Gemeenteblad Nijmegen
Jaartal / nummer
2013/ 040
Naam
Beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening Publicatiedatum
20 februari 2013 Opmerkingen
Vaststelling van de beleidsregels (onder intrekking van voorgaande regulering) bij besluit van burgemeester en wethouders van 19 februari 2013 (agendapuntnummer 3.22, registratienummer 13.0001922). De beleidsregels treden in werking op de dag na publicatiedatum in het gemeenteblad 21 februari 2013, op welk tijdstip de onderhavige beleidsregels in de plaats zijn gesteld van de beleidsregels zoals gepubliceerd in gemeenteblad GB09-116. Overgangsbepaling De (oude) beleidsregels ex artikel 2.5.30 van de Nijmeegse Bouwverordening zoals vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 24 november 2009 (agendapuntnummer 4.5) en gepubliceerd in het gemeenteblad GB09-116, blijven van toepassing op omgevingvergunningsaanvragen die zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van onderhavige beleidsregels. Dit leidt tot uitzondering daar waar de toepassing van de nieuwe beleidsregels gunstiger is voor de aanvrager van de omgevingsvergunning. In dat geval zijn onderhavige beleidsregels van toepassing.
Aantal bladzijden / verkoopprijs
22 / € 1,10
Beleidsregels voor toepassing van het parkeerartikel (artikel 2.5.30) van de Nijmeegse Bouwverordening
Artikel 1. Parkeerbehoefte 1. Bij de beantwoording van de vraag of voorzien wordt in voldoende parkeermogelijkheden moet alleen rekening worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de realisering van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. 2. De toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan is het (positieve) verschil tussen de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie en de parkeerbehoefte van de direct daaraan voorafgaande bestaande situatie. 3. Bestaande parkeerplaatsen, indien en voor zover noodzakelijk om te voldoen aan de parkeerbehoefte van de bestaande situatie, die door het bouwplan verdwijnen, moeten als regel worden gecompenseerd door nieuwe parkeerplaatsen. 4. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte worden de parkeernormen gehanteerd zoals weergegeven in bijlage 1 van deze beleidsregels. 5. Voor het bepalen van de stedelijkheidszone waarin het bouwplan wordt gerealiseerd (centrum, schil/overloopgebied, rest bebouwde kom), wordt de kaart met de stedelijkheidszones gehanteerd zoals die is weergegeven in bijlage 2 van deze beleidsregels. 6. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte in geval van dubbelgebruik van parkeerplaatsen, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals weergegeven in bijlage 3 van deze beleidsregels. 7. In afwijking van de in bijlage 1 genoemde parkeernormen, geldt voor “wonen boven winkels” in het centrumgebied (zoals begrensd in bijlage 4) het volgende. In het geval dat “Wonen boven winkels” volgens het bestemmingsplan wel is toegestaan: er moet enkel voorzien worden in de toename van de parkeerbehoefte indien en voor zover er sprake is van een toename van het aantal m2 aan gebruiksvloeroppervlakte (GBO). In het geval dat “Wonen boven winkels” volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan: er moet worden voorzien in de toename van de parkeerbehoefte ten gevolge van de functiewijziging van de bestaande situatie en ten gevolge van de toename van het aantal m2 aan gebruiksvloeroppervlakte (GBO). 8. In afwijking van de in bijlage 1 genoemde parkeernormen, geldt dat een legaal aanwezig gebouw dat na een calamiteit (zoals brand) wordt herbouwd (indien en voor zover er sprake is van dezelfde functie en omvang) op een gelijke wijze in zijn parkeerbehoefte mag voorzien als vóór de calamiteit feitelijk het geval was. 9. De parkeernormen en aanwezigheidspercentages genoemd in deze beleidsregels gelden ook bij het bepalen van de parkeerbehoefte van een bestaande situatie. 10. Ten aanzien van het centrumgebied, zijnde binnenstad en omgeving (zoals begrensd in Bijlage 4), geldt voor alle functies dat er niet voldaan hoeft te worden aan de parkeernorm voor zover die geldt voor het “aandeel bezoekers”. 11. De parkeerplaatsen die betrekking hebben op het “aandeel bezoekers” van de parkeernormen moeten openbaar toegankelijk zijn. Artikel 2. Ontheffing op grond van artikel 2.5.30, lid 4 van de Bouwverordening 1. Hoofddoel van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening is dat de aanvrager van een omgevingsvergunning er alles aan doet om de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein (het terrein dat bij het te (ver)bouwen gebouw behoort) te realiseren. Een ontheffing wordt bij voorbaat geweigerd als het bouwplan redelijkerwijs zodanig gewijzigd kan worden dat er alsnog wordt voldaan aan artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening. Pas wanneer de aanvrager met gegronde redenen kan aantonen (bijv. via een rendementsberekening) dat dit feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs niet mogelijk is, kan het College van B&W besluiten om ontheffing te verlenen in de gevallen als genoemd in lid 2 van dit artikel. 2. Het vierde lid van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening geeft het College van B&W de bevoegdheid ontheffing te verlenen. Ontheffing kan: 1. Op grond van art. 2.5.30 lid 4 aanhef en onder a Bouwverordening: indien het voldoen aan artikel 2.5.30 lid 1 Bouwverordening door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. 2
2. Op grond van art. 2.5.30 lid 4 aanhef en onder b Bouwverordening: voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Dit is, in voorgeschreven volgorde, het geval wanneer: a. de benodigde parkeer- of stallingruimte door aanvrager binnen een redelijke loopafstand wordt gerealiseerd (zie bijlage 5); of, wanneer dit niet het geval is, b. er voldoende ruimte op de openbare weg, binnen een redelijke loopafstand, aanwezig is om de parkeerdruk op te vangen of, wanneer ook dit niet het geval is, c. er, naar het oordeel van het college van B&W, voldoende mogelijkheden voor de gemeente zelf zijn om binnen een redelijke loopafstand een oplossing voor de parkeerbehoefte te realiseren. 3. Wat een redelijke loopafstand is, kan per situatie verschillen en zal door het college van geval tot geval worden bepaald. In zijn algemeenheid geldt dat een redelijke loopafstand nooit meer dan 750 meter kan zijn en voor woningen en voorzieningen in de woonwijken (zoals een cafetaria of een buurtcafé) in het bijzonder, nooit meer dan 400 meter. 4. Een ontheffing op grond van artikel 2 lid 2 onder 2 sub b wordt per definitie niet verleend bij een aanvraag voor een bouwplan in het centrumgebied (zie bijlage 4). Voor een bouwplan in dit gebied is per definitie het uitgangspunt dat er niet voldoende ruimte op de openbare weg is om de parkeerdruk op te vangen. 5. Een ontheffing op grond van artikel 2 lid 2 sub 1 van deze beleidsregels kan alleen verleend worden als duidelijk is geworden dat een ontheffing op grond van artikel 2 lid 2 sub 2 van deze beleidsregels niet mogelijk is. Artikel 3. Indienen verzoek voor ontheffing ex. artikel 2.5.30, lid 4 Bouwverordening 1. Om voor een in artikel 2.5.30 lid 4 Bouwverordening jo. art. 2 lid 2 onder 1 en 2 van deze beleidsregels genoemde ontheffingsmogelijkheid in aanmerking te komen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in te dienen bij het College van B&W. 2. In het verzoek dient de aanvrager gemotiveerd aan te geven waarom er redelijkerwijs niet voldaan kan worden aan artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening. 3. In het verzoek dient de aanvrager aan te geven voor welke ontheffing hij in aanmerking komt/wil komen. 4. In het verzoek dient aanvrager expliciet aan te geven dat hij met een financiële voorwaarde akkoord gaat, voor zover het betreft een verzoek om een ontheffing waaraan op grond van artikel 4 lid 1 van deze beleidsregels een financiële voorwaarde wordt verbonden. 5. Om voor een ontheffing op grond van art. 2.5.30 lid 4 aanhef en onder b Bouwverordening jo. artikel 2 lid 2 onder 2 sub a van deze beleidsregels in aanmerking te kunnen komen, dient de aanvrager gemotiveerd aan te geven op welke andere wijze binnen een redelijke loopafstand de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt gerealiseerd en dat er wordt voldaan aan bijlage 5. 6. Om voor een ontheffing op grond van artikel 2.5.30 lid 4 aanhef en onder b Bouwverordening jo. artikel 2 lid 2 onder 2 sub b van deze beleidsregels in aanmerking te kunnen komen, dient de aanvrager gemotiveerd aan te geven dat er voldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is om de parkeerdruk op te vangen. In bijlage 6 wordt uitgelegd waar een verkeerskundig onderzoek/rapport in dit kader aan moet voldoen. 7. Om voor een ontheffing op grond van artikel 2.5.30 lid 4 aanhef en onder b Bouwverordening jo. artikel 2 lid 2 onder 2 sub c van deze beleidsregels in aanmerking te kunnen komen, dient de aanvrager gemotiveerd aan te geven dat er voor de gemeente voldoende mogelijkheden zijn om binnen een redelijke loopafstand een oplossing voor de parkeerbehoefte te realiseren. Artikel 4. Bereikbaarheidsfonds 1. Wanneer het College van B&W ontheffing verleent op grond van artikel 2.5.30 lid 4 van de Bouwverordening jo. artikel 2 lid 2 onder 1 of jo. artikel 2 lid 2 onder 2 sub c van deze beleidsregels, wordt aan die ontheffing als voorwaarde verbonden dat de aanvrager van de omgevingsvergunning een compenserende financiële bijdrage stort. 2. Het bedrag wordt gestort in het Bereikbaarheidsfonds. 3
3. Het College van B&W kan, bij het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, afzien van het stellen van een financiële voorwaarde of kan als financiële voorwaarde opnemen dat een lager (dan genoemd in artikel 6 van deze beleidsregels) bedrag wordt gestort in het Bereikbaarheidsfonds. Dit kan bijvoorbeeld in het geval dat er op andere wijze, bijvoorbeeld via een anterieure overeenkomst, wordt voorzien in de kosten voor de realisatie van de parkeerplaatsen. Artikel 5. Toepassingsgebied De bijdrageregeling is van toepassing op het gehele grondgebied van gemeente Nijmegen. De gebiedsindeling is weergegeven in bijlage 2 van deze beleidsregels. Er wordt aangesloten op de gebiedsindeling zoals verwoord in de Nota Parkeernormen 2012 van de gemeente Nijmegen. Er wordt een onderscheid gemaakt in “centrumgebieden”, “schil/overloopgebieden” en “rest bebouwde kom”. Artikel 6. Hoogte bijdrage 1. De compenserende bijdrage (inclusief BTW) per parkeerplaats voor de verschillende stedelijkheidszones is hieronder in een tabel weergegeven. 2011 € 17.483,57 Centrum: € 13.986,45 Schil/overloop: Rest bebouwde kom: € 2.913,93
2012 € 17.850,73 € 14.280,17 € 2.975,12
2013 € 18.163,12 € 14.530,07 € 3.027,18
2. Jaarlijks worden deze bedragen geïndexeerd. Deze indexatie wordt in de Perspectiefnota vastgesteld. 3. Als peildatum geldt de datum van indienen van de aanvraag voor de omgevingsvergunning. 4. Aan het betalen van een bijdrage kan de aanvrager van een omgevingsgunning geen rechten ontlenen aangaande het parkeren in de openbare ruimte en/of parkeervoorziening. Het stelt de aanvrager niet vrij van het betalen van een jaarlijks abonnement, dan wel het betalen van een jaarlijkse vergunning/ontheffing of het betalen bij een parkeermeter of een parkeerautomaat. Artikel 7. Uitsluitingsclausule en hardheidsclausule 1. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op grootschalige planontwikkelingen (vooral woningbouw) waarbij de openbare ruimte wordt meeontwikkeld. Ten aanzien hiervan vindt een ad hoc beoordeling plaats door het college van Burgemeester en wethouders. 2. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op door de gemeenteraad, vóór 3 oktober 2012, vastgestelde stedenbouwkundige plannen (niet-zijnde bestemmingsplannen) met “eigen” parkeernormen. In dat geval vindt er een ad hoc beoordeling door het college van Burgemeester en wethouders plaats. Stroomschema In bijlage 7 is een vereenvoudigde weergave (stappenplan en stroomschema) opgenomen van de bovenstaande beleidsregels.
4
Bijlage 1. Parkeernormen 1.1.1
De parkeernormen
Per functie zijn de parkeernormen in bijgaande tabellen verwoord. Er is een indeling gemaakt in de volgende categorieën: 1. woningen 2. winkels 3. werkgelegenheid 4. onderwijsvoorzieningen 5. gezondheidsinstellingen 6. horeca 7. sociaal culturele voorzieningen 8. sportvoorzieningen 9. overige voorzieningen 1.1.2
Woningen
In Nijmegen kiezen we ervoor om de verscheidenheid aan woningen te vereenvoudigen en te relateren aan het gebruiksvloeroppervlak (m2 GBO). Dit in tegenstelling tot de CROW-normen die gerelateerd zijn aan prijsklasse. Het onderscheid naar prijscategorie c.q. koop of huur is niet het meest aangewezen criterium om de parkeernorm mee te differentiëren, omdat het autobezit dusdanig goedkoop is geworden dat inkomen onvoldoende voorspellende waarde heeft voor autobezit. Daar komt bij dat wijken gemengd worden gebouwd. Ook de schommelingen in de prijzen op de huizenmarkt maken prijs niet tot een objectief criterium. We kiezen dus voor grootte als differentiatiecriterium, zodat onze parkeernormen duurzamer, dat wil zeggen minder afhankelijk van schommelingen, worden. Dit objectievere oppervlaktecriterium wordt al door andere steden (o.a. Utrecht) naar tevredenheid gevoerd. Centrum
Schil/ overloopgebied
Rest bebouwde kom
Eenheid
Aandeel bezoekers
woningen groot ≥ 135 m2 GBO
1,40
1,60
1,85
per woning
0,3 pp
woningen midden 90 - 135 m2 GBO
1,30
1,50
1,70
per woning
0,3 pp
woningen klein 50 - 90 m2 GBO
1,15
1,30
1,45
per woning
0,3 pp
woningen zeer klein≤ 50 m2 GBO
0,85
0,85
0,85
per woning
0,3 pp
studentenhuisvesting campuscontract
0,20
0,20
0,20
per kamer
0,05 pp
Studentenhuisvesting overig/ kamerverhuur
0,40
0,40
0,40
per kamer
0,05 pp
WONINGEN
Toelichting: Om tot een eerlijke en objectieve norm te komen wordt voorgesteld om bij woningen uit te gaan van de gebruiksvloeroppervlakte (GBO volgens NEN 2580). Dit omvat enkel de voor bewoning geschikte vloeroppervlakte waarbij bijvoorbeeld de vloer onder een schuine kap met een vrije hoogte van minder dan 1,5 meter niet wordt meegerekend. De parkeernormen zijn inclusief de parkeerruimte voor bezoekers. Uit onderzoek blijkt dat de maximale parkeerbehoefte voor bezoekers uit 0,3 parkeerplaats per woning bestaat. Daarom moet altijd minimaal 0,3 parkeerplaats per woning openbaar toegankelijk zijn. Voor het centrum gebied geldt een uitzondering. Parkeren voor bezoekers wordt in de centrumgebieden opgelost in de openbare parkeervoorzieningen. Voor de studentenwoningen (onzelfstandige woningen) waarvoor een lagere norm geldt van 0,2 parkeerplaatsen per kamer, dient de ontwikkelaar statutair aan te tonen dat hij enkel voor studenten bouwt. Onder studenten worden personen verstaan die staan ingeschrevenen bij een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1. onderdeel b van de Wet Educatie of aan een Nederlandse Universiteit of Hogeschool zoals bedoeld in artikel 1.2. sub a en b van de wet op het Hoger Onderwijs. In het Campuscontract dient vastgelegd te worden dat de student weet dat de woonruimte enkel voor studenten is bestemd. Ook dient statutair vastgelegd te zijn dat de verhuurder bij het niet langer ingeschreven staan van een student aan een bovengenoemde instelling op grond van artikel 7:274 lid 1sub c BW het
5
campuscontract beëindigt. Daarmee voldoet de ontwikkelaar aan de “campuswetgeving” (criteria vastgelegd in B&W-besluit 16/06/2009 09.0005701). Omdat ook het autobezit bij ouderen sterk toeneemt, is ook voor dergelijke woningen de omvang maatgevend. De seniorenwoningen en ‘zelfstandig wonen’ vallen dan ook onder de categorie woning. Voor zorgwoningen wordt verwezen naar tabel 2.7. 1.1.3
Winkels
Het aantal functies is aanzienlijk ruimer dan de criteria die het CROW in haar richtlijnen heeft opgenomen. Nijmegen hanteert daarom een meer specifieke indeling dan het CROW. Daar waar het CROW bijvoorbeeld niet voorziet in een aparte norm voor supermarkten, doet Nijmegen dat wel. Schil/ overloopgebied
Rest bebouwde kom
3,25
3,30 3,25
4,0
Eenheid
Aandeel bezoekers
3,50 3,25
per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo
85% 85% 85%
4,0
4,0
per 100 m2 bvo
85%
3,25
3,25
3,25
per 100 m2 bvo
85%
bouwmarkt tuincentrum grootschalige detailhandel showroom
0,70
2,45 2,45 5,50 0,90
2,45 2,45 6,50 1,30
per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo
85% 85% 85% 35%
(week)markt
0,20
0,20
0,20
per m1 meter marktkraam
85%
WINKELS
Centrum
binnensteden hoofdwinkelgebieden stadsdeelcentra wijk- buurt en dorpscentra supermarkt streekverzorgend (bijv. XL)
2,50
supermarkt wijk buurt verzorgend
Opmerkingen
hoog autogebruik (circa 2 x wijk/buurt verzorgend) normaal autogebruik; vergelijkbaar wijk, buurt en dorpscentra
indien geen pp achter de kraam, dan 1 pp per kraamhouder extra
Toelichting: bvo: bruto vloeroppervlak (volgens NEN 2580) arb.pl: arbeidsplaats Voor de binnenstad wordt een parkeernorm van 2,5 per 100 m² bvo gehanteerd. Dit is de minimum norm uit de CROW-publicatie 182. Gelet op het grote fietsaandeel in Nijmegen is in vergelijking met andere steden (o.a. Breda) het noodzakelijk aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo geringer. Voor streekverzorgende supermarkten hebben we de maximumnorm gehanteerd. Ten opzichte van een buurt/wijkverzorgende supermarkt komt een zeer groot gedeelte van de bezoekers met de auto. Daarom zit er een verschil in de norm.
6
1.1.4
Werkgelegenheid
Het komt vaak voor dat een bedrijf over meerdere functies beschikt. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is de dominante functie bepalend. Alleen als de functies gelijkwaardig zijn, dan dient de parkeerbehoefte te worden berekend naar evenredigheid van de functionaliteiten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een autobedrijf. De functies ‘toonzaal’ en ‘garage’ zijn even sterk aanwezig. WERKGELEGENHEID
Centrum
commerciële dienstverlening kantoren met baliefunctie kantoren zonder baliefunctie loods opslag groothandel transportbedrijf industrie garagebedrijf laboratorium werkplaats bedrijfsverzamelgebouw
1,75 1,75 1,15 0,45 0,45 0,45 0,45 0,95 0,95 0,95 0,95 1,25
Schil / overloopgebied 2,25 2,25 1,35 0,55 0,55 0,55 0,55 1,35 1,35 1,35 1,35 1,25
Rest bebouwde kom 2,75 2,75 1,55 0,75 0,75 0,75 0,75 2,25 2,25 2,25 2,25 1,25
Eenheid per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo
Aandeel bezoekers 20% 20% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 95%
Opmerking
Toelichting: Bvo: bruto vloeroppervlak (volgens NEN 2580) arb.pl: arbeidsplaats -
Kantoren zonder baliefunctie (backoffice): administratief werk, callcenters, verzekeringskantoren, uitzendbureaus, detachering, overheidsgebouwen, enz. Kantoren met baliefunctie (frontoffice): dienstverlening met veel zakelijk of privé bezoek, consultants, advocatenkantoren, makelaars, (zakelijke) banken etc.
1.1.5
Onderwijsvoorzieningen
ONDERWIJSVOORZIENINGEN
Centrum
Rest Schil / bebouwde overloopgebied kom
Eenheid
Aandeel bezoekers
beroepsonderwijs dag (mbo, roc, hbo, wo)
20,00
20,00
20,00
per collegezaal
75%
beroepsonderwijs dag (mbo, roc, hbo, wo)
6,00
6,00
6,00
per leslokaal
5%
voorbereidend dagonderwijs (vmbo, mavo, havo; vwo) avondonderwijs
0,75
0,75
0,75
per leslokaal
95%
0,75
0,75
0,75
per student
95%
basisonderwijs
0,75
0,75
0,75
per leslokaal
5%
basisschool (regulier + bijzonder: (ZMLK, MLK, clusterscholen))
0,75
0,75
0,75
per leslokaal
5%
crèche
0,70
0,70
0,70
per arb.pl.
5%
peuterspeelzaal
0,70
0,70
0,70
per arb.pl.
5%
kinderdagverblijf
0,70
0,70
0,70
per arb.pl.
5%
Opmerking collegezaal = circa 150 zitplaatsen Totale parkeervraag = collegezaal + leslokaal leslokaal = circa 30 zitplaatsen Totale parkeervraag = collegezaal + leslokaal
leslokaal = circa 30 zitplaatsen; exclusief kiss & ride rekening houden met standplaats voor taxibusjes. Er is dus meer ruimte nodig. Exclusief Kiss & ride arb.pl. = maximaal gelijktijdig aanwezige medewerkers; exclusief kiss & ride arb.pl. = maximaal gelijktijdig aanwezige medewerkers; exclusief kiss & ride arb.pl. = maximaal gelijktijdig aanwezige medewerkers; exclusief kiss & ride
Toelichting: Het beroepsonderwijs heeft de laatste jaren een ander karakter gekregen. Er wordt veel meer in groepen en zelfstandig gestudeerd in plaats van lesvormen in een grote collegezaal. Daarom kan ook door middel
7
van een aanwezigheidspercentage en het aantal leerlingen worden bepaald hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn. In de normering is geen rekening gehouden met “Kiss-and-Ride” (K&R) parkeerplaatsen bij (basis)scholen. Het aantal plaatsen is afhankelijk van de beschikbare ruimte en het verzorgingsgebied van de school. De basisschool, crèche, peuterspeelzaal en kinderdagverblijf moeten beschikken over een reële K&R voorziening op eigen terrein. Bij nieuwbouw moet dus extra parkeercapaciteit ten behoeve van K&R worden gerealiseerd. Per onderwijsvoorziening wordt getoetst wat een reële oplossing is. Hoeveel parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, wordt bepaald op basis van type en grootte school en dus niet alleen op basis van beschikbare ruimte. In overleg tussen onderwijsvoorziening en de gemeente wordt gezocht naar deze reële oplossing. Op basis van ervaringscijfers kan de school aantonen hoeveel K&R er nodig is. Voor iedere afzonderlijke locatie wordt dit maatwerk. Mocht K&R echt niet mogelijk zijn, dan volgt een bestuurlijke afweging. 1.1.6
Zorginstellingen
In deze paragraaf zijn normen opgenomen met betrekking tot zorginstellingen en wonen met veel zorgbehoefte. Voor de categorie zelfstandig wonen, zoals bijvoorbeeld seniorenwoningen, waarbij slechts zorg wordt afgenomen bij een zorgcentrum, worden de normen voor wonen gehanteerd. De wooneenheden, zoals die bij de zorgvoorzieningen zijn benoemd, betreffen wooneenheden voor mensen met een beperkte (auto)mobiliteit. De parkeerplaatsen zijn vooral bedoeld voor het faciliteren van het eigen personeel en het bezoek van de bewoners. Voor een ziekenhuis zien wij de norm overigens als niet meer dan een richtlijn. Gelet op de grote verschillen tussen ziekenhuizen is het beter om deze norm meer als richtinggevend, dan als maatgevend te beschouwen. De normen zijn bijgesteld naar het CROW-niveau. Toegevoegd zijn de functies hospice en psycholoog (norm gelijk aan fysiotherapie). ZORGINSTELLINGEN
ziekenhuis
Centrum
Schil / overloopgebied
Rest bebouwde kom
Eenheid
Aandeel bezoekers
Opmerking zie ook 'bouwmaatstaven voor parkeervoorzieningen in de zorgsector
1,60
1,60
1,60
per bed
0,60
0,60
0,60
per wooneenheid
60%
Inclusief personeel
0,60
0,60
0,60
per wooneenheid
60%
Inclusief personeel
arts(en)praktijk
1,75
1,75
1,75
per behandelkamer
65%
minimum 3 pp per huisartsenpost
hospice psycholoog apotheek fysiotherapeut tandarts
0,60 1,75 2,20 1,75 1,75
1,00 1,75 2,20 1,75 1,75
1,40 1,75 2,20 1,75 1,75
per wooneenheid per behandelkamer per 100 m2 bvo per behandelkamer per behandelkamer
90% 65% 65% 65% 65%
Verpleeghuis / beschermd wonen Verzorgingstehuis / verzorgd wonen
Toelichting: De norm betreft zowel het aantal parkeerplaatsen voor bezoek als personeel. Het betreft minimum normen. Voor ziekenhuizen is een richtlijn afgegeven. Maatgevend zijn de bouwmaatstaven zorginstellingen. Verpleeghuis/ beschermd wonen: hier is 24 uur per dag zorg aanwezig, bewoners hebben een zorgindicatie. Verzorgingstehuis/ verzorgd wonen: zorg vindt plaats op afroep. Bewoners hebben een zorgindicatie. Begeleid wonen en wonen voor gehandicapten worden ingedeeld onder de noemers beschermd wonen en verzorgd wonen.
8
De categorie serviceflat/aanleunwoningen komt te vervallen. Bewoners zijn namelijk steeds langer zelfstandig en hebben steeds vaker een auto. We kennen nu de categorieën zelfstandig wonen en seniorenwoningen en hierop zijn de normen van woningen van toepassing. 1.1.7
Horeca
Toegevoegd zijn pension en het fastfoodrestaurant. Onder fastfoodrestaurant wordt geen cafetaria verstaan. Voor hotels is onderscheid gemaakt naar toeristenhotels en zakenhotels. Toeristenhotels hebben een lager autogebruik en, wat belangrijker is, de piekbezetting ligt op andere dagen.
Fastfood
5,00
Schil / overloopgebied 5,00
café
5,00
5,00
6,00
per 100 m2 bvo
bar
5,00
5,00
6,00
per 100 m2 bvo
90%
discotheek
5,00
5,00
6,00
per 100 m2 bvo
90%
cafetaria
5,00
5,00
6,00
per 100 m2 bvo
90%
HORECA
Centrum
Rest bebouwde kom
Eenheid
15,00
per 100 m2 bvo
Aandeel bezoekers 90% 90%
restaurant
9,00
9,00
13,00
per 100 m2 bvo
80%
hotel zakelijk
1,00
1,00
1,00
per kamer
80%
hotel toeristisch
0,75
0,75
0,75
per kamer
80%
pension
0,75
0,75
0,75
per kamer
95%
Toelichting: bvo: bruto vloeroppervlak (volgens NEN 2580) Voor pensions geldt een lagere parkeernorm dan voor hotels, omdat een verblijf in een pension vaak langer duurt en geschiedt door groepen die minder mobiel zijn. Denk bijvoorbeeld aan werknemers die voor een project tijdelijk gehuisvest worden. Voor hotels geldt de norm per kamer. In het centrumgebied, zijnde de binnenstad en omgeving hoeft niet te worden voldaan aan het percentage voor bezoekers. Zij kunnen gebruik maken van de openbare parkeergelegenheden (terrein en garages). De vaste parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden opgelost. In alle andere gebieden geldt dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost, omdat hier (nog) geen of weinig openbare parkeergelegenheden aanwezig zijn. Als er een restaurantfunctie aanwezig is, gelden voor het restaurant zelf ook normen. Het verschil tussen een zakelijk hotel en een toeristenhotel zit vooral in het generen van autoverkeer. Een zakelijk hotel genereert meer autoverkeer, niet alleen van klanten, maar ook van de zakelijke lunch. Voor een zakelijk hotel ligt de nadruk vooral op door de weeks. Voor de toeristenhotels ligt de piek in het weekend. Dit verschil is van belang voor een eventuele berekening van dubbelgebruik. Wanneer is er sprake van een zakelijk of een toeristenhotel? Dit is te achterhalen via het ondernemersplan van de ontwikkelaar. Daaruit kan blijken wat de doelgroep van het hotel is. Verder kan ook de ligging veel zeggen. Hotels langs doorgaande wegen en bedrijventerreinen zijn meestal voor de zakelijke doelgroep. Hotels op pittoreske plekjes en in woonwijken zijn meestal toeristenhotels. De ontwikkelaar moet het ondernemersplan overleggen aan de gemeente, zodat er een goede afweging gemaakt kan worden.
9
1.1.8
Sociaal culturele voorzieningen Centrum
Schil / overloopgebied
Rest bebouwde kom
Eenheid
Aandeel bezoekers
museum
0,40
0,60
0,95
per 100 m2 bvo
95%
bibliotheek
0,40
0,60
0,95
per 100 m2 bvo
95%
bioscoop
0,15
0,15
0,25
per zitplaats
95%
theater
0,15
0,15
0,25
per zitplaats
90%
schouwburg
0,15
0,15
0,25
per zitplaats
90%
sociaal cultureel centrum
2,00
2,00
2,00
per 100 m2 bvo
90%
wijkgebouw
2,00
2,00
2,00
per 100 m2 bvo
90%
verenigingsgebouw
2,00
2,00
2,00
per 100 m2 bvo
95%
Sociaal culturele voorzieningen
Toelichting: bvo: bruto vloeroppervlak (volgens NEN 2580) 1.1.9
Sportvoorzieningen
gymlokaal
1,75
Schil / overloopgebied 1,95
sporthal (binnen)
1,75
1,95
2,25
per 100 m2 bvo
95%
sportveld (buiten) dansstudio Sportschool/fitness squashhal tennisbaan golfbaan bowlingcentrum biljart- snookerzaal Grootschalige sportvoorziening (stadion)
20,00 2,50 2,50 1,50 2,50
20,00 2,50 2,50 1,50 2,50
2,00 2,00
2,00 2,00
20,00 3,50 3,50 1,50 2,50 7,00 2,00 2,00
per ha netto terrein per 100 m2 bvo per 100 m2 bvo per baan per baan per hole per baan per tafel
95% 95% 95% 90% 95% 95% 95% 99%
0,12
0,12
0,12
zwembad manege kartbaan klimhal indoorski
8,00
9,00
6,0 6,0 6,0
6,0 6,0 6,0
10,00 0,40 6,0 6,0 6,0
SPORTVOORZIENINGEN
Centrum
Rest bebouwde kom 2,25
per 100 m2 bvo
Aandeel bezoekers 95%
Eenheid
per zitplaats per 100 m2 wateroppervlak per box per 100 m2 per 100 m2 per 100 m2
90%
Opmerking zonder avondfunctie: pp = 0 met wedstrijdfunctie + 0,15 per tribuneplaats met wedstrijdfunctie + 0,15 per tribuneplaats exclusief kantine, kleedkamer, oefenveld en toiletten (= 2 per 100 m2)
Feitelijk gebruik ligt rond de 0,32 per zitplaats
90% 99% 90% 90% 90%
Toelichting: bvo: bruto vloeroppervlak (volgens NEN 2580) Grootschalige sportvoorzieningen: hierbij zijn meestal voorzieningen als bar/restaurant bij aanwezig. Als deze faciliteiten alleen functiegericht zijn, wordt ervan uitgegaan dat deze voorzieningen geen extra parkeervraag opleveren. Deze voorzieningen worden daarom niet meegeteld in de parkeerbehoefte, ook niet als restaurant of iets dergelijks.
10
1.1.10 Overige voorzieningen Centrum
Schil / overloopgebied
Rest bebouwde kom
Eenheid
Aandeel bezoekers
evenementenhal
4,00
5,50
7,50
per 100 m2 bvo
99%
beursgebouw
4,00
5,50
7,50
per 100 m2 bvo
99%
congresgebouw
4,00
5,50
7,50
per 100 m2 bvo
99%
themapark
8,00
8,00
8,00
per ha netto terrein
99%
pretpark
8,00
8,00
8,00
per ha netto terrein
90%
overdekte speeltuin
7,50
7,50
7,50
per 100 m2 bvo
100%
0,30
per perceel
95%
OVERIGE VOORZIENINGEN
volkstuin religiegebouw (kerk, moskee, synagoge, enz.)
0,15
0,15
0,15
per gebedsplaats
95%
bordeel
1,00
1,00
1,00
per kamer
90%
overige sexinstelling opslagbedrijven (bv. Shurguard)
0,50
0,50
0,50
per klantcapaciteit
90%
0,07
0,07
0,07
95%
begraafplaats/crematorium
22,50
22,50
22,50
per unit per gelijktijdige begrafenis/crematie
0,6
0,6
0,6
per ligplaats
jachthaven
Toelichting: bvo: bruto vloeroppervlak (volgens NEN 2580)
11
90%
Opmerking
minimaal 2 plaatsen realiseren
Bijlage 2. Kaart met weergave van de stedelijkheidszones
12
Bijlage 3. Aanwezigheidspercentages Indien er in een concreet geval geen aantoonbaar betere aanwezigheidspercentages uit de praktijk aanwezig zijn, gelden onderstaande aanwezigheidspercentages. Onderstaande tabel geeft het percentage gebruikte parkeerplaatsen weer bij een bepaalde functie op een bepaald moment; het zogenaamde ‘aanwezigheidspercentage’. De tabel moet als volgt worden gelezen. Als er bij de functie ‘woningen’ normatief 100 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd, zijn er op een werkdag ’s ochtends 50 in gebruik; op een werkdag ‘s middags 60 etc. Functie woningen detailhandel kantoor bedrijven sociaal cultureel sociaal medisch ziekenhuis dagonderwijs avondonderwijs bibliotheek museum restaurant café bios/theater sport
13
Werkdag ochtend 50 30 100 100 10 100 85 100 0 30 20 30 30 15 30
Werkdag middag 60 70 100 100 40 100 100 100 0 70 45 40 40 30 50
Werkdag avond 100 20 5 5 100 30 40 0 100 100 0 90 90 90 100
Koopavond 90 100 10 10 100 15 50 0 100 70 0 95 85 90 90
Zaterdag middag 60 100 5 5 60 15 25 0 0 75 100 70 75 60 100
Zaterdag avond 60 0 0 0 90 5 40 0 0 0 0 100 100 100 90
Zondag middag 70 70 0 0 25 5 40 0 0 0 90 40 45 60 85
Bijlage 4. Begrenzing van het centrumgebied (binnenstad en omgeving)
14
Bijlage 5. Erfpacht en kopen Uit deze bijlage volgt hoe omgegaan moet worden met een verzoek om het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 2.5.30 lid 4 aanhef en onder b van de Bouwverordening jo artikel 2 lid 2 onder 2 sub a van deze beleidsregels voor de situatie dat er parkeerplaatsen elders worden gerealiseerd (bijgekocht/gepacht) ten behoeve van het bouwplan. Allereerst moet gekeken worden of er redenen zijn om de ontheffing bij voorbaat te weigeren. Bijvoorbeeld in de volgende situaties: de te kopen/erfpachten parkeerplaats is (via een omgevingsvergunning) gekoppeld aan een ander gebouw. de te kopen/erfpachten parkeerplaats mag bestemmingsplantechnisch niet worden gebruikt door de gebruikers van het gebouw ten behoeve waarvan hij wordt aangekocht (het is namelijk denkbaar dat een parkeerplaats enkel en alleen gebruikt mag worden door de gebruikers van hetzelfde perceel). de te kopen/erfpachten parkeerplaats ligt niet binnen een redelijke loopafstand van het te (ver)bouwen gebouw. Als er niet bij voorbaat een reden is om de ontheffing te weigeren, dan kan een ontheffing worden overwogen mits één van de twee hieronder genoemde eindsituaties maar wordt bereikt. Eindsituatie 1: Koop en erfdienstbaarheid De eindsituatie moet als volgt zijn: 1. er moet een koopovereenkomst met betrekking tot de parkeerplaats zijn afgesloten en de gemeente moet hier een afschrift van hebben gekregen. Daarin is ook de koppeling opgenomen dat de parkeerplaats niet verkocht en/of gebruikt mag worden anders dan in combinatie met de woning (kadastrale koppeling); 2. de grond (waarop de parkeerplaats ligt) moet volledig in eigendom zijn overgedragen (verkocht en geleverd) aan degene die de omgevingsvergunning heeft aangevraagd. 3. ten behoeve van het perceel waarop het gebouw wordt geplaatst moet via de notaris ten laste van het perceel waarop de parkeerplaats(en) is/zijn gelegen een erfdienstbaarheid (althans een zakelijk recht) worden gevestigd zodanig dat het gebruik van de parkeerplaatsen door enkel en alleen de gebruikers van het genoemde gebouw is gegarandeerd. De gemeente moet hier een afschrift van hebben gekregen. Het zal in de praktijk natuurlijk voorkomen dat de aanvrager van de omgevingsvergunning een voorlopig koopcontract afsluit waarin een ontbindende voorwaarde is opgenomen voor het geval de gevraagde omgevingsvergunning wordt geweigerd. In dat geval zal er ook gewacht moeten worden met de definitieve vestiging van een erfdienstbaarheid. In dat geval zal er ontheffing verleend kunnen worden als aan de volgende punten wordt voldaan: 1. Er moet een koopovereenkomst met betrekking tot de parkeerplaats zijn afgesloten en de gemeente moet hier een afschrift van hebben gekregen. 2. Een notaris moet een concept akte m.b.t. de vereiste erfdienstbaarheid (althans een zakelijk recht) hebben opgesteld en de gemeente moet hier een afschrift van hebben gekregen. Deze akte moet ten behoeve van het perceel waarop het gebouw wordt geplaatst en ten laste van het perceel waarop de parkeerplaats(en) is/zijn gelegen een erfdienstbaarheid vestigen zodanig dat het gebruik van de parkeerplaatsen door enkel en alleen de gebruikers van het genoemde gebouw is gegarandeerd 3. De verkoop en de levering + de definitieve vestiging van de erfdienstbaarheid moeten gegarandeerd worden door deze als voorwaarde te koppelen aan de verleende ontheffing/omgevingsvergunning. De voorwaarde zou bijvoorbeeld als volgt kunnen luiden: Binnen twee maanden na verzenddatum van de omgevingsvergunning moet de eigendom van de parkeerplaats(en) volledig op u zijn overgegaan (gekocht en geleverd) en moet de (in de door u overgelegde koopovereenkomst genoemde) erfdienstbaarheid zijn gevestigd. U moet ons dit binnen de genoemde termijn hebben aangetoond.
15
Eindsituatie 2: Erfpacht en erfdienstbaarheid De eindsituatie moet als volgt zijn: 1. er moet via de notaris een recht van erfpacht zijn gevestigd ten aanzien van de gronden waarop de parkeerplaatsen ten behoeve van het gebouw zullen worden gerealiseerd en de gemeente moet hier een afschrift (afschrift van de akte van vestiging) van hebben gekregen. 2. in de akte van vestiging moet worden opgenomen dat de erfpachter de erfpacht niet kan opzeggen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente. De gemeente zal deze toestemming verlenen indien en voor zover dit in het kader van het parkeerbelang niet op bezwaren stuit (bijv. als het gebouw waarvoor de parkeerplaatsen oorspronkelijk zijn aangelegd, is gesloopt). 3. ten behoeve van het perceel waarop het gebouw wordt geplaatst moet via de notaris ten laste van het perceel waarop de parkeerplaats(en) is/zijn gelegen een erfdienstbaarheid (althans een zakelijk recht) worden gevestigd zodanig dat het gebruik van de parkeerplaatsen door enkel en alleen de gebruikers van het genoemde gebouw is gegarandeerd. 4. in de akte van vestiging mag worden opgenomen dat deze erfdienstbaarheid bij einde van de erfpacht teniet gaat, maar dit geldt alleen voor de situatie dat de gemeente voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend voor opzegging van de erfpacht. Het zal in de praktijk natuurlijk voorkomen dat partijen pas definitief een erfpacht en erfdienstbaarheid willen vestigen als de gevraagde omgevingsvergunning is verleend. In dat geval zal er ontheffing verleend kunnen worden als aan de volgende punten wordt voldaan: 1. Een notaris moet een concept akte hebben opgesteld met betrekking tot de vestiging van het vereiste recht van erfpacht en de gemeente moet hier een afschrift van hebben gekregen. 2. In de concept akte van vestiging moet worden opgenomen dat de erfpachter de erfpacht niet kan opzeggen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente. De gemeente zal deze toestemming verlenen indien en voor zover dit in het kader van het parkeerbelang niet op bezwaren stuit (bijv. als het gebouw waarvoor de parkeerplaatsen oorspronkelijk zijn aangelegd, is gesloopt). 3. Een notaris moet met betrekking tot de vereiste erfdienstbaarheid (althans een zakelijk recht) een concept akte van vestiging hebben opgesteld en de gemeente moet hiervan en afschrift hebben gekregen. 4. In de concept akte van vestiging mag worden opgenomen dat deze erfdienstbaarheid bij einde van de erfpacht teniet gaat, maar dit geldt alleen voor de situatie dat de gemeente voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend voor opzegging van de erfpacht. 5. De definitieve vestiging van de erfpacht en de erfdienstbaarheid moet gegarandeerd worden door deze als voorwaarde te koppelen aan de verleende ontheffing/omgevingsvergunning. De voorwaarde zou bijvoorbeeld als volgt kunnen luiden: Binnen twee maanden na verzenddatum van de omgevingsvergunning moeten de in concept overgelegde vestigingaktes met betrekking tot de erfpacht en de erfdienstbaarheid definitief zijn gemaakt/gevestigd. U moet ons dit binnen de genoemde termijn hebben aangetoond.
16
Bijlage 6. Eisen ten aanzien van het verkeersonderzoek naar parkeerruimte op de openbare weg Om voor een ontheffing op grond van artikel 2 lid 2 sub 2 onder b van deze beleidsregels in aanmerking te komen, dient de aanvrager een parkeeronderzoek uit te laten voeren naar de vraag of er binnen een redelijke loopafstand voldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is om de parkeerdruk van het bouwplan op te vangen. Hierbij moet de aanvrager het volgende in acht nemen: 1. Voor een bouwplan in het centrumgebied (zie bijlage 4) geldt per definitie dat er onvoldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is. Voor bouwplannen in dit gebied hoeft er daarom geen onderzoek te worden uitgevoerd. 2. Het parkeeronderzoek moet door een (deskundig) verkeerskundig adviesbureau worden uitgevoerd. 3. Het onderzoeksgebied (de omvang hiervan is afhankelijk van redelijke loopafstanden, dit ter beoordeling van het college van Burgemeester en wethouders), het aantal tellingen en de momenten waarop er geteld zal worden, moet vooraf in overleg met de gemeente worden vastgesteld. 4. Ten aanzien van het aantal tellingen en de momenten waarop er geteld zal worden, gelden de volgende richtlijnen: De tellingen moeten plaats vinden binnen een periode van 14 dagen. De tellingen moeten plaats vinden op representatieve momenten (dit ter beoordeling van het college van Burgemeester en wethouders). Dit betekent in de regel dat er geteld moet worden tijdens werkdagen op 2 ochtenden, 2 middagen, 2 avonden en 2 nachten. Betreft het aangevraagde bouwplan een voorziening die een koopavond heeft, op zaterdag en/of zondag geopend is, dan moet er in de regel ook geteld worden op 2 koopavonden, 2 zaterdagen en/of 1 zondag. Tellingen tijdens een vakantieperiode (schoolvakantie) of op een feestdag worden in beginsel geacht niet te zijn gedaan op een representatief moment. 5. Betreft het een aanvraag voor een bouwplan dat is gelegen buiten een gereguleerd gebied (dus buiten een gebied waarin betaald parkeren is ingevoerd), dan mogen gereguleerde gebieden niet in het onderzoeksgebied worden opgenomen (de tellingen mogen dan alleen plaats vinden in een gebied waar geen betaald parkeren is ingevoerd). 6. Als uitgangspunt geldt dat de bezettingsgraad binnen het onderzoeksgebied is gesteld op 85% voor de bestaande functies. De overige 15% is gereserveerd voor zogenaamd zoekverkeer (dit betekent dat er enkel restruimte op de openbare weg aanwezig is indien en voor zover er uit de tellingen blijkt dat er feitelijk een lagere bezettingsgraad is dan 85%). 7. De uitkomsten van het parkeeronderzoek moeten in een onderzoeksrapport overgelegd worden aan het college van Burgemeester en wethouders. 8. Ten aanzien van het onderzoeksrapport geldt de volgende verplicht gestelde opmaak: 1. Inleiding Vraagstelling Probleemstelling Doelstelling 2. Situatie plangebied Omschrijving locatie Omschrijving bouwplan in relatie tot parkeereis Omschrijving parkeermogelijkheden op eigen terrein Omschrijving noodzakelijk aantal parkeerplaatsen in openbaar gebied 3. Werkwijze parkeeronderzoek Het onderzoeksgebied Data en tijdstippen van het tellen
17
4. Resultaten parkeeronderzoek Overzicht uitkomst tellingen Eventuele benoemenswaardige constateringen 5. Conclusie en advies Conclusie
18
Bijlage 7: Stappenplan en stroomschema Stappenplan toepassing beleidsregels 1) Is er, door realisatie van het bouwplan, sprake van een toename van de parkeerbehoefte? Nee, dan wordt er voldaan aan artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening. Een ontheffing is niet nodig. Ja, ga naar vraag 2. 2) Wordt de toename van de parkeerbehoefe gerealiseerd op het terrein dat bij het gebouw hoort? Ja, dan wordt er voldaan aan artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening. Een ontheffing is niet nodig. nee, ga naar vraag 3. 3) Heeft aanvrager voldoende onderzoek gedaan (bijv. door middel van een rendementsberekening) naar de vraag of het bouwplan redelijkerwijs zodanig aangepast kan worden dat er alsnog wordt voldaan aan artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening? Nee, dan verlenen we geen ontheffing. Ja, ga naar vraag 4. 4) Kan het bouwplan redelijkerwijs zodanig aangepast worden dat er alsnog voldaan wordt aan artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening? Ja, dan verlenen wij geen ontheffing van artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening. Aanvrager moet met een bouwplan komen dat wel voldoet aan artikel 2.5.30 lid 1 van de Bouwverordening. Nee, ga dan naar vraag 5. 5) Heeft de aanvrager parkeerplaatsen gekocht/gepacht op redelijke loopafstand van het gebouw (en wordt er voldaan aan bijlage 5 bij de beleidsregels)? Ja, er wordt ontheffing verleend zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 onder 2 sub a van de beleidsregels. Een financiële storting in het Bereikbaarheidsfonds is niet nodig. Nee, ga dan naar vraag 6. 6) Heeft de aanvrager voldoende onderzoek gedaan naar de vraag of er, binnen redelijke loopafstand, voldoende ruimte is op de openbare weg? Nee, dan verlenen wij geen ontheffing. Ja, ga dan naar vraag 7. Betreft het een aanvraag voor een bouwplan in het centrumgebied (zie bijlage 4) dan hoeft er geen onderzoek gedaan te worden. Het uitgangspunt hier is dat er per definitie onvoldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is. Bij een aanvraag voor een bouwplan in het centrumgebied worden vraag 6 en 7 overgeslagen (ga dan naar vraag 8). 7) Is er, binnen een redelijke loopafstand, voldoende ruimte op de openbare weg aanwezig? Ja, er is voldoende ruime op de openbare weg. Er wordt ontheffing verleend zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 sub 2 onder b van de beleidsregels. Een financiële storting in het Bereikbaarheidsfonds is niet nodig. Nee, er is onvoldoende ruimte, ga dan naar vraag 8.
19
8) Heeft de aanvrager voldoende onderzoek gedaan naar de vraag of er, binnen redelijke loopafstand, voldoende mogelijkheden voor de gemeente zijn om de parkeerplaatsen te realiseren? Nee, dan verlenen wij geen ontheffing. Ja, ga dan naar vraag 9. 9) Heeft de aanvrager aangetoond dat de gemeente, binnen een redelijke loopafstand, voldoende mogelijkheden heeft om extra parkeerplaatsen aan te leggen? Ja, er zijn voldoende mogelijkheden. Er wordt ontheffing verleend zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 sub 2 onder c van de beleidsregels. Aanvrager moet een financiële storting doen in het Bereikbaarheidsfonds (tenzij bijvoorbeeld een vergoeding van de kosten voor realisatie van de parkeerplaatsen al op een andere manier is geregeld, bijvoorbeeld via een anterieure overeenkomst). Nee, er zijn onvoldoende mogelijkheden, ga dan naar vraag 10. 10) Weegt het maatschappelijk belang van het bouwplan zwaarder dan het niet (geheel) voldoen aan de parkeereisen? Nee, dan wordt er geen ontheffing verleend. Ja, er wordt ontheffing verleend. Aanvrager moet een financiële storting doen in het Bereikbaarheidsfonds (tenzij bijvoorbeeld een vergoeding van de kosten voor realisatie van de parkeerplaatsen al op een andere manier is geregeld, bijvoorbeeld via een anterieure overeenkomst).
Stroomschema: zie volgende pagina.
20
Stroomschema toepassing beleidsregels Aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
nee
Ontheffing niet noodzakelijk
ja
Ontheffing niet noodzakelijk
Is er een toename van de parkeerbehoefte? ja Wordt parkeerbehoefte op eigen terrein opgelost? nee Heeft de aanvrager een rendementsberekening aangeleverd?
nee
Ontheffing wordt niet verleend
ja
Bouwplan aanpassen, ontheffing wordt niet verleend
ja
Er wordt ontheffing verleend op basis van artikel 2 lid 2 onder 2 sub a
nee
Ontheffing wordt niet verleend
ja
Er wordt ontheffing verleend op basis van artikel 2 lid 2 onder 2 sub b
ja
Er wordt ontheffing verleend op basis van artikel 2 lid 2 onder 2 sub c
ja
Er wordt ontheffing verleend op basis van artikel 2 lid 2 onder 1
ja Kan het bouwplan worden aangepast waarbij er geparkeerd kan worden op eigen terrein? nee Zijn er voldoende parkeerplaatsen gekocht of gepacht op een ander terrein (bijlage 5)? nee Heeft aanvrager een parkeeronderzoek laten doen volgens de eisen van de gemeente? Dit geldt niet voor het centrumgebied (bijlage 4). ja Is er voldoende parkeergelegenheid op de openbare weg? In het centrumgebied is per definitie onvoldoende ruimte. nee Heeft aanvrager voldoende aangetoond dat de gemeente extra parkeerplaatsen kan aanleggen? nee Is de gemeente van mening dat het maatschappelijk belang van het bouwplan zwaarder weegt dan het niet (geheel) voldoen aan de parkeereisen? nee Ontheffing wordt niet verleend 21