Memorial - Plane crash in 1940 Lovendegem
Een Britse bommenwerper stortte neer te Lovendegem op 14 juli 1940….een verhaal. In het gemeentearchief van Lovendegem werd door twee leden van de werkgroep Archief een dossier ontdekt met verschillende documenten daterend van 1940 tot 1945. Het bleken “Nachvorschungen” van de Feldkommandantur 611, gevestigd te Gent, te zijn. Eén Nachvorschung trok onze aandacht. Op 30 december 1940 berichtte de Feldkommandant dat alle burgemeesters in zijn werkgebied ieder gevallen vliegtuigen dienden te melden.
Nachvorschung 30 december 1940 (Archief gemeente Lovendegem)
Op 9 januari 1941 antwoordde de dienstdoende oorlogsburgemeester aan de Feldkommandantur het volgende: Lovendegem, 9 januari 1941 Aan den Heer Major der Feldkommandantur 611 in Gent Gevolg aan bevel in dato 30.12.1940: Betr: navorsching naar vermiste bemanningen van vliegtuigen. 1/ Op 7 juli 1940, rond 23 uur, ter wijk Meienbroek, Voordestraat, alhier (grensscheiding der gemeenten Lovendegem en Waarschoot) is een Engelsch vliegtuig, al brandend te pletter gevallen. 2/ Er was slechts één verkoold lijk in het vrak van het vliegtuig aanwezig. Het lijk werd gekist en weggevoerd door de Duitsche Wehrmacht en waarschijnlijk begraven op het Kerkhof van de stad Eekloo. 3/ Het vrak van bedoeld vliegtuig is volledig weggeruimd. 4/ Sindsdien hebben zich in deze gemeente geen vliegtuigongevallen meer voorgedaan. De d.d. Burgemeester
Antwoord d.d. Burgemeester Lovendegem (Archief gemeente Lovendegem)
Deze brief was de aanleiding om een zoektocht te beginnen naar het ware gebeurde verhaal en de slachtoffers.
Na de 18-daagse veldtocht van mei 1940 was België bezet door de Duitse troepen. De geallieerden probeerden met allerlei middelen de Duitse bezetters zoveel mogelijk te verzwakken. Het bombarderen van haveninstallaties was één van de maatregelen die genomen werden. Op 14 juli 1940 om 21.35 vertrokken zes bommenwerpers type Bristol Blenheim MK IV van het 53 Squadron van de Royal Air Force (RAF) van hun basis te Detling, gelegen in Maidstone in het graafschap Kent, richting Gent. Het 53 Squadron was er gelegerd.
Bristol Blenheim MK IV (foto Internet)
Hun opdracht was een olieopslagplaats en fabrieken in de Kanaalzone Gent-Terneuzen te bombarderen om deze zodoende te vernietigen of ernstig te beschadigen. Uit het “Operation record book” vonden we de gegevens en de verslagen van de opdracht boven de Kanaalzone Gent-Zelzate van 14 juli 1940. De bemanning van het eerste vliegtuig, zijnde F/O (Flight Officer) Starky, Sgt Hunt en Sgt Moriaty rapporteerden na hun terugkeer op hun basis om 23u 27 het volgende: “Bommen gedropt op een hoogte van 1500 voet, voelde en zag geweldige ontploffingen met veel rook en daarop volgend kleinere ontploffingen. 400 kogels afgevuurd op een zoeklicht dat uitging.” Het tweede vliegtuig met aan boord F/O Mahony, Sgt Gellard en Sgt Cowlin, dit toestel landde om 23u 33. Zij rapporteerden: “Vliegtuig aangekomen boven doel, gedaald van 16000 voet naar 6000 voet, bommen gedropt waarschijnlijk boven fabrieken naast dokken. Grote brand gezien in de buurt van chemische fabrieken.”
De bemanning van het derde vliegtuig met aan boord F/O Muspratt, Sgt Smart en Sgt Cole bereikte hun thuisbasis om 23u 25 en schreven in hun rapport: “Vliegtuig daalde van 15000 voet naar 2500 voet en dropte de bommen. De piloot denkt dat hij het doel geraakt heeft want hij zag vijf branden rond het doelwit. Tevens melden ze dat er een intense activiteit was van luchtafweergeschut en zoeklichten tussen Gent en Brugge.” Om 00u 13 landde de vierde bommenwerper met aan boord F/O Stevenson, Sgt Clayton en Sgt Roberts. Hun rapport klonk als volgt: “Dropten de bommen op een hoogte van 5000 voet, als gevolg van zwaar afweergeschut en zoeklichten. Het was onmogelijk het resultaat van de aanval in te schatten. De boordschutter van het vliegtuig dat als laatste het doel verliet, zag wel veel brandhaarden ontstaan als gevolg van het bombardement.” Het vijfde vliegtuig met aan boord F/O Mottram, Sgt Keetly en Sgt Exton landde op de basis te Detling om 23u 34. Hun rapport: “Het vliegtuig mistte het doel en dropte de bommen vijf mijl ten noordoosten van het doelwit met onbekend resultaat.” Het zesde vliegtuig met aan boord F/O Alastair Dyson Panton, de waarnemer/bomrichter Sgt Alfred Ernest Farrow en de boordschutter/marconist Sgt Leslie Herbert Stride, hun toestel werd bij de terugkeer geraakt door het Duitse Flak-afweergeschut en stortte brandend neer. In het Operation Book staat genoteerd:
“Aircraft failed to return”. De Bristol Blenheim MK IV – N3551/PZ-E stortte brandend neer in een boomgaard achter een huis in de Voordestraat, gelegen in de wijk Meienbroek op de grens tussen de gemeenten Waarschoot en Lovendegem. De brandende resten van het vliegtuig. Op de voorgrond de voorkant van het vliegtuig.
Repro JSA /Frank Raeman
Doorslaggevende getuigenissen. Juliaan Versichel die nog steeds in de Voordestraat woont, was getuige van de crash en doet zijn verhaal:
Ik was toen 10 jaar en weet nog exact de plaats waar het vliegtuig is neergekomen. Bij de landing brak het in twee stukken. Het vliegtuig had twee motoren, de kop lag in de weide en de staart lag in de boomgaard achter een schuur van de hoeve bewoond door Louis Bauwens, schuin over waar ik woonde. Het duurde nog een geruime tijd dat er ontploffingen waren. Er zijn twee bemanningsleden kunnen wegvluchten langs het Veldeken richting de Grote Baan. En werden vermoedelijk gevangengenomen in Eeklo. Dit laatste vernamen we van zijn drie jaar oudere zuster Julia Versichel.
Angela Bauwens beantwoordde onze vraag naar het gebeuren van 14 juli 1940.
Wij woonden in de Boterhoek, op een hoeve. Ik was 16 jaar, en reeds gaan slapen die avond, toen het gebeurde. Onder de morgen, ons moeder was nog diep onder de indruk van wat ze de vorige avond had gehoord en gezien, ze vertelde ons dat ze opgeschrikt werden door een raar lawaai uit de verte -en dat steeds maar dichterbij kwam. Het was al laat, vader en moeder waren nog maar pas op hun slaapkamer. Ons vader opende het venster en gooide de luikjes open, verschrikt zagen zij een brandend vliegtuig, op een geringe hoogte voorbij hun raam passeren. Steeds verder dalend vloog het in de richting van de Voordestraat. Later bleek dat de bommenwerper neergestort was in de boomgaard van mijn nonkel Louis (Lodewijk)Bauwens, die in de Voordestraat woonde net voor de grens van Waarschoot. In de voormiddag (op 15 juli) is er nog navraag gedaan naar de twee bemanningsleden die op de vlucht waren, mijn ouders verklaarden dat ze daarvan niets gezien of horen vertellen hebben. Angela wist ons nog te vertellen, dat er heel wat was weggenomen van het wrak door geburen uit de omgeving, ook Julien en zijn zuster Julia Versichel wisten ons dit te zeggen.
Sgt Stride die in de geschutskoepel achteraan het vliegtuig zat, overleefde de crash niet. Door de hevige brand had hij geen schijn van kans en stierf in de vlammen. Het verkoolde lichaam van Sgt Stride werd door de Duitse Wehrmacht gekist en weggevoerd. Op de begraafplaats van de stad Eeklo vonden we op het erepark der gesneuvelden Britse militairen het graf nummer 232 van Sgt L.H. Stride. Gesneuveld op 14 juli 1949 als marconist-boordschutter bij de RAF.
Sgt Leslie Herbert Stride (foto Internet)
(foto Daniël De Baets) De grafsteen nummer 232 van Sgt Leslie Herbert Stride op het Britse ereperk te Eeklo.
De plaats van het gebeuren. Wijk Meienbroek-Voordestraat aan de grens met Waarschoot.
Op deze foto zien we het vliegtuignummer PZ-E, wat overeenstemt met de gegevens in de vluchtrapporten van 14 juli 1940.
Foto’s internet
Foto Frank Raeman
Na bodemonderzoek: de fragmenten die we terugvonden op de plaats van de vorige foto.
Foto’s internet
Op deze foto zien we de rij tronken, waarvan er 6 werden afgerukt. Later werden deze her aangeplant. Martin Van Kerkvoorde wist ons te vertellen, “voordat de tronken werden gerooid waren de sporen nog steeds zichtbaar, 6 van de ongeveer 30 tronken waren duidelijk jonger dan de andere”.
De wrakstukken trokken de aandacht van Duitse militairen. In de wijk Meienbroek stonden twee Duitse legerbarakken opgesteld, binnen de kortste keren waren de militairen op de plaats van de crach aanwezig. Echter, na de bluswerken vonden ze maar één stoffelijk overschot. De zoektocht naar de twee vermiste bemanningsleden kon beginnen.
De piloot Alastair Dyson Panton en Alfred Ernest Farrow werden opgepakt door de Duitsers en krijgsgevangen genomen. Beiden werden met zware brandwonden overgebracht naar het militair hospitaal in Gent. Sgt Farrow werd later voor verzorging afgevoerd naar een hospitaal in Brussel waar hij verbleef van 15 juli 1940 tot en met 31 juli 1940. Van 31 juli 1940 tot en met 30 augustus 1940 verbleef hij in gevangenschap te Mechelen. Nadien werd hij gedeporteerd naar verschillende krijgsgevangenkampen waaronder: Van 9 september 1940 tot 20 april 1942 naar Stalg Luft I in Barth, Noord-Duitsland. Dit krijgsgevangenkamp was speciaal voorzien voor geallieerde luchtmacht gevangenen. Van 20 april 1942 tot 18 juni 1943 verbleef hij in Stalag Luft III te Sagan in de Duitse provincie Neder-Silezië, 160 kilometer ten zuidoosten van Berlijn . Van 20 juni 1943 tot 15 juli 1944 verbleef Sgt Farrow in Stalag VI in Heidekrug, toen OostPruisen, nu Litouwen. Tenslotte verbleef hij in Stalag 357 in Fallingbostel, noordwest Duitsland, van 9 augustus 1944 tot de bevrijding op 6 april 1945. Na zijn herstelperiode te Gent werd de piloot Alastair Dyson Panton overgebracht naar Stalag Luft I van december 1940 tot maart 1942. Van maart 1942 tot september 1942 verbleef hij in Stalag Luft III te Sagan in de Duitse provincie Neder-Silezië. Van september 1942 tot april 1943 werd hij krijgsgevangen gehouden in Oflag XXI-B in Schubin (Polen). Van april 1943 tot december 1944 werd hij opnieuw opgesloten in Stalag Luft III te Sagan. Van december 1944 tot aan de bevrijding in mei 1945 verbleef Panton in het krijgsgevangenkamp Stalag II-A, gelegen in Luckenwalde. Na de Tweede Wereldoorlog bleef Alastair Dyson Panton in actieve dienst bij de RAF tot het einde van zijn militaire loopbaan.
F/O Alastair Dyson Panton (foto Internet)
Aan dit verhaal was er maar één twijfelachtig gegeven: de datum. Volgens het schrijven van de d.d. burgemeester van de gemeente Lovendegem gebeurde de crash van het vliegtuig op 7 juli 1940. Op het graf van Sgt Leslie Herbert Stride staat vermeld 14 juli 1940. De enige verklaring die hiervoor kan gevonden worden is dat de d.d. burgemeester zijn brief schreef aan de Feldkommandantur zes maanden na datum van het gebeuren en zich vergiste omtrent de juiste datum, omdat hij de juiste datum niet meer kende. Hij schatte het gebeuren een week vroeger in. Ook uit het “Operation record book” zien we dat er op 7 juli 1940 geen opdrachten waren boven Vlaanderen.
Afscheid aan het graf van haar broer. In de lente van 1940 nam Enid Stride haar broer nog in haar armen, niet wetende dat dit de laatste keer zou zijn. Op 18 september 2014, na 74 jaar, kwam de 92-jarige Enid Stride “Vaarwel” zeggen. Tijdens een emotionele plechtigheid op de begraafplaats van Eeklo verklaarde ze: “Nu ik het graf van mijn broer heb bezocht, voel ik mij beter. Ik weet nu dat hij een mooie laatste rustplaats heeft en dat er al die tijd goed voor hem gezorgd is.” Begin maart 2015 ontving het Stadsbestuur van Eeklo het droeve nieuws dat Enid Stride overleden was. Haar laatste wens was uitgekomen.
Enid Stride (92)was erg geëmotioneerd bij het graf van haar broer Leslie - JSA
Burgemeester Koen Loete en de Oudstrijders brengen een bloemenhulde op het kerkhof te Eeklo aan Sgt Leslie Stride, de broer van Enid. – JSA Onlangs werd een nieuwe grafsteen geplaatst op het bestaande graf van Sergeant Stride, met de vermelding van de naam van zijn overleden zuster Enid.
Het embleem van het 53 Squadron RAF
De postume oorkonde
Hoe verging het de overlevende bemanningsleden? Sgt Alfred Ernest Farrow. Na de crash werd Sgt Alfred Ernest Farrow krijgsgevangen genomen. Op 6 april 1945 werd hij bevrijd. Verder vinden we geen gegevens over deze man.
F/O Alastair Dyson Panton. Alastair Dyson Panton werd bevrijd uit het krijgsgevangenkamp te Luckenwalde in mei 1945. Hij zette zijn militaire loopbaan verder bij de RAF.
Een overzicht: 1936: Flight Cadet, B Sqn RAF College. 18 december 1937: Pilot bij 53 Sqn RAF (Hector I, Blenheim Mark IV). 15 juli 1940: Krijgsgevangen genomen. 1 oktober 1946: Officer Commanding, 58 Sqn RAF (Mosquito PR34/ Anson C19). december 1947: Officer Commanding, 540 Sqn RAF (Mosquito PR34) 1948: Air Staff, AHQ Hong Kong. 1951: OS Flying, RAF Coningsby. mei 1954: Staff Officer, Department of the CAS (Close Air Support). 17 jun 1957: Unit Commander, RAF Cranwell. 26 juli 1960: Senior Personell Staff Officer, HQ Signals Command. 6 november 1961: Officer Commanding, RAF Bircham Newton. 19 december 1962: Officer Commanding, RAF Tern Hill. 9 juli 1965: Group Captain-Organisation, HQ Far East Air Force. 24 september 1968: Director of Personal Services (Provost Marchal)
In 2002 overleed Alastair Dyson Panton.
Zijn kleindochter “Victoria Panton-Bacon”, vond op de zolder in de garage bij haar ouders thuis een kartonnen doos met de memoires van haar grootvader. Na wat bijkomend onderzoek schreef Victoria hierover een boek met als titel: “Six weeks of Blenheim Summer”. Hiermee eerde ze haar grootvader.
Victoria Panton Bacon, de auteur van het boek. (foto Internet)
Verkrijgbaar bij Standaard Boekhandel – Publicatiedatum 11/07/2014
Met bijzondere dank aan Frank Raeman voor zijn professionele hulp. Namens de werkgroep archief Lovendegem. Auteurs: Daniël De Baets Jean-Pierre Van Den Sande