Memo
Aan
Stichting Woonbelangen Riverparc , t.a.v. F. Sas, T. Bouma Datum
Kenmerk
Aantal pagina's
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
11
Van
Doorkiesnummer
E-mail
Dick Mastbergen
+31(0)88335 8560
[email protected]
Onderwerp
Voorgenomen zandwinning Riverparc
1 Inleiding Het beheer en de exploitatie van het recreatiegebied Rhederlaag ligt in handen van RGV. Het gebied is ontstaan door zandwinning (fig. 1) en bevat een deel van een oude IJsselloop. Het Riverparc is aangelegd voor het grootste deel, met name aan de Noordkant, op een daartoe opgespoten schiereiland in de Giese Plas. Het was oorspronkelijk een recreatiepark, maar het heeft thans de status van woonwijk van de Gemeente Zevenaar. Ook zijn er enkele eilanden en stranden aangelegd. In 2001 is door de Provincie Gelderland in de ontgrondingsvergunning voor de Giese plas van de toenmalige vergunninghouder Kaliwaal vastgesteld, dat binnen een strook van 50 m gerekend vanuit het onderwatertalud van het Riverparc, op 6 m – NAP, geen zandwinning meer zal plaatsvinden. Sinds 2003 is er geen zand meer gezogen in de Giese Plas.
Fig 1. Situatie Riverparc en recreatiegebied Rhederlaag te Giesbeek aan de IJssel
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
2/11
2 Situatie RGV met Valewaard is voornemens opnieuw zand te gaan winnen in de Rhederlaag (fig. 2, foto 1), in totaal 3,8 miljoen m3 en heeft daarvoor een ontgrondingsvergunning bij de Provincie Gelderland aangevraagd. Daartoe is Fugro gevraagd een beoordeling van de stabiliteit van de oevers te geven (Fugro, 2012) en vervolgens is de vergunning verleend in 2013. In deze procedure zijn gemeente en bewoners niet gekend. In december 2013 zijn de baggerwerkzaamheden begonnen, maar de gemeente Zevenaar moest nog een aanlegvergunning afgeven en in afwachting daarvan is het werk nu opgeschort. De gemeente zal de aanlegvergunning voor de zandwinning alleen afgeven indien zij ervan overtuigd is dat daaraan geen risico’s zijn verbonden voor de omgeving, waaronder het Riverparc. De Stichting Woonbelangen Riverparc heeft vervolgens Deltares opdracht gegeven dit te onderzoeken. Zoals gezegd is in het plan van aanpak, geaccordeerd door de Provincie Gelderland in 2001, aangegeven dat ontzanding in de Giese plas niet mag plaatsvinden binnen een afstand van 50 m gerekend vanaf de teen van het onderwatertalud van het Riverparc. Deltares constateert dat het Rhederlaag een voormalige zandwinlocatie is die thans in de herinrichtingsfase verkeert, vooral gericht op recreatie. Het Riverparc en de met bos begroeide eilanden en de stranden maken deel uit van deze herinrichting. Hernieuwde zandwinning geeft daarom extra risico’s vanwege de mogelijke gevolgschade die bij een gewone zandwinlocatie niet spelen. De bovenzijde van de taluds van het Riverparc is tevens ongeveer het straatniveau en ligt op ongeveer 12,1 m + NAP. De rivierdijk ligt ongeveer 0,5 m hoger.
Foto1 uitzicht van strandzone Riverparc richting eiland Zuid (links) en jachthaven (rechts)
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
3/11
In fig. 2 is het plan voor de hernieuwde zandwinning weergegeven. In de locaties, A (niet op deze uitsnede) t/m E is zandwinning voorzien (grijs = nazuiggebied, geel = reconstructie, deze bestaat uit aanvullingen na zandwinning, dik gearceerd = grens ontgronding). De insteek ligt op de huidige waterbodem (ongeveer -4 tot -6 m +NAP).
Fig. 2. Uitsnede plan zandwinning en herinrichting 2011 met aanduiding locaties voorgenomen zandwinning en Riverparc (Bijlage bij Fugro, 2012) De ontwerpgegevens van de onderwatertaluds van de zandwinlocaties C, D en E zijn weergegeven in tabel 1 (Fugro 2012). Tabel 1 ontwerp zandwinlocaties C-E Locatie Insteek Diepte C +11 m + NAP +4/-2 m + NAP D +0.2 m + NAP -10 m + NAP E -6 m + NAP -23 m + NAP
Taludhelling 1:3 1:4 1:3
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
4/11
3 Risico’s ten gevolge van hernieuwde zandwinning Na bestudering van de achterliggende rapporten en artikelen en na een bezoek op 2 september 2014 worden door Deltares een aantal potentiële risico’s voor het Riverparc onderkend die samenhangen met de voorgenomen zandwinning. De volgende gevaren van de zandwinning voor het Riverparc worden onderkend: 1 2 3
instabiliteit van de onderwatertaluds, erosie en uitspoeling taluds, zettingen van het opgespoten zand.
Deze gevaren worden in dit hoofdstuk toegelicht. Het risico, dus de aanvaardbaarheid van de kans dat deze gevaren zich daadwerkelijk zullen voordoen bij de zandwinning, is niet beschouwd, daarvoor is een uitgebreide risico-analyse nodig die ook bij de vergunningverlening niet is uitgevoerd.
3.1
Gevaar voor instabiliteit van de onderwatertaluds Riverparc Dit ontstaat door het gevaar voor inscharing van de onderwateroever van de beoogde zandwinlocaties (met name D en E) ten gevolge van de zandwinning. De inscharingslengte is de afstand waarover beschadiging optreedt van in dit geval de waterbodem tussen D en E en het Riverparc, bij afschuiving of zettingsvloeiing in het talud van de zandwinput. Daardoor kan de teen van het onderwatertalud van het Riverparc worden ondermijnd en kan afschuiving optreden. Om dit te voorkomen is een veiligheidszone nodig. In deze paragraaf wordt nagegaan of de veiligheidszone rond het Riverparc voldoende wordt gewaarborgd bij hernieuwde zandwinning en daarmee of de stabiliteit van de taluds gevaar loopt.
3.1.1
Veiligheidszone De veiligheidszone wordt gedefinieerd als de benodigde afstand van de insteek van de ontgronding (de zandwinput) tot een kritisch punt in de omgeving, in dit geval de teen van het onderwatertalud van het Riverparc. Deze moet voldoen aan: Veiligheidszone ≥ verstoringszone + stabiliteitszone Dit analoog aan de veiligheidsnorm voor buisleidingen bij waterkeringen, NEN 3651, (2012), onderdeel ontgrondingen door leidingbreuk. Deze norm wordt ook gehanteerd voor andere zandwinprojecten in de uiterwaarden t.b.v. waarborging van de primaire waterkering, de rivierdijk. In Witteveen + Bos (2009) zijn een aantal dwarsprofielen van de taluds van het Riverparc weergegeven. De bodemligging en de beoogde zuigdiepte, zoals weergegeven in fig. 3, volgen uit het werkplan (2013, fig. 2) en zijn ook vermeld in Fugro (2012). Bij locatie D is de afstand van de teen van het talud onder water tot de insteek 40 m. Aan deze zijde ligt het strandprofiel, tot 1 m boven de waterlijn en daarboven bekleding (foto 1). Deze veiligheidszone is smaller dan in 2001 door de Provincie voorgeschreven. Aan de zijde bij
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
5/11
locatie E is het talud bekleed tot de waterlijn. De afstand van de insteek van het nazuiggebied E tot de teen van het onderwatertalud van het Riverparc (profiel 6 W+B, 2009) is ca. 100 m.
Fig. 3 schematische weergave dwarsprofiel van Riverparc tot zandwinlocaties D en E In fig. 3 zijn de geschematiseerde dwarsprofielen bij locaties D en E weergegeven. In de volgende paragrafen wordt ingegaan of de vraag of de beoogde veiligheidszones voldoende zijn of niet.
3.1.2
Risico-analyse verstoringszones De verstoringszone is het gebied, gerekend vanaf de insteek van de zandwinning, waarin een oeverinscharing kan optreden. Een oeverinscharing kan ontstaan door afschuiving of zettingsvloeiing (bres- of verwekingsvloeiing) van het talud van de zandwinput tijdens het zandwinnen. Om de risico’s voor een oeverinscharing te beperken is de Aanbeveling CUR 113 opgesteld in overleg met zandwinners, advies- en onderzoekbureaus en vergunningverlenende instanties, zoals de Provincie. In CUR 113 worden aanbevelingen gedaan over benodigd grondonderzoek, ontwerp taludhellingen en werkwijze en de te hanteren veiligheidszones. Fugro, (2012) stelt dat volgens de richtlijnen van de CUR 113 de aanbevelingen in dit rapport voor de inrichting van de zandwinning niet behoeven te worden toegepast, omdat het een bestaande zandwinning betreft waar op basis van ervaring kan worden gewerkt. Deze ervaring gaat echter terug naar een periode van meer dan 20 jaar geleden, die niet meer vergelijkbaar is met de huidige situatie met woningen in de directe omgeving. Ook de bestaande situatie, de zandwinmethode, het materieel en de kwaliteit van het resterende zand zijn nu geheel anders. In CUR 113 is bovendien aangegeven dat in het geval van belendingen op de oever van de zandwinput, zoals de woningen van het Riverparc, waarbij de gevolgschade veel hoger kan zijn, een gedetailleerde risico- of faalkansanalyse nodig is. De methode op basis van ervaring is dus niet voldoende en de aanbevelingen van de CUR 113 (methode Eenvoudig, gedetailleerd of geavanceerd) zouden dus wel moeten worden toegepast.
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
6/11
Fugro, (2012) heeft wel gekeken naar de mogelijke inscharingslengte op basis van de richtlijnen van de CUR 113, Eenvoudige methode. Daarin is aangegeven dat voor de oeverveiligheidszone uitgegaan kan worden van een inscharingslengte van maximaal 3x de taludhoogte. Fugro, (2012) concludeert dat de veiligheidsafstand bij B onvoldoende en bij D ternauwernood voldoende is, waardoor er op deze locaties gevaar voor afschuiving bestaat. T.a.v. “stabiliteit van de zandwinning” geeft de Provincie Gelderland aan dat in Fugro, (2012) staat dat “op twee deellocaties kanttekeningen worden geplaatst bij de veiligheid.” CUR 113 geeft richtlijnen om de kans op inscharing tijdens de zandwinning door zettingsvloeiing tijdens het zandwinnen te beperken. Deze kans neemt toe bij: 1. Te steil ontwerptalud in verhouding tot de zuigdiepte, 2. Onnauwkeurig werken waarbij de vergunningslijn wordt overschreden, 3. Onverwachte grondgesteldheid (fijner zand en/of losser gepakt). Ad 1. In tabel 1 zijn de ontwerptaludhellingen gegeven. Volgens de CUR 113 richtlijn, methode Eenvoudig is een taludheling van 1:3 in fijn zand over meer dan 10 m te steil. In Fugro, (2012) wordt ook vermeld dat de taludhelling bij locaties B en E te steil is. Ad 2. Als de werkwijze wel nauwkeurig omschreven wordt dient dit vervolgens te worden gehandhaafd door de Provincie, bijvoorbeeld door het regelmatig laten peilen van de bodemligging en het laten monitoren van de positie van de zuigkop van de winzuiger. Ad. 3 Hoewel er geen nieuw grondonderzoek is uitgevoerd t.b.v. de ontgrondingsvergunning, kan niet uitgesloten worden dat het zand op de bodem van de plas losgepakt en fijn is omdat het gedeeltelijk als mors bij eerdere winning is achtergebleven. Er zijn wel boorresultaten beschikbaar van 2012 van Meet BV. Het zand is op de bodem van de plas vrij fijn, zoals blijkt uit de boringen 41 - 44 en B5 - 7. Grovere zandlagen zijn te vinden bij Eiland Zuid en schiereiland Noord. Dit betekent dat de kans op oeverinscharing door zettingsvloeiing (bres- of verwekingsvloeiing) toeneemt en de stabiliteitszone ondermijnd kan worden, met gevaar voor afschuiving van de taluds van het Riverparc.
3.1.3
Stabiliteitszone De stabiliteitszone is het gebied voor de teen van het talud van het betreffende object (dijk of in dit geval het Riverparc) dat niet verstoord mag worden, omdat anders afschuiving kan optreden. Deze grond geeft de benodigde steun aan het talud. De stabiliteitszone is bij het onderzoek door Fugro niet beschouwd en daar is dus geen rekening mee gehouden bij het verlenen van de ontgrondingsvergunning. De stabiliteitszone volgt uit een geotechnische berekening, zoals door W+B, (2009) is uitgevoerd, op basis van grondonderzoek zoals sonderingen. De taluds bestaan uit opgespoten zand en zijn veelal vrij steil, namelijk ongeveer 1:3 en matig bekleed. Omdat de kwaliteit van het talud niet overal voldoende is volgens W+B, (2009) en de gesteldheid ook niet overal in detail bekend is, moet voor deze zone veiligheidshalve 4x de taludhoogte worden aangehouden (NEN 3651:2012).
3.1.4
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
7/11
Conclusies t.a.v. de veiligheidszones In tabel 2 is voor de locaties D en E de diepte van de zandwinput en de taludhoogte van het Riverparc ter plaatse schematisch gegeven, zie ook fig. 3. Dit op basis van de dwarsprofielen in W+B, 2009 en de dieptekaart, fig. 2. Daaruit is afgeleid wat de benodigde veiligheidszone zou moeten zijn en wat deze in werkelijkheid is. Tabel 2 Veiligheidszones zandwinlocaties D en E aan zijde Riverparc Hoogte Benodigde Verstoring Stabiliteits Locatie diepte put talud Veiligheids zone zone Riverparc zone
Beschik bare zone
M
m
m
m
m
m
D
10.2
8.28
31
33
64
40
E
17.0
11.84
51
47
98
100
Te zien is dat de veiligheidszone bij D onvoldoende en bij E ternauwernood voldoende is en dus dat er een reëel risico op instabiliteit van de taluds van het Riverparc ten gevolge van de zandwinning bestaat. Door de zandwinning bestaat er dus een reële kans op inscharing van de insteek van de taluds van de geprojecteerde zandwinlocaties. Omdat de veiligheidszones van het Riverparc bij de zandwinlocaties D en E onvoldoende zijn, bestaat er gevaar voor instabiliteit van de taluds van het Riverparc, waar in het huidige ontwerp-werkplan geen rekening mee wordt gehouden. De afstand van de insteek van het nazuiggebied E tot de beoogde ophoging bij B is overigens slechts 35 m, dit wordt ook in Fugro, (2012 genoemd) als risico, maar niet voor het Riverparc.
3.2
Gevaar voor versterkte uitspoeling en erosie taluds Riverparc Er zijn twee processen waardoor de taluds van het Riverparc door het water aangetast kunnen worden wat uiteindelijk tot afschuiving kan leiden, nl.: 1 Uitspoeling, 2 Erosie. Onder uitspoeling verstaan we het verlies van zand van het beklede talud dat boven de waterlijn ligt door incidentele waterstromingen bij hoogwater en grondwateruitstroming bij rivierwaterstandsdaling en regen. Dit is het gevolg van een onvoldoende beschermde filterlaag van zand, geotextiel, steenslag en klei, met name bij de steilere, beklede taluds (locatie E). Erosie is het afvoeren van zand van de veelal onbeschermde teen van het talud en de daarvoor gelegen vooroever onder water door stroming van de rivier, golven en scheepvaart naar dieper of stroomafwaarts gelegen delen plekken. Dit geldt met name voor de onbeklede strandoever (locatie D). Door de zandwinning kunnen beide processen, die nu ook al optreden, versterkt worden en daarmee langzaam maar gestaag de taluds van het Riverparc ondermijnen.
3.2.1
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
8/11
Uitspoeling De taluds van het Riverparc bij locatie E bestaan uit opgespoten zand onder een helling van 1:3 (boven water) tot 1:6 (onder water), afgedekt met een grondlaag en vanaf de waterlijn voorzien van een bescherming tegen uitspoeling bestaande uit geotextiel en een afdekking met steenslag (foto 2). Uitspoeling kan worden veroorzaakt door: 1 Golven t.g.v. wind en scheepvaart, 2 Uitzakken van water (drainage) na afloop van een periode met hoge waterstanden, bij lage waterstanden en bij zware regenval. De waterstand kan bij hoogwater tot 12.20 m + NAP komen en bij laag water zakken tot 5,00 m + NAP terwijl normaal de waterstand ongeveer 7 m + NAP is. De IJssel kent natuurlijk waterstandvariaties van wel enkele meters t.o.v., het normale peil van 7 m + NAP. Een goede bescherming tegen golven is noodzakelijk bijv. een afdekking met stortsteen, maar daarnaast is ook een zanddichte, maar wel waterdoorlatende afsluiting nodig: een z.g. filterlaag bestaande uit bijv. geotextiel, fijne en grove stortsteen. Hoger op het talud, waar golfslag zelden voorkomt kan een afdekkende grond- of kleilaag voldoende zijn waardoor zand niet kan uitspoelen. Bij inspectie blijkt dat de filterlaag en de afdeklaag op locaties van onvoldoende kwaliteit zijn, zoals bij de overgang van strand naar steenoever (foto 2). Zand kan hier gemakkelijk wegspoelen. De stabiliteit van de bekleding is ook door W+B, (2009) op locaties als kwalitatief onvoldoende aangemerkt. De grasoever had, volgens de vergunning, opgeleverd moeten worden met een afwerking van tenminste 1,00 m klei. De kleilaag is niet aangebracht en na afloop door de vergunningverstrekker ook niet meer geëist. Bij de overgang naar de strandzone is de hogergelegen afdeklaag nu plaatselijk te dun of beschadigd en ligt het geotextiel plaatselijk onafgedekt, zandlagen liggen bloot en er is geen sprake van een filterlaag, alleen losse steenslag (foto 2). In de beschikking van 3 juni 2013 van de Provincie Gelderland over de ontgrondingsvergunning staat dat “voordat met de zandwinning op een deellocatie mag worden begonnen de taluds, voor zover gelegen boven een peil van 7 m + NAP, moeten zijn aangelegd en afgewerkt.” Als gevolg van de voorgenomen zandwinning en herinrichting van het Rhederlaag, met name door het wegzuigen van de eilanden zoals nu het plan is, zal de golfslag door wind versterkt worden. Volgens het werkplan zal het eiland Zuid tot een diepte van 17 m worden weggezogen en daarna weer opnieuw worden aangelegd. Zonder dit eiland, dus in ieder geval tijdens de aanlegfase, is de strijklengte van de wind groter met als gevolg meer golfbelasting op de oever van het Riverparc.
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
9/11
Foto 2 Matige kwaliteit oeverafwerking bekleed talud bij overgang strandzijde
3.2.2
Erosie Bij locatie D bestaat het talud uit een flauw hellend onbeschermd strandprofiel (foto 1). De teen van dit flauw hellende talud strekt zich daarom uit over een vrij grote afstand. Verdwijnt er door natuurlijke erosie en zandtransport door rivierstroming of golven zand naar diepere gelegen delen van de plas, dan zal het zand van de strandzone langzaam maar zeker verdwijnen. Dit zal het talud van het Riverparc ter plaatse op den duur ondermijnen, tenzij er regelmatig aanvulling plaatsvindt, wat kostbaar is. In Figuur 2 en 3 is te zien dat de zandwinlocatie D op vrij korte afstand is geprojecteerd van de strandzone van het Riverparc. De teen van het strandprofiel onderwater, de vooroever, komt tot de insteek van de zandwinning D, waardoor het zandverlies door erosie door golven en stroming zal toenemen. Dit kan uiteindelijk tot gevaar van afkalving van het strandprofiel en ondermijning van het talud van het Riverparc leiden.
3.2.3
Conclusies t.a.v. uitspoeling en erosie De huidige bekleding van de taluds van het Riverparc boven de waterlijn op locatie E en de overgang naar de strandzone is plaatselijk van onvoldoende kwaliteit, wat betekent dat er gevaar is voor ondermijning ten gevolge van uitspoeling van zand door golven en uittredend water. Een voldoende beschermd talud van het Riverparc is volgens de Provincie Gelderland een voorwaarde voor de verlening van de ontgrondingsvergunning. Door erosie aan de teen van de taluds van het Riverparc door golven en stroming bij het strandprofiel op locatie D, zal als gevolg van de zandwinning (locatie D) mogelijk meer zand
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
10/11
verdwijnen en zijn voortdurend aanvullingen nodig dan wel kalft het strand af en ontstaat ook hier gevaar voor ondermijning van het talud.
3.3
Gevaar voor zettingen van het opgespoten zand van Riverparc
Het terrein van het Riverparc bestaat uit opgespoten zand. Dit zand is veel minder vastgepakt dan het oorspronkelijk aanwezige zand. Door zetting en ontwatering wordt op lange termijn voldoende draagkracht verkregen. De kwaliteit is onderzocht door Witteveen + Bos, (2009), daarvoor zijn sonderingen uitgevoerd. Die laten lokaal minder vastgepakte lagen zien. Bij de aanleg van het Riverparc zijn inhammen gemaakt die pas later weer zijn aangevuld en waar vervolgens ook weer woningen zijn gebouwd. Dat de grond onder de woningen zettingsgevoelig kan zijn blijkt uit het feit van een in tweeën gebroken woning (genoemd in W+B, 2009). Belangrijk is dat een groot deel van de ondergrond aan de noordkant van het Riverparc eerst was weggezogen en in een later stadium is opgehoogd en bebouwd met woningen. M.a.w. de ondergrond van de betreffende woningen bestaat uit aangevuld zand. Dit betekent dat de bodem gevoelig is voor verdichting en zetting en dat ongelijkmatige zettingen mogelijk zijn, waardoor schade aan de huizen kan optreden. Bij de zandwinning worden op korte afstand baggerwerktuigen ingezet die trillingen kunnen veroorzaken. De trillingen kunnen zich door het water, vooral bij hoge waterstand, gemakkelijk verplaatsen tot onder de eerste woningen op het Riverparc. Door trillingen kan lokale verdichting van het zand optreden wat zou kunnen leiden tot extra zetting van de grond waarop de woningen staan.
Datum
Ons kenmerk
Pagina
7 oktober 2014
1210395-000-ZKS-0003
11/11
4 Conclusies Door de zandwinning bestaat er een risico op inscharing van de insteek van de taluds van de geprojecteerde zandwinlocaties, omdat ontwerp en uitvoering niet voldoen aan de CUR 113 aanbevelingen. De veiligheidszones van het Riverparc bij de zandwinlocaties D en E zijn onvoldoende zodat daar gevaar voor instabiliteit van de taluds van het Riverparc bestaat, waar in het huidige werkplan geen rekening mee wordt gehouden. De bekleding van de taluds van het Riverparc boven de waterlijn bij locatie E en de overgang naar de strandzone, is van onvoldoende kwaliteit wat betekent dat er gevaar is van uitspoeling van zand door golven en uittredend water, wat uiteindelijk als gevolg kan hebben ondermijning van het talud. Een voldoende beschermd talud van het Riverparc is als voorwaarde gesteld voor de verlening van de ontgrondingsvergunning. Bovendien kan de golfwerking toenemen doordat in het zandwinplan een aantal bestaande eilanden al of niet tijdelijk verdwijnen. Door erosie aan de teen van het strandprofiel van het Riverparc bij locatie D door golven en stroming, kan als gevolg van de zandwinning meer zand verdwijnen en dan zijn voortdurend aanvullingen nodig, dan wel kalft het strand af en ontstaat ook hier gevaar voor ondermijning van het talud. De zandwinning met inzet van zwaar materieel kan gepaard gaan met trillingsoverlast in de omgeving, waardoor ongelijkmatige zettingen met gevaar van schade aan de huizen van het Riverparc niet valt uit te sluiten.
5 Referenties Fugro, 2012, Beoordeling stabiliteit uitbreiding zandwinning Rhederlaag te Rheden, 60120126-000 in opdracht van RGV Witteveen+Bos, 2009, Onderzoek en schetsontwerp veiligheid Riverparc, ZV89-1/schs5/014, in opdracht van gemeente Zevenaar NEN 3651 Aanvullende eisen voor buisleidingen in of nabij belangrijke Waterstaatswerken, NEN, 2012 WERKPLAN SPECIEWINNING EN HERINRICHTING OP DIVERSE LOCATIES RECREATIEGEBIED RHEDERLAAG, fase 1 en nazuiggebied, RGV / Valewaard, 2013 CUR Aanbeveling 113, Oeverstabiliteit bij zandwinputten, CUR, Gouda, 2008 Boorresultaten per 12-2012 Rhederlaag, Meet BV
IN