Memo Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies
Inhoud Hoofdstuk 1: Introductie ............................................................................................................................................. 1 Hoofdstuk 2: Algemene uitkomsten ........................................................................................................................... 1 2.1 De weg naar de studieadviseur ........................................................................................................................ 1 2.2 Hulpvraag........................................................................................................................................................... 2 2.3 Waardering studieadviseur .............................................................................................................................. 2 2.4 Taken adviseur .................................................................................................................................................. 3 2.5 Verwachtingen ten aanzien van de studieadviseur ........................................................................................ 3 2.6 Verbeteringen aan contact met adviseur ........................................................................................................ 4 Hoofdstuk 3: Opvallende uitkomsten per faculteit ................................................................................................... 5
Hoofdstuk 1: Introductie In de periode van 30 april tot en met 19 mei 2015 is aan 7.169 random geselecteerde studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) gevraagd deel te nemen aan een online enquête over hun verwachtingen en ervaringen met studieadviseurs. Deze enquête is per mail verstuurd. Dit is gedaan naar aanleiding van een onderzoek van de centrale studentenraad (CSR) 12/13, waaruit bleek dat veel studenten toen ontevreden waren over studieadviseurs. Het doel van deze nieuwe enquête was om te onderzoeken hoe het contact met de studieadviseurs door studenten wordt gewaardeerd en hoe de begeleiding van studieadviseurs kan worden geoptimaliseerd. De vragenlijst werd door 999 studenten ingevuld, een responspercentage van 13,9 procent. In deze memo worden de belangrijkste uitkomsten op een rij gezet.
Hoofdstuk 2: Algemene uitkomsten Iets minder dan de helft van de deelnemers aan de enquête gaf aan wel eens naar een studieadviseur te zijn geweest (42%). Van de studenten die nog niet eerder bij een studieadviseur geweest waren, geeft 27 procent aan wel van plan te zijn om een adviseur te raadplegen. Bachelorstudenten bezoeken eerder een studieadviseur dan masterstudenten (49% van de bachelorstudenten en 28% van de masterstudenten). Ouderejaars bezoeken eerder een studieadviseur dan eerstejaarsstudenten (44% ouderejaars en 37% eerstejaars). 2.1 De weg naar de studieadviseur In het onderzoek is nagegaan langs welke wegen men bij een studieadviseur terecht komt. Bovendien is onderzocht welke stappen een student eerst onderneemt, voordat hij contact zoekt met een studieadviseur. In de meeste gevallen gaat men op eigen initiatief naar de studieadviseur (60%). Veel minder vaak gaat men op advies van een tutor, begeleider (9%) of medestudent (8%) naar een studieadviseur. Om de gang naar een studieadviseur te optimaliseren zouden de bovengenoemde actoren beter ingezet kunnen worden. Zij komen namelijk regelmatig in contact met de student en zij kunnen daardoor vroegtijdig studenten doorverwijzen. Studenten zoeken vaak zelf naar een antwoord op hun vragen voordat ze naar een studieadviseur gaan. Slechts 9 procent geeft aan dit niet te doen. Het internet is het meest gebruikte middel om informatie op te zoeken (55%), gevolgd door de studiegids (15%). Andere kanalen zoals de onderwijsbalie of medestudenten worden bijna niet gebruikt.
1
2.2 Hulpvraag Studenten komen met veel verschillende vragen bij hun studieadviseur. De meeste vragen gaan over de invulling van het studieplan, gevolgd door vragen over persoonlijke omstandigheden en studievertraging. Respondenten konden meerdere antwoorden aankruisen. Het getoonde percentage in onderstaande grafiek is het percentage van de respondenten dat aangaf met die hulpvraag bij een studieadviseur te zijn geweest.
2.3 Waardering studieadviseur In de enquête zijn twee stellingen voorgelegd om inzicht te krijgen in de ervaring met en de waardering van de studieadviseur. Deelnemers konden op een 5-puntsschaal aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met de stelling, waarbij 1 staat voor helemaal mee oneens en 5 voor helemaal mee eens. Daarnaast konden de respondenten een rapportcijfer geven over hoe zij de omgang met een studieadviseur beoordeelden Hierbij kreeg 1 de studieadviseur een gemiddeld rapportcijfer van een 7.2 .
1
De grafiek hiervan is te vinden in hoofdstuk 3 (gemiddeld rapportcijfer studieadviseur per faculteit). 2
2.4 Taken adviseur Verder is gevraagd wat studenten zien als taken van een studieadviseur. Studenten konden hierop een open antwoord gegeven. De open antwoorden zijn hierna gecodeerd. Sommige respondenten gaven een algemene beschrijving van de taak, zoals “bemiddelen” of “ondersteunen”, zonder specificatie. Deze antwoorden worden in onderstaande grafiek aangeduid met “(Algemeen)”. Andere respondenten gaven juist een uitgebreide beschrijvingen van wat zij zien als taak van de studieadviseur. Elk antwoord kon in meerdere categorieën ingedeeld worden.
Het meest wordt informatie over of hulp bij het plannen van de studie genoemd. Opvallend is dat relatief veel respondenten de taak van een adviseur enkel globaal beschrijven in termen van: ‘ondersteuning bij problemen in de studie’ en het ‘helpen en ondersteunen van studenten’. Dit zou kunnen komen doordat studenten niet specifiek weten wat een studieadviseur doet. 2.5 Verwachtingen ten aanzien van de studieadviseur Deelnemers aan het onderzoek werd ook gevraagd wat ze belangrijk vinden bij het contact met de studieadviseur. Hierbij kon een open antwoord worden gegeven, deze antwoorden zijn gecategoriseerd.
3
Het belangrijkste bij het contact vinden studenten een persoonlijke benadering. Daarnaast wordt de kwaliteit van het advies en mogelijk daarmee samenhangende kennis van de adviseur belangrijk gevonden. Ook bereikbaarheid, snelheid en servicegerichtheid werden vaak genoemd. 2.6 Verbeteringen aan contact met adviseur Tot slot werd aan de respondenten gevraagd wat er beter zou kunnen aan het contact met de studieadviseur. Ook hier zijn de open antwoorden gecodeerd. Hierbij is opvallend dat een groot aantal respondenten aangeeft dat er niets verbeterd hoeft te worden aan het contact met de studieadviseur.
Uit de verbetersuggesties komt naar voren, dat vooral de kwaliteit van de informatie en de daarmee samenhangende kennis van de adviseur ruimte biedt voor verbetering. Verder is er teleurstelling uitgesproken over het feit dat de adviseur weinig parate kennis had, veel moest opzoeken of informatie gaf die achteraf niet bleek te kloppen. Daarnaast hadden veel studenten het idee dat de adviseur niet het belang van de studenten voorop zette, maar eerder het belang van de universiteit.
4
Hoofdstuk 3: Opvallende uitkomsten per faculteit In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen per faculteit belicht. Hierbij moet worden opgemerkt dat er zo weinig respondenten waren van de faculteiten AUC en FdT, dat dit mogelijk een vertekend beeld geeft. Deze faculteiten worden dan ook verder niet besproken, maar zij worden wel benoemd in de tabellen ter kennisneming. Verder worden alleen de belangrijkste verschillen tussen faculteiten benadrukt. Overlappende uitkomsten worden niet uitdrukkelijk benoemd. Hieronder een overzicht van hoeveel studenten per faculteit een studieadviseur bezocht hebben en met welk rapportcijfer ze het contact met de studieadviseur beoordelen.
Opvalt is dat bij de FdR relatief gezien niet veel studenten gebruik maken van een studieadviseur. De opkomst ligt hier gemiddeld 10% lager dan bij andere faculteiten.
Geen van de faculteiten scoort een onvoldoende bij de vraag hoe studenten het contact met de studieadviseur beoordelen. De enige faculteit die onder de 7 scoort en hierbij ruim een halve punt onder het gemiddelde zit is de FdG.
5
Hieronder is een tabel waarin te zien is in hoeverre de omgang met een studieadviseur als prettig ervaren wordt. De FEB, FGw en FMG scoren hier het hoogst (AUC en FdT niet meegerekend). Ruim 70 procent van deze faculteiten is het (helemaal) eens met de stelling. Bij de faculteiten FdG en FdR ligt dit percentage ruim 10 procent lager met net iets over de 60 procent.
Zoals in hoofdstuk 2.1 te lezen is, zoeken studenten vaak eerst zelf naar een antwoord op hun vraag voordat ze naar een studieadviseur gaan. Meestal gebruikt men hiervoor het internet. Toch zijn hierin opvallende verschillen per faculteit. Zo maken de FdR en de FEB het meest gebruik van een website, terwijl de FGw, FMG en FdG juist meer gebruik maken van een studiegids. De onderwijsbalie of medestudent worden in dit opzicht bijna niet gebruikt bij het vinden van informatie.
Er zijn opvallende verschillen te zien binnen welke termijn studenten geholpen worden wanneer ze de hulp van een studieadviseur inschakelen. Zo worden studenten bij de FGw en FMG vaak binnen een week geholpen. Bij de FGw en FMG ligt het percentage studenten dat binnen een week geholpen worden rond de 70 procent en bij de FdR zelfs rond de 80 procent. Dit is een schril contrast met de FEB en de FdG, waar het percentage rond de 50 procent ligt.
6
Zoals al eerder genoemd gaan de meeste studenten op eigen initiatief naar de studieadviseur, met een gemiddeld percentage van rond de 60 procent. Hierbij valt op dat de FGw hier ver onder ligt. Hier gaat nog geen 50 procent van de studenten op eigen initiatief naar de studieadviseur. Ook valt op dat studenten bij de FdR en in iets mindere mate bij de FdG, relatief vaak worden doorverwezen door de onderwijsbalie. Bij de FGw en FMG zie je dat tutors en begeleiders vaak studenten doorverwijzen naar een studieadviseur en bij de FEB wordt de UvA website meer gebruikt. Hoe studenten op het idee komen om een afspraak te maken met de studieadviseur verschilt dus nogal per faculteit, maar een algemene factor blijft dat studenten er veelal op eigen initiatief naartoe gaan.
Ten slotte is de vraag gesteld in hoeverre een studieadviseur daadwerkelijk de vraag van een student beantwoord heeft. Uit het onderstaande tabel blijkt dat er bij de FdG en de FEB relatief gezien vaak vragen (gedeeltelijk) onbeantwoord blijven. De FGw scoort juist opvallend goed met bijna geen onbeantwoorde vragen en twee derde van de vragen die volledig beantwoord werden.
7