Meer grip op de gemeentelijke schuldhulpverlening Gemeente Heerenveen 2012-2016
Maart 2012 Afdeling samenleving Marijke van Dun en Wike Swart
1
Inhoudsopgave
1. Inleiding
4
2. Wettelijke kaders en gemeentelijk beleid
6
3. De praktijk in 2008, 2009 en 2010, evaluaties en conclusies
10
4. De nieuwe aanpak schuldhulpverlening
16
5. Prioriteiten en actiepunten
28
Bijlage 1. Geraadpleegde vakliteratuur
29
Bijlage 2. Definities
30
Bijlage 3. Vormen van schuldhulpverlening
32
Bijlage 4. Motivatieprofielen
33
Bijlage 5. Vaardighedenprofielen
34
2
1. Inleiding De huidige uitvoering van de schuldhulpverlening van de gemeente Heerenveen is gebaseerd op de notitie 'Herijking beleid schuldhulpverlening' van november 2006. Met dit beleid zijn belangrijke stappen gemaakt om de schuldhulpverlening te verbeteren door meer gemeentelijke sturing. Er zijn op dit moment twee redenen om het gemeentelijk beleid rondom schuldhulpverlening bij te stellen. De eerste reden is de komst van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. De gemeente krijgt een wettelijke taak in de regievoering en moet een beleidsplan opstellen. De tweede reden is de economische crisis. Door de stijging van de werkloosheid is in de afgelopen jaren een intensiever beroep gedaan op de schuldhulpverlening. Hierdoor stijgen de gemeentelijke uitgaven. In combinatie met grote bezuinigingen door kortingen op het gemeentefonds, de verlaging op het Participatiebudget en de nieuwe Wet werken naar vermogen betekent dit dat wij méér moeten doen met minder middelen. Het terrein van de schuldhulp is niet nieuw voor onze gemeente. Belangrijke input voor een nieuw beleidskader is geleverd door de professionele instellingen en vrijwilligers die in Heerenveen actief zijn op dit terrein. Daarnaast is input geleverd vanuit de nieuwe wetgeving. De opdracht is om een meerjarig beleidsplan schuldhulpverlening te ontwikkelen dat: Voldoet aan de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; Afgestemd is op de beleidsdoelstellingen van de Wet maatschappelijk ontwikkeling, de Wet werken en bijstad en het collegeprogramma 2010-2014; Qua uitvoeringskosten blijft binnen de beschikbare budgetten In dit plan geven we aan wat het ambitieniveau van Heerenveen is voor de komende vier jaren. Ook geven wij aan hoe wij de Wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening gaan uitvoeren.
3
2. 2.1
Wettelijke kaders en gemeentelijk beleid Nieuw rijksbeleid schuldhulpverlening
Vorige kabinet Het vorige kabinet had zich een forse ambitie gesteld op het terrein van schuldenproblematiek. Problematische schulden moeten zoveel mogelijk voorkomen dan opgelost worden. In het rapport 'Schulden? De gemeente helpt!' van 2008 is geconstateerd de gemeentelijke schuldhulpverlening effectiever moet en kan. Eén van de maatregelen meer effectiviteit te bereiken is het wettelijk inbedden van de taak van gemeenten op terrein van de integrale schuldhulpverlening.
de wel dat om het
Nieuwe wet De nieuwe wet die door het huidige kabinet is voorbereid, is op 2 februari door de Eerste Kamer aangenomen. De wet zal naar verwachting vanaf 1 juli 2012 in werking treden. Een belangrijk uitgangspunt van het kabinetsbeleid is het voorkomen en wegnemen van drempels die de participatie van burgers belemmeren. Dit is noodzakelijk vanuit economisch en sociaal oogpunt. Het vergroten van participatie is belangrijk. Daarbij staat de participatie op de arbeidsmarkt voorop. Het hebben van (problematische) schulden vormt een belemmering voor deelname aan arbeid. Vandaar dat het kabinet veel waarde hecht aan het voorkomen en oplossen van schulden. De nieuwe wet beoogt de toegankelijkheid en effectiviteit van de schuldhulpverlening te vergroten. Dat moet onder meer bereikt worden door eisen te stellen aan de wacht- en doorlooptijden. Schuldhulpverlening wordt in de wet gemeentelijke schuldhulpverlening als volgt omschreven: “het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijk persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg”. Het kabinet wil het minnelijk traject van schuldhulpverlening meer en effectiever benutten. De gemeente voert dit traject uit en wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van de integrale schuldhulpverlening en heeft hierin de regierol. Integraal betekent dat er niet alleen aandacht moet zijn voor het oplossen van het schuldenprobleem. Ook moet aandacht worden geschonken aan de omstandigheden waaronder die schulden zijn ontstaan. Het andere onderdeel van de schuldhulpverlening is het wettelijke traject. Dit omvat de uitvoering van de Wet schuldsaneringnatuurlijke personen (Wsnp), die de rechtbanken voor hun rekening nemen. Met de nieuwe wet wordt beoogd de druk op de schuldsanering via de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) te verminderen en meer gevallen in de eerste fase op te vangen. De maatschappelijke kosten van schulden zijn hoog. Te denken valt aan armoede, sociale uitsluiting, huisuitzetting, onverzekerbaarheid en afsluiting van energie. Daarom hecht het kabinet zeer aan preventie en nazorg. Beleidsplan De gemeenteraad moet een meerjarig beleidsplan (maximaal 4 jaar) vaststellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening. In het beleidsplan wordt op hoofdlijnen vastgelegd hoe het beleid voor schuldhulpverlening eruit gaat zien en hoe de gemeente kan voorkomen dat inwoners problematische schulden krijgen. Wat in ieder geval beschreven moet worden zijn de doelen, acties, beoogde resultaten, maatregelen om de kwaliteit te borgen, (preventieve) maatregelen om schulden te voorkomen, de wijze waarop de schulddienstverlening wordt afgestemd op de situatie van de verzoeker en de maximale wachttijd voor het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld.
4
Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan en legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Indien nodig kan tussentijdse bijstelling van het plan plaatsvinden. Bezwaar en beroep Er ontstaat op grond van dit wetsvoorstel van rechtswege niet een recht op schuldhulpverlening. Een eventueel recht op schuldhulpverlening ontstaat pas nadat het college van B&W de beslissing heeft genomen tot aanbod van schuldhulpverlening. Een beslissing van het college van B&W tot het doen van een aanbod of tot het weigeren van schuldhulpverlening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen een dergelijke beslissing is dan ook bezwaar en beroep mogelijk. Beleidsregels In de memorie van toelichting van de concept wettekst wordt aangegeven dat het gewenst is dat gemeenten beleidsregels opstellen waarin wordt vastgelegd wat het aanbod is en onder welke voorwaarden de doelgroep daarvan gebruik kan maken. Gemeenten mogen schuldhulpverlening weigeren aan personen die fraude hebben gepleegd of al eerder gebruik hebben gemaakt van schuldhulpverlening (recidivisten). Deze uitsluitingsgronden zullen na inwerkingtreding van de wet opgesteld worden. Aangenomen amendementen Door middel van amendering van de Tweede Kamer hebben enkele wetsaanpassingen plaatsgevonden. Zo kunnen gemeenten de rechtbank verzoeken een moratorium in te stellen. Voor een periode van maximaal zes maanden mogen schuldeisers dan geen (nieuwe) incassomaatregelen nemen. Ook is aan banken de verplichting opgelegd om een basisbankrekening aan te bieden aan schuldenaars. Tevens wordt van gemeenten gevraagd dat zij in het beleidsplan aangeven hoe zij omgaan met gezinnen met minderjarige kinderen. Zoals gezegd is het wetsvoorstel op 2 februari 2012 door Eerste Kamer aangenomen. Vermoedelijke invoeringsdatum is 1 juli 2012. 2.2
Gemeentelijk beleid en uitvoering van de schuldhulpverlening
Vóór 2006 was de uitvoering van de schuldhulpverlening via een contract uitbesteed aan de Gemeenschappelijke Kredietbank Friesland (GKB). Aanleiding voor nieuw gemeentelijk beleid, vastgesteld in december 2006, was dat er diverse problemen in de uitvoering van de schuldhulpverlening waren. Eén daarvan was een hoge uitval van cliënten in de eerste fase van hulp (60%). Andere problemen waren lange wachttijden voor de eerste fase en de hoge kosten. Verbeteringen die met het nieuwe beleid werden beoogd waren: Regie te voeren op het niveau van de klant; Vraaggericht en integraal werken; Preventie en nazorg Vanaf 2007 is ook de inkomenstoets vervallen voor de schuldhulpverlening. Het afschaffen van deze toets betekent dat de regeling is opengesteld voor mensen met een inkomen boven de 110% bijstandsnorm. Daarmee is schuldhulpverlening een algemene regeling geworden en behoort daarmee niet meer tot het Armoedebeleid. 2.3
Raakvlakken met Wet werk en bijstand en de Wet Werken naar vermogen
In de Wet werk en bijstand is de primaire wettelijke verantwoordelijkheid om mensen zo snel mogelijk toe te leiden naar de arbeidsmarkt belegd bij de gemeente. In het uitvoeringsplan „Werk, participatie en re-integratie‟ 2008-2012 is de visie en de ambitie van Heerenveen benoemd. In algemene zin is onze inzet erop gericht dat mensen die in staat zijn tot werk, worden geholpen bij het vinden van een korte maar duurzame weg naar werk. Economische zelfstandigheid staat voorop. Mensen met een (blijvende) grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen wel een maatschappelijke bijdrage leveren. Participatie in de samenleving biedt perspectief en draagt bij aan het functioneren in de samenleving.
5
Er zijn zeven uitgangspunten van het gemeentelijk re-integratiebeleid geformuleerd. Eén hiervan is dat de gemeente hulp en ondersteuning biedt bij het wegnemen van (tijdelijke) belemmeringen die werken in de weg staan. Het hebben van schulden belemmert de reintegratie naar werk. Daarom biedt de gemeente in het kader van de Wet werk en bijstand de schuldhulpverlening aan als onderdeel van een re-integratietraject. Schuldenaren zijn verplicht om hieraan deel te nemen. Cliënten krijgen in de Wet werk en bijstand een individuele aanspraak op begeleiding in het perspectief van werk en participatie. De regie op de klant wordt gekenmerkt door maatwerk waarbij de klant centraal staat. Dit betekent dat niet alleen re-integratie centraal staat maar ook het verlenen van schuldhulp. In de nieuwe wet Werken naar vermogen die naar verwachting op 1 januari 2013 inwerking treedt staat werken centraal. Iedereen die kan werken moet werken. Zij die niet kunnen werken kunnen verplicht worden een andere tegenprestatie te leveren. 2.4
Raakvlak met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van burgers die niet in staat zijn maatschappelijk te participeren, ook niet met hulp van anderen. Deze wettelijke zorgtaak van gemeenten is vastgelegd in de Wmo. Heerenveen richt zich op economische zelfstandigheid, „meedoen‟ in de samenleving en op het versterken van eigen kennis en kracht. Dat betekent dat mensen met respect worden behandeld en niet blijvend afhankelijk gemaakt worden van hulpverlening. Dat betekent ook dat zij worden ondersteund en geholpen met het doel ze in staat te stellen hun eigen regie (weer) te voeren. Wij onderkennen dat het sommige mensen niet lukt zelfredzaam te worden. Deze groep mensen zullen we onder de noemer van de Wmo en de „integrale „cliëntenaanpak‟ ondersteunen daar waar dat nodig is. Volgens deze visie gaan wij uit van een „getraptheid‟ in verantwoordelijkheid. Centraal staat de bewoner. Hij/zij is in eerste instantie zelf (in financiële zin) verantwoordelijk voor de oplossing van ontstane hulpvragen. Deze bewoner kan: 1. In eerste instantie gebruikmaken van het eigen sociale netwerk bij de oplossing van de hulpvragen; 2. Eventueel gebruik maken van de inzet van vrijwilligers, waar mogelijk en voorhanden; 3. Als de oplossing binnen de „civil society‟ niet voorhanden is, gebruik maken van beschikbare collectieve of door de gemeente gesubsidieerde voorzieningen; 4. Als achtervang en sluitstuk gebruik maken van professionele en individuele ondersteuning; De schuldhulpverlening maakt formeel vanaf 2007 deel uit van het Wmo-beleid. Het past bij de eerste trede van de Wmo-ladder, namelijk het bieden van onderdak en veiligheid. Onderdak en veiligheid komen in gevaar als er geen hulp is bij het oplossen van problematische schulden. Ook de treden twee tot en met zes zijn Wmo gerelateerd. Kenmerkend voor de uitvoering van de Wmo en de schuldhulpverlening is dat de ondersteuningsbehoefte van bewoners vaak betrekking heeft op een combinatie van wonen, werken, inkomen, schulden, psychosociale problematiek en verslaving. Een integrale aanpak is naar verwachting meer rendabel en past beter bij de inwoner/ cliënt. De uitvoering van de Wmo ondergaat een wijziging. Deze zogeheten „kanteling‟ is een onderdeel van een bredere systeeminnovatie op het domein van zorg, welzijn en AWBZ. De schuldhulpverlening bevindt zich ook binnen deze domeinen. De reden van de wijziging is dat het huidige systeem van maatschappelijke ondersteuning niet voldoende toekomstbestendig is en efficiënter en effectiever kan. De kern van de „kanteling‟ is het meer benutten van de eigen kracht en verantwoordelijkheid
6
van mensen. De „kanteling‟ heeft ook gevolgen voor het beleid en uitvoering van de schuldhulpverlening. Om de problematische schulden op een effectieve manier aan te pakken is het nodig dat het ondersteuningsaanbod wordt gestroomlijnd en een samenhangend (integraal) beleid wordt gevoerd. 2.5
Collegeprogramma 2010-2014
Tot slot noemen wij nog het collegeprogramma 2010-2014. In hoofdstuk 4 “Heerenveen bevordert meedoen” staat: “… wij streven naar een sociale samenleving waaraan iedereen naar vermogen een bijdrage levert. Hoewel mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun toekomst, moet iedereen wel in staat worden gesteld om die bijdrage te kunnen leveren.” Specifiek over de schuldhulpverlening staat in het collegeprogramma: “Mensen die in de schulden raken, worden vroegtijdig en voortvarend geholpen. Daarbij is niet alleen aandacht voor financiële, maar ook voor sociale en psychosociale problemen. Er wordt gestreefd naar het verdwijnen van wachtlijsten.” Wat betreft de financiële middelen staat dat: “Wij gaan voor een sluitende en solide begroting. In het licht van de actuele financiële situatie en toekomstperspectieven, waarin grote ombuigingen van het Rijk in het vooruitzicht worden gesteld, is dat een forse opgave.” Deze koers geeft voor de komende vier jaar richting aan de schuldhulpverlening en sluit aan bij de intenties van de nieuwe wet op de schuldhulpverlening.
7
3. De praktijk in 2008-2011: Evaluatie en conclusies In dit hoofdstuk wordt de huidige werkwijze van schuldhulpverlening beschreven. De gegevens die in dit hoofdstuk zijn opgenomen zijn afkomstig van de Plangroep, de Krediet Bank Nederland en uit de in 2010 gehouden expertmeetings. Indien aanwezig worden de lokale cijfers vergeleken met de landelijke cijfers. 3.1
Huidige uitvoering schuldhulpverlening algemeen
Vanaf 2008 is gestart met de uitvoering van het nieuwe beleid schuldhulpverlening. De regierol is toen teruggehaald naar de gemeente. Na de aanbesteding in 2007 is een contract afgesloten met Conclusion (Plangroep). Zij zijn lid van de vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren(NVVK). De opdracht aan de Plangroep omvat de intake, de begeleiding, een schuldregeling of schuldstabilisatie. Ook de crisisinterventie bij acute schulden behoort tot hun taak. Met de Gemeentelijke Kredietbank Nederland werd een contract afgesloten voor de vervolgfase van de Plangroep, het zogeheten minnelijk traject 1. Ook geeft de GKB de verklaringen af zodat de klant in aanmerking kan komen voor het wettelijke traject, de Wsnp. De gemeentelijke klantmanagers voeren de regie uit op klantniveau, bepalen of iemand in aanmerking komt voor de schuldhulpverlening en beoordelen het plan van aanpak. Kort geleden is deze werkwijze aangepast en sindsdien wordt de aanmelder direct doorverwezen naar de Plangroep. Bij de uitvoering van schuldhulpverlening zijn andere instellingen min of meer betrokken zoals: Schuldeisers zoals woningcorporaties, energiebedrijven, zorgverzekeraars en vele anderen; Hulpverlening zoals Maatschappelijk werk, (deelnemers van het) Sociaal team, Verslavingszorg, Barones, Humanitas, MEE e.d. 3.2
De uitvoering door Plangroep, Kredietbank en ketenpartners
Plangroep In 2008, het startjaar van de Plangroep, hebben zich 307 klanten aangemeld en blijkt er een duidelijke inhaalslag te zijn gemaakt ten opzichte van 2007. De stijging van schuldhulpverlening in 2008 is veroorzaakt door: - De andere werkwijze van de Plangroep ten opzichte van de GKB. In 2007 en daarvoor zijn mensen met schulden niet alleen naar de GKB maar ook naar andere instellingen voor schuldhulpverlening verwezen. Hierdoor is het aantal schuldenaren feitelijk hoger dan de cijfers die de GKB aangeeft. - De huisvesting van de Plangroep in Werkstate in Heerenveen heeft ervoor gezorgd dat de bereikbaarheid is verbeterd ten opzichte van 2007. - De doelgroep schuldenaren is uitgebreid. Vanaf 2008 worden niet alleen personen met een inkomen tot 110% van het bijstandsniveau geholpen maar iedereen met problematische schulden. - De andere aanpak bij dreigende huisuitzettingen die geleid heeft tot een toename van de schuldhulpverlening. De woningcorporaties werken nauw samen met de Plangroep zodat vroegtijdig een schuldenregeling en schuldhulpverlening wordt ingezet. - De economische crisis. Met een aantal van 290 in 2009 is het aantal nieuwe klanten bij de Plangroep ongeveer gelijk gebleven aan 2008. Het aantal actieve dossiers voor schuldhulpverlening is in 2009 met 45 % gestegen ten opzichte van 2008. Deze stijging wordt veroorzaakt door de doorloop van de trajecten uit 2008 naar 2009. 1
Het traject waarin de schuldhulpverlening een aflossingsregeling probeert te treffen met de schuldeisers. Zie verder de omschrijving in bijlage 3.
8
Gemeentelijke Kredietbank (vanaf 1.1. 2010 Kredietbank Nederland) Vanaf 2008 levert de GKB in het minnelijk traject producten zoals saneringskrediet en schuldbemiddeling. Vanaf 2011 is, in het kader van de afbouw van de diensten van het GKB, het bieden van budgetbeheer het belangrijkste aanbod voor Heerenveen. Ketenpartners Niet alle schuldenaren komen terecht bij de Plangroep of de GKB. Door de inzet van de Barones, Humanitas, Vluchtelingenwerk, het Sociaal team en andere hulpverleners wordt in veel gevallen voorkomen dat mensen problematische schulden krijgen. Hoe groot dit aandeel is kunnen we echter niet aangeven. 3.3
Zicht op de kenmerken van de doelgroep
a. Burgerlijke staat De meeste huishoudens met schulden zijn „alleenstaanden‟. Tabel a. Burgerlijke staat 2008 2009 Alleenstaanden 164 236 Gehuwden/ 73 100 samenwonenden Alleenstaande ouders 31 37 Onbekend 11 139 Totaal 279 512
2010 314 118
2011 320 129
58 0 490
70 11 530
b. Geslacht Méér mannen dan vrouwen zijn aangemeld bij de Plangroep. Tabel b. Geslacht 2008 2009
2010
2011
Mannen
176
319
309
308
Vrouwen Totaal
103 279
193 512
181 490
222 530
c. Leeftijd De meeste schuldenaren in 2008 en 2009 zijn tussen 25 en 44 jaar. Het aantal jongeren tot 25 jaar is na een verdubbeling in aantal in 2009 de afgelopen jaren redelijk constant. Tabel c. Leeftijd
2008
2009
2010
2011
Jonger dan 25 Van 25 t/m 34 Van 35 t/m 44 Van 45 t/m 54 Van 55 t/m 64 Ouder dan 65 Totaal
33 75 93 57 21
78 140 147 107 40
88 141 124 86 39
279
512
497
80 151 138 105 44 12 518
d. Hoogte inkomen/ uitkering De grootste groep heeft een inkomen onder modaal. Tabel d. Hoogte inkomen
2008
2009
2010
2011
Onder modaal 1 tot 2 keer modaal 2 tot 3 keer modaal 3 tot 4 keer modaal 4 keer modaal of hoger
150 101 13 13 1
351 140 21
319 145 33
440 70 3
9
onbekend 1 totaal 279 512 497 e. Vergelijking met de landelijke cijfers. De verdeling naar burgerlijke staat, leeftijd, hoogte inkomen komen overeen met de landelijke cijfers.2 3.4
Zicht op de doelgroep vanuit de betrokken instellingen
In 2010 is gesproken met instellingen die directe contacten hebben met cliënten met problematische schulden. Uit de expertmeeting 3 en de gesprekken met instellingen blijkt dat de groep schuldenaren op hoofdlijnen is in te delen in: Schuldenaars die zelf in staat zijn om hun financiën op orde te krijgen. Schuldenaars die onwillig zijn om mee te werken aan de oplossing van hun (financiële) problemen; Schuldenaars die onbekwaam zijn om zelfstandig financiële zaken te regelen. De ketenpartners zijn van mening dat bij deze drie groepen verschillende doelstellingen en oplossingen horen. Maatwerk en geen confectie! Verder valt op dat vanaf 2009 bepaalde groepen toenemend een beroep doen op de schuldhulpverlening zoals: - ZZP-ers, onder andere werkzaam in de bouw of het vervoer. Door de crisis zijn zij zonder werk geraakt. Zij hebben vast gehouden aan hetzelfde bestedingspatroon en hebben daarbij onvoldoende overzicht over hun financiële situatie. In hun denken/handelen zijn zij niet flexibel genoeg geweest om vroegtijdig de schulden aan te pakken; - Kleine tweeverdieners en mensen met een modaal inkomen. Wanneer door de crisis één van de inkomens onverwacht wegvalt, is het uitgavenpatroon daar niet op ingesteld. Ook komt het voor dat de woonlasten (o.a. hypotheek) dan te hoog zijn; - Jongeren komen steeds vaker in de problemen doordat ze problematische schulden hebben. De oorzaak is niet eenduidig. Een aantal jongeren heeft thuis onvoldoende geleerd over het omgaan met geld. Een belangrijke groep jongeren met problematische schulden zijn jongeren met een beperking of psychiatrische achtergrond. Zij hebben naast schulden vaak een klein tot geen sociaal netwerk waar ze op kunnen terugvallen. De eerste constatering is dat er sprake is van een kleine toename van schuldenaren onder andere door de economische crisis. Ook blijkt dat schuldenaren niet allemaal hetzelfde zin. Dit betekent dat bij bepaalde groepen specifieke arrangementen en aanpak passen. Te denken valt aan de jongeren (met een beperking), ZZP-ers en mensen met hypotheekschulden. Tot slot geldt dat schuldhulpverlening effectief kan zijn als deze op maat van de klant wordt ingezet. 3.5
Zicht op de aanpak van de schuldhulpverlening
3.5.1. Wachttijd Volgens de definitie van het ministerie, is de wachttijd in een normale situatie:” De periode tussen de aangemelde registratie van de cliënt en het eerste intakegesprek met de schuldhulpverlener”. In de nieuwe wet is aangegeven dat de tijd tussen het moment dat iemand zich meldt voor schuldhulpverlening en het eerste gesprek maximaal vier weken mag liggen. In geval van een bedreigende situatie (o.a. gedwongen huisuitzetting, beëindiging van levering energie) moet binnen drie dagen via een gesprek de hulpvraag vastgesteld worden. De afgesproken wachttijd met de Plangroep was twee weken. Door de stijging van het aantal aanvragen is de wachttijd tijdelijk overschreden met één week naar drie weken. De landelijk gemiddelde wachttijd is vier weken. De wachttijd in acute situaties ligt binnen 24 uur. De Plangroep heeft geen gegevens over het aantal „acute situatie‟ maar geeft aan dat „acute 2
Hiemstra & De Vries: Schulden? De gemeente helpt (juli 2008) Deelnemers aan de expertmeetings: Woningcorporaties, Maatschappelijk werk, Verslavingszorg, Omtinker, Sociaal team, Humanitas, Barones, Plangroep en Stream. 3
10
situaties‟ steeds vaker voorkomen. Het gaat hier om de hiervoor omschreven situaties als dreigende huisuitzettingen, afsluiting van energie/water e.d. 3.5.2. Beëindiging van de dossiers In 2009 zijn bij de Plangroep 211 dossiers afgesloten. Dit waren in 2010 en 2011 waren dit respectievelijk 251 en 268 dossiers Tabel f. Afgesloten dossiers
2008
2009
2010
2011
Totaal aantal cliënten Beëindiging dossiers
307 99
512 211
497 251
530 268
Tabel g: Redenen beëindiging
2009
2010
2011
1. De verwijzer trekt het dossier terug 2. Cliënt is nooit verschenen 3. Op verzoek van de cliënt 4. Cliënt heeft geen problematische schulden 5. De cliënt heeft inmiddels geen schulden meer 6. De bemiddeling is geslaagd 7. De cliënt heeft een saneringskrediet gekregen 8. Cliënt is opgenomen in de WSNP 9. Cliënt is voorgedragen voor WSNP 10. Dossier voltooid 11. Begeleiding afgerond 12. De cliënt heeft tijdens het traject nieuwe schulden gemaakt 13. Cliënt heeft nooit gereageerd op herhaalde uitnodigingen 14. De cliënt weigert aan de voorwaarden te voldoen 15. De cliënt heeft zich niet aan de afspraken gehouden 16. Overigen (geen traject mogelijk, geen inkomen, detentie, overleden) 17. Cliënt is verhuisd Totaal
7 50 53 1 5 5 3 2 1 10 5 6
8 28 32 11 15 6 1 4 4 33 3
6 18 43 5 8 2 2 6 3 17 8 3
12
28
59
4 22 12
13 46
2 32 33
5 211
19 251
21 268
Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt is de reden van beëindiging van de schuldhulpverlening zeer divers. Het is niet mogelijk om hieraan een oordeel of succes te koppelen. De constatering dat het succesvol afronden van schuldhulpverlening niet eenvoudig is lijkt wel op zijn plaats. Grofweg kan een volgende indeling gemaakt worden: a. De cliënt maakt geen gebruik van schuldhulpverlening, heeft mogelijk al een (andere) oplossing gevonden of denkt het zelf te redden (zie de eerste 4 categorieën = 53% in 2009 en 32 % in 2010) b. De cliënt is geholpen (zie categorieën 5 t/m 11 = 15 % in 2009 en 25% in 2010) c. De cliënt weigert hulp en heeft nog schulden (zie categorieën 12 t/m 15 = 21% in 2009 en 36% in 2010). d. Overigen: 5% Over het aantal recidivisten, de klanten die meerdere malen een beroep doen de schuldhulpverlening, zijn geen cijfers bekend. Het schijnt weinig voor te komen. Tenslotte bieden deze cijfers te weinig informatie om hieruit conclusies te trekken over de effectiviteit van de schuldhulpverlening. Deze conclusie betekent dat in het vervolg betere afspraken gemaakt moeten worden over de wijze van registratie zodat we meer inzicht krijgen in de effecten van dienstverlening.
11
3.6. Zicht op wat gaat goed en wat kan beter? In de expertmeeting is gesproken over de opvallende zaken rondom de huidige schuldhulpverlening. Ook is besproken waar de verbeterpunten liggen. Hieronder een korte weergave. a. Dreigende huisuitzetting In 2010 waren in Heerenveen 161 huishoudens met problematische huurachterstanden waarin een huisuitzetting dreigde. In de meeste gevallen is huisuitzetting voorkomen door de inzet van de diverse partijen. Er is een schuldenregeling getroffen door de woningcorporatie(s) indien de schuldenaar heeft ingestemd met deelname aan een schuldhulpverleningstraject. Uiteindelijk zijn in 2010 vijf huisuitzettingen daadwerkelijk uitgevoerd. Uit de praktijk van de schuldhulpverlening blijkt dat de laatste tijd de woningcorporaties hun regels aanscherpen ten aanzien van het treffen van een schuldenregeling. b. Het hebben van schulden staat niet op zichzelf De problemen die in combinatie met schulden het meest voorkomen zijn een tekort aan zelfredzaamheid, analfabetisme, psycho-sociale en GGZ problemen, verslavingen en spanningen bij het opvoeden van kinderen. Bij de combinatie verslaving en schulden voert niet „het hebben van problematische schulden‟ de boventoon maar de verslaving. Dat betekent dat zowel de verslaving als de schulden moeten aangepakt worden. c. Huidige doelstelling te hoog gegrepen De doelstelling van de huidige schuldhulpverlening is er tot nu toe op gericht dat mensen met problematische schulden zo snel mogelijk aan een schuldenvrije toekomst worden geholpen. Om dat te realiseren bieden wij schuldenaren een hulpverleningstraject aan dat moet leiden tot een driejarige schuldregeling, die eindigt met gedeeltelijke kwijtschelding. Om voor een schuldregeling in aanmerking te komen, moet een schuldenaar zich aan de afspraken houden, geen nieuwe schulden maken en zijn financiën op orde houden. Maar in de praktijk zijn deze eisen voor bijvoorbeeld schuldenaren met gedragsproblemen veel te hoog gegrepen. Daar waar een passend hulpaanbod ontbreekt, leidt dat tot uitval waarna in veel gevallen de schuldsituatie nog verder oploopt. We constateren dan ook dat deze doelstelling niet haalbaar is voor bepaalde doelgroepen. d. Integrale aanpak nodig Doordat er vaak sprake is van meervoudige problematiek is een andere constatering dat een integrale aanpak met een nauwe samenwerking tussen betrokken instellingen noodzakelijk is om effectieve schuldhulpverlening te bereiken. Wat gaat goed? - Het vroegtijdig signaleren en ingrijpen, bijvoorbeeld bij huurachterstand, werkt preventief en heeft tot op heden een goed resultaat; - Psychosociale begeleiding en budgetbeheer gaan goed samen; - De inzet van vrijwilligersorganisaties biedt meerwaarde: zij hebben oog voor de situatie en overbruggen soms het onbegrip van de klant en de inzet van de professionele organisatie. Wat kan beter? - Een goede probleemanalyse. Niet alleen de schuldensituatie in kaart brengen maar ook zicht op de oorzaken van de schulden en de mogelijkheden van de klant. Het selectief afleggen van een huisbezoek, voorafgaand aan een interventie/ behandelplan, kan effectief zijn; - In de eerste fase van „stabilisering van de schulden‟ kan veel mis gaan. Vooral de snelheid waarin de hulpverlening actie (kan) ondernemen is hierin essentieel; - De „knip‟ tussen de gemeente, Plangroep en GKB werkt inefficiënt;
12
-
Méér regievoering vanuit de gemeente op de klant en op de ketensamenwerking; Méér maatwerk, niet alle cliënten hebben hetzelfde nodig; Betere afstemming tussen de professionele en de vrijwillige dienstverleners in de keten; Deelnemen van de Plangroep aan netwerken, zoals de werkwijze van het Sociaal team. Het afsluiten van stabiliseringovereenkomsten, convenanten met schuldeisers.
Welke verbeterpunten zijn er? Door de experts is geadviseerd om het beleid en de uitvoering te herzien om de stijging van het aantal mensen met problematische schulden en de uitval uit de schuldhulpverlening beter te beheersen. Concrete aanbevelingen zijn: - Preventie en „vroegsignalering‟ organiseren zodat de instroom in de schuldhulpverlening wordt ingeperkt; - Integrale (kwalitatieve) intake om tot een passend aanbod te komen; - Snelheid in de eerste fase van schuldhulpverlening. Dit verhoogt de effectiviteit van de schuldhulpverlening; - De regie op de klant en op de ketenpartners duidelijker zichtbaar maken; - Méér gebruik maken van het werk van vrijwilligersorganisaties; - Een goede nazorg waardoor een terugval tijdig wordt gesignaleerd; - Extra aandacht voor de groep jongeren. - Monitoren van de resultaten voor een betere sturing op de schuldhulpverlening. 3.7.
Landelijke cijfers over de effectiviteit van de schuldhulpverlening
Het rijk heeft in 2008 onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de schuldhulpverlening. In het rapport 'Schulden? De gemeente helpt!' is geconstateerd dat de gemeentelijke schuldhulpverlening effectiever moet en kan. Landelijk ligt het slagingspercentage in het „voortraject‟ om en nabij de 20-25 %. Uit de landelijke cijfers van de Nederlandse vereniging van kredietbanken (NVVK) blijkt dat het slagingspercentage van de minnelijke schuldenregelingen in 2009 31 % was, in 2010 is dat 34%. (zie verder bijlage 2). Tabel 1. Landelijke cijfers 2010
2009
2008
Aantal aanvragen
78.986
53.250
44.100
Slagingspercentage
38%
31%
34%
Aantal crediteuren
16
17
15
Gemiddelde schuld in €
30.742
33.700
29.900
Uitval
30% (?)
30%
25%
Leeftijd: 25 -45 jaar
51%
56%
57%
Burgerlijke staat: alleenstaand
67% (?)
67%
60%
Soort inkomen: uitkering
57%
63%
82%
Hoogte inkomen > €50.000
17% (?)
17%
2%
Bron: jaarverslag NVVK 2010 Den Haag De gemeente heeft binnen het gehele proces van schuldhulpverlening maar beperkte mogelijkheden om te sturen op effectieve schuldhulpverlening. Een factor die mede van invloed is op het behalen van een positief resultaat, is de rol van de schuldeisers. Uit het hierboven genoemd landelijk onderzoek is naar voren gekomen dat 24 % van de niet succesvolle schuldhulpverlening wordt veroorzaakt doordat de schuldeisers niet meewerken. Het aantal traject schuldhulp dat mislukt omdat de schuldenaar niet meewerkt bedraagt 22% Uit de bevindingen van dit onderzoek is het idee geopperd dat een wettelijk moratorium bijdraagt aan de effectiviteit van de schuldhulpverlening.
13
In een moratorium worden schuldeisers bij wet verplicht om tijdelijk invorderingsmaatregelen te staken. Dit zou de mogelijkheid bieden om een minnelijk traject te bevorderen. In september 2010 heeft de minister van SZW laten weten dat hij een wettelijk moratorium niet wenselijk vindt. Hij kiest voor de weg van de zelfregulering. Bij zelfregulering worden afspraken gemaakt tussen koepels van schuldeisers en koepels van schuldhulpverleners (NVVK, KBN). De Tweede Kamer deelde deze mening van de minister niet. Via het amendement Sterk en Spekman wordt het moratorium toch opgenomen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Alleen het college van burgemeester en wethouders kan het moratorium aanvragen. Door een strenge selectie aan de poort is het moratorium een ultimum remedium. De kosten worden gelegd bij gemeenten die daadwerkelijk gebruik maken van een breed wettelijk moratorium („de gebruiker betaalt‟). De totale kosten voor gemeenten komen uit op ongeveer €15 miljoen in de structurele situatie. Dat is inclusief griffiekosten, kosten van procesvertegenwoordiging, kosten voor hoger beroep en de voorbereidingskosten voor gemeenten. Samengevat volgt het rijksbeleid uiteindelijk wel de aanbeveling om verbeteringen in de schuldhulpverlening aan te pakken via de schuldeisers. Hierdoor heeft de gemeente invloed op het resultaat als „een schuldenvrije start‟. Op het deel waar wij nog meer invloed op hebben wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5. 3.8.
Financieel overzicht
In het onderstaande schema zijn de budgetten en de uitgaven over de jaren 2008,2009 en 2010 opgenomen. De informatie is afkomstig uit de desbetreffende begrotingen en jaarrekeningen van Heerenveen. Budgetten
Uitgaven
2008 - Begroting - Incidenteel-rijk - Bijstelling Totaal
145.260,00 99.000,00 100.000,00 344.260,00
GKB Plangroep
90.925,65 161.729,55
totaal
252.655,20
2009 - Begroting -Incidenteel-rijk -Bijstelling
148.165,00 0 24.458,00
GKB Plangroep Overige kosten
92.080,20 282.653,25 101.800,00
172.623,00 313.651,00
totaal
476.533,90
Plangroep GKB totaal
299.965,00 82.924,50 382.504,00
Totaal Ten laste van het participatiebudget Ten laste van het gemeentelijke middelen 2010 - Begroting - Incidenteel-rijk totaal
68.836,00
149.645,00 177.859,00 327.504,00
2011 Uitgaven voorlopig:
€ 511.000
Uit het financieel overzicht blijkt dat in 2009 55 % op de uitvoeringskosten schuldhulpverlening meer is uitgegeven dan in 2008. De dekking van de kosten wordt voornamelijk gevonden in het Participatiebudget. De afgelopen jaren hadden we een overschot op dit budget. Door onder andere ook de kosten voor de schuldhulpverlening te dekken uit dit budget is voorkomen dat
14
een deel van het Participatiebudget terugbetaald moest worden aan het rijk. Stijging schuldhulpverlening Volgens de landelijke cijfers van de NVVK 4 nam in 2009 het aantal schuldhulpvragen toe met 21% 5. In Heerenveen is vanaf 2009 sprake van een lichte stijging van schuldhulpverlening bij de Plangroep. Zoals eerder geconstateerd is in 2010 een forse toename geweest van aanstaande huisuitzettingen van 200 huishoudens. Door vroegsignalering, de inzet van het Sociaal team en een schuldenregeling met de woningcorporaties, is in veel gevallen voorkomen dat mensen in de schuldhulpverlening terecht kwamen. Wanneer we een substantieel deel van deze 200 huishoudens optellen bij het aantal nieuwe instroom schuldenaren, dan zien wij in Heerenveen ook een aanzienlijke toename van schuldsituaties. 3.9.
Conclusies en opgave voor de toekomst
De conclusies en aanbevelingen vanuit de uitvoeringspraktijk bieden kansen om de schuldhulpverlening te verbeteren en betaalbaar te houden. De schuldhulpverlening komt in een steeds ingewikkeldere positie doordat de vraag toeneemt, de schuldsituaties diverser en complexer worden, de budgetten niet toenemen en de bereidheid bij schuldeisers om mee te werken onder druk komt te staan. De schuldhulpverlening is een open einde regeling maar de toenemende vraag moet wel binnen een vast budget worden opgevangen. De extra rijksmiddelen zijn tot nu toe gebruikt om de tekorten op de structurele middelen voor schuldhulpverlening in te zetten. Deze middelen zijn na 2011 niet meer beschikbaar. Naast het slimmer organiseren van de uitvoering gaat het ook om de instroom in de schuldhulpverlening in te perken en scherpe en doordachte keuzes te maken. Doel is immers om een effectief en betaalbaar aanbod van schuldhulpverlening te realiseren. Herijking van het beleid en uitvoering van de schuldhulpverlening is dus noodzaak.
4 5
NVVK= Nederlandse vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. N. Jungmann en E. Schruer: Sociaal bestek: (april 2010)
15
4. De nieuwe aanpak schuldhulpverlening 4.1
Opdracht
Het beleid en de uitvoering op het terrein van schuldhulpverlening in Heerenveen worden herzien om de stijging van het aantal mensen met problematische schulden en de uitval beter te beheersen. Het beleid voor de komende vier jaar moet, zoals in de inleiding is aangegeven: Voldoen aan de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; Afgestemd zijn op de beleidsdoelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet werk en bijstand en het collegeprogramma 2010-2014; Qua uitvoeringskosten binnen de beschikbare budgetten blijven. 4.2. Centrale doelstelling De centrale doelstelling van het integrale gemeentelijk beleid schuldhulpverlening is tweeledig: 1. Hanteerbare schulden voor mensen met (problematische) schulden via een integrale aanpak. 2. Het voorkomen dat Heerenveense burgers (opnieuw) in problematische schulden raken Ad 1: Hanteerbare schulden voor mensen met (problematische) schulden via een integrale aanpak Heerenveen biedt mensen met problematische schulden (indien mogelijk) hulp om hun financiële situatie te hanteren. Dit gebeurt door als intermediair op te treden tussen schuldenaar en de schuldeisers. Wij gaan uit van de eigen verantwoordelijkheid, de eigen kracht en de zelfredzaamheid van de schuldenaar. Dat betekent dat we willen bereiken dat alle burgers zo zelfstandig mogelijk hun eigen financiën beheren en verantwoord omgaan met hun middelen en hiervoor zelf de verantwoordelijkheid dragen. Bij financiële problemen bieden wij met behulp van hun eigen netwerk ondersteuning aan inwoners die gemotiveerd zijn om verandering aan te brengen in hun financiële situatie. Mensen die niet in staat zijn op eigen kracht uit een problematische situatie te komen hebben gerichte hulp nodig. Deze hulp is er op gericht dat zij zo snel mogelijk zelf weer in staat zijn om het stuur in hun leven over te nemen. Een kernbegrip in de visie op schuldhulpverlening is „integraal‟. De burger met problematische schulden heeft vaak ook problemen die van een geheel andere aard zijn. Te denken valt aan problemen met of op het werk, in een relatie, met een verslaving of met de opvoeding van de kinderen. Allerlei oorzaken kunnen de burger in de financiële problemen brengen zoals ook in de persoon gelegen factoren. Aan de andere kant kunnen financiële problemen ook andere problemen veroorzaken. Schulden kunnen leiden tot een isolement, relatieproblemen, opvoedingsproblemen en tot medische klachten. Wij hebben de overtuiging dat een integrale aanpak de enige juiste aanpak is. Daarom kiezen we in Heerenveen ervoor om het sturen op gedrag, omstandigheden en het ontwikkelen van vaardigheden een belangrijke plek te geven in de schuldhulpverlening. Het stabiliseren van schulden is een belangrijke activiteit om de financiële situatie van schuldenaren in balans te brengen. Vanuit die positie kan de mogelijkheid gecreëerd worden om de schuldsituatie volledig op te lossen. Selectieve schuldhulpverlening Wij nemen afstand van de illusie dat iedereen met problematische schulden een schuldenvrije toekomst tegemoet kan gaan. Dit betekent dat in bepaalde gevallen een andere vorm van ondersteuning wordt aangeboden dan een traject dat leidt tot een schuldenregeling met een schuldenvrije start.
16
Ad 2: Voorkomen dat inwoners (opnieuw) problematische schulden krijgen. Het voorkomen van problematische schulden door preventie en nazorg is een ander belangrijk onderdeel van de schuldhulpverlening. Preventie Schuldhulpverlening is er niet alleen voor mensen voor wie hun schuldsituatie een belemmering vormt om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Voorkomen dat mensen in een schuldsituatie terechtkomen is een ander belangrijk doel. In de eerste plaats om stress in huishoudens met schulden te helpen verminderen. Maar ook om maatschappelijke kosten te voorkomen. Het niet aanpakken van problematische schulden leidt namelijk vaak tot maatschappelijke kosten. Preventieactiviteiten zijn niet nieuw in Heerenveen. Zo zijn er afspraken gemaakt met de woningcorporaties, energiebedrijven en anderen over een snelle doorverwijzing van klanten met betalingsachterstanden. Vroegsignalering is belangrijk om tijdig te kunnen ingrijpen. In een vroeg stadium zijn problemen relatief eenvoudig op te lossen. Preventie leidt ertoe dat mensen langer zelfredzaam blijven. Dat bespaart kosten voor de toekomst. Om de toename van de schuldhulpverlening te beperken zijn méér instrumenten nodig dan nu voor handen zijn. Vandaar dat een actief preventiebeleid nodig is. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld lesbrieven voor het basisonderwijs, voorlichting voor leerlingen van het voortgezet onderwijs, cursussen budgettering en het project schuldhulpverlening van Vluchtelingenwerk Noord Nederland. Nazorg Effectief beleid voeren betekent ook dat we meer aandacht geven aan de nazorg van klanten die schuldhulpverlening hebben doorlopen. Bij schulden is de kans op recidive erg groot. Een percentage van 30% vormt geen uitzondering. Het voorkomen van terugval in de oude situatie van schulden kan voor een belangrijk deel worden voorkomen door het verlenen van nazorg. Voor bepaalde groepen is het mogelijk om tot ander gedrag te komen, gericht op zelfregulering en zelfcontrole. Uit de praktijk blijkt ook dat mensen met een verstandelijke beperking niet altijd in staat zijn om met financiën om te gaan en keer op keer in een schuldsituatie terechtkomen. Met een vorm van begeleiding kan voorkomen worden dat de schuldensituaties terugkeren. Dit hoeft niet door de gemeente betaald te worden, mensen kunnen dit ook zelf betalen. Daarnaast zijn er recidivisten die geen verantwoordelijkheid nemen voor hun financiële situatie. Enerzijds zullen we daar waar dat mogelijk is schuldenaren verplichten om mee te werken aan de schuldenregeling. De volgende instrumenten kunnen hierbij van toepassing zijn: Verder gaande vormen van bemoeizorg, zoals het inhouden van de vaste lasten, op de uitkering Budgettering Sancties op de uitkering bij herhaalde weigering van hulp Er zullen beleidsregels worden opgesteld om bij terugval richting te geven aan de vorm van schuldhulpverlening die wel wordt geboden. Het weigeren hulp te verlenen, omdat iemand daarop zijn recht zou hebben verspeeld, is een maatregel die in een aantal gevallen te ver zal gaan. Dit geldt in ieder geval als het een gezin met kinderen aangaat. In andere gevallen, zeker waar het gaat om verwijtbaar gedrag, zal een zorgvuldige afweging plaatsvinden en waar nodig ook worden toegepast. Op de selectieve inzet van schuldhulpverlening wordt in hoofdstuk 4.3. verder ingegaan. Beleidsuitgangspunt 1. Heerenveen investeert naast een curatieve aanpak ook in preventie en nazorg omdat dit beter is voor inwoners en voor de beheersing van de kosten.
17
4.3.
Wie komt in aanmerking voor schuldhulpverlening?
Voordat we nader in gaan op wie er in aanmerking komen voor schuldhulpverlening maken we nog enkele opmerkingen over schuldhulpverlening. In tegenstelling tot andere vormen van hulpverlening vult schuldhulpverlening altijd de intermediaire rol in. Schuldhulpverlening is de intermediair tussen schuldenaar en schuldeisers en probeert een regeling te treffen waar alle partijen in principe vrijwillig aan meewerken. De gemeente vraagt als intermediair aan alle partijen om oog te hebben voor de positie van de ander. Gelijktijdig kan de gemeente alle partijen vragen om dingen te doen of te laten voor de ander. De schuldhulpverlening heeft dus in tegenstelling tot andere vormen van hulpverlening minder ruimte om mee te buigen met de wensen en mogelijkheden van de schuldenaar. Zo is de kans groot dat wanneer de schuldenaar opnieuw schulden maakt, de mogelijkheden vaak beperkter zijn, omdat de bereidheid van schuldeisers om tot een oplossing te komen afneemt. Mensen met schulden kunnen te maken krijgen met verschillende wetten. De wetten reguleren op verschillende manieren de interactie tussen schuldenaren, schuldeisers en gemeenten. Zo biedt de Wet beslag loon en uitkering de garantie dat bij beslaglegging op inkomen mensen altijd minimaal een beslagvrije voet van 90 procent van de bijstandsnorm overhouden. De zorgverzekeringswet echter biedt zorgverzekeraars de mogelijkheid om nieuwe premie direct van de bankrekening af te schrijven bij een premieachterstand van meer dan zes maanden. De belastingdienst mag onder bepaalde condities vorderingen direct van de bankrekening van schuldenaren laten afschrijven en het Centraal Justitieel Incasso Bureau hoeft in bepaalde situaties niet mee te werken aan een schuldsituatie. Dit alles ongeacht het inkomen wat dan overblijft. Als gemeente moeten we dus oog hebben voor de relevante wetgeving. De uitvoering van gemeentelijke schuldhulpverlening staat niet op zichzelf. Zij is onderdeel van een stelsel van schuldhulpverlening dat bestaat uit een minnelijk en een wettelijk traject. Het minnelijke traject is de schulddienstverlening die gemeenten (laten) uitvoeren. Het wettelijke traject omvat de uitvoering van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), die rechtbanken voor hun rekening nemen. Schuldenaren bij wie één of meerdere schuldeisers weigeren om mee te werken aan een minnelijke regeling kunnen hierop een beroep doen. Wanneer de schuldenaar aan bepaalde voorwaarden voldoet, laat de rechter deze in principe toe. Zo moet de schuldenaar te goeder trouw hebben gehandeld en geen problemen hebben die een duurzame schuldenvrije toekomst in de weg staan. Schuldeisers krijgen bij de uitvoering van een wettelijke schuldsanering in principe een lager bedrag uitgekeerd dan bij een minnelijke schuldregeling. Zo werkt de Wsnp als juridische stok achter de deur. De lagere opbrengsten van een wettelijke schuldsanering prikkelen schuldeisers om akkoord te gaan met het minnelijke voorstel. Bij de uitvoering van het beleid schuldhulpverlening richten wij ons (volgens de wet) op alle ingezetenen (natuurlijke personen) die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij onze gemeente staan ingeschreven. Ondernemers verwijzen wij door naar het Bureau Zelfstandigen Fryslân in Leeuwarden. Aanvullend hierop kunnen kleine zelfstandigen sinds een wijziging van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 per 1 april 2011 aanspraak maken op kwijtschelding van de lokale belastingen. Niet iedereen kan geholpen worden Niet alle schuldenaren zijn hetzelfde en ook de soort schulden zijn niet eenduidig. Aansluitend op de indeling van de doelgroepen zoals deze in de expertmeeting is besproken, kiezen wij voor een indeling die tegelijkertijd ook richting geeft aan welke klanten we wel kunnen helpen met schuldhulpverlening en welke klanten geen baat hebben met schuldhulpverlening. Wij gaan daarbij twee, elkaar ondersteunende, toetsingskaders hanteren. Het eerste kader dat wij willen gaan hanteren is ontwikkeld in de gemeente Tilburg en zal in navolging door verschillende andere gemeenten, waaronder Leeuwarden, toegepast worden.
18
Twee vragen staan daarin centraal namelijk: a. Is de schuldenaar regelbaar? b. Is de schuldsituatie regelbaar? Het kader kent de volgende vier scenario‟s: Regelbare schuldenaar Regelbaar Schuldsituatie is op te schuldenpakket lossen met een schuldhulpverlening Onregelbaar schuldenpakket
Schuldhulpsituatie is alleen te stabiliseren
Onregelbare schuldenaar Mogelijkheden hangen af van individueel dossier: soms stabiliseren, soms geen oplossing Gemeente kan niets of nauwelijks iets doen
Deze indeling geeft ook richting aan de soort instrumenten die ingezet kunnen worden: 1. Een regelbare schuldenaar met regelbare schulden hoort thuis bij schuldhulpverlening. De schuldenaar houdt zich (met hulp) aan afspraken en is gemotiveerd. Schulden die niet voor een schuldenregeling in aanmerking komen of waarbij nog jarenlang durende juridische procedures spelen ontbreken hier. 2. Een regelbare schuldenaar met onregelbare schulden, denk aan CIB-schulden, stabiliseren we bij schuldhulpverlening. 3. Onregelbare schuldenaren met regelbare schulden horen alleen voor de tweede fase bij schuldhulpverlening. 4. Onregelbare schuldenaren met onregelbare schulden horen bij de verslavingszorg of GGZ thuis. ad 1. Regelbare schuldenaren zijn: - Klanten waarmee je afspraken kunt maken, overleg en uitleg horen daarbij. De schulden staan niet ter discussie. De klant is te inspireren naar uitbreiding van het inkomen via werk en/of het beperken van uitgaven. ad. 2. Regelbare schulden zijn: - Schulden die niet worden betwist door de schuldenaar, bijvoorbeeld schulden die niet vallen onder recente (belasting-, of uitkerings-)fraude en recent afgesloten kredieten. ad. 3. Onregelbare schuldenaren zijn: - Klanten die doorgaan met schulden maken - Klanten die onder invloed zijn of afhankelijk zijn van middelen, waardoor het budget onbeheersbaar is/blijft - Klanten die zelf totaal geen inzet laten zien, tegenwerken, in de weerstand blijven ondanks gesprek hierover. - Klanten die een laag IQ hebben of grote psychische of cognitieve beperkingen hebben, waardoor zij geen verantwoorde besluiten kunnen nemen. ad.4. Onregelbare schulden zijn: - Schulden als niet saneerbare CJIB boetes, fraudevorderingen, of schulden die blijven toenemen bijvoorbeeld door een verslaving. Voor een „regelbare klant‟ met „ onregelbare schulden‟, kun je wel zorg dragen door veiligheid te bieden binnen de beslagvrije voet, door in te zetten op betaling van de basisvoorzieningen, door het informeren van schuldeisers dat er beslag ligt, waar zij zich bij kunnen aansluiten. Een aanvulling op het bovenstaande kader wordt geboden door het onderzoek naar Klantprofielen van Regioplan van juni 20111 dat in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd. Het onderzoek verschaft inzicht in profielen van schuldenaren die een beroep doen op schuldhulpverlening. Daarbij is in het bijzonder gekeken naar de variabelen die bepalen wat in een individuele situatie het hoogst haalbare resultaat is.
19
Onder hoogst haalbare resultaat wordt verstaan de mate waarin de schuldsituatie door tussenkomst van een schuldhulpverlenende organisatie duurzaam kan worden opgelost. Of in andere woorden: de mate waarin een schuldenaar weer helemaal schuldenvrij wordt en blijft. Daarbij wordt de volgende toename van resultaat gehanteerd: • Minimaal: interventies zoals het voorkomen van een huisuitzetting of afsluiting. • Midden: voorkomen van (verdere) escalatie en/of het creëren van duurzame stabiliteit terwijl de schulden blijven bestaan. • Maximaal: de situatie dat de schuldenaar weer schuldenvrij wordt en blijft = het hoogst haalbare. Bij de uitwerking van het onderzoek is het uitgangspunt gehanteerd dat het gedrag van een schuldenaar een belangrijke factor is in het ontstaan van een schuldsituatie en daarmee betrokken moet worden bij het zoeken naar oplossingen voor de schuldsituatie. Het belangrijkste kenmerk van effectieve en efficiënte schuldhulpverlening is dat de gemeente met de minimale inspanning een voor de schuldenaar maximaal resultaat behaalt. Een goed beeld van de situatie is dan onontbeerlijk. Concreet betekent dit dat zo snel mogelijk drie vragen beantwoord moeten worden. Dit zijn: - Wat is de aard van het schuldenpakket? - Hoe gemotiveerd is de schuldenaar? - Over welke vaardigheden beschikt de schuldenaar? Er zijn profielen opgesteld waarbij is gekeken naar de motivatie en de vaardigheden van schuldenaren. Deze zijn in de bijlagen opgenomen. Hieronder ter illustratie enkele voorbeelden die in het rapport Klantprofielen zijn opgenomen. 1.Sharon (28), alleenstaand,Bijstandsuitkering, € 25.000 schuld Motivatie Het is de schuld van de bank, de sociale dienst en de witgoedhandel dat ze zo diep in de schulden zit. Zij gaven haar alle ruimte en nu „piepen‟ ze dat ze het niet kan terug betalen. Ze moeten niet denken dat ze haar auto weg doet omdat zij een inschattingsfout maakten. Vaardigheden Ze weet wel dat je bepaalde bedragen elke maand betaalt en andere elk kwartaal of elk jaar. Maar welke je per maand betaalt en welke minder vaak, dat weet ze eigenlijk niet precies. Ze vergelijkt nooit prijzen en heeft in het dagelijks leven snel ruzie
2. Gijs (31), samenwonend,€ 3.000 bruto per maand, € 48.000 schuld Motivatie Het leek zo‟n mooi plan. Met twee schoolvrienden een bedrijfje beginnen. Inmiddels is het bedrijf failliet en hebben ze ruzie met elkaar. Gijs wil er alles aan doen om uit de schulden te komen. Hij schaamt zich dat het zo ver heeft kunnen komen en lost met horten en stoten elke euro af die hij kan uitsparen. Vaardigheden Bijna alle schulden zijn zakelijke schulden. De vrienden hebben te veel risico‟s genomen. Op een studieschuld en een maand huurachterstand na hebben alle schulden een link met het bedrijf. De huurachterstand ontstond toen hij helemaal geen reserves meer had en geen inkomen. Hij kan prima zijn administratie doen, hij heeft zakelijk gewoon een aantal inschattingsfouten gemaakt.
De verhalen van Sharon en Gijs laten duidelijk zien hoe verschillend mensen kunnen zijn in zowel hun motivatie als in hun vaardigheden. Er zijn ook mensen die zoals Gijs fouten maken met een bedrijfje maken, maar daarnaast thuis niet in staat zijn om hun financiën bij te houden. Bijvoorbeeld omdat ze net als Sharon geen idee hebben welke lasten je per maand
20
betaalt en wat je per jaar betaalt. Het omgekeerde komt ook voor. Mensen die net als Sharon iedereen behalve zichzelf aanwijzen als veroorzaker van hun financiële ellende, maar tegelijkertijd precies weten hoe ze er voor staan en welke mogelijkheden er zijn. Ze maken gebruik van huur- en zorgtoeslag en alle andere voorzieningen. Hun schuldsituatie is niet veroorzaakt door een combinatie van slachtofferschap en onkunde zoals bij Sharon, maar door een onverantwoordelijke en calculerende opstelling. Aan de hand van de inmiddels landelijk erkende profielen kunnen producten effectief ingezet worden. Hieruit is af te leiden welke instrumenten ingezet kunnen worden om de zelfredzaamheid te vergroten. Ook kan een inschatting gemaakt worden van de motivatie die noodzakelijk is om de hoogste mate van zelfredzaamheid te bereiken. Dit leidt tot het volgende overzicht van de combinatie die mogelijk zijn in individuele dossiers op de motivatie en vaardigheden en de trajecten die daarbij passen.
Motivatie
Vaardigheden Financieel vaardig
Traject Direct schuldregelen
Gemotiveerde schuldenaar
Onvoldoende financieel vaardig, wel leerbaar
Leertraject en stabiliseren daarna maximaal haalbare
Onvoldoende financieel vaardig, niet leerbaar
Opstart beschermingsbewind of beheer, daarna maximaal haalbare
Financieel vaardig
Motiveren, daarna schuldregelen
Onvoldoende financieel vaardig, wel leerbaar
Combinatie van motiveren en leren, daarna maximale eventueel schuldregelen
Onvoldoende gemotiveerd, maar door juiste inzet wel gemotiveerd te krijgen
Onvoldoende gemotiveerd, geen reden om te veronderstellen dat inzet op motivatie leidt tot voldoende verschil
Onvoldoende financieel vaardig, niet leerbaar Financieel vaardig Onvoldoende financieel vaardig, wel leerbaar
Opstart bescherming of beheer, daarna maximaal haalbare Als er om goede redenen verwacht mag/kan worden dat schuldenaar niet te motiveren is, wordt schuldhulp beëindigd.
Onvoldoende financieel vaardig, niet leerbaar
Door te werken met het kader en de klantprofielen steken we geen energie in dossiers waarvan op voorhand duidelijk is dat de schuldenaar niet of onvoldoende te helpen is. He ministerie van SoZaWe heeft inmiddels de opdracht verstrekt om een concreet screeningsen diagnose –instrument te ontwikkelen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat in de nabije toekomst niet langer tijd en energie wordt gestoken in klanten die elders effectief geholpen kunnen worden. We gaan onderzoeken of dit instrument ingezet kan worden binnen de nieuwe werkwijze van WIMO die voortvloeit uit de Wet werken naar vermogen. Zo zet de gemeente schuldhulpverlening doordacht in, waardoor de uitgaven beperkt worden. Het hierboven genoemde instrument komt naar verwacht eind dit jaar beschikbaar. Bijzondere positie voor gezinnen met minderjarige kinderen In de wet gemeentelijke schuldhulpverlening is opgenomen dat in dit beleidsplan wordt aangegeven hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met minderjarige kinderen wordt vormgegeven.
21
Wij willen voorkomen dat minderjarige kinderen de dupe worden voor de schulden die door hun ouders, onder welke omstandigheden ook, zijn gemaakt. Daarom willen we inzetten op een aantal maatregelen voor deze gezinnen. Het gaat daarbij om: 1. Vroegsignalering door organisaties die contact hebben met de gezinnen. Daarbij denken we expliciet aan de basispartners van het CJG Heerenveen maar ook aan de woningcorporaties. 2. Integrale aanpak door middel van het inzetten van een klein multidisciplinair team dat een integrale intake verzorgt en dat betrokken blijft bij het vervolg. We denken daarbij aan een driemanschap van klantmanager, gezinscoach en schuldhulpverlener. De integrale aanpak moet leiden tot 1 gezin, 1 plan, 1 aanpak. 3. Het aanvragen van een moratorium zodat een time-out wordt bewerkstelligd die gebruikt kan worden om de situatie te inventariseren en te stabiliseren. 4. Het inzetten van het sociaal team bij meervoudige problematiek, waarbij een uiterste inzet moet worden geleverd om escalatie te voorkomen zoals bijv. een huisuitzetting. Beleidsuitgangspunt 2: Heerenveen biedt schuldhulpverlening selectief aan. Het kader en de klantprofielen vormen de basis. Gezinnen met minderjarige kinderen vormen hierop een uitzondering. 4.4.
Interventies en aanpak
De schuldhulpverlening wordt geconcentreerd op gemotiveerde en te motiveren schuldenaren met hanteerbare schulden en op het voorkomen van schulden. Wij zijn ervan overtuigd dat alleen een integrale aanpak van deze schuldhulpverlening effectief is. 4.4.1 De integrale aanpak op cliëntniveau Het is van belang om een integrale aanpak op cliëntniveau vorm en inhoud te geven. Dat doen wij door in te zetten op de regierol van de gemeente, een degelijke integrale samenwerking van de ketenpartners en het bieden van maatwerk. Hieronder worden deze drie elementen nader toegelicht. A. De gemeente als regisseur De kanteling van de Wmo sluit aan bij de nieuwe uitvoering van de schuldhulpverlening. Dat betekent dat bij alle klantcontacten vroegtijdig wordt nagegaan of er sprake is van een schuldsituatie die al of niet zelf opgelost kan worden. Door een integrale intake aan de poort wordt de toegang tot de schuldhulpverlening beheersbaar. Wanneer bij de intake blijkt dat schuldhulpverlening nodig is zal als onderdeel van de intake het huisbezoek selectief worden ingezet. Cruciaal bij de schuldhulpverlening is om een goede analyse te doen van: a. De oorzaken van de schulden. In de literatuur worden grofweg vier oorzaken van schulden aangegeven. Dit kunnen zijn: Aanpassingsschulden waarin het mensen die plotseling moeten rondkomen van een lager inkomen niet lukt om de uitgaven aan te passen. Overlevingsschulden. Het inkomen is (lange tijd) zo laag dat het inkomen niet voldoende is om alle noodzakelijke uitgaven te financieren. Overbestedingschulden. In principe heeft een huishouden voldoende inkomen maar consumeert het zoveel dat het inkomen niet toereikend is. Compensatieschulden komen voor om bijvoorbeeld gevoelens van tekort schieten ten opzichte van de kinderen te compenseren. b. Andere omstandigheden in de verschillende leefdomeinen. Bij de intake wordt ook gekeken of er mogelijk nog problemen zijn (wonen, werken, opvoeding, vrije tijd) om zodoende een kwalitatief beter beeld te krijgen van de situatie waarin de schuldenaar zit. De inzet van de instrumenten wordt beoordeeld op effectiviteit en kosten. Budgetbeheer zal minder ingezet worden. Hiervoor komt budgetbegeleiding in de plaats. Bekeken zal worden
22
welke mogelijkheden er zijn voor een eigen bijdrage. Ook wordt nader onderzocht of vrijwilligers en het sociale netwerk van de schuldenaar een grotere rol kunnen vervullen. Beleidsuitgangspunt 3: De inzet van de instrumenten wordt vernieuwd: > minder budgetbeheer > meer budgetbegeleiding > waar mogelijk wordt een eigen bijdrage gevraagd > waar mogelijk meer met gerichte ondersteuning van vrijwilligers/sociaal netwerk De regierol van de gemeente betekent dat de gemeente de volgende activiteiten rondom schuldhulpverlening aanstuurt: Preventie, voorlichting en nazorg; Aanmelding, wachttijd, intake en het klantmanagement Uitbesteding en regievoeren op de delen van de schuldhulpverlening en andere ketenpartners. Wat de wachttijd betreft wordt in de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de gemeente verplicht de wachttijd tussen aanvraag en het eerste gesprek vast te leggen in het beleidsplan. De wet stelt hiervoor een uiterst termijn van vier weken. Als er sprake is van een bedreigende situatie moet binnen drie werkdagen een eerste gesprek plaatsvinden om de hulpvraag vast te stellen. Los van de nieuwe wetgeving vinden wij dat lange wachttijden en doorlooptijden een negatief effect hebben op de motivatie van schuldenaren. Wij willen hierop sturen. Uit de praktijk blijkt dat wij een wachttijd van twee weken kunnen waarmaken. In geval van urgente schuldsituaties waarin een acute crisis dreigt gaan wij ervan uit dat na melding het nemen van directe actie het beste is maar streven naar een maximum wachttijd van 24 uur. Beleidsuitgangspunt 4: De wachttijd bij een standaard schuldsituatie is twee weken. De wachttijd in acute situaties is zo kort mogelijk maar maximaal 24 uur. B. Integrale samenwerking gemeente en ketenpartners Bij een integrale aanpak zijn meerdere disciplines betrokken en wordt gestreefd naar integratie en afstemming van de aanwezige deskundigheid. Het gaat om een gezamenlijke doelstelling van de ketenpartners. In de tweede expertmeeting is expliciet door alle aanwezige organisaties aangegeven dat zij hieraan mee willen werken. Een vaste contactpersoon vanuit de gemeente is het aanspreekpunt voor de klant gedurende het schuldhulpverleningstraject. Deze contactpersoon voert de regie over de uitvoering van het individuele trajectplan. Waar een multi-problem situatie aan de orde is, wordt het protocol van het Sociaal team gevolgd. Het Sociaal team bestaat uit een netwerk van de belangrijkste disciplines die ook bij schulden elkaar treft. De gemeente ziet toe op de doorlooptijden bij de financieel-technische aanpak en bewaakt de inzet van de verschillende instrumenten van de professionele en vrijwillige ketenpartners. De samenwerkende partners moeten deze regie accepteren. Binnen het Sociaal team wordt zorg gedragen voor sluitende en integrale werkprocessen. Alle partners worden gevraagd om over hun eigen grenzen heen te durven en willen kijken en handelen. Beleidsuitgangspunt 5: - De gemeente voert de regie op de schuldhulpverlening - De ketenpartners werken samen op basis van een gemeenschappelijke doelstelling. Deze doelstelling wordt vastgelegd in een protocol waar iedere organisatie zich aan committeert.
23
C. Maatwerk: de klant centraal binnen de gestelde kaders Schuldhulpverlening is maatwerk, de gemeente biedt ondersteuning. Dit betekent dat mensen krijgen wat nodig is op basis van de individuele problematiek en/ of gericht op de doelgroep. Schuldhulpverlening begint, zoals eerder aangegeven, met een goede analyse van het probleem. Daarna volgt een passende vorm van hulp- en dienstverlening. Ook later in het traject wordt bewaakt of de juiste hulp geboden wordt. Wij gaan uit van de eigen verantwoordelijkheid van de klant. Sturen op gedrag en op het ontwikkelen van vaardigheden zijn belangrijk in onze schuldhulpverlening. Om ervoor te zorgen dat de klant zelf in beweging komt is het niet goed om bij voorbaat de schulden weg te halen bij de klant. In de regel zal de boodschap bij de intake voor schuldhulpverlening zijn: a. Zorg dat je méér inkomsten krijgt; b. Zorg dat je minder uitgeeft. Om de schuldenaar en schuldeisers te blijven motiveren om mee te doen aan de vaak intensieve trajecten, is het van groot belang dat zij beiden weten waar ze aan toe zijn. Ze moeten weten waar ze wel en waar ze niet op kunnen rekenen. Daar hoort bij dat de klant weet wat de doorlooptijden zijn. Hier kan een versnelling in plaatsvinden door al in en vroeg stadium een inschatting te maken van de aflossingscapaciteit . Hier hoort vanzelfsprekend een goede afstemming met de andere hulpverleners en ketenpartners bij. Het managen van de schuldhulpverlening is een apart product en is een gemeentelijke taak. Door de aanbodgerichte aanpak in te wisselen voor de vraaggerichte aanpak boeken we verschillende resultaten: - We starten geen schuldhulpverlening meer waarvan wij op voorhand kunnen inschatten dat deze niet succesvol afgerond kunnen worden. Stabilisering van de schulden is dan voldoende. Dit leidt tot een kostenbesparing die we onder meer kunnen inzetten om de autonome groei van het aantal schuldenaren op te vangen. - We vragen schuldenaren niet meer om handelingen te verrichten of zich in een traject te voegen dat niet past. We bieden maatwerk. Hierdoor brengen we de uitval in de schuldhulpverlening flink terug en voorkomen we dat schuldenaren door het herhaaldelijk falen van hulpverleningstrajecten het vertrouwen in de schuld- en andere hulpverlening verliezen. - Hulporganisaties worden ingezet om de oorzaken van problematische schulden aan te pakken en de schuldhulpverlening sluit hierop aan door de schulden hanteerbaar te maken. - Integrale aanpak op klantniveau en samenwerking ketenpartners. Beleidsuitgangspunt 6. Aanbieden van maatwerk. Binnen de gestelde kaders staat de klant centraal. 4.4.2. Preventie en nazorg Preventie is hét belangrijkste onderdeel van de integrale schuldhulpverlening. Voordat schuldhulpverlening aan de orde is, moet worden voorkomen dat inwoners risicovolle schulden maken. Bij preventie en nazorg gaat het om: 1. Het voorkomen dat inwoners schulden maken en door (te leren) bewust om te gaan met financiële verplichtingen Belangrijke doelgroepen bij de preventieactiviteiten zijn: jongeren, vluchtelingen, mensen met een verstandelijke beperking, mensen die plotseling werkloos worden. Voorbeelden zijn: - VluchtelingenWerk Noord Nederland is in Heerenveen in 2010 gestart met een trainingsprogramma voor vrijwilligers en de opzet van een ketenaanpak „Preventie schuldhulpverlening vluchtelingen‟. - De Omtinker is laagdrempelig en heeft via het spreekuur of huisbezoek een belangrijke rol inwoners in een vroegtijdig stadium te ondersteunen bij het in kaart brengen van de
24
-
-
financiële situatie en toe te leiden naar de schuldhulpverlening. Jongeren zijn een belangrijke risicogroep. Via de scholen, jongerenpunt en Caleidoscoop moeten zij benaderd worden met lessen via bijv. de Peergroup methodiek van het CNV of het programma “Jouw schuld is jouw schuld” van de gemeente Groningen. Budgetbegeleiding: Die inwoners die uit het verleden hebben bewezen niet bekwaam te zijn om hun eigen financiële zaken te beheren worden hierin begeleid door bijvoorbeeld een team “huisadministratie”. Uit de praktijk blijkt dat budgetbegeleiding een goedkoper en effectiever aanbod is dan budgetbeheer.
Er zijn preventieprogramma‟s beschikbaar die goed werken. Waar een aanvulling nodig is, willen wij die ontwikkelen in samenspraak met de ketenpartners zoals bijvoorbeeld Stichting MEE, Aanzet, Humanitas, Barones, Omtinker, scholen e.d. Nog dit jaar vindt in samenspraak met de regiegroep armoedebeleid de uitwerking van een buddyproject plaats. Geschoolde vrijwilligers (uit de wijken en de dorpen) kunnen na een te volgen scholing de Omtinker(s) ondersteunen op het gebied van schuldhulpverlening. 2. Vroegtijdig onderkennen, opsporen en oplossen van schulden Het belang van vroegtijdige signalering en onderkenning spreekt voor zich. Dit willen we bereiken door mensen te wijzen op ondersteunende regelingen en organisaties die er zijn. Schuldenaren die hulp nodig hebben, weten dat de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt. Wij zorgen voor een laagdrempelig maatwerk aanbod. Drempelverlaging wordt gerealiseerd door: - Duidelijke aanvraagformulieren; - Wachttijd van maximaal 2 weken bij normale schulden, bij acute schulden maximaal 24 uur; - Goede bereikbaarheid; gemeentelijk coördinatiepunt; - Een integrale intake die aansluit bij de integrale cliëntondersteuning van de Wmo. Ook willen wij afspraken maken met de woningcorporaties en energiemaatschappijen over doorverwijzing. Onze koers in deze is dat woningcorporaties en energiebedrijven een zorgvuldig debiteurenbeleid voeren. Dit moet gericht zijn op een korte doorlooptijd van een incassotraject. De afspraak is nu dat huurachterstanden van meer dan drie maanden worden gemeld aan het Sociaal Team. Voor jongeren zou dit eigenlijk eerder moeten, namelijk na twee maanden. Hoe sneller de druk op een schuldenaar wordt opgevoerd, des te groter de kans is dat iemand in staat is de achterstanden weg te werken of een passende betalingsregeling te treffen. Concreet betekent dit dat de afspraken die er nu liggen worden herijkt en war nodig vernieuwd. 3. Nazorg: Nazorg dient om te voorkomen dat schuldenaren terugvallen in het maken van nieuwe schulden. Het nut en de noodzaak is onder andere afhankelijk van de al of niet bekwaamheid van de persoon of is gericht op het gedrag waardoor iemand opnieuw schulden maakt. Onderzocht zal worden of het hiervoor genoemde buddyproject hieraan een bijdrage kan leveren. 4.5.
Resultaten
Aan de hand van meetbare resultaatgerichte doelstellingen kunnen wij sturen op de uitvoering, op de effectiviteit van de inspanningen en op de financiële middelen die beperkt zijn. Samenvattend kunnen we stellen dat we met het nieuwe beleid rondom schuldhulpverlening willen bereiken dat: * Een beperktere groep behoefte heeft aan schuldhulpverlening; * In de intake de situatie van de schuldenaar centraal staat; * De oplossing aansluit op de belangen van zowel de schuldenaar als de schuldeiser; * Tijdens de uitvoering de schuldenaren gemotiveerd blijven; * Dankzij actieve nazorg schuldenaren niet terugvallen in nieuwe schulden.
25
Voor 2014 formuleren we de volgende outputdoelstellingen: - Er is een integraal hulpaanbod beschikbaar voor inwoners van Heerenveen die schuldhulpverlening nodig hebben. Daarbij is sprake van een heldere en versterkte samenwerking met ketenpartners. De eigen uitvoeringsorganisatie Wimo voert de regie over de klant en de keten. 4.6.
De effectiviteit van de schuldhulpverlening tussen intake en op te starten uitvoeringen zijn verhoogd. De wachtlijst tussen de aanmelding en intake is maximaal twee weken. In het minnelijke traject is de termijn tussen de aanmelding voor een schuldregeling en het aanbieden van een voorstel aan de schuldeisers maximaal 120 dagen. Een substantieel deel van de inwoners van Heerenveen kent het aanbod van schuldhulp. De kwaliteit van de schuldhulpverlening is geborgd door middel van een goed kwaliteitsmanagement-systeem. Hoe meten we de resultaten?
De grootte van de instroom en de uitstroom in de schuldhulpverlening, de soort schuldenaren en de uitval zijn belangrijke gegevens over het volume en over de mate waarin hulp is verleend. Maar het geeft geen informatie over de effecten, de prestaties van de schuldhulpverlening. Een instrument dat hieraan kan voldoen is een ladder en daaraan gekoppelde instrumenten: Treden 7. Zelfredzaam 6. Beheersbare financiële situatie 5. Stabiliteit 4. Inzicht 3. Overzicht 2. Basis veilig 1. Hulpvraag helder Wij willen onderzoeken of wij deze ladder samen met andere gemeenten kunnen ontwikkelen. 4.7.
De organisatie van het aanbod
Bij de schuldhulpverlening zijn meerdere disciplines betrokken. Kenmerkend bij de schuldhulpverlening is dat naast de financieel technische en curatieve kant van de schuldhulpverlening, de andere kant zich meer moet richten op gedragsverandering via begeleiding of ondersteuning. Het uitgangspunt voor de organisatie van schuldhulpverlening is dat iedereen doet waar hij goed in is. De gemeente gaat meer regie voeren op de klant en op de keten. Dat betekent niet dat de gemeente alles zelf gaat uitvoeren. Delen van de schuldhulpverlening worden uitbesteed. Wel gaan wij ons méér en méér toeleggen op een goede integrale intake, het in eerste instantie op orde (laten brengen) brengen van het dossier waardoor vertraging en voortijdig uitval wordt voorkomen. Ook zal er meer betrokkenheid zijn bij het opstellen van het hulpverleningsplan. We gaan nieuwe afspraken maken met ketenpartners en schuldeisers, zoals, het algemeen maatschappelijk werk, de Omtinker, de gezinscoaches en woningcorporaties en leveren een actieve bijdrage in een innovatieve aanpak. Met de partners in het Sociaal team, en de WMO worden afspraken gemaakt zodat het signaleren van schulden en de schuldhulpverlening integraal onderdeel uitmaakt van de dienstverlening in de keten. Tot slot maken wij met vrijwilligersinstellingen, vertegenwoordigd in de regiegroep armoedebeleid nieuwe afspraken zodat professionele en vrijwilligersinstellingen elkaar kunnen versterken.
26
4.8.
Financiën
De schuldhulpverlening werd tot en met 2011 uit verschillende middelen gefinancierd: a. Gemeentefonds b. Specifieke uitkeringen c. Participatiebudget Vanaf 2010 is de financiële situatie gewijzigd. Door de economische recessie is het aantal Wwb-ers gestegen en wordt er een groter beslag gelegd op het Participatiebudget. Voor de toename van het aantal schuldhulpvragen zijn extra financiële middelen nodig. Vanaf 2012 wordt de gemeente gekort op het Participatiebudget. Ook de incidentele rijksgelden vervallen. De staatssecretaris is tevens van mening dat door een selectieve en gerichte schuldhulpverlening door gemeenten landelijk € 20 miljoen bespaard kan worden. Dit wordt vertaald naar een structurele uitname van € 20 miljoen uit het Gemeentefonds vanaf 2012. Om vanaf 2011 tot minder uitgaven te komen is vanaf januari 2011 al een eerste maatregel doorgevoerd. Zo is „de knip‟ tussen de diensten van de Plangroep en de Kredietbank gehaald. Concreet betekent dit dat de Kredietbank geen nieuwe nieuwe cliënten krijgt doorgestuurd. Het jaar 2012 is een overgangsjaar waarin de maatregelen en diensten worden voorbereid op het nieuwe beleid. Wij hebben als doel gesteld om een effectief en betaalbaar aanbod van schuldhulpverlening te realiseren. Het financiële uitgangspunt is dat het aanbod bekostigd kan worden binnen de begroting, aangevuld met een (klein) deel uit bijvoorbeeld het Participatiebudget. De nieuwe maatregelen die ervoor moeten zorgen dat er minder een beroep wordt gedaan op schuldhulpverlening zijn in de vorige paragrafen benoemd. Samengevat gaat het om méér doen met minder middelen. Als realistisch uitgangspunt nemen we het volume van aanvragers van 2011 en passen hierop de uitgaven aan. 4.9.
De uitvoerbaarheid
Als de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ingevoerd wordt en dat is naar verwachting per 1 juli 2012, is dat een taakverzwaring voor de gemeente ten opzichte van de huidige situatie. Het omvat immers extra eisen voor de gemeente zoals het inzetten op de regierol, preventie, nazorg en een integrale aanpak. Om de gemeentelijke regie op de schuldhulpverlening vorm te geven is extra kennis en kunde nodig. De overgang naar de nieuwe aanpak zal geleidelijk gaan. Hierin gaan we investeren. We willen het jaar 2012 o.a. gebruiken om een bestandsanalyse te laten maken aan de hand van de genoemde klantprofielen. In dat jaar gaan wij eveneens nader bekijken welke onderdelen van de schuldhulpverlening wij (op termijn) zelf willen gaan uitvoeren en welke trajecten wij door externe partijen willen laten uitvoeren. In het tweede halfjaar 2012 informeren wij de externe organisaties die betrokken zijn geweest bij de expertmeetings in 2010 over het beoogde vervolgtraject.
27
5.
Actiepunten
Tot slot volgen hieronder de actiepunten die voortvloeien uit het beleidsplan. A. Inwoners - Inwoners van Heerenveen worden gewezen op ondersteunende maatregelen. - Inwoners van Heerenveen worden via verschillende communicatiekanalen geïnformeerd over het nieuwe beleid. B. Met betrekking tot de gemeentelijke organisatie: - De interne/ externe werkprocessen worden ingericht en “Kanteling-proof”gemaakt waarbij specifieke aandacht voor de integrale intake en goede analyse van de problematiek - Bepalen welke taken door de eigen organisatie kunnen worden uitgevoerd en welke worden uitbesteed. - Integrale (kwalitatieve) intake om tot een passend aanbod te komen; - De regie op de klant en op de ketenpartners duidelijker zichtbaar maken; - Snelheid in de eerste fase van schuldhulpverlening. Dit verhoogt de effectiviteit van de schuldhulpverlening; - Een goede nazorg waardoor een terugval tijdig wordt gesignaleerd; - Monitoren van de resultaten voor een betere sturing op de schuldhulpverlening - Onderzocht wordt hoe jongeren het beste bereikt en geholpen kunnen worden en of hiervoor een aparte aanpak nodig is. C. Met de ketenpartners en andere gemeenten - Met het Sociaal team en de ketenpartners worden samenwerkingsafspraken gemaakt over de schuldhulpverlening. Het protocol van het Sociaal team wordt hierop waar nodig aangepast. - Met gesubsidieerde instellingen worden prestatieafspraken gemaakt, in het verlengde van de beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF) . - Met vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties wordt afstemming van taken gestimuleerd en de rol van de vrijwilligers(organisaties) wordt verstevigd waarbij werken op basis van gelijkwaardigheid het uitgangspunt wordt. - Méér gebruik maken van het werk van vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers opleiden. - Met de ketenpartners onderzoeken welke preventieprogramma‟s beschikbaar zijn en ingezet kunnen worden. - Preventie en „vroegsignalering‟ organiseren zodat de instroom in de schuldhulpverlening wordt ingeperkt; - De afspraken met woningcorporaties, energiemaatschappijen en zorgverzekeringen over signalering en tijdige incasso herijken en waar nodig aanpassen - Het in samenwerking met andere gemeenten ontwikkelen van een ladder D. Aanbieders In het te verlengen contract per 1 januari 2012 is aandacht voor de volgende aspecten: - Alle schuldenaren worden op een snelle en kwalitatief goede manier geholpen. Hierbij horen certificering van de aanbieder, gestandaardiseerd maatwerk en afspraken over rapportages, de doorlooptijd en het eindresultaat. - De dienstverlening wijzigt van aanbodgericht naar vraaggericht. - De dienstverlening wordt volgens gestandaardiseerde werkprocessen georganiseerd. - Het beëindigen van de dienstverlening van de Kredietbank. - Het kader en de nieuwe doelgroepindeling wordt gehanteerd. De daarbij te formuleren succesvolle producten, diensten en (maximale) doorlooptijden worden daar aan gekoppeld. - Vormgeving van een laagdrempelig maatwerk aanbod - Het maken van goede afspraken over voortgangsrapportages zodat ook de effectiviteit van schuldhulpverlening gemeten kan worden.
28
Bijlage 1. Geraadpleegde vakliteratuur: – Jaarverslag NVVK, maart 2010 – “Wachttijden voor schuldhulpverlening bij gemeenten, Panteia, 25 maart 2010 – Schulden de gemeente helpt!, Hiemstra en de Vries, juli 2008 (in opdracht van het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid); – Scan schuldhulpverlening, Stichting Stimulansz, maart 2010; – Sociaal bestek, april 2010 – Jaarverslagen Gemeentelijke kredietbank en Kredietbank Nederland – Schuldhulpverlening: strategische keuzes voor gemeenten: Divosa september 2010; – Collegeprogramma 2010-2014, april 2010; – Uitvoeringsplan „Werk, participatie en re-integratie 2008-2012 – Klantprofielen van Regioplan juni 2011, onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid - De tekst van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
29
Bijlage 2. Definities Deze bijlage bevat de definities van termen die we gebruiken. Waar mogelijk hanteren we definities die de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) gebruikt bij de conceptnormen voor de certificering (bron: NEN-norm 8048). Term
definitie
aflossingscapaciteit
alle inkomsten boven het vastgestelde vrij te laten bedrag die de schuldenaar moet afdragen voor de aflossing van de schulden
afstemming
het uitwisselen van informatie over de voortgang van de hulpverlening in verschillende trajecten zodat alle betrokken hulpverleners weten wat er met een schuldenaar gebeurt
betalingsregeling
bij overeenkomst tussen schuldenaar en crediteuren vastgelegde regeling, waarin wordt bepaald dat de vastgestelde vordering(en) van de crediteur wordt (worden) terugbetaald in een vooraf vastgesteld aantal termijnen
bemoeizorg
hulpverleners richten zich voornamelijk op de zogenaamde zorgmijders, mensen die in behoeftige of anderszins verkommerde omstandigheden leven maar de stap naar de reguliere hulpverlening (nog) niet kunnen of willen maken. Bemoeizorg is een onderdeel van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). De uitvoering ligt doorgaans bij een GGD- en/of GGZ-instelling
budgetbeheer
geheel van activiteiten in het kader van het beheren van de inkomsten van de schuldenaar en het overeenkomstig het vastgestelde budgetplan verrichten van betalingen
casuïstiek overleg
alle hulpverleners die bij een schuldenaar betrokken zijn, stemmen hun werkzaamheden met elkaar af en maken inhoudelijke afspraken wie wat doet op welk moment
herfinanciering
aflossen van de totale schuldenlast door middel van het afsluiten van een of meer kredietovereenkomsten
moratorium
tijdelijke opschorting dan wel tijdelijke inperking van het verhaal- of beslagrecht. In het geval van de schuldhulpverlening een door de rechter opgelegde periode waarin bepaalde crediteuren geen invorderingsmaatregelen mogen nemen
nazorg
activiteiten gericht op het voorkomen van recidive
regeling
overeenkomst tussen schuldenaar en crediteuren die ertoe leidt dat de schuldenaar zijn schuldsituatie oplost (door middel van een betalingsregeling, herfinanciering, schuldsanering of schuldbemiddeling
regie
een klantmanager of persoon met een vergelijkbare rol stuurt de hulpverlening die verschillende partijen verlenen inhoudelijk aan zodat de hulp op elkaar is afgestemd
schuldbemiddeling
overeenkomst tussen schuldenaar en crediteuren waarin wordt afgesproken dat de totale schuldenlast gedeeltelijk wordt terugbetaald in termijnen naar draagkracht tegen finale kwijting
schuldhulpverlening
het bieden van diensten en voorzieningen met als doel oplossingen aan te bieden om schuldsituaties op te lossen
30
Term
definitie
schuldsanering
afkopen van de totale schuldenlast tegen finale kwijting, op basis van betaling van een percentage van de totale schuldenlast door middel van het afsluiten van een kredietovereenkomst
schuldregeling
schuldsanering of schuldbemiddeling die leidt tot een schuldenvrije situatie
stabilisatie
In evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van een schuldenaar
Vrij te laten bedrag
Bedrag dat de schuldenaar tijdens een regeling maandelijks krijgt om in het levensonderhoud te voorzien
Wachttijd
De periode tussen het moment waarop de cliënt is aangemeld én geregistreerd wordt en het eerste intakegesprek met de schuldhulpverlener
Tabel 1 definities van termen die we gebruiken
31
Bijlage 3. Vormen van schuldhulpverlening Minnelijke schuldhulpverlening Een schuldenprobleem kan op een aantal manieren succesvol opgelost worden. De inzet is om door middel van een advies, herfinanciering of een betalingsregeling de gehele schuld af te betalen. Als het door de financiële omstandigheden van de schuldenaar niet mogelijk is om de gehele schuldenlast terug te betalen, bemiddelt de schuldhulpverlenende instelling tussen de schuldenaar en schuldeiser door elke schuldeiser een voorstel tegen finale kwijting aan te bieden. Dit kan door middel van een saneringskrediet waarbij het overeengekomen bedrag op voorhand verstrekt wordt aan alle schuldeisers, of door middel van het maandelijks reserveren van de beschikbare afloscapaciteit over de periode van 36 maanden. In de landelijke slagingspercentages zijn alle gevallen opgenomen waarin er overeenstemming met de schuldeisers is bereikt over een betalingsvoorstel tegen finale kwijting van de schulden. Hierin is dus niet meegenomen of de schuldenaar er ook in slaagt zich gedurende (in het algemeen) 3 jaar aan zijn verplichtingen te houden. De nieuwe werkwijze van het NVVK heeft tot gevolg dat in de landelijke cijfers naarmate de tijd verstrijkt het aandeel van de adviezen, herfinancieringen of betalingsregelingen groter wordt ten opzichte van het aantal schuldenregelingen. Bron: jaarverslagen van het NVVK Slagingspercentages 2007 Minnelijke schuldhulpverlening 22% Wettelijke schuldhulpverlening
Verschillen tussen de schuldhulpverlening.
minnelijke
2008
2009
33%
31%
70%
70%
schuldhulpverlening
en
de
wettelijke
Het belangrijkste verschil tussen de minnelijke schuldhulpverlening en de schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) is de mate waarin schuldeisers gedwongen kunnen worden mee te werken aan de oplossing van de schuldenproblematiek van de schuldenaar. Bij minnelijke schuldhulpverlening is het uitgangspunt dat schuldenaren en schuldeisers in onderling overleg tot een oplossing proberen te komen voor de schuldenproblematiek. Op basis van de Wsnp heeft de rechter de mogelijkheid, indien hij de schuldsaneringsregeling op basis van de Wsnp van toepassing verklaart, een schuldenregeling aan schuldeisers op te leggen. Uit dit verschil vloeit voort dat de Wsnp- in tegenstelling tot de minnelijke schuldhulpverlening- een aantal bepalingen kent waarin de te volgen procedures zijn vastgelegd. Zo is een beroep op de Wsnp pas mogelijk indien uit een met redenen omklede verklaring van het college van B en W blijkt dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De uitvoering van de Wsnp is voor rekening van de rechtbanken. De gemeenten hebben hier geen rol in. Bron: Brief 4 juni 2010 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer.
32
Bijlage 4. Motivatieprofielen Dimensies De nietverantwoordelijke
Omschrijving Voelt zich niet zelf verantwoordelijk voor de schulden en neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen gedrag.
Motivatie Onvoldoende gemotiveerd.
De gedemotiveerde
Heeft al diverse pogingen ondernomen om van zijn schuld af te komen, maar is daar niet in geslaagd.
Sterk gemotiveerd.
De onbeschaamde
Vindt het normaal om in een problematische schuldensituatie te verkeren. Is uit op eigen voordeel . Heeft maling aan negatieve gevolgen voor anderen Vindt het moeilijk om hulp te vragen en te aanvaarden, schaamt zich voor anderen, ziet de situatie waarin hij verkeert als een schande. Voelt de druk net zo te zijn als anderen.
Niet gemotiveerd
De welwillende
Voelt zich verantwoordelijk, niet bang voor wat anderen van hem denken en wil hulp aanvaarden
Voldoende. Waarschijnlijk onvoldoende vaardigheden.
De onzekere
Gelooft niet in eigen kunnen, is pessimistisch over zijn toekomst.
Onvoldoende gemotiveerd.
De beschaamde
Motivatie is ambivalent en daarmee onvoldoende.
NB. In de wetenschappelijke literatuur wordt gesproken over „intentie‟. In het dagelijks gebruik is het woord motivatie meer ingeburgerd. Motivatie wordt hier bedoeld als beschrijvend begrip. Het geeft aan in welke mate een persoon van plan is bepaald gedrag te gaan vertonen. Enkele voorbeelden De niet-verantwoordelijke “Iedereen heeft een mobieltje. Het is toch normaal dat je wilt bellen met een nieuw toestel? Zij hadden ook zelf kunnen bedenken dat ik met alleen studiefinanciering niet voor 400 euro per maand kan bellen.” De beschaamde “Mijn man deed altijd de financiën. Toen hij overleed, had ik geen idee wat je allemaal moet doen. Toen de eerste brieven van incassobureaus kwamen, durfde ik mijn dochter niet om raad te vragen. Een ouderenadviseur is met me mee gegaan naar de schuldhulp. Anders had ik nu nog geen hulp gevraagd.”
De welwillende “We hebben het niet makkelijk. We komen bijna nergens. Er is geen geld voor de bus of de trein. Ik heb een tijd ‟s avonds schoongemaakt naast mijn werk overdag. Toen de oppas voor Marja wegviel, ben ik naar schuldhulp gegaan. Ik red het gewoon niet alleen”. De onzekere “Het leven valt me zwaar. Mijn dochter is al vroeg uit huis gegaan. Ik was geen goede moeder. Werk hield ik ook nooit lang vast. Het lukt me toch niet om die schulden af te lossen.”
33
Bijlage 5. Vaardighedenprofiel Dimensies De verslaafde klant
Omschrijving Kan geen weerstand bieden aan bepaalde innerlijke behoefte.
De niet-weerbare klant
Kan geen weerstand bieden aan verzoeken/druk van anderen.
De sociaal onhandige klant
Is door een gebrek aan sociale vaardigheden niet in staat om dingen van anderen (schuldeisers, werkgevers) gedaan te krijgen Mist elementaire vaardigheden.
De moeilijk/niet-lezende klant De financieel niet vaardige klant
Heeft geen inzicht in bepaalde financiële vaardigheden of een gebrek aan elementaire financiële kennis.
De vaardige klant
Beschikt in principe over alle vaardigheden om financieel zelfredzaam te zijn.
Voorbeelden. De verslaafde “Ik gok al sinds m‟n zestiende. Het is me twee keer gelukt te stoppen. Ik ben nu 36 en gok al weer tien jaar. Stoppen lukt niet zomaar.” De sociaal onhandige “Ik word gewoon heel snel boos, weet je. Dan ga ik schelden en raak ik mijn werk kwijt of wil de deurwaarder geen afspraken meer maken.” Niet-lezend “Nederlands spreken en lezen is moeilijk voor mij. Ik ben al oud. Dat leer ik niet meer. Ik weet niet wat te doen met al die brieven. Elke dag weer brieven.” Vaardige klant “Ik heb gewoon dom gedaan. Van je studiefinanciering op vakantie, daar veel bellen en een laptop op afbetaling. Dat past niet naast elkaar. Ik los het wel op en dan was het eens maar nooit meer!”
34