Meetinstrumenten COPD; wat doet Ú ermee?!
Rob Peters Ken van Daal Linda van Beekvelt Tom van de Kerkhof
24 mei 2007 Klas 402 Versie 2
Meetinstrumenten COPD; wat doet Ú ermee?! Projectgroep: Rob Peters Henri Hermansstraat 33 5931 JD Tegelen 06-19740329
[email protected] [email protected] Linda van Beekvelt Groot Dorsent 7 5469 TK Erp 06-46115382
[email protected] [email protected]
Ken van Daal Kranestraat 15 5961 GW Horst 06-46084341
[email protected] [email protected] Tom van de Kerkhof Pastoor van de Eindestraat 34 5425 VX De Mortel 06-28255704
[email protected] [email protected]
Opdrachtgever: Simons, J.E.C.M. (Annelies)
[email protected] 0877878936 Kamer 0.210 Procesbegeleider: Bosch, A.L. (Alja)
[email protected] 0877870259 Kamer 0.210 Methodologisch begeleider: Poppema, M (Marjolijn)
[email protected] 0877874717 Kamer 0.210
Voorwoord Voor U ligt het onderzoeksverslag van ons project ‘Meetinstrumenten COPD, wat doet Ú ermee?!’ Onze dank gaat uit naar een aantal personen welke ons begeleid, gesteund en op weg geholpen hebben en die onze voortgang steeds hebben gevolgd. Wij bedanken Alja Bosch en Marjolijn Poppema; onze procesbegeleider en methodische begeleider, omdat zij ons steeds in de juiste richting hebben gestuurd en ons positief gecoacht hebben. Verder bedanken we Annelies Simons, onze opdrachtgever, die ons vooral bij aanvang van het project de weg heeft gewezen. Natuurlijk gaat onze dank ook uit naar een ieder die onze enquête heeft ingevuld en terug gezonden. Door het relatief grote aantal enquêtes wat is teruggestuurd, kon een des te duidelijker beeld worden gevormd over het gebruik van de meetinstrumenten uit de richtlijn, waardoor onze hoofdvraag duidelijk kon worden beantwoord. Tot slot bedanken we familie, vrienden, studiegenoten, docenten en iedereen die verder heeft bijgedragen aan de afgelopen leuke 4 jaren dat we de opleiding Fysiotherapie hebben gevolgd! Tom van de Kerkhof Rob Peters Ken van Daal Linda van Beekvelt Eindhoven, 24 mei 2007
I
Samenvatting Doelstelling in dit project is antwoord te krijgen op de volgende onderzoeksvragen: 1. In hoeverre worden de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF-richtlijn COPD (2005) consequent gebruikt bij de anamnese, evaluatie en afsluiting door fysiotherapeuten werkzaam in de eerste-, tweede- en derdelijn, in Brabant en Limburg? 2. Welke oorzaken liggen eraan ten grondslag als blijkt dat die meetinstrumenten onvoldoende consequent worden gebruikt en welke oplossingen zijn daarvoor aan te dragen? Methode: Er is literatuuronderzoek uitgevoerd, waarin is gezocht naar achtergrondinformatie over COPD en over de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD. Tevens is gezocht naar eventueel eerder onderzoek naar hetzelfde onderwerp. Er zijn 68 enquêtes geanalyseerd van de 82 ingevulde enquêtes, welke gepubliceerd zijn via www.thesistools.com. Deze enquêtes zijn ingevuld door fysiotherapeuten in de eerste-, tweede- en derde lijn in Brabant en Limburg. Resultaten: Binnen de totale onderzoekspopulatie zijn de Shuttle Run test (4,4%) en de MPVC (2,9%) de minst gebruikte meetinstrumenten en de saturatiemeter (79,4%) en de 6 minuten wandeltest (63,2%) de meest gebruikte meetinstrumenten. Conclusie: Uit dit onderzoek blijkt dat de meetinstrumenten genoemd in de KNGF-richtlijn COPD onvoldoende consequent worden gebruikt in de eerste en in de derde lijn. In de tweede lijn wordt relatief veel consequent gebruik gemaakt van de genoemde meetinstrumenten, met uitzondering van enkele vragenlijsten, de VAS schaal en de Shuttle Run test. De momenten van gebruik zijn erg wisselend per meetinstrument en per lijn. De oorzaken van het niet consequent gebruik lopen uiteen. Er zijn verschillende oplossingen te bedenken om het consequent gebruik van de meetinstrumenten de stimuleren. De informatie die de richtlijn biedt over de meetinstrumenten zou bijvoorbeeld kunnen worden uitgebreid of er zou 1 korte vragenlijst kunnen worden gevormd uit meerdere vragenlijsten.
II
Summary The purpose of this project is to answer the following questions: 1. To what extent are the measurement tools, which are mentioned in the KNGF-guideline COPD (2005), consequently used during anamnesis, evaluation and conclusion by physiotherapists working in the first-, second- and third line, in Brabant and Limburg? 2. What are the causes, when this investigation shows that the measurement tools are insufficiently consequently used and what solutions exist to solve that problem? Method: A theoretical scope has been formed, based on a literature investigation that has taken place. This theoretical scope gives background information about COPD and about the measurement tools from the KNGF-guideline. Of all the questionnaires published on www.thesistools.com, 68 of the 84 that were filled in, were analyzed. These questionnaires were filled in by physiotherapist in the first-, second- and third line in Brabant and Limburg. Results: Within the total investigation population, the Shuttle Run test (4,4%) and the MPVC (2,9%) are the least used measurement tools and the saturation meter (79,4%) and the 6 minutes walking test (63,2%) are most used. Conclusion: This investigation shows that the measurement tools, which are mentioned in the KNGFguideline COPD, are insufficiently consequently used in the first-, second- and third line. In the second line, the measurement tools are often used relatively consequently, except for some questionnaires, the Shuttle Run test and the VAS scale. The moments of use vary per measurement tool per line. The causes of the inconsequent use are divers. There are variable solutions which can be brought up to stimulate the consequent use of the measurement tools for the treatment of COPD patients. The information given by the KNGF-guideline about the measurement tools could be extended for example, or there could one unequivocal questionnaire formed per line, from the other questionnaires.
III
Inhoudsopgave VOORWOORD ...............................................................................................................................................I SAMENVATTING ........................................................................................................................................ II SUMMARY...................................................................................................................................................III INLEIDING .................................................................................................................................................... 1 PROBLEEMSTELLING ..................................................................................................................................... 1 VRAAGSTELLING .......................................................................................................................................... 1 OPERANTE DEFINITIES ................................................................................................................................... 1 LEESWIJZER .................................................................................................................................................. 2 HOOFDSTUK 1: THEORETISCH KADER................................................................................................. 3 1.1 CHRONIC OBSTRUCTIVE PULMONARY DISEASE (COPD)................................................................... 3 1.2 MEETINSTRUMENTEN UIT DE KNGF-RICHTLIJN COPD 2005 ............................................................ 4 1.2.1 Chronic Respiratory Disease Questionnaire (CRDQ) ................................................................. 4 1.2.2 St. George’s Respiratory Questionnaire (SGRQ) ........................................................................ 4 1.2.3 Medisch Psychologische Vragenlijst voor CARA-patiënten (MPVC) ........................................... 5 1.2.4 Peakflow meter (PEF)................................................................................................................ 5 1.2.5 Inspiratiestand thorax ................................................................................................................ 6 1.2.6 PI-Max ...................................................................................................................................... 6 1.2.7 6 Minuten wandeltest ................................................................................................................. 6 1.2.8 Shuttle Run test .......................................................................................................................... 7 1.2.9 Saturatiemeter ........................................................................................................................... 7 1.2.10 Borg schaal ........................................................................................................................... 7 1.2.11 Visual Analogue Scale (VAS) ................................................................................................. 8 1.2.12 Handheld Dynamometer ........................................................................................................ 8 HOOFDSTUK 2: METHODE...................................................................................................................... 10 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
SAMENSTELLING ONDERZOEKSGROEP ............................................................................................ 10 OPSTELLEN VAN DE ENQUÊTE ........................................................................................................ 11 ACTIEPUNTEN BIJ TE WEINIG RESPONS ............................................................................................ 12 ANALYSE VAN GEGEVENS .............................................................................................................. 12 LITERATUURONDERZOEK............................................................................................................... 12
HOOFDSTUK 3: RESULTATEN................................................................................................................ 14 3.1 POPULATIE .................................................................................................................................... 14 3.2 BEKENDHEID EN CONSEQUENT GEBRUIK VAN DE MEETINSTRUMENTEN ............................................ 14 3.2.1 Chronic Respiratory Disease Questionnaire (CRDQ) ............................................................... 14 3.2.2 St. George’s Respiratory Questionnaire (SGRQ) ...................................................................... 17 3.2.3 Medisch Psychologische Vragenlijst voor CARA-patiënten (MPVC) ......................................... 17 3.2.4 Peakflow meting....................................................................................................................... 17 3.2.5 Inspiratiestand Thorax ............................................................................................................. 18 3.2.6 PI-max (meting van de maximale inspiratiedruk) ...................................................................... 18 3.2.7 6 Minuten wandeltest ............................................................................................................... 18 3.2.8 Shuttle Run test ........................................................................................................................ 19 3.2.9 Saturatiemeter ......................................................................................................................... 19 3.2.10 Borg schaal ......................................................................................................................... 19 3.2.11 Visual Analogue Scale (VAS) ............................................................................................... 20 3.2.12 Handheld Dynamometer ...................................................................................................... 20 3.2.13 Een overzicht van hierboven vermelde resultaten ................................................................. 20 3.3 VERSCHILLEN IN GEBRUIK TUSSEN DE VERSCHILLENDE LIJNEN ........................................................ 21 3.3.1 Eerste lijn ................................................................................................................................ 21 3.3.2 Tweede lijn .............................................................................................................................. 22 3.3.3 Derde lijn................................................................................................................................. 23 3.4 OPMERKINGEN TEN AANZIEN VAN DE MEETINSTRUMENTEN IN DE KNGF-RICHTLIJN COPD ............. 23 3.4.1 Waarom worden bepaalde meetinstrumenten niet gebruikt?...................................................... 23 3.4.2 Waarom worden bepaalde meetinstrumenten slecht praktisch bruikbaar gevonden?.................. 24
IV
3.4.3 Algemene opmerkingen ten aanzien van de meetinstrumenten ................................................... 25 3.4.4 Welke andere meetinstrumenten worden gebruikt?.................................................................... 25 3.4.5 Opmerkingen ten aanzien van de KNGF-richtlijn COPD .......................................................... 25 3.5 VERBANDEN TUSSEN VERSCHILLENDE VARIABELEN ....................................................................... 26 HOOFDSTUK 4: DISCUSSIE ..................................................................................................................... 28 HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE................................................................................................................... 31 5.1 5.2 5.3
EEN KORT OVERZICHT ................................................................................................................... 31 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN TUSSEN DE EERSTE-, TWEEDE- EN DERDE LIJN ........................ 31 ANTWOORD OP DE ONDERZOEKSVRAGEN ....................................................................................... 32
LITERATUUR ............................................................................................................................................. 34 BIJLAGEN ................................................................................................................................................... 36
V
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Inleiding Dit verslag is geschreven binnen het kader ‘Afstudeerprojecten’ van de opleiding Fysiotherapie aan de Fontys Paramedische Hogeschool te Eindhoven. Het projectplan is opgenomen in bijlage II. Probleemstelling In 2005 is de KNGF-richtlijn COPD in gebruik genomen. Tot op heden is over deze richtlijn echter nog niet bekend of de daarin vernoemde meetinstrumenten consequent gebruikt worden in de praktijk. Interessant is het om na te gaan in hoeverre deze instrumenten consequent worden gebruikt bij de anamnese, evaluatie en afsluiting van de behandeling van de COPD patiënt. Het gaat hier dan om consequent gebruik, waarbij de scores opgenomen zijn in het patiëntendossier, en niet het wenselijke gebruik. Over het gebruik van deze vrij recente richtlijn is nog weinig bekend. Daarom is het zo belangrijk om na te gaan of die richtlijn wel wordt gevolgd. Is dat namelijk niet het geval, dan zijn aanpassingen noodzakelijk. Als uit dit onderzoek blijkt dat de in de richtlijn genoemde meetinstrumenten onvoldoende worden gebruikt, zullen de mogelijke oorzaken hiervan worden weergegeven. Voor die oorzaken zullen oplossingen moeten worden aangedragen. Deze oplossingen dienen gebaseerd te zijn op de wensen vanuit de praktijk, zodat zij ook geïmplementeerd zullen worden. Wanneer zoveel mogelijk therapeuten de richtlijn consequent toepassen, kan een hogere kwaliteit van behandeling van COPD patiënten worden bewerkstelligd. Dat kan weer leiden tot een hogere kwaliteit van leven voor de COPD patiënt. En dat is nou juist het hoofddoel van de fysiotherapeutische behandelen. Fysiotherapeuten moeten niet vergeten dat de groep COPD patiënten in Nederland groot is en nog steeds groeiende. De fysiotherapeut speelt een grote en belangrijke rol in de behandeling van de COPD patiënt. De kwaliteit van die behandeling dient zo hoog mogelijk te worden gehouden, onder andere door het consequent gebruiken van de meetinstrumenten genoemd in de KNGF-richtlijn COPD (2005). Vraagstelling Uit de hier boven omschreven probleemstelling is de volgende tweedelige hoofdvraag voortgekomen: 1. In hoeverre worden de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF-richtlijn COPD (2005) consequent gebruikt bij de anamnese, evaluatie en afsluiting door fysiotherapeuten werkzaam in de eerste-, tweede- en derdelijn, in Brabant en Limburg? 2. Welke oorzaken liggen eraan ten grondslag als blijkt dat die meetinstrumenten onvoldoende consequent worden gebruikt en welke oplossingen zijn daarvoor aan te dragen? Operante definities Aan de hand van de volgende operante definities, zullen een aantal begrippen uit de vraagstelling worden toegelicht. Consequent: (van mensen) naar aangenomen beginselen handelend of redenerend.[1] In dit geval wil consequent zeggen dat de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD door elke gebruiker op een bepaalde werkplek op dezelfde manier gebruikt worden, bij elke COPD patiënt identiek en op dezelfde momenten.
[1]
http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=consequent / 27-03-2007
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
1
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Eerstelijns fysiotherapie adressen: fysiotherapeutische zorg voor mensen in hun thuissituatie.[2] Tweedelijns fysiotherapie adressen: intramurale instellingen (ziekenhuizen).[2] Derdelijns fysiotherapie adressen: verpleeghuizen, revalidatiecentra enzovoorts. Meetinstrument: instrument waarmee men metingen verricht => meter[3] COPD: dit is een afkorting van de Engelse term 'Chronic Obstructive Pulmonary Diseases'. Dit betekent chronisch (langdurig) obstructieve longziekte (er is dus een obstructie in de longen). Het is een verzamelnaam voor de longaandoeningen bronchitis en longemfyseem. Deze term is een specificatie van de oude term CARA, die 'Chronische A-specifieke Respiratoire Aandoening' betekent. CARA omvat behalve de bovengenoemde aandoeningen ook astma. Omdat deze ziekte een andere oorzaak heeft, valt ze buiten de COPD-groep.[4] KNGF: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. [5] Leeswijzer Allereerst zal het Theoretisch kader de achtergrondinformatie betreffende COPD en de meetinstrumenten waarvan het consequent gebruik in dit project is onderzocht weergeven. In de Methode wordt de werkwijze van het project beschreven. Er zal worden weergegeven wat voor onderzoek er heeft plaatsgevonden en op welke manier. Vervolgens wordt aangegeven wat er is gedaan om aan gegevens te komen en hoe die gegevens uiteindelijk geanalyseerd en verwerkt zijn. In de Resultaten worden de feiten weergegeven. Wat zijn de gevonden gegevens en hoe zijn deze verwerkt? Dan volgt het hoofdstuk Discussie, waarin verbanden zullen worden gelegd tussen het onderzoek, het theoretisch kader en eventueel eerder onderzoek met hetzelfde doel. Tevens worden in dit hoofdstuk beperkingen van het onderzoek weergegeven. Tot slot worden in het hoofdstuk Conclusie antwoorden gegeven op de vragen uit de eerder genoemde vraagstelling. Conclusies worden getrokken uit de resultaten. In dit hoofdstuk zullen tevens aanbevelingen worden gedaan. Dan volgt nog de Literatuur, waarin alle bronnen worden vermeld, die in het kader van dit project zijn geraadpleegd.
[2]
Coëlho / 1997 / ‘Zakwoordenboek der Geneeskunde’ / 25e geheel herziene druk / Elsevier PBNA / ISBN 90 6228 255 5 / Blz. 232, 866 [3] http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=meetinstrument / 27-03-2007 [4] http://nl.wikipedia.org/wiki/COPD / 27-03-2007 [5] www.kngf.nl / 27-03-2007
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
2
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Hoofdstuk 1: Theoretisch kader In Nederland worden door het KNGF (Koninklijk Genootschap der Fysiotherapie) richtlijnen ten aanzien van de behandeling van bepaalde aandoeningen opgesteld. Dit om de kwaliteit van de gegeven fysiotherapeutische behandelingen te verhogen en eenduidigheid te krijgen binnen de gegeven behandelingen, bij een bepaalde aandoening. Niet iedere fysiotherapeut in Nederland zal volledig volgens deze richtlijnen van het KNGF patiënten behandelen, er is ook sprake van een richtlijn en niet van een protocol. Elke fysiotherapeut heeft voorkeuren, bijvoorbeeld op basis van ervaring, voor een bepaalde behandeling bij een aandoening, hierdoor kan er gedeeltelijk afgeweken worden van wat er in de richtlijn genoemd wordt. In 2005 is er een richtlijn ontwikkeld voor het onderzoek en de behandeling van COPD. Hierin wordt een aantal meetinstrumenten genoemd die van belang kunnen zijn tijdens het onderzoek en binnen de behandeling van COPD patiënten. Na het ontwikkelen van een richtlijn is het van belang dat een richtlijn in gebruik wordt genomen door fysiotherapeuten. Aangezien de KNGF-richtlijn COPD pas in het jaar 2005 ontwikkeld is, is er nog niet eerder onderzoek gedaan naar het gebruik van de hierin genoemde meetinstrumenten. De zoektocht naar een soortgelijk onderzoek als uitgevoerd tijdens dit project, staat beschreven in het hoofdstuk ‘Methode’. In dit theoretisch kader zal achtergrondinformatie worden verschaft over de aandoening COPD en over de verschillende meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD (2005) welke zijn opgenomen in dit onderzoek. 1.1 Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) Chronic Obstructive Pulmonary Disease wordt gekarakteriseerd door obstructie van de luchtstroom als gevolg van chronische bronchitis of emfyseem. De obstructie heeft een progressief beloop en kan samengaan met een luchtweghyperreactiviteit. Er is sprake van chronische bronchitis indien een chronische productieve hoest gedurende minimaal drie maanden in twee opeenvolgende jaren aanwezig is. Hierbij dienen andere oorzaken van chronische hoest te worden uitgesloten. Emfyseem wordt gediagnosticeerd bij de aanwezigheid van een toegenomen longvolume, gepaard gaande met destructie van de alveolaire wanden, zonder dat daarbij sprake is van fibrose. Ondanks dat er onderscheid wordt gemaakt tussen chronische bronchitis en emfyseem, zijn bij de meeste patiënten de verschillende afwijkingen samen aanwezig. [6] In Nederland heeft 2% van alle mensen COPD. De ziekte komt vooral veel voor bij ouderen (17% van de mensen boven de 80 jaar heeft COPD). Er komen in Nederland, net zoals in de rest van de wereld, voortdurend mensen met COPD bij. Veelal is roken de oorzaak van COPD. Roken veroorzaakt kleine ontstekingen van het slijmvlies in de longen, dat veroorzaakt obstructie van de luchtwegen. Die ontstekingscellen geven aanleiding tot beschadiging van het longparenchym. Hierdoor zal het longparenchym zijn elasticiteit verliezen, waardoor de alveolaire wanden zullen ‘uitzakken’. [7] Naast roken zijn er meerdere risicofactoren voor COPD: (beroepsmatige) blootstelling aan bepaalde stoffen (deze kunnen van invloed zijn op verlaging van de FEV1: het maximaal geforceerd uit te ademen volume in 1 seconde), luchtverontreiniging, passief roken, genetische factoren, respiratoire infecties, allergie en bronchiale hyperresponsiviteit, leeftijd en geslacht. COPD is niet te genezen, wel is het mogelijk om progressie te vertragen en de optredende klachten te verlichten. Verschillende disciplines spelen een rol binnen de behandeling van een COPD patiënt. Dit zijn onder andere de huisarts, longarts, longverpleegkundige, fysiotherapeut en psycholoog.
[6]
Lucas, A.H.C. / Afstudeerproject bewegingswetenschappen: ‘Inspanningstesten bij COPD patiënten voor het nieuwe longrevalidatieprogramma van het CIRO / 30 juni 2006 / Faculteit der Gezondheidswetenschappen Universiteit Maastricht [7] Astmafonds Nederland / www.astmafonds.nl/allesovercopd (19-04-2007)
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
3
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Met een behandeling van medicijnen, goede coaching wat betreft beweging, aanpassingen in het dagelijks leven (zoals goede dagindeling en het gebruik van zuurstof) en leren omgaan met de klachten, kan de kwaliteit van leven voor een COPD patiënt zo optimaal mogelijk worden gehouden. Het proces dat een COPD patiënt doormaakt, is te volgen met behulp van meetinstrumenten. Dan kan gedacht worden aan vragenlijsten die naar gevoel van benauwdheid vragen, een saturatiemeter die de zuurstofverzadiging meet of de 6 minuten wandeltest die wat zegt over het uithoudingsvermogen van de patiënt. De meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF-richtlijn COPD (2005) kunnen allen gebruikt worden door de fysiotherapeut bij de behandeling van de COPD patiënt, gedurende anamnese, evaluatie en afsluiting. 1.2
Meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD 2005
1.2.1 Chronic Respiratory Disease Questionnaire (CRDQ) De vragenlijst is opgesteld om een indruk te krijgen over de kwaliteit van leven van een COPD patiënt en om veranderingen in die kwaliteit van leven op te pikken. Elk item vraagt naar de situatie van de patiënt gedurende de afgelopen twee weken. De CRDQ vraagt naar ervaringen betreffende dyspneu, emotie, vermoeidheid en beheersing van de klachten. De CRDQ bestaat uit 20 items en het kost 15-25 minuten om hem in te vullen. Hoe hoger de uiteindelijke score, des te beter is het gesteld met de kwaliteit van leven van de patiënt. De CRDQ is erg aandoening specifiek. Er kleven echter twee grote nadelen aan: de tijd die het duurt om de vragenlijst af te nemen en het resultaat dat niet direct overzichtelijk is. Resultaten zijn niet direct te interpreteren, aangezien de items van verschillende dimensies niet bij elkaar staan opgesteld, maar kris kras over de vragenlijst verspreid. De dimensie dyspneu is niet betrouwbaar te noemen, dat blijkt uit meerdere onderzoeken.[8] [9][10] 1.2.2 St. George’s Respiratory Questionnaire (SGRQ) De St. George’s Respiratory Questionnaire is ontworpen voor het meten van gezondheidsstoornissen bij patiënten met astma en COPD. De vragenlijst bestaat uit 17 vragen. Deze vragen zijn opgedeeld in twee delen; deel één gaat over een periode van een maand tot een jaar geleden. Deel twee betreft de klachten van de patiënt op dit moment. Het tweede gedeelte is goed te combineren met andere meetinstrumenten, zoals bijvoorbeeld de 6 minuten wandeltest. Beiden geven immers een inschatting van het niveau van activiteiten van het dagelijks leven. Ofwel op dit moment ofwel ter evaluatie na een bepaalde periode. Met behulp van een Excel bestand kan de eindscore voor iedere patiënt berekend worden. De eindscore bestaat uit 3 componenten en een totale score. De drie componenten zijn: symptoms, activity en impacts. Symptoms bestaat uit de vragen 1 tot en met 8, deze vragen gaan over ademhaling, symptomen, de frequentie en de ernst van de symptomen. Activity bestaat uit de vragen 11 en 15, deze vragen gaan over activiteiten die kortademigheid veroorzaken of die beperkt zijn door kortademigheid. Impacts bestaan uit de vragen 9, 10, 12 tot en met 14, 16 en 17. Deze vragen gaan over de aspecten van de luchtwegziekte die het sociale en psychologische functioneren van de patiënt beïnvloeden. Om gemakkelijk met deze vragenlijst te kunnen werken is het nodig dat de therapeut over een computer beschikt met het programma Excel. Andere kosten worden gevormd door kopiëren en registreren van de resultaten. De vragenlijst is verkrijgbaar in het Nederlands. [11]
[8]
Meek PM / 2004 / Chronic Respiratory Disease 1 “Measurement of dyspnea in chronic obstructive pulmonary disease: what is the tool telling you?” / Arnold Publishers 2004 / Blz. 29 – 37 [9] Wijkstra PJ, Ten Vergert EM ea. / 2001 / Thorax volume 49 “Reliability and validity of the chronic respiratory questionnaire (CRQ)” / Thorax 1994 / Blz. 465 – 467 [10] Bradley J, Dempster M, Wallace E, Elborn S / 1999 / Quelaity of Life Research 8 “The adaptations of a quality of life questionnaire for routine use in clinical practice: the Chronic Respiratory Disease Questionnaire in cystic fibrosis” / 1999 Kluwer Academic Publishers / Blz. 65 – 71
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
4
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
1.2.3 Medisch Psychologische Vragenlijst voor CARA-patiënten (MPVC) De MPVC is een Nederlandse vragenlijst die is opgesteld voor CARA-patiënten met behulp van de al bestaande Medisch Psychologische Vragenlijst voor Hartpatiënten (MPVH). De vragenlijst bestaat uit vragen op vier gebieden: welbevinden, invaliditeitsbeleving, ontstemming en sociale geremdheid. De vragenlijst onderzoekt de emotionele beleving van CARA-patiënten tijdens behandeling. Voorts kan de MPVC bij dezelfde CARA-patiënt op achtereenvolgende tijdstippen worden afgenomen om een individuele behandeling te evalueren. Het duurt ongeveer 10 minuten om de vragenlijst in te vullen en de benodigde materialen naast de vragenlijst zijn de bijbehorende handleiding en sleutel. [12][13] Ook aan dit meetinstrument zijn kopieer- en administratieve kosten verbonden. 1.2.4 Peakflow meter (PEF) De piekstroom, ook wel ‘Peakflow’ (PEF) genoemd, is de maximale stroomsterkte tijdens de geforceerde expiratie, na een maximale inspiratie, in liters per minuut. De piekstroommeting wordt gebruikt om de wisselingen in het ziektebeloop te kunnen volgen en te registreren bij een patiënt. Het is zelfs mogelijk een astma aanval te ‘voorspellen’ door regelmatig (tweemaal daags) de piekstroom te bepalen; de patiënt en behandelaar kunnen dan beter op de situatie inspelen. Er kan dan tijdig worden ingegrepen (bijvoorbeeld door medicijn inname) wanneer een astma-aanval mogelijk in opkomst is. Omdat het apparaat gemakkelijk hanteerbaar en meeneembaar is, kan een patiënt na een korte instructie ook thuis regelmatig zijn PEF bepalen en registreren. Ook kan met behulp van de peakflowmeter het effect van medicatie (bronchidilatatoren) direct beoordeeld worden. Tenslotte kan de piekstroommeting gebruikt worden bij de beoordeling over of er sprake is van ‘inspanningsastma’; er dient dan een piekstroommeting voor en na inspanning plaats te vinden. De test is echter te weinig specifiek en te ongevoelig om als diagnostisch hulpmiddel gebruikt te kunnen worden, omdat de meting alleen iets ‘ zegt’ over de weerstand in de grote luchtwegen, tijdens lediging van de luchtwegen in het eerste deel van de expiratie. Er wordt alleen informatie verkregen over het eerste gedeelte van de expiratie, omdat dat de periode is dat de patiënt geforceerd kan expireren. De lucht in dat eerste gedeelte van de expiratie, komt vanuit de grote luchtwegen en derhalve kan alleen de druk in de grote luchtwegen worden gemeten met de peakflowmeter en niet die in de kleine luchtwegen. Bij een piekstroommeting moet een patiënt vanuit maximale inspiratie, staand of zittend, zo snel mogelijk uitademen, hierbij moeten de lippen zo goed mogelijk rond het mondstuk gesloten worden. Dit kan een keer voorgedaan worden door de afnemer en/of kan door de patiënt één of twee keer geoefend worden. Daarna zal de meting drie keer uitgevoerd worden, waarna het gemiddelde van deze metingen berekend zal worden; dat getal is de Peakflow.[14] [15]
[11]
Jones PW, Spencer S, Adie S / 2003 version 2.1 / “The St George’s respiratory questionnaire manual” / Respiratory Medicine St George’s Hospital Medical School London SW17 0RE UK [12] Erdman RAM, Cox NJM, Duivenvoorden HJ / 1992 / Gedrag en Gezondheid 1992, 20, 6 “De Medische Psychologische Vragenlijst voor CARA-Patiënten: psychometische aspecten” / ?? / Blz. 289 – 296 [13] http://npi.xpertselect.nl/document.php?id=2501&offset=1 / 19-04-2007 [14] Gosselink H.A.A.M et. al. / 1988 / “Fysiotherapie bij CARA” / Bunge Utrecht / ISBN 90-6348-015-6 / Blz. 46-75 [15] Quanjer PH, Lebowitz MD, et al / 1997 / European Respiratory Journals 1997 10 suppl. 24 “Peak expiratory flow: conclusions and recommendations of a Working Party of the European Respiratory Society” / ERS Journals Ltd ISSN 0904-1850 / Blz. 2s – 8s
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
5
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
1.2.5 Inspiratiestand thorax Door het bij COPD optredende proces van longemfyseem wordt het totale longvolume groter. Dit heeft een chronische verkorting van het diafragma tot gevolg. Het diafragma zal zich op haar nieuwe functie aanpassen waardoor hierin minder gemakkelijk lengteveranderingen plaats kunnen vinden. Dit heeft tot gevolg dat de relatieve bijdrage van het diafragma aan de adembeweging verlaagt en dat de relatieve bijdrage van de rib- en nekspieren verhoogd dient te worden, om er voor te zorgen dat er voldoende inspiratiedruk aanwezig is. Dit heeft een thoracaal adempatroon tot gevolg waarbij de thorax in rust mogelijk in een inspiratiestand staat. Het meten van de omvang van de thorax met een meetlint, in rust en tijdens maximale inspiratie, kan een hulpmiddel zijn om een indruk te krijgen over aanwezigheid van en verandering in de inspiratiestand van de thorax. Omdat dit geen specifieke en een onnauwkeurige methode is, zal dit meer als evaluerend hulpmiddel gebruikt dienen te worden bij een COPD patiënt en minder als diagnostisch hulpmiddel bij het vaststellen van een eventueel aanwezige inspiratiestand. Belangrijk hierbij is dat er bij iedere meting op dezelfde thoraxhoogte gemeten wordt om zo tot een juiste evaluatie te kunnen komen.[14] 1.2.6 PI-Max Dit is de maximale inspiratie druk die geleverd kan worden. Deze maximale inspiratie druk is het hoogste van de druk tussen de 0,3 en 0,5 seconde van de inspiratie. De inspiratiedruk wordt gemeten met een luchtdrukmeter. De patiënt moet eerst volledig uitademen en vervolgens, met de lippen om het mondstuk van de meter, zo diep mogelijk inademen. De meter zit aangesloten op een computer, waardoor de druk precies is af te lezen. De patiënt heeft verder een neusclip op de neus, zodat de inspiratie zuiver via de mond plaatsvindt. De PI-max meting is een betrouwbare meting voor de mate van kracht van de inspiratie spieren. Voordelig is dat de PI-max meting geen nadelige effecten heeft op de patiënt, het is een niet-invasieve techniek en de meting is makkelijk uit te voeren. [16] 1.2.7 6 Minuten wandeltest De 6 minuten wandeltest is een intensieve inspanningstest die gebruikt kan worden om het functionele inspanningsvermogen van een patiënt in kaart te brengen en te evalueren, door de patiënt over een afstand van 20 meter gedurende 6 minuten op en neer te laten wandelen in een eigen gekozen tempo. Er is weliswaar sprake van een eigen gekozen tempo, maar toch gaat het hier om een intensieve test. Degene die de test afneemt dient immers te instrueren dat de patiënt binnen de 6 minuten het maximale moet geven wat hij in zich heeft. De patiënt moet echter blijven wandelen en mag niet overgaan in looppas. De test uitslag geeft een goed beeld van de hoeveelheid ADL-activiteiten van patiënten. Dat wil zeggen dat met het resultaat een goede inschatting gemaakt kan worden van op welk niveau van conditie de patiënt zich bevindt. Dan kan ook de relatie worden gelegd met het niveau van activiteiten van het dagelijks leven van de patiënt. Voordelen van deze test zijn de zelfgekozen loopsnelheid, het minimaal benodigde instrumentarium en de grote overeenkomst met wandelen in het dagelijks leven. Benodigdheden voor de test zijn een meetlint, een stopwatch en 2 pionnen die keerpunten markeren. Optioneel zijn een hartslagmeter en een pulsoximeter om de fysiologische respons tijdens de test vast te leggen. Instructies en aanmoedigingen die voor, tijdens en na de test moeten worden gegeven zijn gestandaardiseerd en worden vermeld in de American Thoraxic Society-richtlijnen (ATS, 2002). Er zijn normwaarden voor de 6 minuten wandeltest voor gezonde volwassenen tussen 40 en 85 jaar. Met behulp van deze normwaarden kan de uitslag van de 6 minuten wandeltest worden geïnterpreteerd [16]
Windisch W et al. / 2004 / European Respiratory Journals 2004 23 “Peak of plateau maximal inspiratory mouth pressure: which is best?” / ERS Journals Ltd 2004 ISSN 0903-1936 / Blz. 708 - 713
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
6
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
door het resultaat van de patiënt uit te drukken als percentage van voorspeld aan de hand van leeftijd, geslacht, lengte en gewicht. De resultaten worden gebruikt om een goede trainingsintensiteit in te kunnen schatten en om de situatie van de patiënt van tijd tot tijd te evalueren. De kosten behorende bij deze test worden gevormd door kosten van instrumentaria en kosten voor administratie. De tijdsduur van de test is de 6 minuten van het wandelen plus ongeveer 5 minuten uitleg/instructie voor- en achteraf.[17] 1.2.8 Shuttle Run test De Shuttle Run test, in het Engels 20 meter shuttle test (20-MST) genoemd, is een maximale inspanningstest. De test vraagt iemand te rennen tussen 2 lijnen die 20 meter van elkaar verwijderd zijn. Er wordt begonnen op een snelheid van 8,5 km per uur en elke minuut klinkt een piepsignaal van een cassettebandje, dit is het teken dat de snelheid met een 0,5 km per uur omhoog gaat. Als iemand het tempo niet meer vol kan houden zal de laatst bereikte snelheid gebruikt worden om de VO2 max. te voorspellen. Met behulp van deze waarde kan een inschatting van de trainingsintensiteit worden gemaakt. Kosten die aan de test verbonden zijn worden gevormd door materiaal kosten van meetlint, tape, cassettebandje en cassetterecorder. Nadeel van de test is dat een maximale test is en daarom zal de test mogelijk niet geschikt zijn voor ouderen of bijvoorbeeld mensen met COPD.[18] 1.2.9 Saturatiemeter Hemoglobine (Hb) is de stof in bloed waar zuurstof zich aan bindt. Aan 1 Hb binden zich 4 zuurstofmoleculen. Een saturatiemeter meet hoeveel procent van de Hb, in arterieel bloed, verzadigd is met zuurstof. Bij een gezond persoon in rust is het saturatie percentage ongeveer 97%. Een saturatiemeter is een klein apparaat (bijvoorbeeld 3,3 x 3,3 x 5,7 cm) waar de wijsvinger van de betreffende patiënt in wordt geplaatst. Op het display zal vervolgens de hartslag (hartslagen per minuut) en de saturatie (%) afgelezen kunnen worden. Een meting duurt ongeveer 30 seconden. De uitslagen zijn dus snel en gemakkelijk te interpreteren. In Nederland wordt de saturatiemeter voornamelijk gebruikt bij het vaststellen van een mogelijk aanwezige hypoxie (bijvoorbeeld tijdens/na redelijk intensieve inspanning). Bij acute dyspneu geeft meting van de saturatie extra informatie over de ernst hiervan. Naar aanleiding hiervan kan er besloten worden of nader onderzoek noodzakelijk is.[19] [20] Nadeel van de saturatiemeter is dat het een vrij prijzig meetinstrument is, dus op plaatsen waar weinig COPD patiënten worden behandeld, zal niet zo snel een dergelijk instrument worden aangeschaft. 1.2.10 Borg schaal De Borg schaal is een eenvoudige methode om de door een patiënt ervaren mate van zwaarte van inspanning te meten (zie tabel 1.1). De schaal bevat meestal scores van 0 tot 10 waarin 0 staat voor helemaal niet zwaar en 10 staat voor extreem uitputtend / het maximale. Verschillende scores worden toegelicht met een omschrijving als ‘redelijk licht’, ‘zwaar’, of ‘uitputtend’. De patiënt wordt gevraagd om een van de opties aan te geven. Nadeel van deze schaal is dat de patiënt niet kan kiezen voor een tussenweg, er zijn ‘slechts’ 10 opties. [8] [17]
Takken T / 2005 / Stimulus 24 “De 6-minutenwandeltest: bruikbaar meetinstrument” / Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2005 / Blz. 244 - 258 [18] Noonan V, Dean E / 2000 / Physical Therapy volume 80 number 8 “Submaximal Exercise Testing: Clinical Application and Interpretation” / Blz. 782 - 802 [19] Dinarević S, Terzić S / 2002 / Medicinski Arhiv vol 56 3 suppl 1 “monitoring oxygen saturation in the pediatric population” / ISSN 0350-199x / Blz. 17-20 [20] Van Den Bosch W, Schermer T, Chavannes N / 2005 / Huisarts & Wetenschap 48(9) “De saturatiemeter in de huisartsenpraktijk” / Blz. 467 - 469
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
7
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
De Borg schaal is een handig en snel middel ter evaluatie. Het vergt slechts korte instructie en tijd om in te vullen en de enige kosten die er aan verbonden zijn, zijn eventuele kopieer- en administratieve kosten. Tabel 1.1 Borg schaal
0
Helemaal niet kortademig
1
Zeer weinig
2
Weinig
3
Matig
4
Tamelijk sterk
5
Sterk
6 7
Zeer sterk
8 9 10
Helemaal geen adem meer
1.2.11 Visual Analogue Scale (VAS) De VAS is een snelle en makkelijke methode om te peilen hoe het met de (ervaring van) intensiteit van pijn gesteld is. In eerste instantie is de VAS opgesteld om de intensiteit van pijn te meten, maar het kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Er kan bijvoorbeeld ook de mate van dyspneu, of de mate van vermoeidheid mee gemeten worden. De VAS schaal wordt gepresenteerd als een lijn van 10 cm, die begrensd wordt door verbale beschrijvingen. De termen voor de begrenzingen zijn ‘geen pijn’ en ‘meest voorstelbare pijn’. De patiënt wordt gevraagd een markering te zetten ter indicatie van zijn pijnintensiteit. Er wordt gebruikt gemaakt van een millimeter schaal om de pijnscore van een patiënt te meten; zo zijn er 101 scoringsmogelijkheden. De lijn moet horizontaal gepresenteerd worden. Het invullen en instrueren kost maximaal 5 minuten. Kosten en beperkingen, verbonden aan het meten met de VAS, worden gevormd door administratie en/of kopiëren, gezien het feit dat de VAS score moet worden vastgelegd op papier, dan wel elektronisch. [21] 1.2.12 Handheld Dynamometer Omdat mensen met COPD snel kort van adem zijn is de mogelijkheid voor het leveren van inspanning verlaagd. Activiteiten die voorheen gemakkelijk uitgevoerd konden worden kosten nu erg veel energie. De daadwerkelijke belasting zal dus verlaagd worden waardoor de belastbaarheid van deze personen ook zal verlagen. Een hulpmiddel bij het bepalen van de belastbaarheid bij mensen met COPD is het testen van de maximale hand-/knijpspierkracht. Dit kan gedaan worden met behulp van een handdynamometer. De resultaten van deze meting kunnen gebruikt worden bij het stellen van een diagnose ten aanzien van de hand-/knijpkracht. Ook kan deze test gebruikt worden voor het evalueren en vergelijken van bepaalde behandelingen. Met behulp van de handknijpkracht, kan een goede inschatting gemaakt worden over perifere spierkracht in andere delen van het lichaam. Er zijn verschillende apparaten beschikbaar voor het uitvoeren van deze meting. Belangrijk is dat een apparaat gemakkelijk in gebruik is en dat het handig mee te nemen is. [21]
Williamson A, Hoggart B / 2005 / Journal of Clinical Nursing 14 “Pain: a review of three commonly used pain rating scales” / Blackwell Publishing Ltd 2005 / Blz. 798 - 804
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
8
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
De patiënt wordt geïnstrueerd een maximale kracht te leveren en er mogen geen mondelinge aanmoedigingen tijdens de test gegeven worden. De patiënt mag de schaal van de meting tijdens de test niet aflezen om zo te voorkomen dat er vooringenomen waarden bereikt worden. De test wordt aan beide handen tweemaal uitgevoerd met een rustperiode van één minuut (tussen de metingen uitgevoerd aan één arm). De hoogst bereikte waarden van beide handen worden bij elkaar opgeteld en vergeleken met een tabel met daarin de normen gebaseerd op Nederlandse testresultaten.[22] [23]
[22]
Ton AR Schreuder, JW Brandsma, HJ Stam / ‘Muscle strenght measurement of the hand’ / 2004 / handenteam.nl [23] Valk, Benedictus, v Keulen / FitKit handleiding / 1990 ’s Hertogenbosch / Stichting Preventieve Gezondheid en Beweging
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
9
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Hoofdstuk 2: Methode Als eerste is aan de hand van het gekozen projectvoorstel het projectplan opgesteld. Het Projectvoorstel is terug te vinden in bijlage I en het projectplan in bijlage II. Dit projectplan vormde de leidraad voor het uitgevoerde onderzoek. Het projectplan II is opgesteld aan de hand van de studiehandleiding afstudeerprojecten 2006: ‘’afstudeerproject’’ (OP11-16), waarin een handleiding terug te vinden is voor het opstellen van een projectplan. Nadat het projectplan goedgekeurd is, is een contract getekend voor het afstudeerproject. Dit contract is opgenomen in bijlage III. Om antwoord te kunnen krijgen op de hoofdvraag van dit project zijn verschillende facetten van onderzoek uitgevoerd. Er zijn gegevens verkregen vanuit de doelgroep met behulp van een enquête en er is literatuuronderzoek uitgevoerd om achtergrondinformatie te verzamelen en om te achterhalen of een dergelijk onderzoek al niet eerder is uitgevoerd. Dit hoofdstuk is verdeeld in verschillende paragrafen, om een overzichtelijk beeld te geven van hoe er stap voor stap te werk is gegaan. Dit hoofdstuk geeft weer hoe het onderzoek is opgezet, hoe gegevens uit het onderzoek zijn geanalyseerd en op welke wijze conclusies zijn getrokken, die uiteindelijk een antwoord gaven op de hoofdvragen van dit project. 2.1 Samenstelling onderzoeksgroep De onderzoeksgroep is samengesteld uit eerste-, tweede- en derdelijns adressen in Noord-Brabant en Limburg. Om verschillende adressen te verzamelen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: www.goudengids.nl, www.detelefoongids.nl, http://www.fysiostart.nl/instellingenpagina.php, www.brabantzorg.net/organisaties/zoeken.php en www.geneeskunde.com/html/modules.php?name=Encyclopedia&op=list_content&eid=2. Min of meer steekproefsgewijs werden hier adressen uit verzameld, waarbij gezocht werd met termen als ‘verpleeghuis’, ‘ziekenhuis’ en ‘fysiotherapie’. Er wordt hier gesproken van ‘min of meer steekproefsgewijs’, omdat het verzamelen van adressen niet zuiver steekproefsgewijs ging. Er werd getracht om een zo goed mogelijke verdeling te maken over stad en platteland en over het totale te benaderen gebied. Adressen werden benaderd, verdeeld van west tot oost in Brabant en van noord tot zuid in Limburg. De grotere steden, zoals Breda, Tilburg, Eindhoven, Roermond, Maastricht en Heerlen en de omliggende dorpen werden aangesproken. Dit is niet zuiver een steekproef; in geval van een zuivere steekproef zou bijvoorbeeld gekozen zijn voor 5 adressen beginnend met de letter A, 5 met de letter B, enzovoorts. In het geval van dit onderzoek heeft toch een bepaalde selectieprocedure plaatsgevonden, zoals hierboven beschreven staat. Adressen die niet mee wilden werken, werden niet meegenomen in het onderzoek. Adressen die wel mee wilden werken, maar waar geen COPD patiënten werden behandeld, werden niet meegenomen in de resultaten. De grootte van die groep is slechts als een percentage van het geheel vermeld. Deze groep is echter niet meegenomen in de analyse, om te voorkomen dat die analyse een vertekend beeld zou weergeven. De grootte van deze groep en de analyse van gegevens zullen verderop in dit hoofdstuk worden genoemd. Om te zorgen voor een zo hoog mogelijke respons, heeft er voorafgaand aan de enquête een telefoongesprek plaatsgevonden om het contactadres alvast in te lichten over de enquête. In dit telefoongesprek werd om medewerking gevraagd en tevens werd geïnformeerd of op dit adres ook daadwerkelijk COPD patiënten worden behandeld. In bijlage IV zijn de aandachtspunten opgenomen die tijdens het telefoongesprek in acht zijn genomen. Elk adres dat toestemming gaf, was dus op de hoogte van de komst van de enquête. Deze enquête was digitaal in te vullen, via een link die elk deelnemend adres per e-mail ontvangen heeft. In deze e-mail werd ook toegelicht waarom het onderzoek werd gehouden en wat de hoofdvraag inhield. In bijlage V is de e-mail te zien zoals deze verstuurd is naar de meewerkende adressen. In de eerste lijn zijn 82 adressen telefonisch benaderd, in de tweede lijn waren dat er 27 en in de derde lijn 52. Niet elk adres was bereikbaar en ook niet elk adres was bereid om mee te werken. Op sommige adressen waren meerdere therapeuten bereid om de enquête in te vullen.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
10
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
2.2 Opstellen van de enquête Naar aanleiding van de probleemstelling van dit onderzoek is er een enquête opgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van het boek ‘Basisboek Enquêteren en gestructureerd interviewen’.[24] Er is gekozen voor onderzoek met een enquête, omdat dit een redelijk eenvoudige manier is om snel aan gegevens te komen. De afnemer van de enquête kan in een aantal opgestelde vragen informeren naar wat hij wil weten. Het kost weinig tijd om de enquête te completeren. Bij het opstellen van de enquête is begonnen met het op papier zetten van vragen die van belang zouden kunnen zijn voor het onderzoek. Vervolgens zijn deze vragen in een juiste volgorde geplaatst en zijn ze zodanig geformuleerd dat ze bruikbaar zijn voor de enquête. Naar aanleiding van deze opgestelde enquête, is er een eerste pilot uitgevoerd; de enquête is gezien door drie docenten fysiotherapie. Zij hebben op- en aanmerkingen gegeven en aan de hand van die feedback is de enquête aangepast. Na die aanpassingen is er een tweede pilot van de enquête uitgevoerd onder negen fysiotherapeuten (stagebegeleiders). Er is gekozen voor deze groep personen omdat zij voldoende kennis hebben ten aanzien van het onderwerp van de enquête. Hierdoor doen zich geen problemen met betrekking tot taal- en/of woordgebruik (gebruikt in de enquête) voor en zal er nuttige en bruikbare feedback gegeven kunnen worden. Er is gevraagd aan de deelnemende fysiotherapeuten of zij tijdens het invullen van de enquête voornamelijk willen kijken naar de formulering en volgorde van de vragen, opzet van de enquête en eventuele ontbrekende/dubbele elementen. Eventuele op- en aanmerkingen zijn opnieuw verwerkt en de enquête is hierop aangepast. Vervolgens is de enquête omgezet in een html-versie (digitale versie) met behulp van Thesis Tools (www.thesistools.com). Met deze ontwikkelde html-versie van de enquête heeft een proefdraai plaatsgevonden (pilot 3) onder vijf medestudenten. Ook voor deze groep was de enquête leesbaar, aangezien zij ook bekend zijn met terminologie. Ten aanzien van deze proefdraai zijn geen problemen naar voren gekomen, en daarom werd de enquête als voldoende compleet beschouwd. De definitieve html-versie van de enquête is te vinden in de bijlage VI. In de definitieve enquête zijn allereerst algemene vragen gesteld met betrekking tot de leeftijd, werkplek, ervaring van de geënquêteerde. Vervolgens zijn er in de enquête specifiekere vragen gesteld met betrekking tot COPD. Er is gevraagd of de geënquêteerde bekend is met de richtlijn COPD en met de daarin genoemde meetinstrumenten. Ook is er gevraagd naar het daadwerkelijke gebruik van de betreffende meetinstrumenten (welke meetinstrumenten, wanneer deze werden gebruikt, consequent gebruik). Wanneer iemand heeft aangegeven dat bepaalde meetinstrumenten niet werden gebruikt door de geënquêteerde, werd gevraagd waarom dit niet gebeurde. De definitieve versie van de enquête bestaat uit 15 vragen, waarvan de eerste drie tot het algemeen deel horen. De overige vragen zijn specifieke vragen betreffende COPD en COPD meetinstrumenten. Van die overige vragen zijn er vijf open en zeven gesloten. Sommige vragen zijn opgesplitst in meerdere delen, vandaar dat het codeboek voor SPSS een stuk uitgebreider is, dan het hierboven genoemde aantal van 15. Het codeboek voor SPSS, zal worden besproken onder in de paragraaf ‘Analyse van gegevens’. Zoals in de paragraaf ‘samenstelling onderzoeksgroep’ werd vermeld, is de enquête per e-mail verzonden naar de betreffende adressen, nadat er eerst telefonisch contact is geweest. Naast een toelichtende tekst werd in de e-mail een link vermeld, via welke de persoon in kwestie de digitale enquête in kon vullen. Er werd gestreefd naar 30 ingevulde enquêtes voor de eerste lijn, 20 voor de tweede lijn en 25 voor de derde lijn, voordat er een start zou worden gemaakt met de verwerking van de resultaten. Indien deze aantallen niet bereikt zouden zijn, binnen twee en halve week na lancering van de enquête, zou er actie worden ondernomen om de respons hoger te krijgen. Die actiepunten zijn beschreven in de volgende paragraaf.
[24]
Baarda DB, De Goede MPM, Kalmijn M / ‘Basisboek enquêteren en gestructureerd interviewen: praktische handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van gestructureerde interviews’ / Educatieve Partners Nederland / 2004 / ISBN 90-207-3086-X
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
11
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
2.3 Actiepunten bij te weinig respons De streefgetallen voor respons waren na twee en halve week nog niet bereikt, daarom is er een e-mail ter herinnering verstuurd naar de adressen die op dat moment nog geen enquête hadden ingevuld. In bijlage VII is de herinnering e-mail weergegeven. Anders dan in het projectplan werd vermeld, is hier gekozen om te mailen in plaats van te bellen. Dit kostte minder tijd en bovendien kon degene die een e-mail toegestuurd kreeg, meteen via de opnieuw vermelde link bij de enquête komen. In de daarop volgende week is de respons zodanig verhoogd dat de streefgetallen voor de eerste en voor de derde lijn bereikt werden. De definitieve aantallen met betrekking tot de verkregen respons zullen besproken worden in het hoofdstuk Resultaten. 2.4 Analyse van gegevens Nadat er sprake was van voldoende respons, kon worden gestart met het invoeren en verwerken van gegevens. Hierbij is gebruik gemaakt van het programma SPSS. Om de gegevens uit de enquêtes te kunnen verwerken in SPSS is een codeboek opgesteld. Elke variabele kreeg een aantal coderingen, voor elk mogelijk antwoord 1. Per enquête moesten 77 variabelen worden ingevuld. In dit codeboek waren de open vragen ook meegenomen, maar toen de antwoorden van de open vragen met elkaar werden vergeleken, bleek dat die antwoorden zodanig uiteen liepen, dat er is besloten om deze tekstueel te verwerken en niet middels coderingen in SPSS. Het uiteindelijke codeboek bevatte dus 72 variabelen. Het opgestelde codeboek is te vinden in de bijlage VIII. Toen alle gegevens in SPSS ingevoerd waren is als eerste een populatie beschrijving gemaakt. In deze populatie beschrijving komen de volgende punten naar voren: geslacht, lijn, opleiding, werkervaring, specialisatie, aantal werknemers, aantal COPD patiënten, richtlijn aanwezig en wordt deze richtlijn consequent gebruikt. Dit is gedaan met behulp van het onderdeel frequenties binnen het programma SPSS. Daarna is getracht correlaties te leggen tussen de verschillende variabelen. Hierbij is gebruik gemaakt van de Pearson’s correlatie binnen SPSS. 2.5 Literatuuronderzoek Allereerst is met behulp van literatuuronderzoek uitgezocht of er al eerder een onderzoek is gedaan als dat wat in dit project is uitgevoerd. Zoektochten in databases Medline en PubMed met zoektermen ‘richtlijn COPD’, ‘guideline COPD’, ‘COPD measurements’ en combinaties van deze termen, leverden geen resultaten op waarin een soortgelijk onderzoek wordt weergegeven. Vervolgens kon worden gestart met het opstellen van een theoretisch kader. Om een theoretisch kader op te kunnen stellen, waarin informatie wordt verschaft over COPD en over de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD (2005), is literatuuronderzoek uitgevoerd. De volgende databases zijn hiervoor gebruikt: Medline, PubMed en DocOnline. Gezocht werd met de volgende termen: ‘Peakflow’, ‘6 minute walk test’, ‘Borg Scale’, ‘How to use CRDQ’, ‘pulsoxymetry’, ‘VAS-score’, ‘visual analog scaling measurement’, ‘visual analog scale’, ‘shuttle run’, ‘PI-max measurement’, ‘peak expiration flow’, ‘MPVC’, ‘inspiratiestand thorax’, ‘SGRQ’, ‘handheld dynamometer’, ‘grip strength dynamometer’. Veel termen werden gecombineerd met ‘COPD’, en/of ‘reliability’, en/of ‘review’, en/of ‘validity’. Wanneer een artikel via hierboven beschreven databases niet ‘full text’ verkrijgbaar was, werd de titel van het artikel ingevoerd in Google of in Google Scholar. In enkele gevallen kon zo wel het gehele artikel gedownload worden. Eén artikel werd opgevraagd bij het tijdschrift, waarin het artikel destijds gepubliceerd stond en dit is ontvangen per post. Elk gevonden artikel werd door twee personen gelezen en zij beoordeelden of de informatie als nuttig en betrouwbaar gezien mocht worden. Anders dan in het projectplan staat aangegeven, is hierbij wel gebruik gemaakt van de Cochrane beoordelingsformulieren, maar niet in hun pure vorm. Punten uit deze formulieren die belangrijk werden geacht ten aanzien van literatuuronderzoek met betrekking tot dit project, werden eruit gehaald en aan de hand daarvan werd een aantal nieuwe
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
12
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
beoordelingsformulieren opgesteld.[25] Deze opgestelde beoordelingsformulieren zijn terug te vinden in bijlage IX. Via Medline, PubMed en DocOnline werd vooral gezocht naar informatie over de meetinstrumenten, de informatie over COPD werd verkregen via www.astmafonds.nl/allesovercopd en via een bestaand afstudeerproject over COPD, gemaakt voor de opleiding bewegingswetenschappen. De precieze bronomschrijving van dat project staat weergegeven in het theoretisch kader. Uiteindelijk werden 18 bronnen van informatie (artikelen, maar ook beschrijvingen van meetinstrumenten via DocOnline, websites en informatie uit boeken) gebruikt als hulpmiddel om het theoretisch kader op te stellen. Deze voldeden allen aan de criteria, opgesteld in de zelf samengestelde beoordelingsformulieren. In het theoretisch kader is een beknopte omschrijving gegeven van wat COPD is, per meetinstrument is aangegeven waar het voor dient en wat de voor- en nadelen van dat meetinstrument zijn.
[25]
http://www.cochrane.nl/index.html / 24-05-2007 / downloads / 7 checklists: I beoordeling van het diagnostisch onderzoek, II beoordeling van Randomized Controlled Trial (RCT), III beoordeling cohort onderzoek, IV beoordeling patiënt-controle onderzoek, Va beoordeling systematische reviews RCT’s, Vb beoordeling diagnostische systematische review, Vc beoordeling systematische review van observationeel onderzoek
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
13
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Hoofdstuk 3: Resultaten In dit hoofdstuk zullen de resultaten worden weergegeven die verkregen zijn uit de analyse. Hierbij is gebruik gemaakt van het programma SPSS. De resultaten bruikbaar voor het beantwoorden van de hoofdvraag, zijn vooral verkregen uit de frequenties en uit de Pearson’s correlaties. Allereerst zullen algemene feiten over de populatie worden beschreven en vervolgens zullen onder verschillende paragrafen de resultaten worden weergegeven die van belang zijn bij het beantwoorden van de hoofdvragen van dit onderzoek. 3.1 Populatie Er zijn 68 enquêtes meegenomen in de analyse met SPSS. Dat is het aantal, nadat er veertien niet bruikbare enquêtes zijn verwijderd. Die veertien verwijderde enquêtes vormden 17% van het totaal aantal ingevulde enquêtes. Van de geanalyseerde enquêtes was 41% afkomstig uit de eerste lijn fysiotherapie, 31% uit de tweede lijn fysiotherapie en 19% uit de derde lijn fysiotherapie. Van de personen die de enquête hebben ingevuld is 72% man en 28% is vrouw. Voor ongeveer 70% van de respondenten* geldt dat zij meer dan tien jaar werkervaring hebben als fysiotherapeut. Tevens geldt dat circa 35% van de respondenten meer dan 20 COPD patiënten per week onder behandeling heeft. De KNGF-richtlijn COPD (2005) is bekend bij ongeveer 95% van de deelnemende fysiotherapeuten. En op 81% van de adressen is ook daadwerkelijk een richtlijn of protocol aanwezig betreffende de behandeling van COPD patiënten. Opmerkelijk is echter dat slechts in 22% van de gevallen die richtlijn of dat protocol ook consequent gebruikt wordt. De gegevens die hierboven beschreven staan zijn terug te vinden in bijlage X. 3.2 Bekendheid en consequent gebruik van de meetinstrumenten In onderstaande tekst zal per meetinstrument uit de KNGF-richtlijn COPD worden aangegeven hoeveel procent van de geanalyseerde respondenten ermee bekend is en hoeveel procent er gebruik van maakt. Dat gebruik maken van zal worden opgesplitst: hoeveel procent gebruikt consequent? En hoeveel procent gebruikt wel, maar nooit consequent? Tevens wordt aangegeven hoe wordt gedacht over de praktische toepasbaarheid en over de hoeveelheid informatie die de richtlijn aanbiedt over elk meetinstrument. Ter illustratie zullen bij het eerste meetinstrument, CRDQ, de antwoorden toegelicht worden met cirkeldiagrammen en tabellen. Deze cirkeldiagrammen en tabellen van de CRDQ vragenlijst zijn ook terug te vinden in bijlage XI. Voor de overige meetinstrumenten zijn de tabellen terug te vinden in bijlage XII. 3.2.1 Chronic Respiratory Disease Questionnaire (CRDQ) Deze vragenlijst is bekend bij 67,6% van de respondenten en wordt gebruikt door 17,6%. Dat zijn 12 personen. Van die twaalf personen is er één die het meetinstrument nooit consequent gebruikt. Dat is 8,3% van de gebruikers van de CRDQ (tabel 3.1). Tabel 3.1 Respondenten bekend met de CRDQ vragenlijst.
Bekend Onbekend Gebruikt Totaal
Frequentie 34 22 12 68
Percentage 50,0 32,4 17,6 100,0
Valide percentage 50,0 32,4 17,6 100,0
Cumulatief percentage 50,0 82,4 100,0
*
met ‘respondenten’ of ‘(deelnemende) fysiotherapeuten’ worden steeds alleen de respondenten bedoeld die ook meegenomen zijn in de analyse met SPSS
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
14
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Degenen die de vragenlijst wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld (cirkeldiagram 3.1): - Tijdens anamnese: 10,3% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 4,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 7,4 % van de totale onderzoekspopulatie - Nooit consequent: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie
4,41% n=3
32,35% n=22
10,29% n=7
7,35% n=5
Anamnese Anamnese en afsluiting Anamnese, evaluatie en afsluiting Nooit consequent Bekend maar niet gebruikt Onbekend
1,47% n=1
44,12% n=30
Cirkeldiagram 3.1 Consequent gebruik van de CRDQ vragenlijst.
Verder zegt 32,4% het meetinstrument goed praktisch bruikbaar te vinden, tegenover 8,8% die zegt dat het slecht praktisch bruikbaar is (Cirkeldiagram 3.2).
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
15
Linda, Rob, Ken en Tom
29,41% n=20
Afstudeerproject COPD
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Missinglink
32,35% n=22
29,41% n=20 8,82% n=6
Cirkeldiagram 3.2 Praktische toepasbaarheid van de CRDQ vragenlijst.
Tot slot vindt 29,4% van de respondenten dat de richtlijn COPD voldoende informatie geeft over de CRDQ (cirkeldiagram 3.3).
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Missinglink 29,41% n=20
58,82% n=40 5,88% n=4 5,88% n=4
Cirkeldiagram 3.3 Voldoende informatie over de CRDQ vragenlijst in de KNGF-richtlijn.
In de antwoorden op de open vragen komt over de CRDQ vooral naar voren, dat therapeuten het een tijdrovend meetinstrument vinden en dat de patiënt moeite heeft met het scoren van de vragen.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
16
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
3.2.2 St. George’s Respiratory Questionnaire (SGRQ) Deze vragenlijst is bekend bij 45,5% van de respondenten en wordt gebruikt door 17,6 procent. Dat zijn twaalf personen. Van die twaalf personen zijn er twee die de SGRQ nooit consequent gebruiken. Dat is 16,7 procent van de gebruikers van de SGRQ. Degenen die de vragenlijst wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 4,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens evaluatie: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 5,9% van de totale onderzoekspopulatie Verder zegt 19,1% dat de SGRQ goed praktisch bruikbaar is, 10,3% vindt de vragenlijst echter slecht praktisch bruikbaar. Tot slot zegt 27,9% dat de richtlijn COPD voldoende informatie geeft over dit meetinstrument. In de antwoorden op de open vragen komt vooral naar voren over de SGRQ dat het tijdrovend is om af te nemen, dat het meetinstrument gecompliceerd is en dat de scoringslijst niet gratis verkrijgbaar is. 3.2.3 Medisch Psychologische Vragenlijst voor CARA-patiënten (MPVC) Met deze Nederlandse vragenlijst is slechts 27,9% van de deelnemers bekend. Niet meer dan 2,9% van de respondenten gebruikt de MPVC. Dat komt neer op twee personen. Twee personen, waarvan er één wel consequent gebruik maakt van de MPVC en één niet. Er is dus één persoon die nooit consequent gebruikt. Vreemd is dat er maar twee personen zijn die zeggen het meetinstrument te gebruiken, maar vervolgens zijn er drie personen die beschrijven hoe en wanneer ze de MPVC gebruiken. Deze niet kloppende getallen komen bij meerdere meetinstrumenten voor, dit is een punt dat in de discussie verder aan bod zal komen. Het consequent gebruik is als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie De MPVC wordt door 14,7% beoordeeld als goed praktisch bruikbaar en door 2,9% als slecht praktisch bruikbaar. Hetzelfde aantal vindt dat de richtlijn COPD voldoende informatie geeft over de MPVC. In de antwoorden van de open vragen zijn geen specifieke opmerkingen over de MPVC naar voren gekomen. 3.2.4 Peakflow meting Een groot aantal (80,9%) van de van de respondenten is bekend met deze meting, maar slechts 44,1% maakt gebruik van de Peakflow meting. Van de respondenten die gebruik maken van de Peakflow meting, maken 53,3% nooit consequent gebruik. Degenen die de vragenlijst wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 7,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 4,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 10,3% van de totale onderzoekspopulatie De Peakflow meting wordt door 48,5% beoordeeld als goed praktisch bruikbaar en door 8,8% slecht praktisch bruikbaar. Van de respondenten vindt 38,2% dat de richtlijn voldoende informatie geeft over de Peakflow meting. Uit de open vragen komt naar voren gekomen dat de Peakflow meting een moment opname is en geen aanvulling op de therapie heeft. Ook komt uit de open vragen dat de Peakflow meting geen betrouwbare informatie zou geven.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
17
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
3.2.5 Inspiratiestand Thorax Met deze eenvoudige meting is 75,9% van de deelnemers bekend; toch maakt slechts 23,5% gebruik van deze meting. Van de respondenten die gebruik maken van de meting van de inspiratiestand van de thorax, maakt 50% nooit consequent gebruik. Degenen die de vragenlijst wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 5,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 5,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie. De inspiratiestand thorax meting wordt door 35,3% beoordeeld als goed praktisch bruikbaar, 7,4% beoordeelt de inspiratiestand meting als slecht praktisch buikbaar. 22,1% van de respondenten vindt dat de richtlijn voldoende informatie geeft over de inspiratiestand thorax meting, hierbij kan echter opgemerkt worden dat 63,2% deze vraag niet in heeft gevuld. In de antwoorden op de open vragen komt vooral naar voor dat er therapeuten zijn die de meerwaarde van deze meting niet zien. Hun therapie wordt niet beïnvloed door de inspiratiestand van de thorax. 3.2.6 PI-max (meting van de maximale inspiratiedruk) Van alle respondenten is 57,5% bekend met deze meting en 29,4% gebruikt deze meting. Dat zijn 20 personen. Van die 20 personen zijn er 11 die de PI-max meting nooit consequent gebruiken. Dat betekent dat maarliefst 50% van de gebruikers nooit consequent gebruikt. Degenen die de PI-max meting wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 5,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie Dat de PI-max meting goed praktisch bruikbaar is, vindt 35,3% van de respondenten. Tegenover 7,4% die het meetinstrument als slecht praktisch bruikbaar beoordeelt. Volgens 22,1% geeft de richtlijn COPD voldoende informatie over deze meting, maar ook hier geldt weer dat 63,2% de vraag niet invulde. In de antwoorden op de open vragen komen geen specifieke opmerkingen over de PI-max meting voor. 3.2.7 6 Minuten wandeltest Met deze test is 83,3% van de respondenten bekend en maar liefst 63,2% gebruikt dit meetinstrument. Dat zijn 43 personen. Echter 12 (27,9%) van hen gebruiken de 6 minuten wandeltest nooit consequent. Degenen die de test wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens evaluatie: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 5,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 7,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens evaluatie en afsluiting: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 29,4% van de totale onderzoekspopulatie De vraag of de 6 minuten wandeltest goed praktisch bruikbaar is, wordt door 67,6% van de respondenten met ‘ja’ beantwoord en 2,9% van de respondenten antwoordde ‘nee’. Bijna de helft van de respondenten (47,1%) vindt dat de richtlijn COPD voldoende informatie biedt over dit meetinstrument.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
18
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
In de antwoorden op de open vragen wordt door verschillende therapeuten aangegeven dat zij de test niet gebruiken, vanwege ruimtegebrek. Verder wordt door sommigen een andere (vergelijkbare) test gebruikt (bijvoorbeeld de 2 minuten wandeltest of de maximale inspanningstest). 3.2.8 Shuttle Run test Van de deelnemende therapeuten is 63,2% bekend met de Shuttle Run test. De test wordt echter slechts door 4,4% (3 personen) gebruikt, maar geen enkele van hen gebruikt de test consequent. Toch geeft één persoon (1,5%) aan de Shuttle Run test consequent tijdens de anamnese te gebruiken. Dit komt in de discussie aan bod. Niet meer dan 7,4% van de respondenten vindt de Shuttle Run test goed praktisch bruikbaar en 22,1% beoordeelt de praktische bruikbaarheid als slecht. De vraag of de richtlijn COPD voldoende informatie geeft over de Shuttle Run test werd door 76,5% niet ingevuld. 11,8% gaf aan dat de richtlijn voldoende informatie geeft. In de antwoorden op de open vragen wordt over de Shuttle Run test vooral aangegeven dat de belastbaarheid van de COPD patiënt te laag is (of de belasting van deze test te hoog), om deze test te kunnen gebruiken. Een ander argument om de test niet te gebruiken is gebrek aan ruimte. 3.2.9 Saturatiemeter De saturatiemeter is een meetinstrument dat bij 92,6% van de respondenten bekend is en dat door 79,4% wordt gebruikt. Dat zijn 54 therapeuten. Van die 54 therapeuten, zijn er zeven die de meter nooit consequent gebruiken. Dat is 13% van alle gebruikers. Degenen die de saturatiemeter wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens evaluatie: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 7,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 55,9% van de totale onderzoekspopulatie Van de respondenten geeft 76,5% aan tevreden te zijn over de praktische bruikbaarheid van dit meetinstrument, 1,5% vindt de saturatiemeter slecht praktisch bruikbaar. Meer dan de helft van de respondenten (51,5%) vindt dat de richtlijn COPD voldoende informatie geeft over de saturatiemeter. Wat hierbij opgemerkt kan worden is dat 38,2% de vraag niet in heeft gevuld. Een opmerking die bij de open vragen wordt gegeven is dat de saturatiemeter niet persé iets hoeft te zeggen over de mate van dyspneu (gevoel van benauwdheid). 3.2.10 Borg schaal Met deze eenvoudig te gebruiken schaal is 82,3% van de respondenten bekend en wordt door 58,8% gebruikt. Dat zijn 40 personen, waarvan er 12 zijn die het meetinstrument nooit consequent gebruiken. Dat betekent dat 30% van de gebruikers de Borg schaal nooit consequent gebruikt. De respondenten die de Borg schaal wel consequent gebruiken, zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 7,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens evaluatie en afsluiting: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 30,9% van de totale onderzoekspopulatie Op de vraag of de Borg schaal goed praktisch bruikbaar is heeft 58,8% ‘ja’ geantwoord, 2,9% antwoordde met ‘nee’. Dat de richtlijn voldoende informatie geeft, vindt 39,7% van de respondenten. Deze vraag werd door 52,9% niet ingevuld. In de antwoorden op de open vragen komt naar voren dat er therapeuten zijn die de Borg schaal beter bruikbaar vinden dan de VAS schaal.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
19
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
3.2.11 Visual Analogue Scale (VAS) Deze schaal is bij 86,8% van de deelnemende therapeuten bekend en hij wordt gebruikt door 47,1% (32 personen). Van de gebruikers van de VAS, gebruikt 53% nooit consequent. Degenen die de VAS schaal wel consequent gebruiken zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 7,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 1,5% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 4,4% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 13,2% van de totale onderzoekspopulatie Van de respondenten vindt 57,4% dat de VAS schaal goed praktisch bruikbaar is en 32,4% vindt dat de richtlijn COPD voldoende informatie biedt over dit meetinstrument. Die laatste vraag werd echter door 60,3% niet beantwoord. In de antwoorden op de open vragen komt naar voren dat er therapeuten zijn die de Borg schaal beter bruikbaar vinden dan de VAS schaal. 3.2.12 Handheld Dynamometer Dit is een meetinstrument dat bij 76,4% van de respondenten bekend is en dat door 42,6% wordt gebruikt. Dat zijn 29 gebruikers, waarvan er 11 zijn die het meetinstrument nooit consequent gebruiken. Dat is 37,9% van de gebruikers. Degenen die dit meetinstrument wel consequent gebruiken zijn als volgt verdeeld: - Tijdens anamnese: 2,9% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en evaluatie: 1,55 van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese en afsluiting: 8,8% van de totale onderzoekspopulatie - Tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting: 13,2% van de totale onderzoekspopulatie De Handheld Dynamometer wordt door 38,2% goed praktisch bruikbaar gevonden, 10,3% denkt daar niet zo over. De richtlijn COPD geeft volgens 26,5% voldoende informatie over dit meetinstrument. Deze vraag werd niet ingevuld door 58,8% van de respondenten. In de antwoorden op de open vragen geven enkele therapeuten aan dat de uitvoering wellicht herzien mag worden. Verder is er een respondent van mening dat voor de Handheld Dynamometer een slechte intrabeoordelaars betrouwbaarheid geldt. 3.2.13 Een overzicht van hierboven vermelde resultaten In de onderstaande tabellen 3.2 en 3.3 zijn de resultaten van hierboven kort samengevat. Tabel 3.2 ‘gebruik’ van meest gebruikt naar minst gebruikt & ‘consequent gebruik’ en ‘nooit consequent gebruikt’ per meetinstrument N.B. Percentages in de laatste twee kolommen zijn percentages genomen van het totaal aantal gebruikers per meetinstrument
Gebruik Saturatiemeter 6 minuten wandeltest Borg schaal VAS schaal Peakflow Handheld Dynamometer PI-max Inspiratiestand thorax CRDQ SGRQ Shuttle Run MPVC
79,4% 63,2% 58,8% 47,1% 44,1% 42,6% 29,4% 23,5% 17,6% 17,6% 4,4% 2,9%
Consequent gebruik 87% 72,1% 70% 47% 46,7% 62,1% 50% 50% 91,7% 83,3% 0% 50%
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
Nooit consequent gebruikt 13% 27,9% 30% 53% 53,3% 37,9% 50% 50% 8,3% 16,7% 100% 50%
20
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Tabel 3.3 ‘praktische toepasbaarheid’ van goed naar slecht
Saturatiemeter 6 minuten wandeltest Borg schaal VAS schaal Peakflow Handheld Dynamometer Inspiratiestand thorax PI-max CRDQ SGRQ MPVC Shuttle Run
Praktische toepasbaarheid 76,5% 67,6% 58,8% 57,4% 48,5% 38,2% 35,3% 35,3% 32,4% 19,1% 14,7% 7,4%
3.3 Verschillen in gebruik tussen de verschillende lijnen Aan het begin van dit hoofdstuk werden de resultaten per meetinstrument gegeven met percentages berekend over de totale onderzoekspopulatie. Echter, om de hoofdvraag van dit onderzoek te kunnen beantwoorden, dienen de resultaten ook per lijn te worden weergegeven. Daarom volgt hieronder een opsomming van opvallende feiten, verdeeld per lijn. Sommige feiten zullen een herhaling vormen van wat aan het begin van dit hoofdstuk al is weergegeven, maar toch is het van belang om de cijfers ook per lijn in een overzicht te krijgen. Dit ten aanzien van het beantwoorden van de hoofdvraag. Daarin wordt immers gevraagd naar het consequent gebruik per lijn. De gegevens die in de komende paragrafen beschreven worden zijn afkomstig uit bijlage XIII. 3.3.1 Eerste lijn Het aantal respondenten in de eerste lijn wordt hier gezien als 100%. De hier genoemde percentages zijn dus een percentage van de eerste lijn en niet van de totale onderzoeksgroep. Binnen de eerste lijn wordt de CRDQ vragenlijst door 21% van de respondenten consequent gebruikt binnen de anamnese. De SGRQ wordt tijdens de anamnese en evaluatie door 7% van respondenten consequent gebruikt. Met de SGRQ is 57% van de respondenten onbekend, 25% van de respondenten is wel bekend met deze vragenlijst, maar maakt er geen gebruik van. De MPVC is binnen de eerste lijn het minst bekend, met deze Nederlandse vragenlijst is 79% van de respondenten onbekend. De MPVC wordt door slechts 3% van de respondenten consequent gebruikt in de anamnese. De Peakflow meting wordt door 14% van de respondenten consequent gebruikt binnen de anamnese. 21% Maakt zelfs tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting consequent gebruik van dit meetinstrument. De inspiratie stand van de thorax wordt door 18% van de respondenten wel gemeten, maar deze meting wordt door geen enkele gebruiker consequent uitgevoerd. 39% is wel bekend met deze meting, maar maakt er geen gebruik van. 21% Heeft zelfs nog nooit gehoord van het meten van de inspiratie stand van de thorax. De PI-max meting is bij 21% van de respondenten wel bekend, maar zij maken er geen gebruik van. 57% Van de respondenten is onbekend met de PI-max. De 6 minuten wandeltest wordt binnen de eerste lijn door 14% van de respondenten consequent gebruikt in de anamnese en evaluatie. Door 21% van de respondenten wordt de 6 minuten wandeltest consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. Van de respondenten is 61% wel bekend met de Shuttle Run test, maar maakt er geen gebruik van. 36% Van de respondenten in de eerste lijn is niet bekend met de Shuttle Run test. De saturatiemeter wordt door maarliefst 36% van de respondenten consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. Verder is 25% van de respondenten in deze lijn wel bekend met dit meetinstrument, maar maakt er geen gebruik van.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
21
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
In de anamnese wordt de Borg Schaal door 18% van de respondenten consequent gebruikt, 21% van de respondenten maakt zelfs altijd consequent gebruik van dit meetinstrument. 11% Van de respondenten maakt wel gebruik van de Borg schaal, maar gebruikt dit meetinstrument nooit consequent. De VAS schaal wordt door 18% van de respondenten consequent gebruikt binnen de anamnese en 25% van de respondenten maakt wel gebruik van de VAS schaal, maar gebruikt de VAS schaal nooit consequent. De Handheld Dynamometer wordt door 7% van de respondenten consequent gebruikt binnen de anamnese. Door 7% van de respondenten wordt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting consequent gebruik gemaakt van de handheld dynamometer. 39% Van de respondenten binnen de eerste lijn is wel bekend met de handheld meter, maar maakt er geen gebruik van. 3.3.2 Tweede lijn Het aantal respondenten in de tweede lijn wordt hier gezien als 100%. De hier genoemde percentages zijn dus een percentage van de tweede lijn en niet van de totale onderzoeksgroep. De CRDQ wordt in de tweede lijn door 14% van de respondenten consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. De SGRQ wordt door 10% van de respondenten consequent gebruikt binnen de anamnese, 10% maakt consequent gebruik van de SGRQ tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. De MPVC wordt binnen de tweede lijn in het geheel niet consequent gebruikt, 57% is zelfs niet bekend met deze Nederlandse vragenlijst. De Peakflow meting wordt door 24% van de respondenten wel gebruikt, maar niet consequent. 48% Van de respondenten is wel bekend met deze meting, maar maakt er geen gebruik van. 5% Van de respondenten maakt consequent gebruik van de Peakflow meting tijdens de anamnese en 5% gebruikt de Peakflow tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. De inspiratiestand van de thorax wordt door 10% van de respondenten wel gemeten, maar deze meting wordt nooit consequent uitgevoerd. 81% Van de respondenten is wel bekend met het meten van de inspiratiestand, maar maakt er nooit gebruik van. De PI-max meting wordt door 14% van de respondenten consequent gebruikt binnen de anamnese en evaluatie. 14% Van de respondenten maakt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting consequent gebruik van de PI-max meting. 29% Van de respondenten maakt wel gebruik van de PI-max meting, maar meet nooit consequent. De 6 minuten wandeltest wordt door 66% van de respondenten altijd (tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting) consequent gebruikt. 19% Van de respondenten maakt alleen tijdens de anamnese en afsluiting consequent gebruik van de 6 minuten wandeltest. Van de respondenten maakt 10% wel gebruik van de Shuttle Run test, maar zij gebruiken deze test nooit consequent. Circa driekwart (76%) is wel bekend met de Shuttle Run test, maar maakt er geen gebruik van. De saturatiemeter wordt door een groot aantal (81%) van de respondenten altijd (tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting) consequent gebruikt. Tijdens de anamnese wordt de Borg schaal door 24% van de respondenten consequent gebruikt. 29% Van respondenten maakt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting consequent gebruik van de Borg schaal. De VAS schaal wordt door 24% van de respondenten consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting en 14% van de respondenten maakt wel gebruik van de VAS schaal, maar voert deze meting nooit consequent uit. Eenderde (33%) van de respondenten maakt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting consequent gebruik van de Handheld Dynamometer, 19% van de respondenten maakt alleen tijdens de anamnese en afsluiting consequent gebruik van de Handheld Dynamometer.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
22
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
3.3.3 Derde lijn Het aantal respondenten in de derde lijn wordt hier gezien als 100%. De hier genoemde percentages zijn dus een percentage van de derde lijn en niet van de totale onderzoeksgroep. De CRDQ wordt door 11% van de respondenten binnen de derde lijn consequent gebruikt binnen anamnese en afsluiting. Van de respondenten is meer dan de helft (63%) niet bekend met de CRDQ vragenlijst. Van de respondenten maakt 11% consequent gebruik van de SGRQ tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. Een groot aantal (79%) van de respondenten is niet bekend met de SGRQ. Eveneens een groot aantal (79%) van de respondenten is onbekend met de MPVC. 11% Van de respondenten binnen de derde lijn maakt consequent gebruik van de Peakflow meter tijdens anamnese en afsluiting. Bijna de helft (42%) van de respondenten maakt wel gebruik van de Peakflow meter, maar nooit consequent. De inspiratiestand van de thorax wordt door 16% van de respondenten consequent tijdens de anamnese en afsluiting gemeten. Echter 42% is niet eens bekend met het meten van de inspiratiestand. De PI-max meting wordt door 11% van de respondenten tijdens de anamnese en afsluiting consequent gebruikt. 11% Gebruikt de PI-max meting wel, maar gebruikt dit meetinstrument nooit consequent. De 6 minuten wandeltest wordt door 26% van de respondenten gebruikt, maar deze test wordt niet consequent uitgevoerd. 5% Van de respondenten maakt consequent gebruik van de 6 min wandeltest tijdens anamnese en afsluiting. De Shuttle Run test wordt door geen enkele respondent consequent gebruikt, 63% is zelfs niet bekend met de Shuttle Run test. De saturatiemeter wordt door 58% van de respondenten consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting, 11% van de respondenten maakt alleen tijdens de anamnese en afsluiting consequent gebruik van de saturatiemeter. 11% Van de respondenten maakt altijd (anamnese,evaluatie,afsluiting) consequent gebruik van de Borg schaal, 32% maakt nooit consequent gebruik van de Borg schaal. De VAS schaal wordt door 37% van de respondenten nooit consequent gebruikt. 16% Van respondenten maakt nooit consequent gebruik van de handheld meter, 53% van de respondenten is zelfs niet bekend met de handheld meter. De handheld meter wordt door 5% van de respondenten consequent gebruikt tijdens anamnese en afsluiting. Een samenvatting van het bovengenoemde zal worden weergegeven in het hoofdstuk Conclusie. Hier zal ook worden beschreven wat uit deze resultaten kan worden afgeleid. 3.4 Opmerkingen ten aanzien van de meetinstrumenten in de KNGF-richtlijn COPD In deze paragraaf wordt aangegeven wat de opmerkingen waren vanuit de antwoorden op de open vragen ten aanzien van de meetinstrumenten in de KNGF-richtlijn COPD. In deze opmerkingen zullen oorzaken voor niet consequent gebruik van de meetinstrumenten te vinden zijn en worden er tips gegeven van waaruit oplossingen kunnen worden aangedragen. Niet alle antwoorden zullen hier worden weergegeven. Alleen de antwoorden die opmerkelijk waren en die duidelijk genoeg zijn om van betekenis te zijn bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag behorende bij dit project. Alle antwoorden die verkregen zijn vanuit de enquêtes zijn terug te vinden in bijlage XIV. Er is getracht om ook de verschillen tussen de eerste, tweede en derde lijn fysiotherapie aan te geven. Hier worden de opmerkingen/meningen van de deelnemende fysiotherapeuten genoemd. Wat benadrukt mag worden is dat die opmerkingen niet per definitie als ‘waar’ gezien hoeven te worden. Wanneer iemand bijvoorbeeld vindt dat een bepaald meetinstrument onbetrouwbaar is, wil dat nog niet zeggen dat dit uit wetenschappelijk onderzoek ook blijkt te zijn. 3.4.1 Waarom worden bepaalde meetinstrumenten niet gebruikt? Er wordt aangegeven dat er te weinig inhoudelijk bekend is over de betreffende meetinstrumenten, dit geldt met name voor de eerste en derde lijn.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
23
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Zowel in de eerste als in de derde lijn geven respondenten aan dat bepaalde materialen voor verschillende metingen niet aanwezig zijn, zoals een handheld dynamometer of een Peakflow meter. In de tweede lijn lijkt dat geen probleem te vormen, niemand heeft er immers een opmerking over gemaakt. Het kleine aantal COPD patiënten dat in de eerste en derde lijn wordt behandeld, wordt ook regelmatig aangedragen als argument om de meetinstrumenten niet te gebruiken. Hierbij wordt niet een meetinstrument in het bijzonder genoemd. In zowel de eerste, tweede, als derde lijn wordt gezegd dat een patiënt vaak al gescreend is in het ziekenhuis door een longarts of longverpleegkundige. De resultaten van hun metingen worden meegenomen bij het opstellen van een behandelplan voor de COPD patiënt. Daarom worden de metingen niet nog eens verricht door de fysiotherapeut. Over de drie verschillende vragenlijsten (MPVC, CRDQ, SGRQ) wordt in elke lijn opgemerkt dat deze erg tijdrovend zijn en daarom te arbeidsintensief. Veel therapeuten vinden het ook voldoende om één vragenlijst te gebruiken in plaats van alle vragenlijsten die genoemd worden in de richtlijn. In de eerste en derde lijn geven therapeuten aan dat er nog een protocol moet komen op dat adres voor de behandeling van COPD patiënten. In de tweede lijn wordt hierover niets gezegd en uit de cijfers van het onderzoek blijkt ook dat op alle deelnemende adressen in de tweede lijn een protocol aanwezig is. Tot slot is er in de eerste lijn nog een respondent die vindt dat hij/zij voldoende informatie krijgt uit de metingen van fitnessapparatuur (weerstand, tijd, hartslag en dergelijke). Dat zijn algemene opmerkingen die worden gegeven over de meetinstrumenten. Er zijn nog enkele meetinstrumenten waarover specifiek opmerkingen worden gemaakt. De Shuttle Run test bijvoorbeeld; deze wordt in elke lijn als te belastend beoordeeld en daarom wordt deze erg weinig gebruikt (slechts drie respondenten gebruiken deze test). In de derde lijn geeft ook nog iemand aan dat de 6 minuten wandeltest voor patiënten in het verpleeghuis vaak te zwaar is. Een ander probleem met de Shuttle Run test en de 6 minuten wandeltest is dat er vaak te weinig ruimte is om de test uit te kunnen voeren. Dit laatste wordt vooral in de eerste en derde lijn aangegeven. Over het meten van de inspiratiestand van de thorax geven meerdere therapeuten aan dat deze meting geen meerwaarde biedt voor de therapie. De VAS wordt in de eerste en de tweede lijn niet altijd gebruikt. Hiervoor worden twee verschillende redenen gegeven. Als eerste wordt genoemd dat de VAS zich op pijn richt. Pijn is geen factor bij COPD patiënten van daar wordt de VAS niet gebruikt. De tweede reden is dat de Borg beter bruikbaar is dan de VAS in het geval van COPD. Tot slot wordt over de peakflow meting gezegd dat deze niet betrouwbaar zou zijn. Deze opmerking kwam vanuit de derde lijn. 3.4.2 Waarom worden bepaalde meetinstrumenten slecht praktisch bruikbaar gevonden? Op de vraag waarom een bepaald meetinstrument slecht praktisch bruikbaar wordt gevonden, wordt vaak een soortgelijk antwoord gegeven als op de vraag waarom een bepaald meetinstrument niet gebruikt wordt. Slechte praktische bruikbaarheid is dus blijkbaar een van de hoofdredenen om een bepaald meetinstrument niet te gebruiken. Hier komt weer de Shuttle Run test naar voren, in zowel de eerste, tweede, als derde lijn. Er worden twee redenen gegeven waarom de Shuttle Run test slecht praktisch bruikbaar wordt gevonden: de test is te belastend voor de patiënt en er is te weinig ruimte om de test uit te kunnen voeren. In de derde lijn wordt nog opgemerkt dat ook de 6 minuten wandeltest te zwaar zou zijn. De verschillende vragenlijsten worden slecht praktisch bruikbaar gevonden omdat het erg tijdrovend is om de vragenlijsten af te nemen. Ook dit wordt in alledrie de lijnen als argument genoemd. Over de Peakflow wordt gezegd dat dit slechts een momentopname is en dat het resultaat van die meting geen aanvulling geeft op de therapie. Tot slot wordt over het meten van de inspiratiestand van de thorax opgemerkt dat deze meting geen toegevoegde waarde biedt.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
24
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
3.4.3 Algemene opmerkingen ten aanzien van de meetinstrumenten Vanuit de eerste lijn worden twee algemene opmerkingen gegeven. Allereerst wordt gezegd dat de richtlijn teveel meetinstrumenten noemt. Een ander geeft de opmerking: “niet eenduidig”. Wat daar precies mee bedoeld wordt is niet geheel duidelijk. Iemand in de tweede lijn is van mening dat de uitgangshoudingen en de uitvoering van het meten met de handheld dynamometer mogen worden herzien. Een ander zegt over de saturatiemeter dat de waarde die deze meter weergeeft, niet altijd iets hoeft te zeggen over de toestand van de patiënt. En een derde therapeut zegt: “Het toepassen van de meetinstrumenten hangt sterk af van de tijd die je kunt spenderen aan de patiënt”. In de derde lijn wordt de opmerking gemaakt dat de richtlijn COPD te uitgebreid is in het noemen van meetinstrumenten en te weinig concreet. 3.4.4 Welke andere meetinstrumenten worden gebruikt? Naast de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF-richtlijn COPD (2005), zijn er een heleboel andere meetinstrumenten die door fysiotherapeuten in de eerste, tweede en derde lijn worden gebruikt bij de behandeling van COPD patiënten. Per lijn zal worden aangegeven welke meetinstrumenten de respondenten van dit onderzoek gebruiken(tabel 3.4). Tabel 3.4 Overige meetinstrumenten.
Eerste lijn ((sub)maximale) Fietstest Astrand Test Hartslagmeter Weegschaal/meetlint/impedantiemeter (voor het meten van de lichaamssamenstelling) Spirometer VO²max. meter CCQ vragenlijst Quebec Pain Disability Scale Bloeddrukmeter
Tweede lijn Maximale inspanningstest Trappentest Bepalen van 1RM met fitnessapparatuur Triflow meter (kracht inspiratie)
Derde lijn Maximale inspanningstest 2 Minuten looptest HRR(Heart Rate Reserve berekenen) Nijmegen vragenschaal (stressgerelateerde ademhalingsproblemen)
Micro FET CCQ vragenlijst Biodex (spierkracht in kaart brengen) Spirometer Jamar handkrachtmeter
In de antwoorden op de vraag welke andere meetinstrumenten werden gebruikt bij de behandeling van COPD patiënten kwam ook naar voren dat sommige meetinstrumenten die wel in de richtlijn COPD voorkomen ook gebruikt werden op andere momenten dan die aangegeven konden worden in de enquête. De saturatiemeter bijvoorbeeld, wordt ook gebruikt tijdens inspanning. De respondenten die dit aangeven zien echter het begrip ‘evaluatie’ niet in zijn breedste zin. Zij hebben onder evaluatie wellicht een evaluerende toetsing en/of gesprek verstaan, terwijl elk moment van meting eigenlijk een evaluatie is. 3.4.5 Opmerkingen ten aanzien van de KNGF-richtlijn COPD De meningen over de KNGF-richtlijn COPD (2005) zijn verdeeld. Uitspraken als “goede leidraad” of “goed hanteerbaar”, worden afgewisseld door opmerkingen als “geen relevante informatie over meetinstrumenten in de richtlijn”. Overige opvallende opmerkingen worden hier weergegeven: • “Het is een lange uitgebreide richtlijn, waarvan maar een klein gedeelte voor fysiotherapie bestemd is”. • “Richtlijn inhoudelijk onvoldoende bekend. Veel gewerkt naar eigen inzicht”. • “Veel gericht op sputumklaring, te weinig op trainingsmogelijkheden- en vormen”. • “Relatie stress – COPD onvoldoende belicht”. • “Moeilijk de richtlijn te implementeren, weinig COPD patiënten”.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
25
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Verder waren er weinig bruikbare antwoorden op de vraag of er nog opmerkingen waren ten aanzien van de KNGF-richtlijn COPD. Veel opmerkingen zijn onvolledig of onduidelijk. Er wordt bijvoorbeeld de opmerking ‘onduidelijke vraagstelling’ gegeven, maar daarbij wordt niet vermeld waarom dat gevonden wordt en over welke vraag het precies gaat. Bovendien vulden erg weinig respondenten de vraag in over of de richtlijn voldoende informatie biedt per meetinstrument. Dat maakt het des te moeilijker om oplossingen aan te dragen om het consequent gebruik van de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD te stimuleren. 3.5 Verbanden tussen verschillende variabelen Om de oorzaken te achterhalen van het al dan niet consequent gebruik van de meetinstrumenten genoemd in de COPD richtlijn is er gezocht naar verbanden tussen de diverse variabelen met het programma SPSS. Er is gebruik gemaakt van de Pearson’s correlatie en van kruistabellen. De volgende variabelen zijn met elkaar gecorreleerd: 1. Correlatie tussen aantal COPD patiënten en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 2. Correlatie tussen bekendheid van de KNGF-richtlijn COPD en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 3. Correlatie tussen aanwezigheid van een eigen richtlijn en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 4. Correlatie tussen geboortedatum en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 5. Correlatie tussen geslacht en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 6. Correlatie tussen opleiding en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 7. Correlatie tussen werkervaring en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 8. Correlatie tussen het aanwezig zijn van een specialiseerde fysiotherapeut in de behandeling van COPD patiënten en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn 9. Correlatie tussen het consequent gebruik maken van de meetinstrumenten en de praktische toepasbaarheid van de betreffende meetinstrumenten en de correlatie tussen het consequent gebruik maken van de meetinstrumenten en of de KNGF-richtlijn voldoende informatie verschaft over het betreffende meetinstrument Uit de resultaten kwamen geen duidelijke verbanden naar voren, daarom worden zij hier niet weergegeven. De bovenstaande gecorreleerde variabelen zijn te vinden in bijlage XV. Uit de correlatie ‘gespecialiseerd zijn in het behandelen van COPD patiënten’ en het ‘consequent gebruik van de richtlijn’ is echter wel een verband naar voren gekomen. Deze resultaten worden in onderstaande tekst gepresenteerd. De totale populatie bestaat uit 68 respondenten, er zijn 11 respondenten met een missing link (vraag niet ingevuld). Van de 57 respondenten zijn er 41 gespecialiseerd in het behandelen van COPD patiënten. Hiervan zijn er 17 uit de eerste lijn, 18 uit de tweede lijn en zes uit de derde lijn. Dat wil zeggen dat er 16 adressen zijn, waar geen fysiotherapeut is die gespecialiseerd is in de behandeling van COPD patiënten. Van deze adressen zitten er zeven in de eerste lijn, één in de tweede lijn en acht in de derde lijn. De correlatie tussen de drie lijnen als geheel en gespecialiseerd zijn in het behandelen van COPD patiënten is 0,196. Dat wil zeggen dat er geen relatie is tussen het gespecialiseerd zijn in het behandelen van COPD patiënten en het consequent gebruik van de richtlijn. Hierna is er specifiek per lijn gekeken of er een correlatie is tussen het gespecialiseerd zijn in het behandelen van COPD patiënten en het consequent gebruik van de richtlijn. Hieruit is het volgende naar voren gekomen, de eerste lijn 0,243, tweede lijn -0,309 en voor de derde lijn 0,559 met een 2-tailed significantie van 0,038 (tabel 3.5). Dit wil dus zeggen dat er voor de eerste lijn geen relatie is tussen het aanwezig zijn van een gespecialiseerde fysiotherapeut en het consequent
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
26
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
gebruik van een richtlijn voor het behandeling van een COPD patiënten. Voor de tweede lijn is er een negatieve niet verwaarloosbare relatie tussen het aanwezig zijn van een gespecialiseerde fysiotherapeut en het consequent gebruik maken van een richtlijn voor de behandeling van COPD patiënten. Dit houdt in dat als de ene variabele stijgt, de andere variabele daalt. Bij de derde lijn is er wel een duidelijke relatie tussen het aanwezig zijn van een gespecialiseerde fysiotherapeut en het consequent gebruik maken van een richtlijn voor de behandeling van COPD patiënten. Bij de derde lijn is een positiever relatie en die is significant r = 0,038, dat wil zeggen dat het in 96,2% van de gevallen er een relatie is tussen de twee variabelen. Tabel 3.5 Correlatie tussen gespecialiseerd zijn in het behandelen COPD patiënten en het consequent gebruik van de eigen richtlijn in de derdelijn fysiotherapie.
Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlatie Sig. (2-tailed) N Pearson Correlatie Sig. (2-tailed) N
Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD 1 19 0,559* 0,038 14
Wordt deze consequent gebruikt 0,559* 0,038 14 1 19
* Correlatie is significant vanaf 0,05 (2-tailed).
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
27
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Hoofdstuk 4: Discussie In dit hoofdstuk zijn de discussie punten te vinden die gedurende het maken van dit project naar voren zijn gekomen. De discussie punten worden in chronologische volgorde gepresenteerd. Tijdens het telefonisch contact, dat heeft plaatsgevonden voor aanvang van de enquête met de geselecteerde adressen, is er gevraagd of de betreffende personen interesse hadden deel te nemen aan de enquête. Indien er interesse was werd er gevraagd of er op het betreffende adres COPD patiënten behandeld werden. De uiteindelijke respondenten hebben allen tijdens het telefonisch contact op beide vragen positief gereageerd. In het projectplan werd aangegeven dat therapeuten die wel mee wilden werken, maar geen COPD patiënten behandelden, toch zouden worden meegenomen in de analyse met SPSS. Dat was dus het plan vooraf. Maar zoals in het hoofdstuk Methode geschreven staat is dat niet gebeurd. Hiertoe is besloten, nadat duidelijk was dat als deze enquêtes wel meegenomen zouden worden in de analyse, zij mogelijk een vertekend beeld van de resultaten zouden veroorzaken. Tijdens het verwerken van de gegevens bleek echter dat een aantal respondenten geen COPD patiënten behandelt terwijl dit op basis van het telefoongesprek wel het geval had moeten zijn. Deze enquêtes zijn niet meegenomen in de resultaten, omdat zij voor een vertekend beeld hadden kunnen zorgen. Wanneer iemand geen COPD patiënten behandelt, zal hij/zij ook geen gebruik maken van de meetinstrumenten uit de richtlijn. Deze groep niet-gebruikers zou dan groter lijken dan hij in werkelijkheid is. Doel van het onderzoek was immers om de grootte van het gebruik van de meetinstrumenten onder COPD behandelaars te achterhalen. Na twee en een halve week bleek dat de verkregen respons in vergelijking met de te behalen streefgetallen nog niet bereikt was. Anders dan in het projectplan vermeld staat is er een e-mail ter herinnering gestuurd in plaats van te bellen, naar de adressen die op dat moment nog geen enquête hadden ingevuld. Dit kostte minder tijd en de persoon die de e-mail toegestuurd heeft gekregen had meteen de mogelijk om via de toegestuurde link de enquête in te vullen. In de daarop volgende week is de respons dusdanig toegenomen dat de streefgetallen bereikt werden. Nadat de streefgetallen bereikt waren is er besloten te stoppen met de enquête en te starten met de verwerking van de gegevens. Na het uitsluiten van de bovengenoemde enquêtes bleek het aantal respondenten per lijn net onder de voorafgestelde streefgetallen te zitten. Omdat deze verschillen minimaal waren en het te lang zou duren om nieuwe adressen te benaderen, is er een begin gemaakt met de verwerking van de gegevens. De gegevens van de enquêtes zijn ingevoerd in SPSS middels het vooraf opgestelde codeboek. Echter, nadat de gegevens ingevoerd zijn, bedachten we ons dat het codeboek niet kloppend was. Anders zouden de gegevens een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. Toen is besloten om bij een aantal vragen een aantal codes toe te voegen. Bijvoorbeeld bij de vraag over of een meetinstrument voldoende praktisch toepasbaar is; wanneer iemand niet bekend is met het meetinstrument kan hij daar niets over zeggen. Daarom moest de optie ‘onbekend’ worden toegevoegd in het codeboek bij deze vraag. Hierdoor moesten de gegevens opnieuw ingevoerd worden. Bij het verwerken van de respons kwam naar voren dat niet alle vragen door iedere respondent ingevuld zijn. Doordat het aantal bruikbare gegevens verminderd is, kan dit van invloed zijn op de uiteindelijke conclusies en het uiteindelijk beantwoorden van de hoofdvraag bemoeilijken. Er is immers geen compleet beeld te vormen omdat de vraag niet door 100% van de respondenten is beantwoord. Zo krijg je minder feedback, met name ten aanzien van de open vragen. Van daaruit worden immers de aanbevelingen deels geschreven. Hoe minder ‘tips’ je krijgt van respondenten, des te minder compleet wordt je antwoord op de hoofdvraag.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
28
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Ook de vraag of de richtlijn COPD voldoende informatie biedt over de verschillende meetinstrumenten werd vaak niet beantwoord. Deze gegevens zijn van belang voor het aandragen van oplossingen met betrekking tot het stimuleren van het gebruik van de meetinstrumenten. In een aantal enquêtes is er door de respondent, bij de vraag of er gebruik wordt gemaakt van een meetinstrument, ingevuld dat er in het geheel geen gebruik wordt gemaakt van het meetinstrument. Vervolgens wordt er bij een volgende vraag aangegeven dat er van het betreffende meetinstrument consequent gebruik wordt gemaakt. Daarmee klopt die enquête niet meer. Dit kan een vertekend beeld van de resultaten hebben gegeven, omdat de respondent niet aangeeft hoe hij in werkelijkheid werkt met de richtlijn. Bij de ene vraag geeft de respondent aan dat hij de richtlijn niet gebruikt, maar bij een andere vraag geeft hij aan van wel. Dan weet je nog niet hoe het werkelijk is. Bij de vraag bekend/gebruikt staat dat 50% van de respondenten het meetinstrument gebruikt. In een volgende vraag wordt gevraagd wanneer iemand een bepaald meetinstrument gebruikt. Dan geeft SPSS bijvoorbeeld aan: 20% tijdens anamnese, 30% tijdens evaluatie, 5% tijdens afsluiting. Dat is dus opgeteld 55%. Dat komt niet overeen met die eerdere vraag (bekend/gebruikt), slechts 50% gaf daar immers aan het meetinstrument te gebruiken (deze getallen gelden als voorbeeld). Daarom kan in de conclusie geen absoluut aantal worden genoemd. Er kunnen uitspraken worden gedaan over het consequent gebruik, maar deze zijn niet te motiveren met een precies getal. Dan is er nog verwarring over het begrip ‘evaluatie’. Het vermoeden bestaat dat er respondenten zijn die evaluatie zien als een tussentijdse (geplande) toetsing en/of gesprek. Bij de vraag welke andere meetinstrumenten worden gebruikt, naast de meetinstrumenten uit de richtlijn, geven verschillende respondenten aan over bijvoorbeeld de saturatiemeter dat zij deze ook gebruiken bij de patiënt tijdens inspanning. Degenen die dit opmerken zien die meting blijkbaar niet als evaluatie, terwijl dit in de enquête wel zo bedoeld is. Elke meting is immers een evaluatie. Dat de enquête onduidelijk zou zijn is niet echt naar voren gekomen na het verwerken van de vraag of er op- of aanmerkingen waren ten aanzien van de enquête. Een beperkt aantal (drie) gaf aan sommige vragen onduidelijk te vinden. Zij geven hier echter niet aan voor welke vraag/vragen dat in het bijzonder gold. Ook wordt er niet vermeld waarom een bepaalde vraag onduidelijk zou zijn. Dat er vragen verkeerd/tegenstrijdig ingevuld worden had voorkomen kunnen worden door bij de betreffende vragen aan te geven dat er bepaalde volgende vragen overgeslagen konden worden, in het geval deze vragen met ‘nee’ beantwoord werden. Dan had iemand niet de mogelijkheid gehad aan te geven dat hij/zij gebruik maakt van een meetinstrument op een moment tijdens de behandeling (anamnese/evaluatie/afsluiting), terwijl er in een voorgaande vraag al geantwoord is dat hij/zij in het geheel geen gebruik maakt van dit meetinstrument. Verschillende ‘open vragen’ zijn niet duidelijk genoeg gesteld. Hierdoor werden er te weinig specifieke antwoorden gegeven. Bijvoorbeeld wanneer er gevraagd werd waarom iemand geen gebruik maakt van een meetinstrument. Hier werd vaak een algemeen antwoord gegeven dat niet concreet werd toegespitst op een bepaald meetinstrument. Dit had voorkomen kunnen worden door bij de betreffende vraag nogmaals de meetinstrumenten te benoemen en per meetinstrument aan te laten geven waarom er geen gebruik van wordt gemaakt. Van de ingevulde enquêtes (27) uit de derde lijn zijn er zeven ingevuld door therapeuten uit eenzelfde instelling. Dit kan van invloed zijn op de resultaten. Op dat adres zullen wellicht al die zeven therapeuten dezelfde werkwijze handhaven, terwijl als die 7 enquêtes waren ingevuld door zeven therapeuten van verschillende adressen, zou dat waarschijnlijk een andere uitkomst geven. Al met al kunnen er duidelijke conclusies worden getrokken uit de resultaten. Zoals hierboven geschreven staat, kunnen in de conclusie echter geen absolute waarden worden genoemd. Er kan uiteindelijk slechts een globaal, maar duidelijk beeld worden gevormd, waarmee de hoofdvraag kan worden beantwoord. Dat er geen absolute waarden kunnen worden genoemd is samengevat mogelijk aan het volgende te wijten:
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
29
Linda, Rob, Ken en Tom •
•
•
Afstudeerproject COPD
Respondenten hebben niet elke vraag kloppend ingevuld. Dat kan komen omdat zij de vraag niet goed hebben begrepen of te vlug hebben gelezen. Anderzijds kan de vraagstelling in de enquête niet duidelijk genoeg zijn. Opvallende dingen springen er toch wel uit bij de resultaten, maar door het niet kloppend invullen van de enquêtes zullen cijfers die genoemd gaan worden in de conclusie niet voldoende precies zijn. Dit is in bovenstaande tekst al uitgebreider aan bod gekomen. De vragen die zijn opgesteld in de enquête, om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, waren te weinig specifiek om duidelijke correlaties te kunnen leggen tussen verschillende variabelen. De open vragen uit de enquête zijn dusdanig weinig of onduidelijk beantwoord, dat hieruit slechts enkele opmerkingen kunnen worden gebruikt met betrekking tot het zoeken naar oorzaken van niet consequent gebruik van de meetinstrumenten en het zoeken naar oplossingen om het consequent gebruik te stimuleren.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
30
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Hoofdstuk 5: Conclusie In dit hoofdstuk worden de conclusies besproken die voorvloeien uit de resultaten van het onderzoek. Per paragraaf zal worden aangegeven welke conclusies kunnen worden getrokken en uiteindelijk zal daaruit de hoofdvraag worden beantwoord. 5.1 Een kort overzicht Uit het onderzoek blijkt dat 95% van de respondenten bekend is met de KNGF-richtlijn COPD. Op 81% van adressen is een richtlijn of protocol aanwezig voor de behandeling van COPD patiënten, echter slechts 21% van de respondenten gebruikt die richtlijn of dat protocol consequent. Binnen de totale onderzoekspopulatie zijn de Shuttle Run test en de MPVC de minst gebruikte meetinstrumenten en de saturatiemeter en de 6 minuten wandeltest de meest gebruikte meetinstrumenten. Relatief gezien worden de Shuttle Run test en de Peakflow meter het minst consequent gebruikt en de saturatiemeter en de CRDQ het meest consequent gebruikt. De totale onderzoekspopulatie is van mening dat de saturatiemeter en de 6 minuten wandeltest het best praktisch bruikbaar zijn en de MPVC en de Shuttle Run test het slechtst praktisch bruikbaar. In onderstaande tekst wordt per lijn besproken wat de conclusies zijn uit de resultaten in percentages. Tevens worden er overeenkomsten en verschillen tussen de diverse lijnen aangegeven. Uiteindelijk wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek: 1. In hoeverre worden de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF-richtlijn COPD (2005) consequent gebruikt bij de anamnese, evaluatie en afsluiting door fysiotherapeuten werkzaam in de eerste-, tweede- en derde lijn in Brabant en Limburg? 2. Welke oorzaken liggen eraan ten grondslag als blijkt dat die meetinstrumenten onvoldoende consequent worden gebruikt en welke oplossingen zijn daarvoor aan te dragen? 5.2 Overeenkomsten en verschillen tussen de eerste-, tweede- en derde lijn Over het algemeen kan worden gezegd dat meetinstrumenten meer consequent worden gebruikt in de tweede lijn fysiotherapie, dan in de eerste en derde lijn fysiotherapie. Bij sommige meetinstrumenten zijn de verschillen wel opvallend groot. De saturatiemeter bijvoorbeeld, wordt in de eerste lijn door 36% consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting, tegenover 81% in de tweede lijn. In de derde lijn wordt door 58% gebruik gemaakt tijdens diezelfde momenten. Vooral het verschil tussen de eerste en de tweede lijn is opvallend groot te noemen. Ook voor de handheld dynamometer geldt dat er grote verschillen zijn in consequent gebruik tussen enerzijds de tweede lijn en anderzijds de eerste en de derde lijn. Een derde meetinstrument waar dit voor geldt is de 6 minuten wandeltest. Opvallend is echter dat er één meetinstrument is dat juist in de eerste lijn veel wordt gebruikt en in de tweede lijn erg weinig. Dat is de peakflow meter. Overeenkomsten in gebruik in de drie lijnen zijn er met betrekking tot de meting van de inspiratiestand van de thorax, met betrekking tot de Shuttle Run test en de drie vragenlijsten. Deze meetinstrumenten worden in alle drie de genoemde lijnen (te) weinig consequent gebruikt. Ook vanuit de open vragen blijkt dat de verschillen vooral liggen tussen enerzijds de tweede- en anderzijds de eerste- en derde lijn. De overeenkomsten liggen dus vooral tussen de eerste en de derde lijn. In de eerste en de derde lijn blijkt dat regelmatig de juiste materialen niet op het adres aanwezig zijn en dat er gebrek aan ruimte is om met name de 6 minuten wandeltest en de Shuttle Run test uit te kunnen voeren. Verder wordt het geringe aantal COPD patiënten in zowel de eerste als derde lijn genoemd als argument om verschillende meetinstrumenten niet te gebruiken. Beide gevallen blijken in de tweede lijn geen probleem te vormen.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
31
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Verder is op elk adres in de tweede lijn een protocol aanwezig voor de behandeling van COPD patiënten, terwijl dat in de eerste en derde lijn vaak niet aanwezig is of het is nog in ontwikkeling. 5.3 Antwoord op de onderzoeksvragen Over het consequent gebruik van de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD (2005) door fysiotherapeuten in de eerste-, tweede- en derde lijn in Brabant en Limburg, is hoofdzakelijk het volgende te concluderen: • In de eerste lijn wordt slecht consequent gebruik gemaakt van de meetinstrumenten. Geen enkel meetinstrument wordt door meer dan 50% van de respondenten consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. • In de tweede lijn wordt redelijk goed consequent gebruik gemaakt van de verschillende meetinstrumenten. De drie vragenlijsten (CRDQ, SGRQ, MPVC) die in de richtlijn worden genoemd, worden echter niet veel gebruikt in deze lijn. • Voor de derde lijn geldt hetzelfde als voor de eerste lijn, slechts de saturatiemeter wordt door meer dan 50% van de respondenten (58%) consequent gebruikt tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. • De momenten waarop de meetinstrumenten worden gebruikt zijn erg wisselend. Hierin is niets specifiek per lijn of per meetinstrument te concluderen. De één gebruikt alleen tijdens anamnese, de ander tijdens evaluatie en weer een ander tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting. Het antwoord op de vraag welke oorzaken aan het niet consequent gebruik ten grondslag liggen, luidt als volgt: • In de eerste en derde lijn komt het voor dat de benodigde materialen voor een bepaalde meting niet aanwezig zijn op het adres. Ook gebrek aan ruimte vormt regelmatig een probleem. • Voor de eerste en derde lijn geldt verder dat het gebrek aan COPD patiënten een reden is om meetinstrumenten niet aan te schaffen en/of te gebruiken • In zowel de eerste-, tweede- als derde lijn wordt gezegd dat de patiënt vaak al gescreend is in het ziekenhuis door een longarts of longverpleegkundige. De resultaten van hun metingen worden meegenomen bij het opstellen van een behandelplan. • Het gebruik van de vragenlijsten is te arbeidsintensief (dit geldt voor de eerste-, tweede- en derde lijn) • In de eerste en derde lijn is niet altijd een protocol aanwezig voor het behandelen van COPD patiënten. • In dezelfde twee lijnen geldt ook nog dat verschillende fysiotherapeuten niet inhoudelijk bekend zijn met de betreffende meetinstrumenten. In de tweede lijn geldt dat minder. • Over de vragenlijsten, de Shuttle Run test en de VAS schaal wordt gezegd dat deze slecht praktisch bruikbaar zijn. De vragenlijsten omdat ze tijdrovend en/of moeilijk te scoren zijn, de Shuttle Run test omdat deze te belastend is voor COPD patiënten en de VAS schaal omdat deze niet toepasbaar zou zijn op de patiëntengroep COPD. In het kader van het bedenken van oplossingen voor het niet consequent gebruik van de meetinstrumenten, kan om te beginnen een vraagteken worden geplaatst bij de meetinstrumenten in het laatstgenoemde punt. Horen alle drie de vragenlijsten, de VAS en de Shuttle Run test wel thuis in de richtlijn? Deze meetinstrumenten zouden dus kunnen worden herzien of zelfs verwijderd. Eventueel zou vanuit de verschillende vragenlijsten, een relatief korte, maar kwalitatief goede vragenlijst kunnen worden samengesteld. Adressen in de eerste- en derde lijn kunnen worden gestimuleerd om de juiste materialen aan te schaffen en om een fysiotherapeut te laten specialiseren in COPD. Ziekenhuizen kunnen COPD patiënten eventueel eerder doorsturen, wanneer een praktijk of verpleeghuis de juiste materialen in huis heeft en/of zelfs een therapeut in huis heeft die gespecialiseerd is in het behandelen van COPD patiënten.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
32
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Adressen in elke lijn zouden verplicht gesteld moeten worden om een protocol op te stellen voor de behandeling van COPD patiënten. Uit de resultaten blijkt immers dat het consequent gebruik van de meetinstrumenten hoger ligt op een adres waar wel een protocol aanwezig is, dan op een adres waar dat niet zo is. De informatie die de KNGF-richtlijn COPD (2005) biedt blijkt te weinig praktisch bruikbaar. Er wordt onvoldoende informatie gegeven over de meetinstrumenten waarvan het KNGF graag wil dat fysiotherapeuten deze zouden gebruiken. Verder wordt de keuze voor bepaalde meetinstrumenten onvoldoende toegelicht. In het projectplan zijn een H0 en een H1 genoemd. Uit de antwoorden op de onderzoeksvraag blijkt dat H0 van kracht is en H1 niet. H0 luidde als volgt: De meetinstrumenten uit de richtlijn COPD van het KNGF worden niet consequent gebruikt, in zowel de eerste, tweede als derde lijn. In dit project is getracht een volledig antwoord te geven op de vraag in hoeverre de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD (2005) consequent gebruikt worden tijdens anamnese, evaluatie en afsluiting door fysiotherapeuten in de eerste-, tweede- en derde lijn in Brabant en Limburg. Wat betreft oplossingen om het consequent gebruik van meetinstrumenten te stimuleren, zou dit project in een later stadium kunnen worden voortgezet. Er zou onderzoek gedaan kunnen worden naar een nieuwe verbeterde vragenlijst. Tevens zou het nuttig zijn om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van doorverwijzen van COPD patiënten naar gespecialiseerde fysiotherapeuten. Ook zou nog eens kritisch naar de meetinstrumenten uit de richtlijn kunnen worden gekeken: Geeft de richtlijn voldoende en de juiste informatie en zijn er meetinstrumenten die niet thuishoren in de richtlijn? Tot slot zou een eenduidig protocol per lijn kunnen worden ontwikkeld voor de behandeling van COPD patiënten.
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
33
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Literatuur 1. http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=consequent / 27-03-2007 2. Coëlho / 1997 / ‘Zakwoordenboek der Geneeskunde’ / 25e geheel herziene druk / Elsevier PBNA / ISBN 90 6228 255 5 / Blz. 232, 866 3. http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=meetinstrument / 27-03-2007 4. http://nl.wikipedia.org/wiki/COPD / 27-03-2007 5. www.kngf.nl / 27-03-2007 6. Lucas, A.H.C. / Afstudeerproject bewegingswetenschappen: ‘Inspanningstesten bij COPD patiënten voor het nieuwe longrevalidatieprogramma van het CIRO / 30 juni 2006 / Faculteit der Gezondheidswetenschappen Universiteit Maastricht 7. Astmafonds Nederland / www.astmafonds.nl/allesovercopd (19-04-2007) 8. Meek PM / 2004 / Chronic Respiratory Disease 1 “Measurement of dyspnea in chronic obstructive pulmonary disease: what is the tool telling you?” / Arnold Publishers 2004 / Blz. 29 – 37 9. Wijkstra PJ, Ten Vergert EM ea. / 2001 / Thorax volume 49 “Reliability and validity of the chronic respiratory questionnaire (CRQ)” / Thorax 1994 / Blz. 465 – 467 10. Bradley J, Dempster M, Wallace E, Elborn S / 1999 / Quelaity of Life Research 8 “The adaptations of a quality of life questionnaire for routine use in clinical practice: the Chronic Respiratory Disease Questionnaire in cystic fibrosis” / 1999 Kluwer Academic Publishers / Blz. 65 – 71 11. Jones PW, Spencer S, Adie S / 2003 version 2.1 / “The St George’s respiratory questionnaire manual” / Respiratory Medicine St George’s Hospital Medical School London SW17 0RE UK 12. Erdman RAM, Cox NJM, Duivenvoorden HJ / 1992 / Gedrag en Gezondheid 1992, 20, 6 “De Medische Psychologische Vragenlijst voor CARA-Patiënten: psychometische aspecten” / ?? / Blz. 289 – 296 13. http://npi.xpertselect.nl/document.php?id=2501&offset=1 / 19-04-2007 14. Gosselink H.A.A.M et. al. / 1988 / “Fysiotherapie bij CARA” / Bunge Utrecht / ISBN 906348-015-6 / Blz. 46-75 15. Quanjer PH, Lebowitz MD, et al / 1997 / European Respiratory Journals 1997 10 suppl. 24 “Peak expiratory flow: conclusions and recommendations of a Working Party of the European Respiratory Society” / ERS Journals Ltd ISSN 0904-1850 / Blz. 2s – 8s 16. Windisch W et al. / 2004 / European Respiratory Journals 2004 23 “Peak of plateau maximal inspiratory mouth pressure: which is best?” / ERS Journals Ltd 2004 ISSN 0903-1936 / Blz. 708 – 713 17. Takken T / 2005 / Stimulus 24 “De 6-minutenwandeltest: bruikbaar meetinstrument” / Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2005 / Blz. 244 – 258 18. Noonan V, Dean E / 2000 / Physical Therapy volume 80 number 8 “Submaximal Exercise Testing: Clinical Application and Interpretation” / Blz. 782 – 802 19. Dinarević S, Terzić S / 2002 / Medicinski Arhiv vol 56 3 suppl 1 “monitoring oxygen saturation in the pediatric population” / ISSN 0350-199x / Blz. 17-20 20. Van Den Bosch W, Schermer T, Chavannes N / 2005 / Huisarts & Wetenschap 48(9) “De saturatiemeter in de huisartsenpraktijk” / Blz. 467 – 469 21. Williamson A, Hoggart B / 2005 / Journal of Clinical Nursing 14 “Pain: a review of three commonly used pain rating scales” / Blackwell Publishing Ltd 2005 / Blz. 798 – 804 22. Ton AR Schreuder, JW Brandsma, HJ Stam / ‘Muscle strenght measurement of the hand’ / 2004 / handenteam.nl 23. Valk, Benedictus, v Keulen / FitKit handleiding / 1990 ’s Hertogenbosch / Stichting Preventieve Gezondheid en Beweging 24. Baarda DB, De Goede MPM, Kalmijn M / ‘Basisboek enquêteren en gestructureerd interviewen: praktische handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van gestructureerde interviews’ / Educatieve Partners Nederland / 2004 / ISBN 90-207-3086-X
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
34
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
25. http://www.cochrane.nl/index.html / 24-05-2007 / downloads / 7 checklists: I beoordeling van het diagnostisch onderzoek, II beoordeling van Randomized Controlled Trial (RCT), III beoordeling cohort onderzoek, IV beoordeling patiënt-controle onderzoek, Va beoordeling systematische reviews RCT’s, Vb beoordeling diagnostische systematische review, Vc beoordeling systematische review van observationeel onderzoek 26. http://www.fysionet.nl/dossier_files/uploadFiles/RLCOPD2005.pdf / 10-04-2007 27. Taakteam Afstudeerprojecten / juli 2006 / ‘Studiehandleiding Afstudeerprojecten 2006’ / juli 2006 28. www.thesistools.com 29. www.goudengids.nl 30. www.detelefoongids.nl 31. http://www.fysiostart.nl/instellingenpagina.php 32. www.brabantzorg.net/organisaties/zoeken.php 33. www.geneeskunde.com/html/modules.php?name=Encyclopedia&op=list_content&eid=2
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
35
Linda, Rob, Ken en Tom
Afstudeerproject COPD
Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII Bijlage VIII Bijlage IX Bijlage X Bijlage XI Bijlage XII Bijlage XIII Bijlage XIV Bijlage XV
Projectvoorstel Projectplan Contract voor afstuderen Aandachtspunten telefonisch contact E-mail versie 4 Enquête html versie Herinnering e-mail Codeboek Beoordelingsformulier artikelen Populatie beschrijving Grafieken en tabellen CRDQ Frequenties van de meetinstrumenten Kruistabellen meetinstrumenten en de lijnen Antwoorden op de open vragen Correlaties tussen verschillende variabelen
38 49 52 55 57 59 66 68 75 79 83 87 112 125 133
XV.I XI.II
aantal copd patiënten en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn bekendheid KNGF-richtlijn en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.III aanwezigheid eigen richtlijn en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.IV geboortedatum en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.V geslacht en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.VI plaats van opleiding en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.VII aantal jaren werkervaring en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.VIIIcorrelatie tussen het aanwezig zijn van een specialiseerde fysiotherapeut in de behandeling van COPD-patiënten en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.IX correlatie tussen het consequent gebruik maken van de meetinstrumenten en de praktische toepasbaarheid van de betreffende meetinstrumenten en de correlatie tussen het consequent gebruik maken van de meetinstrumenten en of de KNGF-richtlijn voldoende informatie verschaft over het betreffende meetinstrument
Meetinstrumenten COPD; wat doet ú ermee?!
36
Bijlage I
Projectvoorstel
37
PROJECTVOORSTEL STUDIEJAAR 2006 - 2007 Verzenden naar:
[email protected] Ingediend door:
Annelies Simons Kamer 0210 Tel:0877-878 936 Fax: E-mail:
[email protected]
1. Onderwerp: Het gebruik van meetinstrumenten die aanbevolen worden in de richtlijn COPD (KNGF) door fysiotherapeuten werkzaam in de 1e lijn, 2e of 3e binnen de regio Midden en Zuid-Oost Brabant van het KNGF. 2. Opdrachtgever: Annelies Simons, Fontys Paramedische Hogeschool 3. Probleemomschrijving In de KNGF-richtlijn COPD[1] (2005) worden enkele meetinstrumenten genoemd die de fysiotherapeut kan gebruiken bij de anamnese en voor het (tussentijds) evalueren. Hiervoor worden in ieder geval genoemd de Borg-schaal. “Bij perifere spierzwakte scoort de patiënt veelal zeer hoog hierop (vermoeidheid van de benen) tijdens maximale inspanning.” (p.19). In het gedeelte : “H. Noten bij het diagnostisch proces” worden andere meetinstrumenten genoemd. Voor het inventariseren van de kwaliteit van leven wordt aanbevolen één of meerdere vragenlijsten te gebruiken. Dat betreft: Chronic Respiratory Disease Questionnaire (CRDQ), St. George Respiratory Questionnaire (SGRQ) en de Medisch Psychologische Vragenlijst voor CARA-patiënten (MPVC). (Voor nadere informatie betreffende deze meetinstrumenten zie p.35 en p.36 van de richtlijn). Op p.36 wordt ook nog de VAS-schaal genoemd. Interessant is het om na te gaan in hoeverre in de dagelijkse praktijk deze instrument daadwerkelijk worden gebruikt bij de anamnese en bij (tussentijdse) evaluatie. Het gaat hier dan om daadwerkelijk gebruik, waarbij de scores opgenomen zijn in het patiëntendossier, en niet het wenselijke gebruik. Als genoemde meetinstrumenten niet consequent bij iedere patiënt met COPD worden ingezet, dan is het zinvol om de oorzaken daarvan te achterhalen, en daarvoor met mogelijke oplossingen te komen die gebaseerd zijn op de wensen vanuit de praktijk. De volgende stap zou dan bestaan uit het realiseren van deze wensen en vervolgens nagaan of het gebruik van genoemde meetinstrumenten is toegenomen. 4. Doelstelling: a) Overzicht van het gebruik van bovengenoemde meetinstrumenten bij een representatieve steekproef onder alle 1e , 2e en 3e lijns fysiotherapeuten die werkzaam zijn in de regio Midden en Zuid-Oost Brabant (en vallend onder Regiokantoor Zuid-Oost Brabant) tbv anamnese en (tussentijdse) evaluatie; en wat met evt. uitslagen is gedaan (en berekend); b) Overzicht van oorzaken aangegeven door betreffende fysiotherapeuten en mogelijke oplossingen; c) Uitvoeren van tenminste 3-5 aangegeven oplossingen d) Nagaan of het gebruik van genoemde meetinstrumenten is toegenomen tov een controlegroep.
[1]
http://www.fysionet.nl/dossier_files/uploadFiles/RLCOPD2005.pdf
38
5. Mogelijke Kwaliteitseisen: a. randvoorwaarden Toelichting: dit zijn de eisen vanuit de opleiding. Hierop hebben studenten noch de opdrachtgever invloed. b. Ontwerpbeperkingen Toelichting: aspecten uit de ‘werkelijkheid’ die noch de studenten, noch de opleiding en (meestal) noch de opdrachtgever kan beïnvloeden, bijvoorbeeld vakanties of vrije dagen. c. Functionele eisen: eisen van de opdrachtgever Er moet daadwerkelijk sprake zijn van een representatieve steekproef Het daadwerkelijk gebruik moet ook fysiek (op papier) aangetoond kunnen worden. Gebruik dient gemeten te worden over een periode van bijvoorbeeld een half of een heel jaar, sinds de ingebruikname van de gewijzigde versie, welke in maart 2005 is verschenen. d. Operationele eisen: eisen van de gebruiker(s): De uitvoering van de wensen moet in principe (op termijn) voor elke fysiotherapeut te gebruiken zijn. ICT kan hierbij mogelijk een grote rol spelen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan CD-ROM, DVD, internet, gebruik van SPSS, Excel etc etc. Mogelijke producten worden eigendom van de opdrachtgever, studenten dienen schriftelijk te verklaren afstand te doen van het product. 6. Globale begroting: a. deel gedragen door de opdrachtgever; dit in nader overleg met de opdrachtgever.
Basiskosten zijn altijd voor rekening van de studenten (kopiëren literatuur, verslag etc). b. deel gedragen door de studenten 7. Aantal deelnemende studenten: in principe 4 – 5 studenten.
39
Bijlage II
Projectplan
40
0. Project 0.1 Meetinstrumenten COPD; wat doet Ú ermee?! Linda van Beekvelt Groot Dorsent 7 5469 TK Erp 06-46115382
[email protected] [email protected]
Ken van Daal Kranestraat 15 5961 GW Horst 06-46084341
[email protected] [email protected]
Rob Peters Henri Hermansstraat 33 5931 JD Tegelen 06-19740329
[email protected] [email protected]
Tom van de Kerkhof Pastoor van de Eindestraat 34 5425 VX De Mortel 06-28255704
[email protected] [email protected]
0.2 Klas 402; 10-4-2007; versie 9 1. Projectleider / opdrachtgever / methodologisch begeleidster 1.1 Alja Bosch / Annelies Simons / Marjolijn Poppema Bosch, A.L. (Alja)
[email protected] 0877870259 Kamer 0.210
Simons, J.E.C.M. (Annelies)
[email protected] 0877878936 Kamer 0.210
Poppema, M (Marjolijn)
[email protected] 0877874717 Kamer 0.210
1.2 Fontys Paramedische Hogeschool, opleiding fysiotherapie 2. Probleemomschrijving 2.1 Achtergrond In de KNGF-richtlijn COPD[1] (2005) worden enkele meetinstrumenten genoemd die de fysiotherapeut kan gebruiken bij de anamnese en voor het (tussentijds) evalueren. Deze richtlijn is bedoeld voor fysiotherapeuten die patiënten behandelen die ten gevolge van COPD stoornissen in de mucusklaring hebben en/of beperkingen in de activiteiten van het dagelijkse leven (ADL) ervaren ten gevolge van dyspneu en/of een afgenomen inspanningsvermogen. Om deze patiënten te kunnen behandelen worden van deze fysiotherapeuten specifieke kennis en diagnostische en therapeutische vaardigheden verwacht. De COPD richtlijn geeft een leidraad voor die behandeling. COPD omvat de aandoeningen chronische bronchitis en emfyseem. Er is sprake van chronische bronchitis indien een continue bronchusobstructie en een chronische productieve hoest gedurende minimaal 3 maanden in twee opeenvolgende jaren aanwezig is. Bij deze diagnose dienen andere oorzaken van chronische hoest te worden uitgesloten. Er is sprake van emfyseem bij de aanwezigheid van een toegenomen longvolume, gepaard gaande met destructie van de alveolaire wanden, zonder dat daarbij sprake is van fibrose[2].
[1] [2]
http://www.fysionet.nl/dossier_files/uploadFiles/RLCOPD2005.pdf / 10-04-2007 G.E. Bekkering et. al / 2005 / “KNGF-richtlijn COPD” / Versie 03-2005/ ISSN 1567-6137 / Blz. 3
41
2.2 Probleemstelling In 2005 is de KNGF-richtlijn COPD in gebruik genomen. Tot op heden is over deze richtlijn echter nog niet bekend of de daarin vernoemde meetinstrumenten daadwerkelijk consequent gebruikt worden in de praktijk. Interessant is het om na te gaan in hoeverre deze instrumenten daadwerkelijk worden gebruikt bij de anamnese en (tussentijdse) evaluatie. Het gaat hier dan om daadwerkelijk gebruik, waarbij de scores opgenomen zijn in het patiëntendossier, en niet het wenselijke gebruik. Het is interessant om dit na te gaan, omdat er over het gebruik van deze vrij recente richtlijn nog weinig bekend is. Als uit dit onderzoek blijkt dat de bovengenoemde meetinstrumenten niet consequent worden gebruikt, is het belangrijk om oplossingen aan te dragen. Deze oplossingen dienen gebaseerd te zijn op de wensen vanuit de praktijk, anders worden de oplossingen niet geïmplementeerd. Immers, wanneer zoveel mogelijk therapeuten de richtlijn consequent toepassen, kan een hogere kwaliteit van behandeling van COPD patiënten worden bewerkstelligd. Dat kan weer leiden tot een hogere kwaliteit van leven voor de COPD patiënt. En dat is vaak het hoofddoel van de fysiotherapeutische behandeling. 2.3 Vraagstellingen Hoofdvraag 3. In hoeverre worden de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF-richtlijn COPD (2005) consequent gebruikt bij de anamnese, evaluatie en afsluiting door fysiotherapeuten werkzaam in de eerste-, tweede- en derdelijn, in Brabant en Limburg? 4. Welke oorzaken liggen eraan ten grondslag als blijkt dat die meetinstrumenten onvoldoende consequent worden gebruikt en welke oplossingen zijn daarvoor aan te dragen? Subvragen: 1. Wordt er binnen de eerste lijn fysiotherapie consequent gebruik gemaakt van de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF richtlijn COPD? Zo ja, van welke en in welke mate? 2. Wordt er binnen de tweede lijn fysiotherapie consequent gebruik gemaakt van de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF richtlijn COPD? Zo ja, van welke en in welke mate? 3. Wordt er binnen de derde lijn fysiotherapie consequent gebruik gemaakt van de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF richtlijn COPD? Zo ja, van welke en in welke mate? 4. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er af te leiden tussen de diverse lijnen? • Welke overeenkomsten en verschillen zijn er af te leiden tussen de eerste en de tweede lijn? • Welke overeenkomsten en verschillen zijn er af te leiden tussen de tweede en de derde lijn? • Welke overeenkomsten en verschillen zijn er af te leiden tussen de eerste en de derde lijn? 5. Wat zijn de mogelijke oorzaken van het niet consequent gebruiken van de meetinstrumenten van de verschillende lijnen? 6. Wat zijn mogelijke oplossingen om het consequente gebruik van de meetinstrumenten te bevorderen?
42
2.4 Hypothese Aan de hand van ervaringen uit de stageperiodes (onder andere in een ziekenhuis, verpleeghuis en particuliere praktijk), wordt verwacht dat er geen consequent gebruik zal worden gemaakt van de in de KNGF–richtlijn COPD (2005) genoemde meetinstrumenten in de eerstelijns, tweedelijns en derdelijns fysiotherapie adressen in Brabant en Limburg. Vaak is het gebruik van verschillende meetinstrumenten tijdrovend. Het vermoeden ligt er, dat die factor de hoofdreden is om ze niet consequent te gebruiken. Bovendien kosten sommige meetinstrumenten nogal wat geld. Geld wat er bijvoorbeeld in een kleine praktijk niet altijd zal zijn. De investering zal wellicht te groot zijn in verhouding tot het aanbod aan COPD patiënten. Omgezet in H0 en H1 ziet dat er als volgt uit: H0 De meetinstrumenten uit de richtlijn COPD van het KNGF worden niet consequent gebruikt, in zowel de eerste, tweede als derde lijn. H1 De meetinstrumenten uit de richtlijn COPD van het KNGF worden wel consequent gebruikt, in zowel de eerste, tweede als derde lijn. 2.5 Operante definities Consequent: (van mensen) naar aangenomen beginselen handelend of redenerend.[3] In dit geval wil consequent zeggen dat de meetinstrumenten uit de KNGF richtlijn COPD door elke gebruiker op een bepaalde werkplek op dezelfde manier gebruikt worden, bij elke COPD patiënt identiek en op dezelfde momenten. Eerstelijns fysiotherapie adressen: fysiotherapeutische zorg voor mensen in hun thuissituatie[4] Tweedelijns fysiotherapie adressen: intramurale instellingen (ziekenhuizen)[4] Derdelijns fysiotherapie adressen: verpleeghuizen, revalidatiecentra enzovoorts. Meetinstrument: instrument waarmee men metingen verricht => meter[5] COPD: is een afkorting van de Engelse term 'Chronic Obstructive Pulmonary Diseases', dit betekent chronisch (langdurig) obstructieve longziekte (er is dus een obstructie in de longen). Het is een verzamelnaam voor de longaandoeningen bronchitis en longemfyseem. Deze term is een specificatie van de oude term CARA, die 'Chronische A-specifieke Respiratoire Aandoening' betekent. CARA omvat behalve de bovengenoemde aandoeningen ook astma. Omdat deze ziekte een andere oorzaak heeft, valt ze buiten de COPD-groep.[6] KNGF: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie[7] 3. Doelstelling Aan het einde van dit onderzoeksproject (31 mei 2007) moet in een onderzoeksverslag duidelijk zijn weergegeven of en in welke mate de meetinstrumenten, die worden genoemd in de KNGF richtlijn COPD, consequent toegepast worden bij de anamnese, evaluatie en afsluiting bij patiënten met COPD door fysiotherapeuten in de eerste-, tweede- en derdelijn, die aangesloten zijn bij het KNGF, in Brabant en Limburg. In het verslag wordt duidelijkheid verschaft betreffende overeenkomsten en verschillen tussen verschillende lijnen voor fysiotherapie met betrekking tot het gebruik van meetinstrumenten uit de richtlijn COPD van het KNGF. Wanneer blijkt dat er geen sprake is van consequent gebruik van bovengenoemde meetinstrumenten, worden hiervan mogelijke oorzaken genoemd.
[3]
http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=consequent / 27-03-2007 Coëlho / 1997 / ‘Zakwoordenboek der Geneeskunde’ / 25e geheel herziene druk / Elsevier PBNA / ISBN 90 6228 255 5 / Blz. 232, 866 [5] http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=meetinstrument / 27-03-2007 [6] http://nl.wikipedia.org/wiki/COPD / 27-03-2007 [7] www.kngf.nl / 27-03-2007 [4]
43
Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten worden er oplossingen aangedragen die het consequent gebruik van de meetinstrumenten zullen bevorderen. 4. Projectproducten De onderzoeksresultaten worden gepresenteerd in de vorm van een onderzoeksverslag en een mondelinge presentatie. Elk groepslid verzorgt een individueel procesverslag. Dit verslag wordt in het onderzoeksverslag niet nader benoemd. 5. Methode Als eerste zal aan de hand van het gekozen onderwerp het projectplan opgesteld worden. Dit projectplan vormt de leidraad voor het uit te voeren onderzoek. Het projectplan wordt opgesteld aan de hand van de studiehandleiding afstudeerprojecten 2006: ‘’afstudeerproject’’ (OP11-16), waarin een handleiding terug te vinden is voor het opstellen van een projectplan. Tijdens het opstellen van het projectplan, wordt ook al een begin gemaakt met de inventarisatie van het aantal adressen binnen de eerstelijns, tweedelijns en derdelijns adressen voor fysiotherapie in Brabant en Limburg. Per lijn zal een aantal adressen steekproefsgewijs worden benaderd om de enquête in te vullen. Deze adressen worden verkregen via www.goudengids.nl, www.detelefoongids.nl, via http://www.fysiostart.nl/instellingenpagina.php, via www.brabantzorg.net/organisaties/zoeken.php en via www.geneeskunde.com/html/modules.php?name=Encyclopedia&op=list_content&eid=2. Willekeurig worden hier adressen uitgepikt, verdeeld over Brabant en Limburg. Gezocht wordt met termen als ‘verpleeghuis’, ‘ziekenhuis’ en ‘fysiotherapie’. Er wordt een zo goed mogelijke verdeling gemaakt over stad en platteland; niet dat bijvoorbeeld de helft van de te benaderen adressen uit alleen maar Eindhoven komt. Ook wordt getracht een zo groot mogelijke spreiding van adressen te maken; verdeeld van west tot oost in Brabant en van noord tot zuid in Limburg. De grote steden, zoals Breda, Tilburg, Eindhoven, Roermond, Maastricht en Heerlen en de omliggende dorpen worden aangesproken. Er worden circa 80 eerstelijns, een maximaal aantal tweedelijns (ziekenhuizen) en 50 derdelijns adressen telefonisch benaderd. Er bestaan 27 tweedelijns adressen in Brabant en Limburg. Deze zullen allen telefonisch benaderd worden. Binnen de derde lijn zal niet elk adres een eigen afdeling fysiotherapie zijn. Daarom wordt een redelijk groot aantal (50) benaderd, in de hoop dat er van minimaal 25 fysiotherapeuten respons zal komen. Er is besloten de enquête uit te voeren middels internet. Om er voor te zorgen dat de respons zo hoog mogelijk is, zal er vooraf een telefoongesprek plaatsvinden om zo het contactadres alvast in te lichten over de enquête[8]. In dit telefoongesprek wordt om toestemming van medewerking gevraagd en tevens wordt geïnformeerd of op dit adres ook daadwerkelijk COPD patiënten worden behandeld. De adressen waar geen COPD patiënten worden behandeld, maar die wel hadden willen meewerken, zullen toch worden meegenomen in de analyse van gegevens. Tijdens de uitvoering van de twee voorgaande stappen zal er een enquête worden opgesteld. De enquête wordt opgesteld met behulp van het boek ‘Basisboek Enquêteren en gestructureerd interviewen’. Volgens welke stappen de enquête wordt opgesteld, zal worden beschreven in de methode in het verslag.
[8]
Jansen,Joostens,Kemper / 2004 / ‘Enquêteren; het opstellen en gebruiken van vragenlijsten’ / Wolters Noordhoff / ISBN 90 01 05104 9 / Blz. 90-91
44
Allereerst zal een versie op papier worden ontwikkeld en wanneer de enquête de eerste helft van de pilot studie heeft doorlopen, wordt na aanpassing een versie op internet geschetst via www.thesistools.com. Deze versie gaat door de tweede helft van de pilot studie en vervolgens kan de enquête na de nodige aanpassingen op internet worden geplaatst. In de enquête wordt onder andere gevraagd naar werkplek, ervaring met COPD patiënten, kennis over de KNGF richtlijn COPD, het gebruik van meetinstrumenten die in die richtlijn worden genoemd en of die meetinstrumenten consequent worden gebruikt. Een drietal docenten bekijkt de enquête en zal ons van feedback voorzien. Dan kan de enquête getest worden. Er wordt een pilot studie van de enquête uitgevoerd onder een aantal stagebegeleiders en medestudenten. De keuze voor deze groep personen is gemaakt, omdat deze personen begrijpen waar de vragen in de enquête over gaan; daarom kunnen zij ook met nuttige feedback komen. Het aantal keer dat de pilot wordt uitgevoerd wordt voldoende geacht om daarna de definitieve uitvoering van de enquête te kunnen opstellen. De versie op papier zal worden ingevuld door 9 stagebegeleiders. Zij geven mondeling en/of schriftelijk feedback. Feedback op gebied van duidelijkheid van de vragen, volgorde van de vragen en eventuele ontbrekende of juist dubbele elementen. Vervolgens zal de papieren versie, verbeterd na bovengenoemde feedback, om worden gezet in een online enquête. Deze wordt getest door 5 medestudenten. Zij kunnen opnieuw voor feedback zorgen. Weer wordt beoordeeld op duidelijkheid, indeling en ook taalfouten en dergelijke. Na afronding van de pilot studie, kan de enquête worden verzonden via e-mail naar de betreffende eerstelijns, tweedelijns en derdelijns adressen voor fysiotherapie. Vooraf zal er al telefonisch contact zijn geweest met de betreffende adressen. Het is de bedoeling dat zij deze digitaal beantwoorden door middel van een, in de verstuurde email, bijgevoegde link. In de mail zal tevens een introducerende tekst worden toegevoegd, waarin nog eens duidelijk wordt uitgelegd waarom de enquête wordt gehouden[8]. Het minimale streefgetal wat betreft respons is 30x voor de eerste lijn, 20x voor de tweede lijn en 25x voor de derde lijn. Als dat minimum is bereikt zal worden gestart met de analyse van gegevens; alle respons die later binnenkomt, zal alsnog worden meegenomen in de analyse. Als die aantallen twee weken na lancering van de enquête niet bereikt zijn, worden de volgende actiepunten gestart: nabellen van adressen waarvan nog geen respons ontvangen is, zij krijgen dan nog tot 5 dagen daarna de tijd om de enquête alsnog in te vullen. Verder kan nog eventueel gezocht worden naar nieuwe adressen. Ook zij krijgen 5 dagen de tijd om de enquête in te vullen. Na die tijd wordt sowieso gestart met de analyse van gegevens, ongeacht of de streefgetallen bereikt zijn of niet. Conclusies uit de resultaten zullen dan wellicht discutabel zijn. Dit punt zal dan zeker worden meegenomen in de discussie in het verslag. De gegevens uit de teruggestuurde enquêtes worden geanalyseerd, met behulp van het programma SPSS. De antwoorden op de gesloten vragen kunnen worden gecodeerd, hiervoor zal een codeboek worden aangemaakt. Gegevens die niet geanalyseerd kunnen worden met het gebruik van SPSS, zoals de antwoorden uit de open vragen, worden vergeleken en tekstueel verwerkt. Als blijkt dat er veel eenduidige antwoorden op de open vragen worden gegeven, dan kunnen deze antwoorden globaal worden omschreven en hieraan kan dan vervolgens alsnog een code worden verbonden, zodat ook de open antwoorden eventueel via SPSS kunnen worden verwerkt. Wanneer alle gegevens verwerkt zijn, kunnen hieruit de nodige conclusies worden getrokken. Natuurlijk kan niet begonnen worden met het uitvoeren van deze enquête, als er niet eerst naar achtergrondinformatie is gezocht over het hoofdonderwerp COPD.
[8]
Jansen,Joostens,Kemper / 2004 / ‘Enquêteren; het opstellen en gebruiken van vragenlijsten’ / Wolters Noordhoff / ISBN 90 01 05104 9 / Blz. 90-91
45
Er zal worden gezocht naar informatie over eventueel eerder onderzoek naar de richtlijn COPD en/of naar de meetinstrumenten die daarin genoemd worden. Doel van het literatuuronderzoek is om meer informatie te verschaffen over wat COPD is, en waar de verschillende meetinstrumenten, genoemd in de KNGF-richtlijn COPD, voor bedoeld zijn. De volgende databases zullen worden gebruikt: Cochrane Library, DocOnline, PiCarta, PubMed en Medline. Onderstaande tabel geeft weer welke zoektermen zullen worden gebruikt. Nederlandse term Engelse term Booleaanse operators combinatie COPD COPD AND Alle andere termen die in de tabel genoemd worden. In combinatie met richtlijn KNGF. (Guideline KNGF) CRDQ vragenlijst CRDQ (Questionary) AND COPD SGRQ vragenlijst SGRQ (Questionary) AND COPD MPVC vragenlijst MPVC Questionary AND COPD Peakflow meting Peakflow measurement AND COPD Inspiratiestand Inspiration cog thorax AND COPD thorax Pl.max Pl. Max AND COPD 6 minuten 6 minutes walking test AND COPD wandeltest Shuttle run test Shuttle run test AND COPD Saturatie meter Saturation measure AND COPD Borg schaal Borg scale AND COPD VAS schaal VAS scale AND COPD Handheld Handheld dynamo AND COPD dynamometer measurement Als een artikel is gevonden wat geschikt lijkt om te gebruiken voor het theoretisch kader, wordt dit artikel beoordeeld op betrouwbaarheid van informatie. Als minimaal 2 groepsleden (beoordelaars) het artikel als goed beoordelen, kan het worden gebruikt voor het verslag. Elk artikel wordt door 2 personen beoordeeld aan de hand van de beoordelingsformulieren van Cochrane. Als 1 persoon het artikel als goed beoordeelt en 1 persoon beoordeelt het als slecht, dan zal een derde beoordelaar worden ingeschakeld. Verder wordt informatie verkregen uit de KNGF-richtlijn COPD, deze bron wordt sowieso als betrouwbaar ingeschat. Immers aan het opstellen van de richtlijn is uitgebreid literatuuronderzoek vooraf gegaan. Met behulp van de resultaten uit deze zoektermen, kan eventueel via Google het full-text artikel worden verkregen wanneer bovengenoemde databases het betreffende artikel niet volledig prijsgeeft. Aan de hand van dit literatuuronderzoek wordt het theoretische kader opgesteld. Tot zover de aanpak van het onderzoek. De bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien, zullen worden gebruikt bij het beantwoorden van de subvragen en daarmee wordt de hoofdvraag beantwoord. Er zullen oplossingen worden aangedragen om de oorzaken van het mogelijk niet consequent gebruiken van de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD op te lossen. Dit alles zal verwerkt worden in een onderzoeksverslag, waarvan de randvoorwaarden verderop in dit projectplan vernoemd worden.
46
Vervolgens kan worden overgegaan tot het voorbereiden van de presentatie van dit onderzoeksproject. Tijdens die zitting zal mondeling en met beeldmateriaal (bijvoorbeeld via Power Point) worden gepresenteerd aan medestudenten en docenten wat dit project heeft ingehouden en wat de resultaten zijn van het door ons uitgevoerde onderzoek en de door ons aangedragen oplossingen. 6. Beheersaspecten 6.1 Kwaliteitseisen 6.1.1 Randvoorwaarden 1. Het product en verslag moeten samen weerspiegelen dat studenten hieraan ongeveer 550 uur hebben gewerkt. Zie verder OER, Opleiding Fysiotherapie. 2. Het product komt altijd tot stand via vooronderzoek: a. Altijd literatuuronderzoek. Dit moet sturend zijn voor het verslag. In het geval van dit onderzoek is literatuuronderzoek met name van belang voor het theoretisch kader. Het hoofdonderwerp is immers COPD. In het theoretisch kader zal hier dieper op in worden gegaan. b. Gebruikte literatuur is relevant en/of recent en van hoge (internationale) kwaliteit en moet zoveel mogelijk Evidence Based zijn (dus ook beoordeeld zijn). De richtlijn COPD van het KNGF is onder andere een bron waarin naar achtergrondinformatie over COPD gezocht kan worden. c. In dit geval is ook ander, eveneens ‘sturend’ vooronderzoek nodig (enquête, interview, e.d.) 3. Het project komt altijd tot stand via ‘pre-testing’ van concepten: a. Ingeval van een onderzoeksproject zijn in het project ontwikkelde onderzoeksinstrumenten (enquête, e.d.) eerst uitgetest als concept alvorens tot echte dataverzameling is overgegaan. De enquête wordt getest op 4 stageadressen ingevuld door 1 fysiotherapeut per adres. De uiteindelijke enquête wordt uitgevoerd in de regio Noord-Brabant / Limburg. Hiervoor worden 50 adressen per lijn benaderd. Dat zijn in totaal 150 adressen. 4. Het product heeft een innovatief karakter en heeft een fysiotherapeutische meerwaarde. 5. Het verslag voldoet altijd aan de volgende eisen: a. Vorm: cf. richtlijnen van de Opleiding in bijlage 8. b. Omvang: Onderzoeksverslag (is tegelijk product) = ongeveer 40-60 pagina’s exclusief bijlagen. 6.1.2 Ontwerpbeperkingen In geval van feestdagen en vakanties (bijvoorbeeld Pasen, meivakantie) zullen de contactpersonen moeilijker te bereiken zijn. Vijftig is het streefgetal van het aantal adressen per lijn dat getracht wordt te bereiken. Wellicht is het moeilijk om van elke lijn in beide provincies dat aantal ook daadwerkelijk te vinden. Het verwerken van de open vragen uit de enquête is moeilijk omdat het subjectief is, de antwoorden kunnen niet omgezet worden in cijfers. Dat kan een overzichtelijke conclusie in de weg staan. 6.1.3 Functionele eisen De projectgroep doet onderzoek naar het gebruik van de meetinstrumenten uit de richtlijn COPD van het KNGF. De onderzoeksresultaten worden in de resultaten beschreven. Het gehele project wordt in een verslag uitgewerkt. 6.1.4 Operationele eisen De projectgroep werkt goed samen om het onderzoek en het literatuur onderzoek uit te voeren en uiteindelijk met alle gegevens het verslag te schrijven. Er moeten duidelijke
47
afspraken worden gemaakt over wanneer een van de groepsleden verhinderd is, bijvoorbeeld door afspraken bij de tandarts etc.
48
6.2 Tijdpad Week 1 2
Datum 04-01-2007 11-01-2007
Activiteit Bespreken Afstudeerproject Overleg met Begeleiding Afstudeerproject
3 4 5 5 7
18-01-2007 25-01-2007 29-01-2007 01-02-2007 15-02-2007
8
22-02-2007
9
01-03-2007
Projectplan Projectplan Inleveren Projectplan Versie 1 Informatie opzoeken op internet Feedback Projectplan Versie 1 (Mondeling/mail) Verbeteren en inleveren Projectplan Versie 2 Feedback Projectplan Versie 2 (mail)
10
08-03-2007
Wie * Allen Allen, Annelies Simons, Alja Bosch Allen Allen Allen Allen Allen, Alja Bosch
Duur 180 min 45 min
Allen
180 min
180 min 180 min 180 min 45 min
Allen, Annelies Simons (?), Alja Bosch (?)
Verbeteren Projectplan
Allen
Opstellen enquête versie 1 Afspraak met Alja Bosch
Allen
Verbeteren en inleveren Projectplan Versie 3
Linda, Tom
Verbeteren en inleveren enquête versie 2 11
12 13
13
15 17 16+17
15-03-2007
19 tot 23-032007 27-03-2007
28-03-2007
18
12-04-2007 25-04-2007 16-04/27-042007 02-05-2007
21 22 23 24
24-05-2007 31-05-2007 07-06-2007 12-06/14-06-
Afspraak met Alja Bosch om 14:00 uur
Rob, Ken Allen
Achterhalen Adressen Fysiotherapie
Allen voor zich
Verbeteren en inleveren enquête versie 3 Proefdraai enquête
Rob, Ken Allen voor zich
Definitieve enquête uitwerken versie 4
Rob, Ken
Definitieve versie Projectplan versie 4
Linda, Tom
Enquête online zetten Proefdraaien online enquête
Rob, Ken Allen voor zich
Adressen lijst completeren
Allen voor zich
De eerste adressen telefonisch benaderen
Allen voor zich
Begin uitvoering enquête Bellen adressen geen respons Opstellen raamwerk Eindproduct
Allen voor zich Linda Tom
Stop enquête Begin verwerking van gegevens Inleveren Eindproduct Inleveren definitief Eindproduct! Inleveren individueel verslag Beoordeling
Ken Allen Allen Allen voor zich Allen
49
25 26
2007 20-06-2007 Presentatie Rob 29-06-2007 Diploma-uitreiking * Onder het kopje ‘Wie’ staat vermeld welke persoon eindverantwoordelijke is voor de genoemde activiteit.
6.3 Begeleiding Alja Bosch Fontys paramedisch hogeschool. Annelies Simons Fontys paramedische hogeschool. Marjolijn Poppema Fontys paramedische hogeschool. 6.4 Begrote kosten Wat Printkosten Inbinden Onvoorzien Totaal
Kosten € 30,00 € 1,50 € 25,00
Totaal € 30,00 € 1,50 € 25,00 € 56,50
7. Voorlopige literatuur 1. http://www.fysionet.nl/dossier_files/uploadFiles/RLCOPD2005.pdf 2. G.E. Bekkering et. al / 2005 / “KNGF-richtlijn COPD” / Versie 03-2005/ ISSN 1567-6137 / Blz. 3 3. http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=consequent / 27-03-2007 4. Coëlho / 1997 / ‘Zakwoordenboek der Geneeskunde’ / 25e geheel herziene druk / Elsevier PBNA / ISBN 90 6228 255 5 / Blz. 232, 866 5. http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=meetinstrument / 27-03-2007 6. http://nl.wikipedia.org/wiki/COPD / 27-03-2007 7. www.kngf.nl / 27-03-2007 8. Taakteam Afstudeerprojecten / juli 2006 / ‘Studiehandleiding Afstudeerprojecten 2006’ / juli 2006 9. www.goudengids.nl / 30-03-2007 10. www.fysiostart.nl/instellingenpagina.php / 30-03-2007 11. www.brabantzorg.net/organisaties/zoeken.php / 30-03-2007 12. www.geneeskunde.com/html/modules.php?name=Encyclopedia&op=list_content&eid=2 / 30-03-2007 13. www.nivel.nl 03-04-2007 14. Jansen,Joostens,Kemper / 2004 / ‘Enquêteren; het Opstellen en Gebruiken van Vragenlijsten’ / Wolters Noordhoff / ISBN 90 01 05104 9 / Blz. 90-91 15. Baarda,De Goede,Kalmijn / 2000 / ‘Basisboek Enqueteren en Gestructureerd Interviewen’ / Educatieve Partners Nederland / ISBN 90 207 3086 x 16. www.thesistools.com 27-03-2007
50
17. Baarda,De Goede,Van Oykum / 2003 / ‘Basisboek Statistiek met SPSS’ / Stenfert Kroese / ISBN 90 207 3244 7 8. Bijlagen
51
Bijlage III
Contract voor afstuderen
52
Bijlage IV
Aandachtspunten telefonisch contact
55
Actiepunten telefoongesprek 1. Je stelt je voor: hoe heet je, welke studie, onderwerp afstudeerproject 2. Vertel over de enquête die we steekproefsgewijs willen houden 3. Vraag allereerst of diegene bereid is daaraan mee te werken 4. Vraag na instemming, of er patiënten met COPD worden behandeld op dat adres 5. Vraag om het e-mail adres 6. Vertel dat de enquête binnenkort per e-mail verwacht kan worden 7. Vraag naar wie je het best kan vragen, mochten er nog vragen of opmerkingen zijn 8. Bedank de persoon alvast hartelijk voor de medewerking
56
Bijlage V
E-mail versie 4
57
E-mail voorafgaand aan enquête Versie / datum: 4 / 30-03-2007 Beste lezer, Bij dezen sturen wij U een enquête betreffende de meetinstrumenten genoemd in de KNGFrichtlijn COPD(2005). Eerder al, informeerden wij U telefonisch over deze enquête. De enquête wordt gehouden in het kader van ons afstudeerproject, waarvan de hoofdvraag als volgt luidt: “In hoeverre worden de meetinstrumenten die genoemd worden in de KNGF-richtlijn COPD (2005) consequent gebruikt bij de anamnese, evaluatie en afsluiting door fysiotherapeuten werkzaam in de eerste-, tweede- en derdelijn, aangesloten bij het KNGF, in Brabant en Limburg; welke oplossingen zijn ervoor aan te dragen als blijkt dat die meetinstrumenten onvoldoende consequent worden gebruikt en welke oorzaken liggen daaraan ten grondslag?” U zou niet alleen ons een groot plezier doen met het invullen van deze enquête, maar misschien ook U zelf. Wanneer immers meer bekend wordt over het gebruik van de richtlijn en wanneer er oplossingen kunnen worden aangedragen om het gebruik te stimuleren, kan de kwaliteit van behandeling van COPD patiënten stijgen. Een behandeling van hogere kwaliteit zorgt voor een hogere kwaliteit van leven voor de COPD patiënt. En dat is toch wat je als fysiotherapeut wil bereiken binnen je behandeling? Wij hopen daarom dat U de enquête zo snel mogelijk invult via de toegevoegde link. De enquête zal niet meer dan tien minuten van Uw tijd in beslag nemen. Indien er meerdere therapeuten aanwezig zijn op uw vestiging die COPD-patiënten behandelen, zouden wij het prettig vinden als ze allemaal deze enquête willen invullen. Na afronding van ons onderzoek zullen wij U een samenvatting van de resultaten sturen.
Alvast bedankt voor de medewerking! Met vriendelijke groet Vierdejaars studenten fysiotherapie, Fontys Hogescholen Eindhoven Rob Peters Ken van Daal Tom van de Kerkhof Linda van Beekvelt
58
Bijlage VI
Enquête html versie
59
Bijlage VII
Herinnering e-mail
66
Geachte Fysiotherapeut(en), Een tijdje geleden heeft een van onze groepsleden telefonisch contact met U gehad met betrekking tot het invullen van een enquête over meetinstrumenten COPD. Hierin gaf U aan, bereid te zijn uw medewerking te verlenen aan deze enquête. Helaas hebben wij tot op heden nog geen respons van U ontvangen. Bij deze willen wij U aan deze enquête herinneren en U nogmaals vragen om hem zo spoedig mogelijk in te vullen. Dat kan via onderstaande link. U zou ons een groot plezier doen om de enquête alsnog in te vullen, immers hoe groter de respons, des te duidelijker zal het antwoord op onze onderzoeksvraag zijn. Wij verzoeken U vriendelijk om de enquête binnen 5 dagen na het lezen van deze e-mail te versturen. Met vriendelijke groet, Afstudeergroep COPD meetinstrumenten Rob Peters, Tom van de Kerkhof, Ken van Daal en Linda van Beekvelt.
67
Bijlage VIII
Codeboek
68
Codeboek: 9 = missing link 1. Lijn:
1 = eerste lijn 2 = tweede lijn 3 = derde lijn
2. Geboortedatum:
1 = 1976 t/m 1985 2 = 1966 t/m 1975 3 = 1956 t/m 1965 4 = 1946 t/m 1955 5 = 1945 en ouder
3. Geslacht:
1 = man 2 = vrouw
4. Opleiding:
1 = Eindhoven 2 = Breda 3 = Heerlen 4 = Nijmegen 5 = Den Bosch 6 = Anders
5. Werkervaring:
1= t/m 3 jaar ervaring 2 = 4 t/m 10 jaar ervaring 3 = meer dan 11 jaar ervaring
6. Aantal fysiotherapeuten: aantalfysio
1 = 1 fysiotherapeut 2 = 2 t/m 3 fysiotherapeuten 3 = 4 t/m 10 fysiotherapeuten 4 = meer dan 10 fysiotherapeuten
7. fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD: 1 = ja gespecialiseerd 2 = nee 8. Gem. aantal COPD patiënten per week: aantalpt
1=0 2 = 1 t/m 3 3 = 3 t/m 10 4 = 11 t/m 20 5 = meer dan 20
9. Beh de fysio COPD patiënten die deze enquête heeft ingevuld: behenq 1 = ja 2 = nee 10. Bent u bekend met de KNGF richtlijn: bekendKNGF
1 = ja 2 = nee
11. Is er een richtlijn voor de beh van COPD pat:
1 = ja
69
aanwezigrichtlijn
2 = nee
12. Word deze richtlijn consequent: consequent
1 = ja 2 = nee
13. CRDQ: Becrdq
1 = bekend 2 = onbekend 3 = gebruikt
14. CRDQ: Wacrdq
1 = anamnese 2 = evaluatie 3 = afsluiting 4 = anamnese + evaluatie 5 = anamnese + afsluiting 6 = evaluatie + afsluiting 7 = altijd 8 = niet
15. SGRQ: Besgrq
zie nr 13
16. SGRQ: wasgrq
zie nr 14
17. MPVC: Bempvc
zie nr 13
18. MPVC: wampvc
zie nr 14
19. Peakflow: Bepeakflow
zie nr 13
20. Peakflow: Wapeakflow
zie nr 14
21. Inspiratiestand: Beinspiratiestand
zie nr 13
22. Inspiratiestand: zie nr 14 Wainspiratiestand 23. PL max: Bepimax
zie nr 13
24. PL max: Wapimax
zie nr 14
25. Wandeltest: Bewandel
zie nr 13
70
26. Wandeltest: Wawandel
zie nr 14
27. Shuttle run: Beshuttle
zie nr 13
28. Shuttle run: Washuttle
zie nr 14
29. Saturatiemeter: Besaturatie
zie nr 13
30. Saturatiemeter: Wasaturatie
zie nr 14
31. Borg schaal: Beborg
zie nr 13
32. Borgschaal: Waborg
zie nr 14
33. VAS schaal: Bevas
zie nr 13
34. VAS schaal: Wavas
zie nr 14
35. Handheld: Behandheld
zie nr 13
36. Handheld: Wahandheld
zie nr 14
37. andere meetinstrumenten dan de richtlijn gebruiktandere 38. CRDQ: COCRDQ
1 = anamnese 2 = evaluatie 3 = afsluiting 4 = anamnese + evaluatie 5 = anamnese + afsluiting 6 = evaluatie + afsluiting 7 = altijd 8 = nooit 10 = bekend maar niet gebruikt 11 = onbekend
39. SGRQ: Cosgrq
zie nr 39
71
40. MPVC: compvc
zie nr 39
41. Peakflow: copeakflow
zie nr 39
42. Inspiratiestand: coinspiratiestand
zie nr 39
43. PI max: copimax
zie nr 39
44. 6 min wandeltest: zie nr 39 cowandeltest 45. shuttle run: coshuttle
zie nr 39
46. saturatie meter: cosaturatie
zie nr 39
47. Borg Schaal: coborg
zie nr 39
48. VAS Schaal: Covas
zie nr 39
49. handheld: cohandheld
zie nr 39
50. anders namelijk coanders 51. CRDQ: Prcrdq
1 = goed praktisch bruikbaar 2 = slecht praktisch bruikbaar 3 = onbekend meetinstrument
52. CRDQ: Vcrdq
1 = voldoende informatie 2 = onvoldoende informatie 3 = onbekend met richtlijn
53. SGRQ: Prsgrq
zie nr 52
54. SGRQ: Vsgrq
zie nr 53
55. MPVC: Prmpvc
zie nr 52
72
56. MPVC: Vmpvc
zie nr 53
57. Peakflow: Prpeakflow
zie nr 52
58. Peakflow: Vpeakflow
zie nr 53
59. Inspiratiestand: Prinspiratiestand
zie nr 52
60. Inspiratiestand: Vinspiratiestand
zie nr 53
61. PI max.: Prpimax
zie nr 52
62. PI max.: Vpimax
zie nr 53
63. 6 min wandeltest: zie nr 52 prwandeltest 64. 6 min wandeltest: zie nr 53 vwandeltest 65. shuttlerun: prshuttle
zie nr 52
66. shuttlerun: vshuttle
zie nr 53
67. saturatiemeter: prsaturatie
zie nr 52
68. saturatiemeter: vsaturatie
zie nr 53
69. Borg Schaal: Prborg
zie nr 52
70. Borg Schaal: Vborg
zie nr 53
71. VAS Schaal: Prvas
zie nr 52
72. VAS Schaal:
zie nr 53
73
Vvas 73. Handheld: prhandheld
zie nr 52
74. Handheld: Vhandheld
zie nr 53
75. waarom bent u niet tevreden waaromniet 76. algemene opmerkingen tav kngf richtlijn copd opcopd 77. algemene opmerkingen tav meetinstrumenten uit kngf richtlijn copd opmeet
74
Bijlage IX
Beoordelingsformulier artikelen
75
Beoordeling Review 1. Data-extractie (verzamelen van informatie) is duidelijk beschreven (en heeft bij voorkeur door 2 reviewers onafhankelijk van elkaar plaatsgevonden). 2. Beschrijving van de oorspronkelijke onderzoeken, voldoet aan de volgende eisen: a. Onderzoeksontwerp is beschreven b. Primaire uitkomsten zijn weergegeven 3. Er wordt een duidelijk samenvattend algemeen oordeel gegeven met betrekking tot validiteit en toepasbaarheid van de resultaten van het onderzoek. 4. Er wordt een juiste conclusie getrokken met betrekking tot de systematische review en de waarde van interventie(s). a. Zijn beperkingen / neveneffecten ook meegenomen? b. Geeft de conclusie geen vertekening van de resultaten? 5. Kan het resultaat worden toegepast op de eerste/tweede/derde lijn fysiotherapie? In totaal valt er op 7 punten te scoren (antwoordmogelijkheden a. en b. apart genomen). - 5 punten of meer positief? > goed artikel - 4 punten positief? > gemiddeld artikel - Minder dan 4 punten positief? > geen goed artikel, niet gebruiken voor literatuuronderzoek
76
Beoordeling Randomised Controlled Trial (RCT) 1. Is de te onderzoeken interventie van toepassing op de onderzoeksgroep? 2. Is er sprake van een controlegroep? 3. Zijn de groepen, afgezien van de interventie, gelijk behandeld? 4. Zijn de resultaten van het onderzoek valide en toepasbaar? 5. Wordt er met betrekking tot betrouwbaarheid gesproken met termen zoals bijvoorbeeld RR? 6. Wordt er met betrekking tot validiteit gesproken met termen zoals bijvoorbeeld Pearson’s correlatie? 7. Kan het resultaat worden toegepast op de eerste/tweede/derde lijn fysiotherapie?
In totaal valt er op 7 punten te scoren. - 5 punten of meer positief? > goed artikel - 4 punten positief? > gemiddeld artikel - Minder dan 4 punten positief? > geen goed artikel, niet gebruiken voor literatuuronderzoek
77
Beoordeling van informatie van een andere bron dan een wetenschappelijk artikel (bijvoorbeeld een boek of website) 1. Is de bron betrouwbaar? a. Gaat het om een boek met een ISBN nummer, een (para)medische doelgroep en/of een auteur met een (para)medische achtergrond? b. Gaat het om een website van een bekend fonds of bekende stichting (bijvoorbeeld het Astmafonds)? c. Gaat het om een website van een (para)medische organisatie? d. Gaat het om een website van een (para)medische database? Eén of meer punten positief gescoord? Dan mag worden uitgegaan van betrouwbare informatie.
78
Bijlage X
Populatie beschrijving
79
FREQUENCIES VARIABLES=Lijn Geslacht Opleiding Werkervaring Aantalfysio Gespecialiseerd AantalPt Behenq BekendKNGF Aanwezigrichtlijn Consequent /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Frequency Table In welke lijn bent u werkzaam
Valid
1e lijn 2e lijn 3e lijn Total
Frequency 28 21 19 68
Percent 41,2 30,9 27,9 100,0
Valid Percent 41,2 30,9 27,9 100,0
Cumulative Percent 41,2 72,1 100,0
Geslacht
Valid
man vrouw Total
Frequency 49 19 68
Percent 72,1 27,9 100,0
Valid Percent 72,1 27,9 100,0
Cumulative Percent 72,1 100,0
Waar hebt u de opleiding gevolg
Valid
Missing Total
Eindhoven Breda Heerlen Nijmegen Den Bosch Anders Total 9
Frequency 9 5 24 6 9 10 63 5 68
Percent 13,2 7,4 35,3 8,8 13,2 14,7 92,6 7,4 100,0
Valid Percent 14,3 7,9 38,1 9,5 14,3 15,9 100,0
Cumulative Percent 14,3 22,2 60,3 69,8 84,1 100,0
80
Aantal jaren werkervaring
Valid
Missing Total
t/m 3 jaar ervaring 4 t/m 10 jaar ervaring meer dan 10 jaar ervaring Total 9
Frequency 6 14 45 65 3 68
Percent 8,8 20,6 66,2 95,6 4,4 100,0
Cumulative Percent 9,2 30,8 100,0
Valid Percent 9,2 21,5 69,2 100,0
Aantal fysiotherapeuten op het adres
Valid
1 fysiotherapeut 2 t/m 3 fysiotherapeuten 4 t/m 10 fysiotherapeuten meer dan 10 fysiotherapeuten Total
Frequency 4 10 28
Percent 5,9 14,7 41,2
Valid Percent 5,9 14,7 41,2
Cumulative Percent 5,9 20,6 61,8
26
38,2
38,2
100,0
68
100,0
100,0
Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD
Valid
ja Nee Total
Frequency 49 19 68
Percent 72,1 27,9 100,0
Valid Percent 72,1 27,9 100,0
Cumulative Percent 72,1 100,0
Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek
Valid
Missing Total
1 t/m 3 3 t/m 10 11 t/m 20 meer dan 20 Total 9
Frequency 13 20 10 23 66 2 68
Percent 19,1 29,4 14,7 33,8 97,1 2,9 100,0
Valid Percent 19,7 30,3 15,2 34,8 100,0
Cumulative Percent 19,7 50,0 65,2 100,0
Behandeld de fysiotherapeut COPD patienten die deze enquete heeft ingevuld
Valid Missing Total
ja 9
Frequency 66 2 68
Percent 97,1 2,9 100,0
Valid Percent 100,0
Cumulative Percent 100,0
81
Bent u bekend met de KNGF richtlijn
Valid
Ja Nee Total
Frequency 64 4 68
Percent 94,1 5,9 100,0
Valid Percent 94,1 5,9 100,0
Cumulative Percent 94,1 100,0
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten
Valid
Ja Nee Total
Frequency 55 13 68
Percent 80,9 19,1 100,0
Valid Percent 80,9 19,1 100,0
Cumulative Percent 80,9 100,0
Wordt deze consequent gebruikt
Valid
Missing Total
Ja Nee Total 9
Frequency 15 42 57 11 68
Percent 22,1 61,8 83,8 16,2 100,0
Valid Percent 26,3 73,7 100,0
Cumulative Percent 26,3 100,0
82
Bijlage XI
Grafieken en tabellen CRDQ
83
GET FILE='M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe ge'+ 'gevens 1 Mei.sav'. DATASET NAME DataSet1 WINDOW=FRONT. IGRAPH /VIEWNAME='Simple Pie Chart' /SUMMARYVAR = $count /COLOR = VAR (COCRDQ) TYPE = CATEGORICAL /TITLE='Taart met het consequent gebruik van d'+ 'e CRDQ' /X1LENGTH=3.0 /YLENGTH=3.0 /X2LENGTH=3.0 /CHARTLOOK='NONE' /CATORDER VAR(COCRDQ) (ASCENDING VALUES OMITEMPTY) /PIE KEY = ON START 90 CW SLICE = INSIDE PCT VAL.
Interactive Graph consequent gebruik crdq [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
4,41% n=3
32,35% n=22
10,29% n=7
7,35% n=5
Anamnese Anamnese en afsluiting Anamnese, evaluatie en afsluiting Nooit consequent Bekend maar niet gebruikt Onbekend
1,47% n=1
44,12% n=30
EXE. IGRAPH /VIEWNAME='Simple Pie Chart' /SUMMARYVAR = $count /COLOR = VAR (PRCRDQ) TYPE = CATEGORICAL /TITLE='Taart met het consequent gebruik van d'+ 'e CRDQ' /X1LENGTH=3.0 /YLENGTH=3.0 /X2LENGTH=3.0 /CHARTLOOK='NONE' /CATORDER VAR(PRCRDQ) (ASCENDING VALUES OMITEMPTY) /PIE KEY = ON START 90 CW SLICE = INSIDE PCT VAL.
Interactive Graph praktische toepasbaarheid crdq [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
84
29,41% n=20
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Missinglink
32,35% n=22
29,41% n=20 8,82% n=6
EXE. IGRAPH /VIEWNAME='Simple Pie Chart' /SUMMARYVAR = $count /COLOR = VAR(VCRDQ ) TYPE = CATEGORICAL /X1LENGTH=3.0 /YLENGTH=3.0 /X2LENGTH=3.0 /CHARTLOOK=''+ 'NONE' /CATORDER VAR(VCRDQ) (ASCENDING VALUES OMITEMPTY) /PIE KEY = ON START 90 CW SLICE = INSIDE PCT N.
Interactive Graph voldoende info in richtlijn over crdq [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
85
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Missinglink 29,41% n=20
58,82% n=40 5,88% n=4 5,88% n=4
EXE. FREQUENCIES VARIABLES=BECRDQ /ORDER= ANALYSIS .
Frequenciescrdq [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument N Valid 68 Missing 0
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 34 22 12 68
Percent 50,0 32,4 17,6 100,0
Valid Percent 50,0 32,4 17,6 100,0
Cumulative Percent 50,0 82,4 100,0
86
Bijlage XII
Frequenties van de meetinstrumenten
87
FREQUENCIES VARIABLES=BECRDQ WACRDQ COCRDQ PRCRDQ VCRDQ /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies crdq [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 67 1
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 48 20
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 28 40
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 34 22 12 68
Percent 50,0 32,4 17,6 100,0
Valid Percent 50,0 32,4 17,6 100,0
Cumulative Percent 50,0 82,4 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese Evaluatie Anamnese en evaluatie Anamnese en afsluting Evaluatie en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 3 1 1 2 1 4 55 67 1 68
Percent 4,4 1,5 1,5 2,9 1,5 5,9 80,9 98,5 1,5 100,0
Valid Percent 4,5 1,5 1,5 3,0 1,5 6,0 82,1 100,0
Cumulative Percent 4,5 6,0 7,5 10,4 11,9 17,9 100,0
88
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 7 3 5 1
Percent 10,3 4,4 7,4 1,5
Valid Percent 10,3 4,4 7,4 1,5
Cumulative Percent 10,3 14,7 22,1 23,5
30
44,1
44,1
67,6
22 68
32,4 100,0
32,4 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 22 6
Percent 32,4 8,8
Valid Percent 45,8 12,5
Cumulative Percent 45,8 58,3
20
29,4
41,7
100,0
48 20 68
70,6 29,4 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 20 4 4 28 40 68
Percent 29,4 5,9 5,9 41,2 58,8 100,0
Valid Percent 71,4 14,3 14,3 100,0
Cumulative Percent 71,4 85,7 100,0
89
FREQUENCIES VARIABLES=BESGRQ WASGRQ COSGRQ PRSGRQ VSGRQ /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies sgrq [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 53 15
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 28 40
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 19 37 12 68
Percent 27,9 54,4 17,6 100,0
Valid Percent 27,9 54,4 17,6 100,0
Cumulative Percent 27,9 82,4 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Evaluatie Anamnese en evaluatie Anamnese en afsluiting Evaluatie en afsluting Altijd Niet Total
Frequency 1 2 5 1 3 56 68
Percent 1,5 2,9 7,4 1,5 4,4 82,4 100,0
Valid Percent 1,5 2,9 7,4 1,5 4,4 82,4 100,0
Cumulative Percent 1,5 4,4 11,8 13,2 17,6 100,0
90
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Evalatie Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 3 1 2 2 4 2
Percent 4,4 1,5 2,9 2,9 5,9 2,9
Valid Percent 4,4 1,5 2,9 2,9 5,9 2,9
Cumulative Percent 4,4 5,9 8,8 11,8 17,6 20,6
17
25,0
25,0
45,6
37 68
54,4 100,0
54,4 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 13 7
Percent 19,1 10,3
Valid Percent 24,5 13,2
Cumulative Percent 24,5 37,7
33
48,5
62,3
100,0
53 15 68
77,9 22,1 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 19 5 4 28 40 68
Percent 27,9 7,4 5,9 41,2 58,8 100,0
Valid Percent 67,9 17,9 14,3 100,0
Cumulative Percent 67,9 85,7 100,0
91
FREQUENCIES VARIABLES=BEMPVC WAMPVC COMPVC PRMPVC VMPVC /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies MPVC [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 67 1
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 66 2
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 57 11
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 18 50
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Bekend Onbekend Gebruikt Total 9
Frequency 17 48 2 67 1 68
Percent 25,0 70,6 2,9 98,5 1,5 100,0
Valid Percent 25,4 71,6 3,0 100,0
Cumulative Percent 25,4 97,0 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese en afsluiting Niet Total 9
Frequency 1 65 66 2 68
Percent 1,5 95,6 97,1 2,9 100,0
Valid Percent 1,5 98,5 100,0
Cumulative Percent 1,5 100,0
92
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en afsluiting Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 1 1 1
Percent 1,5 1,5 1,5
Valid Percent 1,5 1,5 1,5
Cumulative Percent 1,5 2,9 4,4
16
23,5
23,5
27,9
49 68
72,1 100,0
72,1 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 10 2
Percent 14,7 2,9
Valid Percent 17,5 3,5
Cumulative Percent 17,5 21,1
45
66,2
78,9
100,0
57 11 68
83,8 16,2 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 10 4 4 18 50 68
Percent 14,7 5,9 5,9 26,5 73,5 100,0
Valid Percent 55,6 22,2 22,2 100,0
Cumulative Percent 55,6 77,8 100,0
93
FREQUENCIES VARIABLES=BEPeakflow WAPeakflow COPeakflow PRPeakflow VPeakflow /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies peakflow [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 57 11
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 50 18
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 32 36
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 25 13 30 68
Percent 36,8 19,1 44,1 100,0
Valid Percent 36,8 19,1 44,1 100,0
Cumulative Percent 36,8 55,9 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese Evaluatie Anamnese en evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 6 2 3 1 9 36 57 11 68
Percent 8,8 2,9 4,4 1,5 13,2 52,9 83,8 16,2 100,0
Valid Percent 10,5 3,5 5,3 1,8 15,8 63,2 100,0
Cumulative Percent 10,5 14,0 19,3 21,1 36,8 100,0
94
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 5 3 2 7 16
Percent 7,4 4,4 2,9 10,3 23,5
Valid Percent 7,4 4,4 2,9 10,3 23,5
Cumulative Percent 7,4 11,8 14,7 25,0 48,5
23
33,8
33,8
82,4
12 68
17,6 100,0
17,6 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 33 6
Percent 48,5 8,8
Valid Percent 66,0 12,0
Cumulative Percent 66,0 78,0
11
16,2
22,0
100,0
50 18 68
73,5 26,5 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 26 2 4 32 36 68
Percent 38,2 2,9 5,9 47,1 52,9 100,0
Valid Percent 81,3 6,3 12,5 100,0
Cumulative Percent 81,3 87,5 100,0
95
FREQUENCIES VARIABLES=BEinspiratiestand WAinspiratiestand COInspiratiestand PRInspiratiestand VInspiratiestand /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies inspiratiestand [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 61 7
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 41 27
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 25 43
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 37 15 16 68
Percent 54,4 22,1 23,5 100,0
Valid Percent 54,4 22,1 23,5 100,0
Cumulative Percent 54,4 76,5 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese Anamnese en evaluatie Anamnese en afsluiting Evaluatie en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 2 3 1 1 3 51 61 7 68
Percent 2,9 4,4 1,5 1,5 4,4 75,0 89,7 10,3 100,0
Valid Percent 3,3 4,9 1,6 1,6 4,9 83,6 100,0
Cumulative Percent 3,3 8,2 9,8 11,5 16,4 100,0
96
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 4 2 4 1 8
Percent 5,9 2,9 5,9 1,5 11,8
Valid Percent 5,9 2,9 5,9 1,5 11,8
Cumulative Percent 5,9 8,8 14,7 16,2 27,9
34
50,0
50,0
77,9
15 68
22,1 100,0
22,1 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 24 5
Percent 35,3 7,4
Valid Percent 58,5 12,2
Cumulative Percent 58,5 70,7
12
17,6
29,3
100,0
41 27 68
60,3 39,7 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 14 7 4 25 43 68
Percent 20,6 10,3 5,9 36,8 63,2 100,0
Valid Percent 56,0 28,0 16,0 100,0
Cumulative Percent 56,0 84,0 100,0
97
FREQUENCIES VARIABLES=BEPimax WAPimax COPimax PRPimax VPimax /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies Pi Max [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 64 4
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 49 19
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 25 43
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 19 29 20 68
Percent 27,9 42,6 29,4 100,0
Valid Percent 27,9 42,6 29,4 100,0
Cumulative Percent 27,9 70,6 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese Anamnese en evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 2 1 6 6 49 64 4 68
Percent 2,9 1,5 8,8 8,8 72,1 94,1 5,9 100,0
Valid Percent 3,1 1,6 9,4 9,4 76,6 100,0
Cumulative Percent 3,1 4,7 14,1 23,4 100,0
98
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 2 1 5 3 11
Percent 2,9 1,5 7,4 4,4 16,2
Valid Percent 2,9 1,5 7,4 4,4 16,2
Cumulative Percent 2,9 4,4 11,8 16,2 32,4
16
23,5
23,5
55,9
30 68
44,1 100,0
44,1 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 21 3
Percent 30,9 4,4
Valid Percent 42,9 6,1
Cumulative Percent 42,9 49,0
25
36,8
51,0
100,0
49 19 68
72,1 27,9 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 15 6 4 25 43 68
Percent 22,1 8,8 5,9 36,8 63,2 100,0
Valid Percent 60,0 24,0 16,0 100,0
Cumulative Percent 60,0 84,0 100,0
99
FREQUENCIES VARIABLES=BEWandel WAWandel COWandeltest PRWandeltest VWandeltest /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies wandeltest [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 62 6
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 58 10
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 39 29
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 14 11 43 68
Percent 20,6 16,2 63,2 100,0
Valid Percent 20,6 16,2 63,2 100,0
Cumulative Percent 20,6 36,8 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese Evaluatie Anamnese en evaluatie Anamnese en afsluiting Evaluatie en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 1 3 5 6 6 17 24 62 6 68
Percent 1,5 4,4 7,4 8,8 8,8 25,0 35,3 91,2 8,8 100,0
Valid Percent 1,6 4,8 8,1 9,7 9,7 27,4 38,7 100,0
Cumulative Percent 1,6 6,5 14,5 24,2 33,9 61,3 100,0
100
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Evalatie Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Evaluatie en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 1 1 4 5 2 20 12
Percent 1,5 1,5 5,9 7,4 2,9 29,4 17,6
Valid Percent 1,5 1,5 5,9 7,4 2,9 29,4 17,6
Cumulative Percent 1,5 2,9 8,8 16,2 19,1 48,5 66,2
12
17,6
17,6
83,8
11 68
16,2 100,0
16,2 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 46 2
Percent 67,6 2,9
Valid Percent 79,3 3,4
Cumulative Percent 79,3 82,8
10
14,7
17,2
100,0
58 10 68
85,3 14,7 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 32 3
Percent 47,1 4,4
Valid Percent 82,1 7,7
Cumulative Percent 82,1 89,7
4
5,9
10,3
100,0
39 29 68
57,4 42,6 100,0
100,0
101
FREQUENCIES VARIABLES=BEShuttle WAShuttle COShuttle PRShuttle VShuttle /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies shuttle [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 40 28
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 16 52
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 40 25 3 68
Percent 58,8 36,8 4,4 100,0
Valid Percent 58,8 36,8 4,4 100,0
Cumulative Percent 58,8 95,6 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese en evaluatie Evaluatie en afsluiting Niet Total
Frequency 1 2 65 68
Percent 1,5 2,9 95,6 100,0
Valid Percent 1,5 2,9 95,6 100,0
Cumulative Percent 1,5 4,4 100,0
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 1 3
Percent 1,5 4,4
Valid Percent 1,5 4,4
Cumulative Percent 1,5 5,9
39
57,4
57,4
63,2
25 68
36,8 100,0
36,8 100,0
100,0
102
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetstrument Total 9
Frequency 5 15
Percent 7,4 22,1
Valid Percent 12,5 37,5
Cumulative Percent 12,5 50,0
20
29,4
50,0
100,0
40 28 68
58,8 41,2 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 8 4 4 16 52 68
Percent 11,8 5,9 5,9 23,5 76,5 100,0
Valid Percent 50,0 25,0 25,0 100,0
Cumulative Percent 50,0 75,0 100,0
103
FREQUENCIES VARIABLES=BESaturatie WASaturatie COSaturatie PRSaturatie VSaturatie /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies saturatie [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 58 10
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 57 11
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 42 26
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 9 5 54 68
Percent 13,2 7,4 79,4 100,0
Valid Percent 13,2 7,4 79,4 100,0
Cumulative Percent 13,2 20,6 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Evaluatie Anamnese en evaluatie Evaluatie en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 3 5 3 33 14 58 10 68
Percent 4,4 7,4 4,4 48,5 20,6 85,3 14,7 100,0
Valid Percent 5,2 8,6 5,2 56,9 24,1 100,0
Cumulative Percent 5,2 13,8 19,0 75,9 100,0
104
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Evalatie Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 2 1 5 2 38 7
Percent 2,9 1,5 7,4 2,9 55,9 10,3
Valid Percent 2,9 1,5 7,4 2,9 55,9 10,3
Cumulative Percent 2,9 4,4 11,8 14,7 70,6 80,9
8
11,8
11,8
92,6
5 68
7,4 100,0
7,4 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetstrument Total 9
Frequency 52 1
Percent 76,5 1,5
Valid Percent 91,2 1,8
Cumulative Percent 91,2 93,0
4
5,9
7,0
100,0
57 11 68
83,8 16,2 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 35 3 4 42 26 68
Percent 51,5 4,4 5,9 61,8 38,2 100,0
Valid Percent 83,3 7,1 9,5 100,0
Cumulative Percent 83,3 90,5 100,0
105
FREQUENCIES VARIABLES=BEBorg WABorg COBORG PRBORG VBORG /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies borg [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 58 10
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 52 16
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 32 36
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 16 12 40 68
Percent 23,5 17,6 58,8 100,0
Valid Percent 23,5 17,6 58,8 100,0
Cumulative Percent 23,5 41,2 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese Evaluatie Anamnese en evaluatie Evaluatie en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 1 3 3 2 20 29 58 10 68
Percent 1,5 4,4 4,4 2,9 29,4 42,6 85,3 14,7 100,0
Valid Percent 1,7 5,2 5,2 3,4 34,5 50,0 100,0
Cumulative Percent 1,7 6,9 12,1 15,5 50,0 100,0
106
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Evaluatie en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 5 2 1 1 21 12
Percent 7,4 2,9 1,5 1,5 30,9 17,6
Valid Percent 7,4 2,9 1,5 1,5 30,9 17,6
Cumulative Percent 7,4 10,3 11,8 13,2 44,1 61,8
15
22,1
22,1
83,8
11 68
16,2 100,0
16,2 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 40 2
Percent 58,8 2,9
Valid Percent 76,9 3,8
Cumulative Percent 76,9 80,8
10
14,7
19,2
100,0
52 16 68
76,5 23,5 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 27 1 4 32 36 68
Percent 39,7 1,5 5,9 47,1 52,9 100,0
Valid Percent 84,4 3,1 12,5 100,0
Cumulative Percent 84,4 87,5 100,0
107
FREQUENCIES VARIABLES=BEVAS WAVAS COVAS PRVAS VVAS /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies vas [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 55 13
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 49 19
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 27 41
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 27 9 32 68
Percent 39,7 13,2 47,1 100,0
Valid Percent 39,7 13,2 47,1 100,0
Cumulative Percent 39,7 52,9 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Anamnese Evaluatie Anamnese en afsluiting Evaluatie en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 1 2 2 2 13 35 55 13 68
Percent 1,5 2,9 2,9 2,9 19,1 51,5 80,9 19,1 100,0
Valid Percent 1,8 3,6 3,6 3,6 23,6 63,6 100,0
Cumulative Percent 1,8 5,5 9,1 12,7 36,4 100,0
108
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 5 1 3 9 17
Percent 7,4 1,5 4,4 13,2 25,0
Valid Percent 7,4 1,5 4,4 13,2 25,0
Cumulative Percent 7,4 8,8 13,2 26,5 51,5
23
33,8
33,8
85,3
10 68
14,7 100,0
14,7 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 39 2
Percent 57,4 2,9
Valid Percent 79,6 4,1
Cumulative Percent 79,6 83,7
8
11,8
16,3
100,0
49 19 68
72,1 27,9 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 22 1 4 27 41 68
Percent 32,4 1,5 5,9 39,7 60,3 100,0
Valid Percent 81,5 3,7 14,8 100,0
Cumulative Percent 81,5 85,2 100,0
109
FREQUENCIES VARIABLES=BEHandheld WAHandheld COHandheld PRHandheld VHandheld /ORDER= ANALYSIS .
Frequencies handheld [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Statistics
N
Valid Missing
Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstr ument 68 0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstr ument 63 5
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 68 0
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar 48 20
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten 28 40
Frequency Table Bent u bekend en maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Bekend Onbekend Gebruikt Total
Frequency 23 16 29 68
Percent 33,8 23,5 42,6 100,0
Valid Percent 33,8 23,5 42,6 100,0
Cumulative Percent 33,8 57,4 100,0
Wanneer maakt u gebruik van dit meetinstrument
Valid
Missing Total
Evaluatie Anamnese en evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Niet Total 9
Frequency 1 2 6 14 40 63 5 68
Percent 1,5 2,9 8,8 20,6 58,8 92,6 7,4 100,0
Valid Percent 1,6 3,2 9,5 22,2 63,5 100,0
Cumulative Percent 1,6 4,8 14,3 36,5 100,0
110
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid
Anamnese Anamnese en Evaluatie Anamnese en afsluiting Altijd Nooit Bekend maar niet gebruikt Onbekend Total
Frequency 2 1 6 9 11
Percent 2,9 1,5 8,8 13,2 16,2
Valid Percent 2,9 1,5 8,8 13,2 16,2
Cumulative Percent 2,9 4,4 13,2 26,5 42,6
22
32,4
32,4
75,0
17 68
25,0 100,0
25,0 100,0
100,0
Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Valid
Missing Total
goed praktisch bruikbaar slecht praktisch bruikbaar Onbekend met meetinstrument Total 9
Frequency 26 7
Percent 38,2 10,3
Valid Percent 54,2 14,6
Cumulative Percent 54,2 68,8
15
22,1
31,3
100,0
48 20 68
70,6 29,4 100,0
100,0
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Valid
Missing Total
Voldoende Onvoldoende Onbekend met richtlijn Total 9
Frequency 18 6 4 28 40 68
Percent 26,5 8,8 5,9 41,2 58,8 100,0
Valid Percent 64,3 21,4 14,3 100,0
Cumulative Percent 64,3 85,7 100,0
111
Bijlage XIII
Kruistabellen meetinstrumenten en de lijnen
112
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Bekend maar Anamnese Altijd Nooit Onbekend en afsluiting niet gebruikt 6 0 2 1 11 8 0 1 3 0 15 2 1 2 0 0 4 12 7 3 5 1 30 22
Total 28 21 19 68
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn crdq
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COCRDQ /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
113
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 1 2 0 3
Evalatie 0 1 0 1
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting niet gebruikt 2 0 0 2 7 0 1 2 0 9 0 1 2 0 1 2 2 4 2 17
Onbekend 16 6 15 37
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn sgrq
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COSGRQ /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
114
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Bekend maar Anamnese Nooit Onbekend en afsluiting niet gebruikt 1 0 1 4 22 0 0 0 9 12 0 1 0 3 15 1 1 1 16 49
Total 28 21 19 68
n welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn mpvc
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COMPVC /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
115
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 4 1 0 5
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting niet gebruikt 3 0 6 3 9 0 0 1 5 10 0 2 0 8 4 3 2 7 16 23
Onbekend 3 4 5 12
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn peakflow
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COPeakflow /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
116
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 2 1 1 4
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting niet gebruikt 2 1 1 5 11 0 0 0 2 17 0 3 0 1 6 2 4 1 8 34
Onbekend 6 1 8 15
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn inspiratiestand
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COInspiratiestand /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
117
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 2 0 0 2
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting niet gebruikt 1 0 0 3 6 0 3 3 6 6 0 2 0 2 4 1 5 3 11 16
Onbekend 16 3 11 30
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn pi max
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COPimax /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
118
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
1e lijn 2e lijn 3e lijn
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
Anamnese 1 0 0 1
Evalatie 1 0 0 1
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Evaluatie en Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting afsluiting 4 0 2 6 4 0 4 0 14 3 0 1 0 0 5 4 5 2 20 12
Bekend maar niet gebruikt 7 0 5 12
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
N
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn wandeltest
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COWandeltest /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Onbekend 3 0 8 11
119
Total 28 21 19 68
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Bekend maar Anamnese Nooit Onbekend niet gebruikt 1 0 17 10 0 2 16 3 0 1 6 12 1 3 39 25
Total 28 21 19 68
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn shuttle
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COShuttle /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
120
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 1 1 0 2
Evalatie 1 0 0 1
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting niet gebruikt 4 0 10 2 7 1 0 17 2 0 0 2 11 3 1 5 2 38 7 8
Onbekend 3 0 2 5
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn saturatie
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COSaturatie /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
121
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 5 0 0 5
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Evaluatie en Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting afsluiting niet gebruikt 2 0 1 6 3 7 0 1 0 13 3 4 0 0 0 2 6 4 2 1 1 21 12 15
Onbekend 4 0 7 11
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn borg
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COBORG /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
122
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 5 0 0 5
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting niet gebruikt 1 2 3 7 7 0 1 5 3 11 0 0 1 7 5 1 3 9 17 23
Onbekend 3 1 6 10
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn vas
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COVAS /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
123
Total
In welke lijn bent u werkzaam
Count
N
68
100,0%
0
,0%
Cases Missing N Percent N
68
100,0%
Total Percent
1e lijn 2e lijn 3e lijn
Anamnese 2 0 0 2
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Anamnese Anamnese Bekend maar Altijd Nooit en Evaluatie en afsluiting niet gebruikt 1 1 2 5 11 0 4 7 3 6 0 1 0 3 5 1 6 9 11 22
Onbekend 6 1 10 17
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Crosstabulation
In welke lijn bent u werkzaam * Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Valid Percent
Case Processing Summary
[DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
Crosstabs lijn handheld
CROSSTABS /TABLES=Lijn BY COHandheld /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
Total 28 21 19 68
124
Bijlage XIV
Antwoorden op de openvragen
125
Verwerking open vragen Hier vindt U een overzicht van de gegeven antwoorden op de open vragen van de enquête. De open vragen die besproken worden zijn letterlijk overgenomen uit de enquête (HTMLversie), welke ook terug te vinden is in de Bijlagen. Het kan zich voordoen dat de open vragen, die hier genoemd worden, U niet helemaal duidelijk zijn. Vandaar dat er bij enkele vragen een inleidend verhaal toegevoegd is. Ook kunt U gebruik maken van de enquête (HTML-versie), om zo een duidelijk beeld te krijgen van de vraagstelling.
Eerste Lijn In een schema kan de geënquêteerde aanvinken van welke meetinstrumenten, genoemd in de KNGF-richtlijn COPD, hij/zij gebruik maakt. 11. Wanneer U gebruik maakt van andere meetinstrumenten binnen de behandeling van COPD-patiënten die niet in het schema voorkomen kunt U deze hier benoemen: - Conditie-/Inspanningstesten - (Submaximale) Fietstest (Astrand Test) - Prestatiebepaling/notering van bijv. fiets, loopband etc) - Hartslagmeting - Rusthartfrequentie - Polsslagmeting - Bloeddruk meten - Lichaamssamenstelling - Lengte: meetlint - Gewicht: weegschaal - Vetpercentage: impedantiemeter - BMI - Zuurstofsaturatie meten tijdens inspanning - Longfunctietesten - Spirometrie - VO2 max meter - Vitale capaciteit - Vragenlijsten - CCQ vragenlijst (Clinical COPD Questionair) - Quebec Pain Disability Scale Geef van de bovengenoemde meetinstrumenten aan waarom U deze niet gebruikt: - Geen gerichte verwijzingen gehad/Geen patiënten voor gehad - Onbekend - Materiaal voor uitvoering niet aanwezig Bijv. Handheld Dynamometer: te prijzig i.v.m. met te weinig COPD patiënten - Protocol is nog in ontwikkeling - Met name de SGRQ is erg gecompliceerd + scoringstabel is niet gratis te verkrijgen. Daarom gebruik van een Clinical COPD Questionnaire (CCQ; laurentiuszkhuis; roermond), deze is vereenvoudigd en dekt redelijk/goed de lading. - CRDQ en MPVC vragenlijst: 1 vragenlijst is voldoende - 6 Minuten wandeltest en Shuttle run test: niet voldoende ruimte - Tijdgebrek/Neemt te veel tijd in beslag (bijv. voor het invullen van 3 verschillende vragenlijsten) - Te weinig COPD patiënten aanwezig (om bijv. PI-meter aan te schaffen) - VAS schaal: omdat mensen bijna nooit pijn hebben 126
- Shuttle run test: belastbaarheid van de patiënten is hiervoor te laag - Er is al veel informatie bekend vanuit het ziekenhuis, dus extra/opnieuw testen niet van belang - Vragenlijsten zijn meestal al in 2e lijn ingevuld en worden daar geëvalueerd (CARELproject MMC Veldhoven) - Peakflow meting: wordt alleen toegepast bij de anamnese. Training geeft geen verandering van de peakflow - Zijn niet relevant genoeg - Gebruik paar meetinstrumenten is voldoende - ‘Eigen’ methode van fysiotherapeut duidelijk en betrouwbaar genoeg om voor/achteruitgang te scoren - Op fitnesstoestellen zit weerstand en herhalingen zijn te tellen, i.v.m. praktische toepasbaarheid is dat voldoende - Bepaald protocol aanwezig: patiënten worden tussentijds getest bij longarts indien relevante informatie via arts - Niet te gebruiken bij betreffende patiëntenpopulatie - Te veel vragenlijsten, te belastend voor patiënt - Net begonnen met behandelen COPD/Weinig ervaring m.b.t. COPD - Niet gemakkelijk toepasbaar In een schema heeft de geënquêteerde aan kunnen geven of er consequent gebruik wordt gemaakt en wanneer er gebruik wordt gemaakt van een meetinstrument (genoemd in de KNGF-richtlijn COPD). Wanneer er sprake is van een ander antwoord heeft de geënquêteerde dit bij het beantwoorden van de volgende vraag aan kunnen geven. 13. Anders namelijk: - VO2 Max: anamnese - Vraagstelling erg onduidelijk - Er worden veel gegevens via praktijkverpleegkundige verkregen - Max weerstand om kracht te meten op fitnesstoestellen, omgerekend via schaal van Horner - Saturatiemeting tijdens therapie als controle moment - Af en toe indien nodig ter aanvulling - Dynamometer niet altijd aanwezig - Regelmatig gebruik verschillende metingen maar zeker niet altijd In een schema, met daarin de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD, heeft de geënquêteerde aan kunnen geven of hij/zij een meetinstrument goed/slecht praktisch bruikbaar vindt en of de richtlijn voldoende/onvoldoende informatie geeft over het betreffende meetinstrument. 15. Geef hier aan van de meetinstrumenten waarbij U in bovenstaand schema ‘Slecht praktisch bruikbaar’ en ‘onvoldoende informatie’ aanvinkte waarom U niet tevreden bent?: - Shuttle run is binnen de praktijk moeilijk uitvoerbaar vanwege de ruimte - Shuttle run is niet te gebruiken (bij Gold 2 en 3) te belastend - Er wordt niet relevante informatie verkregen/Verkregen informatie heeft geen toegevoegde waarde - Tijdrovend/Duurt te lang - Training geeft geen verandering van de peakflow - Onbekend - Te omslachtig/Moeilijk te meten - Te veel
127
- Peakflow is slechts een momentopname en heeft geen aanvulling op de therapie - De saturatiemeter kan bij benauwde mensen een normale waarde geven en andersom (de waarde en het oordeel hoeven niet altijd overeen te komen) - Voorkeur voor praktische toepassing - Snel en duidelijk meten is belangrijk, geen lange vragenlijsten - Vragenlijst: patiënten vinden het moeilijk om de vragen te scoren (te weinig verschil in de antwoordniveaus) - Onvoldoende ervaring met meetinstrumenten om een gedegen oordeel te kunnen geven Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van de KNGF richtlijn COPD?: - Gaat te veel uit van adviserende rol naar patiënt toe, patiënt heeft meer baat bij intensievere aanpak - Actualiseren! Accent training ligt momenteel meer op hypertrofie ( grotere gewichten; lagere herhalingen) - Een erg lange en uitgebreide richtlijn waarvan maar een klein gedeelte voor de fysiotherapie bestemd is. Dat wil niet zeggen dat de informatie genoemd in de richtlijn niet bruikbaar of nuttig is. - Goed hanteerbaar - Het is een goede leidraad - Richtlijn is inhoudelijk onvoldoende bekend (er wordt veel gewerkt naar eigen inzicht, vragen en wensen van de patiënt) - Erg veel gericht op middelen ter sputemklaring. Weinig gericht op trainingsmogelijkheden en vormen - Te weinig aanbod van COPD patiënten en dus ook te weinig ervaring. - Andere adviezen t.o.v. de richtlijn worden gegeven door specialist (patiënt moet worden geklopt) Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van de meetinstrumenten genoemd in de KNGF richtlijn COPD?: - Te veel meetinstrumenten (om klinisch goed toepasbaar te zijn, er moeten keuzes gemaakt worden. Ook afhankelijk van de verkregen gegevens van de verwijzer) - Niet eenduidig - Zou er meer gebruik van moeten maken - Onvoldoende bekend Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van deze enquête?: - Goede compacte enquête met duidelijke vragen - Onduidelijk/Vaag (Ik doe veel in samenwerking met diëtiste, longverpleegkundige, etc; die delen overnemen en aan mij doorgeven (bijv. vragenlijst) - Goed om je nog eens kritisch te laten kijken naar de richtlijn. Ik ga me meer bezig houden met de vragenlijsten --> structuur=professionalisering - De invulmogelijkheden bij de open vragen hadden ook op meetinstrument gerangschikt kunnen worden - Voorziet deze enquête in een behoefte van patiënten/therapeuten? - Vraag 10 en 12 misschien te combineren, vraag 13 onduidelijk - Gaarne uitkomst van de enquête - Werk nauwelijks met COPD
128
Tweede Lijn In een schema kan de geënquêteerde aanvinken van welke meetinstrumenten, genoemd in de KNGF-richtlijn COPD, hij/zij gebruik maakt. 11. Wanneer U gebruik maakt van andere meetinstrumenten binnen de behandeling van COPD-patiënten die niet in het schema voorkomen kun U deze hier benoemen: - Conditietesten - Maximale inspanningstest op de fiets met arteriële lijn - I.p.v. 6 min test de 12 min. Test - Trappentest - Krachttesten - 1RM bepaling op fitnessapparatuur (voor krachttraining volgens medische trainingtherapie principes) - Jamar handkrachtmeter - MicroFET (voor het meten en evalueren van spierkracht) - Biodex (om spierkracht in kaart te brengen) - Clinical COPD Questionnaire (CCQ) - Bio-impedantiemeting - Longfunctietesten - Vitale capaciteit meter - Spirometer (FVC= Forced Vital Capicity; FEV1= Forced Expiratory Volume; FER (Forced Expiratory Ratio)= FEV1/FVC) - Triflow meter Geef van de bovengenoemde meetinstrumenten aan waarom U deze niet gebruikt: - SGRQ is te tijdrovend - Vragenlijsten worden afgenomen door de longverpleegkundige - Shuttle run vanuit praktisch oogpunt - VAS schaal zonder reden - Niet bekend - Gebruik door longartsen - Gebruikte meetinstrumenten zijn voldoende - Niet voorhanden - De meese patienten zijn in een zover gevorderd stadium van C.O.P.D dat deze testen geen extra informatie opleveren - CRDQ en SGRQ te arbeidsintensief, kost te veel tijd, moeten door meerdere disciplines ingevuld worden - Thoraxmeting geeft weinig toegevoegde waarde aan uitvoering trainingsprogramma - VAS niet, omdat BORG beter voldoet - Inspiratiestand thorax geeft weinig informatie - Je kunt niet alles gebruiken - Shuttle run test niet omdat de belastbaarheid van de patiënten te laag is - Peakflow is alleen geschikt voor astma patienten niet voor COPD - Niet alle meetinstrumenten zijn nodig om het gewenste behandeldoel te realiseren - Keuze voor andere vragenlijsten In een schema heeft de geënquêteerde aan kunnen geven of er consequent gebruik wordt gemaakt en wanneer er gebruik wordt gemaakt van een meetinstrument (genoemd in de KNGF-richtlijn COPD). Wanneer er sprake is van een ander antwoord heeft de geënquêteerde dit bij het beantwoorden van de volgende vraag aan kunnen geven. 13. Anders namelijk: - Meetinstrumenten dienen mijnerzijds gericht gebruikt te worden, altijd is mijnerzijds onzinnig bij vele meetinstrumenten 129
- 12 min i.p.v. 6 min test - Deze testen doen we bij de revalidanten. Bij de klinische patiënten doen we deze niet. - De meeste testen worden op de longfuctie gedaan (PI max, peakflow, enz.) - Biodex; begin + afsluiting - de vragenlijsten worden regelmatig door de longverpleegkundigen gebruikt In een schema, met daarin de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD, heeft de geënquêteerde aan kunnen geven of hij/zij een meetinstrument goed/slecht praktisch bruikbaar vindt en of de richtlijn voldoende/onvoldoende informatie geeft over het betreffende meetinstrument. 15. Geef hier aan van de meetinstrumenten waarbij U in bovenstaand schema ‘Slecht praktisch bruikbaar’ en ‘onvoldoende informatie’ aanvinkte waarom U niet tevreden bent?: - Omtrek inspiratiestand thorax: meerwaarde? - M.i. blijkt dit soort vragenlijsten te veel verschil van interpretatie in zich te hebben - Te tijdrovend (bijv. SGRQ) - HHD: lastig fixeren - Shuttle run: wegens dyspneu slecht uitvoerbaar, te zwaar - Te uitgebreid - De patiënten zijn vaak niet zo hoog belastbaar - Soms kun je niets met die informatie; verkregen informatie geen toegevoegde waarde (bijv. omtrek inspiratiestand thorax) - Metingen zijn niet betrouwbaar Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van de KNGF richtlijn COPD?: - Stroomschema is goed hanteerbaar - Ik heb de richtlijn destijds zelf mee ontwikkeld dus heb voldoende kunnen inbrengen Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van de meetinstrumenten genoemd in de KNGF richtlijn COPD?: - Saturatiemeting zegt niet altijd iets over de toestand van de patiënt: soms hebben patiënten met een sat.<90% weinig klachten, terwijl sommigen met een sat. van 95/96% veel last hebben van benauwdheid/kortademigheid - De intrabeoordelaars betrouwbaarheid van de handheld dynamometer is slecht - Het toepassen van meetinstrumenten hangt sterk af van de hoeveelheid tijd die je kunt spenderen aan een patiënt - Shuttle walktest? - De uitgangshoudingen en uitvoering bij de hand-held-dynamometer mogen m.i. worden herzien Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van deze enquête?: - Krijg ik nog uitslagen van deze enquête - Ik heb deze enquête ook namens mijn collega's ingevuld dus u ontvangt van ons 1 enquête - Onduidelijke vraagstellingen
130
Derde Lijn In een schema kan de geënquêteerde aanvinken van welke meetinstrumenten, genoemd in de KNGF-richtlijn COPD, hij/zij gebruik maakt. 11. Wanneer U gebruik maakt van andere meetinstrumenten binnen de behandeling van COPD-patiënten die niet in het schema voorkomen kun U deze hier benoemen: - Conditietesten - Max. inspanningstest (mogelijk met hometrainer) - (Oxicin) Duurtest - 2 min looptest - Longfunctietesten - FEV1 (m.b.v. oxycon) - Vragenlijsten - Nijmegen vragen schaal (stressgerelateerde ademhalings problemen) - Berekenen HRR (Heart Rate Reserve), om zo trainingsprogramma op te stellen - FC-meting (Tifano score) Geef van de bovengenoemde meetinstrumenten aan waarom U deze niet gebruikt: - Geen antwoord - Niet te gebruiken bij de patiëntengroep (verstand gehandicapten/geriatrie) - Zware COPD patiënten te snel overbelast door de meeste testen (dus te zwaar) - Gebrek aan/geen COPD patiënten - Meetinstrument niet in huis - 6 min wandeltest is goed maar de max inspanningstest geeft meer info - Peakflow geeft niet betrouwbare informatie, wel om te vergelijken met patiënt zelf - Shuttle run te zwaar - Voldoende wat er gebeurd - COPD is niet de hoofddiagnose nevendiagnose - Patiënten zijn al gescreend in ziekenhuis, de fysiotherapeut volgt de adviezen - Geen ervaring - Niet haalbaar - Niet bekend (genoeg) met - Tijdrovend/tijdgebrek - Geen afspraken over gemaakt op werksetting In een schema heeft de geënquêteerde aan kunnen geven of er consequent gebruik wordt gemaakt en wanneer er gebruik wordt gemaakt van een meetinstrument (genoemd in de KNGF-richtlijn COPD). Wanneer er sprake is van een ander antwoord heeft de geënquêteerde dit bij het beantwoorden van de volgende vraag aan kunnen geven. 13. Anders namelijk: - Gebruiken krachtschalen op eigen fitness/kracht app. - I.p.v. 6 min wandeltest de 2 min wandeltest - Tijdens therapie - Gebruikt alleen de VAS geregeld In een schema, met daarin de meetinstrumenten uit de KNGF-richtlijn COPD, heeft de geënquêteerde aan kunnen geven of hij/zij een meetinstrument goed/slecht praktisch bruikbaar vindt en of de richtlijn voldoende/onvoldoende informatie geeft over het betreffende meetinstrument. 15. Geef hier aan van de meetinstrumenten waarbij U in bovenstaand schema ‘Slecht praktisch bruikbaar’ en ‘onvoldoende informatie’ aanvinkte waarom U niet tevreden bent?: 131
- Praktische uitvoerbaarheid - Omstandigheden beïnvloeden de meetgegevens - Peakflowmeting zegt niet zo veel over te verwachten mogelijkheden/onmogelijkheden. Wel vergelijkbaar bij patiënt zelf. - Shuttlerun niet haalbaar voor doelgroep (verpleeghuis) - 6 min wandeltest en de shuttlerun niet bruikbaar bij de doelgroep i.v.m. lage belastbaarheid van de doelgroep - Instrumenten voor gebruik/uitvoering niet aanwezig - Subjectief - Pijn is als behandelonderwerp moeilijk - Tijdrovend - Meestal te gangvormafhankelijk Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van de KNGF richtlijn COPD?: - Aanbevelingen en richtlijnen mbt tot de verpleeghuisclienten mogen meer aan bod komen - Goede richtlijnen, geven duidelijkheid in stand van zaken nu. - Weinig ervaring met gebruik richtlijn COPD COPD als nevendiagnose - Gebruik van de richtlijn is niet altijd haalbaar omdat COPD nevendiagnose is (een bepaalde manier van trainen is dan gewoon niet mogelijk) - Onbekend - Relatie tussen stress en COPD wordt onvoldoende belicht - De richtlijn COPD is besproken in het IOF - Doordat er weinig COPD patiënten behandeld worden is het moeilijk te richtlijn COPD te implementeren - Geeft te weinig informatie Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van de meetinstrumenten genoemd in de KNGF richtlijn COPD?: - Er moet meer aandacht uitgaan naar het gebruik van meetinstrumenten binnen de psychiatrie - Geen lid van het KNGF - Te uitgebreid, te weinig concreet Heeft U nog algemene opmerkingen ten aanzien van deze enquête?: - Er is geen differentiatie in mogelijkheden cliënten, de te gebruiken testen zijn uiteraard ook daarvan afhankelijk - Lastig in te vullen dit komt door een te gering aantal te behandelen COPD patiënten - De vragenlijsten worden, binnen de revalidatie, door de psycholoog en de CARA verpleegkundige ingevuld en uitgewerkt. - Er zijn meer dan 20 fysiotherapeuten aanwezig (37 formatieplekken fysiotherapie aanwezig op centrum; totaal met 43 fysiotherapeuten) - Het invullen van de enquête kost meer dan 10 min. - Invullen is soms moeilijk omdat er antwoorden zijn die in het midden liggen, zoals redelijke informatieverschaffing bij een keuze van voldoende/onvoldoende - Niet volledig ingevuld omdat er niet veel COPD patiënten behandeld worden
132
Bijlage XV
Correlaties tussen verschillende variabelen XV.I aantal copd patiënten en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.II bekendheid KNGF-richtlijn en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.III aanwezigheid eigen richtlijn en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.IV geboortedatum en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.V geslacht en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.VI plaats van opleiding en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.VII aantal jaren werkervaring en consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.VIIIcorrelatie tussen het aanwezig zijn van een specialiseerde fysiotherapeut in de behandeling van COPD-patiënten en het consequent gebruik van de eigen richtlijn per lijn XV.IX correlatie tussen het consequent gebruik maken van de meetinstrumenten en de praktische toepasbaarheid van de betreffende meetinstrumenten en de correlatie tussen het consequent gebruik maken van de meetinstrumenten en of de KNGF-richtlijn voldoende informatie verschaft over het betreffende meetinstrument
133
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent AantalPt /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations aant copd pat en co gebr rl totaal populatie [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 57 -,124
Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek -,124 ,367 55 1
,367 55
66
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent AantalPt /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 1e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 24 ,239
Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek ,239 ,262 24 1
,262 24
28
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent AantalPt
134
/PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 2e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 19 -,109
Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek -,109 ,658 19 1
,658 19
21
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent AantalPt /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 3e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 14 -,321
Aantal COPD patienten dat gemiddeld per week behandeld wordt op uw werkplek -,321 ,310 12 1
,310 12
17
135
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent BekendKNGF /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations bekend KNGF rl en co gebr rl totaal [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Bent u bekend met de KNGF richtlijn
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 57 ,114 ,399 57
Bent u bekend met de KNGF richtlijn ,114 ,399 57 1 68
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent BekendKNGF /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 1e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Bent u bekend met de KNGF richtlijn
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 24 .a ,000 24
Bent u bekend met de KNGF richtlijn .a ,000 24 1 28
a. Cannot be computed because at least one of the variables is constant.
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent BekendKNGF /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
136
Correlations 2e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Bent u bekend met de KNGF richtlijn
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 19 .a . 19
Bent u bekend met de KNGF richtlijn .a . 19 .a 21
a. Cannot be computed because at least one of the variables is constant.
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent BekendKNGF /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 3e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Bent u bekend met de KNGF richtlijn
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 14 ,304 ,290 14
Bent u bekend met de KNGF richtlijn ,304 ,290 14 1 19
137
CROSSTABS /TABLES=Aanwezigrichtlijn /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
BY Consequent
BY Lijn
Crosstabs aanwezigheid van een richtlijn consequent gebruik van deze richtlijn en de diverse lijnen [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Case Processing Summary
N Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten * Wordt deze consequent gebruikt * In welke lijn bent u werkzaam
Valid Percent
57
Cases Missing N Percent
83,8%
11
N
16,2%
Total Percent
68
100,0%
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten * Wordt deze consequent gebruikt * In welke lijn bent u werkzaam Crosstabulation Count In welke lijn bent u werkzaam 1e lijn
2e lijn
3e lijn
Wordt deze consequent gebruikt Ja Nee Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten Total Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten Total Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten Total
Ja Nee
Total
3
19
22
0
2
2
3
21
24
7
12
19
7
12
19
4
7
11
1
2
3
5
9
14
Ja
Ja Nee
138
CORRELATIONS /VARIABLES=Aanwezigrichtlijn Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations aanwezigheid van een richtlijn en het consequent gebruik van deze richtlijn binnen de gehele populatie [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten
Pearson Correlation
Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patient en 1
Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt ,044 ,743
68
57
,044 ,743 57
1 57
139
CORRELATIONS /VARIABLES=Aanwezigrichtlijn Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations aanwezigheid richtlijn en consequent gebruik van deze richtijn binnen de eerste lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten
Pearson Correlation
Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patient en 1
Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt ,114 ,596
28
24
,114 ,596 24
1 24
140
CORRELATIONS /VARIABLES=Aanwezigrichtlijn Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations aanwezigheid van een richtlijn en consequent gebruik van deze richtlijn binnen de tweede lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten
Pearson Correlation
Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patient en .a
Wordt deze consequent gebruikt .a
Sig. (2-tailed) N
. 21
19
.a . 19
1 19
a. Cannot be computed because at least one of the variables is constant.
141
CORRELATIONS /VARIABLES=Aanwezigrichtlijn Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations van de aanwezigheid van een richtlijn en consequent gebruik van deze richtlijn binnen de derde lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten
Pearson Correlation
Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patient en 1
Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt ,026 ,930
19
14
,026 ,930 14
1 14
142
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geboortedatum /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations gebdat en co gebr rl totaal [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geboortedatum
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 57 -,139 ,309 56
Geboorte datum -,139 ,309 56 1 67
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geboortedatum /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 1e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geboortedatum
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 24 -,154 ,472 24
Geboorte datum -,154 ,472 24 1 28
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geboortedatum /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 2e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
143
Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geboortedatum
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 19 -,120 ,637 18
Geboorte datum -,120 ,637 18 1 20
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geboortedatum /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 3e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geboortedatum
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 14 ,000 1,000 14
Geboorte datum ,000 1,000 14 1 19
144
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geslacht /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations geslacht en co gebr rl totaal [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geslacht
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 57 ,107 ,427 57
Geslacht ,107 ,427 57 1 68
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geslacht /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 1e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geslacht
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 24 ,194 ,364 24
Geslacht ,194 ,364 24 1 28
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geslacht /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 2e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
145
Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geslacht
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 19 ,209 ,390 19
Geslacht ,209 ,390 19 1 21
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Geslacht /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 3e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Geslacht
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 14 ,026 ,930 14
Geslacht ,026 ,930 14 1 19
146
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Opleiding /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations opleiding en co gebr rl totaal [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Waar hebt u de opleiding gevolg
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 57 -,175 ,214 52
Waar hebt u de opleiding gevolg -,175 ,214 52 1 63
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Opleiding /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 1e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Waar hebt u de opleiding gevolg
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 24 -,260 ,220 24
Waar hebt u de opleiding gevolg -,260 ,220 24 1 28
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Opleiding /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 2e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
147
Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Waar hebt u de opleiding gevolg
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 19 -,287 ,282 16
Waar hebt u de opleiding gevolg -,287 ,282 16 1 18
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Opleiding /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 3e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Waar hebt u de opleiding gevolg
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 14 ,294 ,354 12
Waar hebt u de opleiding gevolg ,294 ,354 12 1 17
148
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Werkervaring /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations werkervaring en co gebr rl totaal [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal jaren werkervaring
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 57 -,067 ,628 54
Aantal jaren werkervaring -,067 ,628 54 1 65
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Werkervaring /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 1e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal jaren werkervaring
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 24 ,202 ,368 22
Aantal jaren werkervaring ,202 ,368 22 1 26
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Werkervaring /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 2e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
149
Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal jaren werkervaring
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 19 -,466 ,051 18
Aantal jaren werkervaring -,466 ,051 18 1 20
CORRELATIONS /VARIABLES=Consequent Werkervaring /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations 3e lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wordt deze consequent gebruikt Aantal jaren werkervaring
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wordt deze consequent gebruikt 1 14 ,248 ,392 14
Aantal jaren werkervaring ,248 ,392 14 1 19
150
CROSSTABS /TABLES=Aanwezigrichtlijn /FORMAT= AVALUE TABLES /CELLS= COUNT /COUNT ROUND CELL .
BY Lijn
BY Consequent
BY Gespecialiseerd
Crosstabs lijnen, gespecialiseerde fysio, aanw rl, co gebr rl [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Case Processing Summary
N Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten * In welke lijn bent u werkzaam * Wordt deze consequent gebruikt * Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD
Valid Percent
57
Cases Missing N Percent
83,8%
11
N
16,2%
Total Percent
68
100,0%
Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten * In welke lijn bent u werkzaam * Wordt deze consequent gebruikt * Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD Crosstabulation Count Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD ja
Wordt deze consequent gebruikt Ja
Nee
Nee
Ja
Nee
In welke lijn bent u werkzaam 1e lijn 2e lijn 3e lijn Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten Total Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten Total Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten Total Is er een richtlijn aanwezig voor behandeling van COPD-patienten Total
Total
Ja 3
Ja Nee
13
3
6
4
13
12
2
27
1
0
0
1
14
12
2
28
1
0
1
0
1
1
1
1
2
6
5
11
1
2
3
7
7
14
Nee
Nee
4
13
Ja
Ja
6
151
CORRELATIONS /VARIABLES=Gespecialiseerd Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations gesp fysio en consequent gebruik rl totale populatie [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een fysiotherapeut gespecialisee rd in COPD 1 68 ,196 ,144 57
Wordt deze consequent gebruikt ,196 ,144 57 1 57
152
CORRELATIONS /VARIABLES=Gespecialiseerd Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations gesp fysio en consequent gebruik rl eerste lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een fysiotherapeut gespecialisee rd in COPD 1 28 ,243 ,253 24
Wordt deze consequent gebruikt ,243 ,253 24 1 24
153
CORRELATIONS /VARIABLES=Gespecialiseerd Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations gesp fysio en consequent gebruik rl tweede lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een fysiotherapeut gespecialisee rd in COPD 1 21 -,309 ,199 19
Wordt deze consequent gebruikt -,309 ,199 19 1 19
154
CORRELATIONS /VARIABLES=Gespecialiseerd Consequent /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations gesp fysio en consequent gebruik rl derde lijn [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Is er een fysiotherapeut gespecialiseerd in COPD Wordt deze consequent gebruikt
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Is er een fysiotherapeut gespecialisee rd in COPD 1 19 ,559* ,038 14
Wordt deze consequent gebruikt ,559* ,038 14 1 14
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
155
CORRELATIONS /VARIABLES=COCRDQ PRCRDQ /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr CRDQ en praktische toepasbaarheid CRDQ [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,641** ,000 68 48 ,641** 1 ,000
N
48
48
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COCRDQ VCRDQ /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr CRDQ en voldoende info in KNGF rl [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
156
Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1 68 ,405*
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,405* ,032 28 1
,032
N
28
28
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COSGRQ PRSGRQ /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr SGRQ en pr toepasbaarheid SGRQ [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,770** ,000 68 53 ,770** 1 ,000
N
53
53
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COSGRQ VSGRQ /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
157
Correlations co gebr SGRQ en V info rl SGRQ [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,489** ,008 68 28 ,489** 1 ,008
N
28
28
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COMPVC PRMPVC /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr MPVC en pr toepasbaarheid MPVC [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1 68 ,229
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,229 ,087 57 1
,087 57
57
CORRELATIONS /VARIABLES=COMPVC VMPVC /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
158
Correlations co gebr MPVC en v info rl MPVC [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1 68 ,354
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,354 ,149 18 1
,149
N
18
18
CORRELATIONS /VARIABLES=COPeakflow PRPeakflow /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr peakflow en pr toepasbaarheid peakflow [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,492** ,000 68 50 ,492** 1 ,000
N
50
50
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS
159
/VARIABLES=COPeakflow VPeakflow /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr peakflow en v info rl peakflow [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1 68 ,262
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,262 ,147 32 1
,147
N
32
32
CORRELATIONS /VARIABLES=COInspiratiestand PRInspiratiestand /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr insp st en pr toepasbaarheid insp st [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,575** ,000 68 41 ,575** 1 ,000
N
41
41
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
160
CORRELATIONS /VARIABLES=COInspiratiestand VInspiratiestand /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr insp st en v info rl insp st [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
N
68 ,445*
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,445* ,026 25 1
,026 25
25
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COPimax PRPimax /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr pimax en pr toepasbaarheid pimax [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
161
Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,601** ,000 68 49 ,601** 1 ,000
N
49
49
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COPimax VPimax /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr pimax en v info rl pimax [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1 68 ,272
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,272 ,188 25 1
,188 25
25
CORRELATIONS /VARIABLES=COWandeltest PRWandeltest /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr 6mwt en pr toepasbaarheid 6mwt [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
162
Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,606** ,000 68 58 ,606** 1 ,000
N
58
58
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COWandeltest VWandeltest /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr 6mwt en v info rl 6mwt [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
N
68 ,404*
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,404* ,011 39 1
,011 39
39
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COShuttle PRShuttle /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
163
Correlations co gebr shuttle en pr toepasbaarheid shuttle [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,781** ,000 68 40 ,781** 1 ,000
N
40
40
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COShuttle VShuttle /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr shuttle en v info rl shuttle [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
N
68 ,531*
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,531* ,034 16 1
,034 16
16
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COSaturatie PRSaturatie /PRINT=TWOTAIL NOSIG
164
/MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr saturatie en pr toepasbaarheid saturatie [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,540** ,000 68 57 ,540** 1 ,000
N
57
57
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COSaturatie VSaturatie /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr saturatie en v info rl saturatie [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1 68 ,194
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,194 ,219 42 1
,219 42
42
CORRELATIONS /VARIABLES=COBORG PRBORG
165
/PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr borg en pr toepasbaarheid borg [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,627** ,000 68 52 ,627** 1 ,000
N
52
52
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COBORG VBORG /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr borg en v info rl borg [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
N
68 ,429*
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,429* ,014 32 1
,014 32
32
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
166
CORRELATIONS /VARIABLES=COBORG VBORG /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr borg en v info rl borg [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
N
68 ,429*
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,429* ,014 32 1
,014 32
32
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COVAS PRVAS /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr vas en pr toepasbaarheid vas [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
167
Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,506** ,000 68 49 ,506** 1 ,000
N
49
49
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COVAS VVAS /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr vas en v info rl vas [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1 68 ,297
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,297 ,133 27 1
,133 27
27
CORRELATIONS /VARIABLES=COHandheld PRHandheld /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr handheld en pr toepasbaarheid handheld [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav
168
Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Zijn deze meetinstrumenten goed praktisch toepasbaar
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
Zijn deze meetinstrum enten goed praktisch toepasbaar ,676** ,000 68 48 ,676** 1 ,000
N
48
48
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
CORRELATIONS /VARIABLES=COHandheld VHandheld /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE .
Correlations co gebr handheld en v info rl handheld [DataSet1] M:\Mijn documenten\Afstudeerproject COPD\Resultaten 19-04\nieuwe gegevens 1 Mei.sav Correlations
Wanneer maakt u consequent gebruik van dit meetinstrument Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstrumenten
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N Pearson Correlation Sig. (2-tailed)
Wanneer maakt u conseque nt gebruik van dit meetinstru ment 1
N
68 ,453*
Geeft de richtlijn voldoende informatie over de meetinstru menten ,453* ,015 28 1
,015 28
28
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
169