Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010 Hummingbirdnummer 540379
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Inleiding Meerjarenprogramma 2007-2010 in grote lijnen Programmalijn versterking economische structuur Programmalijn groen-blauwe stad Programmalijn versterking voorzieningenstructuur Programmalijn versterking hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs Programmalijn aanpak infrastructurele knelpunten
1.
INLEIDING
Op 5 oktober 2006 hebben Provinciale Staten van Flevoland en de gemeenteraad van Almere ingestemd met het Convenant Investeringsprogramma Flevoland – Almere. Met dit convenant doet de provincie Flevoland een extra inspanning ten behoeve van de verdere ontwikkeling van Almere tot een volledige en volwaardige stad binnen de Noordvleugel van de Randstad. Het centrale motto van het investeringsprogramma is het realiseren van krachtige impulsen voor de ontwikkeling van een uniek stedelijk klimaat in Almere en het versterken van de economische positie van Almere binnen de Noordvleugel van de Randstad. Impulsen voor ideeën, ondernemingen en mensen, waardoor Almere duurzaam aantrekkelijk blijft en waarbij het gaat om investeringen in de sociale, culturele en economische infrastructuur. Dit convenant is ondertekend door de Commissaris van de Koningin en de burgemeester op 12 december 2006. Deze ondertekening vormde het startschot voor het Investeringsprogramma, waarbij een viertal ‘quick-win-projecten’ is aangewezen (Kennisstad, ICT breedband, International New Town Institute en het Themapark Public Health en preventie) om als eerste projecten voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
1
In het convenant is bepaald dat gemeenteraad en Provinciale Staten gezamenlijk een vierjaarlijks Meerjarenprogramma vaststellen, waarin een nadere uitwerking van de inhoud, strekking en doelstellingen van de volgende vijf programmalijnen dient plaats te vinden: - versterking economische structuur - groen blauwe stad - versterking voorzieningenstructuur - versterking hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs - aanpak infrastructurele knelpunten De uitwerking van deze vijf programmalijnen vormt – naast het bepaalde in het convenant – het kader voor investeringen in het unieke stedelijke klimaat van Almere. Na vaststelling van dit Meerjarenprogramma door raad en Provinciale Staten, waarbij Provinciale Staten een krediet van 25 miljoen euro voteert, kunnen burgemeester & wethouders en Gedeputeerde Staten op gezamenlijke voordracht projecten voor de periode tot en met 2010 gaan benoemen. Reeds in een eerder stadium hebben de staten aan GS € 10 miljoen beschikbaar gesteld ten behoeve van de financiering van projecten. Beide colleges dienen hierbij de criteria, zoals deze door de gemeenteraad en Provinciale Staten in het convenant zijn vastgelegd, in acht te nemen. Deze criteria zijn uitwerkingen van de volgende bestuurlijke uitgangspunten voor het programma: 1. project valt inhoudelijk binnen de kaders van de gedefinieerde programmalijnen. 2. aangetoonde bijdrage aan de versterking van de positie van Almere in de Randstad 3. aangetoonde bijdrage aan de versterking van de stedelijkheid van Almere 4. aangetoonde omvang en hardheid van de investeringsmultiplier 5. de mate waarin (nieuwe) kwaliteit en toegevoegde waarde wordt gecreëerd 6. de (substantiële) omvang van het project 7. bijdragen aan exploitatie en beheer worden uitgesloten 8. project valt niet onder te brengen in de categorie reguliere taken (incl. infrastructuur) en beheer 9. de mate waarin te zijner tijd middelen kunnen terugvloeien naar het programma IFA 10. het evenwicht tussen de programmalijnen, respectievelijk het relatieve beslag dat een project legt op de beschikbare middelen, ook in de tijd gezien 11. beoordeling van de financieel economische haalbaarheid en de maatschappelijke haalbaarheid van een project De te bereiken doelen en te verwachten resultaten zijn in dit programma zo ‘smart’ geformuleerd als mogelijk is op programma niveau. De toekenning van middelen voor concrete projecten zal gebaseerd zijn op verder ‘smart’ uitgewerkte doelen en resultaten. Beide colleges rapporteren halfjaarlijks over de voortgang van het programma, waarvan een maal ter gelegenheid van de jaarrekening van de gemeenteraad en Provinciale Staten. In 2010 vindt een eerste evaluatie plaats van het Meerjarenprogramma.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
2
2.
MEERJARENPROGRAMMA 2007-2010 IN GROTE LIJNEN
2.1 De eerste tranche Binnen de eerste tranche (tot en met 2010) willen Flevoland en Almere werk maken van het realiseren van de doelen uit het Meerjaren Investeringsprogramma om te komen tot het centrale motto van het convenant: het realiseren van krachtige impulsen voor de ontwikkeling van een uniek stedelijk klimaat en het versterken van de economische positie van Almere binnen de Noordvleugel. Dit moet in de periode 2007-2010 leiden tot meer arbeidsplaatsen, meer bedrijvigheid, meer opleidingen en kennisinstituten, een betere bereikbaarheid en meer grootstedelijke voorzieningen op het gebied van sport / leisure, cultuur, groenblauw en zorg. Duidelijk is dat niet alle doelen in deze eerste periode volledig gerealiseerd kunnen worden, aangezien tijd en middelen hiervoor gewoonweg ontbreken. Binnen de uitwerking van de vijf programmalijnen wordt soms een koppeling gelegd met een eventuele schaalsprong. Hiervan is echter momenteel niet duidelijk of deze in de komende planperiode door het Rijk wordt bekrachtigd en in hoeverre de daarmee gepaard gaande kosten door het Rijk worden gefinancierd. In het convenant van het Investeringsprogramma Flevoland – Almere is ook aangegeven dat de provinciale bijdrage van € 100 miljoen niet afhankelijk is van een eventuele schaalsprong. Dit neemt niet weg dat het grote belang van regionale samenwerking binnen de Noordvleugel door Flevoland en Almere wordt onderschreven. Deze is noodzakelijk om maximaal profijt te halen uit de inspanningen die in Noordvleugelverband worden ondernomen. Anno 2007 is Almere echter nog geen complete stad. Ook los van een eventuele schaalsprong dient in de komende jaren met behulp van onder meer het IFA geïnvesteerd te worden om de rol en positie van Almere te verbeteren en een scherpere stedelijke profilering te bereiken binnen de Noordvleugel en meer in het bijzonder in het zuidelijk deel van Flevoland. GS en B&W zullen in hun keuze van projecten / activiteiten dan ook die zaken moeten kiezen die op afzienbare termijn een bijdrage leveren aan de verbetering van het unieke stedelijke klimaat van Almere. Hierbij zal het veelal gaan om zaken die betrekking hebben op ‘de stad van nu’ en haar inwoners in de bestaande stadsdelen, inclusief het in ontwikkeling zijnde Almere Poort. In díe gebieden dient het principe van de complete stad te worden verankerd, opdat Almere anno 2020 – schaalsprong of niet – in de Noordvleugel fungeert als een stad waar het goed wonen, werken en recreëren is. Het IFA programma beslaat een periode van tien tot vijftien jaar. Er wordt gewerkt in drie periodes (tranches), waarbij de eerste tranche de jaren 2006 tot en met 2010 beslaat. In beginsel dienen middelen voor projecten in de eerste tranche uiterlijk op 31 december 2010 te zijn uitgegeven. In principe is er tot en met 2010 een bedrag beschikbaar voor IFA-projecten van in totaal € 35 miljoen.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
3
2.2 Grondslag voor projecten Dit meerjarenprogramma is de beleidsinhoudelijke grondslag op basis waarvan in samenspraak tussen de provincie en de gemeente concrete projecten kunnen worden ontwikkeld. In dit verband stellen de colleges van GS en B&W de ‘ModelProjectovereenkomst provincie-gemeente behorende bij de door de provincie aan de gemeente af te geven subsidiebeschikking in het kader van het IFA’ en het zogenoemde ‘IFA Controleprotocol’ vast. Elk project wordt door beide colleges middels de genoemde projectovereenkomst vastgesteld. Op grond van een vastgestelde overeenkomst kan de gemeente vervolgens bij de provincie voor het betreffende project een subsidie aanvragen, waarna de provincie de gemeente een subsidiebeschikking verstrekt. In het genoemde Controleprotocol is de wijze van controle achteraf door de provinciale en gemeentelijke accountant geregeld. 2.3 Criteria voor projecten In het vorige hoofdstuk is reeds genoemd wat de bestuurlijke uitgangspunten zijn op grond waarvan criteria voor IFA-projecten zijn uitgewerkt. In het reeds eerder aangehaalde Convenant Investeringsprogramma Flevoland – Almere worden de volgende criteria genoemd, waarmee bij het bepalen van de keuze voor de projecten rekening moet worden gehouden: De projecten dienen een aantoonbare bijdrage te leveren aan de realisering van het sturend motto van het investeringsprogramma binnen één van de programmalijnen. Het dient in principe te gaan over projecten van substantiële omvang, die niet betrekking hebben op reguliere taken en investeringen van de provincie of de gemeente en die tevens geen betrekking hebben op bijdragen aan beheer en exploitatie van voorzieningen. Met de realisering van de projecten dient bij voorkeur een multiplier-effect te worden bewerkstelligd door andere partijen inhoudelijk en financieel te laten participeren. In de bijlage van het Convenant wordt een aantal aanvullende punten genoemd. Hierin wordt onder andere gesteld dat een project substantieel van omvang moet zijn. Concreet betekent dit dat de totale geraamde investeringsomvang van een project een benedengrens heeft van € 1 miljoen, gemeten over de totale looptijd van de projectrealisatie. Voorkomen moet worden dat projecten dusdanig groot zijn dat dit tot onevenwichtige bestedingen leidt, waardoor kleinere projecten worden verdrongen. Het uitgangspunt in dit verband is dat voor een programmalijn over de gehele looptijd van het programma niet meer dan 40% van het totale budget mag worden aangewend. IFA-bijdragen zijn bedoeld voor ontwikkel- en startkosten (dekking onrendabele top), niet voor langdurige, structurele exploitatie. Voor alle IFA-projecten gelden dezelfde criteria. Bij de beoordeling of een project aan één of enkele programmalijnen kan worden gerelateerd, is er geen sprake van dat de criteria waaraan projecten moeten voldoen voor een bepaalde programmalijn verschillend kunnen worden bezien. Hier wordt benadrukt dat kosten van reguliere ambtelijke medewerkers geen deel mogen uitmaken van declarabele proceskosten van IFA-projecten. In de volgende hoofdstukken volgt de nadere uitwerking van de programmalijnen van het IFA.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
4
3.
PROGRAMMALIJN VERSTERKING ECONOMISCHE STRUCTUUR
Bestuurders: A. Greiner en M. Visser (W. Faber) 3.0 Vergezicht Rond het jaar 2020 is Almere qua economische structuur doorontwikkeld tot een veelzijdige, concurrentieen toekomstbestendige en evenwichtige woon-werkstad die voorop loopt in innovatie en technologie. Almere is het toonbeeld van de Flevolandse pioniersgeest. Het heeft daarmee de koploper en voortrekkersrol weten te behouden en weten uit te bouwen. Almere staat bij het (internationale) bedrijfsleven op het netvlies als een creatieve stad met bijzondere architectuur en als een stad die uitmuntend digitaal ontsloten is. De breedbandaansluitingen hebben een positief effect gehad op het thuiswerken en op het ontstaan van innovatieve wijze van werken en op de ontwikkeling van nieuwe stuwende en duurzame activiteiten. De dynamische, goed opgeleide beroepsbevolking is een aantrekkelijke vestigingsfactor geworden voor (internationaal opererende) bedrijven die in Almere neerstrijken. Mede door deze combinatie van een prettig woon- en werkklimaat zijn veel inwoners werkzaam binnen de eigen provinciegrenzen. Binnen de Noordvleugel neemt Almere, onder meer ook vanwege de unieke ruime vestigingsmogelijkheden, een buitengewone positie in, waarbij de stad een welkom vestigingsalternatief biedt voor Amsterdam en een aantrekkelijk locatie is tussen de luchthavens Schiphol en Lelystad. Voor de Randstad is Almere de economische springplank naar NoordoostNederland. Kortom, Almere is een uitdagende stad geworden, een stad met lef. 3.1 Context Almere is inmiddels een van de grootste steden van Nederland. De afgelopen decennia is de stad enorm gegroeid en het eind is nog niet in zicht. In 2030 telt de stad, afhankelijk van de nog met het Rijk te maken afspraken, naar verwachting 350.000 inwoners. 350.000 inwoners die willen leven in een complete stad: een stad waar wonen, werken, studeren en recreëren binnen hetzelfde stedelijke bereik liggen. Om een dergelijke complete stad te realiseren zijn echter gerichte investeringen noodzakelijk. De locatie in de economisch sterke Noordvleugel is strategisch. Er is ruimte voor groei, er is een voldoende en betaalbaar woningaanbod en rust en groen om te recreëren. Toch blijft de economie van Almere achter bij de inwonersgroei van de stad, waardoor veel inwoners in Almere wonen maar elders werken. Deze onbalans draagt bij aan een verdergaande bereikbaarheidsverslechtering en bemoeilijkt bovendien de maatschappelijke integratie van de bewoners met de stad. Doordat veel tijd wordt besteed aan reizen komen maatschappelijke activiteiten in de eigen gemeente in de verdrukking: er is ofwel simpelweg geen tijd meer voor of de sociaal-recreatieve activiteiten vinden plaats op weg van werk naar huis en niet binnen de eigen gemeente.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
5
De transitie naar een grootstedelijke economie maakt uitbreiding en versterking (upgrading) van het economisch fundament onontbeerlijk. Met een injectie in economische structuur worden verbindingen tussen economie en maatschappij versterkt. Daarbij is in de eerste plaats een investering gewenst in die deelsegmenten die zowel de werkgelegenheid als de leefbaarheid van de stad ten goede komen. In het economisch actieplan van de gemeente Almere wordt dan ook de nadruk gelegd op de kenniseconomie, de vrijetijdseconomie en de zorgeconomie: stuk voor stuk sectoren die de verbindingen leggen voor een robuust economisch fundament voor het maatschappelijk functioneren van het stedelijk leven. Daarenboven zullen juist deze sectoren de komende decennia sterk groeien in West-Europa. Door te focussen op kennis, leisure en zorg ontstaat een duurzaam aanbod van werkgelegenheid. 3.2 Beleidskader Voor de provincie Flevoland en gemeente Almere is economische groei van zuidelijk Flevoland van cruciaal belang. Almere fungeert als motor van economische groei en helpt de provincie in de Noordvleugel letterlijk op de kaart te zetten. Zowel het provinciaal bestuur als het bestuur van de gemeente Almere onderkennen het belang van economische structuurversterking in zuidelijk Flevoland. De gemeente heeft dit gedaan in haar economische actieplan “Groei in goede banen” waarin een gezonde en veelzijdige sociaal-economische ontwikkeling van de gemeente centraal staat. Hiermee sluit Almere aan bij het beleid van de provincie Flevoland. Zo geeft de (in voorbereiding zijnde) “Uitvoeringsnota Economie provincie Flevoland 20072013” prioriteit aan onder meer technologie- en innovatiebevordering, internationalisering, arbeidsmarkt en starters, en recreatie & toerisme. Met het convenant Investeringsprogramma Flevoland – Almere onderstrepen gemeente en provincie de gezamenlijke ambitie om de komende 25 jaar de economische structuur – en daarmee de verhouding tussen beroepsbevolking en arbeidsplaatsen - substantieel te verbeteren. 3.3 Doelstelling Gegeven het voorgaande kan de volgende doelstelling voor de programmalijn Economische Structuurversterking geformuleerd worden: Het realiseren van een innovatieve en duurzame economische structuur van Zuidelijk Flevoland en Almere in het bijzonder. De economische structuur maakt integraal onderdeel uit van de Noordvleugel en weet zich tegelijkertijd te onderscheiden als koploper op het gebied van kennis-, zorg- en leisureeconomie. Op deze wijze wordt tevens een significante bijdrage geleverd aan de verbetering van de woon-werk balans. Nadrukkelijk dient te worden gezegd dat met het realiseren van bovenstaande doelstelling indirect initiatieven in andere programmalijnen worden ondersteund. Naast een directe realisatie van banen ontstaan indirect ruime mogelijkheden voor maatschappelijke participatie (recreëren, zorg en onderwijs) binnen de eigen provinciegrenzen. Met een gerichte versterking van de economische structuur worden dus én duurzaam banen gecreëerd én het voorzieningenniveau versterkt én bereikbaarheid verbeterd (door een evenwichtiger verhouding van ingaande en uitgaande pendel). 3.4 Ontwikkelingsrichtingen ICT-infrastructuur als drager van economische ontwikkeling… Almere manifesteert zich als koploper in de informatie- en communicatietechnologie en wil dit blijven doen. Met de ontwikkeling van brede ict-infrastructuur wordt een majeure impuls gegeven aan de stedelijke en regionale kenniseconomie. Juist groei van kennisintensieve sectoren wordt hiermee gestimuleerd. Dit past in de lijn van het gemeentelijk actieprogramma: bij speerpuntsectoren zoals de zorg en kenniseconomie (en onderwijs) spelen snelle en volumineuze datastromen een belangrijke rol. Concreet kan worden gedacht aan de aanleg van een geavanceerd datainfrastructuurnetwerk op nieuwe en bestaande hoogwaardige werklocaties (Officepark, Cascadepark, Stichtse Kant). Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van deze terreinen verhoogd en daarmee de concurrentiepositie van zuidelijk Flevoland vergroot. Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
6
Heel specifiek kan worden gedacht aan de realisatie van een Business & Technologypark. Door het geografisch bundelen van ICT-bedrijven en andere hoogwaardige gebruikers van breedbandverbindingen ontstaan op termijn goede mogelijkheden om tot clustervorming te komen. Met de komst van SARA en het Institute for Information Engineering (IIE) zijn de kansen voor een succesvolle clustervorming alleen maar vergroot. Dergelijke hotspots dienen zich te ontwikkelingen tot hubs op het internationale dataverkeer. De ontwikkeling van een zogenaamd datahotel past binnen deze gedachte. Ook de projecten Almere I-city en Almere Kennisstad kunnen daarbij ondersteunend werken. Met het versterken van de ict-infrastructuur wordt tevens een bedding geschapen voor bedrijvigheid die sterk afhankelijk is van omvangrijke datastromen zoals back-office-bedrijven en callcentres. Op een aantal vlakken is Flevoland voor dergelijke type bedrijvigheid reeds goed gepositioneerd (ruime beschikbaarheid van parttime personeel met middelbare opleiding). Door de ontwikkeling van een digitale ontsluiting wordt deze verder versterkt. ….als vestigingsvoorwaarde voor kennisinstituten… Nauw gelieerd aan de ontwikkeling van een Business & Technologypark is het acquireren van kennisinstituten. Dergelijke instituten bevorderen de pragmatische implementatie van kennis en innovatie in bedrijfsprocessen en versterken het kennisprofiel van Almere. Almere dient hierbij gericht in te zetten op juist die instellingen die in karakter overeenkomen met de stad zelf. Eerder dan een zwaar wetenschappelijk instituut kan dan gedacht worden aan vestiging van een Europese Breedband Instituut of bijvoorbeeld een internationaal Life Science Institute. Projecten gericht op eventuele vesting van een dergelijk internationaal instituut moeten in Almere een plek kunnen krijgen, opdat zij als magneet zullen werken op kennisgerelateerde bedrijven en aanverwante instellingen. Daarnaast biedt de vestiging van een gerenommeerd kennisinstituut nuttige aanknopingspunten voor de ontwikkeling van hoger onderwijs binnen de Provincie. ..en als enabler van ondernemerschap Naast een facilitering van het bedrijfsleven ligt ook de ontwikkeling van high-quality ict-infrastructuur richting huishoudens en kleine zelfstandigen voor de hand. Hierbij kan gedacht worden aan het realiseren van breedbandaansluitingen bij particulieren, mogelijk in samenwerking met woningbouwcoöperaties. Hiermee wordt niet alleen in belangrijke mate bijgedragen aan de sociaal-maatschappelijke participatie van de inwoners, ook ligt hier een duidelijke link met het stimuleren van (techno)starters: kleine zelfstandigen die vanuit huis een eigen bedrijf voeren. Overigens dienen naast de digitale ontsluiting ook andere manieren te worden verkend om het startersklimaat te verbeteren (advies, begeleiding). Tenslotte biedt de ontwikkeling van een sophisticated digitaal netwerk mogelijkheden voor flex- en thuiswerken, waardoor de bereikbaarheid van zuidelijk Flevoland kan verbeteren. Stimuleren zorgeconomie creëert én banen én voorzieningen De vraag naar zorg zal de komende decennia sterk toenemen. Enerzijds is dit het gevolg van de toenemende vergrijzing, anderzijds neemt ook de belangstelling voor gezondheid steeds sterker toe. De bedrijvigheid rond zorg groeit navenant en daarmee de investeringen en werkgelegenheid in zorg. Almere heeft met haar geografische locatie (ruimte, nabijheid van grote potentiële doelgroep in agglomeratie Amsterdam en het Gooi) een stevige troef in handen om sterk te profiteren van de groei in de zogenaamde zorgeconomie. Gerichte investeringen in marketing en acquisitie alsmede creatie van bijzondere faciliteiten en randvoorwaarden zijn essentieel voor de ontwikkeling van een zorgcluster. Door clustering en het aantrekken van zorggerelateerde bedrijven (bijvoorbeeld een pedicure, een opticien, een thuiszorgwinkel en zorgverzekeraars), wetenschap en onderwijs op het gebied van zorg ontstaat een zichzelf versterkende trek van zorgpartijen naar Almere. De meerwaarde van een investering in de zorgeconomie ligt deels ook in de twee andere speerpuntsectoren van de gemeente Almere: kennis en leisure. Met het realiseren van een zorgcluster wordt een precedent geschapen om zorggerelateerde opleidingen aan de stad te binden. Ook de relatie met leisure is sterk, met name daar waar de nadruk meer ligt op “care” dan “cure”. Leisure: focus op grootschalige trekkers Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
7
Huishoudens besteden ruim twintig procent van hun inkomen aan vrije tijd. Investeringen in de vrijetijdseconomie stimuleren niet alleen de economische groei en werkgelegenheid maar versterken tevens de stedelijke kwaliteit van Almere en daarmee sociaal-maatschappelijke binding tussen inwoners en stad. Voor het realiseren van een voldoende voorzieningenstructuur loopt een andere programmalijn. Vanuit het economische structuurversterkingprogramma moet dan ook niet zozeer worden ingezet op kleinschalig voorzieningniveau maar sterker op een trekker die als accelerator van kleinschalige voorzieningen kunnen fungeren. Te denken valt aan een congreslocatie in de stad. Zaak is in ieder geval om bij realisatie van een dergelijk grootschalige voorziening marktrealiteit te betrachten. Implementeren van internationale innovatie in regionale economie Almere en Flevoland onderscheiden zich door een progressieve pioniersgeest. De regio wil vooroplopen in innovatie en gezien worden als early-adapter. Om deze voortrekkersrol goed te kunnen vervullen, is een brede scoop vereist; een blik die zich uitstrekt tot ver buiten Nederland. Juist een internationale blik schept de mogelijkheid om innovaties en nieuwe ontwikkelingen die elders van de grond komen snel in de regio te verankeren en door te ontwikkelen. De beste wijze om internationale innovatie binnen de eigen grenzen te halen, is het aantrekken van internationale, innovatie bedrijven. Als eerste stap betekent dit een actief acquisitiebeleid, heel specifiek gericht op internationale ondernemingen. Te denken valt aan het opzetten van actief acquisitiebeleid gericht op emerging economies (BRIC-landen, Oost-Azië) bijvoorbeeld door een intensief beurzenbezoek. Selectief kan worden aangehaakt bij lopende (marketing)initiatieven in de Noordvleugel en de Randstad. Het verdient aanbeveling om de internationale acquisitie te richten op doelgroepen die in potentie de meeste spin-off kunnen genereren binnen het Flevolandse bedrijfsleven. Aansluiting bij de sectoren kennis-, zorg- en leisure-economie ligt dan voor de hand, maar ook aansluiting bij andere potentiële segmenten (product-markt-combinaties) zoals de logistiek is interessant. Met de ontwikkeling van internationale bedrijvigheid zal tevens de werkgelegenheid voor hogeropgeleiden binnen de provinciegrenzen sterk verbeteren. Voor het acquisitiebeleid ligt aansluiting bij de werkzaamheden van het reeds bestaande WorldTradeCentre (WTC) voor de hand. Daarbij heeft het WTC de ambitie geuit om zich nadrukkelijker op de internationale dimensie te profileren. Ook de Kamer van Koophandel en de Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (OMFL) hebben hierin een rol. Internationalisering is essentieel in relatie tot het reeds in Almere gevestigde bedrijfsleven, met name het MKB. Stimulering van de exportgerichtheid is essentieel om de werkgelegenheidspotentie van de “eigen” bedrijven optimaal te benutten. Gelet op de te verwachten doorzetting van het loonmatigingsbeleid en terughoudendheid in bestedingen van het Rijk dient groei vooral in het buitenland te worden gerealiseerd. Belangrijk is dan ook te bezien welke initiatieven kunnen worden ontplooid om de internationalisering van het Almeerse bedrijfsleven te ondersteunen. Samengevat: Het ontwikkelen highly-sophisticated data-infrastructuur voor bedrijventerreinen en daarmee stimuleren van ontwikkeling van data-intensieve bedrijvigheid (zoals call-centers en back-officebedrijvigheid). Investeren in een data-infrastructuur waarmee zowel huishoudens (starters) als MKB-bedrijven worden ontsloten. Het stimuleren van de ontwikkeling of vestiging van kennisinstituten. Het stimuleren van (werkgelegenheid in) de zorgeconomie. Het stimuleren van de realisatie van een of meerdere grootschalige leisurevoorzieningen. Het stimuleren van internationale bedrijvigheid in zuidelijk Flevoland door middel van een actief acquisitiebeleid dat er op gericht is Flevoland internationaal op de kaart te zetten maar ook de internationale oriëntatie van het Almeerse bedrijfsleven te bevorderen. 3.5
Resultaten Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
8
Indicatoren voor resultaten (afhankelijk van het soort projecten dat wordt gefinancierd): Groei van het aantal bedrijven actief in de speerpuntsectoren. Groei van de werkgelegenheid in de speerpuntsectoren (en levert een bijdrage aan de breder geformuleerde doelstelling van 4000 banen per jaar). Afname van de werkloosheid van lageropgeleiden, van vrouwen en allochtonen (minder dan 7%, nu resp. 9,3%, 8,2%, 10,4%). Toename van het aandeel Almeerders dat binnen de eigen provincie werkzaam is (stel: 50%, nu 35%)
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
9
4.
Programmalijn groen-blauwe stad
Bestuurders: A. Bliek en H. Smeeman (A. Duijvestein voor afstemming OostvaardersWold) 4.0 Vergezicht De grote stad Almere is in 202o nog volop in ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt stevig ondersteund door de onderscheidende groene en blauwe kwaliteit in en om de stad. Daarmee heeft Almere een sterke troef in handen als vestigingsplaatsfactor .Deze onderscheidende kwaliteit is mogelijk gemaakt door steeds voor te investeren in het groen en blauw in en om de stad .Daardoor zijn fraaie woon- en werkmilieus in een landelijke hoogwaardige groene setting mogelijk gemaakt .Er is vroegtijdig geïnvesteerd op drie fronten: binnen de stad zelf, ten westen van de stad en ten oosten van de stad. Daardoor is een hoogwaardige aan de stad aansluitende kustontwikkeling aan het IJmeer/Markermeer ontstaan, in combinatie met een sterke verbetering van de natuurlijke kwaliteiten van dit waternatuurgebied en,is het Oostvaarderswold gerealiseerd als een unieke grootschalige combinatie van ecologie, waterberging en recreatief uitloopgebied, waardoor de oostelijke stadsuitbreiding het perspectief heeft een zeer gewild stadsdeel te worden. Binnen de stad zelf is de groenstructuur op een eigentijdse wijze functioneel gemaakt voor de stadsbewoners.
4.1 Inleiding De oostelijke ontwikkeling De inzet aan de oostkant van Almere richt zich op de realisatie van een aantal onderdelen van de groenblauwe zone OostvaardersWold. Het OostvaardersWold moet ruimte bieden aan natuur voor onder andere edelherten, aan vogels om te foerageren en aan water en recreatie in en nabij natuur. Het is een gebiedsprogramma met regionale en landelijke betekenis. Het gebied waar het OostvaardersWold moet komen, ligt ten noordoosten van Almere. In het noordoostelijk deel ligt het accent op puur natuur, het zuidwestelijk deel betreft gebruiksnatuur met recreatief medegebruik en sluit aan op de woon- en werkfuncties in een groene setting als onderdeel van de stedelijke ontwikkkeling aan de oostkant van Almere. Het OostvaardersWold kan inhoudelijk en procesmatig een voorbeeldproject worden, waarin grootschalige natuur en recreatie aansluitend op nieuwe stedelijke ontwikkeling op een aansprekende manier worden gecombineerd. De groen-blauwe zone heeft een totale oppervlakte van 1950 hectare met daarin een combinatie van verschillende opgaven van recreatie, natuur en water. Ook is er ruimte voor compensatie van bos en natuur ten behoeve van de stedelijke uitbreiding van Almere. Een belangrijk deel van de robuuste verbinding in de groenblauwe zone OostvaardersWold (600 ha) zal in de komende tijd in uitvoering worden genomen (uiterlijk in 2011) en er kan invulling worden gegeven aan 200 hectare agrarisch natuurbeheer in het gebied. Deze verbindingszone zal volgens planning al in 2011 gaan functioneren. Ten aanzien van de robuuste verbinding is de rijksdoelstelling dat deze uiterlijk in 2018 moet zijn gerealiseerd. Om de doelstellingen te behalen moet snel begonnen worden met de realisatie. Daartoe worden versneld aankopen van grond gedaan en worden alle betrokken overheden zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld inhoudelijk en procesmatig bijdragen te leveren aan besluitvorming. De westelijke ontwikkeling De beoogde ontwikkeling van de stad in westelijke richting vraagt om een zorgvuldige regie op belangen van verstedelijking, verbindingen, recreatie en natuur. Het proces IJmeer/Markermeer is gericht op het bij elkaar brengen van de belangen en bijbehorende partijen, waardoor een zorgvuldige afweging de grondslag kan vormen van een inrichtingsplan van het gehele gebied IJmeer/Markermeer. Dit is een van de majeure onderdelen van het met het rijk overeengekomen urgentieprogramma voor de Randstad. Projecten binnen dit programma moeten binnen de huidige regeerperiode tot concrete besluitvorming dan wel tot concrete uitvoering gaan leiden. Daarom moet ook de uitvoering van het inrichtingsplan IJmeer/Markermeer concreet worden gemaakt. Zowel de diverse rijksdepartementen, betrokken provincies en gemeenten zullen hun bijdrage moeten leveren om deze uitvoering te kunnen realiseren op Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
10
het vereiste kwaliteitsniveau. Het Rijk is daarbij primair verantwoordelijk voor het in stand houden en verbeteren van de kwaliteit van natuur en milieu in het gebied, en voor de oplossing van mogelijke waterhuishoudkundige vraagstukken. De provincie Flevoland en de gemeente Almere zullen een bijdrage kunnen leveren aan de functionaliteit van de randen van het gebied. Verstedelijking en recreatiemogelijkheden spelen hierbij de voornaamste rol. Concreet kan het gaan om het creëren en inrichten van stranden en andere vormen van oeverrecreatie. Almere heeft meer dan veertig kilometer oeverlengte aan het grote water (Gooimeer, IJmeer, Markermeer). Daaraan zijn slechts een beperkte hoeveelheid (populaire) stranden gerealiseerd tijdens de aanleg van de Zuidelijke IJsselmeerpolders (Zilverstrand, Almeerderstrand). Het succes van deze stranden (en andere stranden aan het binnenstedelijk water) geeft aan dat dit door bewoners (ook uit de regio) als zeer grote kwaliteit van Almere wordt ervaren. Uitbreiding en kwaliteitsverbetering zijn kansen die benut zouden moeten worden. Groen-blauwe ontwikkelingen in de stad Almere heeft een unieke oppervlakte aan water- en bosgebieden binnen haar gemeentegrenzen. Ruimte, water en natuur dicht bij huis is het unique selling point van Almere. Tevens heeft Almere in potentie een grote regionale recreatieve aantrekkingskracht op het gebied van buitenrecreatie. Bij de aanleg van Almere zijn grote investeringen gedaan in (met name de omvang) van deze water- en groenstructuur. Inmiddels is de stad uitgegroeid tot ruim 182.000 inwoners en zijn grote delen van de water- en groengebieden midden in de stad komen te liggen. In toenemende mate maken bewoners gebruik van deze gebieden waardoor de druk toeneemt. Dit vraagt om een kwaliteitsimpuls die er voor zorgt dat er ook in de stad kwalitatief goede recreatie- en natuurgebieden aanwezig zijn. Deze kwaliteitsimpuls richt zich vooral op nieuwe voorzieningen binnen- en bereikbaarheid van deze gebieden. Het gaat om het binnenstedelijk water en de stadsbossen. Kwaliteitsimpuls binnenstedelijk water Naast een grote hoeveelheid groen kent Almere ook een grote oppervlakte aan binnenstedelijk water. Toch is dit veel minder bekend bij de bewoners van de stad. Voor een belangrijk deel heeft dat te maken met de slechte bereikbaarheid en zichtbaarheid van het water in de stad. Het binnenstedelijk water biedt grote kansen om de stad nog aantrekkelijker te maken. Diverse mogelijkheden zijn aanwezig: Stimuleren van wonen op of aan het water Het verbeteren van doorgaande vaarroutes Toevoegen voorzieningen Ontwikkeling van het Weerwater tot recreatief centrum van de stad Stadsbossen De meest omvangrijke stadsbossen in Almere zijn de Boswachterij Almere (ca. 1.800 ha omgeven door Almere Haven, Overgooi en Almere Hout) en Pampushout (ca. 600 ha omgeven door Almere Pampus, Almere Poort en Almere Stad). Bij een verdere groei van Almere zal de recreatieve vraag toenemen en worden de twee bosgebieden geheel omsloten door bestaande en nieuwe stedelijke gebieden. De bosgebieden zullen doorontwikkeld moeten worden, zodat deze in de toekomst een volwaardige recreatieve betekenis kunnen vervullen voor de inwoners van stad en regio. Het zijn in potentie stadsbossen met de allure en mogelijkheden van bijvoorbeeld het Amsterdamse Bos. Om de bossen te vormen tot de stadsbossen van Almere en regio zal geïnvesteerd moeten worden in de bosbouwkundige opzet en het selectief en gericht toevoegen van voorzieningen. 4.2 Context Een enorme winst zou kunnen worden behaald indien de toevoegingen en versterkingen van de groenblauwe structuur in een vroegtijdig stadium worden gerealiseerd, ongeveer tien jaar voor de aanleg van nieuwe woonwijken. Naast een kwaliteitswinst zal het ook een economische winst opleveren, doordat te ontwikkelen nieuwe kavels en woonhuizen in volgroeid landschap komen te liggen. Daarmee wordt de goede aanpak van voorinvestering in groen voortgezet die kenmerkend is geweest bij de ontwikkeling van Almere.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
11
4.3 Kaders In de komende periode wordt een structuurvisie gemaakt voor geheel Almere en worden uitwerkingen van het omgevingsplan opgesteld voor OostvaardersWold en IJmeer/Markermeer. Naast het inhoudelijke traject zal er sprake zijn van een af te sluiten samenwerkingsovereenkomsten, inclusief het financiële spoor. Op dit moment worden plannen van aanpak voor de planvormingsfase van onder andere het OostvaardersWold opgesteld. In het najaar van 2008 zal de planvormingsfase worden afgerond, en zal de realisatiefase starten. 4.4 Doelstelling De doelstelling van de programmalijn groen-blauw is: Bijdragen aan een versnelling van de uitvoering van de nieuwe groen-blauwe structuur voor Almere en Zuidelijk Flevoland (waaronder OostvaardersWold en IJmeer/Markermeer) en kwaliteitsverbetering en betere benutting van de bestaande binnenstedelijke groen-blauwe structuur, en bijdragen aan de basiscondities die voor het functioneren van het gebied essentieel zijn. 4.5 Resultaten Indicatoren voor resultaten zijn: Robuuste en significante bijdrage aan de groen-blauwe kwaliteit van de bestaande stad en de toekomstige stad met of zonder schaalsprong. De mate waarin de realisatie van de groen-blauwe zone van het OostvaardersWold naar voren kan worden gehaald. De mate waarin de (groen-) blauwe kwaliteit aan de westkant van de stad een tijdige functionele bijdrage gaat leveren aan het lokale woon- en leefklimaat.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
12
5.
PROGRAMMALIJN VERSTERKING VOORZIENINGENSTRUCTUUR
Bestuurders: J. Bos en H. Smeeman 5.0 Vergezicht Almere 2020. De stad telt nu ruim 250.000 inwoners en blijft in rap tempo groeien. Mensen komen immers graag naar Almere want het is er prettig wonen. De huizenprijzen zijn relatief laag en de voorzieningen zijn uitstekend. Almere is een bruisende stad geworden en op verschillende fronten een voorbeeld voor de rest van Nederland. Neem bijvoorbeeld het nieuwe stadcentrum. De wijze waarop gedurfde architectuur en functionaliteit samengaan, heeft Almere internationaal op de kaart gezet. Hier winkelen is echt een belevenis. Het nieuwe theater trekt veel publiek want gerenommeerde gezelschappen en artiesten komen graag naar de uitstekend geoutilleerde accommodatie. Op sportief gebied is het uitstekend toeven op de Sportboulevard in Almere Poort; niet alleen om een breed scala aan indoor en outdoor sporten te beoefenen, naar de sauna te gaan of anderszins aan een gezonde levenstijl te werken, maar ook om topevenementen bij te wonen die onderdak hebben gevonden in de hal voor Top- en Breedtesport. Almere kan zich met recht het predicaat ‘gezonde stad’ aanmeten want op het gebied van zorg en lifestyle loopt de stad voorop. Preventie is het sleutelwoord, terwijl het succesvolle Almeerse model van ketenzorg overal in het land navolging vindt. Door een integrale benadering en slimme verbindingen te leggen tussen sport, zorg, onderwijs, welzijn en arbeid zijn er creatieve oplossingen gevonden voor moeilijke sociale vraagstukken. Zo heeft Almere grote successen geboekt in het terugbrengen van de schooluitval en is het aantal mensen dat langdurig in de bijstand zit significant teruggelopen. ‘Levensloopbestendig wonen’ is een belangrijk uitgangspunt in het huisvestingsbeleid. Met behulp van ICT en domotica zijn ‘slimme huizen’ ontworpen die ouderen en minder-validen in staat stellen om grotendeels zelfstandig te wonen. De jonge stad is volwassen geworden. 5.1 Inleiding Is bovenstaande schets een luchtkasteel? Veel van de ontwikkelingen en initiatieven die hierboven zijn genoemd, liggen al op de ontwerptafel of staan gedeeltelijk op de rails. ‘De stad van morgen maken we nu’, stelt het college van B&W van Almere in haar werkprogramma 2006 - 2010. De ambities zijn hoog en in combinatie met de snelle bevolkingsgroei zijn er grote inspanningen nodig om dit alles te kunnen realiseren. Het IFA is bedoeld om deze inspanningen een flinke impuls te geven. Dit hoofdstuk vormt een eerste uitwerking van de programmalijn voorzieningen. Daarin staat een integrale benadering van thema’s als zorg, sport, cultuur, welzijn en wonen centraal. 5.2 Context Almere zal de komende decennia haar inwonertal verdubbelen. Almere en in bredere zin Flevoland zijn de strategische ruimtereserve van Nederland. Er zijn 60.000 nieuwe woningen voorzien in de periode tot 2030 (de schaalsprong). Maar het gaat om veel meer dan woningen. Met circa 350.000 inwoners zal Almere de vijfde of vierde stad van Nederland zijn. In zo’n stad moet het goed wonen zijn, maar ook goed werken, goed winkelen, goed ontspannen en goede zorg en onderwijs genieten. Zo’n stad moet zijn bewoners goede kansen bieden. Er is op dat gebied nog een flinke slag te maken, zoals blijkt uit de volgende punten: De achterstand qua voorzieningenniveau die Flevoland heeft op het Nederlandse gemiddelde is in de periode 2000 – 2004 opgelopen tot 32%. Het Almeerse voorzieningenniveau is nagenoeg gelijk aan het Flevolandse gemiddelde, dus ook hier is sprake van een flinke achterstand. Ten opzichte van de Noordvleugel van de Randstad, waarvan Almere deel uitmaakt, is de achterstand nog groter. Voor werkgelegenheid zijn veel Almeerders aangewezen op het zogenoemde Oude Land. Dat leidt tot een forse uitgaande pendel en de bijbehorende fileproblemen. Zou de achterstand qua voorzieningenniveau worden ingelopen en de groei van de voorzieningen gelijke tred houden met de groei van de bevolking, dan zouden er voor elke honderd personen van de beroepsbevolking negentig banen beschikbaar zijn, in plaats van de huidige zeventig. Goede voorzieningen zijn een belangrijk criterium bij de beslissing van bedrijven en organisaties om zich te vestigen en te blijven. De Almeerse bevolking is voor een gedeelte aangewezen op Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
13
voorzieningen van het Oude Land. Het is ook een kwestie van voorkeur: Amsterdam heeft op vele fronten (nog) meer te bieden dan Almere. Die beweging ondermijnt gedeeltelijk het draagvlak voor (de groei van) lokale voorzieningen. Maar deze ‘zwakte’ verandert juist in een kracht door het concept Dubbelstad Amsterdam-Almere, waarin vanuit de bijzondere sociale en economische dynamiek tussen de beide steden een gezamenlijke ambitie wordt neergelegd, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van het inter-stedelijke gebied IJmeer-Pampus. Wachtlijstproblematiek: de uitbreiding van de capaciteit van bestaande voorzieningen houdt de groei van de bevolking moeizaam bij. Bovendien betekent het feit dat Almere een relatief groot percentage jongeren heeft, dat er extra vraag is naar voorzieningen die op de jeugd gericht zijn, zoals jeugdzorg en (hoger) onderwijs.
5.3 Kader Voor de provincie Flevoland en de gemeente Almere is het op peil brengen van het sociale en culturele voorzieningenniveau een speerpunt. ‘Stad in balans’ is daarbij een leidend motto. Maar de ambitie reikt verder: het ontwikkelen van de stedelijke kwaliteit moet de stad een bovenregionale uitstraling en grootstedelijk profiel geven. Op vele fronten werken beide overheden nauw samen, waarbij natuurlijk het maatschappelijk veld en het bedrijfsleven een belangrijke rol spelen. Daarbij dienen de partijen rekening te houden met de volgende punten: 1. Veel wetgeving, vooral ook met betrekking tot de verdeling van overheidsgelden, houdt geen rekening met de jonge geschiedenis van de stad en snelle groei. De overheidsbekostiging van (semi-)publieke organisaties en voorzieningen gebeurt vaak volgens een T-min systematiek. Het onderwijs is hiervan een pregnant voorbeeld. Dat werkt prima in de rest van Nederland, maar niet in een stad waar de bevolkingsaanwas ruim boven het Nederlandse groeipercentage ligt en de vraag evenredig stijgt. Op afzonderlijke gebieden zijn er regelingen met het Rijk getroffen, maar in feite is een algemene T-plusnorm noodzakelijk. Verdeelsleutels van bijvoorbeeld het provinciefonds zijn meestal in het nadeel van Flevoland, omdat het absolute inwonersaantal wel een criterium is, maar het groeipercentage meestal niet. De regelgeving is gebaseerd op een situatie dat voorzieningen er al zijn en de vraag slechts marginaal toeneemt. De regelgeving is niet gebaseerd op een situatie waar alles vanuit het niets opgebouwd moet worden. Flevolandse instellingen beschikken niet over ‘bruidschatten’ en reserves. 2. Snelle groei stelt lokale overheden voor een grote opgave, hoge ambities verdubbelen die opgave. De snelle groei van de bevolking in de afgelopen en komende decennia stelt de lokale overheden voor een enorme uitdaging. Qua capaciteit, deskundigheid en middelen is het eigenlijk een voortdurend achter de feiten aanrennen. Toch durft de stad hoge ambities te hebben. Schaarste maakt creatief, waardoor soms oplossingen voor bepaalde vraagstukken worden gevonden die als model kunnen gelden voor de rest van Nederland. De wijze waarop in Almere de voorzieningen rond speciaal onderwijs en rond zorg zijn opgezet, vormen hiervan een prachtig voorbeeld. 3. Imago van Almere als ‘polderstad’. Almere heeft geen monumentaal oud centrum en lang ingesleten tradities. In de rest van Nederland heeft de stad lang het imago gehad van een plek waar je vooral rustig en goedkoop kunt wonen, maar meer ook niet. Dat beeld is wel enigszins aan het kantelen, want Nederland raakt steeds meer bekend met de boeiende dynamiek die een groeistad genereert. En dat ook een nieuwe stad over een monumentaal centrum kan beschikken – in de vorm van een gedurfd architectonisch ontwerp – is inmiddels wel bekend. Daarnaast gaat van de pioniersmentaliteit – het kán in Almere – toch de nodige aantrekkingskracht uit. Om iets nieuws te starten of uit te proberen is het klimaat in een jonge, snelgroeiende stad zeer gunstig. Aan de gemeente en de provincie de opdracht om deze ontwikkeling te stimuleren door de randvoorwaarden in te vullen. 4. Het ontbreken van cohesie en binding. De voortdurende aanwas van nieuwe inwoners en ook het hoge aantal verhuizingen binnen de gemeente, waarbij de wooncarrière relatief snel verloopt, stimuleren de binding van de bewoner met zijn stad en zijn wijk niet, zeker als die burger zich voor werk, onderwijs, ontspanning en cultuur aangewezen acht op voorzieningen op het Oude Land. Maar het opbouwen van voorzieningen is niet alleen een kwestie van geld. Om een solide structuur op te zetten, is de betrokkenheid van burgers nodig. Veel onderdelen van zorg- en welzijnsvoorzieningen, steunen niet alleen op professionelen, maar ook op de inzet en betrokkenheid van vrijwilligers en draagvlak in wijken en buurten. Daarvoor moet de burger zich kunnen identificeren met zijn stad en zijn buurt. Hier ligt een duidelijke relatie met het gedachtegoed van de ‘civil society’. Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
14
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
15
5.4 Doelstelling Op basis van het bovenstaande is de doelstelling van de programmalijn voorzieningen de volgende: Het sociale en culturele voorzieningenniveau in de gemeente Almere moet (ten minste) gelijk komen met het gemiddelde Nederlandse niveau, waarbij het zowel gaat om de lokale verzorging van de Almeerse bevolking als het profileren van Almere als complete en aantrekkelijke stad. Bij deze doelstelling worden twee accenten geplaatst, namelijk: Kwaliteit van bestaan: iedereen doet mee. Kwaliteit van de stad: uitnodigende en uitdagende stad. ‘Kwaliteit van bestaan’ neemt de mens als maat. Daarbij gaat het zowel om ‘integratie’ als om ‘welbevinden’. Integratie refereert in deze context aan het geaccepteerd en gerespecteerd worden in de maatschappij. Het omvat fysieke aanwezigheid (niet weggestopt worden), functionele betrokkenheid (gebruik kunnen maken van wat de maatschappij biedt) en sociale en economische waarde hebben voor de maatschappij. Welbevinden wordt bepaald door fysiek welbevinden (tevredenheid over het eigen lichamelijk functioneren), zelfacceptatie (tevredenheid over het persoonlijk functioneren) en zelfactualisatie (tevredenheid over de mate van verwerkelijking van eigen mogelijkheden). Bovenstaande begrippen scheppen een kader voor het streven dat het college van Almere in zijn werkprogramma heeft neergelegd: ‘iedereen doet mee’. Dat daarbij zowel de provincie als de Almere een zwaar accent op jeugd legt, zal niemand verbazen. De jeugd heeft de toekomst en het is dus van essentieel belang haar zo vroeg mogelijk een goede basis mee te geven. De stad Almere heeft daarnaast relatief veel jongeren, ruim 30% van haar bevolking is jonger dan 19 jaar. De provincie is bovendien wettelijk verantwoordelijk voor de jeugdzorg en treedt op als regisseur in de afstemming – of liever gezegd aansluiting – van jeugdzorg en jeugdbeleid. Het concept ‘Kwaliteit van de stad’ heeft een nauwe relatie met ‘kwaliteit van bestaan’. Naar de inwoners toe vertaalt ‘Kwaliteit van de stad’ zich in een adequate voorzieningenstructuur die kwalitatief goede diensten verleent. Effectiviteit, klantvriendelijkheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid zijn aspecten die kwaliteit bepalen. Maar ‘kwaliteit van de stad’ heeft ook betrekking op het profiel van Almere, zoals ook vervat is in het concept van de ‘uitnodigende en uitdagende stad’. Almere moet aantrekkelijk zijn voor nieuwe burgers, nieuwe bedrijvigheid, toeristen en consumenten van de bovenregionale voorzieningen die Almere te bieden heeft op het gebied van zorg, cultuur, onderwijs en sport. Dan gaat het dus om projecten met een landelijke allure, die Almere als (toekomstige) vijfde stad van Nederland op de kaart zetten. Almere moet ernaar streven om de vestigingsplaats van landelijke voorzieningen te worden. Belangrijk binnen dit programma is verder dat het zoeken van verbinding tussen verschillende velden en voorzieningen, synergetische clustering en kruisbestuiving als uitgangspunt van projecten moeten gelden. Hierbij gaat het ook om de fysieke neerslag daarvan. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het ‘brede school concept’ dat met onderwijs als ‘gravitatiepunt’ verschillende functies bundelt binnen of bij één accommodatie en verschillende doelgroepen bedient en als zodanig het kloppend hart van een wijk kan vormen. Een ander voorbeeld is de Sportboulevard die domeinen als sport, lifestyle, welness, zorg en onderwijs clustert in aan aantrekkelijke omgeving. Binnen het accent ‘kwaliteit van bestaan’ valt te denken aan projecten gericht op kwetsbare jongeren met als doel een goede opleiding en toeleiding naar de arbeidsmarkt. Zo’n project bundelt onderwijs (leerwerktrajecten), (jeugd)zorg, maar ook huisvesting en sport. Voor de doelgroep ouderen kunnen we denken aan een ‘seniorencampus’ gekoppeld aan de Sportboulevard (sport en ontspanning), het themapark Public Health en Gezondheid (zorg en wellness) en de nieuwe vestiging van het ROC in Almere Poort (ondersteuning vanuit stages zorg- en welzijn), waarbij ook de ICT en domotica een rol speelt (‘slimme huizen’). De vestiging van een justitiële jeugdinrichting in Almere is een mogelijk voorbeeld van een nieuwe instelling op bovenregionale schaal. Afhankelijk van het ambitieniveau (naast
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
16
een lokaal verzorgende functie een bovenregionale uitstraling) heeft de Sportboulevard eveneens de potentie bij te dragen aan de versterking van het imago van Almere als complete stad. 5.5 Resultaten Indicatoren voor resultaten zijn: Het voorzieningenniveau van Almere groeit naar het Nederlandse gemiddelde (zie ‘Actualisatie voorzieningenonderzoek Flevoland, ABS 2005) Waardering van de bewoners voor de stad stijgt (wat moet blijken uit tevredenheidonderzoek) Het programma voorzieningen omvat vele beleidsvelden. Het gaat gedeeltelijk om initiatieven die in ontwikkeling zijn een impuls te geven zodat ze in versneld tempo of op hoger ambitieniveau te realiseren zijn. Daarbij valt te denken aan de Sportboulevard met de hal voor Top- en Breedtesport als spil en een duidelijke connectie met het themapark Public Health & Preventie. Daarnaast hebben gemeente en provincie armslag nodig om een wervende benadering te kunnen toepassen en landelijke ontwikkelingen c.q. projecten binnen te halen.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
17
6.
PROGRAMMALIJN VERSTERKING HOGER ONDERWIJS EN MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS
Bestuurders: A. Greiner en M. Visser (W. Faber) 6.0 Vergezicht Almere, 1 september 2020 - de opening van het nieuwe studiejaar van Instituut Almere. Honderden studenten drommen samen in de aula van het markante onderwijsgebouw in het centrum van de stad. Het gebouw wordt omringd door een campus met studentenwoningen, cafés en een bedrijfsverzamelgebouw waarin studenten en afgestudeerden hun bedrijfjes runnen. Behalve studenten zijn er ook tal van docenten, onderzoekers, ondernemers en bestuurders aanwezig om de opening bij te wonen. Zij voelen zich immers nauw betrokken bij het hoger onderwijs in Almere. Dit jaar zullen er weer twee nieuwe opleidingen starten, zodat Almere nu over tien hbo-opleidingen en vijf academische studierichtingen beschikt. In totaal telt het instituut 8000 studenten en dat aantal is groeiende. Studenten uit heel Nederland weten Almere – met haar imago als moderne en innovatieve kennisstad – inmiddels te vinden. De uitstekende faciliteiten, zoals de enorme bibliotheek met een uitmuntende wetenschappelijke collectie en de Sportboulevard versterken de aantrekkingskracht van Almere. De studenten zijn niet meer weg te denken uit het leven van de stad. Ze bevolken de terrasjes, zijn actief in allerlei verenigingen en zijn welkome klanten in de plaatselijke horeca, bioscopen en het nieuwe theater. Kennisstad Almere heeft ook grote aantrekkingskracht op bedrijven. Onder het motto ‘kennis, kunde, kassa’ weten onderwijs en bedrijfsleven optimaal van elkaar te profiteren op het gebied van het ontwikkelen, overdragen en toepassen van nieuwe kennis. De bedrijvigheid bloeit en de werkgelegenheid groeit. In 2006 sprak de toenmalige wethouder van onderwijs Martine Visser uit dat hoger onderwijs als vliegwiel voor de ontwikkeling van Almere zou fungeren. Zij heeft zonder meer gelijk gekregen. 6.1 Inleiding Het bovenstaande is nu nog toekomstmuziek, maar zo heel ver ligt die toekomst niet van ons vandaan. Dus is het nu het moment om een flinke zwaai aan het vliegwiel te geven. Die zwaai kan de Investeringsimpuls Flevoland Almere zijn. Dit hoofdstuk vormt de uitwerking van de programmalijn versterking hoger onderwijs (hbo en universitair onderwijs) en middelbaar beroepsonderwijs van het IFA. Deze programmalijn heeft een nauwe relatie met de programmalijnen versterking economische structuur en versterking voorzieningenstructuur. 6.2 Context Almere zal de komende twee decennia uitgroeien tot de vijfde of vierde stad van Nederland, met naar schatting 350.000 inwoners. Dat kan niet zonder breed pakket aan voorzieningen die de stedelijke kwaliteit versterken. Uitgangspunt is een complete stad op sociaal, economisch en cultureel gebied. Essentieel daarbij is dat Almere onderdeel is van de Noordvleugel van de Randstad, één van de belangrijkste economische regio’s van het land. De versteviging van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel staat hoog op de agenda. Almere speelt daarin een belangrijke rol. De stad heeft, als groeistad en in het concept van de Dubbelstad Amsterdam-Almere, een enorm potentieel. Het is de taak van gemeente, provincie en Rijk om, in samenwerking met partners uit het bedrijfsleven en het maatschappelijke veld, dit potentieel tot ontwikkeling te brengen. Kennisinfrastructuur is een belangrijk ingrediënt voor de ontwikkeling van een gebied. Nationaal en internationaal staat de kenniseconomie hoog op de agenda; zie bijvoorbeeld de Lissabon Agenda 2010, de Noordvleugelbrief van het kabinet Balkenende III en het Operationeel Programma Landsdeel West voor het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling 2007-2013. Voor Flevoland en in het bijzonder in de gemeente Almere is de uitbreiding en versterking van middelbaar beroepsonderwijs, hbo en universitair onderwijs een cruciaal thema. Er is nog weinig aanbod, terwijl dat voor de sociaaleconomische ontwikkeling van groot belang is. Het doel van de provincie is om zo veel mogelijk Flevolanders mogelijkheden tot opleiding en werk binnen de provincie te bieden. De prioriteit ligt bij Almere, enerzijds vanuit haar positie in de Noordvleugel van de Randstad en anderzijds omdat zij qua Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
18
voorzieningen een centrumfunctie vervult voor een fors deel van de Flevolanders. Opleiding- en werkperspectief in de regio is ook het meest effectieve antwoord op vraagstukken die de ontwikkeling van het volledige potentieel van Almere belemmeren, zoals: Fileproblemen die zich concentreren rond Almere door de forse uitgaande pendel. Doordat op iedere honderd personen van de beroepsbevolking maar zeventig banen beschikbaar zijn, is een fors deel van de inwoners aangewezen op de werkgelegenheid op het Oude Land, vooral in de regio’s Amsterdam en Utrecht. ‘Braindrain’: om te kunnen studeren, trekken jongeren noodgedwongen weg uit de provincie. Onbenut kennispotentieel: de doorstroom vanuit het middelbaar beroepsonderwijs naar het hbo mist de aanzuigende werking van lokale hbo-opleidingen, waardoor een deel van de potentiële doorstroom stokt. De beroepsbevolking van Flevoland is in vergelijking met het landelijk percentage onderschoold. Ter illustratie: het percentage hoger opgeleiden van de beroepsbevolking (2005) is in Flevoland 27% tegenover 31% in Nederland en 35% in de Randstad. Door het ontbreken van hbo- en wo-opleidingen, ontbreekt ook de economische en sociaalmaatschappelijke spin off van hoger onderwijs (hoogwaardige werkgelegenheid, vestigingsfactor voor bedrijven en genereren van nieuwe bedrijven). Voor de grootstedelijke ontwikkeling van Almere is die spin off heel belangrijk. Studenten brengen leven in de stad. 6.3 Kader Zowel het bestuur van de gemeente Almere als van de provincie Flevoland hebben de uitbreiding en versterking van beroepsonderwijs en hoger onderwijs als prioriteit benoemd. In verschillende documenten (zoals Beleidsregel Stimulering Hoger Onderwijs Flevoland en het Omgevingsplan Flevoland 2006 van de provincie Flevoland, alsmede het Werkplan 2006 – 2010, het Economische Actieplan ‘Groei in goede banen’ en het Programma Hoger Onderwijs van de gemeente Almere) is een visie geformuleerd van de gewenste ontwikkelingen. Daarnaast ligt er het Convenant Hoger Onderwijs Flevoland (29 januari 2007), waarin provincie, gemeente en onderwijsinstellingen (Hogeschool en Universiteit van Amsterdam, VU-Windesheim, Aeresgroep) en het Ministerie van OCW zich aan een integrale ontwikkelingsvisie en gemeenschappelijk kader verbinden om het doel, namelijk de uitbreiding van Hoger Onderwijs, te realiseren. Daarbij doet zich een aantal zaken voor: 1. Strikte regelgeving OCW maakt het starten van nieuwe opleidingen moeilijk. Partijen in de provincie hebben in het Convenant Hoger Onderwijs Flevoland (van 29 januari 2007) een gemeenschappelijk bestuurskader en geïntegreerde regionale onderwijsvisie neergelegd. Dit houdt een uitbreiding in van het convenant tussen de provincie, de gemeente Almere, de HvA-UvA en OCW, dat op 29 juni 2005 is ondertekend. Eén van de afspraken is dat OCW met betrekking tot Flevoland een versoepeld regime zal hanteren bij het afgeven van licenties. Daarmee is een belangrijke randvoorwaarde voor de ontwikkeling van hoger onderwijs ingevuld. 2. De fysieke nabijheid van verschillende hogescholen en universiteiten (HvA-UvA, HU-UU, Inholland). Almere moet een plek veroveren. Almere kan zich in aanbod onderscheiden naar inhoud, onderwijsvorm en kwaliteit. Een grote meerwaarde die Almere heeft te bieden, is de grote betrokkenheid van en nauwe samenwerking met het lokale bedrijfsleven, zoals dat tot uitdrukking komt in de comakership-formule en het sterke accent op ondernemerschap in de aanwezige opleidingen. Andere thema’s waarop Almere zich sterk kan profileren zijn Gezondheid en Lifestyle, New Towns, Techniek, ICT en Innovatie. Kennisinstituten als het universitair rekencentrum Sara en het International New Towns Institute versterken het wetenschappelijke klimaat en kunnen fungeren als alternatieve aanvliegroute voor opleidingen. 3. Het imago van Almere (versus studentensteden als Amsterdam en Utrecht) en het gebrek aan voorzieningen voor studenten bemoeilijken werving en het draagvlak voor nieuwe opleidingen. De gemeente Almere is bezig om beleid te ontwikkelen dat Almere als moderne en innovatieve studiestad op de kaart zet. Goede voorzieningen op het gebied van studiefaciliteiten, recreatie, sport, cultuur en ontspanningen, maar ook huisvesting vormen de componenten. Daaraan gekoppeld hoort een goede marketing- en wervingstrategie. 4. Ondanks de snelle groei van Almere, is er lokaal nog onvoldoende instroom te genereren om een breed aanbod aan ‘reguliere’ hbo- en wo-opleidingen rendabel te kunnen aanbieden. De onrendabele Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
19
top van nieuwe opleidingen is hoog en vereist dus forse investeringen. Dit probleem zal zich met de jaren oplossen. Maar de basis voor een goed en breed aanbod moet nu worden gelegd. De partijen zullen in de komende jaren bereid moeten blijven flinke investeringen te plegen. 5. De in de eerste fase logische keuze voor het ontwikkelen van unieke en vernieuwende opleidingen gericht op de landelijke markt heeft als gevolg dat er tussen opleidingen die de afgelopen jaren zijn gerealiseerd nauwelijks thematische en organisatorische samenhang bestaat. De provincie en de gemeente streven naar een herkenbaar profiel van het Almeerse hoger (beroeps)onderwijs. Daarvoor zijn organisatorische bundeling en thematische samenhang nodig. De HvA-UvA heeft een coördinator voor Almere aangesteld. Volgend jaar begint de bouw van de nieuwe onderwijsaccommodatie in het centrum, die bestaande en nieuwe opleidingen zal huisvesten. Binnen enkele jaren moet er sprake zijn van een ‘Instituut Almere’ of ‘Hogeschool Almere’. 6. Veranderende wetgeving op het gebied van hoger onderwijs. De vrijheid voor de aanbieders van hoger onderwijs, reguliere hogescholen en universiteiten en de niet-publiek gefinancierde, particuliere instituten zal toenemen en dat zal nieuwe producten – onderwijsarrangementen – opleveren. Mocht het leerrechtensysteem worden ingevoerd, dan kunnen studenten gemakkelijker ‘shoppen’. De doorstroming in de beroepskolom verbetert met verkorte trajecten. Er komt kortom meer dynamiek in de markt voor hoger onderwijs en Almere is dé plaats om in te spelen op deze vernieuwing. 6.4 Doelstelling Gelet op het bovenstaande is de doelstelling van het programma versterking hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs: Almere moet uitgroeien tot een innovatieve kennisstad met een eigen gezicht, aantrekkelijk voor de moderne student en het bedrijfsleven. Deze doelstelling valt te realiseren door: Het stimuleren van de uitbreiding van het aanbod van opleidingen op hbo en universitair niveau. De tijd is rijp om behalve nicheopleidingen ook regulier aanbod in de markt te zetten. Het versterken van de kennisinfrastructuur in brede zin, bijvoorbeeld door het investeren in kennisinstituten en –projecten die het wetenschappelijke klimaat in Almere versterken en aldus als ankerpunt voor nieuwe opleidingen fungeren. Het bevorderen van de doorstroming in de onderwijskolom, door verkorte arrangementen en doorlopende leerlijnen. Het stimuleren van vernieuwende onderwijsvormen die het Almeerse hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs op de kaart zetten en studenten uit de regio en het hele land aantrekken. ‘Vernieuwend’ wordt onder meer bepaald door de mate waarin initiatieven inspelen op de eerder genoemde veranderingen in de onderwijswetgeving. Het versterken van het praktijkgestuurde en ondernemerschapgerichte accent van het Almeerse onderwijs. Het investeren in voorzieningen die aantrekkelijk zijn voor onderwijsinstituten én studenten om zich te vestigen en te studeren in Almere 6.5 Resultaten Indicatoren voor resultaten (afhankelijk van het soort projecten dat wordt gefinancierd) zijn: Groei van het aantal nieuwe opleidingen. Groei van het aantal opleidingsarrangementen gericht op doorstroming in de opleidingskolom. Doorstromingspercentages van middelbaar beroepsonderwijs naar hbo groeien naar landelijk gemiddelde (is in Flevoland nu 30 à 40 % tegenover 70 – 80% landelijk). Toename van het aantal studenten bij Almeerse opleidingen, zowel regionale instroom als landelijke instroom (om aantrekkingskracht op de landelijke studentenmarkt te peilen). Een groei van het aantal studenten in Almere van 1.200 in 2007 naar 12.000 in 2015 Toename van het aantal voorzieningen voor studenten* (bijvoorbeeld huisvesting, horeca, cultuur, sport). Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
20
Toename van de werkgelegenheid voor zover die te koppelen is aan de toename van het aantal opleidingen en studenten. Opleidingsniveau van de Almeerse beroepsbevolking stijgt.
* een aantal van deze indicatoren vereist een nulmeting.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
21
7.
PROGRAMMALIJN AANPAK INFRASTRUCTURELE KNELPUNTEN
Bestuurders: H. Dijksma en A. Duijvesteijn (H. Smeeman voor afstemming lokale infra) 7.0 Vergezicht “Vandaag nog een ruwe schets, morgen een stad waar een kwart miljoen mensen werken en leven”. Deze slogan riep stedenbouwkundigen, planologen, verkeerskundigen en architecten op om mee te bouwen aan een nieuwe stad. Het was in 1971. Vijf jaar eerder, in 1966, was er groen licht gegeven voor de bouw van een IJsselmeerstad in Zuidelijk Flevoland. Het nieuwe stedelijk gebied moest plaats bieden aan bewoners van het noordelijk deel van de Randstad. In 25 jaar groeide Almere van 0 naar 150.000 inwoners. “Almere is in 2030 een integraal onderdeel geworden van de Noordvleugel. De stad draagt bij aan de economische structuurversterking van het hele gebied. Amsterdam en Almere vormen samen een dubbelstad rondom het IJmeer. De steden zijn complementair aan elkaar en op cultureel, sociaal en economisch gebied met elkaar verbonden. Almere is een stad met een eigen, herkenbare identiteit met volwaardige economische en maatschappelijke voorzieningen en heeft zich ontwikkeld tot een complete, evenwichtige stad met grootstedelijke voorzieningen. Almere is door geleidelijke doorontwikkeling een stad geworden van 350.000 inwoners en heeft in het westen een stedelijk-maritiem karakter en een landelijk organisch karakter in het oosten”. (vrij naar Noordvleugelbrief van het Kabinet 25 augustus 2006) 7.1 Inleiding Almere bouwde tot op heden zeer planmatig aan een steeds groter wordende stad. Als gevolg van specifieke afspraken met het rijk in een brede bestuursovereenkomst konden van meet af aan grote voorinvesteringen worden gedaan in infrastructuur, groen en water. Dat kon dankzij de specifieke middelen die de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders daarvoor ontving en het feit dat alle grond in eigendom was van het Rijk. De verstedelijking van Almere vond daardoor plaats binnen een robuust raamwerk van groen, water en infrastructuur, waarvan de aanleg al vanaf het begin ter hand was genomen. Aan de hand van het raamwerk werden de verschillende stadskernen ontworpen. Het Almere van nu is kortweg te typeren als een middelgrote, groene stad waar het goed wonen is. Maar door het hoge bouwtempo en een te eenzijdige – vooral op woningbouw gerichte – ontwikkeling is de stad nu niet in evenwicht. De stad is in onbalans, zowel als het gaat om de interne en externe bereikbaarheid, het voorzieningenniveau als de diversiteit in woon – en werkmilieus. De achterblijvende interne en externe bereikbaarheid zet de stedelijke ontwikkeling en het groeitempo onder druk. Als Almere binnen de Noordvleugel tot 2030 groeit naar een stad in balans met 350.000 inwoners en 175.000 arbeidsplaatsen betekent dit niet zomaar de aanleg van een aantal extra nieuwe stadskernen, maar gaat het om de omvorming van Almere tot volwaardige stad van 350.000 inwoners met bijpassende infrastructuur en bereikbaarheid. 7.2 Kader Tijdens de Noordvleugelconferenties is door de bestuurders van de Noordvleugel de strategie bepaald voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de regio tot circa 2030. In de loop der jaren is het accent van mainportstrategie daarbij verschoven naar de metropolitane strategie. Doel hiervan is het beter benutten van de agglomeratievoordelen en tegelijkertijd de diversiteit van de Noordvleugel. De kern van de metropolitane strategie is dan ook gericht op de samenhang tussen verschillende onderdelen. Aan bod komen de grote economische dynamiek, het verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid, de instandhouding en creatie van een aantrekkelijke leefomgeving, de bouw van 150.000 woningen en de inpassing van de verdere ontwikkeling van Schiphol. Als reactie op de Netwerkanalyse van de Noordvleugel – waarin ondermeer aangegeven is wat de bereikbaarheidsconsequenties van de schaalsprong van Almere zijn - heeft het Rijk haar verantwoordelijkheid erkend in de Noordvleugelbrief (zie vergezicht). In de brief van de minister over de netwerkanalyses geeft de minister onder het kopje ´Verkenning Stedelijke Bereikbaarheid Almere´ aan dat
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
22
naast de regionale/nationale bereikbaarheid ook de lokale bereikbaarheid op orde moet zijn ofwel moet komen. “Afspraak dat de regio in samenwerking met het rijk een start maakt met een studie naar de knelpunten op het onderliggend wegennet (OWN) in relatie tot het hoofdwegennet (HWN), waarbij nadrukkelijk de relatie wordt gelegd met de grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in dit deel van de regio en de uitwerkingen op dit punt. Afronding van de verkennende studie is mede daarom voorzien in 2008. In de studie zal de aandacht uitgaan naar verbetering en uitbreiding van het OWN en uitbreiding van het busbanen systeem. ” (bron: brief van 16 oktober 2006 van de Minister Verkeer en Waterstaat aan de voorzitter van de Tweede Kamer)
Almere is, als gevolg van de Noordvleugelbrief van het kabinet, zelf gestart met het proces om te komen tot een eigen visie op haar toekomst in de vorm van een structuurvisie (conform de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening). Deze structuurvisie Almere 2010-2030 moet een concrete invulling geven aan de ambitie voor Almere als “complete stad in de Noordvleugel met een eigen identiteit” rekening houdend met de bekende en onbekende sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen. De structuurvisie moet Almere het overtuigende en inspirerende ruimtelijke kader bieden waarbinnen de stad zich de komende decennia verder kan ontwikkelen. Verkeer, vervoer en infrastructuur vormen een belangrijk integraal onderdeel van de structuurvisie. Niet alleen in relatie tot de noodzakelijke capaciteitsvergroting van de infrastructuur in verband met meer verkeerafwikkeling, maar ook in relatie tot het versterken van de economische structuur en de structurerende werking op ruimtelijke ontwikkelingen en mogelijke spin off. Daarnaast is de ambitie van Almere samen met de provincie Flevoland, het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer om te komen tot een gezamenlijk gedragen referentiekader voor de verdere ontwikkeling van de A6-zone op basis waarvan verdere samenwerking en uitwerking kan worden vormgegeven. Rondom de A6 komen meerdere belangen van meerdere partijen samen. Rijkswaterstaat is wegbeheerder. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft de verantwoordelijkheid de wegcapaciteit op de A6 te vergroten middels de Planstudie weg. Het Kabinet heeft in de Noordvleugelbrief haar (groei)ambities neergelegd. Er moeten 60.000 woningen gebouwd worden aan de west- en oostkant van Almere. De A6 komt centraal in het “nieuwe grote Almere” te liggen. De opgave is voor de A6-zone te komen tot een inspirerende integrale ruimtelijkprogrammatische visie op de ontwikkeling als identiteitsbepalende laag voor het nieuwe grote Almere. De investeringen in de verbreding van de A6, maar ook in relatie tot aanpassingen in het onderliggend wegennet, worden gebruikt als aanjager van nieuwe ontwikkelingen (gebiedsontwikkeling, knooppuntontwikkeling, etc). 7.3 Opgaven De regionale opgave van de Noordvleugel is gericht op versterking van de (internationale) concurrentiepositie. Almere maakt onderdeel uit van het stedelijke netwerk van de Noordvleugel. De opgave van Almere binnen dit stedelijke netwerk is dat Almere een integraal onderdeel moet uitmaken van de Noordvleugel. Belangrijke vraagstukken die daarbij in de komende periode aan de orde zijn, betreffen: de noodzakelijke capaciteitsvergroting van de infrastructuur in verband met meer verkeerafwikkeling, de bijdrage van (nieuwe) infrastructuur aan de economische structuurversterking en de ruimtelijk-structurerende betekenis van (nieuwe) infrastructuur. De schaalsprong waar Almere voor staat, gaat de structuur van de stad ingrijpend veranderen, waardoor de huidige verkeerstructuur niet meer goed kan functioneren. De stad verdubbelt niet alleen in inwoneraantal, maar verandert ook van vorm. De schaalsprong doet nieuwe woon- en werkgebieden ontstaan die goed ontsloten moeten worden en verbonden aan de hoofdinfrastructuur van de stad. De structuur van stadsautowegen en dreven is ontworpen met ongeveer het huidige inwonertal en de huidige omvang van het stedelijk gebied voor ogen. Nu al begint te knellen, dat er naast te weinig capaciteit ook weinig verbindingen zijn tussen de stadsdelen onderling. Naast deze problematiek is het soms lastig om je te oriënteren op het drevenstelsel: de stad is tegen de dreven gekeerd en ligt achter groene geluidswallen. Maatregelen moeten worden genomen waarbij de huidige voordelen (bereikbaarheid, verkeersveiligheid, weinig milieuproblemen) behouden blijven, terwijl tegelijkertijd de nadelen (oriëntatie en beleving) verkleind worden. Het stadscentrum is tot nu toe nog goed bereikbaar met auto, fiets en Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
23
openbaar vervoer. Wel worden steeds meer knelpunten gesignaleerd in de doorstroming. De uitvoering van het masterplan voor het stadscentrum en de voorbereidingen voor de volgende groeifasen roepen de vraag op hoe de bereikbaarheid in de toekomst op peil kan blijven. Daarom is reeds een zeer uitgebreid pakket aan maatregelen uitgewerkt, waaronder stimulering van het openbaar vervoer, parkeerbeleid, fietsbeleid en dynamisch verkeersmanagement. Dit kan soelaas bieden tot 2010, daarna is een forse aanpassing van de interne infrastructuur onontkoombaar. Op de middellange (2020) en lange termijn (2030) raken bijna alle andere wegen naar het stadscentrum overbelast. Het verkeerssysteem van Almere richt zich op een combinatie van goede bereikbaarheid per auto en een groot aandeel voor het openbaar vervoer. Almere moet een nieuwe structuur creëren met korte en directe verbindingen, die de nieuwe stadsdelen verbinden met het stadscentrum, met de andere stadsdelen en met de slagaders van autoverkeer en OV. Op dit moment heeft Almere het beste lokale openbaar vervoersysteem van het land en een navenant hoog gebruik van het openbaar vervoer. Het handhaven van dit OV-aandeel is van levensbelang voor de bereikbaarheid van de stad, zowel intern als extern. Dit vereist hoogwaardig openbaar vervoer in de nieuwe stadsdelen, dat aansluit op de bestaande OVinfrastructuur. Grofweg kunnen de volgende aandachtsgebieden worden onderscheiden: de ontsluiting van de nieuwe stadsdelen, het veilig stellen van de verkeersafwikkeling in, van en naar de bestaande stadsdelen en het verder uitbouwen van het hoogwaardig openbaar vervoerstelsel voor de nieuwe stadsdelen, locaties en gebieden. 7.4. Doelstelling De gemeente en de provincie hebben reeds veel voorwerk verricht om de verkeers- en vervoersproblematiek in kaart te brengen. In een aantal recent afgeronde studies is de problematiek van de groei en stedelijke ontwikkeling van Almere reeds onderwerp van onderzoek en analyse geweest. Te noemen zijn de Drevenstudie, de Studie bereikbaarheid stadscentrum en het Meerjaren Infrastructuurprogramma Almere 2007-2010 (MIPA), die allen bestuurlijk bekrachtigd zijn. Voor de stadsautowegen zijn modelstudies uitgevoerd aan de hand waarvan nog conclusies dienen te worden getrokken. Zonder uitzondering komt ook uit deze studies het beeld naar voren dat er door de groei en stedelijke ontwikkeling van Almere in de komende periode grote knelpunten gaan ontstaan en tevens dat de investering in de lokale infrastructuur (inclusief de aansluitingen op het regionaal/provinciaal wegennet en de aansluitingen op het hoofdwegennet en de OV-projecten) aanzienlijk zal zijn. Een indicatieve raming komt op een schatting van tussen ruim € 600 miljoen en € 1 miljard aan investeringen. De fundamentele aanpassingen van de lokale verkeersinfrastructuur hangen ten nauwste samen met de groei en stedelijke ontwikkeling van Almere. Dit kan niet alleen een zaak van Almere zijn. De BDU Infrastructuur, dat aangestuurd wordt door de provincie Flevoland, is niet ingericht op het faciliteren van de groei die Almere gaat doormaken. Het is van groot belang dat het Rijk meefinanciert om deze grootse operatie van de groei van Almere mogelijk te maken. Immers, het Rijk heeft in het verleden gezorgd voor de aanleg en financiering van het robuuste raamwerk van infrastructuur waarbinnen de verstedelijking van Almere heeft kunnen plaatsvinden. Naar aanleiding van de resultaten van de netwerkanalyse Noordvleugel heeft het Rijk aangegeven dat naast de regionale/nationale bereikbaarheid ook de lokale bereikbaarheid op orde moet zijn c.q. moet komen. Almere en de provincie Flevoland zijn gezamenlijk reeds gestart met het voorbereiden van de ‘Verkenning Stedelijke Bereikbaarheid Almere’. Gemeente en provincie hechten groot belang aan een dergelijke verkenning en zijn van mening dat het niet alleen gaat om de infrastructuur voor de auto, maar ook om die voor het OV en de fiets. Immers, van belang is om de hele keten te faciliteren (deur-tot-deurverplaatsingen). De Verkenning dient dus zicht te geven op de lokale bereikbaarheidsproblematiek voor zowel auto, fiets als OV ten gevolge van de groei en stedelijke ontwikkeling van Almere. Hierbij is het goed op te merken dat het zowel gaat om investeringen in het gemeentelijk wegennet als het provinciaal wegennet (immers Hoge Ring, Waterlandseweg, etc. zijn in eigendom van de provincie).
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
24
Met inachtneming van bovenstaande is de doelstelling van de programmalijn aanpak infrastructurele knelpunten de volgende: Het oplossen van bestaande en in de nabije toekomst te verwachten bereikbaarheidsproblemen op lokaal en bovenlokaal (is regionaal) niveau voor auto, fiets en openbaar vervoer als gevolg van de stedelijke ontwikkeling en groei van Almere. 7.5 Financieringsstrategie Met name vanaf 2010 zullen forse aanpassingen in de Almeerse infrastructuur noodzakelijk zijn om de groei en gewenste stedelijke ontwikkeling van Almere mogelijk te maken. De opgave is om in dat kader op zoek te gaan naar investeringen in de Almeerse infrastructuur die dienstbaar zijn aan de noodzakelijke kwaliteitsimpuls voor de stad. Niet alleen het realiseren van 60.000 woningen maakt investeringen in infrastructuur noodzakelijk, maar ook de gewenste identiteit van Almere en haar positie in de regio. Het gaat erom investeringen in de infrastructuur zodanig te doen, dat dit leidt tot nieuwe en andere investeringen op andere terreinen, bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkelingen rondom knooppunten van infrastructuur. De structuurvisie en de ontwikkelingsvisie voor de A6-zone vormen de plek waar deze investeringsvraagstukken aan de orde komen. Het gaat hier dus om een integrale benadering waarbij wordt gezocht naar een multiplier effect. Een mogelijkheid doet zich voor om de investering in stedelijke infrastructuur onder de MIT-systematiek te brengen. Hiervoor is het noodzakelijk dat alle investeringen in infrastructuur in de bestaande stad die het gevolg zijn van de groei, als één project worden gedefinieerd. In dat geval komt het project boven de MIT-grens van € 112,5 miljoen te liggen. MIT-financiering impliceert een regionale/lokale cofinanciering van deze € 112,5 miljoen. Het Rijk biedt in de Noordvleugelbrief een opening voor ‘andere financiële oplossingen’ zoals een bundeling van rijks- en/of provinciale bijdragen. Als het rijk schuift, zal ook de regio moeten schuiven. MIT-cofinanciering door gemeente en provincie past hierin. De provincie heeft in de provinciale Nota Mobiliteit reeds toegezegd uit de totale provinciale Brede Doeluitkering (BDU) € 56 miljoen extra ter beschikking te willen stellen voor de lokale bereikbaarheid van Almere, dat is de helft van bovengenoemde MIT-grens. € 56,5 miljoen moet nog worden gedekt. Aangezien in het pakket zowel provinciale als gemeentelijke infrastructuur zit, zal hiervoor tussen gemeente, provincie, rijk en de noordvleugelpartners nog een verdeelsleutel moeten worden afgesproken. ‘Rijk en Almere zullen gezamenlijk de financiële effecten in beeld brengen van een evenwichtige schaalsprong van Almere voor lokale voorzieningen (met name fysieke en sociale infrastructuur). Deze analyses zullen in het najaar worden afgerond waarbij zonodig andere financiële oplossingen worden onderzocht. De ambitie van een bundeling van rijksbijdragen en/of provinciale bijdragen zal nader worden verkend.’ (bron: Noordvleugelbrief, besluit 15 augustus 2006)
7.5 Resultaten Het resultaat wordt gemeten in verbeterde bereikbaarheid en reistijd. Projecten die in het kader van de programmalijn aanpak infrastructurele knelpunten worden uitgevoerd, hebben betrekking op capaciteitsvergroting in verband met meer verkeerafwikkeling, maar leveren ook een belangrijke bijdrage aan het versterken van de economische structuur en de structurerende werking op ruimtelijke ontwikkelingen en mogelijke spin off. Concreet kan het daarbij bijvoorbeeld gaan om: aanleg van kunstwerken (zoals bruggen, tunnels, viaducten, ecoducten); aanleg van (recreatieve) fietsroutes; aanleg van busbanen.
Meerjaren Investeringsprogramma Flevoland – Almere 2007-2010
25