2013
Meldcode Schema, stappenplan, verantwoordelijkheden, geheimhouding, competenties en ondersteuning
Stichting Peuterkring Katwijk
Stichting Peuterkring Katwijk 2013 1 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Deze meldcode is samengesteld vanuit het concept van JSO en wordt opnieuw herzien op het moment dat de wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht gaat.
Copyright. De meldcode is samengesteld door Gerda Minnee in opdracht van de directeur van Stichting Peuterkring Katwijk. Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de Stichting worden gekopieerd of gebruikt. Voor informatie kunt u zich wenden tot: Gerda Minnee, Stichting Peuterkring Katwijk, De Krom 101, 2221 KK, Katwijk
2 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Inhoudsopgave
Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling ..................... 4 I. Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling ............................................ 7 Stap 1: In kaart brengen van signalen .............................................................................................. 7 Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) . ................................................................................................ 8 Stap 3: Gesprek met de ouder(s)...................................................................................................... 9 Stap 4: Bepaal de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling ................ 10 Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden ........................................................................ 10 Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen i.s.m. aandachtfunctionaris zorg .............. 10 Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder(s) i.s.m. aandachtfunctionaris zorg ........... 10 Stap 6 evaluatie .............................................................................................................................. 11 Scholingsplan .................................................................................................................................. 11 Achtergrond informatie: www.handelingsprotocol.nl ....................................................................... 11 II Verantwoordelijkheden van Peuterkring in het scheppen van een randvoorwaarde voor een veilig werk- en meldklimaat ...................................................................................................................... 12 Verantwoordelijkheden uitgesplitst naar functies ............................................................................ 14 Protocol ‘Het vermoeden van pedagogisch onjuist handelen en/of seksueel misbruik door een medewerker’.................................................................................................................................... 16 Inleiding ........................................................................................................................................... 16 Definitie ........................................................................................................................................... 16 Instellingsbeleid t.a.v. onjuist pedagogisch handelen, seksualiteit en seksueel misbruik .............. 16 Meldingsprocedure.......................................................................................................................... 17 Maatregelen naar aanleiding van een melding ............................................................................... 17 Draaiboek en intern onderzoek ....................................................................................................... 17 Protocol ‘Seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling’ ........................................ 19 Stappenplan bij seksueel overschrijdend gedrag tussen kinderen onderling ................................. 19 Seksuele ontwikkeling van kinderen ............................................................................................... 19 Terminologie en definitie ................................................................................................................. 20 Wanneer is seksueel gedrag grensoverschrijdend? ....................................................................... 20 Preventieve maatregelen ................................................................................................................ 21 Aandacht voor communicatie van kinderen .................................................................................... 21 Achtergrondinformatie ........................................................................................................................... 22 In gesprek met de ouder/verzorger of het kind ............................................................................... 22 Beroepsgeheim ............................................................................................................................... 24 Wie doet wat? ................................................................................................................................. 26 Bijlage 1 Checklist signalen huiselijk geweld en kindermishandeling ................................................... 29 Bijlage 2 Formulier Aandachtspunten t.b.v. een melding bij het AMK .................................................. 32 Bijlage 3 Geheimhoudingsverklaring ..................................................................................................... 33 Bijlage 4 Kerncompetenties “meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling” uitgebreide lijst ....... 34 Bijlage 5 Kerncompetenties “meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling” verkorte lijst ............ 38 Bijlage 6 Format verslag oudergesprek ................................................................................................. 40 Bijlage 7 Format Evaluatie melding ....................................................................................................... 41
3 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van Stichting Peuterkring Katwijk (hierna te noemen Peuterkring) Overwegende:
dat Peuterkring verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan ouder (en/of ouders) en kind en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan ouders die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat van de peuterspeelzaal- en plusleidsters (hierna te noemen leidsters) die werkzaam zijn bij Peuterkring op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met kinderen en ouders attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen;
dat Peuterkring, een meldcode wenst vast te stellen zodat de leidsters die binnen Peuterkring werkzaam zijn, weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat Peuterkring in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de leidsters bij deze stappen ondersteunt;
dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eer gerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten;
dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eer gerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;
dat onder leidster in deze code wordt verstaan: de leidster die voor Peuterkring werkzaam is en die in dit verband aan kinderen van de peuterspeelzaal zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt;
dat onder kind in deze code wordt verstaan: het kind aan wie de leidster haar professionele diensten verleent;
dat onder aandachtsfunctionaris in deze code wordt verstaan: de persoon die tot die taak is opgeleid en aangesteld door de directeur en ondersteuning biedt aan de leidsters in de aanpak van de meldcode
4 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
In aanmerking nemende de Wet maatschappelijke ondersteuning de Wet op de jeugdzorg; de Wet bescherming persoonsgegevens; de Wet kinderopvang; Wijzigingswet OKE; Beleidsregels kwaliteit kinderopvang; Wet klachtrecht; het privacyreglement van Peuterkring; de site: regionaal handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling kinderopvang. Stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vast.
5 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Schema bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: In kaart brengen van signalen Stap 1 (leidster) In kaart brengen van signalen
Observeer
Onderbouw je bevindingen
Gesprek met ouder(s): delen van de zorg
Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling tel. 0182-680888 (AMK) opties:
Stap 2 (verantw. leidster) Collegiale consultatie en vragen AMK
Consulteer interne en externe collega’s tijdens:
overleg met aandachtfunctionaris (AF)
kind-bespreking
zorgadviesteam (ZAT) tel. 4093333
raadpleeg de site: regionaal handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling kinderopvang
Bilateraal overleg met JeugdMaatschappelijkWerk (JMW) tel.088-900-4000 (Kwadraad)
Consulteer AMK
Uitkomsten consultatie(s) bespreken AF
Stap 3: Gesprek met de ouder Stap 3 (leidster/AF) Gesprek met de ouder
Gesprek met de ouder: delen van de zorg en uitkomst consultatie
Stap 4: Bepaal de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling Stap 4 (leidster/AF) Bepalen aard en ernst
Bepaal i.o.m. AF risico, aard en ernst van de kindermishandeling of huiselijk geweld . Vraag het AMK om een oordeel te geven.
Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Stap 5a Hulp organiseren en effecten volgen
Stap 5b Melden en bespreken
Bespreek samen met AF zorgen met de ouder,
Vraag hulp bij JMW of ZAT
Organiseer hulp door ouder en kind door te verwijzen naar Bureau Jeugdzorg tel.4091214
Monitor of ouder en kind hulp krijgen
Volg het kind
of Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder
Bespreek met de ouder de voorgenomen melding ondersteuning gesprek door JMW of ZAT
meld i.o.m. AF bij het AMK
6 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
I.
Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: In kaart brengen van signalen Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of tegenspreken in kaart en leg deze vast in een zorgdossier. Leg ook de interne en externe contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De plusleidsters leggen hun signalen en/of zorgen neer bij het peuterspeelzaalteam en het team is verantwoordelijk voor uitvoering van het stappenplan waarbij de betreffende plusleidster betrokken zal zijn. Bij vroeg-signalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigende ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die je als leidster bij het kind of in de interactie tussen ouder en kind waarneemt. Maak bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling gebruik van het signaleringsinstrument, de “checklist signalen huiselijk geweld en kindermishandeling” als bijlage in deze meldcode (bijlage 1). Raadpleeg de signalenlijst van de site, regionaal handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling (www.handelingsprotocol.nl). Het is gebruikelijk om in deze fase in gesprek te gaan met de ouder tijdens de haal- en brengmomenten. Tijdens het uitwisselen over de activiteiten van de dag, het kind en de feitelijkheden die je opvallen, krijg je een beeld waardoor je ook met informatie van de ouder de situatie in kaart kunt brengen. Daarnaast observeer je het kind in de groep en de ouder en het kind tijdens contactmomenten. Je verzamelt alle signalen waardoor je duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen hoor je schriftelijk vast te leggen. Hierdoor kun je later bij de GGD inspectie verantwoording afleggen indien dit gevraagd wordt. Je kunt hiervoor een dossier aanleggen, welke in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) wordt bewaard. Dit vanwege de privacy gevoelige gegevens die je verzamelt. Leg in het dossier de volgende gegevens vast, zie ook de checklist zorgdossier in het zorgplan bijlage 8.9: Vermeld altijd datum, plaats, situatie en getuigen. Signalen die duidelijk maken welke zorgen je ziet, hoort of ruikt. Signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten. Contacten over deze signalen. Stappen die worden gezet. Besluiten die worden genomen. Vervolgaantekeningen over het verloop.
Beschrijf je signalen zo feitelijk mogelijk: Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. 7 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een deskundige.
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) . 1
Bespreek de signalen met je collega of de aandachtsfunctionaris (AF). Vraag zo nodig ook advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Consultatie, anoniem als ouders nog niet om toestemming is gevraagd, is mogelijk met de volgende collega’s: een collega uit het team, de coördinator, de aandachtfunctionaris zorg, jeugdmaatschappelijk werk en/of de wijkverpleegkundige of jeugdarts van het consultatiebureau van het zorgadviesteam (ZAT). Bepaal wie de verantwoordelijk leidster is. Raadpleeg de site, regionaal handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling voor achtergrond informatie zoals de definitie, vormen en signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling (www.handelingsprotocol.nl). Om het kind ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het ZAT en met andere externe deskundigen is toestemming van de ouders vereist. Indien je in het contact transparant en integer bent, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de ouders gegeven. Je gespreksvaardigheid om in gesprek te gaan over zorgen en het vragen om toestemming van de ouders is een specifieke deskundigheid. Ook kun je advies krijgen van de aandachtfunctionaris zorg, coördinator, het AMK of het ZAT over op welke wijze in gesprek kan worden gegaan met de ouders. Je kan je behoefte aan scholing van gespreksvaardigheid doorgeven aan de coördinator. Indien de ouders een gesprek en/of toestemming weigeren is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in het dossier en in de weging. Het kind kan overigens anoniem worden besproken wanneer de ouders geen toestemming hebben gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties. Indien je ook maar enige twijfel hebt over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij het kind, moet je advies vragen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Bereid je gesprek voor aan de hand van het document ”aandachtspunten melding AMK” (bijlage 2). Het AMK kan een eerste weging maken of het terecht is dat je je zorgen maakt over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Zorgvuldig handelen vereist dat je nagaat of je een advies moet vragen bij het AMK. Voor het bespreken in het ZAT wordt een gesprek met ouder gevoerd over de adviesvraag. De aandachtfunctionaris zorg kan hierbij worden betrokken. Door de ouders continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de ouders gemotiveerd worden om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden. Meer informatie over het Zorg Advies Team, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld vind je in het Zorgplan. Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind, de ouder of een gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, kun je meteen advies vragen aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kun je zo nodig in hetzelfde gesprek een melding doen, zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet. In noodsituaties kun je in overleg met de aandachtfunctionaris zorg en/of coördinator ook samen contact zoeken met de crisisdienst van het Bureau Jeugdzorg en/of de politie vragen om hulp te bieden.
1
De KNMG Meldcode Kindermishandeling vraagt van artsen om altijd ook advies in te winnen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld
8 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Stap 3: Gesprek met de ouder(s) Bespreek samen met de aandachtfunctionaris zorg de signalen met de ouder. Heb je ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de ouder(s), raadpleeg dan bijvoorbeeld de jeugdmaatschappelijk werker en/of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. 1. 2. 3. 4.
Leg de ouder het doel uit van het gesprek. Beschrijf de feiten die je hebt vastgesteld en de waarnemingen die je hebt gedaan. Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen je hebt gezien, gehoord en waargenomen. In geval van een vermoeden van vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis) neem je met spoed contact op met het AMK.
In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en uit te wisselen over de ontwikkeling van hun kind, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouder expliciet uit tot het geven van zijn/haar mening en vraag door over kind gerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt het kind zich thuis? Hoe reageert de ouder daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert het kind hierop? Hoe is de ontwikkeling van het kind tot nu toe verlopen? Wat vindt de ouder daarvan? Hoe ervaart de ouder de opvoeding en zijn rol als ouder? Breng de ouder(s) op de hoogte van acties en afspraken die zijn gemaakt met interne en/of externe collegae. Informeer en wissel tijdens deze contacten continu uit over de ontwikkeling van het kind en de zorgen die je hebt. Indien een plan van aanpak wordt gemaakt voor het kind, bespreek dit met de ouder(s). Bespreek ook tussentijds en na afloop de resultaten van het plan. Indien de ouder de zorgen herkent kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Daarnaast kunnen adviezen worden uitgewisseld voor in de groep en thuis. Het doen van een melding bij het AMK zonder dat de signalen zijn besproken met de ouder, is alleen mogelijk als: de veiligheid van het kind, de ouder, die van jezelf, of die van een ander in het geding is; of als je goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder door dit gesprek het contact met je zal verbreken. Bij het vragen van advies aan het AMK geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.
9 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Stap 4: Bepaal de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling Bepaal op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de ouder het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Bepaal eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Maak samen met de aandachtfunctionaris zorg een inschatting van aard en ernst van mogelijk huiselijke geweld en kindermishandeling en het risico voor het kind. Neem hiervoor contact op met het AMK of de jeugdgezondheidszorg en laat deze taxatie maken. Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen i.s.m. aandachtfunctionaris zorg Meen je, op basis van je afweging in stap 4, dat je het kind en het gezin redelijkerwijs voldoende tegen de kans op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen: organiseer dan de noodzakelijke hulp; volg de effecten van deze hulp; doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint. Als er een melding bij het ZAT is gedaan, kan het ZAT verdere actie coördineren. De casemanager van het ZAT bespreekt de hulpvraag van de peuterspeelzaal en ouder(s), beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de leidster en adviseert over verdere hulp. De verantwoordelijke (daarvoor door het team aangewezen leidster hoeft niet de leidster te zijn die de signalen als eerst heeft opgemerkt) leidster binnen Peuterkring bespreekt met de ouder de uitkomst van de bespreking in het ZAT. Bespreek met de ouder de verder te nemen stappen voor geadviseerde hulpverlening voor het kind en/of de ouder en het gezin. Geef informatie en maak afspraken over de eventuele indicaties die nodig zijn voor verdere hulp. Verwijs de ouder door en vraag of de ouder is aangekomen bij de hulp. Indien je voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig hebt, vraag deze aan bij het CJG, bijvoorbeeld ondersteuning van het ZAT, 1 gezin 1 plan, bureau Jeugdzorg of maatschappelijk werk. Maak in het team afspraken over begeleidings- en zorgbehoeften van het kind en neem dit mee in plan van aanpak. Deel de uitkomst van deze teambespreking met de ouder van het kind. Stap 5b: Melden en bespreken met de ouder(s) i.s.m. aandachtfunctionaris zorg Kun je het kind en/of de ouder niet voldoende tegen de kans op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermen, of twijfel je er aan of je hiertegen voldoende bescherming kunt bieden: Voer deze acties uit samen met de aandachtfunctionaris meld je vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; sluit je melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die je meldt (ook) van anderen afkomstig is. Vraag wat AMK in de melding noteert; overleg bij je melding met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wat je na de melding, binnen de grenzen van je gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om het kind, de ouder en de gezinsleden tegen de kans op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen; koppel melding terug aan degene die om advies zijn gevraagd. 10 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bespreek je melding vooraf met de ouder. 1. Leg uit waarom je van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. 2. Vraag de ouder uitdrukkelijk om een reactie en om ondertekening van het verslag van het gesprek waarin visie/reactie van ouder staat genoteerd (bijlage 6). 3. In geval van bezwaren van de ouder, overleg op welke wijze je tegemoet kunt komen aan deze bezwaren. 4. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om het kind, de ouder of een gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in je afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om het kind, de ouder of een gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen. 5. Doe een melding indien naar je oordeel de bescherming van het kind, de ouder of een gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de ouder over de melding kun je afzien: als de veiligheid van de ouder, die van jezelf, of die van een ander in het geding is; of als je goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder daardoor het contact met je zal verbreken. Stap 6 evaluatie Evaluatie vindt plaats na het sluiten van het dossier of overdracht naar basisonderwijs. Er is een evaluatieformulier (bijlage 7). Evalueren, de aandachtfunctionaris zorg en betrokken leidsters evalueren de genomen stappen. Zij beschrijven leermomenten welke meegenomen kunnen worden in de jaarlijkse bespreking van de meldcode. De aandachtfunctionaris zorg bekijkt samen met leidster of nazorg van hulpverlening wenselijk is. De coördinator wordt door hen op de hoogte gebracht van hun bevindingen en eventuele aandachtspunten voor aanpassing van de meldcode. Scholingsplan Jaarlijks wordt aan de hand van de invullijst uitgebreide of verkorte versie kerncompetenties (bijlage 4 en 5) een scholingsplan voor individuele leidstere en algemene scholing opgesteld door de coördinator en de aandachtfunctionaris zorg. Het onder de aandacht brengen van het zorgplan en de meldcode wordt opgenomen in het jaarplan. Het jaarplan omvat de planning van overleg, evaluatie, scholing en bijstelling van beleid. Achtergrond informatie: www.handelingsprotocol.nl Op www.handelingsprotocol.nl kun je bovenstaande informatie en nog meer achtergrondinformatie vinden. De informatie kan je ondersteunen in het nemen van de benodigde stappen wanneer je signalen hebt gekregen.
11 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
II Verantwoordelijkheden van Peuterkring in het scheppen van een randvoorwaarde voor een veilig werk- en meldklimaat Om het voor leidsters mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt Peuterkring er zorg voor: De coördinator en de directeur: het opnemen van de meldcode het handboek en zorgplan van de organisatie; het aanstellen van een aandachtfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling ( o.a.de coördinator); het jaarlijks peilen van behoefte aan scholing aan de hand van kerncompetenties en het bieden van scholing; het bieden van trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering aan leidsters, zodat zij voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de meldcode; het aansluiten van de meldcode op de werkprocessen binnen de organisatie; het aansluiten van de meldcode op de zorgstructuur van de organisatie; voldoende ondersteuning door deskundigen, intern en extern, om de leidsters te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de code; jaarlijkse evaluatie van de werking van de meldcode en zo nodig acties in gang zetten om de toepassing van de meldcode te optimaliseren; het geven van bekendheid binnen de organisatie en in de kring van ouders aan het doel en de inhoud van de meldcode (in informatieboekje en op website); het maken van afspraken over de wijze waarop Peuterkring zijn medewerkers zal ondersteunen als zij door ouders in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen; het opstellen van een geheimhoudingsverklaring (bijlage 3); eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de meldcode. De coördinator: als aandachtfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling is aangesteld; als vraagbaak functioneert binnen de organisatie voor algemene informatie over de meldcode en kindermishandeling; signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; kennis heeft van de stappen volgens de meldcode; taken vaststelt van een ieder (wie, doet, wat, wanneer); de aansluiting van de meldcode op de werkprocessen uitvoert; de aansluiting van de meldcode op de zorgstructuur uitvoert; samenwerkingsafspraken vastlegt met ZAT, JGZ en JMW; de uitvoering van de meldcode coördineert bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling; waakt over de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen; zo nodig contact opneemt met het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) voor advies of melding; de genomen stappen evalueert met betrokkenen; toeziet op zorgvuldige dossiervorming en verslaglegging; toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; toeziet op het tekenen van een geheimhoudingsverklaring door alle werknemers; toeziet op dossiervorming en verslaglegging.
12 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
De aandachtfunctionaris: leidsters die als aandachtfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling is aangesteld; als vraagbaak functioneert binnen de organisatie voor algemene informatie over (de meldcode) kindermishandeling; signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; kennis heeft van de stappen volgens de meldcode; de aansluiting van de meldcode op de werkprocessen uitvoert; de aansluiting van de meldcode op de zorgstructuur uitvoert; deelneemt aan het zorgadviesteam; de uitvoering van de meldcode coördineert bij een vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling; waakt over de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen; zo nodig contact opneemt met het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) voor advies of melding; de genomen stappen evalueert met betrokkenen; toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; toeziet op zorgvuldige dossiervorming en verslaglegging. De leidster: signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; overlegt met een collega bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; afspraken uitvoert die zijn voortgekomen uit het overleg met het team en/of de aandachtsfunctionaris, zoals observeren of een gesprek met de ouder; de resultaten bespreekt van deze ondernomen stappen met het team en/of de aandachtfunctionaris; dossiervorming en verslaglegging zorgvuldig uitvoert volgens gemaakte afspraken; het doen van alle handelingen met in achtneming van de geheimhoudingsverklaring. De plusleidster: signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; overlegt met het team bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld; niet verantwoordelijk is voor het plan van aanpak voortvloeiden uit de meldcode. De leidsters, de coördinator, aandachtfunctionaris, de directeur zijn niet verantwoordelijk voor: het vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld; het verlenen van professionele hulp aan ouders of kinderen (begeleiding, therapie).
13 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Verantwoordelijkheden uitgesplitst naar functies Verantwoordelijkheden van de directeur: implementatie en borgingsproces van meldcode in de organisatie; opnemen van de meldcode in het handboek van de organisatie; toezicht dat de coördinator haar verantwoording neemt; creëert de mogelijkheden tot deskundigheidsbevordering; afspraken maken over de wijze waarop Peuterkring zijn medewerkers zal ondersteunen als zij door ouders in of buiten rechte worden aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen; zorgen voor mogelijkheden tot raadplegen van zorgadviesteam; eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het protocol; laten opstellen van richtlijnen betreffende signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker. Verantwoordelijkheden van de coördinator organisatorisch: informeren van ouders en medewerkers over dit beleid; steunen van alle medewerkers in het handelen volgens het protocol; regelmatig een aanbod doen van trainingen en andere vormen van deskundigheidsbevordering op basis van de vragenlijsten (bijlage 4 en 5) zodat medewerkers voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code; zorgen voor deskundigen zoals het zorgadviesteam en jeugdmaatschappelijk werk die beschikbaar zijn om de medewerkers te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de code; de meldcode aansluiten op de werkprocessen binnen de organisatie; de werking van de meldcode regelmatig evalueren en zo nodig acties in gang zetten om de toepassing van de meldcode te optimaliseren; bijhouden van de sociale kaart; opstellen van richtlijnen betreffende signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker. Verantwoordelijkheden van de coördinator en de aandachtfunctionaris op werkvloer: herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling; functioneren als vraagbaak binnen de organisatie voor algemene informatie over (de meldcode) kindermishandeling; overleg plegen met de leidster die zorg heeft over een kind; indien nodig overleggen met team; kennis hebben van de handelwijze volgens de meldcode; richtlijnen bekendmaken betreffende signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker. Verantwoordelijkheden leidster: herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling; jaarlijks aangeven a.d.h.v. invullijst kerncompetentie waaraan scholingsbehoefte is; volgen van training en andere vormen van deskundigheidsbevordering m.b.t. het handelen volgens de meldcode; overleg plegen met de team en/of coördinator bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling; uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg, zoals observeren of een gesprek met de ouder/verzorger; bespreken van de resultaten van deze ondernomen stappen met team en/of coördinator; 14 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
betreffende signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker dan worden coördinator en bestuur hiervan op de hoogte gesteld.
Verantwoordelijkheden plusleidster: herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling; jaarlijks aangeven a.d.h.v. invullijst kerncompetentie waaraan scholingsbehoefte is; volgen van training en andere vormen van deskundigheidsbevordering m.b.t. het handelen volgens de meldcode; overleg plegen met de team bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling; uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg, zoals observeren; bespreken van de resultaten van deze ondernomen stappen met team en/of de coördinator; betreffende signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een medewerker dan worden coördinator en bestuur hiervan op de hoogte gesteld. Verantwoordelijkheden leidster en aandachtfunctionaris: vaststellen van plan van aanpak (wie doet wat wanneer); zo nodig contact opnemen met het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) voor advies of melding; waken over de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen; toezien op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; verslaglegging van al het voorgaande; afsluiten van de meldcode; evalueren van de genomen stappen. De leidsters, coördinator, aandachtfunctionaris en directeur zijn niet verantwoordelijk voor: vaststellen of er al dan niet sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling; verlenen van professionele hulp aan ouders of kinderen en medewerkers (begeleiding, therapie).
15 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Protocol ‘Het vermoeden van pedagogisch onjuist handelen en/of seksueel misbruik door een medewerker’ Inleiding Dit protocol bevat richtlijnen hoe te handelen ter voorkoming van en in geval van (een vermoeden van) pedagogisch onjuist handelen of seksueel misbruik van kinderen door een medewerker, stagiaire of vrijwilliger, die werkzaam is bij Peuterkring. Het pedagogisch onjuist handelen is al het handelen wat niet overeen komt met wat in het pedagogisch beleid is afgesproken. Seksueel misbruik is een moeilijk en gevoelig onderwerp. Het roept afschuw en weerstand op. Seksueel misbruik kan een persoon ernstige schade berokkenen. Het kan zowel binnen als buiten de eigen gezinssituatie plaats vinden. Ook binnen onze organisatie is een risico voor seksueel misbruik door werkzame medewerkers aanwezig. Het herkennen en erkennen van dit risico door medewerkers is een eerste stap om het te voorkomen. Bij Peuterkring gaat het om kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Dit impliceert dat het hierbij om een grote groep kinderen gaat, die nog niet in staat zijn melding te doen van seksueel misbruik. Wel kunnen ze signalen afgeven. Definitie Onder seksueel misbruik wordt verstaan: "Al het fysieke of verbale gedrag van de medewerker, dat vanuit de eigen behoefte een erotiserende of seksuele boodschap beoogt of dat vanuit de geldende sociale codes een erotiserende of seksuele betekenis kan hebben voor een kind en daardoor schade zou kunnen aanrichten". Als voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag kunnen worden genoemd: Masturberen in het bijzijn van het kind of het kind dwingen tot masturbatie Exhibitioneren (de geslachtsdelen ontbloten en tonen) Een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen Ongewenste aanraking, bijvoorbeeld betasten van geslachtsorganen Zich tegen het kind aandrukken of andere vormen van aanranding Verkrachting Oraal genitaal contact afdwingen Instellingsbeleid t.a.v. onjuist pedagogisch handelen, seksualiteit en seksueel misbruik a. Peuterkring voert een preventief beleid ten aanzien van pedagogisch onjuist handelen en seksueel misbruik. De stichting stelt daartoe richtlijnen op inzake pedagogisch beleid, seksualiteit in het algemeen en seksueel misbruik in het bijzonder. Daarbij wordt een relatie gelegd met het pedagogisch beleid voor wat betreft het omgaan met seksualiteit binnen de organisatie. b. Peuterkring voert preventieve activiteiten uit ten aanzien van grensoverschrijdend gedrag, zoals deskundigheidsbevordering en agenderen op werk-, team en/of intervisie besprekingen. c. Het beleid inzake omgaan met seksualiteit en preventie van seksueel misbruik wordt periodiek geëvalueerd en, indien nodig, bijgesteld. d. Peuterkring heeft in haar personeelsbeleid uitgebreid aandacht voor dit thema. e. Desgewenst kunnen ouders worden geïnformeerd over het in het kader van pedagogische gevoerde beleid inzake pedagogisch handelen en seksualiteit en het hebben van een pedagogisch beleidsplan en een protocol seksueel misbruik en bij wie ze eventueel een klacht kunnen indienen.
16 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Meldingsprocedure Bij Peuterkring bestaat een algemene meldingsplicht voor klachten over of signalen van pedagogisch onjuist handelen of seksueel misbruik door een medewerker. De medewerker heeft recht op steun bij het maken van de melding. Deze meldingsplicht wordt als volgt uitgewerkt. a. Melding door het kind. Als de melding van onjuist pedagogisch handelen, seksuele intimidatie, aanranding of verkrachting afkomstig is van een kind, is opvang en steun voor het kind het eerste aandachtspunt. Degene bij wie het slachtoffer meldt, mag nooit beloven dat hij het aan niemand anders zal doorvertellen: de persoon bij wie de klacht wordt gemeld is verplicht dit te melden bij de verantwoordelijke lijnfunctionaris of directie. Ook kan het nodig zijn anderen in te schakelen voor hulp. In de meeste situaties zal het nodig c.q. wenselijk zijn de ouders te informeren. Aan de ouder wordt eveneens opvang en steun geboden. Het waarborgen van het gevoel van veiligheid van het kind is het uitgangspunt van handelen. b. Melding door de ouder. Als de melding van de ouder(s) komt, moet uitgezocht worden over welke informatie de ouder beschikt en waar de melding op gebaseerd is. De ouder en het kind dienen alle opvang en steun geboden te worden die nodig is. c. Melding door collega-medewerker. Wanneer een medewerker seksueel misbruik door een collega-medewerker constateert, is hij/zij verantwoordelijk voor melding hiervan aan de coördinator of aan de directeur. d. Melding door derden. Als de melding van derden komt dient eveneens uitgezocht te worden over welke informatie deze derden precies beschikken en waar deze op gebaseerd is. e. In alle gevallen worden de coördinator en directeur zo spoedig mogelijk geïnformeerd, die eraan gehouden is de noodzakelijke maatregelen te nemen ten aanzien van: - het regelen van opvang van kind en ouders en - afscherming van het kind van de mogelijke dader, - instellen van een onderzoek Maatregelen naar aanleiding van een melding Regelen van opvang voor kinderen en ouders a. Voor de opvang en steun voor het kind en ouders wordt een beroep gedaan op een instelling, die hierin gespecialiseerd is. (Bijvoorbeeld het bureau slachtofferhulp) b. In overleg met ouders en de gespecialiseerde deskundige wordt bezien of de opvang van het kind in het kindercentrum gecontinueerd kan worden, dan/wel dat er een andere oplossing geboden moet worden. c. Peuterkring gaat zorgvuldig om met de belangen van het betrokken kind en ouders. Dat houdt onder meer in dat ouders (en indien dit in verband met de leeftijd wenselijk is ook het kind) worden geïnformeerd over de te volgen onderzoeksprocedure en over de mogelijkheid aangifte te doen bij de politie. d. De directeur (of de coördinator) houdt contact en toont betrokkenheid vanuit de instelling en informeert de ouders regelmatig over de voortgang van het onderzoek en andere zaken, die voor ouders van belang zijn. Draaiboek en intern onderzoek Het verdient aanbeveling een draaiboek samen te stellen, waarin van af het eerste moment van melding vermeld staat hoe men gehandeld heeft en wie men op welk tijdstip informeert en waarover. Zo kan men later reconstrueren hoe men precies gehandeld heeft en waarom. Dit kan in strafrechtelijk onderzoek van pas komen, wanneer de instelling moet getuigen.
17 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Daarnaast wordt een zorgvuldig intern onderzoek ingesteld, waarna besluiten worden genomen over verder in te stellen maatregelen naar aanleiding van het onderzoek. Hierbij wordt zo nodig het bestuur betrokken. Maatregelen voor de medewerker kunnen zijn: rehabilitatie (herstel in eer en goede naam), een waarschuwing, arbeidsrechtelijke maatregelen of het inschakelen van politie en justitie.
18 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Protocol ‘Seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling’ Seksualiteit is een wezenlijk onderdeel van de ontwikkeling van jeugdigen naar volwassenheid. Binnen Peuterkring hebben thema’s als intimiteit en seksualiteit professionele aandacht. Door aandacht te besteden aan het onderwerp seksualiteit draagt de organisatie niet alleen bij aan de ontwikkeling van kinderen, maar ook draagt het bij aan het voorkómen van grensoverschrijdende seksuele incidenten. Kinderen moeten in de eerste plaats fysiek veilig zijn en zich ook zo voelen, ook op het gebied van seksualiteit. Daarnaast hebben zij, afhankelijk van hun leeftijd en situatie, ondersteuning nodig bij hun ontwikkeling op het gebied van intimiteit en seksualiteit. Wat door kinderen én leidsters ‘normaal’ wordt gevonden op het gebied van seksualiteit is steeds aan verandering onderhevig. Het onderwerp zal daarom op de agenda staan en vragen als: Hoe maak je het thema bespreekbaar en hoe voorkom je seksueel grensoverschrijdend gedrag? En, wat moeten wij doen én laten bij vermoedens van seksueel grensoverschrijdend gedrag op de groep? Als leidsters weten welke factoren binnen de groep seksueel grensoverschrijdend gedrag beïnvloeden, kunnen ze hierop inspelen om ongewenst gedrag te voorkomen. Stappenplan bij seksueel overschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Wanneer leidsters met seksueel overschrijdend gedrag van kinderen geconfronteerd worden dienen ze de volgende stappen te volgen. In de meldcode zijn de stappen schematisch weergegeven en worden de stappen nader toegelicht op pagina 17. Seksuele ontwikkeling van kinderen Kinderen hebben seksuele gevoelens. Ieder kind maakt in zijn algemene ontwikkeling een seksuele ontwikkeling door. In zijn eigen tempo, wanneer hij daar aan toe is, verkent hij zijn eigen lichaam en dat van anderen. Kinderen zijn nieuwsgierig en stellen vragen over seks. Iedereen verstaat iets anders onder seksualiteit. Hierbij kan gedacht worden aan sensualiteit: opwinding, intimiteit, genieten en lichamelijkheid. Sensualiteit is het verkennen via de zintuigen. Bij uitstek iets wat jonge kinderen doen: in de mond stoppen, verkennen via de tast. Het verkennen van het lichaam van zichzelf en de ander via de tast, en de daarbij komende lustgevoelens. Dit klinkt onschuldig. Dat kan het ook zijn als het past in de ontwikkeling van dat kind en het andere kind als dat erbij betrokken is. Maar juist in de combinatie met een ander kan het fout gaan: Als er een groot leeftijdsverschil is tussen kinderen, zitten ze in verschillende ontwikkelingsfases en hebben dus ook andere behoeftes. Als twee kinderen van vier jaar samen doktertje spelen, doen ze dat omdat ze alle twee in dezelfde fase zitten: een fase waarin ze hun lichaam en gevoelens aan het ontdekken zijn. Een ouder kind, bijvoorbeeld van tien jaar dat met een kind van bijvoorbeeld vier jaar, doktertje speelt, scheelt in zijn seksuele ontwikkeling te veel jaar van het kind van vier. Een kind van tien jaar is die fase van ontdekking al lang voorbij. Hij is aan het begin van de puberteit en beleeft seksualiteit op een ander manier. ‘Te ver gaan’ is in dat geval dan seksueel grensoverschrijdend gedrag waarbij de oudste door zijn emotioneel en fysieke overwicht de ander tot handelingen aanzet waar hij niet kan weigeren en/of waar de ander niet aan toe is. Bovendien kan er bij zo’n leeftijdsverschil ook sprake zijn van manipulatie waarbij de ander wordt gedwongen iets te doen wat hij niet wil. Seksueel gedrag van kinderen wordt over het algemeen geaccepteerd binnen bepaalde grenzen. Maar die grenzen kunnen voor een ieder anders liggen. Dat is afhankelijk van de eigen waarden en normen van de beroepskracht, de waarden en normen van de peuterspeelzaalorganisatie en/of de waarden en normen van de ouders. Het is belangrijk dat de leidsters binnen de organisatie hierover met elkaar in gesprek gaan en blijven.
19 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Terminologie en definitie Bij seksueel grensoverschrijdend gedrag gaat het om seksueel gerichte aandacht tot uiting komend in non-verbaal, verbaal of fysiek gedrag, dat zowel opzettelijk als niet opzettelijk kan zijn. De gedragingen worden door het kind die ze ondergaat, als ongewenst ervaren. Meestal is er sprake van machtsongelijkheid tussen de kinderen. Degene die het ondergaat bepaalt of het gedrag ongewenst is. Dit kan van kind tot kind verschillend zijn. Bij seksuele intimidatie is er sprake van gedrag dat gekenmerkt wordt door eenzijdigheid, ongewenstheid of dwang. Wanneer is seksueel gedrag grensoverschrijdend? Bij het signaleren van grensoverschrijdend seksueel gedrag is het belangrijk dat de leidster vertrouwt op haar intuïtie, op haar gevoel: ‘wat is dit raar/ wat is er met dit kind aan de hand?’ Hierbij kunnen de signalenlijsten als hulpmiddel dienen om deze signalen in kaart te brengen. Het is belangrijk zorgvuldig het kind te observeren en na te gaan: ‘waarom vind ik dit, wat zie ik nog meer bij dit kind?’ Een volgende essentiële stap is het bespreken van deze signalen met een collega of de aandachtfunctionaris. Er zijn drie criteria op basis waarvan je kan bepalen of seksueel gedrag grensoverschrijdend is. Als aan één van deze criteria niet voldaan is, is er mogelijk sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze criteria zijn: Criterium 1: toestemming Criterium 2: vrijwilligheid Criterium 3: gelijkwaardigheid Criterium 1: toestemming Om van een gezond seksueel contact te kunnen spreken, moeten beide partijen daar toestemming voor hebben gegeven. Maar om toestemming te kúnnen geven, moet men oud, wijs of geïnformeerd genoeg zijn om in te kunnen schatten: wat er precies gaat of kan gebeuren; wat de consequenties kunnen zijn; of het gebruikelijk is binnen een bepaalde groep of in de gegeven situatie. Toestemmen houdt bovendien meer in dan ja-knikken op een simpel verzoek en mag niet verward worden met geen verzet plegen. Ondanks het feit dat seksuele spelletjes of het verkennen van het lichaam door kinderen bij kinderen ook bij de gewone seksuele ontwikkeling horen, zijn er ook grenzen bij (seksueel getinte) spelletjes tussen kinderen onderling. Voor alle leeftijden geldt dat alle lichamelijke spelletjes waarbij kinderen elkaar pijn doen, te ver gaan. Criterium 2: vrijwilligheid Een gezond seksueel contact gebeurt altijd op vrijwillige basis. Er mag geen sprake zijn van dwang, geweld, manipulatie, dreiging of groepsdruk. Criterium 3: gelijkwaardigheid. Om van een gezond seksueel contact te kunnen spreken, moet er een gelijkwaardige relatie bestaan tussen de betrokkenen. Dit betekent dat er een zeker evenwicht moet zijn tussen beide partijen op het gebied van onder meer leeftijd, kennis, intelligentie, aanzien, macht, levenservaring, maturiteit, status. Andere criteria Er zijn nog enkele andere criteria op basis waarvan je kan bepalen of seksueel (getint) gedrag grensoverschrijdend is. Zo is er bijvoorbeeld sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag als het seksueel gedrag niet aangepast is aan de context of als het gedrag van weinig zelfrespect getuigt. Voorbeelden: een kind dat in het openbaar zijn penis toont of masturbeert. 20 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Om het seksueel gedrag van kinderen te beoordelen is er nog een ander criterium. Dat is de vraag of het gedrag aangepast is aan de leeftijd of de ontwikkelingsfase. Is dat niet het geval, dan is er sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Preventieve maatregelen Deskundigheid op het gebied van seksualiteit en de ontwikkeling van kinderen Peuterkring agendeert jaarlijks het thema seksualiteit voor leidsters en kinderen. Op deze manier wordt het belang hiervan aangegeven en wordt seksualiteit als een normaal onderwerp gezien. Inzicht in de risicofactoren De leidsters kunnen gebruik maken van de inventarisatie van risicofactoren; welke factoren beïnvloeden mogelijk het risico op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Om de geconstateerde risico’s op te heffen of te beperken zal het beleid en praktijkafspraken hierop worden aangepast. Hanteren van gedragsregels Peuterkring hanteert de volgende afspraken over hoe de organisatie wil dat leidsters en kinderen met elkaar omgaan. Dit geldt voor zowel kinderen onderling, als voor het contact tussen leidsters en kinderen. Aandacht voor communicatie van kinderen Onderstaand zijn een aantal voorbeelden opgenomen van hoe met en door kinderen gecommuniceerd kan worden in relatie tot seksueel gedrag. Betrek ouders bij de (initiatie van) deze onderwerpen: Leer kinderen de meest gangbare woorden voor de geslachtsdelen. Anders kunnen ze indien nodig - niet onder woorden brengen wat ze hebben meegemaakt. Maak hier binnen het team afspraken over. Leer kinderen dat er maar een paar mensen zijn die hen bloot mogen aanraken. En dat ze het moeten vertellen als iemand anders dat doet. Leer kinderen nee te zeggen en weg te gaan als iemand hen aanraakt op een manier die ze niet prettig vinden. Help kinderen begrijpen/onderscheiden wie ze wel en niet kunnen vertrouwen. Praat hier met ze over en luister naar hun input. Bespreek met kinderen het verschil tussen leuke en niet-leuke geheimen. Moedig kinderen aan om geheimen die hem of haar slecht doen voelen, te delen met iemand die ze vertrouwen. Laat kinderen weten dat je zelf altijd beschikbaar bent om te praten en te luisteren. Geef zelf het goede voorbeeld: stel eigen grenzen, respecteer die van anderen (ook die van kinderen) en reageer als iemand een grens overschrijdt.
Maak gebruik van voor kinderen ontwikkelde boekjes of spelletjes om onderwerpen rond seksualiteit bespreekbaar te maken.
21 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Achtergrondinformatie In gesprek met de ouder/verzorger of het kind Openheid is een belangrijke grondhouding in het contact met de ouder, daarom wordt in het stappenplan zo snel mogelijk contact gezocht met de ouder (of met zijn ouders) om de signalen te bespreken. Soms zal het vermoeden door het gesprek worden weggenomen, dan zijn de volgende stappen van het stappenplan niet nodig. Worden de zorgen over de signalen door het gesprek niet weggenomen, dan worden ook de volgende stappen gezet. Heeft een leidster behoefte aan ondersteuning bij deze stap, dan kan zij ook daarover advies vragen aan een collega of aan de aandachtsfunctionaris binnen de eigen organisatie en/of aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. In het gesprek met de ouder gaat het er om dat de leidster: het doel van het gesprek uitlegt; de signalen, dit wil zeggen de feiten die zij heeft vastgesteld en de waarnemingen die zij heeft gedaan, bespreekt; de ouder uitnodigt om daarop te reageren; en pas na deze reactie zo nodig komt tot een interpretatie van wat zij heeft gezien en gehoord en wat haar in reactie daarop verteld is. Gesprek met kinderen Ook als een kind nog jong is, is het van belang dat de leidster het gesprek met hem of haar aangaat, tenzij dat vanwege zijn jeugdige leeftijd echt niet mogelijk is, of te belastend voor hem is. De leidster beoordeelt zelf, of een gesprek zinvol en mogelijk is, zo nodig in overleg met een collega, of met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. NB: Het kan van belang zijn om een kind even alleen te spreken, zonder dat zijn ouders daarbij aanwezig zijn zodat het kind zich vrij kan uiten. Als uitgangspunt geldt dat de ouders hierover vooraf behoren te worden geïnformeerd. Maar in verband met de veiligheid van het kind, van de leidster, of die van anderen, kan ook worden besloten om toch een eerste gesprek met het kind te voeren zonder dat de ouders hierover van te voren worden geïnformeerd. Kindermishandeling aanpakken is een zaak van volwassenen Het doel van een gesprek met een kind is het ondersteunen en het laten uiten van gevoelens en gedachten van het kind. Het doel van een gesprek is niet om via het kind de situatie te onderzoeken. Het kind is het slachtoffer en kan hierdoor in een onveilige situatie geraken of kan gaan worstelen met loyaliteit ten opzichte van de ouder. Wees je bewust van de sterke loyaliteitsgevoelens van een kind ten opzichte van zijn ouders. Val nooit de ouders af tegenover het kind, al hebben ze nog zulke afschuwelijke dingen gedaan. Het kind zal over het algemeen geen vertrouwen meer hebben in iemand die zijn ouders veroordeelt. Wel kan het gevoel van het kind worden verwoord of bevestigd. Beloof nooit geheimhouding Zeg nooit op voorhand geheimhouding toe aan een kind. Veel kinderen willen in eerste organisatie alleen iets vertellen als er beloofd wordt om het tegen niemand anders te zeggen. Als deze belofte gegeven wordt, komt de medewerker voor een groot dilemma te staan als het kind vertelt dat het mishandeld wordt: zij moet dan of het vertrouwen van het kind schenden of medeplichtig worden aan het in stand houden van een schadelijke situatie. De leidster die een kind geheimhouding belooft uit angst dat het kind anders blijft zwijgen, moet zich wel bewust zijn van de consequenties van deze belofte. Als een leidster geen geheimhouding wil toezeggen kan zij het kind wel beloven dat zij geen stappen zal ondernemen zonder dit van tevoren aan het kind te vertellen. 22 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Gesprek met de ouder(s) Normaal gesproken zal er een gesprek over de signalen worden gevoerd met de ouder(s). Dit is niet alleen van belang als de ouders mogelijkerwijs betrokken zijn bij het huiselijk geweld of de mishandeling, maar ook als dit niet aan de orde is. De ouders behoren, zeker als zij het gezag uitoefenen, als regel te worden geïnformeerd over wat er bij hun kind speelt. NB: Een gesprek met (een van) de ouders kan achterwege blijven in verband met de veiligheid van het kind of die van anderen. Bijvoorbeeld als de leidster redenen heeft om aan te nemen dat zij het kind dan uit het oog zal verliezen omdat de ouders het van de peuterspeelzaal zullen halen, of niet meer zullen brengen, of dat het geweld zal escaleren. Positie van het kind ouder en zijn ouder(s) Is het kind nog geen 12 jaar oud, dan voert de medewerker het gesprek zoals hierboven beschreven met de ouder(s) van het kind. Is het kind 12 jaar of ouder dan wordt het gesprek gevoerd met de ouders en met het kind zelf. Melding zonder gesprek met de ouder of zijn ouders In de instructie bij de vijfde stap wordt aangegeven in welke gevallen er kan worden afgezien van contacten met de ouder(s) over de melding. Het gaat om situaties waarin de veiligheid van een van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen. Ook kan van een gesprek worden afgezien als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de ouder de contacten met de leidster zal verbreken waardoor het kind uit het zicht raakt. Bekendmaken van de identiteit van de melder bij vermoedens van kindermishandeling Artikel 55 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg geeft als hoofdregel dat de identiteit van de melder door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling aan het gezin bekend wordt gemaakt. Een melder kan echter ten opzichte van het gezin anoniem blijven als de melding: een bedreiging vormt of kan vormen voor het kind, voor andere jeugdigen of voor de leidster of haar collegae; of de vertrouwensrelatie zou kunnen verstoren tussen de leidster en het kind of de ouder(s). NB: Het Steunpunt Huiselijk Geweld kent (nog) geen specifieke regeling op dit punt. In het algemeen kan worden gezegd dat ook hier openheid over meldingen de hoofdregel is en dat, bij wijze van uitzondering, met name op grond van overwegingen in verband met de veiligheid, de identiteit van de melder voor de betrokkenen kan worden afgeschermd. Inspanningen na de melding Een melding is geen eindpunt. Als een leidster een melding doet, geeft het stappenplan daarom aan dat de leidster in haar contact met het Steunpunt Huiselijk Geweld of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling ook bespreekt wat zij zelf, na haar melding, binnen de grenzen van haar gebruikelijke taakuitoefening, kan doen om het kind of zijn gezinsleden te beschermen en te ondersteunen. Dit is uitdrukkelijk in stap 5 bij de melding opgenomen om duidelijk te maken dat de betrokkenheid van de leidster bij de ouder na de melding niet ophoudt. Van haar wordt verwacht dat zij, naar de mate van haar mogelijkheden, het kind blijft ondersteunen en beschermen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld om zo tot een gemeenschappelijke aanpak te komen.
23 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Beroepsgeheim Pedagogisch medewerkers die met huiselijk geweld of kindermishandeling te maken krijgen hebben een beroepsgeheim. Dit beroepsgeheim verplicht de medewerker om, kort gezegd, geen informatie over het kind aan derden te verstrekken, tenzij de ouder haar daarvoor toestemming heeft gegeven. Doel van het beroepsgeheim is de drempel voor de toegang tot de hulpverlening zo laag mogelijk te maken. Er doet zich bij de omgang met het beroepsgeheim een zekere paradox voor. Het beroepsgeheim is hét instrument bij uitstek om er voor te zorgen dat ouders naar de medewerker toe komen en ook bereid zijn om open over hun zorgen te spreken. Ze mogen er immers op vertrouwen dat hun verhaal niet zomaar elders terecht komt. Maar een te strakke omgang met het beroepsgeheim kan tot gevolg hebben dat een ouder die dringend hulp nodig heeft juist niet geholpen wordt, omdat de medewerker meent dat zij vanwege zijn beroepsgeheim niet in mag grijpen. Al met al is de omgang met het beroepsgeheim een vorm van evenwichtskunst: geheimhouding waar mogelijk, zorgvuldige doorbreking van het geheim waar nodig. Toestemming van de ouder(s) Met toestemming van de ouder is gegevensuitwisseling bijna altijd rechtmatig. Maar om toestemming te verkrijgen, zal eerst het probleem op tafel moeten worden gelegd. Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn zwaar en beladen onderwerpen om ter sprake te brengen. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK’s) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG’s) kunnen adviseren hoe je dit kunt aanpakken. Maar je zult het uiteindelijk zélf moeten doen. In dit kader is het goed om te beseffen dat niemand in een gezin waar mishandeling plaatsvindt blij is met deze situatie. Uit onderzoek onder huisartsen blijkt dat mishandelde vrouwen het bespreekbaar maken van partnergeweld erg op prijs stellen. Ze waarderen het luisteren en de stimulans om iets aan de situatie te veranderen. Verder is bekend dat de meeste plegers zich schamen voor hun agressie. Vaak speelt een gevoel van machteloosheid een rol. Dat geldt ook voor ouders die hun kind(eren) mishandelen of verwaarlozen. Kortom, alle betrokkenen bij huiselijk geweld kunnen je inmenging ervaren als toegang tot een hulpaanbod waar zij zelf niet om durven te vragen. De manier waarop toestemming moet worden verkregen staat vrij. In het geval van kinderen moet toestemming worden verkregen via de wettelijk vertegenwoordiger. Mondelinge toestemming om gegevens te verstrekken is in principe voldoende. Maar met het oog op eventuele bewijsvoering verdient schriftelijke toestemming de voorkeur. Noteer in beide gevallen de datum waarop de toestemming verkregen is. Vermeld verder welke gegevens er precies verstrekt zullen worden, aan wie en waarom. Tip Beloof een kind nooit geheimhouding. Professioneel ingrijpen is vaak de enige manier om herhaling van kindermishandeling te voorkomen. Door geheimhouding te beloven, kunt je zelf geen kant meer op. Geen toestemming van de ouder(s) Het beroepsgeheim is gelukkig niet absoluut. Ook zonder toestemming van de ouder kan een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling, onder bepaalde voorwaarden, worden gedaan. De medewerker is dan van mening dat de plicht om te spreken zwaarder weegt dan de geheimhoudingsplicht. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als op die manier ernstige mishandeling voorkomen kan worden. Voor vermoedens van kindermishandeling is dit nog eens bevestigd in artikel 53 lid 3 van de Wet op de jeugdzorg dat een uitdrukkelijk meldrecht bevat. Iedere medewerker met een 24 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
beroepsgeheim of een andere zwijgplicht heeft op basis van dit wettelijk meldrecht het recht om vermoedens van kindermishandeling, zo nodig zonder toestemming, bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling te melden. Je moet wel kunnen verantwoorden waarom je zonder toestemming meldt. Uit rechterlijke uitspraken blijkt dat het beroepsgeheim mag worden doorbroken, mits dit maar zorgvuldig gebeurt. Beantwoording van de volgende vijf vragen leidt doorgaans tot een zorgvuldige besluitvorming: 1. Kan ik door te spreken zwaarwegende belangen van het kind behartigen? 2. Is er een andere mogelijkheid om ditzelfde doel te bereiken zonder dat ik mijn beroepsgeheim hoef te verbreken? 3. Waarom is het niet mogelijk om toestemming van de ouder te vragen of te krijgen voor het bespreken van de situatie met iemand die hem kan helpen? 4. Zijn de belangen van het kind die ik wil dienen met mijn spreken zo zwaar dat deze naar mijn oordeel opwegen tegen de belangen die de ouder heeft bij mijn zwijgen? 5. Als ik besluit om te spreken aan wie moet ik dan, welke informatie verstrekken zodat het geweld of de mishandeling effectief kan worden aangepakt? Tip Kinderen die passief getuige zijn van huiselijk geweld worden officieel aangemerkt als slachtoffers van kindermishandeling. Een groot deel van deze kinderen ondervindt hier namelijk ernstige gevolgen van. Zij raken getraumatiseerd en krijgen klachten als depressie, angsten, agressie, slapeloosheid en teruggetrokken gedrag. Vaak is voor deze kinderen een apart hulpverleningstraject wenselijk. Iedereen heeft het recht om het vermoeden, dat kinderen getuige zijn van huiselijk geweld, te melden aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Dit schept de mogelijkheid om, zonder toestemming van de betrokkenen, toch melding te maken van huiselijk geweld. Vastleggen van je afweging Het verstrekken van kindgegevens aan derden moet je goed kunnen motiveren, ook achteraf. Leg daarom alle stappen die je zet rondom het doorbreken van je zwijgen, vast in het zorgdossier. Hoe meer informatie hoe beter. Heb je bijvoorbeeld toestemming van de ouder gekregen voor gegevensverstrekking, vermeld er dan bij voor welke informatie die toestemming precies geldt en met wie je de gegevens mag uitwisselen. Heb je geen toestemming, noteer dan wel de pogingen die je hebt ondernomen om deze te verkrijgen. Beantwoord de vijf hierboven genoemde vragen, zet je afwegingen op papier en voeg dit toe aan het zorgdossier. Wie alles goed vastlegt, is beter in staat goede hulp te bieden. Zeker als een zorgrelatie langere tijd duurt. Zo kun je je later goed verantwoorden. Bron: Horen, zien en zwijgplicht? Wegwijzer huiselijk geweld, kindermishandeling en beroepsgeheim
25 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Wie doet wat? Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Als je vermoedt dat een kind wordt mishandeld of verwaarloosd, kun je altijd een melding doen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Je kunt daar ook alleen advies inwinnen. Alle provincies en grootstedelijke regio’s hebben een eigen AMK. Zij zijn bereikbaar via het landelijke telefoonnummer 0900 123 123 0. Het AMK is een officieel meldpunt. Advies Voor een adviesgesprek hoef je de naam van het kind en van het gezin niet te noemen. Het AMK legt geen persoonsgegevens over het gezin vast. Je hoeft ook je eigen naam en functie niet te vermelden, als je dat niet wilt. Na een adviesgesprek onderneemt het AMK géén actie in de richting van het kind of het gezin. Je blijft verantwoordelijk voor het al dan niet bieden van hulp. Melding Na een melding is het AMK verantwoordelijk voor het onderzoek en voor het in gang zetten van de vervolgstappen. Voor het doen van het onderzoek, heeft het AMK wel informatie nodig, zoals je eigen naam, functie en adres, en (voor zover bekend) de naam en het adres van het kind. medewerkers kunnen alleen in bijzondere gevallen anoniem blijven ten opzichte van het gezin. Als met je is afgesproken dat je anoniem blijft, dan zorgt het AMK er voor dat de ouders of anderen je identiteit niet uit het dossier kunnen achterhalen. Wat gebeurt er met een melding? Na een geaccepteerde melding stelt het AMK een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Iedereen heeft het recht om informatie over een kind te verstrekken als het AMK daar in het kader van een onderzoek om vraagt. Ook hiervoor is volgens de wet geen toestemming nodig. Als het kind inderdaad in de knel zit, dan organiseert het AMK hulp om de situatie voor het kind te verbeteren. Het AMK biedt zelf geen hulp, maar zorgt er wel voor dat de noodzakelijke hulp in gang wordt gezet. Het AMK is verplicht om je als de melder te informeren over de maatregelen die zijn genomen om de situatie voor het kind te verbeteren. Je kunt het AMK verzoeken om je inzage te geven in het dossier, voor zover het dossier over je als melder of informant gaat. Blijkt uit het onderzoek van het AMK dat er geen sprake is van kindermishandeling, dan vernietigt het AMK alle gegevens meteen nadat het onderzoek is afgerond. Het AMK doet aangifte bij de politie als het vermoedt dat een ernstig strafbaar feit is gepleegd en dat onderzoek van de politie noodzakelijk is voor de veiligheid van het kind. Raad voor de Kinderbescherming In ernstige gevallen meldt het AMK de kindermishandeling aan de Raad voor de Kinderbescherming. Zo kan de procedure voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang worden gezet. Iedere medewerker heeft het recht om, ook zonder toestemming van de ouder, informatie te verstrekken aan de Raad. Het gaat hierbij om informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van alle taken van de Raad. De Raad voor de Kinderbescherming kan er bijvoorbeeld in het kader van een onderzoek naar vragen. Als medewerker houd je hierbij wel je eigen verantwoordelijkheid. Je beslist zelf óf en welke informatie je verstrekt. Je kunt hiertoe niet gedwongen worden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zelf geen ‘loketfunctie’. Meldingen van kindermishandeling zullen door de Raad doorgaans worden doorverwezen naar het AMK. Steunpunt Huiselijk Geweld In alle grote gemeenten (centrumgemeenten) in Nederland is een Steunpunt Huiselijk Geweld (Steunpunt) te vinden. Dit is een laagdrempelig loket voor iedereen die met 26 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
huiselijk geweld te maken heeft. Het Steunpunt is bedoeld om informatie en advies te geven over huiselijk geweld en om hulpvragen door te geleiden naar de regionale hulpverlening. Het Steunpunt richt zich niet alleen op slachtoffers, plegers en omstanders, maar ook op medewerkers. Een Steunpunt zal met de komst van de nieuwe Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling een officieel meldpunt worden voor huiselijk geweld. De meldingen die binnenkomen worden opgenomen en geregistreerd. De precieze invulling die aan een SHG wordt gegeven, verschilt per regio. Sommige Steunpunten hebben met ketenpartners een interventieteam gevormd dat zelf hulpverleningstrajecten uitstippelt. Andere beperken zich tot het doorverwijzen naar geschikte hulpverleningsinstanties. Elk Steunpunt is op de hoogte van de samenwerkingsverbanden die in je regio op het gebied van huiselijk geweld bestaan. Zij zijn daar doorgaans ook zelf in vertegenwoordigd. Via www.steunpunthuiselijkgeweld.nl vind je een Steunpunt bij je in de buurt. Bellen kan ook: 0900 1 26 26 26. Meldlijn M. (Meld misdaad anoniem) M. is de meldlijn waar informatie over ernstige misdrijven anoniem kan worden doorgegeven. Anoniem melden kan alleen via het telefoonnummer 0800 7000, dagelijks bereikbaar tussen 08.00 tot 24.00 uur. Meldingen van politiemensen worden niet aangenomen, meldingen van andere hulpverleners wel. Medewerkers van de meldlijn M. zullen, bij een melding van huiselijk geweld en kindermishandeling, de beller eerst adviseren om het slachtoffer te overtuigen zelf aangifte te doen bij de politie. Soms is dat niet mogelijk. In schrijnende gevallen wordt dan – meestal bij de politie – melding gemaakt van de situatie. Een melding van Meld Misdaad Anoniem kan voor de politie een indicator zijn om een onderzoek te starten. De politie De politie is een belangrijke partner bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij heeft drie middelen in handen waarover de zorg niet beschikt: De politie kan buiten de wil van het slachtoffer ingrijpen. Daarmee wordt het slachtoffer niet verantwoordelijk gemaakt voor de interventie. Daderhulp kan, eventueel onder dwang, op gang worden gebracht. In de praktijk blijkt dat plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling, eenmaal op het politiebureau, zeer ontvankelijk zijn voor het hulpaanbod. De politie kent geen wachtlijsten. Zij heeft de mogelijkheid om in een crisissituatie direct in te grijpen. Dat is meestal het moment dat daders en slachtoffers het meest openstaan voor hulp. Huiselijk geweld kan een strafbaar feit opleveren. Vermoedens ervan kunnen als zodanig bij de politie worden gemeld. Maar de geheimhoudingsplicht beperkt de mogelijkheden hiertoe. Het verdient daarom de voorkeur het slachtoffer te motiveren om zelf naar de politie te gaan. Een medewerker die zich genoodzaakt ziet om de politie in te schakelen, maakt een zorgvuldige afweging. Het is van belang om te weten dat er een verschil is in het doen van een melding en het doen van aangifte. Melding Een melding kan mondeling of schriftelijk worden gedaan. Je kunt bellen met 0900 – 8844 of je gaat naar een politiebureau. Meldingen worden vastgelegd in het registratiesysteem van de politie. Afhankelijk van de aard van de melding, wordt besloten of er vervolgactie wenselijk is. Met een enkele melding kan de politie op zich niet veel. Anders wordt het als meer, soortgelijke, meldingen over dezelfde persoon de politie bereiken. Dan kan de politie, met meer kansen op een vervolging, een onderzoek instellen, de betrokkenen daarmee confronteren en proces-verbaal opmaken. 27 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Aangifte Een aangifte is een melding van een strafbaar feit waarbij je de politie vraagt om een onderzoek in te stellen. Het is de start van een strafrechtelijk onderzoek. Een aangifte wordt op papier gezet waarna je gevraagd wordt die aangifte te ondertekenen. De politie is verplicht om elke aangifte in ontvangst te nemen. Dat betekent overigens niet dat zij ook onder alle omstandigheden verplicht is opsporingsactiviteiten te ondernemen. Bron: Horen, zien en zwijgplicht? Wegwijzer huiselijk geweld, kindermishandeling en beroepsgeheim
28 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bijlage 1 Checklist signalen huiselijk geweld en kindermishandeling Naam kind en geboorte datum: Peuterspeelzaal: Naam verantwoordelijk leidster en aandachtsfunctionaris:
Materiële omstandigheden o o o o o
Er zijn problemen betreffende de woning waarin de peuter woont. De peuter krijgt onvoldoende materiële verzorging of er is sprake van onvoldoende investering in algemeen gangbare uitgaven. Het gezin heeft financiële problemen of is afhankelijk van een uitkering en/of anderen. Het gezin/de peuter woont in een buurt die ontoereikend of onveilig is voor het grootbrengen/opgroeien van jeugdigen. Het gezin/de peuter heeft geen vaste woon- of verblijfplaats of verhuist vaak.
Gezondheid, lichamelijk functioneren, seksualiteit en verzorging Het leefgebied ‘Gezondheid’ betreft de lichamelijke en de geestelijke gezondheid van de peuter en/of de ouder(s) en het functioneren en de ontwikkeling van de peuter. o o o o o
o
De peuter heeft problemen of een stoornis op het gebied van het emotionele en/of sociale functioneren en/of het gedrag. Risicovol gedrag van de ouder(s) en/of inadequate lichamelijke en medische verzorging die de peuter kan schaden. De peuter heeft (onverklaarbaar) letsel en/of lichamelijke klachten die op kindermishandeling kunnen wijzen. Er is sprake van middelenmisbruik (alcohol, drugs, medicatie), gok- of computerverslaving bij de ouder(s)/een ander gezinslid. De ouder (of een ander gezinslid) heeft fysieke/zintuiglijke problemen en/of handicaps, sociale, emotionele, cognitieve of gedragsproblemen en/of een specifieke emotionele, gedrags- of persoonlijkheidsstoornis. Ingrijpende gebeurtenissen (life events).
Opvoeding & gezinsrelaties Het leefgebied ‘Opvoeding & Gezinsrelaties’ betreft de pedagogische en relationele condities in het gezin waarin de peuter opgroeit. 29 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
o o o o o o o
Er is onenigheid binnen het gezin of tussen de ouders en/of de relatie tussen peuter en ouders is problematisch. De peuter is slachtoffer van huiselijk geweld of kindermishandeling. De ouders hebben problemen in de opvoeding van de peuter en/of er zijn factoren die het ouderschap bemoeilijken. Er is sprake van een civielrechtelijke kinderbeschermingsmaatregel. Er zijn problemen met veranderingen in de gezinssamenstelling (die voor instabiliteit in het gezin zorgen). Er is sprake van hulpverlening aan een gezinslid vanwege ernstige problematiek. De ouder of een ander gezinslid is betrokken bij criminele activiteiten.
Onderwijs & Werk Het leefgebied ‘Onderwijs & Werk’ betreft het onderwijs, kinderopvang en buitenschoolse opvang dat de peuter volgt. Daarnaast gaat het ook om de omstandigheden die de onderwijs- en/of werksituatie van de jeugdige kunnen beïnvloeden. o o
De peuter heeft problemen in het cognitief functioneren en leren. De peuter wisselt veelvuldig van peuterspeelzaal.
Sociale omgeving buiten het gezin Het leefgebied ‘Sociale omgeving buiten het gezin en de peuterspeelzaal’ betreft de omgeving (en met name de relaties in die omgeving) van de peuter buiten het gezin en buiten peuterspeelzaal en het gedrag van de peuter in die omgeving. o o o o
Er is sprake van een gebrekkig(e) (interactie met het) sociaal netwerk van de ouders. De peuter en/of ouders maken geen of weinig gebruik van (sociale) voorzieningen en/of zijn onbereikbaar voor voorzieningen en/of mijden alle vorm van zorg. De relatie tussen de peuter en leeftijdsgenoten en/of volwassenen is problematisch. De peuter en/of zijn ouders hebben in de leefomgeving gedragsproblemen of zijn betrokken bij criminele activiteiten.
Specifieke en andere signalen
30 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Probleembeschrijving Waar maak je je zorgen over? Wat neem je concreet waar aan problemen bij de peuter, op peuterspeelzaal in gezin of het sociaal netwerk? Hoe vaak en in welke situatie(s) doet het probleem zich voor? Hoe lang speelt het probleem al? Omschrijf duidelijk de kern van het probleem dat aangepakt moet worden.
Eerdere of lopende aandacht, onderzoek, hulp of begeleiding Wat heeft de peuterspeelzaal nu of eerder gedaan om het probleem aan te pakken, de situatie te veranderen? Heeft een externe organisatie nu of eerder iets gedaan om de probleemsituatie te veranderen? Indien er een diagnose is gesteld, geef aan welke.
Wat heeft de peuter in uw optiek nodig aan ondersteuning, zorg of hulp? Zie je vanuit wat goed gaat bij peuter, peuterspeelzaal, gezin en/of het sociaal netwerk aangrijpingspunten om de probleemsituatie aan te pakken?
31 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bijlage 2 Formulier Aandachtspunten t.b.v. een melding bij het AMK Voor een juiste beoordeling van een melding is het van belang over voldoende informatie te beschikken. Om de melder tegemoet te komen zijn er teksthoofden met nevenstaande aandachtspunten onder elkaar gezet. De intake van het AMK beoordeelt of een melding wordt aangenomen. Melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Gegevens van de melder: Naam, adres en relatie tot de betrokkenen Gegevens van de betrokkenen: Naam, adres van de ouders/verzorgers; naam en geboortedatum van het kind; verblijfplaats van het kind Waarover bestaan de zorgen? Problematiekbeschrijving; hoe lang bestaat het probleem, ervaren de betrokkenen de situatie als probleem? Zorggedrag/signalen kind: Ontwikkeling en functioneren; specifieke problematiek Gezinssituatie en achtergrond: Gezinssamenstelling; ouderlijk gezag; culturele achtergrond; woon- en werksituatie; ondersteuning vanuit de omgeving; specifieke problematiek bij de ouders Eerdere hulpverlening: Welke hulp is tot nu toe geboden/welke hulp is nu nog aanwezig Reden van de melding: Samengevat beschrijven dat de situatie waarin het kind zich bevindt bedreigend is; de ouders geen verandering in de situatie willen en/of kunnen brengen; hulpverlening in een vrijwillig kader niet tot stand komt Belangrijke adressen: Kindercentrum: Huisarts: Hulpverlenende organisaties: Bespreking van de melding: Datum van de bespreking/aankondiging van de melding; reactie van de ouders/verzorgers; afschrift van de melding aan de ouders. Ja/nee en zo nee, waarom niet
32 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bijlage 3 Geheimhoudingsverklaring Ondergetekende (naam, gevolgd door voornamen),……………………………………………………….. Geboortedatum en geboorteplaats……………………………………………………………………………. Werkzaam voor: Stichting Peuterkring Katwijk In de functie van:………………………………………………………………………………………………….. Verklaart hierbij 1. dat haar geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of verband houdende met Stichting Peuterkring Katwijk van haar werkgever. Zij verplicht zich tegenover onbevoegden strikte geheimhouding te betrachten ten aanzien van alles wat ten gevolge van de dienstbetrekking bekend wordt en waarvan zij weet of kan vermoeden dat deze informatie van vertrouwelijke aard is. 2. dat zij zich ervan bewust is dat schending van deze geheimhoudingsplicht, hetzij gedurende de arbeidsovereenkomst, hetzij na beëindiging hiervan, onderhevig is aan de sancties bij de wet gesteld. Schending van haar geheimhoudingsplicht geschiedt door op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm ook, enige mededeling te doen van of aangaande enige bijzonderheden de werkgever en diens onderneming of de werkzaamheden betreffende of daarmee verband houdende. 3. dat zij zich bewust is dat overtreding van de geheimhoudingsbepalingen voor de werkgever een dringende reden vormt tot ontslag op staande voet als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub i van het Burgerlijk Wetboek. 4. dat zij zich bewust is dat bij haar overplaatsing in een andere functie dan wel bij beëindiging van haar huidig dienstverband de door haar aanvaarde verplichtingen van kracht blijven en dat zij bij overtreding van de geheimhoudingsbepalingen onderworpen blijft aan de sancties bij de wet gesteld. 5. dat bedrijfseigendommen, alsmede alle correspondentie, aantekeningen die betrekking hebben op stichting aangelegenheden bij het einde van de dienstbetrekking door de medewerker bij de werkgever worden ingeleverd.
Voor akkoord,
Voor akkoord,
(datum)
(datum)
Naam:
Naam (werkgever, voorzitter stichting)
Handtekening:
Handtekening:
___________________________
___________________________________
33 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bijlage 4 Kerncompetenties “meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling” uitgebreide lijst Ter invulling en ondertekening Naam leidster: Alle peuterspeelzaal- en plusleidsters (hierna te noemen leidsters) die werken met kinderen en/of met ouders hebben een signaleringsverantwoordelijkheid. Van hen wordt verwacht dat zij zorgen rond huiselijk geweld en kindermishandeling signaleren, toetsen bij collega’s, ouders en/of jeugdige, waar nodig advies vragen of melden bij het AMK en binnen wettelijke en juridische kaders informatie delen met anderen. Beroepshouding: de leidster is zich bewust dat huiselijk geweld en kindermishandeling voorkomt en erkent dat zij een verantwoordelijkheid heeft in de aanpak daarvan. o o o
o
o o o o o o
o
Is zich bewust dat kinderen of ouders waar zij mee werkt slachtoffer en/of pleger kunnen zijn. Is zich bewust dat huiselijk geweld en kindermishandeling het recht van kinderen op een gezonde ontwikkeling en welzijn in gevaar brengt. Heeft begrip voor andere culturele en levensbeschouwelijke opvattingen, maar is ook bereid om grenzen te stellen aan het gedrag van ouders wanneer dat in het belang van het kind is. Aanvaardt dat zij een verantwoordelijkheid heeft in het signaleren en handelen en is bereid om deze verantwoordelijkheid te nemen zo lang dat nodig is voor de veiligheid en het welzijn van het kind. Stelt zich met respect en inlevingsvermogen op naar ouders en kinderen die betrokken zijn, ook al is zij het niet eens met het gedrag van de ouders. Is bereid zorgen over een kind te bespreken met ouders en kind vanuit een open en niet-veroordelende houding. Is zich bewust van de eigen normen en waarden die een rol spelen bij het signaleren en bespreekbaar maken. Beseft dat er grenzen zijn aan de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden en is bereid deze grenzen te stellen. s bereid tijdig advies of hulp te vragen bij het omgaan met vermoedens. Realiseert zich dat er vele andere beroepskrachten bij kind en ouders betrokken kunnen zijn, en is bereid zo nodig met hen samen te werken en te vertrouwen op hun deskundigheid. Is zich bewust van eigen sterke en zwakke kanten, emoties en dilemma’s en kan deze benoemen.
Signaleren: de leidster is in staat om signalen van kindermishandeling te onderscheiden en te benoemen. Kennis: de leidster heeft recente kennis over de vormen, signalen, omvang, het ontstaan en de gevolgen van kindermishandeling. o o o
Kent de definitie, omvang, vormen en mogelijke gevolgen van kindermishandeling. Kent de signalen bij de peuter tussen 2-4 jaar waar zij mee werkt (lichamelijk welzijn en gedrag kind, gedrag ouders, gezinssituatie). Weet dat kindermishandeling het resultaat is van een samenspel van factoren op het niveau van het kind, de ouder(s) en de leefsituatie. 34 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
o o o
Kent relevante signaleringschecklists of –instrumenten. Weet wanneer sprake kan zijn van een levensbedreigende situatie (waarin onmiddellijk handelen nodig is). Weet dat kindermishandeling normatieve problematiek is, dat wil zeggen dat de grenzen mede bepaald worden door maatschappelijke, culturele en levensbeschouwelijke opvattingen(dit komt nog terug in de cursus: kindermishandeling in andere culturen).
Vaardigheden: de leidster kan signalen van kindermishandeling herkennen, analyseren en benoemen en haar zorgen concreet onderbouwen. o
o o o o
Kan zowel verbale als niet-verbale signalen over kinderen en hun gezinsomgeving die wijzen op een zorgwekkende opvoedingssituatie en/of kindermishandeling herkennen en benoemen. Kan eigen waarnemingen en oordelen van die van anderen (beroepskrachten en/of betrokkenen) scheiden. Kan relevante signaleringschecklist (in nieuwe zorgplan opgenomen) of -instrument toepassen. Kan concreet onderbouwen op grond van welke signalen en waarom zij zich zorgen maakt over een kind. Kan beoordelen of sprake is van een levensbedreigende situatie (waarin onmiddellijk handelen nodig is).
Handelen: de leidster kan een vermoeden van kindermishandeling nader (laten) uitzoeken. Kennis: de leidster weet welke rol en handelingsmogelijkheden zij binnen geldende wet- en regelgeving, beroepscode en richtlijnen heeft en wanneer zij anderen moet inschakelen (zie algemene protocol preventie kindermishandeling, aanwezig op peuterspeelzaal). o o o o o
Is bekend met de landelijke wet- en regelgeving en regionale afspraken voor het omgaan met gebleken kindermishandeling of vermoedens daarvan. Is op de hoogte van de inhoud van de geldende richtlijnen in de eigen organisatie en de geldende beroepscode van de eigen beroepsgroep. Weet wat de eigen rol en formele verantwoordelijkheden zijn binnen de organisatie en wat de grenzen daarvan zijn. Weet in welke situaties en op welke wijze zij moet overleggen met collega’s. Weet in welke situaties en op welke wijze het AMK ingeschakeld kan en moet worden.
Vaardigheden: de leidster kan binnen grenzen van eigen rol en handelingsmogelijkheden het vermoeden van kindermishandeling nader uitzoeken en waar nodig anderen inschakelen. o o
o o o
Kan relevante richtlijnen (meldcode, protocollen) toepassen. Kan afwegen welke stappen gezet moeten worden om gebleken kindermishandeling of een vermoeden daarvan verder uit te (laten) zoeken en kan hierin prioriteiten stellen. Kan afwegen en beslissen wat zij of de Stichting kan doen en wat zij moet overdragen aan andere beroepskrachten. Kan het vermoeden van kindermishandeling toetsen bij collega’s. Kan tijdig advies vragen of een melding doen bij het AMK. 35 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Handelen: de leidster is in staat om zorgen op een open en respectvolle manier met ouders en kinderen te bespreken. Kennis: de leidster heeft basiskennis over gespreksvoering en communicatie met ouders en kinderen. Vaardigheden: de leidster kan zorgen op een open en respectvolle manier bespreken met en toetsen bij ouders en kind. o o o
Kan basale gespreksvaardigheden toepassen (onder andere luisteren, samenvatten, laten uitpraten, doorvragen). Kan signalen die zij heeft waargenomen toetsen bij ouders en/of het kind. Kan aan ouders duidelijk uitleggen en onderbouwen waarom zij zich zorgen maakt en wat zij daarmee gaat doen.
Samenwerken: de leidster is in staat om binnen de geldende wettelijke en juridische kaders informatie te delen met anderen. Kennis: de leidster kent de mogelijkheden om, binnen de geldende wet- en regelgeving en beroepscodes over privacy en vertrouwelijkheid van kindgegevens, in het belang van het kind informatie te delen met anderen. o o o
Begrijpt de noodzaak tot het delen van informatie en nauwkeurige verslaglegging in de context van het veiligstellen en bevorderen van het welzijn van een kind. Weet met wie en onder welke voorwaarden vertrouwelijke informatie gedeeld mag worden Weet in welke gevallen toestemming nodig is van ouder en/of kind om informatie te delen met derden.
Vaardigheden: de leidster kan informatie delen met andere beroepskrachten. o o
Kan mondeling uitleggen welke werkwijze zij heeft gevolgd. Kan mondeling concrete informatie geven over kind en gezin, zodat andere beroepskrachten zorg aan het kind en het gezin kunnen bieden.
Evalueren: de leidster is in staat te evalueren of haar handelen en/of dat van anderen tot het gewenste resultaat voor het kind heeft geleid. Vaardigheden: de leidster kan de effecten van haar handelen en/of dat van anderen evalueren. o
Kan beoordelen of haar handelen en/of dat van anderen leidt tot verbetering van de veiligheid en het welzijn van het kind en hierop zo nodig actie ondernemen.
m.b.t. Meldcode Vragen met oog op implementatie van meldcode in de SPK De leidster weet de meldcode van de stichting te vinden (bij zorgplan) en is op de hoogte van inhoud en doel. Ja / Nee
De leidster is op de hoogte van de verantwoordelijkheden (functie en persoon) en vindt deze helder omschreven in de meldcode van stichting.
Ja / Nee
De leidster geeft aan wanneer de meldcode een wijziging behoeft (na een jaarlijkse evaluatie, november, met het team). 36 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Ja / Nee
De leidster ervaart emotionele steun in geval er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld (tijdens werkoverleg, kindbespreking, consult coördinator/aandachtfunctionaris en/of zorgadviesteam).
Ja / Nee
De leidster ervaart praktische steun in geval er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld (aangifte bij bedreiging, bescherming persoonsgegevens, opvang na incidenten, juridische ondersteuning bij mogelijke rechtszaken).
Ja / Nee
De leidster is op de hoogte van de afspraak dat feiten en hypothesen/ veronderstellingen in de verslaglegging uit elkaar worden gehouden, de status van hypotheses goed worden weergegeven en de bron wordt vermeld als de informatie afkomstig is van een ander (zie stappenplan).
Ja / Nee
De leidster is voldoende geïnformeerd over wanneer anoniem kan worden gemeld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, in verband met de eigen veiligheid of die van de peuter.
Ja / Nee
De leidster is bereid scholing te volgen om deskundigheid te bevorderen.
Ja / Nee ondertekend.
De leidster is zich er van bewust de geheimhoudingsverklaring te hebben
Naam:
Datum:
37 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bijlage 5 Kerncompetenties “meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling” verkorte lijst Toelichting Van peuterspeelzaal- en plusleidsters (hierna genoemd leidsters) van Stichting Peuterkring Katwijk (hierna te noemen Peuterkring) wordt verwacht dat zij in staat zijn om huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren, adequaat om te gaan met vermoedens en effectief samen te werken met anderen. Dit vraagt van hen verschillende soorten kennis en vaardigheden. Houdingsaspecten die daarbij nodig zijn, worden samengevat in een overkoepelende omschrijving van beroepshouding. Ja / Nee
De leidster is op de hoogte van de meldcode, het schema en het stappenplan van Peuterkring.
Beroepshouding Ja / Nee
De leidster is zich bewust dat huiselijk geweld en kindermishandeling voorkomt.
Een voorwaarde om adequaat te kunnen reageren, is dat: Ja / Nee
De leidster zich realiseert dat huiselijk geweld en kindermishandeling voorkomt, bereid is om haar verantwoordelijkheid in de aanpak daarvan te nemen en zich daarbij bewust is van haar mogelijkheden, beperkingen en dilemma’s.
Signaleren Onder signaleren verstaan we het waarnemen en interpreteren van aanwijzingen in gedrag en lichamelijk welzijn van het kind, gedrag van de ouders en de gezinsomgeving die mogelijk wijzen op kindermishandeling. De bijbehorende kerncompetentie luidt: Ja / Nee
De leidster is in staat om signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling te onderscheiden en te benoemen.
Handelen Onder handelen verstaan we actie ondernemen om een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling nader te (laten) uitzoeken en waar nodig hulp in gang te (laten) zetten om dit te stoppen. De handelingsmogelijkheden van signaleerders zijn mede afhankelijk van hun taken en verantwoordelijkheden, maar omvatten onder andere het in gesprek gaan met ouders en/of jeugdige, overleggen met collega, team en advies vragen of melden bij het AMK. Handelen omvat hier niet onderzoek /diagnostiek, behandeling of bescherming van jeugdige en/of ouders. De bijbehorende kerncompetenties luiden: Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee
De leidster kan een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling nader (laten) uitzoeken. De leidster is in staat om zorgen op een open en respectvolle manier met ouders en kinderen te bespreken. De leidster kan waar nodig hulpverlening in gang (laten) zetten om het huiselijk geweld en de kindermishandeling te stoppen en de schade te beperken.
Samenwerken Onder samenwerken verstaan we het inhoudelijk en procesmatig afstemmen van de activiteiten die verschillende betrokken professionals rond en voor gezinnen uitvoeren. Goede samenwerking vereist 38 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
tenminste het delen van informatie (binnen de geldende juridische en wettelijke kaders), goede afspraken over ieders taken en verantwoordelijkheden en gebruik maken van elkaars deskundigheid. De bijbehorende kerncompetenties luiden: Ja / Nee
De leidster is in staat om binnen de geldende wettelijke en juridische kaders informatie te delen met anderen.
Ja / Nee
De leidster is in staat om afspraken te maken over de taken en verantwoordelijkheden van betrokken beroepskrachten.
Evalueren Onder evalueren verstaan we het nagaan of het eigen handelen of dat van anderen tot het gewenste resultaat voor de peuter heeft geleid, en het waar nodig actie ondernemen om dat resultaat alsnog te bereiken. De bijbehorende kerncompetentie luidt: Ja / Nee
De leidster is in staat te evalueren of haar handelen en/of dat van anderen tot het gewenste resultaat voor het kind heeft geleid.
Meldcode Vragen met oog op invoeren van meldcode in organisatie De leidster weet de meldcode van de stichting te vinden (bij zorgplan) en is op de hoogte van inhoud en doel. Ja / Nee
De leidster is op de hoogte van de verantwoordelijkheden (functie en persoon) en vindt deze helder omschreven in de meldcode van stichting.
Ja / Nee
De leidster geeft aan wanneer de meldcode een wijziging behoeft (na een jaarlijkse evaluatie, november, met het team).
Ja / Nee
De leidster ervaart emotionele steun in geval er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld (tijdens werkoverleg, kindbespreking, consult coördinator/aandachtfunctionaris en/of zorgadviesteam).
Ja / Nee
De leidster ervaart praktische steun in geval er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld (aangifte bij bedreiging, bescherming persoonsgegevens, opvang na incidenten, juridische ondersteuning bij mogelijke rechtszaken).
Ja / Nee
De leidster is op de hoogte van de afspraak dat feiten en hypothesen/ veronderstellingen in de verslaglegging uit elkaar worden gehouden, de status van hypotheses goed worden weergegeven en de bron wordt vermeld als de informatie afkomstig is van een ander (zie stappenplan).
Ja / Nee
De leidster is voldoende geïnformeerd over wanneer anoniem kan worden gemeld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, in verband met de eigen veiligheid of die van de peuter.
Ja / Nee
De leidster is bereid scholing te volgen om deskundigheid te bevorderen.
Ja / Nee
De leidster is bereid de geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.
Naam medewerker:
datum:
39 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bijlage 6 Format verslag oudergesprek Naam van het kind : Peuterspeelzaal: Datum : Aanwezig bij het gesprek Ouders/verzorgers : ………………………………………………………………………………………. Leidster : ………………………………………………………………………………………. Aandachtfunctionaris : ……………………………………………………………………………………….
Tijdens het gesprek zijn de volgende zorgpunten besproken: 1. 2. 3. 4. 5. Afspraken die gemaakt zijn tijdens dit gesprek: 1. 2. 3. 4. 5.
Verklaring ouders/verzorgers: De zorg , zoals hierboven beschreven, is duidelijk aan ouders uitgelegd Ouders/verzorgers hebben de zorg rond hun kind begrepen Ouders/verzorgers gaan akkoord met de gemaakte afspraken
: : :
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee
:
Ja/Nee
Korte toelichting als ouders hierboven ‘Nee’ hebben ingevuld:
Kopie van dit verslag is overhandigd aan ouders/verzorgers Handtekening ouders,
Handtekening leidster,
…………………………
…………………………
Handtekening aandachtfunctionaris, ……………………………………………
40 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
Bijlage 7 Format Evaluatie melding Peuterspeelzaal: Datum evaluatie: Aanwezig bij evaluatie Leidster(s): Aandachtfunctionaris(sen): (Eventueel) Derden die geraadpleegd zijn:
Tijdens de evaluatie de volgende aandachtspunten besproken: 1. Gaf de meldcode genoeg handvatten, steun en overzicht in de te nemen stappen Welke informatie was vooral heel prettig ……………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………..…………………………..
Wat en/of welke informatie heb je gemist ……………………………………………………………………………………………………… ……………………….……………………………………………….……………………………… 2. Heb je voldoende steun en ondersteuning ervaren van: Het team en je direct betrokken collega; De aandachtfunctionaris; De coördinator; Derden die geraadpleegd zijn (jeugdverpleegkundige- ZAT-jeugdmaatschappelijk werkAMK). Ja/nee……………………………………………………………………………………………….…… ……………………………………………………………..……………………………………………… Heb je bij de verwerking nog verdere ondersteuning nodig? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… 3. Is het contact met ouders goed verlopen (zowel leidsters als AF)? Wat zou je anders doen, wat zijn verbeterpunten, hoe zou je het liever zien: …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… 4. Is er nu nog contact met ouders en kind? Hoe verloopt dit contact? Heb je hierin nog ondersteuning nodig? ……………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………….…………………………………………………… Vragen m.b.t. het contact met derden: 5. Hoe heb je het contact met de andere hulpverlenende organisatie ervaren ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………..…………………………………….. 6. Zijn er vervolgafspraken gemaakt met het AMK of andere hulpverlenende instanties? ………………………………………………………………………………………………….. 41 Stichting Peuterkring Meldcode 2013
7. Is er een terugkoppeling geweest? Ja/nee Hoe waardevol is die informatie voor jou? ……………………………………………………………..……………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………….. 8. Heb jij zelf nog aanvullende informatie, aandachtspunten, verbeterpunten of vragen ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………….…………………………………………………………..
Afspraken die gemaakt zijn tijdens deze evaluatie: 1. 2. 3. 4. 5.
Voorstel om de volgende aanpassingen aan de meldcode te doen: 1. 2. 3. 4. 5.
Acties aandachtfunctionaris (met data vermelding) 1. 2. 3. 4. 5.
42 Stichting Peuterkring Meldcode 2013