Meer over eer
Haalbaarheidsonderzoek Kenniskring(en) Eergerelateerd Geweld in Noord-Holland. Juni 2010
Colofon Auteurs: Lisa Arts, Suzanne van Hees en Rénie van der Putte Interviewers: Suzanne van Hees, Rénie van der Putte, Lisa Arts, Mirthe Boersbroek (stagiaire). M.m.v.: Margreet de Boer (Projects on Women’s Rights) © ACB Kenniscentrum, 2010 Gedeelten van deze uitgave mogen zonder toestemming worden overgenomen, mits daarbij de bron wordt vermeld. Deze publicatie is mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de provincie NoordHolland en het Skanfonds.
2
1.
INLEIDING
Op 3 maart 2009 vond op initiatief van ACB Kenniscentrum en vier Noord-Hollandse (Adviesen) Steunpunten Huiselijk Geweld de conferentie Eervol Geweldloos plaats. De conferentie werd bezocht door professionals uit de hulpverlening, het politie- en justitieapparaat, door gemeentelijke en provinciale beleidsmakers en –uitvoerders, en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Op deze conferentie werd meerdere malen, door verschillende aanwezigen, uitgesproken dat er een grote behoefte is aan (boven)regionale kennis- of expertisecentra voor eergerelateerd geweld voor kennisvergaring en kennisdeling, voor professionalisering van de hulpverlening, voor advies en ondersteuning bij (mogelijk) eergerelateerde kwesties, en voor voorlichting. Haalbaarheidsonderzoek Het inrichten en in stand houden van kennis- of expertisecentra is tijdrovend en kostbaar. Het is daarom belangrijk om eerst goed te onderzoeken hoe groot de behoefte werkelijk is, en waaraan er precies behoefte is. Tevens is het van belang om vast te stellen op welke manier en in welke vorm het beste aan die behoefte kan worden voldaan. Naar aanleiding van de behoefteverklaringen tijdens de conferentie en om antwoorden te verkrijgen op deze vragen heeft ACB Kenniscentrum in de afgelopen maanden het Haalbaarheidsonderzoek Noord-Hollandse Kenniskring(en) Eergerelateerd geweld uitgevoerd. Doelstelling Het doel van het haalbaarheidsonderzoek was: onderzoeken in welke mate het wenselijk en haalbaar is om in Noord-Holland een of meer kenniskringen eergerelateerd geweld op te zetten. Vraagstelling De hoofdvraag in het onderzoek was: In hoeverre is het wenselijk en haalbaar om in NoordHolland één of meer kenniskringen eergerelateerd geweld op te zetten? Oftewel: Wat wil men en hoe men wil met dit? Wie kan dit financieren? De hoofdvraag is onderverdeeld naar de volgende 6 deelvragen: 1. Hoe groot is de behoefte aan dergelijke kenniskringen / expertisecentra: bij wie bestaat deze behoefte (en bij wie niet) en waar is precies behoefte aan? 2. Welke ervaringen zijn er elders met kenniskringen / expertisecentra? 3. Welke vorm is het geschiktst? (Kenniskring of kenniscentrum/expertisecentrum?) 4. Hoe kan een kenniskring / expertisecentrum het beste ingericht worden? 5. Welke middelen zijn er nodig voor de inrichting van een kenniskring / expertisecentrum? 6. Van wie zouden die middelen moeten komen c.q. kunnen komen?
3
Voor het onderzoek zijn twee vragenlijsten gebruikt. Aan de hand van de eerste zijn gesprekken gevoerd met 18 personen. Na deze serie interviews is er tussentijds een analyse gemaakt en op basis daarvan is er besloten de vragen enigszins aan te passen, om verdieping aan te brengen en relevantere informatie boven tafel te krijgen. In de interviews zijn niet altijd alle vragen aan de orde geweest. Soms was dat omdat de geïnterviewde aangaf te kort werkzaam te zijn in zijn of haar functie of te weinig ingevoerd in de materie te zijn om antwoord te kunnen geven. Soms was het omdat de respondent juist zelf als expert of adviseur optrad naar derden. En zo was het bij potentiële financiers niet relevant om te informeren waar zij op dit moment hun expertise t.a.v. eer en eergerelateerd geweld vandaan halen. Aanpak De data voor het onderzoek zijn verzameld via interviews. Hiervoor zijn 41 organisaties benaderd; met 39 ervan heeft dit tot een gesprek geleid, in 1 geval zijn de interviewvragen per mail beantwoord. In de meeste gevallen vond het gesprek plaats met één vertegenwoordiger per organisatie of instantie, soms met twee. In totaal is er met 44 personen gesproken, 1 persoon heeft per mail gereageerd. De meeste interviews zijn faceto-face afgenomen, een enkel gesprek heeft via de telefoon of via de mail plaatsgevonden. Er was een opmerkelijk verschil in de lengte van de gesprekken: het ene uiterste was een gesprek van 15 minuten tegenover het ander uiterste van een interview dat bijna 2 uur duurde. Gemiddeld genomen duurden de interviews een uur. Op de eerste plaats zijn interviews gehouden in zes regio’s1 met de coördinatoren van de advies- en steunpunten huiselijk geweld en met beleidsambtenaren c.q. regievoerders van de bij deze regio’s behorende centrumgemeenten. Via de coördinatoren van de (A)SHG’s zijn per regio twee ketenpartners geselecteerd. Vanuit de Noord-Hollandse politiecorpsen hebben vier aandachtsfunctionarissen en leden van het MEP (multi-etnisch politiewerk) hun medewerking verleend alsmede een medewerker van het openbaar ministerie en een advocaat die veel met eerzaken te maken heeft. Er zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van het LEC (landelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld), het Meldpunt Eergerelateerd Geweld Amsterdam en van Movisie. Daarnaast is er gesproken met een expert/adviseur/trainer op het gebied van eergerelateerd geweld. Een interview met GGD Rotterdam-Rijnmond – die het eerste meldpunt/kenniscentrum EG heeft opgezet –is ondanks verschillende pogingen helaas niet tot stand gekomen. Er zijn medewerkers bevraagd van internationale vrouwencentra en een organisatie die voorlichtingen over eer en daaraan gerelateerd geweld op scholen verzorgt. Tot slot zijn er interviews gehouden met beleidsambtenaren van de provincie Noord-Holland, het ministerie van justitie en met medewerkers van twee fondsen. 1
Dit zijn de (A)SHG-regio’s Gooi&Vechtstreek, Kennemerland, Kop van Noord-Holland, Noord-Kennemerland, West-Friesland en Zaanstreek-Waterland.
4
2.
ACHTERGRONDINFORMATIE
Huidige situatie In Noord-Holland zijn veertien (advies- en) steunpunten huiselijk geweld. Hiervan zijn er zeven in Amsterdam gevestigd, de overige zijn gevestigd en werkzaam in de zeven regio’s buiten Amsterdam. Overal wordt nauw samengewerkt met ketenpartners van de hulpverlening (maatschappelijk werk, GGD, GGZ, jeugdzorg, opvang) de politie en de gemeente. Op diverse plekken in Noord-Holland is er een opvangvoorziening voor vrouwelijke slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd geweld (en hun kinderen). In Amsterdam is een speciale opvang voor mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld en voor mannen/jongens die gedwongen worden tot eerwraak, of bedreigd worden vanwege hun homoseksualiteit. Op initiatief en met middelen van de gemeente Amsterdam is er in de hoofdstad sinds 1 juni 2008 een Meldpunt Eergerelateerd Geweld waar meldingen gescreend worden op type: is het huiselijk of eergerelateerd geweld? Alleen professionals in Amsterdam kunnen gebruik maken van het meldpunt voor advies en ondersteuning. Voor professionals buiten Amsterdam – met uitzondering van de politie die kan terugvallen op het landelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld – is er feitelijk geen advies- en ondersteuningspunt voor zaken rondom eer en eergerelateerd geweld. Eer en eergerelateerd geweld Eer Eer heeft te maken met aanzien, van hoe anderen jou zien, hoe ze over jou denken, wat jouw reputatie is. Daardoor heeft eer een sociale component. Eer heeft ook echter te maken met eigen waardigheid en hiermee heeft het ook een individuele betekenis. In verschillende tijden en culturen heeft eer een andere betekenis en domineert de individuele danwel de sociale component. In veel culturen is er sterke samenhang tussen eer en de vrouwelijke waardigheid in de vorm van maagdelijkheid, kuisheid en seksuele trouw na een huwelijk. Mannelijke eer wordt eerder in verband gebracht met trots, prestatie en status en is doorgaans minder seksueel geladen. Mannen, maar ook oudere vrouwen, worden in deze culturen vaak gezien als de ‘schatbewaarders’ van de (seksuele) eer van vrouwelijke familieleden. Familieculturen en familie-eer Verreweg de meeste culturen op de wereld zijn zogenaamde familieculturen, waarbij de belangen van de familie boven die van het individu staan. Deze families – die niet zelden uit honderden leden bestaan2 – hebben een gemeenschappelijke familie-eer, die ten koste van alles in stand moet worden gehouden.
2
In Irak bijvoorbeeld horen mensen die tot 5 generaties terug een gemeenschappelijk voorouder – dus een bedovergrootvader of -moeder – hebben tot een en dezelfde familie.
5
Wanneer één persoon over de scheef gaat, kan de hele familie daar de dupe van worden. In dat geval zullen de belangrijkste personen in de familie maatregelen nemen om de eer te herstellen. In veel landen, bijvoorbeeld in het Midden-Oosten en in sommige delen van Afrika en Azië, hangt de familie-eer ook nauw samen met het zedelijk gedrag van de meisjes en vrouwen. Wanneer zij – al dan niet vermeend3 – de eer schenden door zich onzedelijk te gedragen, kunnen er tegen hen maatregelen genomen worden. En hierbij kan (ernstig) geweld aan te pas komen. Eergerelateerd geweld Eergerelateerd geweld betreft alle vormen van geweld die een reactie vormen op een schending of de dreiging van een schending van de familie-eer. Voorbeelden van eergerelateerd gewed zijn: opsluiting, uitsluiting, bedreiging, verstoting, gedwongen huwelijk. De meeste extreme vorm is moord (eerwraak). Hoe vaak komt eergerelateerd geweld voor? Harde cijfers over eergerelateerd geweld zijn niet bekend omdat het vrijwel nergens geregistreerd wordt. Indicaties zijn er wel: in 2006 zijn er naar schatting 158 eergerelateerde geweldzaken bij de Politie Amsterdam-Amstelland gemeld.4 En van de 100-150 moorden die jaarlijks in Nederland worden gepleegd is rond de 10% een eermoord.5 Het LEC werkt aan een registratiemodel voor de politie. Kenniskring, kennis- of expertisecentrum Kenniskring Een kenniskring is een groep van mensen die op regelmatige basis bijeen komt om kennis en ervaring op een bepaald werk- of beleidsterrein of interessegebied, op uitvoeringsniveau, te delen. Kennis- of expertisecentrum Een kennis- of expertisecentrum is een centrum waar deskundigen op een specifiek terrein kennis en ervaringen verzamelen, delen en verspreiden. Een kennis- of expertisecentrum heeft meestal de volgende functies of taken: uitvoeren van onderzoeken en verzorgen van publicaties, ontwikkelen van methodieken en het adviseren, ondersteunen en trainen van derden.
3
Roddel is een zeer sterk en gevaarlijk mechanisme. Het mag zeker niet onderschat worden: roddel kan desastreuze gevolgen hebben voor – met name – meisjes en vrouwen in familie-eerculturen. 4 http://www.huiselijkgeweld.nl/nieuws/300508/lancering_meldpunt_eergerelateerd_geweld_amsterdam.html 5 Uitspraak van dhr. D. Driessen, politiecommissaris in de regio Haaglanden en betrokken bij het LEC.
6
3.
BEVINDINGEN
Inleiding De aanpak van eergerelateerd geweld is complex. Uiteenlopende instellingen worden in meer of mindere mate geconfronteerd met zaken waarin eer een rol speelt. Steunpunten huiselijk geweld, allerlei hulpverleningsinstanties, de politie, gemeenten, scholen, vrijwilligersorganisaties en meer. Lang niet alle professionals die te maken krijgen met eerzaken zijn voldoende op de hoogte over wat eergerelateerd geweld precies is, hoe het zich uit en hoe te handelen. Onvoldoende kennis is niet zozeer een probleem, zolang men weet bij wie of waar men terecht kan voor vragen. Helaas lijkt daar onvoldoende sprake van. Tenminste, dat kwam op de conferentie Eervol Geweldloos aan de orde en was voor ons aanleiding om nader onderzoek te doen. Hieronder treft u de bevindingen van dit onderzoek. De bevindingen komen allemaal uit interviews, tenzij nadrukkelijk anders vermeld. Ze zijn ingedeeld in de categorieën Gemeenten, Politie, Steunpunten, Ketenpartners en Overig. Aan respondenten uit deze categorieën is gevraagd naar hun behoeftes op het gebied van kennis over eergerelateerd geweld: hebben zij voldoende kennis; waar halen zij hun huidige kennis vandaan; bestaat de behoefte aan een kenniskring/expertisecentrum; welke diensten zou dit moeten leveren wil het van toegevoegde waarde zijn; en met welke middelen valt een dergelijke instelling te financieren? De antwoorden op deze vragen waren vaak eenduidig, soms heel verschillend, soms zelfs tegenstrijdig. Ook de opvattingen over verbetering van de deskundigheidsbevordering lopen uiteen. De deelvragen die in dit rapport beantwoord dienen te worden, komen per categorie alleen impliciet aan bod en niet elke deelvraag wordt door elke categorie beantwoord. In de conclusie komen de antwoorden per deelvraag wel expliciet terug. Gemeenten Hoewel dit nadrukkelijk niet de insteek is van landelijke beleidsmakers, zitten gemeenten doorgaans ver van het vuur. Vanuit de gemeentelijke organisaties zelf bestaat weinig kennis. Tegelijkertijd is er nauwelijks behoefte aan kennis op het gebied van eergerelateerd geweld. Wel bestaan er andere behoeften. Zo wordt tweemaal de behoefte uitgesproken aan meer inzicht in hoe vaak eergerelateerd geweld voorkomt. Een ambtenaar stelt dat spreken over een kenniskring of expertisecentrum pas aan de orde is als blijkt dat eergerelateerd geweld in bepaalde mate voorkomt. Niet voor alle respondenten zijn cijfers nodig om de noodzaak van een expertisecentrum in te zien. Wel degelijk kan een expertisecentrum iets toevoegen, namelijk: echt kennis. Verder kan het expertisecentrum actuele kennis, recente ontwikkelingen en de sociale kaart bijhouden en training en voorlichting geven. Experts moeten duidelijk een adviserende en geen hulpverlenende taak hebben. De doelgroep van het expertisecentrum is zodoende professionele hulpverleners, geen slachtoffers. Op instellingenniveau wordt door de gemeenten ook een behoefte geformuleerd: betere samenwerking en actievere signalering. 7
Een expertisecentrum kan uitkomst bieden. Deze kan regie voeren en samenwerkende ketenpartners aansturen. Voor wat betreft de signalering is er bij professionals vooral meer inzicht nodig in interculturele communicatie. Hiervoor is draagvlak nodig vanuit het management. Bij meer aandacht voor allochtone groepen hoort ook dat er meer wordt gedaan aan voorlichting aan deze groepen. Onder allochtonen is weinig bekendheid over de hulpverlening op het gebied van huiselijk en eergerelateerd geweld. Door bekendheid te creëren kan de meldingsbereidheid én het vertrouwen in instellingen toenemen. Een expertisecentrum moet een fysieke plek worden bemenst door experts, die telefonisch of digitaal te bereiken zijn. Het moet geen nieuwe organisatie worden, maar een die aansluit bij iets dat al bestaat. In dit verband noemen respondenten het Amsterdamse expertisecentrum, of het landelijke expertisecentrum van de politie (LEC). Landelijke en gemeentelijke overheden komen naar voren wat betreft het mogelijk maken (financieren) van een dergelijk centrum. Instellingen worden ook genoemd in dat kader. Volgens de gemeenten kunnen instellingen een bijdrage doen, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van ruimtes en menskracht. Hoewel de gemeentelijke organisatie enige afstand heeft tot de problematiek op uitvoeringsniveau, kan zij op een ander niveau een belangrijke rol spelen, namelijk op regie. Dit blijkt uit ervaring met een aantal ‘pilot-gemeenten’ (o.a. Amsterdam, Rotterdam en Almelo). Zo is de gemeente Amsterdam6 gestart met een convenant Ketenaanpak Eergerelateerd Geweld Amsterdam, waarin de samenwerkingsafspraken ten behoeve van de veiligheid van slachtoffers van eergerelateerd geweld in Amsterdam aan bod komen. In het convenant van de gemeente staat o.a. dat er een meldpunt ingericht wordt dat meldingen moet registreren, bescherming en begeleiding moet bieden aan slachtoffers, interventies moet plegen om geweld te stoppen en beschikbaar moet zijn voor voorlichting en advies. Het meldpunt is ook verantwoordelijk voor de zorgcoördinatie indien in casusoverleg met ketenpartners blijkt dat samenwerking noodzakelijk is. Waar nodig regelt het meldpunt opvang. De interventies zijn erop gericht dat het geweld stopt of wordt voorkomen en dat het slachtoffer veilig en zelfstandig verder kan met zijn/haar leven. Het meldpunt levert ook eventuele nazorg. In Rotterdam is een Kernteam Eergerelateerd Geweld (KEG), een specialistisch team met vertegenwoordigers van het ASHG, stichting ArosA (vrouwenopvang) en de politie Rotterdam-Rijnmond. De GGD voert namens de gemeente Rotterdam7 de regie over huiselijk en eergerelateerd geweldszaken. In 2006 is met de nieuwe aanpak begonnen. Doelstelling was onder meer om beter signaleren te bewerkstelligen én om op deze signaleren beter en vaker passende interventies te laten plaatsvinden. In een analyse van de kaders die geschept zijn om de doelstellingen te bereiken, oordeelt het Verwey-Jonker instituut dat deze kaders een effectieve methode bewerkstelligen voor de aanpak van eergerelateerde geweld8. 6
Convenant Ketenaanpak Eergerelateerd Geweld Amsterdam. Samenwerkingsafspraken ten behoeve van de veiligheid van slachtoffers van eergerelateerd geweld in Amsterdam (2008) 7 Uitvoeringsprogramma Rotterdamse aanpak huiselijk geweld 2006-2010 8 http://www.huiselijkgeweld.rotterdam.nl/news/default.aspx?lid=1&id=78
8
Politie Eerzaken komen vaak pas als zodanig naar buiten op het moment dat er (gewelddadige) incidenten plaatsvinden, soms zelfs in de vorm van moord (zaak Gül, Zaandam 2004 en zaak Zeynep, Alkmaar 2007). Op het moment dat er strafbare feiten worden gepleegd of gedreigd plegen te worden, is het moment voor de politie om in actie te treden. Om die reden heeft de politie zich de afgelopen jaren moeten bezig houden met eer en eergerelateerd geweld. Anno 2010 werken er bij de politie een aantal zeer bekwame dienders, die zich hebben gespecialiseerd in het thema en als expert optreden binnen het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd geweld (LEC EG of kortweg ‘het LEC’) en het Multi-Etnisch Politiewerk (MEP). Bij de politie zit van alle ondervraagde disciplines veruit de meeste kennis over eergerelateerd geweld. Eergerelateerd geweld wordt gezien als een ‘typische politietaak’ omdat de veiligheid van een persoon in het geding is, en zou volgens de beambten altijd bij de politie (of het LEC) terecht moeten komen. De samenwerking van de politie met de hulpverleners en van de hulpverleners onderling moet volgens de respondenten verbeterd worden. Er zouden convenanten opgesteld kunnen worden ter verbetering van de samenwerking. Op die manier wordt helderder wie welke rol heeft en wie de regie voert. Hoewel de politie in de meeste gevallen een goede analyse kan maken, kan soms de behoefte aan een sparringspartner ontstaan. Bij de politie bestaat sinds enige jaren Multi-Etnisch Politiewerk (MEP). Werk van het MEP bestaat uit het verzamelen en up-to-date houden, maar vooral breed verspreiden van kennis over allerlei culturele achtergronden, die mogelijk een rol kunnen spelen in het politiewerk. Dit team heeft volgens een respondent nog veel werk te verzetten. Er is volgens deze respondent behoefte aan meer kennis over culturele achtergronden. Wat betreft de vraag naar de behoefte aan een kenniskring of expertisecentrum, wordt daar verschillend over gedacht. In ieder geval is er behoefte aan meer, maar vooral aan verbeterde samenwerkingsverbanden. Hiervoor hoeft niet per se een kenniskring te worden opgericht. Een vorm in navolging van het Veiligheidshuis wordt wel genoemd als mogelijke optie. Steunpunten De (advies-) en steunpunten huiselijk geweld, hier kort genoemd: steunpunten, zijn uiteraard thuis in de materie van huiselijk geweld. Eergerelateerd geweld wordt gezien als onderdeel van huiselijk geweld en hoort, volgens de respondenten, het meest thuis bij de steunpunten. Overigens geldt dit ook voor andere ‘nieuwe’ vormen9 van huiselijk geweld. Daarbij wordt de opmerking gemaakt dat deze onderwerpen alleen op het bord van de steunpunten kunnen komen, indien dit gepaard gaat met investeringen (in kennis) en uitbreiding van capaciteit.10
9
Onder ‘nieuwe vormen van huiselijk geweld’ verstaan wij vormen die pas recentelijk meer en aparte aandacht zijn gaan krijgen: o.a. genitale verminking, ouderenmishandeling, huwelijksdwang en ook de problematiek rondom loverboys. 10 Zie ook het artikel in Zorg en Welzijn over dreigende overbelasting van de steunpunten huiselijk geweld op http://www.zorgwelzijn.nl/web/Actueel/Nieuws/Bij-Steunpunten-huiselijk-geweld-dreigt-overbelasting.htm
9
Er is behoorlijk wat aandacht voor eer en eergerelateerd geweld binnen de steunpunten en men krijgt er ook vragen over van buiten. Eerzaken worden ervaren als ingewikkeld, zowel om te duiden, als in de aanpak. Bij de meeste steunpunten lijkt een goed basaal kennisniveau aanwezig. Een behoorlijk aantal medewerkers heeft recent training gevolgd bij een specialist op het gebied van eergerelateerd geweld. Toch blijft er behoefte bestaan aan kennisvergroting. De behoefte is het grootst aan kennis die kan leiden tot betere signalering en het bepalen van de juiste aanpak. Tevens wordt kennis genoemd ten behoeve van het maken van een risicotaxatie en een aantal keer wordt nadrukkelijk kennis over diversiteit en verschillende culturele achtergronden genoemd. Ten slotte komt er behoefte aan kennis over andere vormen van specifiek geweld naar voren, namelijk over genitale verminking, huwelijksdwang en achterlating. Er bestaat behoefte aan betere samenwerking tussen het steunpunt en het hulpverlenerstraject dat erop volgt. Bij een eergerelateerde geweldszaak is het van levensbelang dat een hulpverlener zeer zorgvuldig te werk gaat. Een enkele respondent geeft aan wel eens te denken dat dit in mindere mate gebeurt zodra men de zaak uit handen geeft. Dit heeft te maken met het gebrek aan bewustzijn over eergerelateerd geweld onder hulpverleners. Bewustwording is belangrijk, niet alleen voor de hulpverleners uit het vervolgtraject, maar ook voor de medewerkers van de steunpunten. Wanneer men bewust is kan men leren signaleren. En de volgende stap is leren welke actie er ondernomen moet worden. De steunpunten kennen allemaal het Meld- en Expertisecentrum Eergerelateerd geweld in Amsterdam, dat gelieerd is aan de Blijf Groep11. Ze hebben er ook bijna allemaal wel eens contact mee gehad, vooral om een ingewikkelde casus voor te leggen. Voor het overnemen van de zorg, wat het Amsterdamse centrum bij gecompliceerde zaken in de stad zelf wel doet, kunnen de regionale steunpunten niet terecht. Respondenten zijn positief over de werkzaamheden van de Blijf Groep in Amsterdam en vinden dergelijke expertise ook van belang voor de rest van de provincie (en het land). Een (nieuw) expertisecentrum kan ingezet worden om in genoemde behoeftes te voorzien. Experts kunnen werken aan het vergroten van bewustzijn, kunnen adviseren en trainen en voorlichten. Ze zouden telefonisch bereikbaar moeten zijn om te overleggen over een casus, een website moeten bijhouden met relevante informatie, de sociale kaart goed moeten kennen en een netwerk moeten onderhouden. Een aantal keer wordt ook genoemd dat de expert de zorg over zou moeten kunnen nemen in gecompliceerde gevallen. Ook een keer wordt genoemd dat experts ingezet kunnen worden om de allochtone doelgroep beter te bereiken.
11
Blijf Groep biedt preventie, opvang en ambulante hulp bij huiselijk geweld in Noord-Holland en Flevoland.
10
Net als bij alle overige respondenten is niemand voorstander van een geheel nieuw initiatief. Liever heeft men dat er aangesloten wordt bij bestaande initiatieven. Om de expertise onder de vlag van de steunpunten te houden zijn de meeste respondenten voor uitbreiding van het Amsterdamse centrum. Een aantal keer wordt gesproken over het vestigen van een dependance van het Amsterdamse centrum in de regio. Alkmaar is daarbij een optie, vanwege de centrale locatie, vanwege het feit dat in Alkmaar direct opvang geboden kan worden en vanwege het feit dat daar, na Amsterdam, de meeste expertise is vertegenwoordigd. Eén respondent heeft liever een lokale expert, die ook goed op de hoogte is van de lokaal meest voorkomende etnische achtergrond en het lokale netwerk goed kent. Een andere respondent geeft juist de voorkeur aan een landelijk initiatief boven lokaal of provinciaal. Indien er een provinciaal initiatief komt, lijken de provincie Noord-Holland of het Rijk de meest logische financiers, aldus de respondenten. De respondent die pleit voor een lokaal initiatief stelt juist dat de gemeenten de financiën bij elkaar moeten leggen. Volgens haar leggen niet alle gemeenten voldoende geld in voor vraagstukken rondom huiselijk geweld en valt hierover nog te onderhandelen. Een respondent zegt dat er budgetten vanuit de eigen instellingen zijn voor training van medewerkers. Voor de overige ‘expertisecentrum-zaken’ zullen andere budgetten gevonden dienen te worden. Ketenpartners De voor dit onderzoek bevraagde ketenpartners komen uit verschillende disciplines, onder andere de geestelijke gezondheidszorg (jeugd en volwassen), een advies- en meldpunt kindermishandeling, welzijnsorganisaties, algemeen maatschappelijk werk en reclassering. Dit maakt het lastig een eenduidig beeld te schetsen. Respondenten hebben vanuit hun eigen discipline in meer of mindere mate te maken met eergerelateerd geweld. Het kennisniveau verschilt per organisatie en per persoon. Waar de ene organisatie zelf actief aan kennisbevordering doet door bijvoorbeeld het organiseren van themamiddagen over eergerelateerd geweld, worden professionals van een andere tak vooral op zichzelf teruggeworpen en ondervangen zij hun gebrek aan kennis door op het internet informatie te zoeken. Een respondent stelt zelf veel kennis te hebben en geeft aan dat veel andere professionals minder weten dan ze zeggen dat ze weten. Er is een aantal opvallende zaken naar voren gekomen in de interviews met deze doelgroep. Zo wordt duidelijk hoe ‘wit’ de hulpverlening is. Niet alleen qua personeelsbestand, ook qua bedrijfscultuur en hulpverleningsaanpak. Dit wordt door respondenten zelf als negatief ervaren, omdat er een kloof bestaat met de allochtone doelgroep. Deze wordt onvoldoende bereikt en als men wel binnenkomt, wordt men niet altijd begrepen en/of voldoende geholpen. Graag zouden de professionals ‘met een andere bril willen leren kijken’.
11
Het witte karakter van de hulpverlening zet het thema eergerelateerd geweld in een breder perspectief. Het werkt immers niet alleen ten nadele van zaken rondom eergerelateerd geweld, maar komt ook in ‘gewone’ hulpverlening aan allochtonen aan de orde, evenals in specifiekere zaken, waarin zaken als loverboys of genitale verminking een rol spelen. In hulpverlening aan allochtonen is vaker aan de orde dat de professional iemand zou willen bellen om te overleggen of hij/zij op het juiste spoor zit. Een expertisecentrum of kenniskring zou wat dat betreft uitkomst kunnen bieden. Met name voor overleg over een casus, meedenken, voorleggen, sparren. Hulpverleners geven daarbij aan dat het prettig zou zijn als er direct of in ieder geval spoedig een antwoord kan komen. Van experts in een expertisecentrum wordt een outreachende houding verwacht. Experts zouden voorlichting moeten geven aan professionals in de hulpverlening, op scholen en aan ouders. Op deze manier moeten zij eergerelateerd geweld bekend maken, zodat iedereen bewust wordt van het bestaan ervan, begrijpt dat het voorkomt, signalen kan oppakken en weet hoe te handelen. Die laatste vraag is voor professionals zelf niet altijd even makkelijk te beantwoorden. Vooral voor de praktische aanpak zouden zij graag een expert inschakelen, die ter plekke meedenkt. In gevallen van eer, die ontzettend complex en heel precair kunnen zijn, zou dit een enorme verbetering in de hulpverlening kunnen betekenen. Overigens gebeurt het inschakelen van advies door ‘experts’ al op niet geringe schaal. Professionals weten binnen hun eigen netwerken mensen te vinden die met hen meedenken of advies hebben. De politie, deskundigen als Rob Ermers en experts van het Amsterdamse expertisecentrum of het LEC worden in dat verband het vaakst genoemd. De wegen naar kennis zijn echter informeel en een formeel karakter zou ervoor zorgen dat kennis breder toegankelijker wordt en minder ad hoc. Formalisering zou een verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie. Algemeen gesproken is er geen behoefte aan een nieuw initiatief. Wel bestaat de behoefte om de huidige kennis te centraliseren. Dit kan door bestaande expertisecentra (zoals het Amsterdamse centrum of het LEC) uit te breiden en onder een bredere doelgroep (van professionals) bekend te maken. De diensten die een expertisecentrum of kenniskring zou moeten leveren zijn talrijk. Genoemd worden: een website met relevante, bruikbare informatie over eergerelateerd geweld, de mogelijkheid om in digitaal of telefonisch contact een vraag of casus voor te leggen, het up-to-date houden van kennis en van de sociale kaart, het overnemen van of bemiddelen bij ingewikkelde eergerelateerde zaken, advies, voorlichting, training en vergroten van bewustzijn (bijvoorbeeld door middel van een publiekscampagne), regie houden onder samenwerkingspartners en nazorg bieden aan slachtoffers.
12
Overig Naast de categorieën ‘gemeenten’, ‘politie’, ‘steunpunten’ en ‘hulpverlening’, zijn personen geïnterviewd die niet vallen onder deze categorieën, maar wel bezig zijn met of veel weten van eergerelateerd geweld. We hebben iemand van het Openbaar Ministerie gesproken, die voorstander was van een expertisecentrum, onder de voorwaarde dat hulpverlenersinstellingen zelf iets gaan doen aan deskundigheidsbevordering, zodat een expertisecentrum alleen tijdelijk noodzakelijk is. We hebben een advocaat gesproken die nauw betrokken is (geweest) bij een eerzaak, die het gebrek aan multiculturele kennis bij hulpverleners ziet, maar ook rechters ‘bewust onbekwaam’ noemt. En we hebben met experts van Movisie, met Rob Ermers en met Andy Clijnk van het Ministerie van Justitie gesproken. Omdat vooral uit die laatste gesprekken veel relevante informatie kwam, komen die hier uitgebreid aan bod. Rob Ermers is Arabist en Turkoloog en verzorgt trainingen op het gebied van eergerelateerd geweld. Menig respondent die wij in het kader van dit onderzoek spraken, heeft een training bij hem gevolgd. Hij wordt genoemd als expert en als autoriteit op het gebied van eergerelateerd geweld. Volgens Rob Ermers is het relevant dat professionals bepaalde basiskennis hebben, zodat zij weten wat te doen bij gevallen van eergerelateerd geweld en dat zij de risico’s kennen. Vermoedens van een eerzaak kunnen besproken worden met een collega, met het gehele team, of met een externe deskundige. Het niet vroeg genoeg herkennen van signalen, kan leiden tot escalatie. Maar op eigen houtje een koers uitzetten of de signalen negeren kan voor het potentiële slachtoffer minstens zo risicovol zijn. Ermers ziet veel onwetendheid onder professionals over mensen van verschillende culturele achtergronden. Om bepaalde zaken te kunnen duiden, kleurt men een verhaal soms in op basis van vooroordelen. Zo bestaat er volgens Ermers onder sommige professionals de neiging om alle vormen van geweld met een culturele dimensie als eergerelateerd geweld aan te merken, terwijl dit lang niet altijd recht doet aan de praktijk. Een expertisecentrum zou wat hem betreft niet (alleen) over eergerelateerd geweld moeten gaan. Liever ziet hij een aantal experts, die in staat zijn allerlei vragen te beantwoorden over zaken met een culturele dimensie. Eergerelateerd geweld als apart onderdeel aanmerken is volgens hem weinig zinvol. Andy Clijnk is betrokken bij het interdepartementale programma Eergerelateerd geweld dat ontstaan is op initiatief van toenmalig minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Verdonk en dat loopt van 2007 tot en met 2010. Afgelopen jaar is veel ingezet om meer kennis geïmplementeerd te krijgen bij de steunpunten. De website van Movisie wordt genoemd als goed middel voor het opdoen van basiskennis. Daarnaast worden training en voorlichting gegeven. Vanwege het werken in de frontoffice moeten steunpunten aan deskundigheidsbevordering doen. Dit geldt ook voor Bureaus Jeugdzorg (advies- en meldpunten kindermishandeling). Hij benadrukt dat hier de meeste kennis moet liggen (en de regie gevoerd moet worden). 13
In andere organisaties moet de deskundigheid wel aanwezig zijn, maar niet iedereen in de uitvoering hoeft expertise te hebben. Een voorwaarde voor kennis over eer is dat er binnen organisaties een gevoeligheid bestaat ten aanzien van intercultureel werken. Daarnaast moeten organisaties hun eigen rol en die van andere organisaties goed kennen. Organisaties moeten eigen budget beschikbaar stellen voor het volgen van trainingen. Clijnk ziet dat organisaties soms één dagdeel beschikbaar hebben, constateert dat er dan alleen een bepaalde basiskennis wordt opgedaan en vraagt zich af of dat voldoende is. Toch is Clijnk niet voor een nieuw kenniscentrum, hij wil voorkomen dat organisaties dan niet meer geprikkeld worden zelf met het onderwerp aan de slag te gaan. Hij ziet wel in dat er een meerwaarde kan zijn. Zo kan een kenniscentrum onderzoek doen naar kerncijfers, op lokaal niveau de aanjager van deskundigheidsbevordering zijn en op regionaal niveau zorgen voor een sociale kaart. Movisie is opvallend weinig genoemd als instelling waar professionals naartoe gaan voor kennisbevordering. Opvallend, omdat bij Movisie al een reeks van activiteiten aanwezig is of nog wordt uitgevoerd op het gebied van kennisvergroting over eergerelateerd geweld. Zo worden er op aanvraag trainingen en cursussen gegeven over eer, wordt aan voortgezet onderwijsinstellingen allerlei voorlichtingen gegeven, is er een handboek geschreven voor docenten, is er een train-de-trainer cursus over de aanpak van eergerelateerd geweld en is er een website die zich specifiek richt op jongeren (watiseer.nl). Binnenkort lanceert Movisie onder de website huiselijkgeweld.nl een website voor professionals over eer, met daarop achtergrondinformatie, dossiers, een agenda, en dergelijke. Ook heeft Movisie een informatiebalie waar professionals informatie kunnen opvragen. Professionals bellen hier ook wel naartoe met een vraag over eergerelateerd geweld. Inhoudelijk medewerkers kunnen dan soms zelf helpen of verwijzen door. Voor hulp op casusniveau kan men hier niet terecht. Ten slotte speelt Movisie een rol bij de (overheids)campagne over het voorkomen van achterlating en huwelijksdwang. Movisie functioneert zodoende op het niveau van het verspreiden van algemene kennis over eer en het bevorderen van bewustwording onder professionals. Zij verricht hiermee een belangrijke taak. Maar zij voorziet niet in de behoefte van het zijn van een vraagbaak voor professionals over de aanpak in een specifieke casus. Er zijn geen experts die geconsulteerd worden door hulpverleners om te overleggen over een concrete eerzaak. En zij zijn ook niet (voldoende) ingebed in lokale structuren om platforms of (betere) samenwerking tot stand te brengen. Desalniettemin kan Movisie, aldus de eigen medewerkers, een bijdrage leveren aan een mogelijk expertisecentrum. Daarbij kan onder andere gedacht worden aan de consultatiefunctie enhet bijhouden van een gedetailleerde sociale kaart en training.
14
4.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Dit hoofdstuk wordt opgedeeld in 2 delen. In het eerste deel, ‘Conclusies 1.0’ zijn de conclusies te vinden zoals zij in eerste instantie uit bovenstaande tekst zijn getrokken. Een conceptversie van dit rapport, dus inclusief het deel 1.0, is vervolgens voorgelegd aan een aantal geïnterviewden in bespreking in kleine kring, die plaatsvond op 10 mei 2010. In deze bijeenkomst hebben we de aanwezigen gevraagd of zij zich herkenden in het rapport. Ook hebben we een tweetal vragen aan hen voorgelegd. De belangrijkste opmerkingen uit deze expertmeeting zijn te vinden in ‘Conclusies 2.0’. Ze vormen een aanvulling op deel 1.0. Conclusies 1.0. Kennis Kennis is duidelijk als behoefte naar voren gekomen in dit onderzoek. Net als kennis is ook een persoon of een plek waar die kennis te halen valt iets waar behoefte aan bestaat. Hiermee is deelvraag 1 beantwoord (namelijk: Hoe groot is de behoefte aan dergelijke kenniskringen expertisecentra: bij wie bestaat deze behoefte (en bij wie niet) en waar is precies behoefte aan?). De behoefte is groot. Niet elke professional hoeft evenveel te weten of te kunnen: de één kan volstaan met basiskennis (het herkennen van signalen) en kennis over wie men moet inschakelen, terwijl een ander zelf een risicotaxatie moet kunnen maken en een plan van aanpak ontwikkelen. Waar de precieze kennis over moet gaan, daarover verschillen de meningen. Er zijn 3 trends naar voren gekomen waar een eventuele kenniskring of expertisecentrum zich op moet richten: A. alleen kennis over eergerelateerd geweld; B. kennis over eergerelateerd geweld als onderdeel van kennis over huiselijk geweld en dan ook ‘nieuwe vormen van huiselijk geweld’ meenemen: genitale verminking, achterlating, huwelijksdwang; C. kennis over culturele achtergronden (diversiteit). Experts kunnen allerlei vragen verwachten, bijvoorbeeld: hoe bereik je allochtone cliënten; hoe kan je hen het best benaderen en wat moet je (extra) doen, om aan hen de beste zorg te leveren; hoe vertaal je signalen van allochtone groepen in concrete hulpvragen zodat ze (beter) aansluiten op het Nederlandse systeem? Samenwerking Minstens zo van belang naast inhoudelijke kennis is een goede samenwerking én kennis over het professionele veld. Met dat laatste wordt bedoeld: indien medewerkers elkaars takenpakket en verantwoordelijkheden kennen, is de kans kleiner dat zij naast elkaar hetzelfde gaan doen. Hiertoe wordt al veel overlegd (casusoverleg e.d.). Echter op basis van de interviews kan de inschatting gemaakt worden dat het op dit terrein toch tekort schiet. Overigens wordt die conclusie ook getrokken in het rapport van het Verwey-Jonker rapport ‘De eer voorbij’12. 12
Lünneman, K.D. en Wijers, M, Eergerelateerd geweld voorbij. Een nieuwe gemeentelijke aanpak van eergerelateerd geweld (2010)
15
Samenwerking tussen allerlei disciplines is essentieel voor de aanpak van eergerelateerd geweld. De aanpak vereist intensieve samenwerking, dwars door bestaande routines heen. De overheid kan een regiefunctie nemen. Regie is aansturing, bijvoorbeeld zorgen voor een samenhangend en goed op elkaar afgestemd hulpverleningsaanbod. De gemeente kan (voorwaarden scheppen om) samenwerking tussen instellingen en afstemming (te) verbeteren. Ook kan de overheid stimuleren dat partijen zich daadwerkelijk committeren, bijvoorbeeld door ze een convenant te laten tekenen waarin zij zich positief uitspreken over een (nieuwe) aanpak van eergerelateerd geweld, waarbij zij eventueel eigen mensuren en middelen beschikbaar stellen voor realisatie van de plannen. In zowel Amsterdam en Rotterdam lijkt de bemoeienis van de overheid bij dit onderwerp gewenst en effectief. Bewustwording Leren omgaan met eergerelateerde zaken is een proces, waarbij ook bewustwording een rol speelt. Alleen een training volgen, is onvoldoende. Dat wil zeggen dat een professional na het volgen van de training niet per se gelijk in staat is om signalen te herkennen. Een kenniscentrum heeft dan ook de meeste toegevoegde waarde als er iets wordt opgezet voor de langere termijn. Signaleren Uit de interviews is gebleken dat professionals heel verschillend in staat zijn om eergerelateerd geweld te signaleren. Respondenten hebben in meer of mindere mate bepaalde voorkennis. Dit is soms problematisch. Enige mate van kennis over eergerelateerd geweld is namelijk niet altijd beter dan geen kennis. Het kan leiden tot een te snelle kwalificatie van geweld als eergerelateerd geweld. Om eergerelateerd geweld echter goed te kunnen kwalificeren is gedegen kennis nodig. Professionals hebben hun eigen wegen om signalen te bespreken (bijv. in casusoverleg) en/of te melden (o.a. bij LEC). Het verdient aanbeveling dat voor alle instanties en diensten die te maken krijgen met eergerelateerd geweld helder wordt waar zij met signalen terecht kunnen. Interveniëren Zelf interveniëren in eergerelateerde zaken is stap 2 na signaleren en daar valt een veel groter gebrek aan kennis te constateren. Wie doet wat, wanneer, wie heeft de beste ingang, waar is de informatie, wanneer moet ingegrepen worden en hoe? Iedere eerzaak verdient een eigen afweging over de juiste aanpak. In sommige gevallen moet een slachtoffer direct weg, in andere gevallen is er bemiddeling mogelijk, of zijn er alternatieve oplossingen vindbaar. Kloof met migrant In dit haalbaarheidsonderzoek komt meerdere malen de kloof tussen de migrantengemeenschappen en de hulpverlening aan bod. Door verschillende partijen wordt er belang gehecht aan (betere) toegankelijkheid van steunpunten en van (andere) hulpverlening voor potentiële slachtoffers zelf. Voor een deel ligt de oplossing in deskundigheidsbevordering onder professionals over culturele diversiteit.
16
Kenniskring / Expertisecentrum Deelvraag 3 kan hier beantwoord worden: welke vorm is het geschiktst? Aan de hand van de bevindingen is het mogelijk een aantal scenario’s te schetsen: 1. De meest gewenste optie is die van een expertisecentrum. Dit kan kennis het breedst verspreiden, is het meest stabiel en kan structureel ingebed worden om bestaande hulpverleningsstructuren te ondersteunen zonder ze te verstoren. Een aantal mogelijkheden is denkbaar: • uitbreiding van en/of aansluiten bij een bestaand centrum verdient de voorkeur, waarbij het expertisecentrum in Amsterdam, het LEC en Movisie worden genoemd. Het gaat dan om: - uitbreiding van de capaciteit en bijvoorbeeld een dependance in de regio; - uitbreiding van de diensten / bevoegdheden; - allebei; • nieuw expertisecentrum (heeft niet de voorkeur). 2. Een kenniskring wordt als acceptabel alternatief genoemd. Echter de nadelen worden nadrukkelijk genoemd: kennis kleeft erg aan personen, een kenniskring is fragiel van structuur, en het gevaar bestaat dat er gebrek is aan daadkracht (veel praten, geen actie). De volgende opties zijn genoemd: • het formaliseren van bestaande netwerken. Veel van de gesproken respondenten nemen als ketenpartner deel aan een overleg rondom huiselijk geweld. Eergerelateerd geweld komt hierin aan de orde als onderdeel van huiselijk geweld. Aan het overleg nemen altijd ook vertegenwoordigers van de steunpunten deel en van de politie. In wezen bestaat er per steunpunt-regio reeds een netwerk dat als basis kan dienen voor een kenniskring. Tot de mogelijkheden behoort het specialiseren van de netwerkdeelnemers, zodat zij als aandachtsfunctionarissen, experts zo je wilt, kunnen gaan functioneren. Een roulatiesysteem (‘telefooncirkel’) kan ervoor zorgen dat er elke (werk)dag minimaal één expert te bereiken is; • het opzetten van een andere ‘cirkel’, die alleen bestaat uit vertegenwoordigers van de steunpunten die zich hebben gespecialiseerd; • het opzetten van een geheel nieuw netwerk (à la Kernteam Eergerelateerd Geweld, in navolging van Rotterdam, zie pagina 2). 3. Een andere mogelijkheid (maar minder gewenst dan 1 en 2) zijn alternatieve vormen van kennisbevordering. Genoemd is bijvoorbeeld een uitgebreide trainingenreeks voor hulpverleners van steunpunten en instellingen. Bij elke instelling kan ingezet worden op aandachtsfunctionarissen, die kennis weer verspreiden naar collega’s. In het beste geval ontstaat er zo een kettingreactie, waarbij de kennis steeds breder wordt verspreid. Genoemd is ook een website (à la huiselijkgeweld.nl), waar hulpverleners in ieder geval terecht kunnen voor algemene informatie en de belangrijkste publicaties over eergerelateerd geweld. Wellicht dat Movisie hier binnenkort al in kan voorzien.
17
Diensten Dan deelvraag 4: ‘Hoe moet een kenniskring of expertisecentrum ingericht worden, wat moet ‘het’ doen?’. We noemen de meest genoemde diensten: • Informatie en advisering; dit kan zijn aan professionals die op zoek zijn naar basisinformatie of een vraag hebben over eer. Advisering kan ook gegeven worden aan (potentiële) slachtoffers, die evt. anoniem kunnen blijven. • Training en voorlichting; dit is de typische deskundigheidsbevordering voor professionals. Training kan gegeven worden aan allerlei hulpverleners, maar voorlichting kan bijvoorbeeld ook op scholen plaatsvinden, aan docenten en/of leerlingen (of ouders). Ook kan gedacht worden aan migrantenorganisaties. • Sociale kaart; van belang is het te weten welke professional je in welke situatie kan inschakelen. Op de sociale kaart kunnen nog wel eens wisselingen plaatsvinden (door verschuivingen in het personele bestand of veranderingen in wetgeving). Deel van deze dienst zal dus zijn om de sociale kaart niet alleen te kennen, maar ook up to date te houden. • Handelingsbevoegdheid bij acute crisis; dit houdt in dat een expert de risico’s kan inschatten en direct hiernaar kan handelen. • Toegang tot opvang; indien de beste interventie is om iemand (tijdelijk) weg te halen uit de vertrouwde omgeving, is opvang nodig. • Inzicht in (inter)nationale ontwikkelingen: hiermee wordt bedoeld: kennis van (veranderende) wetgeving, trends en good practises • Website (pr, publiekscampagnes); niet alleen moeten eer en eergerelateerd geweld meer onder de aandacht komen, ook het expertisecentrum zal bekendheid moeten genereren onder alle instellingen en personen die te maken (kunnen) hebben met eergerelateerd geweld. Een publiekscampagne zou hiertoe ingezet kunnen worden. • Kennis en netwerk van migranten en migrantenculturen; niet alleen kunnen kennis en netwerken van betekenis zijn bij het verkleinen van de kloof tussen de allochtone doelgroep en de hulpverlening, ook kunnen familieleden, de imam, of andere sleutelfiguren uit de gemeenschap van het (potentiële) slachtoffer, een rol spelen bij de interventie van een eerzaak. Zo kan het zijn dat bemiddeling tot de mogelijkheden van oplossingen behoort. Een bemiddelaar komt niet zelden uit de gemeenschap. • Kennis (van binnenuit) over hulpverlening; het is van belang om het professionele veld goed te kennen. Men moet zijn eigen en de verantwoordelijkheden van zijn vakgenoten weten, zodat men niet te weinig, maar ook geen dubbel werk verricht. • Samenwerking bevorderen; samenwerking tussen instellingen is van levensbelang voor het slagen van de aanpak eergerelateerd geweld. • Potentiële slachtoffers te woord staan (evt. anoniem). • Nazorg; wie houdt de vinger aan de pols, indien het gevaar is geweken? Tot nu toe is onduidelijk wanneer nazorg begint, wanneer het stopt en welke partner uit de keten verantwoordelijk is.
18
Middelen We zijn aangekomen bij deelvraag 5, die ingaat op de middelen die nodig zijn om een kenniskring of expertisecentrum te realiseren. Deze vraag is niet makkelijk te beantwoorden. Al naar gelang welk scenario gerealiseerd wordt, verschillen de kosten. Indien de ‘meest gewenste optie’, een expertisecentrum, wordt uitgewerkt, zijn de kosten uiteraard hoger dan als er wordt gekozen voor training van een beperkt aantal professionals. Het is een aanbeveling om met een werkgroep van betrokkenen de scenario’s verder uit te werken, een projectplan te schrijven en de realisatie te starten. Experts In ieder geval zijn er experts nodig. Experts, die (vaak) als zodanig worden genoemd, zijn: Cecilia Perez, werkzaam bij het Meldpunt Eergerelateerd Geweld in Amsterdam, Peter Lauwers van de politie Noord-Holland-Noord, Mohamed Kaoiss van de politie Gooi en Vechtstreek en Rob Ermers van Midden Oosten Perspectief. Nota bene wordt meerdere malen gesteld dat iedereen expert kan worden, afhankelijk van de tijd- (en geld)investering. Registreren Registreren is niet nodig om toch beleid te formuleren en gelden vrij te stellen (desnoods op basis van schattingen). Gemeenten lijken zich (soms) te verschuilen achter het gebrek aan getallen om niets te hoeven doen. Een respondent, die ook vindt dat registratie geen voorwaarde is, zei hierover: “Alcoholgerelateerd geweld wordt toch ook niet geregistreerd?” Hoewel er bijvoorbeeld bij de politie wel voorstellen worden gedaan om eergerelateerd geweld te registreren, hoeft niet gewacht te worden op de realisatie daarvan, om actie te ondernemen. Mogelijkheden Naast een behoeftenonderzoek is dit ook het verslag van een haalbaarheidsonderzoek. Dat wil zeggen: nu de behoeften in kaart zijn gebracht, wat is haalbaar? Wie is bereid om een van de scenario’s te betalen? Hiertoe hebben we gesproken met een aantal mogelijke financiers. Op drie niveaus hebben we met de overheid gesproken: een vertegenwoordiger van het ministerie van Justitie, vertegenwoordigers van de provincie Noord-Holland en van vijf gemeenten. Ook zijn de mogelijke scenario’s voorgelegd aan twee fondsen: het Skanfonds en het Fonds Slachtofferhulp. Hier het antwoord op deelvraag 6. Zowel het Skanfonds als Slachtofferhulp zijn betrokken bij de doelgroep (slachtoffers) en staan niet negatief ten aanzien van de opties, zoals de geschetste scenario’s. Indien een goed en logisch projectplan wordt ingediend en vooral de langdurige effecten van een expertisecentrum plausibel kunnen worden gemaakt, valt over alles te praten. Draagvlak van de instellingen zelf is een essentiële voorwaarde voor financiering, alsook commitment vanuit overheden, zowel landelijk als lokaal/provinciaal.
19
Beide fondsen zijn bereid mee te denken bij het uitwerken van een projectplan. Financiering is niet uitgesloten, afhankelijk van het plan, andere aanvragen en beschikbare gelden. Beide fondsen stellen geen zaken te financieren die eigenlijk primair een overheidstaak zijn. Eventueel is het mogelijk om een pilot te financieren. Dan moet wel duidelijk zijn dat er (financiële) mogelijkheden zijn tot vervolg (financiering door overheid). Een startsubsidie kan dan eventueel van fondsen komen, structureel zullen de middelen van overheden moeten komen. Dit kan via de gemeenten, bijvoorbeeld via de WMO-gelden. Een provinciale voorziening zou ook door de Provincie gefinancierd kunnen worden. Ook het Rijk kan (mee)betalen. Het Ministerie van VWS gaat bijvoorbeeld over de steunpunten. Overigens heeft geen van de gesproken vertegenwoordigers van de overheid enige toezegging gedaan over financiering. Conclusies 2.0. Voor de bijeenkomst van 10 mei werd het onderzoeksrapport tot dit deel aan genodigden voorgelegd. Twee vragen stonden tijdens de bijeenkomst centraal: welk scenario is het meest realistisch? En: welke kennis is het meest urgent (opties A, B, C)? Scenario De meest genoemde oplossing is een expertisecentrum, maar is dat ook de beste? Het heeft wel de voorkeur boven een kenniskring, maar is tevens de duurste van de geschetste scenario’s. Daarom kwam een expertisecentrum als minst realistische optie naar voren tijdens de bijeenkomst. Kenniskringen, zeker op regionaal niveau, zijn er al. Het gaat juist om de extra’s. Een leidende vraag is hoe de expertise die er is, toegankelijk gemaakt kan worden voor alle organisaties en hoe de kennis die ontbreekt, op een effectieve manier terecht komt op de juiste plek. Uit een per mail nagekomen reactie blijkt dat er al veel kennis over eergerelateerd geweld zou moeten zijn bij de steunpunten en dat er structuren bedacht zijn om deze kennis te verspreiden. De programmamanager eergerelateerd geweld van het Ministerie van Justitie legt uit dat het de bedoeling is dat de (a)shg’s de gewenste adviesrol in kennis over eergerelateerd geweld vervullen en dat de regie daarvoor bij de gemeenten ligt. Er hoeven in zijn optiek geen extra structuren te komen en een kenniscentrum is overbodig. Hij noemt bovendien Movisie en Nicis als organisaties die overheidshalve belast zijn met kennisverstrekking over het thema. Maar uit de reacties van veel onze respondenten komt naar voren dat veel van die kennis helaas (nog) niet op de juiste plek terecht komt, waardoor de behoefte aan kennis, zeker in de dagelijkse praktijk van professionals, blijft bestaan. Er gaapt dus een gat tussen het beleid op papier en de praktijk.
20
Terug naar de leidende vraag. De aanwezigen van de bijeenkomst pleitten voor een project, waarin stevig wordt ingezet op het bevorderen van kennis over eergerelateerd geweld bij de verschillende organisaties. Belangrijk hierbij is dat de deskundigheidsbevordering niet gericht moet zijn op scholing van één persoon binnen de organisatie, maar op organisatiebrede kennis. Immers, professionals moeten wel op vakantie kunnen, of ontslag kunnen nemen zonder dat het kennisniveau instort. Uiteindelijk gaat het erom dat er binnen bestaande structuren iets komt (een aanjager?), waarbij kennisbevordering en informatiedeling tussen de verschillende organisaties voorop staat. Dit kan een tijdelijk kenniscentrum behelzen, met de nadruk op tijdelijk. Uiteindelijk moet dit alles uitmonden in een kennisnetwerk van een op den duur zichzelf bedruipende structuur, waar alleen nog enige coördinatie voor nodig is. Dat vergt bestuurlijke daadkracht, commitment en flexibiliteit. Het zou helpen als gemeenten een sterkere regierol gaan vervullen. Dan kan ons inziens alleen als de verantwoordelijke ambtenaren kennis hebben van de problematiek (en dat was in ons onderzoek in vijf van de zes gevallen niet het geval). Er is een aantal mogelijke obstakels genoemd. Zo is veel afhankelijk van het budget dat voorhanden is, waarbij deskundigen al dan niet betaald kunnen worden voor hun advies. Dat het om een organisatieoverstijgend orgaan gaat, maakt de financiering ervan lastig. De steunpunten worden steeds meer overladen met taken. Een aantal nieuwe vormen van geweld worden ondergebracht bij de steunpunten, zonder dat er extra middelen tegenover staan. Kennis Waar moet(en) de medewerker(s) van een expertisecentrum iets over kunnen zeggen? In deel 1.0. wordt die vraag niet precies beantwoord, alleen in 3 opties ingedeeld (A,B,C). Daarom is dit voorgelegd aan degene met wie het conceptrapport werd besproken. Optie C, de breedste optie waarbij het expertisecentrum, kennis zouden moeten hebben over allerlei culturele vraagstukken, wordt niet geschikt bevonden. De meeste aanwezigen van de bijeenkomst delen uiteindelijk de mening dat het kenniscentrum (of kennisnetwerk) opgetuigd moet worden rondom het begrip eer. Eer bevat geweld en geweldsdreiging, maar ook andere zaken in de relationele sfeer. Zo trek je het iets breder, maar hou je toch de focus. Multiculturele kennis is nodig voor de preventie en voor begrip van eergerelateerd geweld. We zullen met elkaar op een slimme manier moeten bedenken hoe we de samenwerking zo optimaal mogelijk kunnen maken zodat het werkt en de betrokken organisaties hun core business niet uit het oog verliezen. Bij de politie is veel kennis aanwezig (m.n. binnen het LEC). Dat kan overgedragen worden aan een provinciaal expertisecentrum. Movisie benadrukt dat het voor deze organisatie waarschijnlijk mogelijk is een rol te spelen in betere kennisoverdracht. De constatering dat relatief weinig professionals Movisie weten te vinden, wordt meegenomen als verbeterpunt. Ook het Meldpunt Eergerelateerd Geweld van de Blijf Groep zou een rol willen spelen.
21
Dit Amsterdams expertisecentrum kan als uitgangspunt dienen, maar dan met een breder werkgebied dan alleen Amsterdam. N.B. Er lijkt een concurrentiestrijd gaande tussen de steunpunten die door de Blijf Groep georganiseerd zijn en de door de GGD aangestuurde steunpunten. En dan zijn er ook nog de steunpunten die onder maatschappelijk werk vallen. Dat maakt de vorming van een netwerk lastig. Dat pleit, volgende de aanwezigen, voor een positionering bij een neutrale organisatie, zoals ACB Kenniscentrum. Voor wie? Duidelijk wordt dat een expertisecentrum vooral bedoeld is voor professionals en het liefst voor bepaalde contactpersonen die als expert gelden binnen hun organisatie (aandachtfunctionarissen, taakaccenthouders). Deze laatste personen dragen ertoe bij dat een deel van de vragen al binnen de eigen organisatie behandeld en opgelost kan worden. Het is dus niet bedoeld voor cliënten; die moeten terecht kunnen bij de eerstelijns organisaties. Werkgroep Wat nu? ACB Kenniscentrum heeft tijdens de bijeenkomst een oproep aan aanwezigen gedaan om in een werkgroep mee te denken over hoe het nu verder moet met een mogelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld en over de vervolgstappen. ACB Kenniscentrum zal tot het einde van het jaar aan deze werkgroep deelnemen. Naar schatting gaat het om drie of vier bijeenkomsten die uit zullen monden in een concrete (subsidie)aanvraag. Een aantal personen wil graag deelnemen. Inmiddels is de eerste werkgroepbijeenkomst gepland op 28 juni 2010.
22
5.
TOT SLOT
Concluderend kan gezegd worden dat een expertisecentrum/kennisnetwerk: • onder de kapstok van eer opgetuigd moet worden; • vooral bedoeld is voor professionals en bij voorkeur zelfs voor taakaccenthouders binnen hun respectievelijke organisaties; • zoveel mogelijk aansluit bij bestaande structuren, maar dat is wel afhankelijk van de financieringsmogelijkheden; • tijdelijk is en uiteindelijk een zichzelf bedruipend netwerk tot gevolg moet hebben. In dit haalbaarheidsonderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat de behoefte aan kennis groot is, zeker vanuit steunpunten en overige hulpverlening. Ook is aan bod gekomen hoe respondenten zelf denken dat het tekort aan kennis het beste kan worden ondervangen en wat de mogelijkheden daartoe zijn. Met een expertisecentrum kunnen veel problemen opgelost worden, maar elke organisatie moet tegelijkertijd ook intern aan die multiculturele basiskennis/deskundigheidsbevordering werken. Die lacune kan niet (alleen) met het expertisecentrum opgevuld worden. Wij hopen dat dit onderzoek professionals kan enthousiasmeren om alvast zelf met het onderwerp aan de slag te gaan. En wij, met werkgroepleden, hopen zo positief mogelijk gevolg te kunnen geven aan realisatie van de scenario’s.
23
Bijlage 1: Lijst met respondenten Gemeenten Maaike van Gelder Jan Schottert Yüksel Selami Guzelien Hermans Frans Stoker Hannie Oskam
Gemeente Zaandam Gemeente Hilversum Gemeente Hoorn Gemeente Haarlemmermeer Gemeente Alkmaar Gemeente Den Helder
Politie Mariet Molenaar Mohamed Kaoiss Peter Lauwers Döndü Çelik Daan Driessen
Politie Amsterdam Amstelland Politie Gooi en Vechtstreek Politie Noord-Holland-Noord Politie Gooi en Vechtstreek LEC, Den Haag
Steunpunten Jarka Zuijdervliet Gurie Kooy Sarah Prins Marieke Groen Yvonne Velthuizen Marja de Kinderen Liesbeth van der Mei Joyce van der Duinen
Amsterdam West-Friesland, Hoorn Zaanstreek-Waterland, Zaandam Noord Kennemerland, Alkmaar Kennemerland, Haarlem Kop van Noord-Holland Gooi en Vechtstreek, Hilversum Kop van Noord-Holland
Ketenpartners Brigitte Coebergh Dursun Temizkan Latifa Amarkand Ingrid Steltenpool Lourdes Bramble Paul Scheerder Yvonne van Pouderoijen Willem Boerrigter Agnes Harmsen Lida Hoek Yolanda Dreves Johan Gortworst Marlies Pfann Moniek Stricker & Veronique de Kwant
GGZ Noord-Holland-Noord Welsaen, Zaandam BVO, Zaandam Parlan, Hoorn Stichting Meerwaarde, Hoofddorp Leefkringhuis, Amsterdam Jeugdzorg / AMK, Hilversum Versa Welzijn, Weesp De Wering, Alkmaar Jeugdzorg / AMK, Alkmaar Reclassering, Zaandam Federatie opvang, Amersfoort Internationaal Vrouwen Centrum, Den Helder Haarlem Effect, Haarlem
24
Overig Leyla Çinibulak Hilde Bakker Rob Ermers Dagmar Slot Jaap Bakker Yeter Akin
Movisie Movisie Midden Oosten Perspectief OM Haarlem / Alkmaar advocaat, Badhoevedorp Stichting Verdwaalde Gezichten, Haarlem
Geert van der Velden Andy Clijnk Carlo Contino Henriette Hulzenbosch
Provincie Noord-Holland Ministerie van Justitie Stichting Slachtofferhulp Skanfonds
Aanwezig tijdens expertbijeenkomst maandag 10 mei 2010 Mohamed Kaoiss, politie G&V Peter Lauwers, politie NHN Ingrid Steltenpool, Bureau Jeugdzorg West-Friesland Sarah Prins, ASHG Zaanstreek-Waterland Margreet de Boer, Projects on Women´s Rights, freelance onderzoeker bij dit onderzoek Marja de Kinderen, ASHG Kop van Noord-Holland Andy Clijnk (ministerie van Justitie) en Hilde Bakker (Movisie) waren verhinderd, maar hebben per mail uitgebreid gereageerd op de conceptversie. Lisa Arts, ACB Kenniscentrum (gespreksleider) Suzanne van Hees, ACB Kenniscentrum (notulist) Rénie van der Putte, ACB Kenniscentrum Mirthe Boersbroek, ACB Kenniscentrum (stagiaire)
25
Bijlage 2: gebruikte vragenlijst Inventariserend Onderzoek naar de behoefte aan en mogelijkheden voor een kenniskring cq expertisecentrum Eergerelateerd Geweld in Noord Holland
Interview met: Organisatie: Regio: Contactgegevens: Datum interview: 1. Omschrijving taken / werkzaamheden organisatie mbt Eergerelateerd Geweld. 2. Bestaande samenwerkingsverbanden / netwerken op gebied van Eergerelateerd Geweld 3. Behoeften met betrekking tot externe expertise EG van eigen organisatie en van samenwerkingspartners 4. Waar wordt deze expertise thans vandaan gehaald? 5. Met betrekking tot welke behoeften aan expertise zou een provinciale kenniskring / expertisecentrum iets kunnen toevoegen aan het bestaande aanbod? 6. Welke inhoudelijke bijdrage zouden de eigen organisatie en de samenwerkingspartners kunnen leveren ten aanzien van de expertise op het gebied van EG in Noord-Holland (inhoud en voor wie) 7. Als er een kenniskring / Expertisecentrum in Noord-Holland zou komen, hoe zou dat er dan volgens u uit moeten zien? (diensten die worden geleverd, bijvoorbeeld helpdesk of website; zelfstandige organisatie/ aangehaakt (bij wie?)) 8. Heeft u ideeën over de mogelijke financiering van een kenniskring / expertisecentrum EG in Noord Holland? 9. Overige opmerkingen
26
27
28