Mensen voeden, vandaag en morgen
Prof. B. Mérenne-Schoumaker, ULg POD Duurzame Ontwikkeling Brussel, 13 oktober 2011
Overzicht van deze presentatie
1. De recente feiten
1.1. De voedingssituatie in 2010 1.2. Oorzaken en gevolgen en sinds 1996 steeds dezelfde doelstelling 1.3. Enkele basiscijfers
2. Vier sleutels om inzicht te krijgen in de problemen en wat er op het spel staat 2.1. De ontwikkelingen van de agrovoedingssystemen en voedingspatronen 2.2. De omvormingen van de productiesystemen en de toenemende integratie van de landbouw in de agrovoedingssector 2.3. Een nieuwe organisatie van de landbouwmarkten en toenemende interventies van internationale instellingen en staten 2.4. De stijging van de benzineprijs en de ontwikkeling van biobrandstoffen
3. Hoe voorzien we in 2050 9 miljard mensen van voedsel? 3.1. Inschatting van de behoeften 3.2. De uitdagingen voor de productie 3.3. Andere uitdagingen 3.4. Mogelijke antwoorden Prof. B. Mérenne – Brussel, 13 oktober 2011
2
1.1. De voedingssituatie in 2010
2010 : 925 M 2009 :1020 M 2008 : 963 M 2007 : 923 M
Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
Een lichte verbetering in 2010, maar hoe zit het in 2011? 3
2009
Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
4
1.2. Oorzaken …
Een sterke prijsstijging (in 2007, begin 2008 en vanaf juni 2010) die alle producten treft en die voortkomt uit 5 factoren
Toenemende vraag uit opkomende landen (soms in de hand gewerkt door een waardevermindering van de dollarwaardoor de prijzen voor consumenten buiten de dollarzone dalen en de vraag wordt gestimuleerd) Een lager aanbod door slechte klimatomstandigheden (in 2010 : hittegolven in Rusland en overstromingen in Australië) en het onvermogen om de productie significatief te doen toenemen Steeds krachtigere agrobrandstoffen en steeds nauwere samenhang tussen de verschillende grondstoffen: maïs en soja, soja en andere oliën voor huishoudelijk gebruik Speculatie verbonden aan de lage rentevoeten (waardoor speculanten worden aangezet te investeren in grondstoffen en hierdoor deze verbinden aan de financiële markten ) Waardevermindering van de munt van ontwikkelingslanden ten opzichte van de dollar waardoor de prijsstijging wordt benadrukt
De financiële crisis (2008 en 2009) en licht herstel in 2010 Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
5
Prijsstijging van enkele landbouwproducten Tussen 2006 en 2008
Bron : FAO, sept 11.
Bron : Cirad, 2008.
Sterke stijging in 2007 en 1ste helft 2008 en sinds 2e helft 2010 Producten waar het meestal om gaat : in 2007-2008 : oliehoudende producten en granen in 2010 : suiker, oliehoudende producten en granen Sinds 2006, prijzen vermenigvuldigd met factor 2 tot 4 Stabilisatie van de prijzen in 2011 maar op een erg hoog niveau Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
Bron : FAO, janv. 11. 6
1.2. … en de gevolgen …
Opstanden vaak in landen waar geen voedselonzekerheid heerst. Waarom?
S. Brunel, 2009, p. 13.
Nieuwe opstanden in Mozambique in sept. 2010 en in Afrika in januari 2011
Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
7
1.2. … en sinds 1996 steeds dezelfde doelstelling
FAO, 2008.
ftp://ftp.fao.org/docrep/fao/009/a0750f/a0750f00b.pdf Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
8
1.3. Enkele basiscijfers
Bebouwde gronden = 1 535 M ha (11 % van de oppervlakte van de continenten) waarvan 277 M geïrrigeerd, leveren 40 % van de wereldwijde landbouwproductie. Weilanden = 26 % en wouden = 30 % van de oppervlakte van de continenten Tussen 1961 en 2007, toename van de landbouwoppervlakte met 9% terwijl de wereldbevolking verdubbelde
Wereldwijde landbouwbevolking (45 % van de actieve bevolking) = 1 350 M waarvan 30 M gemechaniseerd en 300 M met trekdieren
Wereldwijde productie van granen = 2 200 M ton, wat neerkomt op 335 kg per inwoner maar 46 % is bestemd voor voeding (152 kg p.p.), 35 % voor de veeteelt en 18 % voor ander gebruik (industrieel gebruik -5 % voor biobrandstoffen, zaaigoed, afval, …)
Wereldwijde productie van vlees = 260 Mton, dus 41 kg p.p. maar dit gemiddelde heeft geen enkele waarde gezien de enorme contrasten (bijv : India : 5 kg en Brazilië : 81 kg)
Handelsverkeer = 8 à 9 % van het internationaal handelsverkeer tegen 30 % in 1950; maar neemt 2x sneller toe dan de productie en de waarde is met een factor 15 toegenomen sinds 1962; omgevormde producten = 60 % van het totaal; 12 % van de granen worden uitgevoerd (tarwe : 20 %; rijst: 6% en secundaire graansoorten : 10%)
Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
9
2. Vier sleutels om inzicht te krijgen
2.1. De ontwikkelingen van de agrovoedingssystemen en diëten 2.2. De ongelijke transformaties van de productiesystemen en de toenemende integratie van de landbouw in de productieketens voor agrovoedingsmiddelen 2.3. Een nieuwe organisatie van de landbouwmarkten en vermenigvuldiging van de interventies van internationele instellingen en staten 2.4. De prijsstijging van benzine en de ontwikkeling van agrobrandstoffen
Prof. B. Mérenne - 12 mai 2011
10
2.1. De ontwikkeling van agrovoedingssystemen
Een agrovoedingsstymeen = de manier waarop mensen zich organiseren en de ruimte inrichten om hun voeding te produceren en te consumeren.
Bron : J.-P. Charvet, DF 2007, p. 4-5.
Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
11
2.1. … en voedingspatronen Een van de belangrijkste veranderingen : toename van de consumptie van vlees en zuivelproducten Vooral zichtbaar in opkomende landen, verbonden aan een stijgend inkomen
→ overconsumptie van granen, met name in de industriële veeteelt
Bron : FAO, Rapport 2009.
• Veeteelt = 35 % van de huidige graanconsumptie • 40 gr vlees voor iedereen = stijging met 25 % van de graanproductie
12
2.2. De ongelijke transformaties van productiesystemen Drie belangrijke tendensen
1.
Intensivering
1. 1. 2.
Meer mechanisatie en automatisering Meer rendement en productiviteit
Concentratie
2. 1. 2.
Minder maar grotere ontginningen Productie geconcentreerd in minder boerderijen en streken
Specialisatie
3. 1. 2.
Van de ontginningen, streken en zelfs landen Van het werk door uitbesteding van bepaalde functies
13
2.2. De ongelijke transformaties van productiesystemen Grote contrasten die duidelijk opvallen door twee indicatoren
Rendement : productie vaak uitgedrukt in kwintalen (100 kg per ha) Een Soedanese landbouwer uit de Sahel heeft een gemiddeld rendement van 5 kwintalen kafferkoren (tussen 2 en 10 kwintalen). Een Franse landbouwer in de Landes kan 125 tot 150 kwintalen/ha verbouwen. Dat is dus tot 30 maal meer.
Productiviteit : per persoon uitgedrukt in q/ha Een landbouwer zonder materiaal kan 10 q produceren, landbouwer uit het Parijse Bassin kan op 200 ha gemiddeld 12 500 q, soms tot 20 000 q produceren. Dat is tot 3000 keer meer.
Oorzaken : moeilijkheden van biofysische aard (klimaat , bodem, reliëf, hellingen) en ongelijke productiefactoren (grond, arbeidskracht, kapitaal, explotatiesystemen, eigendomsstelsels, omvang…)en vooral het niveau van de economische ontwikkeling, kost voor werk en kapitaal en irrigatiemogelijkheden (in Zuid-Asië, door irrigatie van 10 à 20 q/ha naar 50 en meer, zelfs tot 100-120 bij dubbele teelt) 14
Bron : B. Mérenne-Schoumaker, 1999, p. 16. 15
2.2. … en de toenemende integratie van landbouw in de agrovoedingssectoren
Dominantie van grote internationale groepen (bijvoorbeeld de cluster Monsanto-Cargill voor productie van granen en vlees)
Steeds meer sturing op het einde van de keten in de grote detailhandel
16
Internationalisering van een pluimveebedrijf : Doux Doux = Europese marktleider en 3de plaats wereldwijd : meer dan 2000 stukken pluimvee per dag Midden : Productie bassins (4 500 fokkers) en slachthuizen Boven : productie van granen en soja, voedingsfabrieken evenals chemische bedrijven en 4 grote pluimveeselectiebedrijv en Onder : markt via distributie
Bron : J.-P. Charvet, DF, 2007, p. 32-33. 17
2.3. Een nieuwe organisatie van de landbouwmarkt
1.
Twee soorten landbouwproducten : producten gebonden aan streken die geen internationale concurrentie ondervinden en andere producten (granen, oliehoudende of tropische producten…) waarbij enkel de prijs speelt
2.
Deze tweede groep van landbouwproducten worden verhandeld op de termijnmarkten waar transacties beïnvloed worden door vraag en aanbod ; de belangrijkste beurzen zijn deze van Chicago (CBOT) en van NYSE-Euronext (fusie tussen New York Stock Exhange en Euronext in 2007). Het zijn dus transacties in ‘papier’ waarbij 98 tot 99 % niet leidt tot een werkelijke levering of ontvangst… Het voordeel is een detailhandelsprijs in real time die een afspiegeling vormt van de marktsituatie; Het nadeel is dat prijsfluctuaties worden overdreven, in het bijzonder wanneer speculatoren bijdragen.
6.
De wereldmarktprijzen dienen vaak als rechtstreekse of onrechtstreekse referentie bij de transacties; ze zijn op korte termijn zeer wisselend en worden ook beïnvloed door de stockage Prof. B. Mérenne - 12 mai 2011
18
De internationale handel in landbouwproducten Ongeveer 11 à 12 % van de wereldproductie maar prijzen zijn georiënteerd op de interne markten Aandeel van de geëxporteerde landbouwproducten: - > 80 % : koffie en cacao - 78 % : palmolie - > 1/3 : thee en sinaasappels - 25 % : granen en soja - ≈20 % : suiker en tarwe -16 %: wijnen -13 % : maïs - ≈ 10 % : vlees, melk en zuivelproducten - 6 % : rijst Bron : J.-P. Charvet, 2010, p. 39.
Markten gedomineerd door 8 grote firma’s (80 % van de transacties) Bron van de kaart : J.-P. Charvet, DF 2007, p. 38-39. Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
19
… en toename van de interventies door instellingen en internationale pressiegroepen
Internationale instellingen : Europese Unie, Wereldhandelsorganisatie
Internationale groepen: De Cairns-group , G 20, G 10
→Zeer duidelijke trends tot liberaliseren van het handelsverkeer
Prof. B. Mérenne - 12 mai 2011
20
2.4. Stijgende benzineprijs en ontwikkeling van agrobrandstoffen
Weerslag van de benzineprijs op de landbouwproducten: de kosten op de input
Bron : Enerzine, 01-09-2008.
Impact van de biobrandstoffen In 2007 : 5 % van de wereldproductie van granen, 9 % van die van oliehoudende producten en 10 % van die van suikerriet (FAO, 2009) gebruikt voor biobrandstoffen → druk op de prijzen en de grond maar soms ook stimuleren van kleine producenten 21
3. Hoe voeden we 9 miljard mensen in 2050?
Welke behoeften voor 2050?
De uitdagingen voor de productie
Meer Beter
Andere uitdagingen : verspilling vermijden en het beleid op locaal en mondiaal niveau versterken
Vier evolutiefactoren Schatting van de wereldwijde behoefte en de behoefte aan granen
Verspilling in het Noorden en verliezen in het Zuiden verminderen De armen betrekken bij het landbouwbeleid Export naar gebieden met tekorten bevorderen
Mogelijke antwoorden
Dubbel groene landbouw Ontwikkeling van biotechnologie Biologische landbouw, eerlijke handel en korte distributiekanalen
22
3.1. Inschatting van de behoeften in 2050
Vier factoren om rekening mee te houden 1.Demografische groei 2.Bevolkingstructuur per leeftijd 3.Verstedelijking 4.Verbetering levensstandaard
Wat betreft de granen:
Source : P. Collomb, 1999.
In 2000 : 6 miljard personen en 2,3 miljard ton graan → 355 kg per jaar In 2050 : 9 miljard personen, dus 1 miljard ton extra nodig zonder een verbeterde situatie van de 842 miljoen personen met ondervoeding Vanf 2012-2013 : 7 miljard personen, of 350.000 ton meer, ofte wel de productie van de VSA
23
3.2. Uitdagingen voor de productie
MEER -Door meer rendement (van 30% tot soms 200%) want weinig nieuwe gronden te ontginnen (2 000 ha per jaar sinds 20 jaar ondanks 14 000 ontgonnen want 12000 ha worden gelijktijdig verloren (poolgebeiden, bergstreken, erosie, verzilting en verstedelijking) . -Door te vechten tegen bodemdegradatie door de landbouwgronden te beschermen tegen speculatie -Door prioriteit te geven aan de productie van voeding ten opzichte van ander gebruik
BETER -Door te bezuiningen op water (70% van de wereldconsumptie dor landbouw) en energie - door bescherming van de biodiversiteit en de bodem - door rekening te houden met dwingende omstandigheden : droogte, strotregens, gezondheidscrissisen - door onderzoeksresultaten zo goed mogelijk te benutten
24
Bron : Courrier international, n°991, 29-10-2009. 25
3.3. Andere uitdagingen
Verminderen verspilling in het Noorden Verspilling = 30 tot 40 % van de voedingsmiddelen Waar : - op het einde van de keten (verwijderen van producten om estetische redenen of vervallen producten) - in de collectieve restauratie - bij de consument (nov. 2009 : 25 % van de voedingsmiddelen wordt weggegooid)
Evenals de verliezen in het Zuiden Verliezen = 10 tot 60 % van de oogst Waarom? -Slechte omstandigheden van oogst, vervoer en opslag - onvoldoende opleiding over bewaren van voeding, wordt verstekt door de verstedelijking
De armsten betrekken bij ontwikkeling -Toegang tot grond verbeteren -Toegang tot water, zaaigoed, krediet en opleiding verbeteren - Krachtige organisaties van kleine producenten oprichten -Vechten tegen prijsinstabiliteit en locale producenten beschermen -Bevorderen van aangepast landbouwonderzoek Het internationaal handelsverkeer kaderen door nieuwe rechtvaardige regels (minder economische, sociale of ecologische dumping) Dit is nodig want Azië, Afrika en het MIdden-Oosten zullen niet kunnen instaan voor hun eigen behoeften en zullen Latijns Amerika en Russische en Oekrainsche vlakten nodig hebben. Source : M. Griffon, 2006, p. 373 et 205-215.
26
3.4. Mogelijke antwoorden
Drie grote opties Anders consumeren : het voedingspatroon van de geïndustrialiseerde landen niet tot standaard verheffen, maar dit wijzigen Anders produceren : kiezen voor een productieve en ecologische landbouw en de kleine producenten ondersteunen
Anders verhandelen : het veilig stellen van de internationale handel in landbouwproducten wat een reorganisatie van de regionale markten omvat en een beperking van de financiële wereld op de transacties
Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
27
Beknopte bibliografie BAZILE D. et al, Nourrir les hommes. Un dictionnaire, Neuilly, Atlante, 2009. BRUNEL. S., Nourrir le monde. Vaincre la faim, Paris, Larousse, Essais et documents,2009 CHARVET J.-P., L’alimentation dans le Monde, Paris Larousse, Petite encyclopédie, 2e édition, 2007. CHARVET J.-P., L’agriculture mondialisée, Paris, D.F., Documentation photographique, 8059, 2007. CHARVET J.-P., Atlas de l’agriculture. Comment pourra-t-on nourrir le monde en 2050?,Paris, Atlas Autrement, 2010. CIRAD (Centre de coopération internationale en recherche agronomique pour le développement), La hausse des prix alimentaires au Sud: causes, conséquences, propositions, 17 avril 2008 (http://www.cirad.fr/fr/actualite/communique.php?id=919). COLLOMB P., Une voie étroite pour la sécurité alimentaire d’ici à 2050, Paris, Economica, FAO, 1999. DORE T. et RECHAUCHERE O., La question agricole mondiale, Paris, D.F., Etudes, 2010. FAO, diverses publications en ligne (http://www.fao.org/index_fr.htm). GRIFFON M., Nourrir la planète, Paris, Odile Jacob, 2006. MERENNE-SCHOUMAKER B., La localisation des productions agricoles, Paris, Nathan, Coll. Géographie d’Aujourd’hui, 1999. MERENNE-SCHOUMAKER B., Nourrir les hommes aujourd’hui et demain, GEO, n° 65, p. 9-23. PARMENTIER B., Nourrir l’humanité. Les grands problèmes de l’agriculture mondiale au XXIe siècle, Paris, La Découverte, 2007. RAINELLI P., L’agriculture de demain. Gagnants et perdants de la mondialisation, Paris, Editions du Félin, 2007. Demain 9 milliards de bouches à nourrir. Comment faire? Terra Economica, n° 49, 2007 (http://www.terra-economica.info/Un-monde-sans-faim,3572.html). Les émeutes de la faim dans le Monde. Vers une crise alimentaire mondiale?, Dossier Acturama, 19 avril 2008 (http://acturama.org/spip.php?article24). Nourrir le monde en 2050, Carto. Le Monde en cartes, n° 03, décembre 10 - janvier 11. Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
28
Bedankt voor uw aandacht
Prof. B. Mérenne - Bruxelles 13 octobre 2011
29