Inleiding
Meerwaarden die kaderen binnen het beheer van uw privaat patrimonium
De laatste tijd beweegt er heel wat met betrekking tot de meerwaarden die belastingplichtigen realiseren wanneer ze een aandelenparticipatie vervreemden. De fiscus probeert enerzijds meer en meer dergelijke meerwaarden te belasten als speculatieve winsten in toepassing van artikel 90, 1° WIB 1992. Anderzijds heeft de Administratie zich neergelegd bij Europese rechtspraak die stelt dat artikel 90, 9° WIB 1992 niet van toepassing is, wanneer u meerwaarden realiseert bij de verkoop van een belangrijke deelneming aan een buitenlandse vennootschap. In deze bijdrage hebben we het verder over de toepassing van artikel 90, 9° WIB 1992, of de meerwaardenregeling op belangrijke deelnemingen, binnen het beheer van uw privaat patrimonium.
Artikel 90 WIB 1992 omvat drie uitzonderingen die erin bestaan dat er toch een meerwaardebelasting mogelijk is, zelfs wanneer u deze realiseert binnen het beheer van uw privaat patrimonium. Dit geldt voor meerwaarden die u realiseert op : – ongebouwde onroerende goederen (artikel 90, 8° WIB 1992); – belangrijke deelnemingen (artikel 90, 9° WIB 1992); – gebouwde onroerende goederen (artikel 90,10° WIB 1992). Een voorbeeld U realiseert een meerwaarde bij de verkoop van een stuk bouwgrond, waarbij we mogen aannemen dat het om een normaal beheer van uw privaat patrimonium gaat. Het feit dat uw verrichting voldoet aan de objectieve bepalingen van artikel 90, 8° WIB 1992, is voldoende voor de belastbaarheid, waarbij de fiscus helemaal niets hoeft te bewijzen. Hetzelfde geldt uiteraard voor meerwaarden op belangrijke deelnemingen en op gebouwde onroerende goederen.
De opbouw van artikel 90 WIB 1992 Speculatieve winsten en baten Artikel 90, 1° voorziet dat speculatieve winsten belastbaar zijn als diverse inkomsten tegen het tarief van 33 %. Dit zijn winsten of baten die u realiseert buiten het beheer van uw privaat patrimonium en buiten enige beroepsactiviteit. De aard van de handeling die de opbrengsten oplevert is zonder belang, maar het is wel belangrijk dat u weet dat de bewijslast volledig bij de fiscus ligt. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer u meerwaarden realiseert bij de verkoop van aandelen en de Administratie kan aantonen dat dit geen normaal beheer van uw privaat patrimonium is, deze meerwaarde zonder meer als een divers inkomen belastbaar is tegen 33 %. We herinneren er u nog even aan dat een beheer van privaat patrimonium in principe enkel kan voor onroerende en roerende goederen en voor portefeuillewaarden. PA C I O L I
NR.
222
BIBF-IPCF
I N H O U D • Collectief woon-werkverkeer en de toepassing van artikel 90, 9° WIB 1992 1 • Het dagboek van de kleine verenigingen: nieuwe regels 7 • Elektronische btw-aangifte verplicht vanaf 2007 8
8
–
21
JANUARI
2007
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
Meerwaarden op aandelen en de toepassing van artikel 90, 9° WIB 1992
sen verwerving en vervreemding zegt het wetboek niets. Enkel het feit dat u de aandelen bezit is van belang.
Conclusie Wanneer we het bovenstaande toepassen op de meerwaarde op aandelen, komen we tot het volgende besluit. Indien u als particulier binnen het normaal beheer van uw privaat patrimonium meerwaarden realiseert die kaderen binnen artikel 90, 9° WIB 1992, dan zijn die meerwaarden belastbaar als divers inkomen. De fiscus moet hierbij niets bewijzen. Realiseert u echter meerwaarden bij de verkoop van aandelen buiten het normaal beheer van uw privaat patrimonium, dan kan de meerwaarde belastbaar zijn als divers inkomen. Dit is echter een feitenkwestie waarbij de bewijslast volledig bij de fiscus ligt.
De wijze waarop u de aandelen vervreemdt U moet de aandelen vervreemden ten bezwarende titel, wat dus een verkoop, een ruil en een inbreng in een vennootschap inhoudt. Hierbij bedoelen we niet de gevallen waarbij u bij een fusie, een splitsing of een omvorming van vennootschappen, aandelen in ruil krijgt uit de overnemende, de verkrijgende of de uit de omzetting ontstane vennootschappen. De meerwaarden die onder die omstandigheden vastgesteld zijn, blijven onbelast in toepassing van artikel 95 WIB 1992.
Opfrissing van artikel 90, 9° WIB 1992, meerwaarden op belangrijke deelnemingen
U moet de aandelen vervreemden aan een in artikel 227, 2° en 3° WIB 1992 bedoelde rechtspersoon. Dit betekent samengevat dat u moet verkopen aan : – een buitenlandse vennootschap, rechtspersoon, vereniging of instelling; – een vreemde staat, of onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan.
We bespreken artikel 90, 9° WIB 1992, waarbij we nu al opmerken dat u op dit ogenblik de nieuwe standpunten van de Administratie noch in de wetteksten noch in de commentaar kan terugvinden. Met nieuwe standpunt bedoelen we dat de Administratie afziet van taxatie, wanneer u aandelen verkoopt aan een buitenlandse vennootschap maar binnen de EU.
Belangrijk ! Ingevolge een uitspraak van het Hof van Justitie op 8 juni 2004, kan er geen belastbaarheid zijn wanneer de overdracht van een belangrijke deelneming gebeurt binnen de Europese Unie. De Belgische fiscus heeft zich bij deze uitspraak neergelegd zoals onder meer blijkt uit : – een parlementaire vraag van de heer Vandenberghe op 8 juli 2004; – de voorafgaande beslissingen nr. 400.344 van 9 juni 2005, nr. 600.156 van 23 mei 2006, en nr. 600.299 van 22 augustus 2006.
Op wie is artikel 90, 9° WIB 1992 van toepassing ? Op belastingplichtigen die aan de personenbelasting onderworpen zijn, op voorwaarde dat de transactie waarbij ze de meerwaarden verwezenlijken kadert binnen het beheer van hun privaat patrimonium. Niet-inwoners natuurlijke personen (art. 228, § 2, 9° WIB 1992) Over welke deelnemingen gaat het?
Niettegenstaande het WIB 1992 nog niet aangepast is, betekent dit dat artikel 90, 9° WIB 1992 nog enkel van toepassing is bij de overdracht van een belangrijke deelneming buiten de Europese Unie (EU). Tenminste één auteur schrijft dat er geen belastbaarheid meer is indien u de meerwaarde realiseert binnen de Europese Economische Ruimte (EER), doch dit lijkt ons voorbarig. De geciteerde voorafgaande beslissingen hebben het duidelijk over de EU en de parlementaire vraag heeft het dan weer over de Europese Gemeenschap (EG), omdat de Europese rechtspraak nog op de EG betrekking had. Gezien het belang verduidelijken we even de begrippen EU en EER.
Het moet gaan over aandelen die rechten vertegenwoordigen in een binnenlandse vennootschap. Volgens artikel 2, § 2, 2° WIB 1992 zijn dat vennootschappen die in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben en die niet van vennootschapsbelasting zijn uitgesloten. De wijze waarop u de aandelen verkregen hebt Hier stellen we een duidelijk verschil vast met de meerwaardenregeling op ongebouwde en gebouwde onroerende goederen. In het wetboek is nergens sprake dat u de meerwaarden ten bezwarende titel of door schenking moet hebben verworven. Ook over het tijdsverloop tus-
8
–
21
JANUARI
2007
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
222
Op dit ogenblik bestaat de EU uit : België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Zweden,
u een deel van de verkoopprijs niet ontvangt, de meerwaardenregeling toch van toepassing is. Het hoeft geen verdere uitleg dat deze interpretatie betekent dat u als verkoper dubbel op uw hoede moet zijn wanneer u uw aandelen verkoopt. Indien de operatie verkeerd afloopt riskeert u immers naast het financieel debacle belasting te moeten betalen op meerwaarden die u enkel op papier gerealiseerd hebt.
De EER bestaat uit : Alle landen van de EU, maar aangevuld met Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Dit zijn drie ‘EVA’-landen die behoren tot de Europese Vrijhandelsassociatie.
Wanneer kan er nu een belastbare meerwaarde ontstaan ?
Opgelet ! Artikel 94 WIB 1992 voorziet in een antiontwijkingmechanisme
De aandelen die u vervreemdt ten bezwarende titel, moeten deel uitmaken van een belangrijke deelneming van uzelf of in familiegroep, die u onmiddellijk of middellijk, op enig tijdstip in de loop van vijf jaar voor de overdracht, in uw (of familiegroep) bezit had. – Met belangrijke deelneming bedoelt men meer dan 25 % van de rechten in de vennootschap waarvan de rechten worden overgedragen. – Onder familiegroep verstaat men de overdrager en zijn echtgenote (nu ook de wettelijk samenwonende), hun beider ascendenten (ouders, grootouders, enz.), hun afstammelingen (kinderen, kleinkinderen, enz.) en hun zijverwanten tot de tweede graad. Deze laatste zijn de broers en zusters van de overdrager of van zijn echtgenote. – We spreken van een onmiddellijk bezit wanneer u zelf (of de familiegroep) rechtstreeks de aandelen bezit. – Een middellijk bezit betekent dat u (of de familiegroep) aandelen van een vennootschap bezit, die op haar beurt aandelen in portefeuille heeft van de overgedragen vennootschap. Om na te gaan of u de grens van 25 % overschrijdt, moet u de onmiddellijke en middellijke rechten samentellen.
Stel dat u een aandelenpakket dat onder de meerwaardenregeling valt wenst te verkopen aan een vennootschap buiten de EU. U zou bijvoorbeeld de belastbare meerwaarde kunnen ontwijken door eerst te verkopen aan een Belgische tussenpersoon en daar de meerwaarde realiseren die onbelast blijft. Die Belgische tussenpersoon verkoopt vervolgens voor nagenoeg dezelfde prijs de aandelen door aan de buitenlandse vennootschap buiten de EU. Op die verkoop kan de meerwaardenregeling wel van toepassing zijn, alleen zal er op die laatste transactie zo goed als geen meerwaarde gerealiseerd worden ! Om dit tegen te gaan, belast artikel 94 WIB 1992 de meerwaarden die u zelfs bij een binnenlandse vervreemding ten bezwarende titel realiseert, wanneer de aandelen minder dan twaalf maanden nadien toch zouden verkocht worden aan een in artikel 227, 2° en 3° bedoelde buitenlandse koper buiten de EU. Wanneer u een belangrijke deelneming aan een binnenlandse koper verkoopt, zorg er dus voor dat er een clausule in de verkoopovereenkomst opgenomen is, waarbij de koper zich verbindt de aandelen binnen het jaar niet over te dragen aan een in artikel 227, 2° en 3° bedoelde buitenlandse koper buiten de EU.
Een voorbeeld Vader en zoon bezitten elk 12 % van een Belgische vennootschap A. Daarnaast bezitten ze elk 14 % van een eveneens Belgische vennootschap X. Deze laatste heeft 25 % van de aandelen van vennootschap A in portefeuille. De vader wenst nu zijn aandelen aan een buitenlandse vennootschap te verkopen. We gaan na of in deze familiegroep de grens van 25 % overschreden wordt.
Het tijdstip waarop u de meerwaarde realiseert Volgens de Com. IB 90/56 heeft het geen belang indien de verkoper de prijs niet of niet volledig ontvangt. De Administratie steunt daarbij op rechtspraak. Het Hof van Beroep te Bergen vonniste op 6 december 1996 (FJF 97/163) dat de overdracht van de aandelen voltooid is, op het tijdstip waarop de prijs van de aandelen kan worden vastgesteld en er een akkoord bestaat over het voorwerp en de prijs. Eerder besliste het Hof van Beroep te Antwerpen op 28 juni 1993, dat wanneer PA C I O L I
NR.
222
BIBF-IPCF
Onmiddellijke deelneming : 12 x 2 = 24 % Middellijke deelneming : (14 x 2) % x 25 % = 7 % In totaal bezitten ze in familiegroep 24 + 7 = 31 %. De verkoop van de aandelen door de vader is dus de overdracht van een belangrijke deelneming zodat de meerwaardenregeling van toepassing kan zijn.
8
–
21
JANUARI
2007
– Die prijs van verkrijging kunt u aantonen door middel van aankoopborderellen of andere bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitsluiting van de eed. Ook feitelijke vermoedens hebben bewijskracht. – Wanneer u een belangrijke deelneming voor een gedeelte verkoopt aan een buitenlandse vennootschap en u hebt zelf die aandelen op verschillende tijdstippen (en tegen verschillende prijzen) gekocht, dan hebt u twee mogelijkheden. Ofwel kunt u aantonen welke aandelen u precies overdraagt, ofwel kunt u dat niet. In het laatste geval mag u aannemen dat de vervreemde aandelen proportioneel uit de verschillende aankopen voortkomen. In het eerste geval kunt u de meerwaarde in afzonderlijke delen berekenen. – Indien u de aandelen verkreeg bij erfenis of schenking, dan mag u de prijs waartegen de schenker of overledene de aandelen kocht, niet verhogen met de betaalde successie- of registratierechten. – Wanneer u de aandelen verkreeg vóór 1950, dan mag u de prijs van verkrijging vermenigvuldigen met de coëfficiënten die u terugvindt in artikel 2, § 6 WIB 1992. – Wanneer de overdrager in de vennootschap van wie hij de aandelen overdraagt, geldsommen stort bij een kapitaalverhoging die plaatsvindt nadat hij de aandelen verkreeg, dan moet u die gestorte sommen bijtellen bij de prijs ven verkrijging. In diezelfde redenering moet u ontvangen geldsommen naar aanleiding van een kapitaalvermindering (die ook plaatsvindt nadat de overdrager de aandelen verkreeg) aftrekken van de prijs van verkrijging.
Enkele belangrijke opmerkingen ! Bemerk dat de overgedragen aandelen op zich deel moeten uitmaken van een belangrijke deelneming. Hoeveel aandelen u effectief overdraagt doet uiteindelijk niet ter zake. In bovenstaand voorbeeld zou het voldoende zijn, mocht de vader een klein deel van zijn aandelen verkopen aan een vennootschap buiten de EU. Sedert aanslagjaar 2005 zijn in het WIB 1992 wettelijk samenwonenden volledig gelijkgesteld met gehuwden. Dit kan belangrijke gevolgen hebben voor deze meerwaardenregeling. Stel u even voor dat vier personen (geen familieband) samen een onderneming opgestart hebben, waarbij ze elk 25 % van de aandelen bezitten. Een Amerikaans bedrijf wil hun aandelen opkopen waarbij ze een belangrijke meerwaarde zouden realiseren. Voorlopig is er geen meerwaardebelasting, omdat geen enkele verkoper meer dan 25 % van de aandelen heeft. Indien nu echter twee van hen een verklaring van wettelijke samenwoonst zouden afleggen, dan moet u hun aandelenbezit samenvoegen om hun participatiegraad te evalueren. In dat geval komt u aan 50 % waardoor artikel 90, 9° WIB 1992 van toepassing is. Wanneer u aandelen overdraagt die u eerder in ruil verkreeg naar aanleiding van een fusie, splitsing of omvorming van vennootschappen, dan moet u de belangrijkheid van de deelneming beoordelen op basis van de toestand zoals die zich voordeed vóór die fusie, splitsing of omvorming. Hoe berekent u de meerwaarde ?
Tegen welk tarief is de meerwaarde belastbaar ?
In toepassing van artikel 102 WIB 1992 is dit het verschil tussen volgende twee grootheden : 1. de vergoeding in welke vorm ook, die u voor de vervreemding van de aandelen ontvangt. Dit stemt overeen met de werkelijke waarde van de vergoeding indien u die in een andere vorm dan in geld zou ontvangen. Die werkelijke waarde moet u beoordelen op het ogenblik van de overdracht. Vergeet niet dat deze vergoeding volgens de administratie deze is, waarover partijen een akkoord bereikt hebben. De eigenlijke betaling is daarbij van ondergeschikt belang. Aandelen die u in ruil ontvangt naar aanleiding van een fusie, een splitsing of een omvorming, zijn het niet bedoeld.
Meerwaarden op belangrijke deelnemingen zijn volgens art. 171, 4°, e WIB 1992 afzonderlijk belastbaar aan 16,5 %, tenzij globalisatie voor de belastingplichtige voordeliger zou zijn. Er is in het wetboek niet voorzien dat u eventuele verliezen van andere gerealiseerde meerwaarden kunt aftrekken. Let wel dat wanneer de fiscus dergelijke meerwaarden belast als speculatieve winsten volgens artikel 90, 1° WIB 1992, het tarief 33 % bedraagt.
Enkele belangrijke verschillen met meerwaarden op onroerende goederen Bemerk dat u bij het berekenen van de meerwaarden op belangrijke deelnemingen, de prijs van verkrijging niet mag verhogen met forfaitaire kosten, noch met een bepaald percentage afhankelijk van het tijdsverloop tussen verwerving en vervreemding. Enkel een revalorisatie is
2. de prijs waartegen u de aandelen ten bezwarende titel verkreeg, hetzij uzelf, hetzij uw rechtsvoorganger voor het geval u de aandelen verkreeg door erfenis of schenking. Deze prijs mag u revaloriseren volgens artikel 2 § 6 WIB 1992. 8
–
21
JANUARI
2007
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
222
mogelijk. U kunt verliezen op deelnemingen ook niet recupereren op andere inkomsten of meerwaarden. Dit zijn belangrijke verschillen met de meerwaarden op gebouwde (artikel 90, 10 WIB 1992) en ongebouwde (artikel 90, 8° WIB 1992) onroerende goederen.
– In de andere gevallen gaat men slechts tot taxatie over, indien de ontbindende voorwaarde niet in vervulling is gegaan binnen een termijn van dertig maanden, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar na dat van het sluiten van de overeenkomst tot vervreemding met de ontbindende voorwaarde. – Wanneer de belastingplichtige een bezwaarschrift indient om zijn rechten te vrijwaren, dan zal de Administratie die bezwaarschriften in beraad houden, tot bij het verstrijken van de termijn van vijf jaar (maximumtermijn van de ontbindende voorwaarde), of tot wanneer de ontbindende voorwaarde in werking treedt. – Werd er geen bezwaarschrift ingediend, dan kan de belastingplichtige indien dit nog mogelijk is, een ontheffing van ambtswege vragen in toepassing van artikel 376 WIB 1992. De inwerkingtreding van de ontbindende voorwaarde mag hij daarbij als een nieuw feit beschouwen. Let wel dat dit slechts mogelijk is wanneer de belastingplichtige de Administratie in kennis stelt van de overbelasting, binnen de drie jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. Gezien een ontbindende voorwaarde vijf jaar kan «hangen» biedt een klassiek bezwaarschrift de enige zekerheid om de taxatie van een uiteindelijk niet bestaande meerwaarde te vermijden.
Niet-belastbare transacties Voor alle duidelijkheid vatten we samen dat meerwaarden die u verwezenlijkt bij de overdracht van belangrijke deelnemingen niet belastbaar zijn, indien die overdracht gebeurt aan: – aan de PB onderworpen rijksinwoners; – een aan de BNI voor natuurlijke personen onderworpen niet- rijksinwoner; – een aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap; – een vereniging buiten de EU zonder rechtspersoonlijkheid die niet is opgericht in een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de rechtsvorm van een vennootschap naar Belgisch recht en die dus niet onderworpen is aan de BNI voor vennootschappen; – een rechtsopvolger via erfopvolging of schenking; – recentelijk, alle overdrachten binnen de EU. Let wel dat we het hier steeds hebben over overdrachten binnen het beheer van uw privaat patrimonium. Wanneer u meerwaarden bij de verkoop van aandelen realiseert en de fiscus kan aantonen dat dit speculatieve winsten zijn, dan is er steeds belastbaarheid mogelijk in toepassing van art. 90, 1° WIB 1992. Het hoeft in dergelijk geval zelfs niet om een «belangrijke deelneming» te gaan en ook de hierboven opgesomde transacties kunnen belastbaar zijn.
Tot slot enkele voorbeelden A. Een voorbeeld met toepassing van de revalorisatie volgens artikel 2, § 6 WIB 1992 In 1946 richt een persoon een vennootschap op waarbij hij gedeeltelijk een inbreng doet in natura en gedeeltelijk in geld. Hij verwerft daarvoor 3 000 aandelen op een totaal van 10 000, aan omgerekend 30,00 euro per aandeel. In 1975 schrijft diezelfde persoon in op een kapitaalverhoging, en stort bij die gelegenheid 150 000,00 euro in de vennootschap. Er worden geen nieuwe aandelen gecreëerd, maar hij behoudt op deze wijze wel zijn participatiegraad van 30 %. In 1980 schenkt hij die aandelen aan zijn drie kinderen. Zijn zonen A, B en C verwerven daarmee elk 1 000 aandelen. In het jaar 2000 verkoopt zoon B zijn participatie aan een vennootschap buiten de EU voor 880 000,00 euro. Bij de verkoop doet hij een beroep op de diensten van een internationaal werkend advocatenkantoor, dat voor de begeleiding van zijn dossier een ereloon aanrekent van 5 000,00 euro.
Een bijzonder geval is de vervreemding met een ontbindende voorwaarde In de praktijk kan het gebeuren dat een verkoop van een belangrijke deelneming plaatsvindt, onder de ontbindende voorwaarde van wederinkoop. Dit is een beding waarbij de verkoper zich voorbehoudt de aandelen terug te kopen tegen teruggave van de oorspronkelijke prijs, al dan niet met een bijkomende vergoeding. Volgens de artikelen 1659 en 1660 B.W. kan de verkoper dit recht voor maximaal vijf jaar bedingen. Een ontbindende voorwaarde stelt de belastbaarheid van de (voorlopig) gerealiseerde meerwaarde niet uit. De Administratie heeft wel een regeling uitgewerkt om te vermijden dat er belasting geheven wordt op een meerwaarde, waarbij nadien de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat (Com. IB 97/64). We vatten deze regeling voor u samen. – Indien u de meerwaarde hebt aangegeven, vestigt de Administratie de aanslag binnen de geldige termijn. PA C I O L I
NR.
222
BIBF-IPCF
Uitwerking Er kan een meerwaardebelasting van toepassing zijn, omdat zoon B de aandelen ten bezwarende titel vervreemdt aan
8
–
21
JANUARI
2007
een vennootschap buiten de EU en omdat hij samen met zijn twee broers 30 % bezit van de aandelen. Het gaat bijgevolg over het vervreemden van 1 000 aandelen die in familiegroep deel uitmaken van een belangrijke deelneming. Eerste grootheid, de verkoopprijs Geen aftrek van kosten mogelijk
Uitwerking In het geval de overdrager de aandelen verkreeg door ruil naar aanleiding van een fusie, moeten we kijken naar de toestand vóór de ruil. Omdat A voor de fusie 40 % van de aandelen X bezat, moeten we de in ruil daarvoor verkregen aandelen Y als een belangrijke deelneming beschouwen. Hij vervreemdt bovendien aan een vennootschap buiten de EU, zodat de meerwaardebelasting van toepassing kan zijn.
880 000,00
Tweede grootheid, de prijs van verkrijging 34 200,00 Bij de oprichting 1 000 × 30 × 1,14 Revalorisatie volgens artikel 2 § 6 WIB 1992 Bijkomende storting van geld in 1975 Er werd 50,00 euro per aandeel gestort
Eerste grootheid, de verkoopwaarde Tweede grootheid, de aankoopprijs Meerwaarde belastbaar tegen 16,5 %
50 000,00
D. Een voorbeeld waarbij een belastingplichtige zijn participatie eerst aan een rijksinwoner verkoopt
Totale kostprijs waartegen de rechtsvoorganger Van zoon B de aandelen heeft verkregen - 84 200,00 Meerwaarde belastbaar tegen 16,5 %
In 1995 richt de heer A een BVBA op met een kapitaal van 100 000,00 euro (1 000 aandelen die hij volledig zelf onderschrijft en volstort). Op 20 november 2002 verkoopt hij de aandelen aan de heer B, een Belgische rijksinwoner, voor 260 000,00 euro. In maart 2003 verkoopt diezelfde heer B de aandelen door aan een vennootschap buiten de EU voor 275 000,00 euro.
795 800,00
B. Een voorbeeld waarbij het niet om een belangrijke deelneming gaat Een persoon A richt samen met zijn zakenpartner B (geen familie) in 1975 een vennootschap op. Op een totaal van 2 500 aandelen, schrijven ze elk in voor 1 250 aandelen, aan 100,00 euro per aandeel. In 1995 verkoopt de heer A 750 aandelen aan de zoon van zijn partner B (een rijksinwoner) voor 260,00 euro per aandeel. In december 2005 ten slotte, verkoopt A de resterende 500 aandelen aan een vennootschap buiten de EU voor 400,00 euro per aandeel.
Uitwerking Hier zal de fiscus toepassing kunnen maken van artikel 94 WIB 1992 omdat in de twaalf maanden die aan de verkoop van de aandelen aan een in artikel 227, 2° of 3° bedoelde rechtspersoon voorafgaan, er eveneens een overdracht plaatsvond tussen andere belastingplichtigen. We noteren bijgevolg twee belastbare handelingen. Deze van de heer A aan de heer B (art. 94 WIB 1992) en deze van de heer B aan de vennootschap buiten de EU (art. 90, 9° WIB 1992).
Uitwerking Geen enkele van de transacties is belastbaar. De eerste verkoop vindt plaats aan een Belgische rijksinwoner, en op het ogenblik van de tweede verkoop had A in de vijf voorgaande jaren, geen belangrijke deelneming van meer dan 25 % in de vennootschap.
Verkoop door A Eerste grootheid, de verkoopwaarde 260 000,00 Tweede grootheid, de gestorte som bij oprichting - 100 000,00 Meerwaarde belastbaar bij A aan 16,5 % 160 000,00
C. Een voorbeeld waarbij een belastingplichtige de aandelen verkregen heeft naar aanleiding van een fusie Een persoon A koopt in 1980 aandelen (800 aandelen op 2 000) van vennootschap X voor 60 000,00 euro. In 1995 wordt vennootschap X opgeslorpt door de NV ‘Y’. In ruil voor zijn 800 aandelen X verkrijgt de heer A 300 aandelen Y op een totaal van 2.500 aandelen. In 2001 verkoopt de heer A zijn 300 aandelen Y aan een vennootschap buiten de EU voor 225 000,00 euro.
8
–
21
JANUARI
2007
225 000,00 - 60 000,00 165 000,00
Verkoop door B Eerste grootheid, de verkoopwaarde 275 000,00 Tweede grootheid, de aankoopprijs door B - 260 000,00 Meerwaarde belastbaar bij B aan 16,5 % 15 000,00
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
222
Het begeleiden van belastingplichtigen die een belangrijke aandelenparticipatie wensen te verkopen, houdt een grote verantwoordelijkheid in en blijft een zaak voor de ernstige en bekwame beroepsbeoefenaar.
Besluit Het administratief standpunt inzake meerwaarden op belangrijke deelnemingen is versoepeld, nu de overdracht belastingvrij kan gebeuren binnen de EG. Dit betekent in geen geval een onvoorwaardelijke vrijstelling, omdat de fiscus altijd artikel 91, 1° WIB 1992 kan inroepen.
Eddy LESAGE Erkend boekhouder-fiscalist
Het dagboek van de kleine verenigingen: nieuwe regels In juni 2006 kondigde de pers aan dat de Minister van Justitie een koninklijk besluit voorbereidde waardoor de boekhoudkundige verplichtingen van de kleine verenigingen zouden worden versoepeld. De verspreide informatie was enigsinds misleidend en verwarrend doordat er werd beweerd dat de kleine vereniging nog enkel de boekhouding van hun geldkas zouden moeten bijhouden, waarin enkel het geld dat een vereniging daadwerkelijk heeft ontvangen of betaald, vermeld moest staan. Facturen inschrijven of provisies aanleggen was dus niet meer nodig. Maar de essentie van de vroegere wetgeving bestond er juist in enkel de mutaties in contant geld of op rekeningen in te schrijven (zogenaamde «kasboekhouding»).
Veronderstel nu een «super»kleine vereniging, zonder personeel, waar de voorzitter of de penningmeester de enige kas houdt en waar uitgaven en ontvangsten weinig of niet moeten uitgesplitst worden. Deze vereniging moest volgens de vorige wetgeving toch het «minimaal» model van dagboek gebruiken, wat niet handig was. Voortaan is het woord «minimaal» geschrapt in de tekst van het besluit alsook in de tekst van de bijlage waarin het model van dagboek wordt opgenomen. Concreet betekent dit dat onze «super»kleine vereniging voortaan een dagboek mag houden dat aangepast is aan haar noden, met weglating van de kolommen die voor haar niet van toepassing zijn. Dat is dus de aangekondigde versoepeling.
Nu het bewuste KB verschenen is kan men er de werkelijke toedracht van toelichten. Het Koninklijk Besluit van 15 september 2006 (B.S. 12 oktober 2006) wijzigt de artikelen 2 en 3 van het oorspronkelijke besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van de kleine verenigingen. Dit besluit trad in werking op 22 oktober 2006.
2. Het houden van het dagboek In de vorige regels was er alleen sprake van een dagboek dat gehouden werd als een register. Bestond de informatica dan nog niet voor de kleine verenigingen ? De ondernemingen hebben tot 2005 moeten wachten op een officieel standpunt met betrekking tot de «elektronische boekhouding» (zie Koninklijk Besluit van 25 januari 2005, B.S. 7 februari 2005, besproken in Pacioli 193). In navolging van de regels die gelden voor de ondernemingen, werd het besluit betreffende de boekhouding van de kleine verenigingen aangepast. Wij hernemen de volledige regels voor het houden van het dagboek en zetten de nieuwe tekst in cursief.
Wat is er nu veranderd ?
1. Model van het dagboek Als algemene regel stelt het oorspronkelijke KB dat de verrichtingen die betrekking hebben op mutaties in contant geld of op rekeningen, ingeschreven moeten worden in een ongesplitst dagboek waarvan een minimaal model in bijlage is opgenomen. Dit model bestaat uit twee delen : uitgaven en ontvangsten, elk deel onderverdeeld in vijf kolommen als aanduiding van de oorsprong van de mutatie, een totaal bedrag van de mutaties van de dag en vier kolommen voor de uitsplitsing van de uitgaven respectievelijk de ontvangsten.
PA C I O L I
NR.
222
BIBF-IPCF
Artikel 3 van het Koninklijk Besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van de kleine verenigingen § 1. Het in artikel 2 bedoelde dagboek is genummerd en wordt geïdentificeerd door de naam van de vereniging.
8
–
21
JANUARI
2007
§ 2. Het dagboek mag worden gehouden door middel van ingebonden of ingenaaide registers of door middel van geïnformatiseerde systemen. Indien het wordt gehouden door middel van ingebonden of ingenaaide registers moet het voor het eerste gebruik en vervolgens ieder jaar worden ondertekend door de perso(o)n(en) die de vereniging ten aanzien van derden vertegenwoordig(t)(en).
jaar worden bewaard te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op de afsluiting ervan. Indien het dagboek wordt gehouden door middel van geïnformatiseerde systemen, moet de voor het bewaren gebruikte drager de onveranderlijkheid en de toegankelijkheid van de gegevens die erin geregistreerd zijn verzekeren gedurende de volledige bewaringstermijn opgelegd in het vorige lid.
§ 3. Het dagboek wordt bijgehouden naar tijdsorde, zonder witte vakken, noch weglating, opdat de materiële continuïteit, alsook de regelmatigheid en de onomkeerbaarheid van de boekingen gewaarborgd zouden zijn. Bij correctie moet de oorspronkelijke boeking leesbaar blijven.
Let wel ! de laatste paragraaf verplicht de vereniging niet enkel tot het bewaren van de informatiedrager gedurende de wettelijke termijn maar ook de systemen die toelaten deze drager te lezen en eventueel de gegevens ervan op papier te drukken.
§ 4. Het originele dagboek gehouden door middel van ingebonden of ingenaaide registers moet gedurende tien
Michel VANDER LINDEN Erebedrijfsrevisor
Elektronische BTW-aangifte verplicht vanaf 2007 Een Wet van 7 december 2006 (B.S. 22 december 2006) wijzigt het BTW-wetboek. Hierdoor krijgt de Koning de mogelijkheid om de indiening en de mededeling van bepaalde aangiften en gegevens langs elektronische weg toe te staan en zelfs te verplichten (art. 53, § 1, eerste lid, 2°, art. 53ter en art. 53quinquies tot 53octies, § 1, BTW-wetboek). Deze verplichting kadert in een volharde aanpak tot administratieve vereenvoudiging voor de belastingplichtigen en de belastingadministraties.
Net zoals in Nederland, zal de verplichte elektronische BTWaangifte dus ook in België geleidelijk aan worden ingevoerd. In een eerste fase, die in de eerste helft van 2007 in werking zal treden, zullen zo’n 5 500 grote ondernemingen (meer dan 100 werknemers) hun BTW-aangifte elektronisch moeten indienen. In de eerste helft van 2008 zou dit ook verplicht worden voor zo’n 20 000 middelgrote ondernemingen. In de eerste helft van 2009 zou dit verplicht worden voor alle ondernemingen, uitgezonderd voor zij die aantonen dat ze niet over de nodige ICT-apparatuur beschikken.
De verplichting zal geleidelijk ingevoerd worden in de eerste helft van 2007. Er zal rekening gehouden worden met het bedrag van de jaaromzet van 2005 en met het feit of de belastingplichtigen maandelijkse of kwartaalaangiften indienen. Om de elektronische BTW-aangifte in te dienen, zal de BTW-belastingplichtige zijn elektronische identiteitskaart moeten gebruiken. BTW-belastingplichtigen die aantonen dat ze niet over de nodige informatica-apparatuur beschikken, zullen van de verplichting vrijgesteld worden.
Momenteel dient slechts 12 % van de BTW-plichtige ondernemingen hun BTW-aangifte elektronisch in via Intervat of Edivat. Hierdoor blijft er binnen de ondernemingen nog heel wat papieren rompslomp. De elektronische aangifte biedt, naast de vermindering van de papieren workflow, nog heel wat andere voordelen. Zo kan de elektronische aangifte 24 uur op 24 uur (en dit alle dagen) ingediend worden. Ze biedt een verhoogde zekerheid van ontvangst en er is directe feedback over de verwerkbaarheid van de ingediende aangifte.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Marcel-Jean PAQUET, Joseph PATTYN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. G erealiseerd
8
–
21
JANUARI
in
samen w erking
2007
met
klu w er
–
w w w . klu w er . be
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
222