MELDINGEN SCHORSING EN VERWIJDERING VO-SCHOLEN
IN HET SCHOOLJAAR 2004-2005
Inspectie van het Onderwijs
Utrecht, maart 2006
Samenvatting
Scholen melden steeds vaker dat ze leerlingen schorsen of verwijderen, als reactie op ongewenst gedrag. Het aantal meldingen van schorsing en verwijdering is het afgelopen schooljaar opnieuw gestegen.
Gecorrigeerd voor de stijging van het aantal leerlingen is de toename in het schooljaar 2004-2005 ruim zes
procent.
Gemiddeld wordt per een op de 200 leerlingen een melding van schorsing of verwijdering doorgegeven. Dit
verschilt wel per onderwijssoort. In het VMBO is het 1 op 100.
Bij schorsing is de gemiddelde duur 3 dagen.
In de vier grote steden is aantal meldingen circa tweemaal zo hoog als in de overige steden en dorpen.
Net als vorig schooljaar blijkt zeer ongewenst gedrag ten grondslag te liggen aan deze maatregelen van
scholen. Dit ongewenste gedrag als reden voor schorsing of verwijdering vinden we ook terug in de
incidentenregistratie op scholen rond veiligheid en in de meldingen aan vertrouwensinspecteurs.
Er is nogal wat aan de hand op scholen voor voortgezet onderwijs als het om gedragsproblematiek gaat.
In het schooljaar 2004-2005 worden de redenen ‘storend gedrag binnen de lessen’, ‘verbaal geweld tegen
personeel’ en ‘fysiek geweld tegen medeleerlingen’ het vaakst genoemd, namelijk elk in 11 à 12 procent van
de meldingen.
Fysiek geweld of het dreigen daarmee is de afgelopen jaren een veel voorkomende reden voor schorsing en
verwijdering. In 2002 gaat het om 17 procent van de meldingen en in de daarop volgende jaren om ongeveer
25 procent van de redenen voor schorsen of verwijderen.
In het schooljaar 2004-2005 betreft 8% van de redenen fysiek geweld tegen personeel van scholen of het
dreigen daarmee.
Veel meldingen van schorsing of verwijdering door een school kan wijzen op een beleid van weinig of geen
tolerantie met ongewenst gedrag.
Op scholen die in de afgelopen jaren geen enkele melding hebben doorgegeven (ongeveer tien procent van
alle scholen) kan sprake zijn van een dermate effectief beleid van voorkomen van misdragingen dat er geen
reden is voor schorsen of verwijderen. Maar niet mag worden uitgesloten dat een deel van deze scholen de
gevallen van schorsing of verwijdering niet aan de Inspectie meldt, vanwege de angst voor imagoschade.
De Inspectie gaat daarom in de komende periode tijdens haar schoolbezoeken nadrukkelijk onderzoek naar
effectieve aanpakken en effectief beleid op het gebied van ongewenst gedrag. Hierbij zal de Inspectie de
mogelijkheden betrekken die scholen hebben om gebruik te maken van effectief (gemeentelijk) jeugdbeleid
en jeugdzorg.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
2
1.
Inleiding
Jaarlijks publiceert de Inspectie van het Onderwijs in het Onderwijsverslag getotaliseerde gegevens over het
aantal meldingen van schorsing en/of verwijdering van leerlingen bij scholen in het voortgezet onderwijs.
Sinds het schooljaar 2004-2005 is de registratie van deze meldingen verbeterd, waardoor meer inzicht
ontstaat in de redenen die scholen voor het toepassen van deze maatregel geven.
Dit rapport bevat de gegevens over de aantallen meldingen van schorsing en verwijdering en gegevens over
de opgegeven redenen, ontleend aan de registratie van de inspectie.
In dit rapport volgen in hoofdstuk 2 de gegevens over de aantallen meldingen van schorsingen en
verwijderingen over het schooljaar 2004-2005, inclusief een vergelijking met dezelfde gegevens over
eerdere (school)jaren. In hoofdstuk 3 komt de inspectie tot een aantal conclusies op basis van de gegevens.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
3
2.
Aantallen en redenen schorsingen en verwijderingen
2.1
Gegevensverzameling
De artikelen 13 en 14 van het Inrichtingsbesluit bij de Wet op het voortgezet onderwijs schrijven de procedures bij schorsing en verwijdering van leerlingen voor. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag stelt het bevoegd gezag de inspectie met opgave van redenen in kennis (artikel 13). Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie; het bevoegd gezag stelt de inspectie schriftelijk en met opgave van redenen in kennis van een definitieve verwijdering (artikel 14). De besluiten tot verwijdering van een leerling moet het bevoegd gezag schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en bij minderjarigheid ook aan diens ouders, voogden of verzorgers bekendmaken. Daarbij geldt dat binnen zes weken na deze bekendmaking belanghebbenden bezwaar kunnen maken bij het bevoegd gezag. Scholen mogen een leerplichtige leerling pas definitief van school verwijderen, wanneer zij ervoor hebben gezorgd dat een andere school bereid is de leerling toe te laten (artikel 27, lid 1 WVO). Tot en met schooljaar 2003-2004 meldden de scholen de schorsingen en verwijderingen via brieven, waarbij achteraf de redenen door de Inspectie van het Onderwijs werden gecategoriseerd. Vanaf schooljaar 2004 2005 is een nieuw registratiesysteem in gebruik genomen. Scholen kunnen via een formulier op internet de melding aan de Inspectie van het Onderwijs doorgeven. In dit formulier is een lijst van redenen voor schorsing of verwijdering opgenomen, die meer specificatiemogelijkheden heeft dan voorheen. Bij vergelijking van de meldingen met voorgaande jaren moet rekening worden gehouden met het feit dat door de verbeteringen in de registratie verschillen zijn ontstaan.
2.2
Aantallen meldingen van schorsingen en verwijderingen
In het schooljaar 2004-2005 heeft de inspectie 3791 meldingen van schorsing en 761 meldingen van verwijdering ontvangen. Deze gegevens zijn opgenomen in onderstaande grafiek, waarbij tevens een vergelijking is gemaakt met het vorige schooljaar, 2003-2004 en de voorafgaande kalenderjaren 2002 en 2003. Grafiek 1
Aantal meldingen van schorsingen en verwijderingen
5000
2000
3508
2845
2500
3029
3000
3502
3500
3271
4552
4000
3791
4226
4500
schorsing verwijdering totaal
1500
0
2003
2003/04
761
2002
718
426
500
473
1000
2004/05
Ook in het afgelopen schooljaar 2004-2005 is het aantal meldingen van schorsingen en verwijderingen gestegen. De stijging ten opzichte van het voorgaande jaar bedraagt 7,7 procent. Ook het aantal leerlingen in het VO is gestegen, namelijk met 1,3 procent, tot 937.000 leerlingen. Als het aantal meldingen van schorsingen en verwijderingen wordt gecorrigeerd voor de stijging van het aantal leerlingen is dit percentage geringer, namelijk 6,3 procent. Het aantal schorsingen is sterker gestegen dan het aantal verwijderingen. Vorig jaar was sprake van een relatief grotere toename van het aantal verwijderingen. Nu is dat aantal meldingen van verwijdering met nog eens 6 procent gestegen. Van het totaal aantal meldingen van schorsingen en verwijderingen betreft 23 procent een meisje. In eerdere jaren was eveneens ongeveer een kwart van het vrouwelijk geslacht.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
4
2.3
Redenen voor schorsing en verwijdering
De Inspectie van het Onderwijs heeft met ingang van het schooljaar 2004-2005 een verbeterde registratie in gebruik genomen. Het belangrijkste verschil is dat scholen de redenen in vooraf opgestelde categorieën kunnen scoren. Hierdoor kunnen van deze redenen meer eenduidige overzichten worden opgesteld; dit in vergelijking met de situatie waarin de inspectie vanuit de brieven van scholen de redenen in overzicht moest brengen. Over het nieuwe registratiemodel heeft de inspectie overleg gevoerd met het Ministerie van OCW en de vereniging Schoolmanagers_VO. Met ingang van het schooljaar 2004-2005 zijn de categorieën van redenen voor schorsing en verwijdering meer gespecificeerd (zie tabel 1). De tabellen 1 en 2 geven een overzicht van de procentuele verdeling van de redenen van schorsing of verwijdering. In tabel 1 zijn de redenen voor schorsing en verwijdering samengenomen, over de afgelopen vier jaren. Tabel 1 Frequentie van redenen bij meldingen van schorsing of verwijdering (in procenten, afgerond) Reden 1. fysiek geweld tegen personeel 2. fysiek geweld tegen medeleerlingen 3. intimidatie/bedreigen met fysiek geweld tegen personeel 4. intimidatie/bedreigen met fysiek geweld tegen medeleerlingen 5. pesten/treiteren van medeleerlingen zodat zij zich niet veilig voelen in de school 6. wapenbezit 7. bezit en/of gebruik van drugs of alcohol 8. verbaal geweld tegen personeel 9. verbaal geweld tegen medeleerlingen 10. discriminatie/racisme tegen personeel 11. discriminatie/racisme tegen medeleerlingen 12. seksueel misbruik/seksuele intimidatie/ongewenst seksueel getint gedrag tegen personeel 13. seksueel misbruik/seksuele intimidatie/ongewenst seksueel getint gedrag tegen medeleerlingen 14. diefstal, heling 15. vernieling 16. bezit en/of gebruik van vuurwerk 17. verzuim 18. binnen de lessen door storend gedrag het leerproces belemmeren 19. fraude 20. anders Gedrag (vanaf 2004-2005 nader gespecificeerd) Schelden (vanaf 2004-2005 nader gespecificeerd) regels overtreden (vanaf 2004-2005 nader gespecificeerd)
2002 2 10
2003 4 16
2003-2004 2 13
5
5
8
2 3
2 5
3 4
1
1
0
2004-2005 2 11 6 7 4 2 5 11 5 1 1 1
1 9 4 2 5
1 9 3 2 4
1 6 3 1 4
1 3 45 2 7
1 3 36 2 6
0 5 43 4 5
2 6 3 2 7 12 1 12
In bovenstaande tabel toont de uitsplitsing van redenen van de afgelopen jaren. Tot en met 2003 heeft de inspectie de gegevens voornamelijk per kalenderjaar verzameld en geanalyseerd. Vanaf het schooljaar 2003-2004 is om diverse redenen de systematiek van het schooljaar gekozen. De categorie “gedrag” werd in de jaren 2002, 2003 en in het schooljaar 2003-2004 bij ongeveer 40 procent van de meldingen gebruikt. In de categorisering vanaf 2004-2005 komt ‘gedrag’ als algemene categorie niet meer voor, maar is deze categorie in een aantal meer specifieke categorieën onderverdeeld. Doordat in de eerdere jaren de categorie ‘gedrag’ zo vaak voorkomt, zijn sommige andere redenen toen minder vaak genoemd. Bij het vergelijken met het schooljaar 2004-2005 moet hiermee rekening worden gehouden. In het schooljaar 2004-2005 worden de redenen ‘storend gedrag binnen de lessen’, ‘verbaal geweld tegen personeel’ en ‘fysiek geweld tegen medeleerlingen’ het vaakst genoemd, namelijk elk in 11 à 12 procent van de meldingen. In alle gepresenteerde jaren wordt fysiek geweld of het dreigen daarmee vaak genoemd. In 2002 gaat het om 17 procent en in de daarop volgende jaren om ongeveer 25 procent. Andere verschuivingen lijken te zijn het bestendigen van een lager aantal bij de reden ‘diefstal en heling’ (van 9 naar 6 procent) en de toename van 4 naar 7 procent van de reden ‘verzuim’.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
5
In tabel 2 is voor het schooljaar 2004-2005 de situatie ten aanzien van de redenen voor schorsing en verwijdering afzonderlijk beschreven. Tabel 2 Frequentie van redenen bij meldingen van schorsing en verwijdering (in procenten, afgerond) in het schooljaar 2004-2005 Reden 1. fysiek geweld tegen personeel 2. fysiek geweld tegen medeleerlingen 3. intimidatie/bedreigen met fysiek geweld tegen personeel 4. intimidatie/bedreigen met fysiek geweld tegen medeleerlingen 5. pesten/treiteren van medeleerlingen zodat zij zich niet veilig voelen in de school 6. wapenbezit 7. bezit en/of gebruik van drugs of alcohol 8. verbaal geweld tegen personeel 9. verbaal geweld tegen medeleerlingen 10. discriminatie/racisme tegen personeel 11. discriminatie/racisme tegen medeleerlingen 12. seksueel misbruik/seksuele intimidatie/ongewenst seksueel getint gedrag tegen personeel 13. seksueel misbruik/seksuele intimidatie/ongewenst seksueel getint gedrag tegen medeleerlingen 14. diefstal, heling 15. vernieling 16. bezit en/of gebruik van vuurwerk 17. verzuim 18. binnen de lessen door storend gedrag het leerproces belemmeren 19. fraude 20. anders
schorsing 2 12 5 7 3 2 5 11 5 1 1 1
verwijdering 3 8 8 9 5 2 4 11 6 1 1 1
2
3
7 3 2 7 12 0 12
5 3 2 7 10 1 10
Vergelijkt men de redenen voor schorsing met die bij verwijdering, dan komen de meeste redenen procentueel gezien ongeveer even vaak voor. Deels kan dit verklaard worden uit het feit dat verwijdering volgt op herhaling van schorsingswaardig gedrag. De reden is dan dezelfde, maar de sanctie zwaarder. Fysiek geweld tegen medeleerlingen is een uitzondering op het patroon. Deze reden wordt bij 12 procent van de schorsingen genoemd en bij 8 procent van de verwijderingen. Ook bij intimidatie/bedreigen met fysiek geweld tegen personeel is het verschil wat groter. Deze reden wordt juist bij schorsingen (5 procent) minder vaak genoemd dan bij verwijderingen (8 procent). Zoals in de tabellen 1 en 2 blijkt is in de nieuwe registratie waar relevant onderscheid gemaakt naar wie het slachtoffer is van het gedrag (docenten of medeleerlingen). Van dat deel van de redenen kunnen we iets zeggen over de mate waarin in het schooljaar 2004-2005 deze groepen slachtoffer waren van de gesanctioneerde daders (grafiek 2). Grafiek 2
Redenen naar slachtofferschap 2004-2005 (absolute aantallen en procenten van aantal redenen)
3931
833
80%
3098
100%
60%
0%
schorsing
verwijdering
1668 2423
618 450
20%
gedrag tegen leerlingen 1218 1805
40%
categorieën zonder specificatie slachtoffer
gedrag tegen personeel
totaal
Bij de meldingen van verwijdering kan bij 57 procent van de redenen onderscheid worden gemaakt naar slachtofferschap van personeel of medeleerlingen. Bij schorsingen geldt dit voor 49 procent van de opgegeven redenen. Vaak is meer dan één reden bij een melding genoemd.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
6
Bij de interpretatie van bovenstaande gegevens moet met het volgende rekening worden gehouden. Bij 1668 opgegeven redenen van schorsing of verwijdering betrof de reden het gedrag tegenover personeelsleden. Dit kan betrekking hebben op minder dan 1668 individuen (personeelsleden), omdat bijvoorbeeld een groepje leerlingen geschorst kan zijn die in vereniging iets tegen een personeelslid ondernamen. De school meldt in dat geval namelijk elk van deze leerlingen afzonderlijk.
2.4
Kenmerken van meldingen van schorsing en verwijdering in het schooljaar 2004-2005
Voor deze analyses zijn de meldingen van 2004-2005 afgezet tegen het aantal leerlingen in dat schooljaar. Als het aantal meldingen (4552) wordt gerelateerd aan het aantal leerlingen (937.000) is sprake van een melding van 1 op 200 leerlingen (0,5 procent). Als gekeken wordt naar het onderwijs dat de geschorste of verwijderde leerlingen volgen, dan blijkt dat relatief gezien de meeste meldingen afkomstig zijn uit het praktijkonderwijs; hier betreft hier namelijk 1,5 procent van de leerlingen. Het gaat in het praktijkonderwijs echter wel om in absolute zin een kleine groep leerlingen. Een veel grotere groep leerlingen volgt vmbo. Ook daar zijn relatief veel meldingen, namelijk 1 op 100 (1,0 procent). Zo’n 50 procent van de meldingen van schorsingen en verwijderingen is afkomstig van scholen buiten de grote steden (G4 en G28). Gerelateerd aan het aantal leerlingen is het meldingspercentage in de G4 0,9 procent. Uit de G28 en de overige gemeenten zijn relatief gezien evenveel meldingen afkomstig (0,4 procent).
2.5
De lengte van de schorsingen
In artikel 13 van het inrichtingsbesluit van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) is vastgelegd dat een leerling voor een periode van ten hoogste één week kan worden geschorst. De inspectie heeft daarom hieronder in een grafiek de lengte van de schorsingen in de afgelopen schooljaren weergegeven. Grafiek 3
Aantal meldingen van schorsingen, geordend naar duur van de gemelde schorsing in aantal dagen van de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005
1800 1600 1400 1200 1000
2003/2004
800
2004/2005
600 400 200 0 1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
Schorsingen met een duur van 2 dagen worden het vaakst gemeld. De gemiddelde duur van een schorsing is 3 dagen. Scholen schorsen leerlingen soms langer dan het toegestane maximum van één week. Dat zijn meestal schorsingen in afwachting van een verwijdering. Zes procent van de schorsingen in 2004-2005 waren van onbepaalde duur, dat is drie procent minder dan in 2003-2004. Schorsingen van meer dan 5 dagen nemen ook af, van 4 naar 2 procent.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
7
2.6
De scholen met veel en weinig meldingen
Het is van belang om in te schatten of scholen hun schorsingen en verwijderingen daadwerkelijk melden aan de Inspectie van het Onderwijs. Daarom geeft de inspectie hieronder een overzicht van de mate waarin scholen schorsingen of verwijderingen hebben gemeld. Grafiek 4
Aantal jaren waarin scholen onderwijs verzorgen versus aantal jaren waarvoor zij meldingen hebben doorgegeven
11%
Alle jaren melding doorgegeven 44% Deel van jaren melding doorgegeven
45%
Geen enkel jaar melding doorgegeven
Van de afgelopen vier jaren is per school het aantal jaren dat zij meldingen deden geteld (daarbij rekening houdend met het aantal jaren dat zij daadwerkelijk onderwijs hebben aangeboden). Over de afgelopen vier jaren heeft 45 procent van de scholen meldingen doorgegeven in alle jaren dat zij onderwijs aanboden. Daar tegenover staat dat 11 procent van de scholen in geen enkel jaar dat zij onderwijs aanboden een melding van schorsing of verwijdering hebben doorgegeven. Omdat hier mogelijk sprake is van een zeer effectief schoolbeleid of eventueel het niet naleven van een wettelijke bepaling gaat de inspectie met deze scholen tijdens de komende bezoeken spreken over hun meldingsgedrag en vragen om een toelichting. Ook in het schooljaar 2004-2005 liep het aantal meldingen per school erg uiteen. Zoals hierboven al aangegeven kwamen per school gemiddeld 9 meldingen van schorsingen en verwijderingen binnen. Gerelateerd aan het aantal leerlingen betreft dit 0,8 procent. In 2004-2005 waren er ongeveer 70 scholen met meer dan 20 meldingen; in 2003-2004 betrof dit ongeveer 60 scholen. Zes scholen hebben in het schooljaar 2004-2005 meer dan 50 meldingen doorgegeven. Er was één school met 140 meldingen. Het aantal meldingen hangt mede samen met het aantal leerlingen. De Inspectie heeft geanalyseerd welke scholen, gecorrigeerd naar het aantal leerlingen, in het schooljaar 2004-2005 de meeste meldingen van schorsingen en verwijderingen hebben doorgegeven. Onder de 25 scholen met de meeste meldingen bevinden zich 15 praktijkscholen. De helft van deze 25 scholen bevond zich ook in het vorige schooljaar onder de groep van 25 scholen met de meeste meldingen.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
8
3.
Conclusies
3.1
Aantallen meldingen
Het aantal meldingen van schorsing en verwijdering is in het schooljaar 2004-2005 opnieuw gestegen ten opzichte van de voorafgaande jaren. Dit geldt zowel voor de meldingen van schorsingen als ook voor verwijderingen. Het aantal meldingen van verwijdering nadert in het schooljaar 2004-2005 de 800. De inspectie beschikt niet over een eenduidige verklaring voor deze toename. Niet uitgesloten moet worden dat een deel van de toename van het aantal meldingen kan samenhangen met de verbetering van het registratiesysteem bij de Inspectie. Vanaf het schooljaar 2004-2005 kunnen scholen volledig elektronisch via een formulier op internet de melding van schorsing of verwijdering aan de Inspectie doorgeven. Op dit formulier wordt onder meer de reden van schorsing of verwijdering aangegeven. Er kan ook sprake zijn van meer meldingsbereidheid en dus van een betere naleving van wet- en regelgeving. De stijging kan echter ook samenhangen met de maatregelen die scholen nemen als reactie op een verdichting van de gedragsproblematiek die op scholen wordt gesignaleerd en die onder meer blijkt uit de toename van het aantal zorgleerlingen (lwoo- en praktijkonderwijsgeïndiceerde leerlingen), de groei van de time out- of reboundvoorzieningen en de explosieve groei van leerlingen in de voorzieningen voor leerlingen met ernstige psychosociale problemen (vso-zmok). Uit de signalen vanuit de inspectiekantoren blijkt daarnaast opnieuw (net als in de voorafgaande jaren) dat scholen nogal eens ‘handelingsverlegen’ zijn in het omgaan met lastige leerlingenproblematiek en met de bepaling dat een leerling pas mag worden verwijderd als een andere school is gevonden. Ondanks de maatregelen die scholen treffen, geven veel scholen het signaal dat het hen niet lukt om binnen het onderwijs een afdoende antwoord te vinden op de toegenomen problematiek. Daarom gebruiken scholen vaker het middel van schorsing of verwijdering als reactie op ongewenst gedrag.
3.2
De redenen voor schorsing en verwijdering
De door scholen opgegeven redenen voor schorsing en verwijdering laten een zelfde patroon zien als in het vorige schooljaar. De meest genoemde redenen zijn storend gedrag van de leerling tijdens de lessen, verbaal geweld tegen het personeel en fysiek geweld tegen medeleerlingen. Mede in het licht van de toename van het aantal meldingen acht de Inspectie dit opnieuw een zorgelijke ontwikkeling. Het aantal leerlingen dat tijdelijk of definitief niet op school gehandhaafd kan worden om zeer zware redenen als verstoring van het onderwijs dan wel verbaal of fysiek geweld, groeit gestaag. De achtergronden voor zowel schorsing als voor verwijdering zijn vergelijkbaar. Het beeld is dat scholen dit gedrag van de leerlingen eerst trachten te corrigeren via schorsing; bij herhaling van hetzelfde gedrag gaat de school over tot verwijdering. De inspectie ontvangt signalen dat de bedreiging van medeleerlingen via moderne communicatiemiddelen (zoals sms en e-mail) toeneemt. De inspectie vindt dit als zodanig een zorgelijke ontwikkeling. Anderzijds maakt deze vorm van bedreiging optreden wel eenvoudiger, want het is beter aantoonbaar.
3.3
Scholen met veel en scholen met geen meldingen
Het aantal meldingen per school hangt natuurlijk mede samen met het aantal leerlingen van die school. De Inspectie analyseert de aantallen meldingen per school gecorrigeerd voor de leerlingenaantallen. Deze analyse laat over de afgelopen vier jaren een grote diversiteit zien in het aantal meldingen van schorsing en verwijdering per school. Deze diversiteit in aantallen meldingen doet eenzelfde diversiteit in schorsings- en verwijderingsbeleid van scholen veronderstellen. Deze veronderstelling wordt ondersteund door signalen die de Inspectie hierover ontvangt. Een vergrijp als diefstal van een mobieltje van een medeleerling is op de ene school reden voor een berisping, op de andere school reden tot schorsing en op de volgende school reden tot verwijdering. Van de scholen die veel meldingen van schorsing en verwijdering doorgeven blijkt de meerderheid tot de categorie praktijkscholen of vmbo-scholen te behoren. Dit patroon is de afgelopen jaren niet gewijzigd. Onder de 25 scholen met de meeste meldingen in het schooljaar 2004-2005 bevinden zich 15 praktijkscholen.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
9
De helft van deze 25 scholen bevond zich ook in het vorige schooljaar onder de groep van 25 scholen met de meeste meldingen. Dat de praktijkscholen in deze groep zijn oververtegenwoordigd kan verklaard worden vanuit het feit dat op deze scholen de hierboven al genoemde verdichting van de gedragsproblematiek het meest nadrukkelijk aan de orde is. Als een school veel meldingen doet van schorsing of verwijdering, dan kan dit wijzen op een beleid van weinig of geen tolerantie met ongewenst gedrag. Zo ontvangt de inspectie bijvoorbeeld signalen dat op sommige scholen met veel meldingen er bewust voor gekozen is om leerlingen die herhaaldelijk overgaan tot op zichzelf kleine ‘overtredingen’ relatief snel te schorsen, om daarmee het contact krijgen met de ouders te forceren. Nader onderzoek naar het beleid van deze scholen moet uitwijzen of deze veronderstelling gerechtvaardigd is. Ongeveer 11% van de scholen voor voortgezet onderwijs heeft in de afgelopen vier jaren geen enkele melding van schorsing of verwijdering aan de Inspectie doorgegeven. Onder deze scholen bevinden zich ook enkele praktijkscholen. Mogelijk hanteren deze scholen een dermate effectief beleid van voorkomen van misdragingen dat er geen reden is voor schorsen of verwijderen. Maar niet mag worden uitgesloten dat een deel van deze scholen de gevallen van schorsing of verwijdering niet aan de Inspectie meldt, vanwege de angst voor imagoschade.
3.
Aanvullend onderzoek Inspectie
Nu de Inspectie enige tijd ervaring heeft kunnen opdoen met de nieuwe registratie van meldingen, heeft zij voldoende materiaal om gericht onderzoek te doen naar het beleid van scholen aangaande schorsen en verwijderen. De Inspectie heeft daarom het plan om in de komende tijd bij haar onderzoeken het beleid van de scholen op dit punt te betrekken, met name op scholen die in de afgelopen jaren veel of niet hebben gemeld.
Rapport schorsing en verwijdering 2004-2005
10