MEMORANDUM ACW GENT
GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2012
MEMORANDUM ACW GENT
GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2012
INLEIDING 1 WONEN 3 De Gentse woningmarkt in enkele cijfers : 3 Visie 3 Voorstellen 4 1. Voorzien in meer betaalbare en kwalitatieve woongelegenheden 4 2. Meer sociale huurwoningen realiseren 4 3. De private huurmarkt uitbreiden en herwaarderen 5 4. Het aantal verhuringen via een Sociaal Verhuurkantoor (SVK) verdubbelen 5 5. Inzetten op energiezuinige en gezonde woningen 6 6. De stad werkt een masterplan voor studentbewoning uit 6 7. De stad stimuleert nieuwe woonvormen 6 8. Woonzorg uitbouwen 7 9. Participatie van sociaal kwetsbare bewonersgroepen in de sociale huisvesting 7 10. Oprichten van een kenniscentrum rond wonen 7 11. Planmatig nadenken over de innovatie van wijken 7 12. Stadsvernieuwing integraal aanpakken 7 WERK EN SOCIALE ECONOMIE 9 1. De werkloosheid in Gent: enkele cijfers 9 2. De ontwikkeling van haven en economie 11 2.1. Expansie en ontwikkeling haven 11 2.2. Creatie van arbeidsplaatsen 12 2.3.Energiebeleid 12 3. De stad als werkgever 13 4. Inzetten op sociale economie 14 4.1. Stad Gent, een regisseur met visie?! 14 4.2. Lokale diensten en tewerkstelling voor lokale noden 14 4.3. Werk op maat 15 4.4. Stad en OCMW tonen goede voorbeeld 15 WELZIJN EN ARMOEDEBESTRIJDING 17 Welzijn en armoede vandaag in Gent 17 Voorstellen 18 ENERGIE, MILIEU EN NATUUR 27 1. Gent als duurzame stad 27 1.1. Nominatie van Gent voor een duurzaamheidsprijs 27 1.2. Betrokkenheid van iedereen brengt meer vaart 27 1.3. Verbeterde inspraak 27 2. Energiebeleid voor Gent 27 Trends en uitdagingen 27 Visie 28 Voorstellen 28 2.1. Integratie 28 2.2. Extra impulsen voor woningrenovatie 28 2.3. Campagnematige aanpak 28 2.4. Krijg de sociaal zwakkeren mee 28 2.5. Samenwerking 29 2.6. Grotere spelers: sociale huisvestingsmaatschappijen en bedrijven 29 2.7. Uitbouw van windenergie 29 3. Afvalbeleid voor Gent 29 Trends en uitdagingen 29
[Inhoud]
INHOUD
[Inhoud]
Visie 30 Voorstellen 30 3.1. Het voorkomen van afvalstoffen 30 3.2. Hergebruik 30 3.3. Recyclage 30 3.4. Restafval 31 3.5. Zwerfvuil 31 3.6. Pas het principe “de vervuiler betaalt” toe 31 4. Waterbeleid voor Gent 31 Trends en uitdagingen 31 Visie 31 Voorstellen 32 4.1. Afvalwaterbeleid 32 4.2. Het scheiden van afval- en hemelwater 32 4.3. Beheren van hemel- en grondwater 32 4.4. Ruimte voor water 32 5. Ruimtelijk beleid voor Gent 33 Trends en uitdagingen 33 Visie 33 Voorstellen 33 5.1. Zorgvuldig omspringen met ruimte 33 5.2. Grond- en pandenbeleid 33 5.3. Uitbreiding van natuur- en bosbestemmingen 34 6. Natuur- en groenbeleid voor Gent 34 Trends en uitdagingen 34 Visie 34 Voorstellen 35 6.1. Investeren in stadsbossen, groen en natuur 35 6.2. Afstemming en samenwerking tussen terreinbeherende 35 betrokkenen 35 6.3. Een nieuw project – Levende Leie 35 6.4. Afwerking van het natuurgebied Bourgoyen-Ossemeersen 36 6.5. Meer en nieuwe groenvoorzieningen 36 6.6. Zorg voor groen waar het te pas komt 36 6.7. Zorg voor meer zeldzame en mooie soorten 37 7. Het havengebied 37 Visie 37 Voorstellen 38 MOBILITEIT 39 Visie 39 Voorstellen 39 1. Gent: verbonden stad 39 2. Gent: voorbeeldstad 39 2.1. STOP-stad 39 2.2. Inzetten op maximale toegankelijkheid 40 2.3. Stad als voortrekker in nieuwe vervoersmodi 41 3. Gent: fietsstad 42 4. Gent: leefbare stad 43 RUIMTELIJKE ORDENING 45 Visie 45 Voorstellen 45 1. Een stad vol ruimte 45 2. Een groene stad 46 OPVOEDING EN ONDERWIJS 47 Visie 47
CULTUUR 51 Voorstellen 51 1. Gent, cultuurstad voor iedereen 51 1.1 Senioren 51 1.2 Jongeren 51 1.3 Etnisch-culturele diversiteit 51 1.4 Kansarmen 51 2. Gent, festivalstad 52 3. Gent, stad van de musea 52 4. Gent, stad van letteren 52 4.1 De Waalse Krook 52 4.2 Poëziecentrum 52 4.3 ‘De Kleine Boekhandel’ 53 5. Gent, stad van innovatie en creativiteit 53 6. Gent, stad met uniek erfgoed 53 7. Gent, stad van muziek en theater 53 8. Gent, stad met wijken en deelgemeenten 53 PARTICIPATIE EN INSPRAAK 55 Visie 55 Voorstellen 56 1. M.b.t. de doelgroep: 56 1.1. De doelgroepen beter betrekken 56 1.2. Tweede adem voor het overleg over het lokaal sociaal beleid 56 1.3. Betrokkenheid van migrantenorganisaties verhogen 56 1.4. Onthaal van nieuwkomers verbeteren. 57 2. Bewoners sturen hun buurt 57 3. De autonomie van het middenveld erkennen. 58 4. Democratisch gehalte van de gemeenteraad verhogen 58 5. Adviesraden 59 FINANCIEN EN FISCALITEIT IN GENT 61 1. Een gezond financieel beleid 61 2. De fiscale politiek: stimuleren en ontraden 62
[Inhoud]
Welke rol krijgt een gemeente toebedeeld op vlak van onderwijs? 47 Voorstellen 47 1. Betaalbaar, toegankelijk en kwalitatief stedelijk onderwijs en kinderopvang. 47 2. Effectief en efficiënt diversiteitsbeleid 48 3. Opvoedingsondersteuning 48 4. Het multidisciplinair aanpakken van de spijbelproblematiek 48 5. Preventieprojecten blijven ondersteunen en faciliteren 49 6. Ondersteunen en uitwerken van acties rond gezondheid en milieu 49 7. Dichten van de digitale kloof 49 8. Levenslang leren 49 9. Herstelgericht groepsoverleg 49 10. Participatie van jongeren bevorderen 50
[Inleiding]
INLEIDING “Gent, een stad waar iedereen mee is”, daar wil het ACW als sociale beweging de komende 6 jaar voor ijveren. Een belangrijke opdracht voor het volgende Gentse bestuur bestaat erin het welzijn voor alle inwoners te garanderen. De stad staat namelijk voor een aantal belangrijke sociale uitdagingen: het wonen in de stad werd de voorbije jaren fors duurder, jonge gezinnen verlaten nog steeds de stad op zoek naar groen en veiligheid voor hun kinderen, de armoede nam de voorbije jaren gestadig toe. Vele ouders vinden moeilijk kinderopvang of een school in de buurt. Meer dan de helft van de jongeren groeit niet meer op in een klassiek gezin. De vergrijzing vraagt creatieve oplossingen in de zorg en de komst van nieuwe bevolkingsgroepen zet druk op het samenleven in de wijken. En we kunnen deze lijst met uitdagingen nog een stuk langer maken als we spreken over de hoge werkloosheid, de dichtslibbende wegen, de luchtkwaliteit en dergelijke meer. Deze lange, maar lang niet volledige opsomming doorprikt het mediagenieke beeld van de stad als een zorgeloze plaats waar de problemen verdampten met de creatie van een beeldige ondernemende binnenstad. Ze kan ook een reactie oproepen van defaitisme of ontmoediging. Maar dit hoeft echter niet zo te zijn. Een daadkrachtig bestuur moet in staat zijn om binnen de periode van één legislatuur een aantal negatieve tendensen om te buigen. De vraag die zich stelt is welke beleidsopties hierbij moeten vooropgesteld worden. Voor het ACW is de keuze duidelijk. Wij kiezen voor een warme solidaire stad, waar geopteerd wordt voor duurzame en participatieve oplossingen. Door te ijveren voor een warme stad willen we een dam opwerpen tegen een samenleving die langzaam verhardt. Waar mensen steeds meer individueel verantwoordelijk gesteld worden voor hun precaire levenssituatie. Waar “activeren” wordt voorgenomen op “zorg dragen voor”. Het ACW wil dat het geluk van mensen de norm wordt voor het evalueren van de politieke besluitvorming. En dit veronderstelt herverdeling. “In meer egalitair georganiseerde samenlevingen zijn mensen gelukkiger” stelt de Britse socioloog Richard Wilkinson. Ze zijn niet alleen gelukkiger maar ook productiever, gezonder, én het verenigingsleven is er rijker. Dit zijn belangrijke argumenten in het organiseren van een solidaire stad. Met het opwerpen van het begrip “solidariteit” raken we de kern van ons betoog. De solidariteit in onze stad staat voor een belangrijke test. Er worden steeds openlijker vragen gesteld bij de solidaire fundamenten van onze welvaartsstaat. Met wie willen we nog solidair zijn? Wie mag genieten van onze welvaart? Wie mag deel uitmaken van onze samenleving? En hoeveel mag ons dit kosten? Het antwoord op deze vragen zal bepalend zijn voor welke type stad we het volgende decennium ontwikkelen. Het ACW pleit voor het opentrekken van een nieuw register in het begrip solidariteit De plaats waar we samen wonen en leven ziet ACW als ent voor een hernieuwde solidariteit. Via onze belastingbrief ervaren we zelden het gevoel van solidariteit. Maar in de buurt waar we wonen en leven ontstaat dit gevoel wel: voedselteams, delen van vervoersmiddelen, zorg voor ouderen en zieken, buitenschoolse begeleiding, solidariteit met migranten en dergelijke. De buurt kan de plaats zijn waar zich nieuwe solidariteitsvormen ontwikkelen zoals coöperatieven of buurtbeheerinitiatieven. Het is ook de plaats waar participatie en inspraak het best kunnen georganiseerd worden. Solidariteit veronderstelt ook het bezitten van de nodige sociale vaardigheden om naar elkaar te kunnen luisteren en te overleggen. Deze vaardigheid moet ook de stedelijke overheid aan de dag leggen om met jonge en oude middenveldsinitiatieven in dialoog te gaan over de organisatie van haar beleid. De stad stelt zich ondersteunend op naar vrije initiatieven en vult leemtes op die mensen of groeperingen moeilijk zelf kunnen beredderen. Aansluitend moet ook het democratisch gehalte van de besluitvorming geherwaardeerd worden.
-1-
[Inleiding]
Door de voortdurende uitvlagging van diensten als gevolg van een liberaal adagio wordt de rol van de gemeenteraad stelselmatig uitgehold. De gemeenteraad moet de plaats zijn waar het beleid bediscussieerd wordt, eerder dan de beheerraadszaal van een autonoom stadsbedrijf. De dienstverlening aan de burger moet meer centraal in de besluitvorming komen, eerder dan logica van de winst. Tot slot houdt onze stad een open blik op de wereld. Onze stad is geen eiland. Ze leeft door en voor de omliggende gemeenten, en bij uitbreiding hebben vele stedelijke initiatieven een impact die tot ver buiten onze grenzen reikt. Ook hier dient men op een duurzame en verantwoorde manier mee om te gaan. ACW Gent vraagt aan de nieuwe bestuursploeg om tijdens de volgende bestuursperiode een sociaal innovatief beleid te voeren, en daar willen we mee onze schouders onder zetten.
-2-
[1. Wonen]
WONEN De Gentse woningmarkt in enkele cijfers : In 2007 telt Gent ongeveer 130.000 wooneenheden. Twee derde (80.483) zijn woonhuizen, een derde (42.542) zijn appartementen. Binnen deze totale woningvoorraad zijn de kleine helft (45 % in 2001, ong. 59.000) huurwoningen en de grote helft (53 % : ong. 69.000) woningen in eigendom. Een permanente verschuiving van huur naar eigendom is daarbij merkbaar. Onder de 45 % huurwoningen bevinden zich ook 11,4 % (14.740 woningen op 1/1/08, 75 % appartementen) sociale huurwoningen. Het totaal aantal private huurwoningen in Gent kan op 44.000 woningen, huizen en appartementen en studio’s tezamen worden geraamd. 60 % van deze huurwoningen is minder dan drie jaar door de huidige huurder bewoond, een goed kwart tussen drie en negen jaar en slechts één op zeven meer dan negen jaar. Een derde van de huurwoningen zijn huizen, twee derde bevindt zich in meergezinsgebouwen (vooral appartementen, maar ook studio’s, kwartieren of kamers). De private huurmarkt bevat, met geschat 8700 verhuringen per jaar, grofweg twee derde van het totaal aantal jaarlijkse wisselingen van woningen in Gent. In totaal en gemiddeld voldoet 36 % van de Gentse private huurwoningen (bijna 15.000) niet aan de minimumnormen voor bewoonbaarheid volgens de Vlaamse wooncode. De gemiddelde huurprijs van een private huurwoning in Gent (CIB, 2007) bedraagt € 510 (Huurdersbond en CDO onderzoek spreken respectievelijk van € 467 en € 450). 27 % van de private huurders heeft recht (qua inkomen en gezinssamenstelling) op een sociale woning. Ongeveer 7900 huurdershuishoudens kampen met betaalbaarheidsproblemen op de private huurmarkt (18 % van die markt). Wonen in Gent wordt snel duurder: Zo weten we dat in Gent tussen 2001 en 2011 de gemiddelde bouwgrondprijs van 110 euro/m² naar 167 euro/m² steeg, wat een toename is van bijna 52%. De gemiddelde verkoopprijs voor woningen te Gent is van 76.308 euro (2001) naar 208.344 euro (2011) gestegen, wat een vermenigvuldiging met factor 2,7 betekent.
Visie Inzetten op een woonbeleid dat armoede en uitsluiting voorkomt Wonen is een recht voor allen. Het moet betaalbaar en kwalitatief zijn. Wonen moet rekening houden met de woonnoden en woonbehoeften van alle gezinnen en in de eerste plaats gezinnen die vandaag geen antwoord vinden op de markt. Wonen moet ook duurzaam zijn en op een goede manier ruimtelijk georganiseerd worden. Wonen is een recht en de gemeentelijke overheid heeft voor het ACW een prioritaire taak om dit recht te realiseren. Wonen moet voor het ACW toegankelijk zijn voor allen. Wonen mag mensen niet uitsluiten. Wonen moet mensen eerder insluiten. Daarom zijn we geen voorstander van maatregelen die vooral gericht zijn naar de eigen bevolking. Door middel van een goed en actief woonbeleid kan een gemeente zorgen dat iedereen aan bod komt. ACW is voorstander van wonen dat insluit. Dit vraagt een bijzondere inspanning van de stad. Wonen doe je immers nooit alleen, maar steeds samen. Investeren in dit samenleven is even belangrijk als investeren in stenen. Dit is belangrijker dan streven naar een sociale mix, omdat ook in een situatie van sociale mix samenleven niet vanzelf gebeurt. Wonen moet aandacht hebben voor nieuwe samenlevingsvormen. Groepswonen, samenwonen, wonen met zorg, … dit zijn noodzakelijke antwoorden op dringende vragen. Dit houdt het creëren van ruimte in. Wonen moet kunnen inspelen op veranderende woonwensen. Daarom is het belangrijk dat het woonbeleid aandacht heeft voor de huurmarkt. De huurmarkt is de woonmarkt waar verschillende woonnoden een antwoord krijgen: vraag naar betaalbaar wonen, vraag naar tijdelijk wonen, vraag naar wonen zonder eigenaarslasten, … Het woonbeleid dient deze markt te stimuleren.
-3-
[1. Wonen]
Wonen moet steeds gekaderd worden in een ruimte. Willekeurig ergens wonen is ruimteverspillend. Een ruimtelijk woonbeleid is voor ACW belangrijk. Dit houdt ook maatregelen in voor het stimuleren van mensen en organisaties om ruimte te scheppen en te gebruiken. Wonen vraagt voor ons ook investeren in woonomgeving en in woonvoorzieningen en in voorzieningen gericht op samen komen en samenleven. Wonen moet steeds aandacht hebben voor betaalbaar wonen. Niet enkel sociale woningen moeten er bij komen, maar ook goede en betaalbare privéwoningen. Gelet op de precaire woonsituatie van veel gezinnen moet bij de realisatie van de voorstellen voorrang gegeven worden aan die maatregelen die de positie van de zwakste groepen versterken op de huurmarkt en pas in tweede instantie moet gekeken worden naar de hogere inkomensgroepen of naar de ondersteuning van de koopmarkt. Wonen is voor ons geen taak van de overheid alleen. Integendeel, wonen is een samenspel tussen verschillende actoren die elk hun taak en verantwoordelijkheid hebben. De gemeente moet haar regisseursrol volop opnemen. Ze kan en moet de actoren stimuleren en hun acties via het lokaal woonbeleid een kader geven.
Voorstellen 1. Voorzien in meer betaalbare en kwalitatieve woongelegenheden voor alle lagen van de bevolking • De stad voorziet in een groter aanbod betaalbare en kwalitatieve woongelegenheden voor alle lagen van de bevolking en met oog voor de verschillende doelgroepen zoals beschreven in de woonbehoeftenstudie. Dit om o.m. de stadsvlucht van jonge gezinnen tegen te gaan. • De stad zet meer in op verschillende vormen van woonbegeleiding van huurders om dakloosheid en thuisloosheid te voorkomen. Hiervoor wordt extra financiering voorzien en een goede samenwerking georganiseerd tussen tussen Stad, OCMW, CAW’s, sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM), sociaal verhuurkantoren (SVK) en andere actoren. • Bij de verkoop van budgetkavels door de Stad Gent moet een deel van de verkregen subsidiering of financiering van de stad terug gerecupereerd worden, samen met een deel van de opbrengsten na verkoop. Hier kan volgende werkwijze gehanteerd worden: de gronden worden door de stad aan een financieel interessant tarief aangeboden mits de voorwaarde dat bij verkoop de meerwaarde op de grond dient te worden terugbetaald aan de stad (eeuwig durend recht). De waarde van de grond wordt bepaald door de ontvanger van de registratie of iemand gelijkaardig. Deze meerwaarde kan door de stad worden aangewend om nieuwe gronden aan te kopen en nieuwe budgetkavels te ontwikkelen. Als inkomensgrens worden de barema’s gehanteerd die worden gebruikt binnen de Vlaamse maatschappij voor sociaal wonen (VMSW) of het Vlaams Woningfonds, maar vermeerderd met 25%. Dit komt overeen met de inkomensnorm die de stad vandaag hanteert voor budgetkavels. • De huurwaarborg wordt door het OCMW vlug en vlot verleend en de verhuurders worden hier voldoende over ingelicht. • Bij nieuwe (her)verhuringen wordt onderzocht of deskundigen de huurprijs mee kunnen helpen bepalen in functie van de kwaliteit van een pand. Dit gebeurt op basis van een vooraf bepaald raamkader (naar analogie met dat van de sociale huisvestingssector) en uiteraard volgens de wettelijke mogelijkheden geboden door de Vlaamse Wooncode (VWC). Dit systeem wordt trapsgewijs ingevoerd, startend met de oudste panden (vóór 1945 – tussen 1946 en 1960, tussen 1961 – 1985). 2. Meer sociale huurwoningen realiseren
-4-
• De stad stimuleert een groter aanbod sociale woongelegenheden door de procedures drastisch te vereenvoudigen zodat de doorlooptijden met de helft kunnen ingekort worden en een project binnen de 4 jaar daadwerkelijk kan gerealiseerd zijn. • Er komen in Gent 2.000 sociale huurwoningen bij tegen 2018. • Er wordt ingezet op meer differentiatie van het aanbod door rekening te houden met de bestaande woonnoden. M.a.w. men moet meer woningen voorzien voor alleenstaanden, senioren, éénoudergezinnen, grote gezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. • Bij de hogere overheid wordt gepleit voor het drastisch verhogen van de minimuminkomsten van de gezinnen in de richting van de budgetstandaard zodat domiciliefraude kan weggewerkt via een
[1. Wonen]
samenwerking tussen de stadsdiensten en de SHM’s. • Men dient kleinschalige nieuwe sociale huisvestingsprojecten te stimuleren (van 20 tot 50 woningen) waardoor we een betere en evenwichtigere spreiding krijgen en samenlevingsproblemen kunnen vermeden worden. • ACW streeft naar meer inspraak en participatie van de huurders in de sociale huisvestingssector waarbij aandacht geschonken wordt aan de noden van de meest kwetsbare sociale huurders. De stad stimuleert en ondersteunt de sociale huisvestingsmaatschappijen om participatieplannen te ontwikkelen. 3. De private huurmarkt uitbreiden en herwaarderen De private huurmarkt krimpt sterk. Het is voor een huurder met een bescheiden inkomen zeer moeilijk om een kwaliteitsvolle woning te vinden. Ook voor jonge gezinnen is dit een reden om de stad te verlaten. Het herwaarderen van de private huurmarkt is een belangrijke uitdaging voor het volgende bestuur. • De stad moet prioritair inzetten op de verhoging van de kwaliteit van de woningen door eigenaars en huurders te ondersteunen bij renovatie, verbetering en aanpassing van hun woning. Dit bij voorkeur a.d.h.v. een wijkgerichte aanpak. Daarbij worden systemen van voorfinanciering voorzien voor financieel zwakkere huurders om - onder begeleiding - verbeteringswerken aan de woning aan te brengen. Begeleiding kan aangeboden worden vanuit de stad, CAW’s of vanuit vzw ReGent om erop toe te zien dat de middelen juist worden ingezet en werken op een juiste manier worden uitgevoerd. Tegenover deze voorfinanciering staat een garantiebepaling waarin de verhuurder woonzekerheid biedt, waarbij de huurprijs - behoudens indexering - voor een bepaalde periode niet kan opgetrokken worden. Deze bepaling dient om te vermijden dat de geïnvesteerde kost onmiddellijk in een huurprijsstijging ten gelde wordt gemaakt. Afhankelijk van de moeilijkheidsgraad en de grootte van het werk kunnen de verbeteringswerken worden uitgevoerd door sociale tewerkstellingsprojecten. • Er dient een verbod te komen op de inschrijving van meer personen in een woning dan toelaatbaar is, lettende op de capaciteit van deze woning. • De evolutie van prijs en kwaliteit op de huurmarkt dient in kaart te worden gebracht, zodat adequaat kan ingegrepen worden in dit spanningsveld. (zie kenniscentrum rond wonen) • Men moet een halt toeroepen aan het omvormen van kwalitatieve woningen tot kantoorruimten en studentenkamers. • Via ondersteuning, vorming en sensibilisering voert de Stad Gent de strijd tegen discriminatie verder op bij verhuurders/eigenaars. • Heffen van een meer progressieve belasting in functie van de oppervlakte en duurtijd van de leegstand en verkrotting zodat de geïnde belasting voelbaar is. • De stad actualiseert de inventaris van leegstaande panden. • De stedelijke overheid krijgt een beter zicht op de prijsevolutie van de private huurwoningen via de registratie van de huurcontracten en de uitreiking van de energieprestatiecertificaten. • Op dit moment wordt er heel gericht opgetreden tegen krakers. Aangaande overlast wordt snel en beslist gereageerd. Ook in de toekomst moet bij overlast ingegrepen worden. 4. Het aantal verhuringen via een Sociaal Verhuurkantoor (SVK) verdubbelen • Er doet zich veel leegstand voor op de private markt. Veel eigenaars kunnen of willen niet (meer) verhuren. De stad promoot in dit verband de werking van de SVK’s. • Het aantal woningen dat via een SVK verhuurd wordt blijft klein. Nochtans biedt het voor zowel huurder als verhuurder een aantal onmiskenbare voordelen. ACW pleit voor een verdubbeling van het aanbod van verhuringen via het SVK (van 300 naar 600 tegen 2018) en vraagt hierrond een sterke promotie te voeren. Op deze manier kan op de private huurmarkt het evenwicht herstellen tussen vraag en aanbod en verkrijgt men een prijsregulerend effect. De SVK’s versterken op hun beurt hun imago door sterker de nadruk te leggen op het bewaren van de kwaliteit van de woning. Voor het opknappen en verbeteren van de woningen kan een link gelegd worden naar sociale tewerkstelling door via een leerwerkbedrijf uitgeleefde panden op te knappen.
-5-
[1. Wonen]
5. Inzetten op energiezuinige en gezonde woningen Er moet prioriteit gegeven worden aan de verbetering van de woon- en energiezuinige kwaliteit van het patrominium door het voeren van een geïntegreerd beleid waarbij eerst stimulerende en later sanctionerende maatregelen worden ingezet om de standaard woonkwaliteitsnormen te verhogen. • Het stedelijke woon- en energiepremiebeleid wordt aanzienlijk verbeterd zodat maatschappelijk kwetsbare groepen er effectief en maximaal gebruik van maken. Men werkt vooral de belemmering van de voorfinanciering weg. • De stad zorgt ervoor dat de dienstverlening van haar woonwinkels uitgebreid wordt met een wateren energieloket, waarbij de werking is afgestemd op de noden van de maatschappelijk meest kwetsbare gezinnen in nauwe samenwerking met vzw ReGent en het OCMW die automatisch nagaat op welke premies de cliënt recht heeft en deze ook verder gaat begeleiden bij de aanvraag ervan. • De strijd tegen huisjesmelkers wordt verder gezet op een sanctionerende manier. Waarbij opvangmogelijkheden en begeleiding voor de huurders aangeboden worden tijdens de aanpassingswerken. Zo kan de stad een gemeentelijke huursubsidie verstrekken aan de huurder die zijn woning in het kader van een woonkwaliteitsonderzoek is verloren, mits voldaan werd aan een aantal voorwaarden zoals het ingeschreven zijn op de wachtlijst van een SHM. De Stad Gent onderzoekt of de verhuurder voor een deel van de kosten geresponsabiliseerd kan worden. • Sociale en private verhuurders moeten hun jaarlijkse afrekening (huurlasten) transparanter maken a.d.h.v. een gestandaardiseerd formulier. 6. De stad werkt een masterplan voor studentbewoning uit • Er is nood aan een structureel beleid inzake studentenhuisvesting zodat de druk op de private huurmarkt vermindert. De stad werkt aan een evenwichtige spreiding van de studentenbewoning door het aanbod te sturen via een masterplan. 7. De stad stimuleert nieuwe woonvormen • De stad moet prioritair inzetten op groepen met een reële woonnood. Er moet gebouwd worden naar de noden en vragen van de inwoners van de stad. De stad stimuleert, ondersteunt en begeleidt nieuwe woonvormen op (o.a.) volgende 3 terreinen: op bouwfysisch vlak (voor bv. de realisatie van meer kangoeroe- en passief woningen) , juridisch vlak (voor begeleiding van gezamenlijke aankopen en gezamenlijk wonen, CLT) en op sociaal/psychologisch vlak. Dit laatste omdat samenwonen in een nieuwe vorm vaak een aantal specifieke vaardigheden verondersteld die voor groepen als ouderen of communicatief minder sterke mensen niet steeds vanzelfsprekend zijn. Hiervoor dient men begeleiding te voorzien. • De stad ondersteunt spaargroepen. Er zijn groepen mensen bij wie geen startkapitaal aanwezig is voor de aankoop van een woning. Deze gezinnen sparen maandelijks een vast bedrag. Bij aankoop van een woning kan uit deze gezamenlijke spaarkas het startkapitaal worden ontleend, waarna het gezin dit terugbetaald. Op dergelijke wijze kan worden ingespeeld op de diverse woonnoden volgens doelgroepen. Deze nieuwe woonvormen dienen zowel bij private als bij sociale woonactoren worden ingebed. • Er wordt geïnvesteerd in het onderzoeken en financieren van nieuwe woonmodellen zoals CLT waarbij ‘eigendomsverwerving’ op een positieve en creatieve manier (ook voor kansengroepen) gestimuleerd wordt. Hierbij is een erfpachtregeling mogelijk. • De stad voert een experiment uit m.b.t. groepswonen of –huren, zonder dat het inkomen van personen met een vervangingsinkomen naar beneden gaat. • Officieel samenhuizen/samenhuren wordt als solidaire woonvorm geaccepteerd (met uitsluitsel van de woonzorgcentra). Samenwonen vermindert de kans op armoede omdat belangrijke kosten gedeeld worden. Deze woonvorm moet erkend worden zonder dat dit nadelen oplevert bij de toekenning van het vervangingsinkomen (leefloon, werkloosheidsvergoeding en ziektevergoeding). In afwachting kan er reeds geëxperimenteerd worden door te starten met de leefloon- of levensminimumgerechtigden. De toekenning gebeurt hier namelijk op basis van eigen vastgelegde regels . (zie ook hoofdstuk Welzijn: Officieel samenhuizen/samenhuren als solidaire woonvorm erkennen)
-6-
[1. Wonen]
8. Woonzorg uitbouwen • De stad voorziet samen met het OCMW in meer en betere “aangepaste” woongelegenheden met bijzondere aandacht voor woonzorgzones waar wonen en welzijn worden samengebracht. • Beleidsmatig wordt extramurale zorg gestimuleerd om de hulpbehoevende zolang mogelijk thuis te laten wonen. Deze zorg kan alleen degelijk worden verstrekt in daarvoor ingerichte woningen op basis van “levenslang wonen”. (zie ook welzijn: De stad en het OCMW stimuleren organisaties tot het ontwikkelen van zorgvoorzieningen/woonzorgzones waar ouderen ambulant, semi-residentieel of residentieel beroep kunnen op doen; model “Thuishuis”) • Een andere belangrijke tendens is het toekomstig tekort aan verplegend personeel waardoor veel meer medische begeleiding op afstand zal dienen te gebeuren. Om dit mogelijk te maken dringt de stad bij de hogere overheden aan op een standaardisering van domoticasystemen (intelligente woningen) zodat woningen, al dan niet gelegen binnen woonzorgzones, op eenvoudige wijze kunnen gebruik maken van de dienstverlening van een nabijgelegen zorginstelling. • Woonzorgteams geven advies over het aanpassen van de woning ter bevordering van de zelfredzaamheid. 9. Participatie van sociaal kwetsbare bewonersgroepen in de sociale huisvesting bevorderen • Het stadsbestuur biedt financiële ondersteuning aan bewonersgroepen waar vooral aandacht wordt geschonken aan de meest kwetsbare groepen. • De SHM’s zetten veel meer in op de aanwezigheid van huisbewaarders of conciërges die een aantoonbare meerwaarde betekenen op zowel sociaal, technisch als veiligheidsgebied. • Participatie binnen de sociale huisvestingssector wordt structureel uitgebouwd zodat sociale huurders en sociale huisvestingsmaatschappijen een forum hebben waar wensen en verzuchtingen besproken worden. 10. Oprichten van een kenniscentrum rond wonen • De stad richt een kenniscentrum rond woonbeleid op. Ze meet de evolutie van huur- en verkoopsprijzen van woningen om een beter zicht te krijgen op de woonproblematiek. • De stad zet een databank opwaarin alle beschikbare informatie rond wonen opgenomen wordt, en dit in samenspraak met de private en sociale actoren, huurdersbond, eigenaarssyndicaat, immo-kantoren, studentenvoorzieningen, woonzorgcentra, woonwinkels, enz … 11. Planmatig nadenken over de innovatie van wijken om samenlevingsproblemen te vermijden • De stad realiseert bij de innovatie van wijken een groter aanbod aan die woonvormen waaraan een tekort is. Ze let op een gezonde mix tussen huur- en koopwoningen voor verschillende doelgroepen. • Een betere mix tussen sociale en private initiatieven op vlak van wonen vermijdt gettovorming en verhoogt de leefbaarheid van de buurt. • Chronische samenlevingsproblemen worden op buurtniveau besproken en aangepakt door de betrokken politie en welzijnsvoorzieningen. 12. Stadsvernieuwing integraal aanpakken De inspanningen die de stad leverde om de Brugse Poort, het Rabot en Ledeberg nieuw leven in te blazen zijn positief. Het ACW vraagt dat de vernieuwingsprojecten worden uitgebreid naar andere buurten zoals de Dampoort, delen van Gentbrugge, de Bloemekenswijk, de Sint-Godelievebuurt te Wondelgem. De reeds aangepakte buurten herleven voor een stuk. Het vertrouwen van de bewoners stijgt, er wordt gekocht en verbouwd. Toch blijft het opletten voor een aantal negatieve neveneffecten zoals de sociale verdringing. Het is niet vanzelfsprekend dat de groepen die in een precaire woonsituatie zitten zoals mensen zonder papieren, noodkrakers of kansarme Belgen automatisch de vruchten plukken van de geleverde inspanningen. Het moet een doelstelling blijven om de maatregelen ten goede te laten toekomen van de oorspronkelijke bewoners en van stadsvernieuwing een sociale hefboom te maken en geen gesubsidieerd vastgoedproject. Samenlevingsopbouw wees enkele jaren geleden reeds op de valkuilen1 . 1
Samenlevingsopbouw Gent, Recht op wonen in een vernieuwde stad, niet gepubliceerde nota.
-7-
[1. Wonen]
• Het blijkt dat de meest mondige burgers ook het meest uit de onderhandelingen over de prijs of de hoogte van de wederbeleggingsvergoeding halen. • Veel huizen werden in het verleden opgeknapt met goedkope, of zelfs met minderwaardige materialen, wat uiteraard een negatieve invloed heeft op de prijs. De verkoopprijs blijkt dan ook niet voldoende om een nieuwe woning aan te schaffen. ‘Kleine eigenaars’ zien zich genoodzaakt om opnieuw te gaan huren. • Zwakke groepen nemen niet gauw een advocaat onder de arm om hun belangen te verdedigen. Zij halen hun ‘adviezen’ in het informele circuit, waardoor zij vaak over slechte informatie beschikken. • De herhuisvesting in de sociale woonsector is niet vanzelfsprekend. Vooral grote gezinnen worden geconfronteerd met een te beperkt aanbod. • Het verbeteren van de buurt leidt in de eerste jaren tot een toename van het aanbod koopwoningen, waardoor het huuraanbod slinkt. • Ook de huurprijzen in een vernieuwde buurt dreigen te stijgen. • Wie geen nieuwe woning in de buurt vindt is genoodzaakt uit te wijken. Dit verschraalt het sociale weefsel. Vooral ouderen hebben het psychologisch zwaar. Een doorgedreven pakket maatregelen moet de zwaarste negatieve gevolgen tegengaan. Bij de realisatie ervan moet gelet worden op het vermijden van Mattheüseffecten. • Bij de start van elk project dient bij wijze van nulmeting een sociografische beschrijving van de huidige bewoners te gebeuren, dit om de mogelijke negatieve effecten te voorkomen. • De reële kosten bij onteigening moeten zo nauwkeurig mogelijk worden vergoed: waardevermindering in de aanloop van het project, kosten voor wederbelegging, kosten voor verhuis en ingebruikname van de nieuwe woning. Er dient rekening gehouden te worden met de draagkracht van de bewoners. • Leeggekomen woningen kunnen het best in gebruik gehouden worden tot de aanvang van de sloop, dit om ongecontroleerd kraken tegen te gaan. • De aanleg van een sociaal reservefonds voor bijsturende sociale maatregelen in een gebied met een bepaalde straal rondom het projectgebied. Dit om ook daar de negatieve neveneffecten te bestrijden. • Voorzien van tijdelijke opvang voor mensen zonder papieren, i.s.m. de CAW’s. • Voorzien in herhuisvestingsbegeleiding, vooraf gegaan door goede informatie in bevattelijke taal.
-8-
[2. Werk]
WERK EN SOCIALE ECONOMIE De stad Gent dient de komende jaren een coherent werkgelegenheidsbeleid te voeren. De werkloosheid van sommige groepen blijft immers (onaanvaardbaar) hoog. De stad kan op dit vlak een dubbele rol spelen : (1) het stimuleren van duurzame werkgelegenheid en (2) initiatieven nemen om meer werkzoekenden aan de slag te krijgen. Via een goed voorwaardenscheppend beleid kan ze nieuwe bedrijven aantrekken. Via een doordacht personeelsbeleid kan ze het werken voor de stedelijke diensten aantrekkelijk maken. Via de stimulering en ondersteuning van de sociale economie kan ze een bijdrage leveren aan tewerkstellingskansen voor kansengroepen. Een goed voorwaardenscheppend beleid heeft te maken met het ter beschikking stellen van bedrijventerreinen, met een evenwichtige fiscaliteit, met goed uitgeruste infrastructuur, een doordacht mobiliteitsplan, zowel van vrachtvervoer als van personenvervoer, van een vlotte dienstverlening, o.m. inzake het afleveren van milieu‐ en bouwvergunningen. Maar evenzeer met het voorzien van voldoende kinderopvang. Een voorwaardenscheppend beleid vergt een visie op de ontwikkeling van bedrijfsterreinen, maar ook op het type bedrijven dat men wil aantrekken. Het ACW pleit ervoor voorrang te geven aan bedrijven die ook voldoende kwaliteitsvolle tewerkstellingsplaatsen creëren, in verhouding tot de ruimte die ze innemen. Ook in de uitbouw en ondersteuning van de sociale economie heeft de stad een belangrijke rol. Ze kan zowel financiële als materiële steun bieden. Ze kan ook zelf initiatieven nemen indien het privaat initiatief ontbreekt. Ook het OCMW voert een eigen tewerkstellingsbeleid t.a.v. zijn cliënteel. Er dient gestreefd te worden naar meer synergie tussen het OCMW en het gemeentelijke beleid en tussen het OCMW en de VDAB.
1. De werkloosheid in Gent: enkele cijfers De werkloosheidsgraad in de gemeente Gent bedroeg in 2011 12.761 of zo’n 10,83 procent van het totaal aantal inwoners. Het gemiddelde voor Vlaanderen is 6,65 procent. Een zeer groot deel van de bijna 1 300 werklozen maakt deel uit van een of andere kansengroep.
Allochtonen zijn goed voor 34,6 procent van alle werkzoekenden. 6849 onder hen zijn van Belgische origine. De tweede grootste groep zijn personen van Turkse origine, daarna volgen personen van respectievelijk Bulgaarse, Marokkaanse en Tsjechische origine. De werkloosheid onder allochtonen in maart 2012 is met 4,3 procent gestegen ten aanzien van maart 2011.
-9-
[2. Werk]
Origine Aantal
Belgisch
6849
Turks
1865
Bulgaars
472
Marrokaans
453
Tjechië
399
Rusland
307
Voor gans Vlaanderen zijn personen van respectievelijk Marokkaanse, Turkse, Nederlandse en Russische afkomst de grootste groepen in de werkloosheidsstatistieken. Met 6 258 personen is meer dan de helft van alle werklozen in Gent laaggeschoold. Een derde van deze doelgroep is langer dan twee jaar werkloos is. Opvallend is dat ook bij de middengeschoolden bijna 1 derde langdurig werkloos is (1012 van de 3 744).
Studieniveau*/Werkloosheidsduur Leeftijd < 25 jr 25 tot >= 50 jr 50 jr
TOTAAL
Laaggeschoold
< 1 jr
949
1762
296
3007
1 tot 2 jr
347
679
183
1209
>= 2 jr
250
968
823
2042
< 1 jr
607
1305
169
2080
1 tot 2 jr
100
441
111
652
>= 2 jr
49
554
409
1012
287
1308
130
1726
1 tot 2 jr
23
355
66
444
>= 2 jr
3
327
204
534
2616
7699
2391
12707
Middengeschoold
Hooggeschoold
< 1 jr
TOTAAL
Als we kijken naar de verschillen in leeftijd, zien we dat de groep tussen 25 en 50 het grootst is. Zowel bij de -25-jarigen als de groep tussen 25 en 50 jaar oud daalde de werkloosheid opmerkelijk met respectievelijk 8,4 en 7,4 procent. Tegelijk valt op dat het aantal werkzoekenden in de categorie 50+ sterk gestegen is, met een gemiddelde stijging van 8 procent. Voor de personen ouder dan 60 steeg dit het afgelopen jaar zelfs met 11,1 procent.
-10-
Leeftijd
< 25 jr
2.616
- 8,4%
25 tot 50 jr
7.699
-7,4%
>= 50 jr
2.391
+8,0%
[2. Werk]
Wanneer we dit vergelijken met gans Vlaanderen, zien we dat ook in Vlaanderen de werkloosheid bij personen ouder dan 50 stijgt. Voor Vlaanderen is dit slechts met 5 procent. Aanbeveling: • Wij zien de rol van de stad hier eerder als regisseur dan als actor, waarbij zij via Gent Stad In Werking een werkgelegenheidsbeleid uittekent, potentiële initiatiefnemers samenbrengt, ondersteunt en faciliteert. Daarbij is een goede omgevings‐ en behoefteanalyse een noodzaak. De stad dient alle partners te erkennen in hun eigenheid en hen de juiste stem en het juiste gewicht te geven in verhouding tot de rol die ze in de sector opnemen.
2. De ontwikkeling van haven en economie 2.1. Expansie en ontwikkeling haven 2.1.1. Nautische toegang De haven van Gent is voor haar nautische toegang afhankelijk van het sluizencomplex in Terneuzen. Dit complex bestaat uit twee binnenvaartsluizen en één zeesluis (de Westsluis). Nu reeds kunnen deze drie sluizen een goede nautische toegankelijkheid van de Gentse haven niet meer garanderen. Er stellen zich immers drie fundamentele problemen. • Met slechts één oude zeesluis is de hele Gentse economie zeer kwetsbaar. Indien de sluis, gebouwd in 1968, om technische redenen of door een ongeval voor langere tijd buiten dienst is, valt een deel van de Gentse economie stil. • De Westsluis in Terneuzen is de allerkleinste zeesluis in de hele Hamburg-Le Havre havenregio. De sluis is niet meer in staat om de trend van steeds grotere schepen in de wereldvloot te volgen. • In 2010 werden meer dan 70.000 schepen geschut in het sluizencomplex te Terneuzen. Daarmee is het sluizencomplex het drukste in Europa. Om deze drie redenen is er meer dan ooit nood aan de bouw van een grote, diepe zeesluis te Terneuzen. Het Havenbedrijf, de stad, de provincie en alle overheden die bij het project betrokken zijn, moeten alles in het werk stellen om tegen eind 2018 dit project daadwerkelijk te realiseren. Op langere termijn moet het havenbedrijf reeds de nodige aanpassingen aan het kanaal Gent-Terneuzen aankaarten. 2.1.2. Ontsluiting hinterland Een goede nautische toegankelijkheid van de haven moet gecombineerd worden met goede hinterlandverbindingen. Voor de Gentse haven moet daarbij in de eerste plaats verder worden ingezet op de binnenvaart. De Franse regering heeft beslist om tegen 2017 een nieuw kanaal van meer dan 100 kilometer te graven. Op dat ogenblik zal het mogelijk zijn met grote binnenvaartschepen tot 4.000 ton van Gent naar Parijs te varen. Gent moet de unieke positie tussen Rotterdam en Parijs benutten om voor de binnenvaart op de Europese kaart en de Europese politieke agenda te komen. Ook de hinterlandverbindingen met de trein moeten verder ontwikkeld worden. Voor elke 1.000 ton goederen die in de Gentse zeehaven worden aangevoerd, gaan er meer dan 450 verder per binnenschip. Op vandaag is het aandeel van de trein slechts 90 ton op 1.000. Het wegvervoer is goed voor 460 ton op 1.000. Het moet de ambitie zijn om het aandeel van binnenvaart en spoor verder te vergroten. Zo kiest de Gentse haven niet alleen voor duurzaam natransport maar houdt ze ook de haven congestievrij.
-11-
[2. Werk]
2.2. Creatie van arbeidsplaatsen 2.2.1. Rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid De Gentse haven is de motor van de economie, niet alleen voor de stad Gent, maar voor een ruimere regio. Naast de klassieke sectoren zoals staal en automotive, heeft de haven met succes aangeknoopt met de biogebaseerde economie. De haven is goed voor ongeveer 30.000 arbeidsplaatsen rechtstreeks en nog eens 40.000 onrechtstreeks. 15% van alle jobs in de provincie Oost-Vlaanderen zijn er in of dankzij de Gentse haven. In 2010 was de Gentse haven de enige van de vier Vlaamse havens waar de werkgelegenheid in absolute cijfers is toegenomen. De Gentse haven moet tegen 2020 verder groeien door nieuwe trafieken. Tonnages mogen echter geen doel op zich worden. Het behoud van de huidige werkgelegenheid en het creëren van nieuwe jobs, blijft het belangrijkste aandachtspunt. De haven van Gent moet met de andere Belgische havens (en als het kan ook met andere havens uit de Noordzeeregio) komen tot een goede afstemming van de traffieken. De strategische plannen moeten naast elkaar gelegd worden. Hierbij moet gekeken worden naar werkgelegenheid en efficiëntie. Het afsnoepen van traffieken moet vermeden worden. De Gentse haven moet verder inzetten op de biogebaseerde economie en chemie. Het ACW vindt dat de Gentse haven afgewogen inspanningen moet doen om deze trein niet te missen, maar wil er toch op wijzen dat de productie van grondstoffen voor de bio-industrie de voedselzekerheid in het Zuiden niet in het gedrang mag brengen. Daarnaast worden best niches ontwikkeld die Gent een unieke positie verschaffen in het Europese havenlandschap. Kansrijke sectoren zijn voeding, bouwmaterialen en grootschalige distributie. 2.2.2. Bereikbaarheid Voor de Gentse haven is de verdere afwerking van de R4 langs beide oevers cruciaal. Het scheiden van het doorgaand en het bestemmingsverkeer moet niet alleen zorgen voor een grotere doorstroming, maar ook voor een grotere verkeersveiligheid. Die verkeersveiligheid in de haven verdient immers meer aandacht. Er zijn in de Gentse haven nog teveel zwarte punten. Ook het grootste deel van de arbeidsongevallen met werkverlet heeft verkeersongevallen als oorzaak. Voor het woon-werkverkeer moet echter ook blijvend worden ingezet op alternatieven voor de wagen. De uitbouw van een fietspadennetwerk is daarbij een aandachtspunt. Toch verdient ook de inzet van collectief vervoer, zowel openbaar als privé meer ondersteuning. De stad Gent heeft nog steeds werkloosheidscijfers die hoger liggen dan het Vlaamse gemiddelde. Daarnaast raken honderden jobs in de Gentse haven niet ingevuld. Het collectief vervoer moet ervoor zorgen dat werklozen die niet over een wagen beschikken, toch een aantal jobs in de haven kunnen invullen. Het ACW stelt voor om de behoefte van de werknemers en bedrijven te onderzoeken en met snelbussen en infrastructuurwerken een aangepast antwoord te formuleren. 2.3.Energiebeleid Het havenbedrijf moet in samenspraak met de privé bedrijven acties ondernemen om de gezamenlijke ecologische voetafdruk bij gelijke activiteiten te doen dalen. Het globale energiegebruik in het havengebied doen dalen is daarbij cruciaal. De haven van Gent heeft de afgelopen jaren reeds een aantal stappen gezet om haar bijdrage te leveren in een duurzaam energiebeleid. Op vlak van windenergie werden reeds 16 windmolens gerealiseerd op 1 januari 2012. Het moet de ambitie zijn om er in de Gentse haven tegen 2020 een 50-tal te realiseren. Het plaatsen van deze nieuwe windmolens mag geen slagschaduw noch geluidshinder veroorzaken voor de omwonenden. Uit vergelijkend onderzoek bij de vier Vlaamse havens is o.a. gebleken dat de verwevenheid van de Gentse haven met de omliggende dorpen groter is dan in de andere havens.
-12-
[2. Werk]
Op enkele magazijnen en gebouwen werden ook reeds zonnepanelen-projecten gerealiseerd. Ook hier kunnen nog bijkomende projecten tegen 2020 worden gerealiseerd op gebouwen en gronden die voor andere economische activiteiten onbruikbaar zijn. De Vlaamse doelstellingen voor hernieuwbare energie zullen nooit volledig worden gerealiseerd met windenergie en zonne-energie alleen. Elektriciteitsproductie op basis van biomassa en biogas zal daarom verder moeten worden uitgebouwd. Door de unieke locatie moet de haven van Gent de komende jaren een aantal investeringen in die sector proberen aantrekken. Aandachtspunt daarbij is dat de haven probeert activiteiten te clusteren zodat de biomassa ook kan gevaloriseerd worden voor andere toepassingen alvorens ze wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit. 2.3.2. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Het havengebied in Gent maakt onlosmakelijk deel uit van het maatschappelijk weefsel van de stad en de omliggende gemeenten. De afgelopen jaren werd tussen de economische activiteit en de andere activiteiten een vrij goed evenwicht gevonden. Dit evenwicht moet verder behouden blijven en zo mogelijk verbeterd worden. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat het havengebied de komende decennia binnen de huidige begrenzing blijft. De woonkernen die leefbaar zijn, moeten verder versterkt worden, onder meer door de inrichting van buffers en koppelingsgebieden. De haven verder uitbouwen is een zaak die de hele regio aanbelangt. Alle stakeholders daarbij betrekken is dan ook een blijvend aandachtspunt. De afgelopen jaren heeft het havenbedrijf diverse initiatieven genomen om het draagvlak voor de activiteiten te vergroten en een aantal maatschappelijke initiatieven te ondersteunen. Deze situeren zich vooral in volgende sectoren: cultuur, sport, onderwijs, ontwikkelingssamenwerking. Het moet ook de volgende jaren het doel zijn om de haven, de bevolking en de middenveldorganisaties dichter bij elkaar te brengen.
3. De stad als werkgever • De komende jaren worden de stadsdiensten geconfronteerd met een pensioneringsgolf, er moet een structurele aanpak uitgewerkt worden ter vervanging van het personeel dat op pensioen gaat. De pensioneringsgolf mag niet gebruikt worden om ‘sluimerend’ diensten en dienstverlening af te bouwen. • Het dossier ‘statutariseringen’ moet structureel verankerd in de formaties. De formaties moeten een realistisch en correct beeld weergeven en dienen te worden uitgevoerd. Er moet bij het begin van de nieuwe legislatuur een plan uitgewerkt worden om jaarlijkse diensten/functies te statutariseren. • Wij kiezen uiteraard de kaart van ‘statutariseringen’, maar de tweede pensioenpijler voor de contractuele personeelsleden moet verder worden uitgebouwd. • Het statutariseringstraject gestart 15/11/2011 (70 gesco’s administratief medewerkers) mag geen ‘vestzak-broekzak’ operatie worden, m.a.w. bepaalde diensten/functies worden gestatutariseerd en anderzijds zien we dat de uitvoerende functies worden uitgehold, men moet alsook investeren in uitvoerende diensten in eerste instantie in personeel, maar men moet ook voldoende werkingsmiddelen ter beschikking stellen. • Het ‘Kern- & efficiëntie-‘debat mag niet leiden tot het privatiseren en uithollen van de uitvoerende diensten. We pleiten voor de structurele uitbouw van de eigen stadsdiensten, ook het opsplitsen/afstoten van diensten naar VZW structuren is uit den boze! • Investering in voldoende personeel in de Dienst Kinderopvang, Service en Logistiek, FM, … is de één van de prioriteiten.
-13-
[2. Werk]
• Daarnaast vraagt ACW aandacht voor : a. Het investeren in veilige en gezonde werkomstandigheden voor alle personeelsleden. b. Het verhogen van opleiding/vorming voor alle personeelsleden. c. “Diversiteit is een werkwoord” d. Syndicaal overleg en betrokkenheid van het personeel moet maximaal kunnen benut worden, voor ons is inspraak van het personeel heel belangrijk.
4. Inzetten op sociale economie In de Vlaamse economie is de sociale economie met zijn 25.000 werknemers een opvallende bedrijfstak die de laatste jaren een duidelijke groei vertoonde. Waar de sociale economie zich vroeger beperkte tot de beschutte en sociale werkplaatsen, is zij anno 2012 uitgegroeid tot een sector met een waaier van ondernemingen en initiatieven. Het gaat over initiatieven binnen de lokale diensteneconomie, invoegbedrijven, sociale en beschutte werkplaatsen, sociale coöperaties, arbeidszorginitiatieven, leerwerkbedrijven, ... Een van de belangrijkste aanzetten van deze positieve evolutie is de groeiende aandacht van de overheid, het bedrijfsleven en een aantal sociale actoren voor de duurzame arbeidsmarktdeelname van personen met een arbeidshandicap en van andere doelgroepwerknemers. Ook het management en omkaderingspersoneel uit de talrijke bedrijven binnen de sociale economie zijn echter niet bij de pakken blijven zitten. Innovatie en creativiteit, het zoeken naar niches in de markt en het samenwerken met bedrijven uit de reguliere sectoren hebben een beduidend elan gegeven aan de sociale economie. Het ACW Gent wenst dat het Gentse stadsbestuur deze positieve trend verder ondersteunt en stimuleert tijdens de volgende legislatuur. Daarom doet het volgende voorstellen. Voorstellen 4.1. Stad Gent, een regisseur met visie?! • Alles begint met een uitgewerkte visie over het thema sociale economie. Een afzonderlijk beleidsplan opmaken, is daarvoor niet strikt noodzakelijk. Wel moet de kern van de Gentse visie op sociale economie opgenomen worden in het lokaal sociaal beleidsplan van de stad. • De stad Gent heeft in eerste instantie een rol te spelen als regisseur van de sociale economie in de stad. Dit betekent ruimte creëren opdat bestaande initiatieven kunnen groeien en nieuwe initiatieven zoals coöperatieven in maatschappelijk relevante sectoren kunnen ontstaan en tot bloei komen. Als regisseur dient de stad de nodige voorwaarden en ondersteuning te creëren voor initiatieven gegroeid vanuit het middenveld, eerder dan zelf ondernemer te willen worden. • Voor ACW Gent is het valideren van bestaande vrije initiatieven - gegroeid vanuit het lokale middenveld - en het stimuleren van nieuwe initiatieven die spontaan kunnen ontstaan vanuit de lokale gemeenschap, de prioritaire opdracht van de stad Gent. • De dienst “sociale economie” van de Stad Gent moet bij deze regierol een actieve rol spelen. De meerwaarde van deze dienst is dat ze de problematiek in al zijn aspecten beheerst en blijvend actief opvolgt. Ze detecteert de lokale behoeften en kan bruggen slaan tussen de sociale economie, de reguliere sector en overheidsbedrijven. Ze neemt ook initiatieven om sociale actoren, ambtenaren en politieke verantwoordelijken samen te brengen op overlegplatforms. Of zorgt dat initiatieven kunnen rekenen op financiële, materiële en personele steun. • Het ACW Gent is van mening dat de stad als regisseur een stimulerende rol heeft in het kader van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zij moet in haar eigen bedrijfsvoering dit principe hanteren en via GSIW bedrijven ondersteunen en de weg wijzen naar MVO. 4.2. Lokale diensten en tewerkstelling voor lokale noden • Zeker voor buurtgerichte diensten in het kader van de lokale diensteneconomie is het een grote meerwaarde wanneer de initiatieven in eerste instantie groeien vanuit de lokale bevolking of lokale verenigingen. Tegen 2018 zou elke Gentse wijk z’n eigen buurtontwikkelingsdienst moeten hebben die de lokale noden invult en zo tegelijk zinvolle arbeid op maat verschaft van personen die het moeilijk hebben op de reguliere arbeidsmarkt.
-14-
[2. Werk]
4.3. Werk op maat • De sociale economie moet helpen in de strijd tegen armoede en het stimuleren van maatschappelijke participatie. Mensen in armoede, met een fysieke of mentale handicap of sociaal kwetsbare personen kampen vaak met verminderde kansen op de arbeidsmarkt. Nochtans kan een kwalitatieve en duurzame job een belangrijke hefboom zijn om hun zelfstandigheid te verhogen, hun inkomenspositie te verbeteren en hun sociale participatie te versterken. Op deze manier kunnen zij uit de spiraal van armoede en sociaal isolement ontsnappen. Daarom moet de stad Gent en het OCMW erop toezien dat er een voldoende uitgebreid en gevarieerd aanbod aan sociale-economieprojecten beschikbaar is in de stad. • Een goede bereikbaarheid van de sociale-economie-initiatieven is cruciaal, voor de klant maar zeker voor de werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij zijn op het vlak van mobiliteit extra kwetsbaar. De stad Gent kan hierop inspelen door bij de ontwikkeling van initiatieven sociale economie bereikbare sites ter beschikking te stellen. Voor de bestaande initiatieven moet een mobiliteitsplan op maat van de kwestbare werknemer opgesteld worden. • In afwachting van enige duidelijkheid over wat Vlaanderen met het huidige PWA-stelsel van plan is, willen we dat de stad Gent verder stappen blijft zetten om het PWA niet van binnenuit te laten uitdoven. Daarbij is versterkte aandacht nodig voor de toeleiding naar reguliere tewerkstelling. Want voor een aantal PWA-werknemers moet PWA meer empowerend werken. Verder moet via een schaalvergroting de bestaande PWA-werking, in welke vorm dan ook, haar meerwaarde bewijzen. En ook door nieuwe PWA-activiteiten in te richten die inspelen op lokale noden, kan deze meerwaarde onderlijnd worden. 4.4. Stad en OCMW tonen goede voorbeeld • Het engagement van de stad Gent en het OCMW moet ook in eigen rangen zichtbaar zijn. Ook binnen de eigen stadsdiensten moeten er inspanningen geleverd worden om kwetsbare werknemers en kansengroepen aan te werven. In gepast en duurzaam werk en met een leefbaar inkomen. Daarvoor is een actief anti-discriminatie en diversiteitsbeleid onontbeerlijk. • Bij overheidsopdrachten moet de stad rekening houden met de sociale return en de mogelijkheden die kunnen geboden worden aan de sociale economie om zich verder te ontwikkelen. Daarom moet de stad bij overheidsopdrachten ten volle gebruik maken van de door de wetgeving geboden mogelijkheden voor de inschakeling van de sociale economie. Zo zouden sommige opdrachten uitsluiten aan de sociale economie kunnen worden toegewezen, voor andere moeten dan weer sociale clausules gebruikt worden, voor nog andere kan men samenwerking tussen reguliere en sociale economie bewerkstellingen. Op die manier kan men tot win win situaties komen waarbij mensen uit de kansengroepen kansen krijgen op tewerkstelling en sociale integratie en tegelijk een dienstverlening tegen een faire prijs krijgen. De stad richt hiertoe een stedelijk projectbureau Social Return op. • Het OCMW moet verder blijven inzetten op artikel 60 en 61 zolang dit ook resulteert in duurzame en reguliere tewerkstelling. Dit betekent onder meer dat er de nodige begeleidingsbudgetten worden voorzien voor de begeleiding van deze personen. Verder moet het OCMW ook optimaal gebruik maken van de sociaalprofessionele integratievrijstelling die leefloners toelaat om een deel van hun leefloon te combineren met een arbeidsinkomen.
-15-
[3. Welzijn]
WELZIJN EN ARMOEDEBESTRIJDING Welzijn en armoede vandaag in Gent De armoede in Gent neemt toe, en ze verkleurt ook. Dit gegeven moet de bijzondere aandacht wegdragen bij de organisatie van het welzijnsbeleid. Zowel OCMW als armoedeorganisaties stellen de verkleuring van de armoede vast. Een belangrijke oorzaak ligt bij het falend asielbeleid. De problemen zijn gekend: stopzetting leefloon bij afwijzing asielaanvraag, aanslepende procedures, voedselpakketten, zwartwerk, … Armoedediensten kampen met machteloosheid voor opvang en noodleniging van nieuwkomers. Er zouden zich naar schatting 173 verschillende nationaliteiten in Gent bevinden. De zogenaamde import van de armoede ontslaat echter stad en OCMW niet van hun plicht om de stijgende armoede te bestrijden. Het gevaar dreigt immers dat een aantal acute problematieken in de statistieken ondergesneeuwd geraken. Ook de ouderenzorg vraagt een bijzonder aandacht. Veel ouderen leven geïsoleerd. Dit moet dringend aangepakt worden. De ouderenzorg moet voldoende (financiëel) toegankelijk zijn voor iedereen. Het commercialiseren van de ouderenzorg is een evolutie die de stad moet tegengaan. Ook bij de fysisch gehandicapten stelt zich een scherpe financiële nood: 25% van hen leeft in armoede. Maar Gent beschikt ook over troeven om de kwaliteit en de omvang van de welzijnszorg te verbeteren : in de stad is er een breed middenveld actief op vlak van welzijn, niet alleen professioneel, maar ook van vele vrijwilligers. Waarom zouden we dit niet beter benutten?
Visie Een welzijnsbeleid is pas goed als er een gedragen partnerschap aanwezig is tussen de gemeente, het OCMW en het middenveld. Stad en OCMW moeten hun verantwoordelijkheid opnemen ten aanzien van het lokaal sociaal beleid (LSB). Het OCMW dient immers borg te staan voor het feit dat het beleid “sociaal” blijft. Vrije initiatieven en middenveldorganisaties moeten een gelijkwaardige rol kunnen vervullen. Ze dienen hiertoe ondersteund en gestimuleerd te worden. Het LSB vertrekt voor ons van maximale dwarsverbanden. Systematisch overleg met alle betrokken partners, welzijnsorganisaties, het verenigingsleven en de doelgroepen zelf, is nodig. De Stad dient als regisseur projecten rond welzijn en armoede in eerste instantie toe te wijzen aan reeds bestaande partners en actoren. Het lokaal sociaal beleid is een goede vertrekbasis om de integrale zorg gestalte te geven en om bijzondere aandacht te geven aan armoedebestrijding. Voor ons moet het een inclusief plan zijn, waarin naast welzijn verschillende beleidsdomeinen aan bod komen (zoals wonen, werk, energie, onderwijs, jeugd, sport, cultuur, …) en dat vertrekt van het vraaggericht werken en van empowerment. Bij de uitvoering van het lokaal sociaal beleid moeten volgende principes gehanteerd worden: • Oog hebben voor de grondrechten • Voorzien van voldoende en duidelijke budgetten voor de verschillende acties • Het beleid organiseert meer participatie om de kloof tussen de intenties en de daad te verkleinen • Gedragen zijn door de bevolking en het middenveld • De stad regisseert en faciliteert om tot meer samenwerking in het zorgbeleid te komen. Vandaag werken de verschillende diensten en organisaties teveel binnen hun eigen werkveld terwijl dit door
-17-
[3. Welzijn]
een meer structurele samenwerking betere resultaten kan opleveren. • Stad en OCMW moeten niet in de plaats treden van welzijnsorganisaties. De taak van de overheid bestaat er in om de bestaande middenveldsinitiatieven te regisseren en te faciliteren. De over heid treedt pas op als initiatiefnemer wanneer het middenveld er niet in slaagt een afdoend antwoord te formuleren. • Het Sociaal huis moet laagdrempelig zijn en toegankelijk voor iedereen • Zoveel mogelijk diensten en/of financiële tegemoetkomingen voortvloeiend uit de fundamentele rechten worden proactief toegekend • De stad maakt werk van een vermaatschappelijking van de zorg. Professionele zorg is duur en ook niet steeds nodig. Het beroep doen op en het samenwerken met vrijwilligersnetwerken biedt kansen om zorg dicht bij de mensen te organiseren.
Voorstellen 1. Sociale dienstverlening verbeteren door een dubbel proces van geografische spreiding en integratie op wijkniveau Ondanks het ruime aanbod van diensten in de stad is het voor heel wat mensen niet van zelfsprekend om hun weg naar de juiste oplossing voor hun vraag te vinden. Dit heeft zowel te maken met de complexheid van de materie als met de versnippering van het aanbod. Dit leidt nog te vaak tot onderbescherming of leven onder de minimumbarema’s (bv. het niet aanvragen van een overbrugging bij een aanvraag vervangingsinkomen of opleg bij deeltijds werk) en onderbenutting van rechten (cfr. omniostatuut, stookoliefonds,…). De kwaliteit van het dienstverleningsaanbod kan getoetst worden aan de hand van de 5-B’s: bereikbaarheid, beschikbaarheid, bruikbaarheid, betaalbaarheid en begrijpbaarheid. Het aanbod van diensten in het sociaal huis dient de komende jaren dichter bij de bevolking te komen, zodat vragen of probleemsituaties meer integraal kunnen aangepakt worden in de nabijheid van de cliënt. Vandaag zijn niet alle producten (informatie, diensten, …) in de verschillende welzijnsbureau’s, hun antennes en de lokale dienstencentra beschikbaar. Er dient verder onderzocht te worden hoe - aan de hand van een doorgevoerd netwerk - een verdere integratie van de dienstverlening een completer antwoord op de sociale vragen kan geven. Per wijk dient minstens een antenne van het sociaal huis aanwezig te zijn en dient onderzocht te worden of de bestaande voorzieningen voldoen en welke soort of welk aspect van de dienstverlening het meest gevraagd of noodzakelijk is. De uitvoering van dit proces gebaseerd op een “goed zichtbare uitbouw” van integratie en spreiding zal een vergaande samenwerking op niveau van wijken en deelgemeenten van stedelijke en OCWMdiensten vergen en de betrokkenheid van een aantal private hulpverleners (o.a. CAW’s, ziekenfondsen, thuiszorgdiensten, …). 2. Netwerk en de samenwerking van de sociale diensten wordt verder uitgewerkt Sociale organisaties en -diensten werken optimaal samen om de dienstverlening te verbeteren. Ze functioneren op wijkniveau als een netwerk. Het OCMW verwijst hierbij ook hulpvragen door naar vrijwilligersorganisaties voor zaken als isolement en psychisch welbevinden. Het wijkwelzijnsoverleg wordt uitgebreid naar wijken waar dit vandaag niet bestaat. Het Sociaal Huis ontwikkelt op wijkniveau een buurtgebonden vrijwilligersnetwerk dat mensen thuis in contact kan brengen met hulp- en dienstverleningsorganisaties. Vrijwilligersorganisaties die plaatselijk ingebed zijn, kunnen hierin een rol opnemen. Bij de installatie van netwerken en samenwerkingsverbanden wordt rekening gehouden met wat de sector aan overleg kan dragen (hygiëne van het overleg) en met de samenwerking van overheid en private diensten als gelijkwaardige partners. Het OCMW neemt hier de regierol op.
-18-
[3. Welzijn]
3. Werking van de cel armoedebestrijding De cel armoedebestrijding moet meer zelfstandig kunnen opereren als coördinator van het armoedebeleid. Ze dient niet louter operationeel te worden opgezet voor de uitvoering van het beleid, maar moet ook een input in het beleid kunnen doen. De cel moet ook communicatiever werken. Voor organisaties en burgers is de evolutie moeilijk te volgen. De doorstroming van informatie vanuit de overlegfora is selectief. Nieuwe initiatieven, plannen of evaluaties moeten breder gecommuniceerd worden. De sociale trefdag moet meer de vooruitgang (of stilstand) terugkoppelen. 4. Een actieplan tegen schulden Het aantal mensen met schuldproblemen blijft stijgen. De ‘Centrale voor krediet aan particulieren’meldt dat het aantal kredietnemers met een betalingsachterstand van 2009 tot 2010 steeg met 2,5 %. Het aantal collectieve schuldenregelingen nam toe met 11,5 %. Deze stijgende tendens zien we ook in Gent. Het aantal dossiers schuldhulpverlening bij de Gentse CAW’s steeg van 3015 in 2008 naar 3859 in 20102 . Ook binnen het OCMW zien we deze tendens. Een antwoord op deze problematiek is niet eenvoudig te formuleren vermits de schuldenproblematiek complex is, en de oorzaken divers zijn. De problematiek is echter hoogdringend. Belangrijk is de vaststelling van diverse armenorganisaties dat veel mensen het niet meer halen met hun beschikbaar (vervangings-)inkomen en in de problemen komen door ‘eenvoudige’ tegenslagen als ziekte, ongeval of een hoge energiefactuur. Ingrijpen in de schuldenproblematiek veronderstelt dan ook een debat over wat nodig is om van te leven enerzijds en de hoogte van de uitkeringen en minimumlonen anderzijds. De insteek van de budgetstandaard kan hier als leidraad dienen. Het ACW vraagt om een actieplan ter bestrijding van schulden. Dit plan heeft als doel de schuldenproblematiek terug te dringen en dient verschillende luiken te bevatten: ten eerste een campagne ter preventie, verhoging van de toegankelijkheid van de schuldhulpverlening en verbetering van de nazorg. Ook moeten laakbare praktijken, zoals de ‘lokcontracten’ in de telecommunicatie en de onduidelijke dure opzegmodaliteiten, systematisch gesignaleerd en aan de kaak worden gesteld. 5. Dak- en thuisloosheid: een aanpak op maat Het kunnen aanbieden van een gepaste woning voor een dak- of thuisloze is één zaak. De cliënt er ook laten “wortel schieten” is een andere zaak. De aanpak van thuis- en dakloosheid is zowel het voorwerp van de welzijns- als de huisvestingssector. De achtergrond van deze doelgroep is divers. Onder de dak- en thuislozen vindt men mensen zonder wettig verblijf, verslaafden, mensen met psychische problemen, mensen die gedwongen worden hun huis te verlaten door echtscheiding of inkomensverlies, mensen op de vlucht voor huiselijk geweld… Een aanpak van de problematiek moet rekening houden met deze verschillende achtergronden en een traject op maat uitstippelen. De aanpak kan het best geleid worden door de CAW’s, mmv van OCMW en private partners. Het uiteindelijke doel moet zijn om de individuele aanpak te overstijgen en toe te werken naar structurele oplossingen. Tot de structurele oplossingen behoren het monitoren van de kenmerken van de doelgroep, het voorzien van voldoende vormen van (begeleid) wonen, voldoende noodopvang, faciliteiten voor hygiënische voorzieningen en in een systeem voor het melden (meldpunt) en verwijzen van nieuwe cliënten. 6. Toekennen van aanvullende steun veralgemenen Het OCMW zorgt ervoor dat alle inwoners/gezinnen met een laag inkomen (leefloon of andere vervangingsinkomens) éénzelfde recht openen op aanvullende steun om het armoede-risico weg te nemen. Vandaag keert het OCMW een ruim pakket van aanvullende steunmaatregelen uit: energietoelage, huishuurtussenkomst, tussenkomst voor medisch-farmaceutische kosten, … 2
Programma LSB 2011-2013
-19-
[3. Welzijn]
Deze aanvullende steun dient ervoor te zorgen dat men een menswaardig bestaan boven de armoedegrens kan leiden, rekening houdend met het spanningsveld tussen het leefloon en de andere vervangingsinkomens. Het ACW vraagt om in deze materie de budgetstandaard als norm te hanteren. Stad en OCMW werken een financieel groeipad uit om deze doelstelling te realiseren. De aanvullende steun moet proactief toegekend worden zodat elke inwoner die rechten opent, ook ontvangt waar hij recht op heeft. De aanvullende steun dient uitgebreid te worden met een tussenkomst voor naschoolse huistaakbegeleiding voor OCMW-cliënten3 , zodat eveneens op basis van een maandelijkse bijdrage - afhankelijk van de noodzakelijke extra begeleiding - een financiële prikkel gegeven wordt aan die gezinnen die hun kinderen extra dienen te laten begeleiden op vlak van schooltaken. Zo kan de opgelopen achterstand zo snel mogelijk ingelopen worden en kan men vroegtijdig afhaken vermijden zodat de gelijke kansen op de arbeidsmarkt behouden blijven. 7. Officieel samenhuizen/samenhurenals solidaire woonvorm erkennen Officieel samenhuizen/samenhuren wordt als solidaire woonvorm geaccepteerd (met uitsluitsel van de woonzorgcentra). Samenwonen vermindert de kans op armoede omdat belangrijke kosten gedeeld worden. Deze woonvorm moet, los van sociale fraude, erkend worden zonder dat dit nadelen oplevert bij de toekenning van het vervangingsinkomen (leefloon (LL), werkloosheidsvergoeding, ziektevergoeding). De stad dringt er bij de hogere overheden op aan deze woonvorm mogelijk te maken zonder dat er inkomstenverlies geleden wordt bij de toekenning van een vervangingsinkomen. In afwachting kan er reeds geëxperimenteerd worden door te starten met de leefloon- of levensminimumgerechtigden, gezien dit kan op basis van eigen vastgelegde regels. (zie ook hoofdstuk Wonen: nieuwe woonvormen stimuleren) 8. Proactieve dienstverlening uitbreiden Bepaalde statuten binnen de sociale zekerheid (leefloon, persoon met een handicap, integratietegemoetkoming ouderen, WIGW,…) geven soms recht op een aanvullend voordeel buiten de sociale zekerheid (sociaal tarief, belastingvrijstelling,…). Veel kansarmen zijn dikwijls niet op de hoogte van hun rechten of vinden de weg niet in het web van diensten, procedures en attesten. Via een proactieve dienstverlening is het mogelijk om het recht op automatische wijze te controleren en papieren attesten te verminderen of zelfs af te schaffen. In een proactief georganiseerde dienstverlening wordt de rechthebbende automatisch op de hoogte gesteld van regelingen waarop zij aanspraak kunnen maken en uitgenodigd op de dienst om de procedure in orde te brengen. Belangrijk bij het organiseren van een proactieve dienstverlening is het wegwerken van een aantal hinderpalen op hogere beleidsniveau’s zoals de uitwisseling van fiscale gegevens en de onderbenutting van het OMNIO-statuut4 . De stad moet zich mee inspannen om deze hinderpalen weg te werken. Enkele voorbeelden van domeinen waar de dienstverlening van stad en/of OCMW proactief kan georganiseerd worden: • bejaarden hebben recht op een extra korting bij hun water- of elektriciteitsleverancier • personen met een handicap krijgen speciale kortingen bij De Lijn • energiepremies (stookolie, gas, elektriciteit) • isolatie- en renovatiepremies • kortingen bij De Lijn 9. Activeren is motiveren Activering moet meer zijn dan enkel economische activering. We kunnen ook spreken van sociale activering m.n. het uitvoeren van gemeenschapsdienende taken die bijdragen tot een warmere en leefbare omgeving. Activering kan, indien juist aangepakt ook een versterking betekenen van het vrijwilligerswerk. Belangrijk is de bestaande vrijwilligersorganisaties in hun eigenheid te erkennen en vrijwilligerswerk als
-20-
Voor OCMW-cliënten kan dit door het OCMW zelf, en dus snel, ingevoerd worden. Een uitbreiding naar andere doelgroepen is wenselijk, maar hier zijn ook akkoorden met hogere overheden nodig. 4 Slechts ongeveer 250.000 mensen van de naar schatting 800.000 rechthebbenden nemen vandaag het OMNIO-statuut op. 3
[3. Welzijn]
dusdanig te behouden. ‘Verplicht vrijwilligerswerk’ is een contradictio-in-terminis en werkt contraproductief. In deze optiek dient de begeleiding en coaching van mensen die men vanuit het OCMW wenst te activeren gedragen te worden door de verwijzende instanties.Socio-culturele participatie van allen is noodzakelijk om de gemeenschap sterker te maken. Het aanbieden van aangepast werk moet ook mensen met minder mogelijkheden en allerhande problemen (verslaving, budget, ziekte …) de kans bieden om zich in de huidige harde maatschappij nuttig te voelen. Deze tewerkstelling is niet gebonden aan het louter presteren op zich maar houdt rekening met de mogelijke beperkingen van de cliënt. 10. De participatie bij de opmaak en uitvoering van het LSB-plan verhogen Het lokaal sociaal beleidsplan wordt opgemaakt en uitgevoerd in maximale samenwerking met het middenveld, sociale partners en de welzijnsorganisaties. Welzijn (ook ‘gekleurd welzijn’) moet meer in de buurt ter sprake worden gebracht. Buurtdebatten moeten meer inspraak van de burgers garanderen bij de opmaak en uitvoering van het LSB-plan. De jaarlijkse sociale trefdag moet niet alleen informeren en oriënteren over uitdagingen, maar ook meer dan vandaag het geval is, rapporteren over de voortgang of hinderpalen bij de uitvoering van het LSB-plan. Op het vlak van armoedebestrijding wil het ACW dat de stad de permanente dialoog met verenigingen waar armen het woord nemen en de Kraskoepel verdiept. Deze dialoog moet leiden tot een optimale dienstverlening op maat van elke kansarme. Vergaande maatregelen als het activeringsbeleid dienen verder met deze groepen getoetst te worden. De stad gaat dan ook door met het financieel ondersteunen van deze verenigingen om de dialoog mogelijk te maken. 11. Meetbare doelstellingen en armoedetoets Om de armoede in de stad structureel te bestrijden dient het Vlaams Actieplan voor Armoedebestrijding in meetbare doelstellingen voor de stad te worden vertaald. Hiervoor zullen meetinstrumenten moeten worden ontwikkeld. Nieuw ingevoerde maatregelen worden aan een armoedetoets onderworpen om hun mogelijke negatieve (neven-)effecten voor de zwakste groepen in onze samenleving in kaart te brengen en te remediëren. Op deze manier kunnen Mattheüs-effecten vermeden worden. 12. Dienstverlening aan senioren wordt verder versterkt De dienstverlening aan senioren wordt verder versterkt door participatie en deelname aan activiteiten toegankelijker te maken voor minder mobiele personen en door te investeren in een ouderenplatform/de seniorenraad waar organisaties, gemeente en OCMW het zorgbeleid voor ouderen samen uittekenen. 13. Stad en OCMW stimuleren levenslang wonen De stad buigt zich over de problematiek van toegankelijke woningen voor mensen met een chronische ziekte en fysieke beperkingen. Dit kan door tussenkomsten voor aanpassingswerken te financieren zoals stoelliften in woningen en dergelijke. (Zie hoofdstuk Wonen: Woonzorg) 14. Stad en OCMW ondersteunen thuiszorgdiensten en mantelzorgers Vrijwilligers in de zorg worden via hun organisaties gewaardeerd en gestimuleerd door het aanbieden van rekrutering, vorming en ondersteuning. De stad erkent de bestaande diensten en organisaties in hun autonomie op vlak van samenwerking. De beroepskrachten van OCMW participeren mee in het multi-disciplinair overleg rond thuiszorg. De stad en OCMW kunnen de thuiszorgdiensten ondersteunen door het ter beschikking stellen van ervaringsdeskundigen in de armoede. De stad ondersteunt de organisaties die mantelzorg organiseren en betrekt ze in overleg. Daarnaast
-21-
[3. Welzijn]
biedt een mantelzorgpremie een stimulans om de ouderen langer in hun vertrouwde omgeving te laten blijven. De mantelzorgpremie moet passen in het totale plaatje van de thuiszorg, naast zaken als thuisbezorging van warme maaltijden, een vervoerdienst, dagoppas, ed. 15. Stad en OCMW werken met het middenveld en de welzijnsorganisaties preventief en sensibiliserend rond (geestelijke) gezondheid Er dient meer aandacht aan de geestelijke gezondheid geschonken te worden. Het zich psychisch niet welbevinden lijdt tot jobverlies, armoede en vereenzaming. Het probleem is ook sterk aanwezig bij migranten. Initiatieven die psychische weerbaarheid van de mensen verhogen dienen voldoende aandacht te krijgen (vb. Fit in je hoofd van CM). De stap naar CAW of diensten voor geestelijke gezondheidszorg is dikwijls nog vrij hoog. Wijkgebonden laagdrempelige aanspreekpunten moeten uitgebouwd worden. Niet alleen moet het aantal voorzieningen voldoende bereikbaar zijn, ook dient de bevolking meer met psychisch zieken leren omgaan. Dit kan door sensibilisering en door het promoten van de bestaande voorzieningen. Er dient gekeken naar de oprichting van nieuwe opvangmogelijkheden voor jongeren die kampen met ernstige noden en die zweven tussen psychiatrie en gevangenis. Bijzondere aandacht ook voor de begeleiding van jonge kinderen ter voorkoming van problemen op latere leeftijd en dit a.d.h.v. een integrale gezinsbegeleiding. Zelfmoordpreventie krijgt voldoende aandacht. 16. De stad en het OCMW stimuleren organisaties tot het ontwikkelen van zorgvoor-zieningen/ woonzorgzones waar ouderen ambulant, semi-residentieel of residentieel beroep kunnen op doen. (zie ook hoofdstuk Wonen: Woonzorg) Stad en OCMW stimuleren en steunen nieuwe wooninitiatieven die zorg en wonen combineren en het mogelijk maken ouderen langer zelfstandig te laten wonen5 . (zie ook hoofdstuk Wonen: Woonzorg) Inspirerend is het model van het “Thuishuis” in Borgerhout. Dit is een huis waar maximaal een zevental ouderen zelfstandig kunnen samenleven in een huiselijke omgeving en waar er ook zorgverlening wordt aangeboden. Met het Thuishuis mikt het platform Ouderenzorg Antwerpen in de eerste plaats op alleenstaande ouderen met weinig financiële draagkracht, ouderen met een beperkt sociaal netwerk en ouderen met een beginnende zorgbehoefte. Ze komen bij voorkeur uit de onmiddellijke buurt van het Thuishuis. Het Thuishuis is een ruim gedragen project van Ouderenzorg Antwerpen. Hierin participeren met ACW, woon- en zorgcentra van Zorgnet Vlaanderen, OKRA, CM, Familiehulp, Thuiszorgcentrum Antwerpen, Landelijke Thuiszorg, Thuiszorg Vleminckveld, Gezinszorg Villers en het Wit-Gele Kruis in samenwerking met sociale huisvestingsmaatschappij de Ideale Woning. 17. Bevolking beter leren omgaan met diversiteit in het algemeen (zie hoofdstuk participatie) 18. Energiearmoede bestrijden De dienstverlening en sociale bescherming dient te worden verbeterd met het oog op de bescherming van kwetsbare energieafnemers. Vooral de administratieve processen, de bereikbaarheid en dienstverlening van de klantendienst (welke een belangrijke kerntaak is van de leveranciers) laat soms nog te wensen over. Zeker omdat mensen in armoede hierdoor nog harder worden geraakt en nog sneller in het vakje van de wanbetalers worden geduwd. Een slechte dienstverlening en facturatie leiden immers tot hoge achterstallige facturen en tot extra kosten. Afbetalingsplannen bij de energieleveranciers moeten tevens veel realistischer worden, gezien zowel de afnemer als de leverancier hier alle baat bij hebben.
-22-
5
Bij uitbreiding gaat het hier ook om wooninitiatieven voor personen met een handicap of met verminderd zelfzorgvermogen.
[3. Welzijn]
Budgetmeters worden daar waar nodig geplaatst en het aantal oplaadmogelijkheden wordt aanzienlijk vergroot. Hierbij dient men rekening te houden met volgende aandachtspunten: • Laat-avondopening van de oplaadpunten • Mogelijke ‘anonieme’ oplaadpunten • Minstens 1 oplaadpunt per gemeente of deelgemeente Het verbod op afsluiting van energie (gas & elektriciteit) wordt verder uitgewerkt zodat dit niet enkel mogelijk is in de periode december tot februari doch ook over een langere periode en dit afhankelijk van de weersomstandigheden, gezinssituatie, gezondheidstoestand, … Op deze manier krijgen bepaalde categorieën extra bescherming. 19. Sociaal tolken als beleidsinstrument Vandaag stellen we vast dat er een onvoldoende aanbod aan sociale tolken bestaat voor zaken zoals het zoeken van huisvesting, in orde brengen van ziekteverzekering, zoeken van werk, intake bij gezondheidsdiensten e.d. Een goede tolkservice is echter uitermate belangrijk voor de inburgering en integratie van nieuwkomers. Daarom vraagt het ACW meer inspanningen om tot een voldoende aanbod - op basis van een uitgebouwd netwerk van sociale tolken - te komen die in verschillende organisaties kunnen ingezet worden 20. Trajectbegeleiding in het jeugdwelzijnswerk Het spijbelgedrag bij de jeugd aanpakken in samenwerking met de verschillende onderwijsnetten door de achterliggende redenen te achterhalen. Het lage onderwijsniveau van probleemkinderen opkrikken door proefprojecten op te zetten zodat ze ervaring opdoen binnen de werksfeer. Bijzondere kwetsbaarheid van personen met een handicap tegengaan zodat zij kunnen rondkomen met een inkomen boven de armoedegrens. … 21. Aandacht voor toegankelijkheid De inclusie van personen met een handicap in de samenleving is mede sterk afhankelijk van de toegankelijkheid van diensten, openbare gebouwen en publieke ruimten. Het toegankelijker maken daarvan komt trouwens niet alleen personen met een handicap ten goede, maar ook andere bevolkingsgroepen die minder mobiel zijn (b.v. ouderen, mensen met kinderwagens). De stad streeft naar een optimale toegankelijkheid van de volledige omgeving, van vervoer, informatie en communicatie en voorzie¬ningen. Diensten die worden aangeboden aan het publiek zijn een recht voor alle personen met een handicap, welke dan ook. Toegankelijkheid houdt veel meer in dan de fysieke toegankelijkheid van de openbare ruimte en publieke gebouwen, winkels, bioscopen, medische praktijken enzovoort. Onder een integraal toegankelijk publiek domein verstaan we een publiek domein dat iedereen moet kunnen bereiken, betreden, gebruiken en begrijpen op een gelijkwaardige en zelfstandige manier. Belangrijk is een systematische betrokkenheid van de doelgroep bij het beleid via haar middenveldorganisaties. De stedelijke adviesraad voor personen met een handicap speelt hierbij een cruciale rol. Concreet vraagt ACW dat de stad aandacht heeft voor: • Het bouwen van bijkomende toegankelijke openbare toiletten en/of bestaande toiletten die toegankelijk zijn open stellen voor het publiek. • Werk maken van toegankelijke culturele uitvoeringen, diensten en activiteiten. • Het zorgen dat toegankelijkheid een essentieel deel uitmaakt van het ontwerp en de aanbesteding van projecten inzake sociale woningbouw. • Werk maken van toegankelijke scholen, muziekscholen, kinderdagverblijven, speeltuinen, jeugdlokalen, enz. • Een aangepaste inrichting van straat, stoepen en oversteekplaatsen in heel de stad. Handhaving van de goede doorgang op stoepen en bij oversteekplaatsen, ook tijdens aanpassingen en wegenwerken.
-23-
[3. Welzijn]
• Voldoende en goed onderhouden voorbehouden parkeerplaatsen voorzien, die minstens aan de normen voldoen. Handhaving van de regelgeving inzake parkeerkaarten en correct gebruik van voor behouden parkeerplaatsen. • Meer haltes toegankelijk te maken. Ook bij heraanleg van straten en pleinen moet eraan gedacht worden om de aanpalende haltes toegankelijk te maken. • Een voldoende aanbod van aangepast vervoer voor de inwoners die het openbaar vervoer niet kunnen gebruiken. • Het voor iedereen toegankelijk maken van informatie. In het bijzonder dient gelet op begrijpbaar taalgebruik. Zorg dat informatie aangeboden wordt in verschillende formaten zodat ze gemakkelijk kan vergroot worden of uitgelezen door een computer. Ook voldoende informatie over toegankelijkheid van gebouwen en diensten is essentieel. • Een goed onthaal, ook voor personen met een handicap, en voor een duidelijke bewegwijzering. De stad voorziet in vorming van het onthaalpersoneel hierover. • Werk maken van een goed diversiteitsplan waar kandidaten met een handicap een eerlijke kans krijgen om hun talent in dienst te stellen van de gemeente. Zorg voor een werkbare procedure om een arbeidspost aan te passen aan de noden van een persoon met een handicap. • Oplossingen voor de meerkost die bepaalde personen met een handicap hebben doordat ze steeds een begeleider nodig hebben. • De stad bewaakt het gegeven dat personen met een handicap zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven. Ze stimuleert diensten op vlak van warme maaltijden aan huis, poetshulp, gezinshulp, vrijetijdsbesteding, ontmoetingsruimte, vervoerdienst, boodschappendienst, een bemande alarmcentrale, nachtpermanentie, … Net deze dienstverlening maakt het mogelijk dat mensen in hun woning kunnen blijven wonen wanneer zij zorg en ondersteuning nodig hebben. Dit geldt voor bejaarden, fysisch gehandicapten en (jonge) gezinnen met een kind met een handicap. 22. Roma: een aanpak voorbij de ‘wij-zij-tegenstelling’ De positie van de Roma wekt tegengestelde reacties op. Deze groep wordt in de publieke opinie negatief gepercipieerd en wordt voortdurend in verband gebracht met slechte huisvesting, bedelarij en criminaliteit. Anderzijds is er onmiskenbaar een probleem van persistente armoede en discriminatie. Dit is een probleem dat in zijn wortels de stedelijke context overstijgt, maar waarbij de stad toch een belangrijke oplosser kan zijn. In Gent verblijven vandaag tussen de 4300 en 5000 Roma, m.a.w. een kleine 2 procent van de bevolking. De Europese unie focust in haar aanpak op nationale acties om de achterstelling op vier domeinen terug te dringen: onderwijs, werk, gezondheid en huisvesting. De Vlaamse regering ziet voor zichzelf een taak weggelegd in het bewaken van het Europese kader en het coördineren en ondersteunen van de lokale overheden, die in deze materie een grote beleidsverantwoordelijkheid toegewezen krijgen. De stad Gent voert een beleid dat rust op twee sporen: repressieve ordehandhaving enerzijds en integratie en inburgering anderzijds. De stad stelt vier beleidsmaatregelen voorop. 1. Afstemming van het beleid van de overheidsdiensten OCMW, politie, integratiedienst e.a. via een Permanent Overleg Comité. 2. Het begeleiden van precaire woonsituaties. 3. Nadruk op verblijf, opleiding en werk via een centraal informatiepunt voor intermediairen en hulpverleners. Daarnaast ondersteunt men en breidt men het aantal brugfiguren en mediatoren verder uit en wil men irreguliere arbeidscircuits strikt aanpakken. 4. Acties die zich richten naar hogere beleidsniveau’s: het signaleren van hiaten in de wetgeving, het sensibiliseren omtrent vrijwillige terugkeer, druk op Europees beleid en informatiecampagnes in herkomststreken en – steden. In een bijdrage in het jaarboek Armoede en sociale uitsluiting 2011 worden vragen gesteld bij het verengen van het onderwerp tot een problematiek van ordehandhaving, verschil in cultuur of louter armoede. Hoewel deze dimensies onmiskenbaar in de problematiek aanwezig zijn, zal een eenzijdige beklemtoning ervan niet tot een oplossing leiden. In deze bijdrage wordt de vraag gesteld bij een problematiserende doelgroepgerichte aanpak. Een doelmatige aanpak moet voorbij het stigmatiseren van de doelgroep, voorbij het ‘wij-zij-denken’. Daartegenover stelt het ACW een benadering voor
-24-
[3. Welzijn]
die vertrekt van het concept “anders-zijn” en een erkenning van het complexe interactieproces dat integratie is. Beleidsmatig wil dit zeggen dat een sterke nadruk moet gelegd worden op de integratieprocessen en communicatiekanalen die vandaag reeds aan de basis gegroeid zijn en die in hun wezen het homogeniserend denken in tegenstellingen voorbij gaan. Stad en OCMW kunnen een rol spelen in het ondersteunen en honoreren van deze initiatieven die vandaag reeds een expertise hebben ontwikkeld in het informeren, begeleiden en betrekken van de doelgroep. We denken aan interculturele bemiddelaars, straathoekwerkers, brugfiguren, trajectbegeleiders, daklozenvoorzieningen, voedselhulp en maatschappelijk werkers die in contact staan met de doelgroep. Hun aanpak en ervaring dient richtinggevend te zijn voor de aanpak in de klassieke hulpverlening van OCMW, politie, sociale huisvesting, gezondheidszorg en beroepsopleidingen. Belangrijk is dat migranten in het algemeen, en de Europese migranten in het bijzonder, goed geïnformeerd worden over vergunningen voor verblijf en voor tewerkstelling. Zowel de loketdiensten van de stad als de stedelijke integratiedienst hebben hier een taak. 23. Isolement bestrijden Vereenzaming is een belangrijk probleem in onze stad. Het treft in belangrijke mate de oudere bevolking en chronisch zieken, doch niet alleen hen. Beleidsmatig moet voornamelijk aan deze groepen aandacht geschonken worden. Vereenzaming heeft te maken met gezinsverdunning, een toegenomen mobiliteit en arbeidsmigratie, en ook met een zekere vorm van individualisering. De stad kan tegen deze tendens ingaan door op de eerste plaats te investeren in de sociale cohesie in de buurt. Belangrijk hierin is het bevorderen en in stand houden van de sociale netwerken die gevormd worden door verenigingen. Daarnaast kunnen de stad en het OCMW nieuwe initiatieven stimuleren, en dit het best i.s.m. verenigingen die hier werk van maken en die ingebed zijn in de buurt. Ouderen (dikwijls armen of allochtonen), zorgbehoevende en chronisch zieke mensen die geïsoleerd leven dient men zoveel mogelijk te betrekken in de buurtwerking door huisbezoek en lokale activiteiten (met oog voor organisaties die dit reeds opnemen). Er dient uitvoering gegeven te worden aan de mogelijkheden die het decreet eerstelijnsgezondheidszorg biedt voor het oprichten van samenwerkingsinitiatieven Eerste Lijn (SEL). Op wijkniveau richt het OCMW een overleg op met als doel de welzijnsbehoefte van ouderen te detecteren en in te vullen. Hierin participeren o.a. huisartsen, thuisverplegers, diensten voor gezinszorg, ziekenfondsen, mantelzorgers en vrijwilligers van representatieve diensten.
-25-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
ENERGIE, MILIEU EN NATUUR 1. Gent als duurzame stad 1.1. Nominatie van Gent voor een duurzaamheidsprijs De LivCom award is een prijs die de Verenigde Naties jaarlijks toekennen aan de meest duurzame steden. Het ACW Gent vraagt dat de Stad Gent er naar zou streven om tegen het einde van de legislatuur een nominatie voor deze LivComAward te behalen, zodat de Stad haar engagementen als duurzame stad in de kijker kan zetten. Zo zou de Stad ook buiten Gent duidelijk kunnen maken welke initiatieven deze stad neemt. Via citymarketing-projecten zet de stad ook haar duurzaamheidsbeleid in de kijker. 1.2. Betrokkenheid van iedereen brengt meer vaart Wil men daadwerkelijk van Gent een duurzame stad maken, dan is het nodig om betrokkenheid te creëren. Het ACW Gent gaat er van uit dat heel wat mensen ertoe bereid zijn om mee te denken aan de duurzame ontwikkeling van hun wijk – voor meer energiezuinigheid, voor meer stedelijk groen, voor verbeterde mobiliteit. Via stadscontracten en gebiedsgericht wijkoverleg kan de Stad deze actieve burgers betrekken bij het beheer van hun onmiddellijke omgeving. 1.3. Verbeterde inspraak Volgens het ACW Gent kan de Stad Gent ook zelf een betere rol spelen in de communicatie, de sensibilisatie en de inspraak van zijn burgers rond groenbeleid, duurzaam wonen en ecologisch leven. Wat de inspraak betreft, moet de website van de Stad Gent beter worden uitgewerkt om alle burgers inzage te geven in de geplande openbare onderzoeken, zowel voor RUPs als voor milieu- en bouwvergunningen. De stad moet de functie van openbare onderzoeken en de rol van de GECORO ernstig nemen en opbouwend samenwerken met deze inspraakvormen. Het ACW Gent wil dat er bij nieuwe grootschalige (bouw)projecten open kaart wordt gespeeld, en dat er verduidelijkt wordt wie er achter het project staat en waar de financiële input vandaan komt. Ook de rol van het middenveld in het natuur- en groenbeleid is de voorbije legislatuur sterk opgewaardeerd maar kan de komende legislatuur nog versterkt worden. Het ACW Gent pleit hier voor meer steun aan initiatieven en verenigingen die een verbeterd energiegedrag, het creëren en onderhouden van groen of natuur of het meer ecologisch leven ter harte nemen.
2. Energiebeleid voor Gent Trends en uitdagingen De energieprijzen zijn de voorbije jaren, na een lichte daling in de eerste helft van 2009, opnieuw gestegen. Het laat zich aanzien dat deze stijging in de toekomst zal doorzetten. Komt daar nog bij dat het gemiddelde energiegebruik in onze woningen een stuk boven het Europees gemiddelde ligt. In Vlaanderen heeft bijna een derde van de woningen geen dakisolatie; een derde beschikt nog niet over dubbele beglazing en 71% wordt nog verwarmd met verouderde verwarmingsinstallaties. In Gent is het probleem ongetwijfeld nog een pak erger. Hoge energieprijzen, gecombineerd met een hoog energiegebruik, zorgen ervoor dat een steeds grotere groep mensen problemen heeft om zijn energiefactuur te betalen. Anderzijds worden nu de eerste tekenen van het broeikaseffect voor iedereen zichtbaar. Tijdens het laatste decennium is de gemiddelde temperatuur in België toegenomen met 2,3°C. Deze temperatuurstijging kan in het bijzonder gevolgen hebben voor het stadsklimaat.
-27-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
Visie Het ACW Gent staat achter het voornemen om van Gent tegen 2050 een klimaatneutrale stad te maken en de pioniersrol die Gent in dat verband probeert te vervullen. Toch is er nog een lange weg te gaan. Het ACW wil dan ook het Gents energie- en klimaatbeleid in de komende bestuursperiode (2013-2018) fors zien uitgroeien, waarbij de lange termijn doelstelling – absolute klimaatneutraliteit – vertaald wordt in doelen en maatregelen.
Voorstellen 2.1. Integratie Als het op energie aankomt, moeten de verschillende beleidsdomeinen elkaar versterken. Het ACW Gent stelt daarom dat het streven naar volledige klimaatneutraliteit een drijvende kracht moet zijn in het ruimtelijk beleid, in het mobiliteitsbeleid, in het sociaal beleid en in het milieubeleid. In de ruimtelijke ordening moet niet de kwantiteit aan gerealiseerde projecten, maar wel de energie-impact ervan vooropstaan. De Stad moet bv. een krachtig halt toeroepen aan pure verspilling, zoals het verwarmen van caféterrassen of openstaande winkeldeuren in hartje winter. En uiteraard moet de stad zelf het goede voorbeeld geven: 100% groene stroom uit België aankopen, de eigen gebouwen in passiefstandaard optrekken of renoveren, en een elektrificatie van de voertuigvloot nastreven. Het ACW Gent wijst er in dat verband op dat de openbare verlichting een flinke hap inneemt in de energierekening van de stad. Een drastische energiebesparing is hier mogelijk, door te verlichten op plaatsen en momenten waarop het nodig is. Na middernacht dient de verlichting op plaatsen met weinig of geen verkeer gedimd of tot een minimum herleid te worden. Alle verlichting die naar de hemel straalt, is alvast nutteloos. Verder kunnen efficiëntere armaturen en lampen nog heel wat energie uitsparen. 2.2. Extra impulsen voor woningrenovatie Met relatief eenvoudige energiebesparende ingrepen kan het energieverbruik van vele gebouwen met tientallen procenten gedrukt worden. Er moet dan ook een volumesprong komen in het aantal op energiezuinigheid gerichte renovaties, willen we de klimaatdoelstellingen halen. Ondanks de vele premies blijven vele mensen afwachten en geraken we er niet. Daarom moet het stadsbestuur extra aandacht schenken aan huurders en verhuurders, en in het bijzonder aan maatschappelijk kwetsbare doelgroepen. Het ACW Gent vindt het hierbij onnodig om nog maar eens een extra premie te lanceren: dit zal de complexiteit nog vergroten. De stad kan het beschikbare budget beter richten op het meekrijgen van die mensen die nu nog niet aan energiebesparing toekomen. Een specifiek ruimtelijk punt is dat de Stad het bij bouwverordening mogelijk zou moeten maken om buitenisolatie te plaatsen tot voorbij de rooilijn. 2.3. Campagnematige aanpak Het ACW Gent is gewonnen voor een meer campagnematige aanpak van renovaties, bijvoorbeeld per straat of wijk. Dit kan meer mensen over de streep trekken om te renoveren. Projecten met de warmtecamera evenals groepsaankopen van isolatie hebben al bewezen een dynamiek op gang te kunnen brengen. Ze verschaffen een goede aanleiding om mensen inzicht te verschaffen en aan het denken (en het rekenen) te zetten. Deze campagnes moeten worden ondersteund met infoavonden en opendeurdagen, artikels over voorbeeldprojecten in het stadsmagazine, promotie voor het gratis bouwadvies, enz. 2.4. Krijg de sociaal zwakkeren mee Voor wat het energiebeleid voor de sociaal zwakkeren betreft, pleit het ACW vooral voor verbeterde afstemming. Er zijn immers vele actoren – het OCMW, de buurt- en wijkwerkingen, REGent en de MilieuAdvieswinkel – en de Stad moet inzetten op een vlottere samenwerking. Het doel is te komen tot individuele begeleiding van kansarme huurders en huiseigenaars bij de energierenovatieprojecten. De
-28-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
begeleiding zou moeten slaan op de analyse, de opdrachtomschrijving en het zoeken van een aannemer tot de gedegen uitvoering van de werken, evenals de bekostiging ervan. REGent kan jaarlijks slechts een beperkt aantal leningen toekennen uit het Fonds voor de Reductie van de Globale Energiekost (FRGE). Het ACW vraagt dat er daarbij prioriteit gegeven zou worden aan dakisolatie, hoog rendementsbeglazing en de vervanging van verwarmingsinstallaties. Ook zouden de hoogste inkomens moeten uitgesloten worden van de FRGE-leningen. Om daadwerkelijk de minst kapitaalkrachtige groepen te bereiken, moet de stad derdebetalersystemen ondersteunen, waarbij bv. het verschil tussen het aflossingsbedrag en de energiebesparing gefinancierd wordt. 2.5. Samenwerking Het middenveld kan een belangrijke partner zijn voor het stadsbestuur om moeilijk bereikbare doelgroepen mee te krijgen in het energiebeleid. Het dient dan ook nauw betrokken te worden bij de werking van het Gents klimaatverbond. De Stad kan de initiatieven van het middenveld rond energiebesparing, hernieuwbare energie en de groepsaankoop van dakisolatie, groene energie, verwarmingsinstallaties enz. ruimte geven en ondersteunen. Om de betrokkenheid van de inwoners te verhogen kan de Stad Gent ook deelnemen aan gemeentelijke energiecampagnes. Alle Vlaamse gemeenten kunnen intekenen op campagne- of activiteitenformats die door het middenveld ontwikkeld worden. De Energiejacht, Belgerinkel en de Nacht van de duisternis zijn drie succesvolle voorbeelden van gemeentelijke campagnes. 2.6. Grotere spelers: sociale huisvestingsmaatschappijen en bedrijven Veel sociale woningen zijn oud en onvoldoende geïsoleerd. Sociaal zwakkeren hebben nochtans extra baat bij een energiezuinige woning. Sociale Huisvestingsmaatschappijen zijn dan ook goed geplaatst om op grotere schaal tegelijk de woonkwaliteit en de energieprestaties van sociale woningen te verbeteren. Het ACW Gent wil daarom dat alle sociale nieuw- en vernieuwbouw zo snel mogelijk aan de passiefnorm zou voldoen – dus enkele jaren vroeger dan wettelijk voorzien. Het ACW Gent wil dat de stad een heffing zou instellen op het lozen door bedrijven van restwarmte, zoals het nu reeds gebeurt in o.a. Denemarken. De opbrengst kan volledig gebruikt worden om de aanleg van warmtenetten te helpen financieren. 2.7. Uitbouw van windenergie Hoewel er algemeen een groot draagvlak is voor hernieuwbare energie in Vlaanderen, sneuvelen projecten voor windturbines dikwijls vanwege hun ruimtelijke impact en de perceptie daarvan. Het ACW Gent vraagt dan ook dat de Stad een vooruitziend beleid zou voeren, waarbij de meest geschikte zones zouden afgebakend worden, met het gunstigste windaanbod en met de geringste hinder. Hierbij kan het provinciaal windplan verder verfijnd worden. De Stad Gent zou op die basis zelf projectontwikkelaars moeten benaderen en daarbij eigen accenten moeten leggen, in verband met participatie, inbreng in het gemeentelijk rationeel energiebeleid en andere voordelen voor de gemeente. Het ACW Gent is hierbij voorstander van een aanpak waarbij de bewoners via coöperaties kunnen participeren in een project en waarbij de winsten terugvloeien naar de gemeenschap. Bij de voorbereiding van een windenergieproject zou er meer respect moeten worden opgebracht voor het probleemgevoel van de betrokkenen.
3. Afvalbeleid voor Gent Trends en uitdagingen Onzorgvuldig omgaan met afval leidt niet alleen tot hinder en vervuiling. Meer en meer wordt het duidelijk dat vele grondstoffen zeldzaam worden op wereldvlak, en dat verspilling moet worden tegengegaan. Stoffen die in de afvalfase gekomen zijn kunnen immers dikwijls nog dienstig zijn als vervanger van nieuwe grondstof.
-29-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
Visie Het ACW Gent pleit dan ook voor het voorkomen van afval als de duurzaamste vorm van afvalbeleid. Meer dan vroeger zal het terugvoeren van afval via het Cradle to Cradle (C2C)-principe naar het gebruik als grondstof daarin een rol spelen. In tweede orde wordt het hergebruik van goederen en materialen gestimuleerd. Pas daarna kan de recyclage aangesneden worden als toepassing. In laatste orde is er de verwerking van het restafval, tot en met, desnoods, verbranding met energierecuperatie.
Voorstellen 3.1. Het voorkomen van afvalstoffen Voor het ACW Gent blijven afval-arm winkelen, afval-arme producten, het vermijden van reclamedrukwerk, enz. de eerste elementen om de doelstellingen te bereiken. Promotiecampagnes bij bewoners, verenigingen, scholen en bedrijven zijn daarvoor aangewezen. De Stad Gent – in samenwerking met IVAGO – moet die initiatieven blijven ondersteunen. Het ACW vraagt dat in het budget van Ivago jaarlijks 1% wordt vrijgemaakt voor ondersteuning van preventieprojecten. Zo zou iedere inwoner om de twee jaar gratis een sticker moeten ontvangen met opschrift “geen reclamedrukwerk”. De stad moet overigens zelf het goede voorbeeld geven, door in haar aankoopbeleid de afvalfase – of beter het voorkomen of uitstellen van die afvalfase – mee in overweging te nemen. Het ACW Gent vraagt dat de Stad Gent ondersteuning zou geven aan bedrijven om de mogelijkheden op vlak van overdracht van afvalstoffen (bv. aan andere bedrijven die deze als grondstof kunnen gebruiken) te onderzoeken. De dienst die verantwoordelijk is voor het economisch beleid zou hiervoor moeten instaan. Het afvalaspect moet ook in rekening genomen worden bij het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen of de vestiging van nieuwe bedrijven in onze stad. 3.2. Hergebruik Het ACW Gent is voorstander van een verdere ontplooiing en stimuli voor kringloopwinkels, voor atelierwerking in het kader van de sociale economie en voor thuiscomposteren of bv. een kippenproject. Ook hier moet de stad een voorbeeldfunctie waarmaken. Zo zullen alle sloopwerken door of in opdracht van het stadsbestuur, het OCMW en het GAB feitelijk selectief uitgevoerd moeten worden. Voor alle sloopwerken moet de sloopinventaris deel uitmaken van het bestek dat door de uitvoerder moet gerespecteerd worden. 3.3. Recyclage Op alle containerparken moet minstens de mogelijkheid gegeven worden de fracties van huishoudelijke afvalstoffen te brengen, die gescheiden moeten worden aangeboden en verder afzonderlijk gehouden moeten worden bij de ophaling of inzameling. Op de containerparken waar directe betaling voorzien is moet er een uitbreiding voor wettelijk aangeboden bedrijfsafvalstoffen worden voorzien. Verder kan het inzamelbereik van de containerparken nog worden uitgebreid met de fracties waarvoor een aanbod bestaat. Dit bijkomend inzamelbereik kan naargelang het plaatselijke aanbod op alle, één of meerdere containerparken voorzien worden. Ook de rentabiliteit van het inzamelen van een fractie (bv. de waarde van de selectief ingezamelde fractie of de meerwaarde voor de restfractie) kan er aanleiding tot geven om bijkomende stromen selectief in te zamelen. Om zo complementair mogelijk te zijn aan andere inzamelcircuits (bv. vervallen geneesmiddelen via de apotheek, afvalbanden via garages e.d., …), moet er, samen met het verspreiden van de jaarlijkse afvalkalender, geïnformeerd worden over alle afvalstoffen die selectief kunnen afgezet worden in de diverse afgiftepunten
-30-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
3.4. Restafval De inzameling van rest- en van GFT-afval en de selectieve inzameling van diverse fracties moeten behouden blijven. Wel moet overwogen worden om in de buitengemeenten meer in te zetten op thuiscomposteren, waardoor de ophaling van GFT in deze zones wat meer geconcentreerd kan gebeuren. 3.5. Zwerfvuil Het zwerfvuil blijft een toenemend probleem op diverse plaatsen in de stad, maar ook steeds meer in de rand van de bewoning en langs landelijke wegen en paden. Het ACW Gent wil daarom dat er een gericht programma wordt uitgewerkt én uitgevoerd om het zwerfvuil sterk te verminderen. Ook hier moet de stad het voorbeeld geven, niet alleen met het voldoende voorzien en regelmatig ledigen van vuilbakken, maar ook met regelmatig onderhoud van bermen en grachten. Opruimacties mogen niet als eenmalige imagoacties worden opgevoerd, maar moeten in een aanhoudende werking ingepast worden. Het beste is dat deze acties worden ingebouwd in de wijkwerking of gebeuren in samenwerking met de lokale verenigingen, om betrokkenheid bij de bevolking te creëren en tot een blijvende cultuurverandering te komen. Probleemgroepen (studenten, allochtonen, ...) of -wijken of risicozones moeten specifiek worden opgevolgd. 3.6. Pas het principe “de vervuiler betaalt” toe Het ACW Gent pleit er voor dat de Stad Gent het principe “de vervuiler betaalt” toepast bij de berekening van de bijdrage (door de burger) in de kosten van het beheer van huishoudelijk afval. Hierbij moet men rekening houden met de werkelijke kosten. De aanrekening moet gebeuren naargelang de soort en de hoeveelheid van het afval: per eenheid afvalrecipiënt voor rest- en GFT-afval en PMD; per recipiënt (bv. auto); of per gewichtseenheid voor een aantal fracties op containerparken. Op termijn moet dit evolueren naar een zuiver DIFTAR-systeem, dit is een tarifering die gebaseerd wordt op basis van gewicht aan ingebracht afval. Het ACW Gent wil dat het huidige retributiereglement van de containerparken zou worden herzien. De grootte van de vervoersmodus (vnl. de auto) mag geen rol spelen om het tarief te bepalen. Enkel de hoeveelheid afval telt. Daarom moet het weegsysteem op alle containerparken worden ingevoerd.
4. Waterbeleid voor Gent Trends en uitdagingen Inzake waterzuivering is de Stad Gent al een heel eind gevorderd met een rioleringsgraad van 94% en een zuiveringsgraad van 65%. Het ACW Gent wijst er op dat er echter nog een lange weg te gaan is, o.a. met betrekking tot het behalen van de goede ecologische toestand in de natuurlijke waterlopen tegen 2015, zoals voorzien in de Europese Kaderrichtlijn Water. Als gevolg van het klimaateffect zal het aantal zware stormen en overstromingen ook in ons land toenemen, wat ook een stad als Gent in de problemen kan brengen. Tegelijk zullen er doorheen het jaar ook meer periodes zijn met abnormale droogte.
Visie Volgens het ACW Gent moet er, om de prioriteiten te bepalen inzake het waterzuiveringsbeleid, gekeken worden naar de ernst van de te bestrijden milieuhinder voor de omwonenden en naar hoogst de haalbare ecologische effecten. Om de gevolgen van de klimaatverandering goed op te vangen, is er een gedegen kwantitatief waterbeheer nodig. In eerste instantie moet minder water gebruikt worden en moet de kwaliteit van het water afgestemd worden op het doel van het waterverbruik.
-31-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
Voorstellen 4.1. Afvalwaterbeleid Waar het Vlaamse Gewest – via Aquafin – instaat voor de grotere investeringen in waterzuivering, is de Stad Gent verantwoordelijk voor de stedelijke waterzuiveringsinfrastructuur: het rioleringsstelsel evenals de kleinschalige en individuele waterzuiveringsinstallaties. Deze stedelijke voorzieningen moeten verder uitgebouwd worden, door uitvoering van de gemeentelijke zoneringsplannen. Voor het ACW Gent moeten er prioriteiten gelegd worden betreffende de uitbreiding, de aansluiting, en/of de verbetering van de collectieve riolering, evenals de bouw van kleinschalige en individuele waterzuivering. Indien men de prioriteiten bepaalt in functie van de te bestrijden milieuhinder en het grootste potentieel aan milieuwinst, dan moet er meer aandacht worden besteed aan de waterzuiveringsinfrastructuur in de randgemeenten, omdat de potentiële ecologische winst daar het grootst is. 4.2. Het scheiden van afval- en hemelwater Wanneer het af te voeren hemelwater kan afgescheiden worden van het afvalwater, dan verhoogt dat het rendement van de waterzuivering (hoe geconcentreerder de vervuiling, hoe hoger het rendement) en wordt er voorkomen dat een deel van het verdunde afvalwater niet kan verwerkt worden op de waterzuiveringsinstallatie. De volledige scheiding van afvalwater en hemelwater, afkomstig van dakvlakken en verharde grondvlakken, is verplicht op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt aangelegd of heraangelegd. Voor bestaande gebouwen in een gesloten bebouwing is die scheiding verplicht indien er daartoe geen leidingen onder of door het gebouw moeten aangelegd worden. De Stad (en zijn partner AquaRio) moet bij rioleringswerken of ingrijpende werken aan trottoirs altijd instaan voor de afkoppeling van het deel van het dak langsheen de straat. Het ACW Gent vraagt de scheiding van afvalwater en hemelwater te stimuleren waar afkoppeling nog niet verplicht is, o.a. voor inpandige werken. Bij verplichte afkoppeling in het kader van een project moet aan de aangelanden een kwalitatief en prijsvoordelig uitvoeringsvoorstel worden voorgelegd. 4.3. Beheren van hemel- en grondwater Het goed beheer van hemelwater is van primordiaal belang om overstromingen en verdroging te voorkomen. In eerste instantie moet het verbruik van leidingwater en grondwater verder dalen door er efficiënter mee om te gaan. De stad moet daartoe, in afspraak met de TMVW, sensibiliserende acties opzetten zoals bv. het promoten van spaardoucheknoppen. Zij moeten ook sensibiliseren over het gebruik van de geschikte waterkwaliteit voor de geschikte toepassing. Desnoods moet de Stad ook optreden: het gebruik van leidingwater om een gazon te besproeien zou verboden moeten worden. Het ACW Gent meent dat er een stimulerend beleid moet komen voor de bouw van hemelwaterputten en vooral voor het gebruik van regenwater voor zover dat niet gevat is door wettelijke verplichtingen. Nog stimulerend beleid is er nodig voor de infiltratie van de overstort van regenwaterputten en voor het niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten. Dat overstortwater kan ook afgevoerd worden naar grachten, waterlopen of collectieve infiltratiezones. Aangezien de Stad Gent gebouwd is op de samenvloeiing van Schelde en Leie en er heel wat bovengrondse en zelfs ondergrondse waterwegen in de stad zijn, dient dit watersysteem in de stad ook maximaal gebruikt te worden voor het opvangen van niet-verontreinigd hemelwater. 4.4. Ruimte voor water Ruimte voor water is essentieel om overstromingen te voorkomen. De verstening van de Gentse binnenstad is oorzaak van een overschot aan hemelwater dat er niet in de grond kan sijpelen en ligt
-32-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
bovendien aan de basis van het ontbreken van mogelijkheden om ruimte voor water ter beschikking te stellen. Eigenaardig genoeg doet de meeste wateroverlast zich voor in de randgemeenten (bv. Oostakker, …). De sterke uitbreiding van de woongebieden en dito verharding van de ondergrond, het ontbreken aan ruimte voor water en het niet nakomen van genomen engagementen ligt hier aan de basis. Het vergroten van afvoerleidingen en van pompcapaciteiten is geen oplossing omdat het de problematiek enkel naar de stroomafwaartse gebieden zal verplaatsen.
5. Ruimtelijk beleid voor Gent Trends en uitdagingen Met de uitvoering van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent’ (kortweg afbakeningsRUP) en het Ruimtelijk Structuurplan Gent, zijn er alweer grote oppervlaktes ‘harde’ bestemmingen bijgekomen, en dat heeft onvermijdelijk tot gevolg dat er effectief opnieuw groene ruimte moet sneuvelen ten koste van wonen, verkeersinfrastructuur en bedrijvigheid. Nog steeds dreigen er op die manier waardevolle groene plekken in en rond de stad op de schop te gaan, omdat de bestemming tegenzit.
Visie Het ACW Gent vindt dat er zich een “rustpauze” opdringt op het vlak van het aansnijden van nieuwe open ruimte. Het ACW Gent is er immers van overtuigd dat er nu meer dan voldoende ruimte is voor kantoren en “kantoorachtigen”, bedrijven en woningen – zeker als die beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt en hergebruikt. Het ACW Gent meent dat investeerders in kennisbedrijvigheid zullen aangetrokken worden door een stad die een vernieuwend beleid voert op het vlak van vrijwaring van kwaliteitsvolle open ruimte. Voor de huidige plannen voor infrastructuurwerken vraagt het ACW Gent een meekoppeling met groen en natuur (door gelijktijdige compensatie of realisatie van nieuwe natuur). Het ACW gelooft dat productielandbouw een rol kan en moet spelen bij het beheer van de open ruimte, mits goede regelgeving en goede omkadering. De stad moet een ambitieus buitengebiedbeleid voeren, om aldus de ruimtelijke kwaliteit en de milieukwaliteit te verhogen. Zorgzaam omspringen met ruimte vraagt ook dat de kwetsbare open ruimte behouden blijft en dat er zoveel mogelijk verbindingen tussen deze gebieden mogelijk worden gemaakt. Het Ruimtelijk Structuurplan Gent (RSG) is hierbij een belangrijk ijkpunt. Het ACW kan zich vrij goed vinden in de groen- en natuurstructuur zoals voorzien in het RSG, maar vindt tevens dat er voldoende ruimte moet behouden blijven voor duurzame landbouw. Dit concept moet gewoon in de komende legislatuur uitgevoerd worden. Het stadsbestuur moet hierbij zelf initiatieven nemen en/of zijn invloed laten gelden bij de Vlaamse overheid.
Voorstellen 5.1. Zorgvuldig omspringen met ruimte Het ACW Gent pleit voor een “stop” met betrekking tot de afbakening van nieuwe harde bestemmingen. Ook zou de beleidslijn moeten vastgesteld worden dat er geen ruimte ingenomen wordt voor bebouwing als die ruimte een hoge ecologische waarde heeft of gevoelig is voor wateroverlast. Het indijken van harde bebouwing kan onder andere bekomen worden door de vraag in te dijken: onder meer via renovatie van bestaande panden, via inbreiding en – waar de draagkracht het toelaat – via het aanmoedigen van hoogbouw. De Stad Gent moet de watertoets onverkort toepassen. 5.2. Grond- en pandenbeleid Het ACW pleit ervoor dat de stad een goed grond- en pandenbeleid ontwikkelt waarmee strategische aankopen gebeuren in herwaarderings- en bundelingswijken en in gebieden waar grootschalige ont-
-33-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
wikkelingen ontplooid kunnen worden . Dit instrument moet ook ingezet worden ten voordele van de creatie van natuur- en bosgebieden. Op die manier wordt speculatie tegengehouden en worden ongewilde ruimtelijke ontwikkelingen ingeperkt. Beslissingen inzake grootschalige projecten moeten telkens gekoppeld worden aan een duurzaam mobiliteitsbeleid. 5.3. Uitbreiding van natuur- en bosbestemmingen Het ACW wil allereerst dat de Stad Gent de gebieden met een bosbestemming uitbreidt. Dit is mogelijk door de taakstelling voor bijkomende oppervlakte bos uit het Ruimtelijk Structuurplan Gent te realiseren. De 830 hectaren nieuw bos uit het RSG moeten zo snel mogelijk afgebakend worden in Gent of in de Gentse agglomeratie en er moeten ernstige stappen gezet worden naar effectieve realisatie. Het ACW pleit voor een duidelijk, realistisch en ambitieus groeipad, waarbij er per legislatuur een voortgangscijfer moet vastgelegd en gehaald worden. Verder wil het ACW ook dat de Stad Gent (of de Vlaamse overheid) bijkomende gebieden bestemt als natuurgebied. De compensatie van 205 ha verloren gegane natuurwaarden uit de Gentse haven moet doorgevoerd worden. Dit zal vooral gerealiseerd worden in de Moervaartdepressie op het grondgebied van de stad Gent en aanpalende gemeenten. Deze compensaties zullen gebeuren met een zo laag mogelijke druk op de zittende landbouwbedrijven. Bovendien kan er bijkomend natuurgebied aangeduid worden en kunnen er bijkomende natuur- en landschapselementen ingebracht worden in de Leievallei: in het deel van de Assels dat nog geen natuur- of woongebied is en in de noordelijke Keuzemeersen. Tot slot is er bijkomend natuurgebied mogelijk in de zone tussen de Bosstraat en de bestaande Vinderhoutse Bossen en tussen het natuurgebied Leeuwenhof en de Mariakerksesteenweg.
6. Natuur- en groenbeleid voor Gent Trends en uitdagingen Zoals iedereen weet is Gent een mooie en bruisende stad, en op het vlak van cultuur zowat een metropool. Gent heeft maar één echt zwaar mankement: een nijpend tekort aan natuur, bos en groen. Gent is één van de bosarmste steden in Vlaanderen. Zeker wanneer we de opwarming van het stadsklimaat als gevolg van de klimaatverandering als een gegeven kunnen beschouwen, is het nodig meer groen en stadsbossen aan te leggen. De aflopende legislatuur is er weinig tastbare vooruitgang geboekt inzake de realisatie van de geplande groenassen of de beloofde stadsbossen. Wel is er vooruitgang geboekt op het gebied van groen in de stad: er staan nogal wat nieuwe parken op stapel. Maar de paar echte verwezenlijkingen waarmee men in het laatste jaar van de legislatuur kan uitpakken, zijn eigenlijk te weinig om het grote gebrek aan groen en natuur in Gent weg te werken.
Visie Een daadkrachtig stedelijk bos-, groen- en natuurbeleid dient gezien te worden als één van de belangrijkste bijdragen tot de verbetering van de leefbaarheid van de stad. Een stad met veel groen – van straatboom en geveltuin, over fraaie natuurrijke plantsoenen en parken tot grote natuur- en bosgebieden – is een stad waar het goed is om te wonen, te blijven wonen én te komen wonen. En te werken, te investeren. Kortom waar het goed is om te leven. Ook op het vlak van groen en natuur mag Gent dus best eens ambitieus zijn. We zijn al “de gezelligste”. Als we tegen 2018 ook “de groenste” zijn, dan zijn we meteen gewoon “de beste”. Het ACW Gent wenst daarom dat tegen 2018 alle taakstellingen betreffende stadsbossen en groenassen uitvoering gekregen hebben. De stad moet er bovendien op toezien dat alle bestaande natuurgebieden in goede staat bewaard worden, en zo mogelijk, toegankelijk kunnen blijven en aantrekkelijker gemaakt worden voor het publiek. De stad moet voldoen aan de groennorm van 10 m² openbaar recreatief groen op wijkniveau per in
-34-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
woner. Om de 10 m² buurt- en wijkgroen per inwoner te kunnen realiseren, is bijkomend groen nodig – met name 150 ha bijkomend park. Onze biodiversiteit staat wereldwijd onder druk. Een stad kan echter, ondanks de grote hoeveelheid versteende ruimte, ook heel wat biodiversiteit herbergen. Door heel gerichte maatregelen te nemen, kan een Stad als Gent dan ook een belangrijke rol spelen als leefomgeving voor bepaalde cultuurvolgers. Steeds meer zijn steden ontdekkingsplaatsen voor nieuwe soorten.
Voorstellen 6.1. Investeren in stadsbossen, groen en natuur Volgens het ACW Gent hoeft de Stad Gent de realisatie van de vier groenpolen niet alleen over te laten aan de Vlaamse overheid, en kan de stad ook zelf investeren met geld en personeel voor de inrichting en het beheer ervan. Het ACW Gent vraagt daarom dat het nieuwe stadsbestuur zich ertoe zou engageren om voor elke 2 euro die het Vlaamse Gewest investeert in de stadsbossen, zelf 1 euro bij te passen. Ook het instellen van een groennorm zal weinig uithalen als er niet meer budget voor wordt vrijgemaakt. Meer algemeen pleit het ACW Gent er voor om de investeringskredieten voor natuur, stadsbossen en groenaanleg in de komende legislatuur sterk op te trekken. Dit kan gebeuren door een groeninvesteringsnorm in te voeren: daardoor wordt een bepaald vast gedeelte van de budgetten voor investeringen altijd aan groen besteed. Het ACW Gent vraagt dat de stad 10% van de stedelijke investeringsbegroting van het Stadsontwikkelingsbedrijf en 25% van de kredieten voor ruimtelijke ingrepen binnen specifieke fondsen besteedt voor de aankoop en aanleg van groen, parken, stadsbossen en natuur. Een belangrijk deel van de middelen die vrijkomen in het kader van de groeninvesteringsnorm moet gebruikt worden voor bijkomende bebossing en natuurinrichting in de groenpolen. 6.2. Afstemming en samenwerking tussen de diverse terreinbeherende betrokkenen In de verschillende investeringszones moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt tussen de verschillende partners – Vlaamse overheid, Stad, Vlaamse Landmaatschappij, terreinbeherende verenigingen, landbouwers – omtrent de verantwoordelijkheden inzake aankoop en/of inzake de verdere ontwikkeling. Daarbij dienen er meer stedelijke subsidies voorzien te worden voor de aankoop van natuurgebieden op Gents grondgebied. Naast de natuurontwikkeling moet er ook aandacht worden besteed aan educatieve en recreatieve aspecten, waarbij natuureducatieve centra niet zouden misstaan. Samen met de Vlaamse Landmaatschappij, moet de Stad Gent ook instrumenten aan de landbouwsector aanreiken (zeker in de groenpolen) die leiden tot een duurzame landbouw. De stad kan sturend optreden door voorrang te geven aan plaatselijke landbouwers, door de verkoop van streekeigen producten op de boerderij te bevorderen, door de verweving van andere functies met de landbouw te stimuleren (hoevetoerisme, horeca, educatieve activiteiten) en door de landbouw te ondersteunen bij het beheer en zelfs herstel van het landschap. 6.3. Een nieuw project – Levende Leie Veel kunstenaars van de beroemde en geroemde Latemse school lieten zich onder meer inspireren door de pracht van de Leievallei tussen Gent en Deinze. In alle toeristische publicaties wordt deze schoonheid “in de verf” gezet. Maar vanuit de diverse overheden is er nog geen voldoende inspanning geleverd om de landschappelijke waarden van deze inspirerende streek daadwerkelijk te ontwikkelen. Nochtans heeft iedereen belang bij een Leievallei waar de natuur goed beschermd en beheerd wordt: de Gentse recreant, de toerist, de horeca (en andere middenstanders), de bewoners, de landbouwers (als beheerders) en de cultuursector. De Leievallei heeft daarom nood aan een wervend en ambitieus natuurproject, met als einddoel de realisatie van het project ‘Levende Leie’. Het ACW Gent vraagt daarom de medewerking van de Stad Gent bij de verwezenlijking van dit project
-35-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
‘Levende Leie’. In samenwerking met alle betrokken actoren moet er een visie ontwikkeld worden over mogelijks versterkende verbanden tussen recreatie en natuurbehoud, landbouw en natuurbehoud en privé-eigendom en de terreinen van Natuurpunt. Op grond van die visie moet dan de steun voor de terreinbeherende verenigingen in het gebied verhoogd worden. 6.4. Afwerking van het natuurgebied Bourgoyen-Ossemeersen Het ACW Gent stelt vast dat er in het afgelopen decennium heel wat werk is verzet in het gebied Bourgoyen-Ossemeersen. Zo werd er een nieuw beheerplan goedgekeurd, dat een degelijke invulling voorziet voor de educatieve en recreatieve aspecten. Voor een duurzame toekomst is er nog wel werk aan de winkel. In de eerste plaats kan de reglementaire verankering van het gebied verbeterd worden. Het gebied kan erkend worden als natuurreservaat, wat onmiddellijk de beheerskosten zou drukken voor de Stad Gent – zeker als het praktische beheer in uitvoering gegeven zou worden aan Natuurpunt Gent. Er zou een beëdigde wachter met politionele bevoegdheid moeten aangesteld worden. Ten slotte zou het gerangschikt landschap uitgebreid moeten worden. Er resteren ook nog enkele uitdagingen. De stad moet de resterende terreinen in de zone van BPA 102 A aankopen en inrichten als natuurgebied, en werk maken van de fiets- en wandelvoorzieningen. Ook het bezoekerscentrum moet verder worden uitgebouwd en op de meest efficiënte en ecologische manier worden beheerd, waarbij de succesvolle samenwerking met Natuurpunt verder moet worden gezet. 6.5. Meer en nieuwe groenvoorzieningen De voorbije jaren heeft de Stad Gent zijn gebiedsgerichte groenwerking aangevuld met een werking voor prioritaire wijken. Om deze bestaande wijken ook in de toekomst leefbaar te houden, is er nood aan meer groene ruimtes. Door afbraak van oude panden en ontwikkeling van groene ruimte, stijgt de levenskwaliteit. In nieuw te ontwikkelen duurzame woonwijken, kan men op voorhand al een groenstructuur (met openbare functie) tot stand brengen, zodat deze al voldoende ontwikkeld is tegen dat de woningen effectief geplaatst worden. Het ACW vraagt dat er tegen 2018 nieuwe parken bijkomen. Het tempo van realisatie van al lang geplande parken moet hoger liggen en er moet een duidelijk en bindend stappenplan komen voor de verwezenlijking ervan. Op die manier vermijdt men dat alles op het einde van een legislatuur moet worden gerealiseerd – dat lukt toch nooit. Groenvoorziening mag niet alleen dienen om net voor de verkiezingen politiek te scoren. Naast de al voorziene parken moeten daarom ook de volgende parken ingericht worden: de Groene Banaan, het (natuur)park oostelijke Bourgoyen, een park in de Bloemekenswijk en Wondelgem, en een bijkomend park in Ledeberg – een deelgemeente die momenteel immers zeer karig is bedeeld met groen. Overigens pleit het ACW Gent ook voor het verder “ontharden” van de parken – wat meerwaarde oplevert voor het waterbeheer. In bepaalde buurten moet ademruimte gecreëerd worden die men invult met openbaar groen. Speciale aandacht gaat naar de herwaarderingswijken Ledeberg, Sas- en Bassijnwijk en Dampoort. De bewoners worden gestimuleerd en ondersteund bij het vergroenen van de wijk. Sociale tewerkstellingsprojecten zijn hierbij mogelijk. Ook gaat er extra aandacht naar groen in de aanwezigheid van scholen. 6.6. Zorg voor groen waar het te pas komt De komende jaren worden er in en rond Gent heel wat investeringsprojecten uitgewerkt. Voor het ACW Gent moet er in deze projecten ook voorzien worden in een groene infrastructuur, die zich ent op de woon- of industriële structuur. Ook op bestaande industrieterreinen of in bestaande woonwijken kan er voorzien worden in bijkomende groene infrastructuur. In dat verband kan er worden gedacht aan verbeterde informatie en sensibilisatie, evenals de uitbreiding van het bestaande subsidiereglement voor geveltuinen – naar onder meer stimuli voor de aanleg van ecologische tuinen, duurzame aanplantingen van struik- en groengewas.
-36-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
Ook het groenpatrimonium dat toebehoort aan de Stad moet volgens het ACW Gent verder ecologisch worden beheerd. Dit mag evenwel geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de bestaande groene ruimtes. De Stad Gent maakte de voorbije jaren actief werk van een netwerk van blauwe linten in de stad, die met elkaar verbonden zijn. Deze blauwe linten zijn, op enkele uitzonderingen na, vooral functioneel voor watertransport (recreatief). Toch kan er volgens het ACW Gent heel wat meerwaarde gecreëerd worden door deze blauwe linten ook te ontwikkelen als groene linten. Dit kan via groene oevers, eilanden, verbetering van de waterkwaliteit, enz. Niet enkel in de binnenstad spelen blauwe linten een rol. Ook in de randgemeenten van Gent kan het grachtenstelsel opgewaardeerd worden en ook een ecologische rol spelen. Op die manier gebruikt men de aanwezige plantengroei ook als natuurlijke waterzuiveraar. 6.7. Zorg voor meer zeldzame en mooie soorten Alle kleine initiatieven voor meer groen kunnen, volgens het ACW Gent, nog een extra meerwaarde krijgen indien er gelet wordt op de meerwaarde die er kan gerealiseerd worden voor allerlei soorten planten en dieren. Zo kost het weinig moeite om bv. via het plaatsen van nestkasten opnieuw een nestplaats voor de gierzwaluw te creëren. Een ander voorbeeld betreft insecten zoals vlinders en bijen: die doen het momenteel niet goed, maar in een stad als Gent zijn er heel wat kansen om voor deze insectensoorten initiatieven te nemen. Stimuli voor groendaken – met ook verplichte aanleg bij renovaties en nieuwbouw – en aandacht en stimuli voor geveltuinen, ecologische tuinen en verticale tuinen kunnen in dat verband ook meerwaarde opleveren. Het ACW Gent vindt dat de Stad Gent ook echte soortbeschermingsprogramma’s kan uitwerken, voor bepaalde doelsoorten (bijen, gierzwaluwen, zwarte roodstaart, slechtvalk, vlinders, planten, akkervogels, vleermuizen) waarbij ook burgers en andere doelgroepen betrokken worden.
7. Het havengebied Visie De haven is de belangrijkste industriële werkgever in Gent. De ligging (relatief ver van de zee) brengt mee dat het geen zin heeft te mikken op grote container trafieken; en grote bulktrafieken brengen nauwelijks tewerkstelling. De specifieke ligging van de haven in de corridor Le Havre-Hamburg schept anderzijds ook kansen, mede in combinatie met het uitstekend opleidingsniveau van onze werknemers. Het ACW Gent wil daarom dat er ingezet wordt op een kwalitatieve havenontwikkeling, wat impliceert dat er zorgzaam moet worden omgegaan met de bestaande beschikbare ruimte. Het ACW Gent is geen voorstander van een verdere uitbreiding van het havengebied. De afbakening van het gebied Gent-Zeehaven mag aldus niet leiden tot een vergroting van dit gebied. De noodzakelijke buffergebieden moeten binnen het havengebied gelegd worden en niet binnen de woonzones. Het ACW Gent is voorstander van een tweede zeesluis in Terneuzen, al was het alleen al omdat er een reservesluis beschikbaar moet zijn en omdat de bestaande sluis aan onderhoud toe is. Maar dat betekent niet dat er gekozen moet worden voor een veel grotere zeesluis, want dat zou op zijn beurt stroomafwaarts nieuw beslag op ruimte leggen door uitbreiding van het kanaal Kwalitatieve ontwikkeling kan bekomen worden door een strenger vergunnings- en een meer selectief acquisitiebeleid. Het GAB heeft terzake veel administratieve instrumenten ter zijner beschikking. Deze kwalitatieve ontwikkeling heeft ook grote gevolgen op de randinvesteringen. De bruikbaarheid van het openbaar vervoer voor personen in de Kanaalzone is ondermaats. Wat vracht betreft kan bij de vergunning de verplichting worden opgelegd om meer aan- en afvoer via het spoor te laten verlopen. De conditionering van het overblijvende vrachtvervoer kan eveneens via het vergunningenbeleid worden georganiseerd. Nieuwe bedrijventerreinen worden duurzaam ontwikkeld.
-37-
[4. Energie, Milieu en Natuur]
De bestaande kanaaldorpen moeten leefbare kernen blijven, met voldoende bewoning, met agrarische open ruimte, met nutsvoorzieningen en openbare dienstverlening. De snelle realisatie van de koppelingsgebieden een absolute must; voor deze realisatie moeten meer overheidsmiddelen ter beschikking komen. Het systeem van grondenbanken moet ook aangewend worden voor de landbouw en voor de leefbaarheid van de dorpen, bv voor de bewoners en voor openbare groenvoorzieningen. Tenslotte, het overleg tussen sommige havenbedrijven en lang bestaande woonkernen en kanaaldorpen kan verbeteren: meer informatie en meer samenwerking. Het GAB moet daarin een proactieve, stimulerende rol vervullen.
Voorstellen De Gentse haven is één van de ecologisch waardevolste regio’s op Gents grondgebied. Tijdens de aflopende legislatuur zijn deze ecologische waarden soms met de grond gelijk gemaakt – wat niet verantwoord kan worden, voor een haven die de groenste van Europa wil zijn. Vooral de natuurwaarden die Europese bescherming volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (zouden moeten) genieten, kennen sinds enige tijd een ecologisch dieptepunt. Het ACW is daarom van oordeel dat het dringend tijd is voor positieve resultaten op het terrein om het tij te keren of minstens te stoppen. • De ecologische infrastructuur, zoals vooropgesteld in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en bevestigd in het Strategisch Plan voor de Gentse Kanaalzone, moet vorm krijgen op het terrein en moet tegemoet komen aan de ecologische vereisten van organismen die typisch zijn voor de haven (orchideeën, dagvlinders, duizendguldenkruiden, zangvogels van open terreinen). • Er moet dringend werk gemaakt worden van de realisatie van het (wettelijk verplichte) compensatiegebied in de Moervaartdepressie om de vooropgestelde natuurbehoudsdoelstellingen (opnieuw) te halen. Dit compensatiegebied moet niet alleen zo snel mogelijk juridisch en planologisch worden vastgelegd, maar dient ook de komende legislatuur snel verworven en ingericht te worden. • Vooral voor het dagelijks beheer, het opstarten van proefprojecten en de sensibilisatie van de buurt en bedrijven is het de geëigende weg dat een stuurgroep van deskundigen invloed moeten kunnen hebben op alle stappen van deze realisatie. Er is dan ook nood aan een draaiboek voor de inrichting van compensatiegebieden en de ecologische infrastructuur, dat de juridische randvoorwaarden, doelen en het uit te voeren beheer beschrijft.
-38-
[5. Mobiliteit]
MOBILITEIT Visie Mobiliteit speelt een belangrijke rol in de leefbaarheid van een stad. Letterlijk en figuurlijk. Fijn stof en geluidsoverlast verminderen het aantal gezonde levensjaren van de Vlaming met een half jaar. Aan de andere kant ondervinden mensen ook veel overlast van sluipverkeer of snelheidsduivels. Het steeds drukker wordende verkeer veroorzaakt een nieuwe vorm van vervoersarmoede: steeds meer mensen, vooral ouderen, voelen zich onzeker in het verkeer. Daarom is het belangrijk dat een stad aan het roer gaat staan, en de mobiliteit op haar grondgebied niet zomaar ondergaat. ACW Gent roept de stad Gent op om verder te werken aan een geïntegreerde visie op mobiliteit, met een mix van maatregelen: een betere ruimtelijke ordening en een selectieve(re) bereikbaarheid met de auto, gekoppeld aan een verhoogde bereikbaarheid door een versterking van de alternatieve vervoermiddelen. Het mobiliteitsbeleid gaat daarbij best uit van de zwakste en minst mobiele weggebruikers ‐ kinderen, ouderen, personen met een handicap en kansarmen, met co-mobility als leitmotiv. Bovendien wordt het mobiliteitsvraagstuk nog een stuk verzwaard door het feit dat Gent een universiteitsstad is. Door de toename van het aantal studenten aan de universiteit en de hogescholen dringt de ontwikkeling van een allesomvattende, geactualiseerde toekomstvisie zich op.
Voorstellen
1. Gent: verbonden stad De stad Gent vormt geen eiland, integendeel. Gent staat in nauwe relatie met de omliggende gemeenten. Dit heeft ook een impact op de mobiliteit. Het ontwikkelen van een mobiliteitsvisie voor de stad veronderstelt dus het betrekken van de ruimere stadsregio (19 gemeenten). Het mobiliteitsbeleid moet samen met de omliggende gemeenten worden uitgestippeld, niet alleen om de regionale mobiliteit te bevorderen, maar ook om te vermijden dat mobiliteitsproblemen van de ene naar de andere gemeente worden doorgeschoven. Ook na het ontwikkelen van een mobiliteitsvisie is er verder overleg nodig om gezamenlijk de problemen te kunnen aanpakken. Onmiddellijk rijst de vraag op welke manier we het verkeer tussen de stad en de omliggende gemeentes willen organiseren. Een ding staat als een paal boven water: wil men de mobiliteit in en rond de stad garanderen, dan moet er uitgekeken worden naar alternatieven voor het autoverkeer. ACW Gent schuift daarbij de ontwikkeling van een voorstadsverkeersnet naar voor. Spoorverkeer, onder welke vorm dan ook, in eigen bedding moet hiervan de ruggengraat vormen. Dit net moet vervolgens aansluiting vinden op het openbaar vervoersnet binnen de stad. Het is duidelijk dat dit voorstadsverkeersnet moet ontwikkeld worden in samenspraak met het Vlaamse niveau en in overleg met de omliggende gemeentes. ACW Gent roept de stad Gent op om hierin het voortouw te nemen.
2. Gent: voorbeeldstad 2.1. STOP-stad Het mobiliteitsbeleid moet volgens ACW Gent steeds afgetoetst worden aan het STOP‐principe, waarbij de S staat voor stappen, de T voor trappen, de O voor openbaar vervoer en de P voor privévervoer. Pas als de eerste drie alternatieven onmogelijk zijn is het (alleen) gebruiken van de auto te verantwoorden. Bereikbaarheid en verkeersveiligheid zijn cruciaal. Het invoeren van het STOP-principe vindt zijn weerslag op verschillende domeinen en vraagt duidelijke keuze van het beleid. Zo moet men bij de heraanleg of bij de inrichting van de publieke ruimte de denkwijze omdraaien.
-39-
[5. Mobiliteit]
Waar nu vooral wordt vertrokken van de plaats van de wagen in de publieke ruimte, moet men bij nieuwe projecten vertrekken van de plaats van de voetganger en de fietser. Er moet ook gekeken worden hoe op een nieuw te ontwikkelen site verschillende functies gecombineerd kunnen worden zodat verplaatsingen overbodig worden. Hierbij raakt men natuurlijk aan het domein van ruimtelijke ordening. De stad Gent staat voor enkele belangrijke uitdagingen op het vlak van ruimtelijke ordening en mobiliteit. Deze uitdagingen zijn echter een opportuniteit om het STOP-principe te huldigen. Een van deze uitdagingen is de Dampoort. Bij de herinrichting van de Dampoort moet voorrang gegeven worden aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. In de mate van het mogelijke moet het autoverkeer afgescheiden worden van de andere verkeersstromen. Om dit te realiseren kan bv. gedacht worden aan de ondertunneling van voet- en fietspaden aan de Dampoort. De ontwikkeling van de Dampoort is slechts een voorbeeld van grote uitdagingen die de stad te wachten staan op het vlak van mobiliteit en ruimtelijke ordening. Voor ACW Gent is het belangrijk dat bij het plannen van dergelijke ingrijpende veranderingen in de ruimtelijke ordening een MOBER wordt opgesteld dat de impact meet op de mobiliteit. Ook bij het aansnijden van nieuwe woonzones en het ontwikkelen van bedrijventerreinen moet een MOBER opgemaakt worden. Dat MOBER mag zich niet beperken tot de onmiddellijke omgeving. Daarenboven moeten buurtbewoners hun inbreng kunnen doen. Een nieuwe realisatie is immers pas geslaagd als ook de inwoners van de buurt ze geslaagd vinden. Zij zijn immers de eerste betrokkenen. ACW Gent vraagt dan ook dat bewoners nauwer betrokken worden bij de heraanleg van hun buurt. Alvorens plannen te tekenen is het goed om in dialoog te treden met de bewoners. Zij weten immers het best waar het schoentje wringt. En nu we het toch over schoenen hebben, past het om even stil te staan bij de plaats van de voetganger in de stad. Kiezen voor het STOP-principe impliceert dat men volop inzet op de voetganger. De stad Gent heeft in het verleden reeds het goede voorbeeld gegeven door het stadscentrum af te bakenen als voetgangerszone. Toch merken we dat de handhaving van de voetgangerszone nog vaak te wensen overlaat. ACW Gent vraagt dan ook dat er een betere controle komt op de toegang tot de voetgangerszone. Inzetten op voetgangers betekent ook dat men inzet op toegankelijke, obstakelvrije en gemakkelijk begaanbare voetpaden, die goed onderhouden worden. Vele voetpaden zijn immers nog te vaak moeilijk toegankelijk voor rolstoelgebruikers of voor ouders met een kinderwagen. Vele van deze maatregelen vinden we terug in de beleidsnota die schepen Temmerman bij aanvang van de vorige legislatuur publiceerde. ACW Gent stelt vast dat vele zaken onvoldoende of helemaal niet zijn gerealiseerd. 2.2. Inzetten op maximale toegankelijkheid Toegankelijkheid begint natuurlijk met toegankelijke wegen en voetgangersverkeer. Naast het Vlaamse Gewest en de provincie is de gemeente beheerder van heel wat weginfrastructuur. Een aangepaste inrichting van de straat, in het bijzonder van stoepen en oversteekplaatsen voor voet-gangers, maakt dat personen met een handicap zich beter zelfstandig kunnen verplaatsen. Een toe¬gankelijke aanleg is eenvoudig en betekent geen meerkost indien er van bij de planning rekening mee wordt gehouden. Daarnaast is de stad ook bevoegd om erop toe te zien dat er geen obstakels zijn die de toegankelijkheid belemmeren. Controle door de politie van obstakels (vb. fietsen, terrassen, vuilbak¬ken, …) die het voetpad versperren, is eveneens nodig om de toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers en ouders met een kinderwagen te garanderen. ACW Gent vraagt ook extra aandacht voor toegankelijke haltes voor openbaar vervoer. Openbaar vervoer is momenteel slecht bruikbaar voor personen met een handicap. Naast problemen met de infrastructuur en het aanbod van de aanbieders, is er ook een groot gebrek aan toegankelijke haltes. De vervoersmaatschappijen beschikken over toegankelijke bussen en trams, die rolstoelgebruikers kunnen reserveren op voorwaarde dat de halte toegankelijk is. Een toegankelijke halte is dus een belang-
-40-
[5. Mobiliteit]
rijke voorwaarde voor het gebruik van het openbaar vervoer. De wegbeheerder is verantwoordelijk voor de aanleg hiervan. Ook bij heraanleg van straten en pleinen moet eraan gedacht worden om de aanpalende haltes toegankelijk te maken. Voor een bepaalde groep personen kan het openbaar vervoer echter geen oplossing bieden. Het organiseren van aangepast vervoer blijft daarom noodzakelijk. Voor personen met een zware elektronische rolstoel bijvoorbeeld is het openbaar vervoer niet toeganke¬lijk. De stad Gent beschikt reeds over een mindermobielencentrale. ACW Gent vraagt dat het systeem geëvalueerd en geoptimaliseerd wordt, zodat bepaalde lacunes in de dienstverlening (bv. ’s avonds of in het weekend) weggewerkt worden. Samenwerking met organisaties uit het middenveld kan hiervoor een oplossing bieden (bv. voor ziekenvervoer). 2.3. Stad als voortrekker in nieuwe vervoersmodi a. Water Al van bij het ontstaan van de stad speelt water een belangrijke rol. ACW Gent is ervan overtuigd dat water ook in de toekomst een steentje kan bijdragen aan een nieuwe mobiliteitsaanpak. Vooreerst zijn er mogelijkheden op het vlak van personenvervoer. ACW Gent ziet hier een toekomst weggelegd voor een watertaxi die mensen de mogelijkheid biedt om zich te verplaatsen in de stad via het water. Uiteraard zal dit aanpassingen vragen aan de bestaande waterinfrastructuur (o.a. sluizen, bruggen), maar we zijn ervan overtuigd dat de uitbouw van een watertaxi een meerwaarde kan betekenen voor de stad. In de mate van het mogelijke kan vrachtvervoer via water ook een oplossing zijn voor het zware verkeer in de stad. Dit systeem van bedeling moet dan ingeschakeld worden in een hertekende distributieketen. Vanaf de aanlegplaats kan het dan via elektrische voertuigen of per fiets naar de handelaar. b. Vrachtverkeer Vandaag de dag gebeurt de bevoorrading van de handelszaken vaak via vrachtwagens en volgens de planning van de leveranciers. ACW Gent wil dit systeem herzien. Vooreerst denken we dat zware vrachtwagens in de mate van het mogelijk geweerd moeten worden uit de binnenstad. ACW Gent stelt voor om de piste van distributiecentra buiten de stad te bewandelen. Vrachtwagens kunnen de goederen daar afleveren en vervolgens wordt de koopwaar via kleinere, milieuvriendelijke transportmiddelen naar de handelaars in het centrum gebracht. Dit laat bovendien ook toe om de leveringen te plannen, hetgeen de continue stroom van vrachtverkeer in de binnenstad moet verminderen. Er wordt naar gestreefd om zo veel mogelijk buiten de spitsuren te leveren. Vrachtverkeer is ook een probleem in de kanaaldorpen. In het verleden werd reeds geëxperimenteerd met vrachtwagensluizen die het zware vrachtverkeer uit de kernen moest weg houden. ACW Gent vraagt dat hier verder wordt op ingezet. Op korte termijn vraagt ACW Gent dat GPS-operatoren gecontacteerd worden om routes buiten de dorpskernen te houden, dat vrachtwagenroutes verduidelijkt en verfijnd worden. Op lange termijn pleit ACW Gent voor het bouwen van parallelwegen, ontsluitingscomplexen, vrachtwagensluizen en verkeersfilters, en goed ingerichte parkeerzones zodat vrachtwagenchauffeurs in alle comfort kunnen over weekenden. c. Autodelen Autodelen kan een goed alternatief zijn voor mensen die slechts sporadisch gebruik moeten maken van een wagen. Om de toegang tot autodelen te faciliteren kan de Gentenaar nu al rekenen op een terugbetaling van het inschrijvingsgeld. ACW Gent vraagt dat de stad Gent dit systeem evalueert en indien positief bevonden in de toekomst verder uitbouwt. Een sensibiliseringscampagne die de voordelen van autodelen in de stad belicht, kan bovendien het systeem een duwtje in de rug geven. De stad moet zelf het goede voorbeeld geven door het systeem van autodelen een volwaardige plaats te geven in haar dienstverplaatsingen.
-41-
[5. Mobiliteit]
d. Openbaar vervoer Openbaar vervoer moet een belangrijke plaats in nemen in de mobiliteit van de stad. Het is echter nodig om na te denken over op welke manier we ons openbaar vervoer in de toekomst willen organiseren. Is het bijvoorbeeld nodig om te blijven inzetten op dubbelgelede bussen in de binnenstad? De oplossing ligt ACW Gent in het gebruik van kleinere bussen die elektrisch of via een waterstofmotor worden aangedreven. Deze bussen maken deel uit van een fijner net dat afgestemd is op het grotere voorstadsverkeersnet. Ook elektrische voertuigen, trams, vervoer via water, etc. kunnen deel uitmaken van dit fijnere net. De vertramming van bepaalde lijnen die reeds werd ingezet moet verder gezet worden. Openbaar vervoer kan slechts succesvol zijn als het efficiënt is. Deze efficiëntie is nauw gerelateerd met een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer. Idealiter wordt er een aparte bedding voorzien voor het openbaar vervoer. Waar dit niet mogelijk, wordt uitgekeken naar andere middelen om een vlotte doorstroming te garanderen. Adaptieve verkeerslichten kunnen een eerste middel zijn (openbaar vervoer krijgt voorrang op de rest van het verkeer). Ook de aanpak van foutparkeerders en wagens in dubbele file kan een deeltje van de oplossing zijn. ACW Gent vraagt ook dat de stad samenzit met De Lijn om het systeem van de belbussen te bekijken en bij te sturen. Bedoeling is de gebruiksvriendelijkheid van de belbussen te optimaliseren. Hierbij kan gedacht worden aan meer soepelheid voor reservatie (bv. dat gekende gebruikers van de belbus zonder specifieke reservatie gebruik kunnen maken van de eerste beschikbare, niet volzette bus die de door hun gevraagde halte passeert en verkorten van de reservatietijd van twee uur), beperking van de reisduur (de rit vanaf de aangevraagde halte tot het centrale verzamelpunt moet steeds de kortste route volgen). Daarnaast vraagt het ACW ook dat de stad het gratis openbaar vervoer herbekijkt en deze middelen investeert in laatavond, nacht en weekend openbaar vervoer.
3. Gent: fietsstad Gent gaat er prat op een fietsstad te zijn. Hoewel de cijfers in de Stadsmonitor dit enigszins tegen spreken, neemt de fiets toch een belangrijke plaats in de stad in. ACW Gent wil meer mensen stimuleren om de verplaatsingen van en naar het werk en binnen de eigen buurt met de fiets te doen. Mensen zullen dit slechts doen als de fietsomstandigheden optimaal zijn. De stad doet nu al heel wat inspanningen naar de fietsers toe. ACW Gent wil dat deze piste in de toekomst verder bewandeld wordt. In de beleidsnota voor de vorige legislatuur werd het plan opgevat om “witte” fietsen ter beschikking te stellen van bewoners en bezoekers. ACW Gent zou dit graag verwezenlijkt zien en pleit hierbij om in navolging van Brussel en Parijs een systeem van huurfietsen te introduceren. Voordeel van deze fietsen is dat ze een aparte stalling hebben en dus geen plaats innemen op voetpaden wanneer men de fiets wil stallen. Bij uitbreiding zou dit ook een oplossing kunnen zijn voor de studenten in de stad. Dit gebeurt dan best in samenspraak met StudentENMobiliteit. Hieraan gekoppeld kan men Parkeerfietsplaatsen ontwikkelen aan de rand van de stad waar automobilisten gratis kunnen parkeren en vervolgens een huurfiets kunnen nemen richting centrum. Voor ACW Gent moet een dergelijk project ook gepaard gaan met een sociaal-economie project dat instaat voor het onderhoud van de fietsen en de stallingen. Bovendien zou dit ook een deel van de oplossing kunnen zijn voor de overvolle fietsstallingen op sommige plaatsen. Momenteel zijn er al heel wat stallingen voorzien door de stad Gent. ACW Gent juicht dit toe en vraagt aan het stadsbestuur om een extra inspanning te doen bij de inrichting van fietsenstallingen. Zo denken wij aan een betere verlichting op sommige plaatsen en speciale stallingen voor bakfietsen en fietskarren, naar het voorbeeld van de fietsstad bij uitstek, Kopenhagen. Willen we meer mensen op de fiets, dan moeten we ook kijken naar de fietspaden. ACW Gent vraagt dat de stad verder inzet op veilige en goed onderhouden fietspaden van en naar de verschillende deelgemeenten. Samen met de Fietsersbond stellen we vast dat er echter nog heel wat missing links zijn (denk bijvoorbeeld aan de ondertunneling van de Contributiebrug en de Rozemarijnbrug). Deze moeten zo snel mogelijk gerealiseerd worden. Bijkomende vaststelling is dat sommige fietspaden in
-42-
[5. Mobiliteit]
de ochtend- en avondspits gesatureerd zitten. ACW Gent vraagt dat voor deze stroken (bv. langs de Groene Vallei), gekeken wordt of een verbreding mogelijk is. We willen dit ook gekoppeld zien aan het invoeren van fietsstroken voor “snel” fietsverkeer. Op die manier wordt het snellere fietsverkeer afgescheiden van het tragere (bv. senioren en ouders met kinderen). Binnen dit kader moet er ook werk gemaakt worden van de kwaliteit van sommige straten. Fietsen te midden van tramsporen vraagt al een zekere behendigheid en voor alle duidelijkheid, ACW Gent is voor verdere vertramming. Wat we wel vragen is dat de kwaliteit van het wegdek in sommige straten verbeterd wordt zodat fietsen niet onmogelijk wordt gemaakt. Een mooi voorbeeld hiervan is de Vlaanderenstraat waar een combinatie van verzakte klinkers, uitstekende tramsporen en stukken asfalt het fietsen heel onaangenaam maakt. Ook de Brabantdam en de Lange Steenstraat kunnen bezwaarlijk fietsvriendelijke straten genoemd worden. Tegelijkertijd vraag ACW Gent dat er duidelijkheid komt over de criteria en de regelgeving omtrent fietssuggestiestroken. Ook het onderhoud van deze stroken verdient meer aandacht.
4. Gent: leefbare stad Nadenken over mobiliteit impliceert ook dat we nadenken over de plaats van de auto in de stad. Zeggen dat de auto helemaal geen plaats heeft in de stad zou enkel getuigen van een zekere naïviteit. In de eerste plaats vraagt ACW Gent dat het toekomstige stadsbestuur een toekomstvisie ontwikkelt over de autosnelwegen die onze stad doorkruisen. Structuren zoals de B401 en het viaduct van Gentbrugge zijn niet enkel structuren uit lang vervlogen tijden, ze hebben ook een directe impact op de leefbaarheid van de omliggende buurten. Bovendien zullen deze structuren meer en meer onderhoud nodig hebben. De stad moet het voortouw nemen in het zoeken naar nieuwe oplossingen in samenspraak met de Vlaamse overheid. Ander pijnpunt is de E40 ter hoogte van Zwijnaarde. Ook deze zit op piekmomenten gesatureerd. De verdere ontwikkeling van de Loop zal het probleem enkel nog groter maken. Hoog tijd dus om een globaal mobiliteitsplan op te stellen voor de autosnelwegen in en rond de stad. Wat het parkeerbeleid betreft, is ACW Gent de mening toegedaan dat de stad verder moet inzetten op parkeergarages buiten de stad. Vandaar uit moeten er vlotte verbindingen zijn naar het stadscentrum. Een mooi voorbeeld hiervan is de parking aan Flanders Expo. Door hier verder op in te zetten houden we een deel van het autoverkeer weg uit het stadscentrum. Dat moet een antwoord bieden op de verkeerscongestie. De binnenstadparkings m.u.v. Zuid en St.-Pietersplein worden op termijn bewonersparkings en beperkt tot kantoorgebruik. Om dit te kunnen realiseren moeten er voldoende alternatieven ingevoerd worden om de stad van buitenaf te bereiken. Speciale aandacht moet ook uitgaan naar de toegangswegen tot de stad (bv. Bevrijdingslaan, Wondelgemstraat, Dendermondsesteenweg). Deze straten combineren vaak verschillende functies (winkelen, wonen, toegangspoort, etc.), hetgeen op piekmomenten tot verkeersleefbaarheidsproblemen leidt. Duidelijke keuzes dringen zich op: wat met parkeren in deze straten, hoe pakken we de toelevering van de winkels aan, welke plaats geven we aan het openbaar vervoer, etc. In het invoeren van laad- en loszones ziet ACW Gent alvast een begin van de oplossing. ACW Gent beseft ook dat er steeds autoverkeer zal zijn in de stadskern en de kernen van de deelgemeenten. ACW Gent heeft hier ook geen probleem mee. ACW Gent vraagt wel dat automobilisten zich aan de verkeersregels houden. We kunnen enkel vaststellen dat bijvoorbeeld snelheidsbeperkingen door enkele automobilisten manifest genegeerd worden. Ook parkeren in dubbele file blijkt erg populair in sommige buurten. Dit alles heeft gevolgen voor de zachte weggebruiker en de vlotte doorstroming van het openbaar vervoer. Deze voor sommigen kleine problemen wekken echter ook heel wat irritatie op bij Gentenaars. Het stadbestuur moet van de strijd tegen deze inbreuken dus een prioriteit maken. In navolging van de stad Leuven kan Gent er bijvoorbeeld voor opteren om het aantal onbemande camera’s op de kleine ring op te drijven en op die manier het respecteren van de snelheidslimiet van 50km/u af te dwingen. Ook het plaatsen van adaptieve verkeersborden rond scholen kan een oplossing zijn, op voorwaarde dat er natuurlijk gecontroleerd wordt of de aangegeven snelheid gerespecteerd wordt.
-43-
[5. Mobiliteit]
Hetzelfde geldt voor het respecteren van het voetgangersgebied. Maar al te vaak worden de beperkte toegangsregels met de voeten getreden. ACW Gent doet een oproep voor beter controle. We zijn er ons van bewust dat dit een significante inspanning vraagt van de lokale politie. ACW Gent vraagt dan ook dat de stad Gent uitkijkt naar een geautomatiseerd systeem dat de toegang van wagens tot het voetgangersgebied regelt. Tenslotte dienen we ook stil te staan bij de toekomst van de automobiel zelf. Het Eco-virus heeft ook de automobielsector te pakken. Als progressieve stad, mag Gent de boot niet missen. ACW Gent is ervan overtuigd dat de elektrische wagen een rol van betekenis kan spelen in de stad. We vragen dan ook dat de stad het gebruik van elektrische wagens stimuleert. Dit kan bijvoorbeeld door het invoeren van een premie die de aankoop van een elektrische wagen verzacht. Bij de heraanleg van straten moeten er plaatsen voor elektrische wagens voorzien worden die uitgerust zijn met laadpalen. De stad Gent moet ook zelf het goede voorbeeld geven door verder in te zetten op een vergroening van haar wagenpark.
-44-
[6. Ruimtelijke Ordening]
RUIMTELIJKE ORDENING Visie Duurzaam omspringen met ruimte betekent in de eerste plaats zuinig omspringen met ruimte. Wij kiezen voor zuinige en sobere vormen van ruimtegebruik die gebaseerd zijn op verweving, bundeling en verdichting. Vermengen van verschillende functies als wonen en werken, open ruimte en recreatie, natuur en landbouw, … is nodig om de ruimte te bewaren. Elke vermenging moet echter rekening houden met de leefbaarheid van de omgeving. Milieuvoorwaarden zijn belangrijke toetsstenen. Verdichting betekent dat we geen greenfields aansnijden, maar gebruik maken van de beschikbare gronden en panden in onze gemeenten. De stad moet dan ook inzetten op een sterk grond‐ en pandenbeleid en het realiseren van een versterking van de sociale cohesie in wijken en woonkernen. Ook ten aanzien van bedrijventerreinen kiezen we voor het gebruiken van brownfields, het mengen van werken met andere functies en voor een duurzame inrichting. Duurzaam omspringen met ruimte houdt in dat onze versteende ruimte een duurzame ruimte wordt. Investeren in klimaatneutrale gebouwen, in ecologisch aangelegde publieke en semi‐publieke ruimten, in ruimte voor zacht en openbaar vervoer. Duurzaam omspringen met ruimte legt een accent op de verschillende woonnoden en woonvormen. Gemeenten moeten ruimte creëren voor gezamenlijke woonvormen, woonzorgzones, verschillende woonconcepten. Dit moet de kwaliteit van het wonen versterken. Duurzaam omspringen met ruimte kiest voor een kwaliteitsvolle omgeving, een kwaliteitsvol beeld van onze omgeving, een omgeving die mensen uitdaagt om samen te leven. Publieke en semi‐publieke ruimtes moeten voor ons plekken worden waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en zich kunnen ontspannen. De stad moet werk maken van de beeldvorming van straten en pleinen. Duurzaam omspringen met ruimte houdt in dat we steeds oog hebben voor de mobiliteitsgevolgen. De ruimtelijke ordening moet een bijdrage leveren voor een duurzamere mobiliteit. Een goede ordening zorgt voor minder mobiliteit, maar daarnaast moet er ruimte zijn voor zachte en openbare vormen van mobiliteit. Binnen de ruimtelijke ordening moet het STOP‐principe als leidend principe gelden (zie ook hoofdstuk Mobiliteit). De stad heeft voor het ACW een belangrijke verantwoordelijkheid ten aanzien van een leefbare ruimte. Daarom vraagt ACW Gent dat de stad haar verantwoordelijkheid vastlegt in een evenwichtige visie, ingebed in een ruimtelijk structuurplan.
Voorstellen 1. Een stad vol ruimte • De stad actualiseert haar ruimtelijk structuurplan (RSG). Doelstellingen zijn: • de stad moet zich ruimtelijk aanpassen aan de klimaatomslag. Het RSG moet vertrekken van het ecopolisgedachtegoed. • het RSG moet het kader bieden voor een nieuwe sociale stadsvernieuwings-campagne in de 19de eeuwse gordel. Door het inbrengen van groen en nieuwe sociale en andere woningen worden de 19de eeuwse wijken de ecologische wijken van de toekomst. • het RSG heeft bijzondere aandacht voor de 20ste eeuwse wijken. Deze residentiële wijken bieden ruimte voor de bevolkingsaangroei. Door middel van lichte herstructureringen (herstructureringen van tuinen) kunnen compactere woonvormen geïntroduceerd worden. • het RSG heeft bijzondere aandacht voor de kwaliteit van de ruimte in onze stad en wijken. De bevindingen van de studie Kouter en Leielandschap worden stedenbouwkundig ontwikkeld en toegepast in alle deelgemeenten van het buitengebied van Gent. • het RSG maakt een kwaliteitsverhoging van de binnenstad mogelijk door het vinden van een nieuw evenwicht tussen wonen, handel, horeca en evenementen. Hierbij wordt uitgegaan van de
-45-
[6. Ruimtelijke Ordening]
draagkracht van straten en wijken, wordt ingezet op kleinschalige handel en horeca en worden grootschalige(r) handelsvestigingen geweerd uit de binnenstad (bij voorkeur in te bedden op knooppunten van openbaar vervoer). Daarnaast wil ACW Gent dat er gefocust wordt op nieuwe stedelijke woonvormen.Het RSG maakt ‘samenhuizen’-projecten mogelijk en stimuleert het ontwikkelen van semi-publieke voorzieningen als parken, tuinen, gemeenschapsvoorzieningen. • het RSG maakt het mogelijk dat elke wijk voldoende gemeenschapsvoorzieningen heeft: ruimte voor scholen, ouderenvoorzieningen, studentenvoorzieningen, ontmoeting, spelen … • het RSG legt een draagkrachttoets op aan nieuwe grootschalige(r) projecten. Deze draagkrachttoets houdt rekening met de reeds bestaande druk op de wijk. Wijken waar reeds een overtal aan voorzieningen zijn die het wonen negatief beïnvloeden worden geherstructureerd. • het RSG zorgt dat wonen en werken samen kunnen gaan. Dit houdt in dat bedrijven die beantwoorden aan mobiliteitsvoorwaarden en milieuvoorwaarden aangemoedigd worden en de ruimte krijgen om in de stad te blijven. • het RSG verplicht zuinig ruimtegebruik op bedrijventerreinen en stimuleert de ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen.
2. Een groene stad • Groenstructuurplan wordt versneld uitgevoerd. Waar in de binnenstad of in de 19de eeuwse gordel op middellange termijn geen bijkomend groen voorzien kan worden, zullen compensaties gezocht worden in de omgeving. Deze afwijking op de groennorm betekent niet een afstel, maar enkel een tijdelijk uitstel. De groencompensatie blijft nadien verworven. • Bij elke nieuwe verkaveling of herinrichting van een straat of wijk zal gezocht worden naar een uitbreiding van nuttig publiek groen (nuttig = bruikbaar parkje, speelplek …) • Alle praktische groenvoorzieningen worden ecologisch beheerd. De overheid stimuleert haar burgers tot het ecologisch onderhouden van hun tuin. • De stad stimuleert het gemeenschappelijk onderhoud van het publiek groen. Door publiek groen een semi-publiek karakter te geven, zal de betrokkenheid van de Gentenaars bij hun groen verhogen. • De ontwikkeling aan nieuw groen in de 19de eeuwse gordel moet de basis vormen voor een nieuwe sociale stadsvernieuwingscampagne. Door het voorzien van nieuwe parken en semi-publiek groen moeten de 19de eeuwse wijken ontpit en geherstructureerd worden. • De stad stimuleert de hogere overheid tot het versneld ontwikkelen van de stadsbossen. (zie ook hoofdstuk milieu) • De stad gaat samen met haar buurgemeenten onderzoeken hoe de regio de open ruimtes kan behouden door gezamenlijk een ruimtelijk beleid af te spreken. De stad werkt hiervoor samen met de bereidwillige gemeenten. • Doelgericht organiseren van de publieke ruimte versterkt de sociale cohesie. De “speelstraten” geven kinderen de kans om meer buiten te spelen. Vooral in de “oudere” wijken, waar woningen over geen of slechts een kleine tuin/koer beschikken, moet men op regelmatige basis moeten kunnen beschikken over veilige speelstraten. De administratieve beslommeringen voor dergelijke aanvragen moeten tot een minimum worden herleid. • Een mobiele stadZie hoofdstuk mobiliteit
-46-
[7. Onderwijs]
OPVOEDING EN ONDERWIJS IN DE WIJK, IN DE BUURT EN IN DE STAD Visie “Tegenwoordig houden we nog steeds vol dat we zeer gesteld zijn op democratie en zelfbestuur,en dat we van vrijheid van meningsuiting houden en van respect voor diversiteit en begrip voor anderen. We bewijzen lippendienst aan deze waarden, maar we denken veel te weinig na over wat we moeten doen om ze over te dragen op de volgende generatie en hun voortbestaan te verzekeren. Afgeleid door het streven naar rijkdom vragen we steeds vaker aan onze scholen om nuttige winstmakers voort te brengen in plaats van nadenkende burgers. Onder druk van bezuinigingen snoeien we juist die delen van het onderwijs weg die van cruciaal belang zijn voor het in stand houden van een gezonde samenleving.”(Martha Nussbaum “ Niet voor de winst”) Een ideaal lokaal bestuur moet in zijn onderwijsbeleid aandacht hebben voor een aantal waarden die ervoor zorgen dat het competentiestreven, het puur individuele competitieve, het materialistische geen doel op zich wordt. Waarden zoals respect, solidariteit, dankbaarheid, gastvrijheid, vredesgezindheid, vertrouwen… zouden best opgenomen worden in het schoolreglement van elke school! Het is dan ook de taak van de Inrichtende Machten om “waardenoverdracht “te faciliteren en te ondersteunen. De lokale overheid voorziet in toegankelijk en betaalbaar onderwijs met opvang en welzijn voor iedereen!
Welke rol krijgt een gemeente toebedeeld op vlak van onderwijs? Stedelijk onderwijs speelt een belangrijke rol bij de emancipatie en het scheppen van gelijke kansen. De stad heeft een regiefunctie binnen de beleidsdomeinen onderwijs, kinderopvang, opvoedingsondersteuning en studentenaangelegenheden. De dynamiek van de actoren (incl. de vrijwilligers) is binnen deze regiefunctie van primordiaal belang.
Voorstellen 1. Betaalbaar, toegankelijk en kwalitatief stedelijk onderwijs en kinderopvang voor iedereen. In het kader van het aanpakken van de kansarmoedeproblematiek moet er werk gemaakt worden van de hoge studiekosten in het secundair onderwijs. Hier ook moet de maximumfactuur (Vlaamse materie), zoals in het basisonderwijs , bekeken worden. Het kan niet dat kansarmoedeproblematieken de realisatie van onderwijsdoelstellingen in de weg staan! Ongeacht het net waartoe de school behoort, kan de stad heel wat schoolrekeningen lichter maken. De “sociale voordelen” die in het eigen net worden aangeboden zouden (zonder aanvraag) ook aan de andere netten moeten worden aangeboden. Enkele voorbeelden. Gratis busvervoer van en naar het zwembad geldt dan wel als “intern vervoer” van een school en niet als sociaal voordeel, Maar een lokaal bestuur kan wel beslissen om dat voor alle netten op zich te nemen. Voor- en naschoolse opvang, middagtoezichten (max. 1 uur), gebruik van het zwembad, gebruik van sportaccommodatie in sportzalen en andere sportterreinen… De uitbreiding van “het participatiefonds” is een must! Kinderopvang moet een beleidsoptie zijn; de stad moet hiervoor instaan en de nodige inspanningen leveren om een goed beleid te voeren. Het zou goed zijn dat dicht bij elke basisschool kinderopvang voorzien zou worden (=een goede spreiding over verschillende wijken). De stad kan het lokaal leveren. Heel wat gebouwen, dicht bij de school gelegen - vb. pastorijen -, staan actueel leeg. Het schoolbestuur kan zorgen voor de inrichting en het verzorgend personeel.
-47-
[7. Onderwijs]
Het tekort aan plaatsen was voorspelbaar! Het volstaat niet jarenlang beloftes voor opvangplaatsen te doen, daadwerkelijke organisatie is noodzakelijk. Er zouden nieuwe plaatsen in weinig aangeboorde buurten moeten ingepland worden, zodat ook in die wijken het samenleven van jonge gezinnen een positieve impuls krijgt en leven en werken er beter te verzoenen wordt voor jonge ouders. De kinderopvang heeft ook een belangrijke economische functie, naast een pedagogische en sociale functie. De ouders actief op de arbeidsmarkt houden is een belangrijk doel van de economische functie. Nieuwe kinderdagverblijven zouden een startsubsidie moeten kunnen krijgen. Ook bedrijven moeten gesensibiliseerd worden om kinderopvang te faciliteren door creatieve initiatieven te nemen bv. tijdens de schoolvakantieperiodes. 2. Effectief en efficiënt diversiteitsbeleid dat de instroom en doorstroom van kansengroepen bevordert Uit een rapport van de Europese commissie blijkt dat één op tien leerlingen in ons land buitenschoolse bijles volgt! Het fenomeen bereikt ook alsmaar meer jongere leerlingen. Steeds meer ouders van kinderen in de basisschool betalen voor externe deskundigheid. Studiecoaching en remediëring moeten primordiale taken van de school zelf zijn en zouden moeten gestimuleerd worden. Het project “Tutors for tutors” zou moeten aangemoedigd worden in alle scholen en gekaderd zijn binnen elk pedagogisch project. Sterkere leerlingen uitdagen en bewust maken van het feit dat heel wat leerlingen het moeilijk hebben om diverse redenen. Zo krijgen zij een realistischer beeld van de maatschappij en groeit het bewustzijn dat “vrijwilligerswerk” primordiaal is in de samenleving. In gans het pedagogisch gebeuren moet er meer samenwerking zijn met de universiteit en de hogescholen. Zij kunnen hun studenten aansporen om de rol van tutor op te nemen. Het stimuleren en invoeren van “differentiatieprojecten” om schoolachterstand en ongekwalificeerde uitstroom te vermijden. Deze projecten zouden alvast de communicatieve competenties van de leerlingen kunnen verhogen en zij kunnen tevens uitdagend zijn voor de sterkere leerlingen. Ook moeten de scholen gestimuleerd worden om gebruik te maken van de mogelijkheid om het jaarklassensysteem te verlaten. Flexibele leertrajecten zijn hierin zeer efficiënt. Er moeten zoveel mogelijk maatregelen genomen worden om aan alle jonge kinderen kwalitatief hoogwaardige begeleiding en opvang te bieden. Bijzondere aandacht moet daarom ook uitgaan naar het aantrekken van allochtone begeleiders en leerkrachten en aan vorming rond het werken met diversiteit. Van in de crèche moet gewerkt worden aan het bevorderen van tolerantie en aan het bestrijden van vooroordelen. 3. Opvoedingsondersteuning en het versterken van de link met het gezin via dialoog met de ouders Alle ouders en kansarme ouders in het bijzonder kunnen nog meer betrokken worden bij de opvoeding van de kinderen op school dankzij het “brugfigurenproject”. De brugfiguren werken aan een betere afstemming van de school op de draagkracht, de thuissituatie en de verwachtingen van de gezinnen. Het brugfigurenproject moet echter worden uitgebreid. Er zijn enkele positieve resultaten, bv.’ Boek op bezoek’. Toch zouden de grenzen moeten hertekend worden (welke school krijgt een brugfiguur?),rekening houdend met de buurten waar zich heel wat anderstalige nieuwkomers komen vestigen. Dankzij een verbetering van de Nederlandse taal bij kinderen van allochtone afkomst zal men een versterking van de basisvaardigheden kunnen bekomen en zullen ook de ouders van deze kinderen hierbij betrokken worden. 4. Het multidisciplinair aanpakken van de spijbelproblematiek Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat er een samenhang bestaat tussen zowel spijbelen en het behalen van slechte schoolresultaten als tussen spijbelen en jeugddelinquentie. Daarom is het voorkomen van spijbelgedrag des te belangrijker. Vijfentwintig procent van de gemeentebesturen werkt
-48-
[7. Onderwijs]
onvoldoende of niet mee. Lokaal zouden ’korter-op-de-bal’-initiatieven kunnen genomen worden om sneller in te spelen op schoolverzuim. In vele gevallen is het schooljaar meer dan halfweg vooraleer het departement volledige duidelijkheid heeft over het schoolverzuim van leerlingen. Tijdens deze periode van niet-ingeschreven zijn in een school (of van langdurige afwezigheid) wordt deze leerling niet begeleid door de school, noch door het CLB! Er moeten dus éénduidige afspraken gemaakt worden rond de spijbelproblematiek, zowel politioneel als sociaal. Net als bij politiecontroles voor de fietsers en de politiehulp bij de start van een nieuw schooljaar, zouden politiemensen gerichte controles moeten kunnen uitvoeren tegen het spijbelgedrag van jongeren. Enkel op die wijze kan het spijbelen op een efficiënte en integrale wijze aangepakt worden. 5. Preventieprojecten blijven ondersteunen en faciliteren Preventie op school is geen overbodige luxe! Elke leerling heeft nood aan specifieke preventie die beantwoordt aan zijn noden en behoeften. Het is de taak van de lokale overheid om deze noden in kaart te brengen en maatschappelijke problemen preventief aan te pakken. Zo moet er vandaag zeker werk gemaakt worden van correct computergebruik. Leerlingen- zelfs in de lagere school - worden geconfronteerd met tal van misbruiken zoals o.a. cyberpesten, stalking … Zo moet de gemeente inspanningen doen ter ondersteuning van een preventiebeleid m.b.t. het misbruik van genotsmiddelen, relationele en seksuele voorlichting. 6. Ondersteunen en uitwerken van acties rond gezondheid en milieu Blijvende aandacht voor milieuzorg op school ! In welke mate kan men scholen steunen die extra inspanningen doen bij het voorkomen van afval en de organisatie van een degelijke recyclage? De stad zou moeten beseffen dat door het afvalbeleid van de school ook de ouders worden gesensibiliseerd via hun kinderen en dat de scholen op deze wijze ook bijdragen tot een gezond en milieuvriendelijk klimaat in de wijken. 7. Dichten van de digitale kloof door het inschakelen van ICT-middelen bij het leren en onderwijzen De technologische ontwikkelingen voltrekken zich in een zeer snel tempo. Onderwijs moet erin slagen deze ontwikkelingen bij te benen en bij jongeren de kritische capaciteit te ontwikkelen om met al deze informatie om te gaan en het belangrijke te scheiden van het triviale, het goede van het slechte. Er mag zeker niet uit het oog verloren worden dat een aantal kinderen (kansarmen) het nog steeds moeten stellen zonder toegang tot de digitale wereld. Dit mag in geen enkel opzicht een bron van uitsluiting zijn. 8. Levenslang leren via het deeltijds onderwijs, het volwassenonderwijs… “Iedereen mee!” moet hier het uitgangspunt zijn! Door voortdurend bij te leren, ook op informele basis, houdt men de geest open. Mee zijn in de ‘flow’ gaat uitsluiting tegen. Jongeren moeten in staat gesteld worden om hun eigen leerproces te sturen. Belangrijk daarbij is dat deze doelgroep – gestuurd door gespecialiseerde instanties – de weg naar het aanbod vindt, prioritair het aanbod dat leidt naar maatschappelijke knelpuntberoepen. 9. Herstelgericht groepsoverleg moet gestimuleerd en ondersteund worden Bij herstelgericht groepsoverleg komt een neutraal iemand bemiddelen tussen betrokken partijen in een conflict. De neutrale bemiddelaar moet hiervoor een opleiding volgen zodat hij/zij met een gerichte methodiek aan conflictbemiddeling kan doen, waardoor alle partijen - slachtoffer en dader samen een proces doormaken waardoor conflicten op een constructieve wijze worden benut. Hergo is geen sanctie maar maakt deel uit van het schoolbeleid. Bij ernstige conflicten geeft het aanleiding tot een herstart in de school, naar time-out of naar een overdracht naar een volgende school indien dit wenselijk is. Door deze werkwijze worden jongeren niet zomaar aan de deur gezet op school maar leren ze hun eigen verantwoordelijkheden op te nemen. Extra middelen moeten voorzien worden om bemiddelaars te voorzien in hun opleiding en om tijd te kunnen investeren in de scholen die er vragende partij voor zijn. Aangezien het om nieuwe methodieken gaat moeten ze via projectwerking kans krijgen om maatschappelijk een plaats te verwerven.
-49-
[7. Onderwijs]
10. Participatie van jongeren bevorderen Jongeren meer betrekken en laten participeren aan het gemeentelijk beleid door bv. het oprichten van een ‘Kindergemeenteraad’. Vanuit de scholen zou men leerlingen die zetelen in een leerlingenraad op regelmatige tijdstippen kunnen laten meedenken over items die voor hen belangrijk zijn. Eén of tweemaal per jaar zou uit elke leerlingenraad één afgevaardigde per school kunnen worden uitgenodigd voor een bijeenkomst met een gemeentelijke mandataris.
-50-
[8. Cultuur]
CULTUUR Steden en cultuur, het is vaak een succesverhaal. Wij kennen Bilbao, Firenze, Boedapest, Krakau, Sevilla, ... niet vanwege een bloeiende economie maar van een rijk cultureel leven of een uniek erfgoed. Het is met onze stad niet anders. Gent, een flink uit de kluiten gewassen provincienest, krijgt stilaan terecht naam als prachtige parel aan de kroon van de lage landen. Er valt hier ook heel wat te beleven. Als festivalstad zijn we onovertroffen. Gent biedt alle mogelijkheden van een metropool maar heeft ook de ambiance van een dorp. Toch moet het mogelijk zijn Gent nog meer tentoon te stellen aan de buitenwereld als sprankelende cultuurstad. We mogen niet nalaten daarvoor alle troeven uit te spelen. Ook voor de Gentenaar zelf moet de stad een geliefde blijven waarop hij nooit uitgekeken geraakt. Om deze doelstellingen te bereiken zal er de komende zes jaar een doortastend beleid moeten worden gevoerd met aandacht voor de nieuwsgierige bezoeker maar evenzeer voor de inwoner, die zich thuis moet blijven voelen in zijn geliefde Gent.
Voorstellen 1. Gent, cultuurstad voor iedereen Gent heeft zoals de meeste steden een grote diversiteit aan inwoners. Het is primordiaal dat elk van deze groepen in contact gebracht wordt met cultuur en eraan kan participeren. Gent zal deelnemen aan het initiatief van de ‘Uit-Pas’ dat op Vlaams niveau ontwikkeld wordt. Dit is een ‘vrije-tijdspas’ die toegang verleent aan een divers aanbod met tarieven gericht op maat van specifieke doelgroepen. 1.1 Senioren Onderzoek wijst uit dat de cultuurparticipatie bij 60- plussers eerder daalt. Daarom willen we inzetten om de symptomen voor deze daling aan te pakken. De ‘Uit- Pas’ zou hier een nuttig instrument kunnen zijn. 1.2 Jongeren Samenwerking cultuur en onderwijs kan worden geïntensifieerd . Hoe vroeger kinderen in contact komen met cultuur hoe meer ze op latere leeftijd participeren. Er kunnen meer samenwerkingsverbanden tussen culturele actoren, scholen en opvang tot stand gebracht worden. De Kopergieterij geeft kinderen de kans om zich te uiten op het podium. Waarom geen museum creëren waar kinderen, jongeren creatief kunnen zijn op beeldend vlak en dit ook kunnen tentoonstellen. Dit zou zeker drempelverlagend werken, ook naar andere musea toe. Het ‘kinder- en jongerenmuseum’ zou een unieke plaats innemen in het Vlaams cultuurlandschap. 1.3 Etnisch-culturele diversiteit Te vaak wordt cultuur voor allochtonen gelinkt aan de Centrale. We streven naar een cultuuraanbod dat zich verspreidt in de verschillende wijken waar allochtonen en autochtonen samen cultuur beleven. 1.4 Kansarmen Armoede en isolement gaan hand in hand. Cultuur is een hefboom om personen uit hun isolement te halen of kan vermijden dat men in isolement vervalt, en is als dusdanig een instrument om armoede te bestrijden. Een sterkere inzet om in Gent de cultuurparticipatie van mensen met een laag inkomen te faciliteren is noodzakelijk. Dit kan door een optimale samenwerking met het Departement Cultuur, de dienst cultuurparticipatie, het OCMW en een aantal betrokken verenigingen.
-51-
[8. Cultuur]
Door de 80/20-regeling worden commerciële vormen van cultuur beter toegankelijk. De keuze is vrij en het mobiliteitsprobleem wordt financieel ondervangen. Een grote meerwaarde voor elke Gentenaar die het met een laag inkomen moet stellen. Maar geld is niet de enige drempel. Zo moeten ook andere dieperliggende sociale en praktische obstakels zoals angsten, schuldgevoelens, gebrek aan informatie en voorkennis, enzovoort verder in kaart gebracht worden. Artistieke expressie verhoogt ook eigenwaarde en biedt inzicht in de eigen leefsituatie. Mensen in armoede moeten kansen krijgen om meer aan culturele expressie te doen. De sociaal-artistieke sector biedt deze kansen en moet hiertoe ondersteund worden. Ten slotte is overleg met mensen in armoede cruciaal. We pleiten voor een open dialoog, die verrijkend kan werken in het samen zoeken naar oplossingen.
2. Gent, festivalstad Nergens vind je in Vlaanderen een stad met meer ‘festivalaanbod dan in Gent. (Festival van Vlaanderen, Internationaal Filmfestival, Gent, Jazz, Lichtfestival, Time-festival, Gentse feesten met het Straattheater en het Figurentheater…) Al deze festivals zorgen voor een grote dynamiek en uitstraling. Hierdoor kunnen we ons profileren als de ‘ festivalstad’ bij uitstek. We pleiten ervoor om van ‘ Gent, festivalstad’ een sterk merk te maken.
3. Gent, stad van de musea Gent heeft een omvangrijk aanbod aan musea, zowel landelijk erkend als op stedelijk niveau. Deze musea hebben momenteel diverse organisatievormen. Het clusteren en meer samenwerken zou de werking ten goede komen zeker op het vlak van afstemmen van tentoonstellingsprogramma’s, depotbeleid, marketing… en dit zonder te raken aan de specificiteit van de diverse musea. Voorstel van clusteren: • Kunstmusea • Historische musea • Monumentale sites • Kleinschalige musea We blijven ook voorstander van een museumplein waarbij het SMAK en het MSK via het Citadelpark verbonden worden met het STAM. We pleiten ervoor om via het water een link te leggen met andere musea gelegen aan de Gentse waterlopen.
4. Gent, stad van letteren 4.1 De Waalse Krook De zone tussen de Waalse Krook en het oud wintercircus is bestemd voor een uniek cultureel project rond de bibliotheek van de 21ste eeuw. We pleiten ervoor dat de Waalse Krook een laagdrempelig initiatief wordt waar elkeen via nieuwe toepassingen de weg vindt naar literatuur. 4.2 Poëziecentrum Gent huisvest het enige poëziecentrum in Vlaanderen. We pleiten ervoor om rond poëzie een sterkere publiekswerking te ontwikkelen. Voorstel: een jaarlijkse ‘Poëzienacht’ op de Vrijdagsmarkt. Dit zou de kans bieden het centrum in de spotlights te brengen.
-52-
[8. Cultuur]
4.3 ‘De Kleine Boekhandel’ Ook inzake verspreiding van literatuur is het belangrijk dat een fijnmazig netwerk van boekhandels aanwezig is zowel in de stad als in de randgemeenten.
5. Gent, stad van innovatie en creativiteit De Europese studies wijzen uit dat cultuur één van de economische groeipolen is in Europa. Ook Gent kan daar op inzetten! Wij willen de innovatie en de creativiteit aanmoedigen en zo mogelijk een plek geven in de oudere industriële sites. Het gaat vaak over kleine startende ondernemers op het vlak van multimedia, film, reclame, grafische vormgeving, design… Wat design betreft is onze stad ook uniek omdat Gent het enige museum in Vlaanderen rond design en vormgeving huisvest. Onze stad is ook een filmstad en brengt een divers aanbod in verschillende zalen. We willen de werking van de ‘art- houses’ stimuleren om initiatieven van eigen bodem en de meer culturele film naar een breed publiek te brengen.
6. Gent, stad met uniek erfgoed Het verval van historische gebouwen moet worden tegengegaan. Daarvoor moeten financiële middelen vrijgemaakt worden noodzakelijk om kerken en andere historische panden te beschermen en te renoveren. Er is dringend nood aan een coherent beleid op het vlak van het historisch en monumentaal erfgoed in de stad en in de randgemeenten. Gent is één van de mooiste steden in Vlaanderen en moet dit ook blijven! Een toekomst- en investeringsplan, dat vandaag ontbreekt, is echt nodig. Plekken die werelderfgoed zijn zoals de begijnhoven zijn dringend aan renovatie toe. Gent is ook een stad met een rijk industrieel verleden, ook deze sites vragen een toekomstgerichte aanpak.
7. Gent, stad van muziek en theater Gent heeft een bijzonder rijk aanbod aan theater en muziek zowel op professioneel als op amateuristisch vlak. De mix tussen professionele- en amateurgezelschappen is onontbeerlijk om tot een rijk muziek- en theaterlandschap te komen. Hiervoor is het belangrijk om voldoende repetitieruimtes te voorzien.
8. Gent, stad met wijken en deelgemeenten Cultuur beleef je niet enkel in de grote huizen, maar moet een dagdagelijkse belevenis zijn. Daarvoor is het van kapitaal belang dat cultuur aanwezig is in alle wijken en deelgemeenten. De cultuurplatforms verdienen blijvende ondersteuning als inspraakorgaan voor het stedelijk cultuurbeleid. Ze hebben een belangrijke functie bij het realiseren van kunst en cultuur in de wijken en in de deelgemeenten. We pleiten ook voor het vrije en particuliere initiatief en willen het engagement dat vrijwilligers opnemen stimuleren. Niet alleen de festivals maar ook de kunstbeleving in publieke ruimtes moeten blijvend aandacht hebben voor de opportuniteiten die zich in de wijken en in de randgemeenten voordoen. In het centrum van de stad hebben we nu een stadshal! We pleiten ervoor dat deze gebruikt wordt voor laagdrempelige culturele initiatieven en stellen voor dat CIRCA hierin coördinerend optreedt.
-53-
[9. Participatie]
PARTICIPATIE EN INSPRAAK Visie Participatie is zich openstellen Een overheid die een hoge participatiegraad organiseert stelt zich kwetsbaar op. Ze werft meningen en opinies die niet noodzakelijk de hare zijn. Participatie is een stuk macht afstaan. Echter, in een grondig debat kunnen compromissen gevonden worden waarbij nieuwe krachten van bewoners aangeboord worden. De tijd die men erin investeert kan bij de uitvoering ruimschoots teruggewonnen worden. Participatie moet meer dan vandaag als kans gezien worden om een kwaliteitsvolle en sociale politiek te voeren. Participatie en inspraak worden begripsmatig vaak door elkaar gebruikt, doch dekken een verschillende lading. Participatie gaat over deelneming aan het maatschappelijk leven. Inspraak over de gelegenheid om zijn wensen kenbaar te maken. De twee staan in wisselwerking met elkaar. We gaan dieper in op de participatie van doelgroepen en de bewonersparticipatie en de positie van het middenveld. Daarnaast willen we ook ingaan op het verhogen van het democratisch gehalte van de gemeenteraad en de stedelijke adviesraden. We vertrekken vanuit een bondige analyse en het formuleren van een aantal principes. Inspraak veronderstelt informatie. De overheid die participatie organiseert is verplicht om voldoende informatie te verspreiden en ze goed toegankelijk te maken, doch moet verder gaan dat dit. De bewonersparticipatie zoals die vandaag door de stad beoefend wordt, blijft te veel hangen op het niveau van communicatie en informatie. Op de wijkdebatten wordt informatie gegeven over de wijkontwikkeling en de projecten zoals de stad die ziet. De vragen vanuit het publiek zijn op voorhand gekozen en gefilterd. De debatten worden strak geregisseerd en beeldig gepresenteerd. Bij een hogere participatiegraad neemt men bewoners mee in een denkproces over hun buurt. Dit vraagt tijd en moeite. Dit houdt ook in dat een extra inspanning gebeurt om moeilijk bereikbare groepen in dit traject mee te nemen. De gebruikte taal, de ingewikkelde procedures en de setting (grootschalig, officiëel) werken ontmoedigend voor zwakkere groepen. Mits de juiste aanpak kan de kwantitatieve participatie en participatiegraad in Gent nog flink stijgen. Hierbij denken we aan een verhoogde betrokkenheid van het buurtwerk en het contacteren van mensen in de buurt met oog op hun activering. De stad gaf zich de voorbije bestuursperiode de tijd om te experimenteren (zie beleidsplan communicatie en inspraak). Inmiddels zijn voldoende methodieken beschikbaar om de participatie daadwerkelijk te verbeteren. Participatie veronderstelt een georganiseerd middenveld We stellen vast dat het middenveld de voorbije jaren haar rol te weinig heeft gespeeld. Van het middenveld mogen we veronderstellen dat het zich kritisch durft op te stellen en niet huivert bij het politiek duiden van problemen. De vraag kan gesteld worden of het middenveld hiertoe voldoende kansen gekregen heeft, dan wel zich onvoldoende van de geboden kansen bediend heeft. (Zelfdisciplinering, als gevolg van een algemene trend tot depolitisering, is alvast geen goede houding voor een middenveldorganisatie die maatschappelijk relevant wil zijn). Bij het organiseren van participatie moet een stedelijke overheid dan ook rekening houden met ‘dissensus’ als wezenlijk onderdeel van participatie. Het is een illusie te denken dat alle mensen en groepen dezelfde belangen hebben en alle problemen met ‘redelijke’ compromissen kunnen beantwoord worden. Participatie dient dan ook de bestaande machtsongelijkheid aan te tonen in plaats van ze toe te dekken.
-55-
[9. Participtaie]
Participatie veronderstelt: de doelgroep betrekken Wil de stad het participatieve gehalte van haar beleid verhogen dan dient ze haar sociale doelen duidelijker voorop te stellen. Armoede is niet fraai om zien. Ze weggommen uit de beeldvorming is echter geen oplossing. Het is dan ook belangrijk om bij de organisatie van inspraak te vertrekken van bestaande of ontluikende verhalen aan de basis in plaats van bij marketing-gestuurde stadsinnovatie. Het valt ook op dat de participatie bij grootschalige stadsinnovatieprojecten eerder voor en door hooggeschoolden gebeurt. De participatie van laaggeschoolden is echter niet onmogelijk. Ze participeren moeilijker maar zijn, mits aangepaste benadering, niet onmondig. In het sociale middenveld bestaat veel expertise inzake het betrekken van zwakke groepen bij het participatieve proces (zie Verenigingen waar armen het woord nemen, Gentse overlegtafels). Deze groepen moeten op eigen ritme een inbreng kunnen doen. Het betrekken van deze (veelal kleine, door vrijwilligers aangedreven) groepen levert een unieke bijdrage aan het stedelijk beleid, die niet verworven wordt via het afsluiten van convenanten met grote professionele organisaties. In het algemeen dient men bij het afsluiten van convenanten de val te vermijden om het middenveld als uitvoerder van beleid te beschouwen. Het middenveld moet een eigen rol en functie kunnen vervullen, met de vrije steun van de stedelijke overheid. Algemeen belang en gedeeld belang Het algemeen belang is bij participatie een moeilijk begrip. Het algemene belang is niet noodzakelijk ieders belang. Daarom moet bij het begin van het participatieve proces naar een gedeeld belang gezocht worden als vertrekbasis. Het proces voltrekt zich vervolgens op basis van dialoog, waarbij de overheid ook bereid is om haar mening te herzien.
Voorstellen 1. M.b.t. de doelgroep: 1.1. De doelgroepen beter betrekken Een belangrijk element bij de actieve deelname van groepen aan de samenleving en het verstevigen van de sociale cohesie in de stad is het kunnen omgaan van de bevolking met diversiteit. Het gaat om een respectvolle omgang met groepen als gehandicapten, psychisch kwetsbaren of –zieken, allochtonen, mensen met een andere sexuele geaardheid of zelfs gewoon ‘vreemde vogels’. De stad heeft een belangrijke taak om organisaties die hier rond werken te erkennen en te ondersteunen. 1.2. Tweede adem voor het overleg over het lokaal sociaal beleid (zie hoofdstuk Welzijn: werking cel armoedebestrijding) 1.3. Betrokkenheid van migrantenorganisaties verhogen om nieuwe uitdagingen aan te pakken • De integratie van allochtone nieuwkomers gebeurt niet eender hoe. De integratieaanpak dient niet “over-culturaliserend” te zijn. Het “culturele anders-zijn” moet niet overbelicht worden. Het gaat om mensen die door welbepaalde omstandigheden in armoede verzeild raakten. In een efficiënte integratie moet voldoende geïnvesteerd te worden. Ze gebeurt het best via een rechtenbenadering en via het wegwerken van de drempels die integratie in de weg staan. Het jaarboek armoede en sociale uitsluiting (2011) duidt deze drempels zeer accuraat aan: het leven onder armoedegrens, gebrek aan toegang tot de arbeidsmarkt, slechte huisvesting en een moeilijke aanpassing aan het schoolse systeem. Om de integratie efficiënter te maken dient ook voldoende aandacht geschonken te worden aan negatieve neveneffecten van migratie ontstaan uit een falend onthaalbeleid. Veel (mannelijke) jonge allochtonen kampen met een negatief zelfbeeld en een negatief beeld van de Westerse samenleving die hen niet aanvaardt. Dit uit zich in zaken als agressie, overlast of een verwrongen sexualiteit. Deze materie is zeer moeilijk beleidsmatig te bewerken, maar hier ligt zeker een uitdaging voor een samenwerking tussen overheid en middenveld.
-56-
[9. Participatie]
• Een andere zaak is dat de stad zich moet inspannen de relaties tussen de migrantenorganisaties te verbeteren. Vormen van latent racisme tussen bevolkingsgroepen moet campagnematig verbeterd worden. Dit gebeurt in samenspraak met de zelforganisaties. 1.4. Onthaal van nieuwkomers verbeteren. • Een verplichte inburgeringscursus voor nieuwkomers is een werkbaar idee. Aan de hand hiervan kunnen kan basiskennis over taal, regelgeving en gewoonten doorgegeven worden. Toch vinden we dat het bestaande aanbod kwalitatief nog beter kan uitgewerkt worden dan vandaag het geval is. Er moet bijvoorbeeld voldoende rekening gehouden worden met de psycho-sociale achtergrond van de nieuwkomer (oorlogstrauma’s ed.) De nieuwkomer moet ook uit het isolement gehaald worden en het samenleven een stuk kunnen “voelen”. We suggereren om nieuwkomers een aantal keren te laten “meelopen” in de sporen van een vrijwilliger om samen “iets leuk” (andere term) te doen. Op deze manier leert men ook netwerken in de buurt kennen. • Om nieuwkomers een opstap naar werk aan te bieden kan de stad het best stageplaatsen voorzien in de stedelijke en autonome vzw’s om nieuwkomers een eerste werkervaring op te laten doen. • De beeldvorming van de bevolking t.a.v. nieuwkomers is vaak negatief. Veelal door onwetendheid, een negatieve ervaring of door een overbelichting van zaken die fout lopen. Al zijn er veel meer voorbeelden van een geslaagde integratie op te sommen dan andersom, toch blijven deze successen onbelicht. Weinig wordt ook gezegd of getoond over de economische meerwaarde die migratie voor onze samenleving heeft gebracht. Het fenomeen van migratie dient in het juiste daglicht worden geplaatst en tot haar juiste proporties worden teruggebracht. De stad dient samen met het middenveld te werken aan een juiste beeldvorming ter zake door middel van tentoonstellingen, films, getuigenissen en dergelijke. Samen met andere inspanningen ter zake moet dit leiden tot een verhoogde interculturele competentie van de bevolking.
2. Bewoners sturen hun buurt • De participatie van de bevolking aan grootschalige projecten is van cruciaal belang. Op dit vlak kunnen we leren van de Antwerpse Lange Wapper. Na het debacle stippelde gouverneur Berx een intensief participatieparcours uit voor de opmaak van een streefbeeldstudie. De commissie Berx vertrok van het uitgangspunt dat strategische infrastructuurwerken sneller kunnen gerealiseerd worden als de bevolking ruim betrokken wordt in de voorfase van het project. “Zelfs de definitie van het maatschappelijk probleem gebeurt het best in breed overleg6.” De kans is kleiner dat bewoners achteraf naar de Raad Van State stappen als betrokken werden bij de totstandkoming van het project. Tegelijk is de gedragenheid groter. Uit de aanpak distilleren we volgende principes: Ten eerste dient de bevolking op een bevatbare manier geïnformeerd te worden. Ten tweede wordt de bevolking van bij de probleemdefinitie volgens het ‘bottom-up’-principe betrokken, zodat hier een maatschappelijke consensus rond ontstaat. Uitgaande van de vaststelling dat tegenstanders meer participeren dan voorstanders van een project, wordt duidelijk rond pro’s en contra’s gedebatteerd. Ten derde neemt de overheid finaal de beslissing. Ze beschikt hiervoor over de democratische legitimiteit. De beslissing wordt duidelijk uitgelegd, rekening houdend met het bevattingsvermogen van de doelgroep. • De rol van de gebiedsgerichte werking moet een stuk geherdefinieerd worden. Er werd de laatste jaren teveel uitgegaan van het snel anticiperen op (infrastructuur)problemen om zo de onvrede van de bevolking te verminderen. Dit lukt vrij aardig maar verhoogt de betrokkenheid van de bevolking niet echt. Daarom dient de GRW een stuk los te komen van de huidige aanpak en een meer faciliterende rol aannemen, eerder dan zelf initiatieven op touw te zetten. Zo kan men ruimte maken om meer ideeën over de buurt te laten opborrelen en deze via aangepaste actiestrategiëen met de bevolking te realiseren. De stad mag zich hierbij de nodige experimenteerruimte gunnen. Niet alles moet altijd onmiddellijk lukken. • De wijk aan zet brengt vandaag veel mensen uit de buurt tesamen. Dit is waardevol. Ook verenigingen kunnen dit en moeten hiervoor ook financieel gesteund worden. De subsidie van de “Wijk Aan Zet” dient zich vooral toe te spitsen op het ontwikkelen van initiatieven naast de feestelijke sfeer. • De lokale bevolking moet de komende legislatuur meer betrokken worden bij de inrichting enhet beheer van de openbare ruimte. Door middel van buurtbeheerfondsen kunnen buurtgroepen bepaalde initiatieven zelfstandig inrichten en beheren. Denken we hierbij aan parkjes, speeltoestellen, 6
“Kennis is geen monopolie van academici op politici”, Knack nr 48 2011.
-57-
[9. Participtaie]
bewegingstoestellen voor ouderen of ontmoetingsplaatsen. Dit brengt mensen samen, verhoogt de betrokkenheid en vermindert het vandalisme. • In een gestructureerd overleg met de buurt kunnen accenten gelegd worden in de dienstverlening voor de buurt. De werking van de groendienst, de gemeenschapswacht (stadswacht) en de politiezorg komen hiervoor in aanmerking. Wil de buurt bijvoorbeeld een buurtactie ter bestrijding van sluikstorten, geluidsoverlast of tegen te snel rijden. De verantwoordelijkheid voor de gedeelde ruimte moet als sociaal bindmiddel gezien worden. • De stad ondersteunt sociaal-innovatieve projecten die solidariteit genereren door te vertrekken vanuit een gedeelde plaats waar mensen wonen of die ze gebruiken. • Om vandalisme aan het openbaar bezit te voorkomen dient de kostprijs van de infrastructuur geafficheerd te worden. • Halt aan de commercialisering van de openbare ruimte. De Gentse binnenstad wordt merkbaar steeds sterker onderwerp van feestelijke en evenementiële actitiveiten (Music for Life, Gentse Feesten, Winterdroom, VTM-parades, live uitzending van grote voetbalmatchen, Ode Gand, Gent Lichtstad,...). Dit maakt telkens dat er heel wat niet-Gentenaars onze stad bezoeken en bevolken. Deze activiteiten vergroten het aantrekkelijk karakter van Gent maar houden ook steeds in dat heel wat delen van de publieke ruimte gecommercialiseerd worden. We zouden kunnen stellen dat de publieke ruimte op deze activiteiten telkens voor een deel wordt ‘geprivatiseerd’. Music For Life is hier een treffend voorbeeld van: gedurende een vaste periode bepalen de organisatoren wat er wel en wat er niet gebeurt op dit stadsplein. We dreigen voorbij te gaan aan de ongewenste effecten die dit kan hebben voor stadsbewoners die de publieke ruimte graag gebruiken om te spelen, zich te ontspannen en bewust kiezen om niet te worden ‘verleid’ tot kopen of consumeren. Een voorstel kan zijn dat er wordt gestreefd naar een beter evenwicht en de stedelijke overheid met haar vele partners ook bewust durft in te zetten op consumptievrije zones. • De gemeentelijke administratieve sanctie (GAS) moet verstandig gehanteerd worden. Het is geen middel om de stadskas te spijzen of om de straat te zuiveren van ‘storende individuen’. De GAS dient om onaangepast gedrag te corrigeren. Hierbij denken we aan sluikstorten, het veroorzaken van zwerfvuil, straatracen ed. De GAS is echter geen wondermiddel en in bepaalde gevallen zelfs ineffectief. Storend groepsgedrag of onaangepast gedrag door mensen met psychische problemen kunnen in eerste instantie beter door deskundige hulpverlening vanuit het straathoekwerk of welzijnswerk aangepakt worden. Een initiatief dat tot voorbeeld kan strekken is het inloophuis Villa Voortman voor volwassenen met psycho-sociale problemen. • Maatregelen nemen tegen sociale verdringing : zie hoofdstuk Wonen • Social return : zie hoofdstuk Werk7
3. De autonomie van het middenveld erkennen. Het middenveld wordt, o.a. via convenanten meer en meer gefinancieerd met stedelijke middelen, ten nadele van de financiering uit Vlaamse en federale middelen. Dit maakt dat het middenveld meer in een uitvoerende rol komt te zitten en minder haar kritische rol kan spelen. Door het invoeren van een charter kan de onafhankelijke rol van het middenveld beter erkend en beschermd worden.
4. Democratisch gehalte van de gemeenteraad verhogen Er kan op gemeentelijk vlak geen participatief beleid gevoerd worden op stedelijk vlak zonder een open democratische werking van de gemeente- en OCMW-raad. Raadsleden van meerderheid en oppositie moeten voluit hun rol kunnen vervullen en goed en volledig geïnformeerd worden en de kans krijgen om op de verschillende domeinen van de gemeentelijke politiek een inbreng te kunnen doen. Vandaag merken we dat de werking van de gemeenteraad gaandeweg uitgehold wordt door een voortschrijdende uitvlagging en semi-privatisering van gemeentelijke diensten. Het is uit democratisch oogpunt geen goede zaak dat TMVW de volle verantwoordelijkheid krijgt over de aanleg en beheer van wegen en parken. Een volgende stap is de oprichting van zorgbedrijf naar Antwerps model, dat sociale materies als ou Social return is het koppelen van sociale doelstellingen aan het besteden van middelen voor allerlei diensten, werken en producten met als doel opleidingsmogelijkheden, werk- of stageplekken te creeëren voor mensen die nu langs de kant staan.
7
-58-
[9. Participatie]
derenzorg onder haar hoede neemt en werkt volgens een commerciële marktlogica. Onze bezwaren tegen deze evolutie betreffen het uithollen van de democratische controle over deze inherent socialematerie, een commerciële verloning van het personeel, inclusief bonussen, en het introduceren van een marktlogica in de dienstverlening en de tarieven. Ouderen betalen in deze zorgvoorzieningen voor een basispakket, aangevuld met betalende opties, wat risico’s inhoudt voor een dualisering in de zorg. ACW pleit er ook voor dat de stad maximaal gebruik maakt van de mogelijkheden van de beheers- en beleidscyclus. Dit wil zeggen dat de stad zoveel mogelijk sociale doelen inplant, budgetteert en rapporteert.
5. Adviesraden De werking van de adviesraden staat of valt vandaag te dikwijls met de rol van de voorzitter. Ook het ernstig nemen van de adviezen werkt door op de kwaliteit van de werking van de adviesraden. ACW dringt aan op een herwaardering van de adviesraden en vraagt dat de stad de mogelijke faciliteiten aanlevert opdat de adviesraad haar werk naar behoren kan vervullen.
-59-
[10. Financiën en Fiscaliteit]
FINANCIEN EN FISCALITEIT IN GENT Uitgangspunt: belastingen (zeker retributies) moeten een beleidsinstrument zijn. Een gemeente haalt immers het grootste deel van zijn inkomsten uit dotaties van de Vlaamse en federale overheid. De andere grote inkomstenbronnen zijn de APB en de OV. Op deze manier kan de stedelijke overheid een duurzaam en milieuvriendelijk gedrag stimuleren. De discussie over de stedelijke financiën kunnen ook niet losgekoppeld worden van het takendebat. Welke taken dient een stad voor haar rekening te nemen, welke niet? In welke stad willen we leven in 2025?
1. Een gezond financieel beleid. Koken kost geld: mijn restaurant? Neen, ons restaurant! Het ACW streeft naar een open, solidaire, rechtvaardige en duurzame samenleving, ook en vooral op lokaal vlak. De rol die lokale besturen hierbij spelen is zeer belangrijk. Zeker in een grote stad als Gent zijn de sociale noden en uitdagingen groot. Ja, Gent is gezellig maar spijtig genoeg niet voor iedereen. En ja, koken kost geld, maar een goede maaltijd hoeft niet duur te zijn. Er moet voldoende geld zijn om goed te kunnen koken, maar een “Iuxe maaltijd” is niet nodig als we weten dat zoveel Gentenaars nog uitgesloten zijn. Het ACW pleit voor een voorzichtig financieel beleid, voor het maken van keuzes zodat de middelen maximaal georiënteerd worden naar diegenen die de middelen het meest nodig hebben. De ontvangsten komen verder aan bod. Wat de uitgaven betreft, wordt gepleit voor het maken van meer doordachte keuzes. Dat deze de voorbije jaren niet of onvoldoende gemaakt zijn wordt overal duidelijk. Men moet bijvoorbeeld maar kijken naar het openbaar domein: het wegennet van onze stad ligt er uiterst belabberd bij. De stad is ook nog nooit zo vuil geweest ondanks de inspanningen die op dit vlak reeds gebeurd zijn. De overlast in sommige wijken is ondraaglijk geworden: er is op veel gebieden veel te laat gereageerd met alle gevolgen van dien. Het mag gezegd worden dat de gewone Gentenaar (zowel oud als nieuw) zich de voorbije jaren zeer tolerant heeft opgesteld t.a.v de overlast in zijn buurt. Er moeten dus meer en betere keuzes gemaakt worden en onze prioriteiten zijn: • de strijd tegen de armoede • de strijd tegen uitsluiting • een groter aanbod van goede woningen, sociale en andere • een beter onderhoud van het openbaar domein: wegen, groen, ... Het ACW is voor sterke openbare diensten. Maar de middelen zijn schaars. Daarom wordt gepleit voor een betere taakverdeling tussen stad en OCMW en voor meer samenwerking: elke overlapping is uit den boze, (cfr dienstencentra – clubhuizen, mindermobiele centrale, minderhedenbeleid, enz ) Samenwerken is de boodschap om de strijd tegen armoede en uitsluiting zo efficiënt mogelijk te kunnen voeren. De controle op misbruik van OCMW-middelen moet gevoerd worden in combinatie met een onderzoek naar onderbescherming. In veel gevallen blijken deze twee fenomenen hand in hand te gaan.
-61-
[10. Financiën en Fiscaliteit]
De diensten die instaan voor het onderhoud van het patrimonium (de wegendienst, de groendienst, ...) mogen niet uitverkocht worden. Een uitverkoop houdt risico’s in m.b.t. de controle op tarieven. Het uitbesteden van diensten zoals wegenaanleg en –onderhoud, groenonderhoud aan een bedrijf als TMVW is dan ook te vermijden. Deze diensten moeten wel zo efficiënt mogelijk werken onder democratisch toezicht van de gemeenteraad. De stad geeft veel subsidies, maar ook hier moeten meer keuzes gemaakt worden. Het ACW pleit ervoor om alle subsidiesystemen aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, bijvoorbeeld op het vlak van energiebesparing. Moet dit soort subsidies niet meer gericht worden naar diegenen die het echt nodig hebben zodat het Mattheüs-effect teniet wordt gedaan? Zo denkt het ACW aan het heroriënteren van de subsidies voor het isoleren van woningen naar: • enerzijds de sector van de sociale woningen: het verstrekken van subsidies aan de sociale woningmaatschappijen als bijkomende stimulans en ondersteuning van de politiek van de Vlaamse regering op dit vlak • anderzijds de private huurmarkt om eigenaars te stimuleren meer energiezuinige woningen aan te bieden mits de nodige afspraken rond het niet-optrekken van huurprijzen (om ook hier de meest kwetsbaren te steunen)
2. De fiscale politiek: stimuleren en ontraden Een goed financieel beleid veronderstelt een goed ondersteunend fiscaal beleid. Het ACW wenst de koopkracht van de gezinnen zoveel mogelijk te vrijwaren en de slagkracht van de bedrijven zoveel mogelijk te ondersteunen om zo de tewerkstelling maximaal te bevorderen. Het ACW stelt daarom voor om de stedelijke belasting op de personenbelasting (de “APB”) en de grondbelasting (de “OV”) op het huidige niveau te behouden, vermits ze op een aanvaardbaar peil liggen, zelfs eerder laag zijn in vergelijking met andere steden. De eerste is eerder laag, de tweede ligt boven het Vlaamse gemiddelde. Een reden die ons als ACW acceptabel lijkt om onder druk van de crisis de belastingen te verhogen, is een verhoging van de OV, mocht blijken dat de uitvoering van het armoedebeleid in het gedrang komt.8 Het differentiëren van de OV is momenteel niet mogelijk. Dit vereist een aanpassing van federale en Vlaamse wetgeving. Indien men er in zou toestemmen om in sommige wijken in de 19de eeuwse gordel een lagere OV te heffen dan zou dit een zeer goed beleidsinstrument zijn in de aanpak van renovatie van oude woningen en om stadsvlucht tegen te gaan. Om de herwaardering van verloederde buurten te ondersteunen dient echter wel gewaakt te worden dat hierdoor geen sociale verdringing wordt veroorzaakt. Naast de APB en de OV heeft de stad een heel reeks andere belastingen, die vooral gericht zijn op bedrijfsactiviteiten. De “vervennootschappelijking” van verschillende beroepen - die ervoor zorgt dat heel wat bedrijven, vrije beroepen en personen de dans van de APB ontspringen - gecombineerd met de vanuit bepaalde kringen georchestreerde campagne tegen de lokale “pestbelastingen” dreigen de lokale fiscaliteit uit te hollen. Ook de bedrijven dienen hun bijdrage te leveren in het kader van een rechtvaardige lokale fiscaliteit. Het ACW vraagt dat de stad Gent aandringt op een wettelijke federale regeling waardoor opcentiemen op de vennootschapsbelasting zouden kunnen geheven worden. Zolang deze mogelijkheid niet geboden wordt, dient de stedelijke belasting op de bedrijfsvestigingen behouden te blijven. Het ACW vraagt om te onderzoeken of de bestaande belasting op de bedrijven een voldoende antwoord biedt op o.a. het fenomeen van de vervennootschappelijking, op het ruimtebeslag, ... Met een verhoging van de OV moet omzichtig omgesprongen worden. In een simulatie n.a.v. een vorige OV-verhoging en verlaging van de APB toonde raadslid M. Dierckx aan dat het beoogde sociale doel niet werd bereikt. Het effect van de verlaging van de APB en de verhoging van de OV in de belastingsaangifte van een gemiddeld en een groot inkomen was dat op termijn zijn de grote inkomen voordeel haalde en het effect van de hogere OV geneutraliseerd werd.
8
-62-
[10. Financiën en Fiscaliteit]
Ook de BTW-problematiek zou een federale (en Europese) oplossing moeten krijgen. Nu worden allerlei constructies opgezet (autonome bedrijven, afstoten naar intercommunales) voor de BTW-aftrek. Maar al die constructies resulteren in een verlies van controle door de gemeenteraad. Heel wat beleidsdomeinen glippen door de vingers van de gemeenteraadsleden. De grond is een schaars goed geworden, zeker in Gent. Het ACW verwijst naar het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid, meer bepaald naar de activeringsheffing die hierin voorzien is. Het ACW vraagt om te onderzoeken of de huidige activeringsheffingen van de stad Gent voldoende zijn om het in gebruik nemen van onbebouwde gronden en kavels te stimuleren. De bedoeling is niet de stadskas te vullen maar wel om het aanbod aan gronden te stimuleren. Hetzelfde geldt voor nietbenutte industriegronden. Dit alles past binnen het stimuleringsbeleid dat het ACW wil voeren: niet de tarieven moeten stijgen maar wel de belastbare basis moet verbreed worden. In dit stimulering- en ontradingsbeleid passen ook de belastingen op leegstand en verkrotting, zowel voor woningen als voor bedrijfsruimten. De strijd tegen leegstand en verkrotting, dikwijls veroorzaakt door speculatieve motieven, moet opgevoerd worden. Er moet meer gebruik gemaakt worden van het sociaal beheersrecht. Ook zo kan het aanbod van aangepaste woningen, appartementen en bedrijfsgebouwen groter worden. (zie ook hoofdstuk wonen) Gent moet nog meer zijn troeven uitspelen op toeristisch gebied (zonder zijn eigen burgers te verdringen zoals in Brugge gebeurd is). Ongetwijfeld past hierin een groter aanbod van hotels en andere logeermogelijkheden, waardoor ook hier de belastbare basis kan verbreed worden. Ook bij andere maatschappelijke fenomenen kan fiscaliteit ingezet worden om de stimuleren of te ontraden. Zo is het ACW voorstander van het principe “de vervuiler betaalt”. De afvalinzameling in Gent dient te evolueren naar een volledig DIFTAR-systeem (zie hoofdstuk milieu en duurzaamheid) . Het ACW kant zich niet tegen een aanpassing van de tarieven op voorwaarde dat er afdoende sociale correcties zijn. Een actieve strijd tegen sluikstorten moet gevoerd worden. Een strak beleid op dit vlak moet de overlastproblematiek in bepaalde wijken helpen indijken. Het verstandig gebruik maken van de GAS (gemeentelijke administratieve sancties) moet maatschappelijk onverantwoord gedrag actief bestrijden. Als beleidsinstrument kunnen GAS problemen als sluikstorten, vandalisme en sluikstorten aanpakken. (zie ook hoofdstuk participatie) Een ander voorbeeld is de belasting op de terrassen: steeds meer worden verwarmde terrassen aangeboden: het ACW pleit in dit geval voor een middel om dit ecologisch nefast gegeven tegen te gaan. In dezelfde context vraagt het ACW om te onderzoeken of organisatoren van bepaalde manifestaties niet een bepaalde bijdrage kan opgelegd worden voor het opkuisen van het openbaar domein als zij zelf onvoldoende maatregelen nemen om hun manifestatie zo “proper” mogelijk te laten verlopen. Dit zijn maar enkele voorbeelden: het ACW pleit ervoor om alle bestaande belastingen en retributies te screenen om zo tot een goed activerings-/ontradingsbeleid te komen Ook pleit het ACW ervoor om bepaalde tarieven van de openbare parkings op te trekken ter ondersteuning van het mobiliteitsbeleid waarin het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt aangemoedigd. Ten slotte pleit het ACW om alle belastingen en retributies te onderwerpen aan een sociale toets. Dit moet de negatieve sociale gevolgen van de bestaande heffingen tegengaan.
-63-
Korenlei 20, 9000 Gent Tel. 09 269 96 69
[email protected] www.acwgenteeklo.be