorten reptielen, amfibieën en vissen kan derhalve worden uitgesloten. Nader onderzoek naar het voorkomen van deze soortgroepen of het aanvragen van een ontheffing op grond van de Ffwet is niet noodzakelijk. 3.1.5 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde soorten libellen, dagvlinders of andere ongewervelden aangetroffen. Het plangebied betreft een kavel met een oude veeschuur, en bevat geen geschikt biotoop voor beschermde soorten ongewervelden. De aanwezigheid van beschermde soorten ongewervelden kan derhalve worden uitgesloten. Nader onderzoek naar het voorkomen
, revisie C1 Pagina 8 van 11
Onderzoeksresultaten
van beschermde soorten ongewervelden of het aanvragen van een ontheffing op grond van de Ffwet is niet noodzakelijk 3.2 Resultaten beschermde gebieden Volgens de Gebiedendatabase van het ministerie van EL&I ligt het plangebied niet binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied, Beschermd natuurmonument of EHS-gebied. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied ligt langs de rand van Meppen, op ca. 150m afstand (zie figuur 3.2). Aangezien het plangebied buiten de begrenzing van de EHS ligt en de invloed van de ingreep beperkt is, leidt de ingreep niet tot effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
Figuur 3.2: Overzicht ligging EHS-gebied (groen gearceerd) ten opzichte van het onderzoeksgebied (rode stip). Bron: gebiedendatabase EL&I.
Binnen een afstand van 3km liggen geen Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. Nader onderzoek naar (significant) negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of het aanvragen van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk.
, revisie C1
4
Conclusie
4.1 Natuurbeschermingswet De ingreep leidt niet tot (significant) negatieve effecten op gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. Nader onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning niet aan de orde. De Natuurbeschermingswet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg. 4.2 Ecologische Hoofdstructuur De ingreep leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het doorlopen van een “Nee, tenzij-toets” is derhalve niet noodzakelijk. Het beleid ten aanzien van de EHS staat niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg. 4.3 Flora- en faunawet In het plangebied is een vaste rust- en verblijfplaats van de kerkuil aanwezig en bevinden zich mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen en huismus. In hoeverre daadwerkelijk vleermuizen en huismussen aanwezig zijn dient aan de hand van aanvullend veldonderzoek vastgesteld te worden. Ten aanzien van de vaste rust- en verblijfplaats van de kerkuil en mogelijk van vleermuizen en huismus (wanneer die worden aangetroffen) is een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet noodzakelijk wanneer effecten niet op voorhand gemitigeerd kunnen worden. Wanneer bekend is of er in de te slopen schuur vleermuizen en huismussen voorkomen, dient een mitigatieplan opgesteld te worden op basis waarvan mogelijk zonder ontheffing (eventueel met een positieve afwijzing) gewerkt kan worden. Andere overige of strikt beschermde soorten (tabel 2- of 3-soorten) zijn niet in het plangebied aanwezig. Wel komen mogelijk enkele algemeen beschermde zoogdiersoorten als huisspitsmuis, egel en bosmuis voor, maar voor die soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet.
, revisie C1 Pagina 10 van 11
Conclusie
, revisie C1
Bijlage 3
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
321727/RO, revisie 03
Bijlage 3 : Stedenbouwkundige randvoorwaarden
321727/RO, revisie 03
Gemeente Betreft Locatie Datum
: Coevorden : randvoorwaarden stedenbouwkundige en beeldkwaliteit : Mepperstraat 21 Meppen : 2011-04-20
Beschrijving locatie De locatie ligt op de hoek van de Mepperstraat en de Mepperdennenweg. Het ligt aan de westrand van Meppen. De boerderij ligt direct aan de kruising, de bedrijfbebouwing ligt aan de Mepperdennenweg. Rond de boerderij is erfbeplanting aanwezig, op het achtererf staan bomen. Aan de Mepperdennen weg staan de meeste bomen. De bebouwing in de omgeving is traditioneel, aan de Mepperdennenweg staan aan de oostzijde burgerwoningen. Ten noorden van de woning ligt tussen de boerderij en de buren een weilandje. Archeologie & Cultuurhistorie Het perceel Mepperstraat 21 bevindt zich net buiten de historische kern van Meppen (oud esdorp), die op de Archeologische Monumentenkaart staat aangeduid als terrein van hoge archeologische waarde (AMK-nummer 14497). Buiten de historische kern is sprake van een (middel)hoge verwachting voor archeologie volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Voor deze zone geldt volgens het (provinciale) archeologiebeleid een vrijstelling van archeologisch onderzoek als de oppervlakte van bodemverstoring beperkt blijft tot maximaal 500 m2. Wanneer de nieuwe woning met bijgebouwen grotendeels op de plek van de te slopen schuren gerealiseerd zal worden, blijft de bodemverstoring binnen de vrijstellingsmarge en is er geen inventariserend archeologisch onderzoek nodig. Wel blijft voor deze locatie de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de sloop en het bouwrijp maken van het perceel archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de contactpersoon archeologie van de gemeente Coevorden, Ineke den Hollander (tel. 0524-598 151) en bij provinciaal archeoloog Wijnand van der Sanden (tel. 0592-305 932).
archeologische verwachtingskaart
Ontwikkeling De bestaande bedrijfsbebouwing op het perceel wordt gesloopt en op de vrijgekomen plek wordt een woonhuis gerealiseerd.
beeld vanaf de Mepperstraat pagina 1 (1/3)
voorgevel boerderij
belending
de overzijde van de Mepperdennenweg
Welstandscriteria Volgens de welstandsnota van de gemeente Coevorden zijn de algemene welstandscriteria en de gebiedsgerichte criteria van toepassing. Het gaat om het gebied D1 Welstandscriteria Esdorp. Als aanvulling gelden de hierna genoemde voorwaarden en aandachtspunten. Ruimtelijke voorwaarden en aandachtspunten Wensbeeld In de welstandsnota is bij het wensbeeld aangegeven: Transparantie van de dorpskern (doordat het groen doordringt tot in de kern) in standhouden. Dit houdt een lage bebouwingsdichtheid in. Vasthouden aan het bestaande karakter van het dorp. In geval van nieuwbouw aansluiting zoeken bij de bestaande woningen in de directe omgeving voor de vormgeving, massa en materiaalgebruik. De criteria zijn erop gericht om bij veranderingen van het gebied de architectonische kwaliteit van de bebouwing te handhaven.
luchtfoto google
Oriëntatie
indelingsschets
De nokrichting van hoofd- en bijgebouwen is evenwijdig aan de noordelijke perceelgrens. De afstand van de woning tot de noordelijke perceelgrens wordt minimaal 7 meter. De afstand tussen het bestaande woonhuis en de nieuwe woning wordt minimaal 20 meter ( haaks gemeten tussen beide zijgevels). De nieuwe woning wordt met de voorzijde op een afstand van minimaal 17 meter vanaf het hart van de Mepperdennenweg gebouwd. Bijgebouwen kunnen minimaal 6 meter achter de voorgevel en aan de zuidkant van de woning gebouwd worden. Bijgebouwen t.b.v. Mepperstraat 21 kunnen in de zelfde voorgevellijn als het nieuwe bijgebouw op minimaal 5 meter afstand van de bestaande woning worden gebouwd. De ruimte ten westen van Mepperstraat 21 dient open te blijven. pagina 2 (2/3)
Erfsituatie
Informele, geleidelijke overgang van het erf naar de openbare ruimte. Er worden tenminste twee parkeerplaatsen achter de voorgevelrooilijn gerealiseerd.
Erfindeling
De nieuwe woning wordt ontsloten doormiddel van de aanwezige toerit vanaf de Mepperdennenweg. Het bijgebouw van Mepperstraat 21 wordt ontsloten d.m.v. de aanwezige toerit.
de hoek met de Mepperdennenweg
beeld vanaf de Mepperdennenweg
Hoofdvorm
De nieuwe woning kan vormgegeven worden als een langgerekte bouwmassa voorzien van een zadeldak zonder wolfseind. Aan de achterzijde is een beëindiging met een dakschild mogelijk. De breedtemaat is maximaal 10.00 meter. Op het terrein zijn bijgebouwen mogelijk. De bijgebouwen worden op een ondergeschikte plek ten opzichte van het hoofdvolume geplaatst en vormen samen met deze gebouwen een compacte bebouwingscluster. De totale bebouwing mag max. 250 m2 bedragen. De kap is beelddominant voor de hoofd- en bijgebouwen. De dakhelling blijft tussen 45º en 49º, de goothoogte wordt voor alle gebouwen maximaal 3 meter. Ingrepen in het dakvlak blijven ondergeschikt qua afmetingen aan het dakvlak (vb dakkapellen.)
Materialen
De gevels van de nieuwe woning wordt in baksteen uitgevoerd en op het dak komen dakpannen. De gevels van de bijgebouwen worden in baksteen of hout uitgevoerd, het dak wordt voorzien van dakpannen of asbestvrije golfplaten.
Detaillering
Sober maar verzorgd detailleren.
Kleurgebruik
Gedekte kleuren. Stenen krijgen een rood/roodbruine kleur, in normaal dikformaat. Dakpannen in traditionele rode of antraciet kleur, matte uitvoering. De asbestvrije golfplaten in een antraciet of zwarte kleurstelling. Houten gevels worden in zwarte/zwartbruine kleur uitgevoerd.
GLS-2011-04-20 pagina 3 (3/3)
Bijlage 4
Aanvullend natuuronderzoek
321727/RO, revisie 03
Bijlage 4 : Aanvullend natuuronderzoek
321727/RO, revisie 03
Aanvullend natuuronderzoek locatie Mepperstraat 21 te Meppen Onderzoek naar vleermuizen en jaarrond beschermde vogelsoorten
Definitief
Grontmij Nederland B.V. Houten, 5 februari 2013
GM/321727/DT0502 revisie D1 GM/321727/DT0502,
Verantwoording
Titel
:
Aanvullend natuuronderzoek locatie Mepperstraat 21 te MepMe pen
Subtitel
:
Onderzoek naar vleermuizen en jaarrond beschermde vogelvoge soorten
Projectnummer
:
321727
Referentienummer
:
GM/321727/DT0502
Revisie
:
D1
Datum
:
5 februari 2013
Auteur(s)
:
mr. A.H. (Daniel) Tuitert
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
ir. M. Vrij Peerdeman
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
ing. R.J. Nijdam
Grontmij Nederland B.V. De Molen 48 3994 DB Houten Postbus 119 3990 DC Houten T +31 30 634 47 00 F +31 30 637 94 15 www.grontmij.nl
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 2 van 10
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding ................................................................................................ ................................ ......................................................... 4 Aanleiding ................................................................................................ ................................ ..................................................... 4 Onderzoeksgebied ................................................................................................ ........................................ 4 Doel ............................................................................................................................... ................................ ............................... 5
2
Wettelijk kader ................................................................................................ ................................ .............................................. 6
3 3.1 3.2
Werkwijze ................................................................................................ ................................ ...................................................... 7 Aanvullend veldonderzoek vleermuizen ................................................................ ....................................... 7 Aanvullend veldonderzoek jaarrond beschermde vogels ............................................. ................................ 7
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2
Resultaten ................................................................................................ ................................ ..................................................... 8 Vleermuizen ................................................................................................ ................................ .................................................. 8 Verblijfplaatsen ................................................................................................ ................................ ............................................. 8 Vliegroutes ................................................................................................ ................................ .................................................... 8 Foerageergebied ................................................................................................ ................................ ........................................... 8 Jaarrond beschermde vogels................................................................ vogels ........................................................ 9
5 5.1 5.2
Conclusie ................................................................................................ ................................ .................................................... 10 Vleermuizen ................................................................................................ ................................ ................................................ 10 Jaarrond beschermde vogels................................................................ vogels ...................................................... 10
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 3 van 10
1
Inleiding
1.1 Aanleiding Voor het perceel Mepperstraat 21 bestaan herontwikkelingsplannen. De bestaande schuur sch op het achtererf worden gesloopt en vervangen door een woning. De bouw van de nieuwe woning past niet in het vigerende bestemmingsplan Meppen. Om de bouw mogelijk te maken make wordt daarom middels een omgevingsvergunning afgeweken van het bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1a sub 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). De sloop van de schuur sch betreft een ruimtelijke ingreep die getoetst dient te worden aan de wetwet en regelgeving g voor natuur. In 2012 is door Grontmij een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd, waaruit naar voren kwam dat de aanwezigheid van vleermuizen en jaarrond beschermde vogelsoorten als uilen en huismus niet op voorhand is uit te sluiten. Derhalve is Grontmij Grontmij gevraagd een aanvullend ono derzoek uit te voeren naar vleermuizen en broedvogels in het plangebied. Voorliggende rapporrappo tage bevat de uitkomsten van dit aanvullend veldonderzoek. 1.2 Onderzoeksgebied De projectlocatie ligt op de hoek van de Mepperstraat en de Mepperdennenweg. Het ligt aan de westrand van Meppen. De boerderij ligt direct aan de kruising, de bedrijfsbebouwing ligt aan de Mepperdennenweg. Rond de boerderij is erfbeplanting aanwezig, op het achtererf staan bob men. Aan de Mepperdennenweg staan de meeste bomen. De bebouwing in de omgeving is traditioneel, aan de Mepperdennenweg staan aan de oostzijde burgerwoningen. Ten noorden van de woning ligt tussen de boerderij en de buren een weilandje.
Foto 1: Overzicht plangebied.
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 4 van 10
Inleiding
1.3 Doel De doelstelling van dit onderzoek is om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling verbodsbepalingen uit de FloraFlora en faunawet worden overtreden ten aanzien van vleermuizen en/of jaarrond beschermde broedvogels. broedvogels Wanneer dit het geval is, dan dient voor de sloop van de schuur schu in beginsel een ontheffing aangevraagd te worden op grond van artikel 75 FloraFlora en faunawet.
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 5 van 10
2
Wettelijk kader
De Flora- en faunawet (Ffwet) voorziet sinds 1 april 2004 in bescherming van inheemse soorten planten en dieren. Naast bepalingen voor specifiek aangewezen soorten geldt krachtens art. 2 van de Ffwet de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Via deze deze wet wordt eenieder mede verantwoordelijk voor de zorg en bescherming van flora en fauna. Voor de bij wet aangewezen soorten moeten activiteiten, ruimtelijke ingrepen en ruimtelijk geg bruik worden getoetst aan de verbodsbepalingen uit de wet. Beschermde planten mogen niet worden geplukt of beschadigd (art. 8), beschermde dieren mogen niet worden gedood, verve wond, gevangen, of verontrust (art. 9 en 10) en voortplantingsvoortplantings en vaste rust- of verblijfsplaatverblijfsplaa sen mogen niet worden beschadigd of verstoord (art. 11). 11). Bovendien is het niet toegestaan beb schermde soorten planten en dieren te vervoeren, of onder zich te hebben (art. 13). Wanneer als gevolg van activiteiten de effecten op beschermde soorten zodanig zijn dat daarmee deze bepalingen overtreden worden, dan dient daarvoor in bepaalde gevallen een ontheffing aangeaang vraagd te worden. In de Flora- en faunawet zijn alle vleermuissoorten ingedeeld in de zwaarste beschermingscabeschermingsc tegorie van ‘strikt beschermde soorten’ (tabel 3 AMvB Ffwet). Dit zijn enerzijds soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn, aangevuld met enkele op nationaal niveau kwetsbare soorten. Ten aanzien van deze beschermde soorten geldt dat altijd een ontheffing van de verbodsbepalingen moet worden aangevraagd wanneer deze verbodsbepalingen worden worden overtreden. overtreden Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer verblijfplaatsen en essentiële vliegroutes en foerageergebieden worwo den aangetast. Ontheffing ntheffing wordt alleen verleend indien uit onderzoek blijkt dat er een bij wet genoemde dwingende reden aan het plan ten grondslag ligt, er geen andere bevredigende opo lossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn gelden slechts de wettelijke belangen die in de HaH bitatrichtlijn worden rden genoemd. Ten aanzien van vogels geldt dat nesten van vogels in beginsel alleen beschermd zijn op het moment dat ze in gebruik zijn tijdens de nestelfase. Het ministerie van EL&I heeft echter een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan het nest jaarrond jaarrond beschermd is: “Aangepaste lijst jaarjaa rond beschermde vogelnesten” van 27 augustus 2009. Nesten van vogels die op deze lijst zijn vermeld (categorie I t/m IV-soorten) soorten) zijn het gehele jaar beschermd op grond van artikel 11 FfF wet, ook buiten de nestelfase van de betreffende soort. Voor het aantasten of verstoren van dergelijke nesten is een ontheffing op grond van artikel 75 Ffwet noodzakelijk. Een dergelijke ontheffing kan alleen worden verkregen wanneer sprake is van de wettelijke belangen die in de Vogelrichtlijn richtlijn worden genoemd (bescherming bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverluchtve keer, volksgezondheid en/of openbare veiligheid).
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 6 van 10
3
Werkwijze
3.1 Aanvullend veldonderzoek veld vleermuizen 1 Het inventariseren van vleermuizen is uitgevoerd conform het Vleermuisprotocol 2012 . Het aantal veldbezoeken is gebaseerd op de potentiële aanwezigheid van de volgende functies: • Kraam- / zomerverblijfplaats; • Paarplaats; • Foerageergebied; • Vliegroute. Aangezien niet alle aanwezige holle ruimtes in de gebouwen toegankelijk zijn voor onderzoek, heeft geen visuele inspectie plaatsgevonden in de overwinteringsperiode omdat eventuele overwinterende vleermuizen niet zichtbaar zijn. Wanneer gedurende het seizoen seizoen een vaste rustrust en verblijfplaats van vleermuizen wordt aangetroffen, wordt er vanuit gegaan dat vleermuizen ook in het betreffende gebouw overwinteren. In totaal hebben 4 veldbezoeken plaatsgevonden, waarvan twee in de zomerperiode om kraamverblijven,, zomerverblijven, vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen in kaart te brengen en twee in het najaar voor paarverblijven, vliegroutes en foerageergebieden. In onderonde staande tabel zijn de data en weersomstandigheden van de veldbezoeken weergegeven. De vleermuisinventarisaties zijn uitgevoerd met een Pettersson D240x batdetector. Dit apparaat zet de ultrasone geluiden van vleermuizen om in voor mensen hoorbare tonen. Tevens kunnen de geluiden vertraagd (time-expansion) expansion) worden opgenomen voor analyse achteraf, omdat sommige soorten moeilijk te determineren zijn in het veld. Tabel 3.2.. Data en weersomstandigheden van de vleermuisinventarisaties Datum
Type inventarisatie
Type bezoek
Weersomstandigheden
20-06-2012
Zomerverblijfplaatsen rverblijfplaatsen
Avondbezoek
18°° Celsius, half bewolkt, windkracht 3
13-07-2012
Zomerverblijfplaatsen fplaatsen
Ochtendbezoek
15°° Celsius, onbewolkt, windkracht 2
17-08-2012
Baltsverblijven/ zwermplaatsen
Ochtendbezoek
14°° Celsius, bewolkt, windkracht 3
26-09-2012
Baltsverblijven/ zwermplaatsen
Avondbezoek
16°° Celsius, half bewolkt, windkracht 2
3.2 Aanvullend veldonderzoek jaarrond beschermde vogels Ten aanzien van jaarrond beschermde vogelsoorten zoals uilen, zwaluwen en huismus is voorvoo afgaand en aansluitend aan de veldbezoeken voor vleermuizen gekeken naar aanwezige nesne ten en nestindicerend gedrag van aanwezige exemplaren. De gebouwen zijn visueel geïnspecgeïnspe teerd, waarbij onder meer is gelet op braakballen, uitwerpselen en/of prooiresten van uilen en huismussen.
1
Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging Zoogdierv en Gegevensautoriteitit Natuur 2012. 2012 Vleermuisprotocol 2012, 24 februari 2012
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 7 van 10
4
Resultaten
4.1
Vleermuizen
4.1.1 Verblijfplaatsen Tijdens het vleermuisonderzoek zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen in het plangebied. De sloop van de schuur sch leidt derhalve niet tot een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet ten aanzien van vaste rustrust en verblijfplaatsen van vleermuizen. vleermuizen 4.1.2 Vliegroutes Tijdens het vleermuisonderzoek zijn geen vliegroutes van vleermuizen aangetroffen in het planpla gebied. De sloop van de schu uur leidt derhalve niet tot een n overtreding van artikel 11 van de FloFl ra- en faunawet ten aanzien van essentiële vliegroutes van vleermuizen. Foerageergebied 4.1.3 In het plangebied zijn slechts incidenteel enkele foeragerende vleermuizen waargenomen, met name rond de begroeiing op het erf. Er werden enkele foeragerende exemplaren van de gewogew ne dwergvleermuis en van de laatvlieger waargenomen, maar niet in grote aantallen. Het planpla gebied vormt geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen in de zin van artikel 11 FloraFlora en faunawet. Bovendien ovendien blijft er in de nieuwe situatie voldoende geschikt foerageergebied in en rond het plangebied aanwezig voor vleermuizen. De sloop van de schuur sch leidt derhalve niet tot een overtreding van artikel 11 van de FloraFlora en faunawet ten aanzien van essentieel essent foerageergebied van vleermuizen.
Figuur 4.1: Overzicht waarnemingen foeragerende gewone dwergvleermuizen (rood) en laatvliegers (blauw) in en rond het plangebied.
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 8 van 10
Resultaten
4.2 Jaarrond aarrond beschermde vogels Tijdens het veldonderzoek naar jaarrond beschermde vogels zijn nesten van twee vogelsoorten aangetroffen die als jaarrond beschermd zijn vermeld op de ‘Aangepaste lijst jaarrond beb schermde vogelnesten’ van Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I van 26 augustus 2009. Het betreft de kerkuil en de huismus. De schuur worden door een paartje kerkuilen gebruikt als broedbroed en rustplaats. Tijdens alle veldbezoeken werd ten minste één exemplaar van de kerkuil in de schuur schu waargenomen. Tijdens het veldonderzoek erzoek werden tevens 6 paartjes van de huismus in de schuur sch aangetroffen. Door de sloop van de schuur gaan de vaste rust- en verblijfplaatsen van de kerkuil en de huismus verloren. Zonder mitigerende maatregelen leidt dit tot een overtreding van artikel 11 Floraen faunawet en is een ontheffing noodzakelijk op grond van artikel 75 FloraFlora en faunawet. Een ontheffing ten aanzien van vogels wordt alleen verleend door Dienst Regelingen van het minismini terie van EL&I wanneer er sprake is van één van de volgende wettelijke belangen:
• Bescherming van flora en fauna; • Veiligheid van het luchtverkeer; • Volksgezondheid en openbare veiligheid.
De sloop van de schuur en nieuwbouw van een woning aan de Mepperstraat 21 in Meppen beb treft een ruimtelijke ontwikkeling en voldoet voldoet niet aan de wettelijke belangen op grond waarvan een ontheffing kan worden verleend. Om de schuur toch te kunnen slopen, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen om de functionaliteit van het gebied als leefgebied voor kerkuil en huismus te te garanderen. Hierbij Hie moet worden gedacht aan het plaatsen van enkele kerkuilenkasten en huismussenkasten in schuur in de directe omgeving (binnen het huidige leefgebied) waar momenteel geen kerkuilen kerku en huismussen aanwezig zijn. Hiervoor dient een ecologisch ecologisch werkprotocol opgesteld opg te worden waarin wordt beschreven schreven welke maatregelen worden getroffen om de functionaliteit van het geg bied als leefgebied voor de kerkuil en de huismus te garanderen.
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 9 van 10
5
Conclusie
5.1 Vleermuizen Uit het aanvullend anvullend veldonderzoek naar vleermuizen is gebleken dat in de te slopen schuur sch geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. In het plangebied zijn tevens t geen essentiële vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen aanwezig. Slechts Sl incidenteel maken gewone dwergvleermuizen en laatvliegers gebruik van de begroeiing in het plangeplang bied om te foerageren. Ten aanzien van vleermuizen kan geconcludeerd worden dat de ingreep niet leidt tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Voor de ini greep is wat vleermuizen betreft geen ontheffing nodig op grond grond van artikel 75 FloraFlora en faunawet. aarrond beschermde vogels 5.2 Jaarrond Uit het aanvullend veldonderzoek naar vogels is gebleken dat in de te slopen schuur schu nesten van de jaarrond beschermd vogelsoorten kerkuil en huismus aanwezig zijn. Door de sloop van de schuur gaan de vaste rust- en verblijfplaatsen van de kerkuil en de huismus verloren. Zonder Zo mitigerende maatregelen leidt dit tot een overtreding van artikel 11 FloraFlo en faunawet en is een ontheffing noodzakelijk op grond van artikel 75 FloraFlora en faunawet. Een ontheffing ten aanzien aa van vogels wordt alleen verleend door Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I wanneer er sprake is van één van de volgende wettelijke wettel belangen:
• Bescherming van flora en fauna; • Veiligheid van het luchtverkeer; • Volksgezondheid en openbare veiligheid.
De sloop van de schuur en nieuwbouw van een woning aan de Mepperstraat 21 in Meppen beb treft een ruimtelijke ontwikkeling en voldoet niet niet aan de wettelijke belangen op grond waarvan een ontheffing kan worden verleend. Om de schuur toch te kunnen slopen, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen om de functionaliteit van het gebied als leefgebied voor kerkuil en huismus te garanderen. gara Hierbij moet worden gedacht aan het plaatsen van enkele kerkuilenkasten en huismussenkasten in schuren in de directe omgeving (binnen het huidige leefgebied) waar momenteel geen kerkuilen en huismussen aanwezig zijn. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol werkprotocol opgesteld te worden waarin wordt beschreven welke maatregelen worden getroffen om de functionaliteit van het geg bied als leefgebied voor de kerkuil en de huismus te garanderen.
GM/321727/DT0502, revisie D1 GM/321727/DT0502 Pagina 10 van 10