MEDUMAT Transport Beademingsapparaat Beschrijving van het apparaat en gebruiksaanwijzing voor apparaten vanaf firmwareversie 2.17
Inhoud 1.
Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
6.5
2. 2.1 2.2 2.3
Beschrijving van het apparaat . . . . 17 Toepassingsdoel . . . . . . . . . . . . . . 17 Toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . 17 Kwalificatie van exploitant/ gebruiker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Functiebeschrijving . . . . . . . . . . . . 18 Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . 20
7. 7.1 7.2 7.3 7.4
2.4 3. 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.15 5.16 6. 6.1 6.2 6.3 6.4
2
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Zuurstoffles aansluiten . . . . . . . . . 25 Slangsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Accessoires van derden aansluiten . 29 Apparaat vast installeren . . . . . . . 32 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Bedieningselementen . . . . . . . . . . 33 Inschakelen/zelftest . . . . . . . . . . . 36 Navigeren in menu's. . . . . . . . . . . 38 Noodgevalmodus kiezen . . . . . . . 41 Beademingsmodus kiezen . . . . . . 42 Beademingsmodus wisselen . . . . . 42 Andere beademingsfuncties kiezen. 43 Beademing uitvoeren . . . . . . . . . . 44 Beademing bewaken . . . . . . . . . . 45 Alarmmeldingen. . . . . . . . . . . . . . 47 Beademing met filters (niet bij de levering inbegrepen) . . 48 Beademing beëindigen . . . . . . . . . 49 Vulniveau/gebruiksduur berekenen . 49 Alternatieve beademing . . . . . . . . 50 Accu tijdens gebruik wisselen . . . . 51 Accumanagement . . . . . . . . . . . . 51 Beademingsmodi . . . . . . . . . . . . . . 55 Rangschikking van de beademingsmodi . . . . . . . . . . . . . 55 Belangrijke beademingsparameters. 56 Veiligheids- en extra functies . . . . 57 Drukgecontroleerde beademingsmodi. 60
NL
Inhoud
7.5 7.6 7.7 7.8 8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 9. 9.1 9.2 9.3 9.4 10. 10.1 10.2 10.3 11. 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5
Volumegecontroleerde beademingsmodi . . . . . . . . . . . . . 68 Hoofdmenu . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 Auto alarmgrenzen . . . . . . . . . . . 74 Alarmgrenswaarden . . . . . . . . . . . 75 Curven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Geavanceerde beademingsparameters . . . . . . . . 76 (Apneu) Back-up beademingsparameters . . . . . . . . 79 Audio/Video . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 Opties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 Nachtkleuren . . . . . . . . . . . . . . . . 83 Hygiënische zuivering . . . . . . . . . . 84 MEDUMAT Transport . . . . . . . . . . 84 Slangsystemen . . . . . . . . . . . . . . . 84 Delen en accessoires. . . . . . . . . . . 85 BiCheck flowsensor . . . . . . . . . . . 85 Koppelstukken . . . . . . . . . . . . . . . 86 Reiniging, desinfectie en sterilisatie . 86 Functiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . 89 Termijnen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Controleren van de dichtheid van het systeem . . . . . . . . . . . . . . 90 Controleren van het patiëntventiel (alleen slangsysteem voor meermalig gebruik) . . . . . . . . . . . 91 Automatische functiecontrole. . . . 92 Storingen en het verhelpen ervan . 97 Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 Systeemalarmen . . . . . . . . . . . . . . 98 Fysiologische alarmen . . . . . . . . . 100 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 MEDUMAT Transport . . . . . . . . . 102 Accu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Accessoires. . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Aanzuigfilter verwisselen . . . . . . 104 Opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
11.6 12. 12.1 12.2 12.3 13. 13.1 13.2 13.3 13.4
Afvalverwijdering . . . . . . . . . . . . 105 Omvang van de levering . . . . . . . 106 Standaard omvang van de levering . 106 Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . 110 Technische gegevens . . . . . . . . . . 113 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Blokschakelschema . . . . . . . . . . . 117 Veiligheidsafstanden. . . . . . . . . . 117 Eigen O2-verbruik van het apparaat . . . . . . . . . . . . 118 13.5 Mogelijke O2-concentratie bij tegendruk . . . . . . . . . . . . . . . 119 13.6 Realiseerbaar tidaal volume bij tegendruk . . . . . . . . . . . . . . . 120 14. Verklarende woordenlijst . . . . . . . 121 15.
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
16.
Conformiteitsverklaring . . . . . . . . 125
Inhoud
NL
3
1. Overzicht Aansluitingen MEDUMAT Transport 1 Alarm-aanduiding 2 USB-poort 3 O2-ingang 4 O2-in-/uitgang 5 Filtervakafdekking, luchtinlaat 6 Aansluitterminal beademing
9 Externe voedingseenheid
8 Gelijkstroom-aansluiting
7 Accu
1 Alarm-aanduiding
6 Aansluitterminal beademing
Brandt wanneer alarmen actief zijn.
Hier wordt het slangsysteem aangesloten.
2 USB-poort
7 Accu
Dient voor gegevenstransfer voor serviceen onderhoudsdoeleinden.
Dient voor mobiele stroomvoorziening van het apparaat.
3 O2-ingang
8 Gelijkstroom-aansluiting
Dient voor aansluiting van b.v. een zuurstoffles.
Dient voor gelijkstroom-voorziening via een externe voedingseenheid of via het boordnet van een reddingsvoertuig.
4 O2-in-/uitgang
Bij deze aansluiting kan ofwel zuurstof worden afgenomen, b.v. via een inhalatievoorziening, of kan een zuurstofbron worden aangesloten.
5 Filtervakafdekking, luchtinlaat Dient voor afdekking en veilige plaatsing van de filter.
4
NL
Overzicht
9 Externe voedingseenheid Dient voor energievoorziening van het apparaat via een 100 - 240V net.
Aansluitterminal beademing
1 Aansluiting CO2-meetslang 2 Aansluiting PEEP-regelslang 3 Aansluiting drukmeetslang 5 Aansluiting verbindingsleiding BiCheck flowsensor
4 Aansluiting beademingsslang
1 Aansluiting CO2-meetslang
4 Aansluiting beademingsslang
2 Aansluiting PEEP-regelslang
5 Aansluiting verbindingsleiding BiCheck flowsensor
Op deze aansluiting wordt via de aansluitstekker de PEEP-regelslang van het patiëntslangsysteem aangesloten.
Op deze aansluiting wordt de verbindingsleiding BiCheck flowsensor van het patiëntslangsysteem aangesloten.
Op deze aansluiting wordt via de aansluitstekker de CO2-meetslang van het patiëntslangsysteem aangesloten.
Op deze aansluiting wordt de beademingsslang van het patiëntslangsysteem aangesloten.
3 Aansluiting drukmeetslang Op deze aansluiting wordt via de aansluitstekker de drukmeetslang van het patiëntslangsysteem aangesloten.
Overzicht
NL
5
Bedieningselementen MEDUMAT Transport
1 Functietoets, contextafhankelijk
11Functietoetsen, noodbeademing
2 Alarm-uit-toets met LED 3 Functietoets, contextafhankelijk 4 Functietoets, hoofdmenu 5 Functietoets, contextafhankelijk 6 Functietoets 100 % O2 7 Functietoets, inspiratorische O2-concentratie
10 Stelknoppen, contextafhankelijk
9 Navigatieknop
8 Aan/standby/uittoets
1, 3, 5 Functietoets, contextafhankelijk
8 Aan/standby/uit-toets
Met deze toetsen worden naargelang gekozen beademingsmodus verschillende beademingsparameters ingesteld.
Dient voor in- of uitschakelen van het apparaat door kort indrukken of voor uitschakelen van het apparaat door lang indrukken.
2 Alarm-uit-toets met LED
9 Navigatieknop
Met deze toets kunnen akoestische alarmen kortstondig (gedurende 2 minuten) worden uitgeschakeld. Als het geluid van alarmen is uitgeschakeld, brandt de LED. Optische alarmen worden verder weergegeven.
Dient voor navigeren in menu's en voor bevestigen van instellingen die bij het apparaat werden uitgevoerd. Tijdens de beademing wordt met deze knop de verhouding I:E ingesteld.
4 Functietoets, hoofdmenu
Dienen voor instellen van parameters, die naargelang geactiveerde beademingsmodus verschillend zijn. Hier uitgevoerde instellingen moeten met de navigatieknop worden bevestigd.
Met deze toets wordt het hoofdmenu opgevraagd.
6 Functietoets 100 % O2
Met deze toets wordt de functie 100 % O2 opgevraagd, om de patiënt kortstondig (gedurende 2 minuten) met 100 % O2 (FiO2 = 1,0) te beademen.
7 Functietoets, inspiratorische O2concentratie Met deze toets wordt het menu O2-concentratie opgevraagd. De gewenste inspiratorische O2concentratie in het ademgas kan in dit menu worden ingesteld.
6
NL
Overzicht
10 Stelknoppen, contextafhankelijk
11 Functietoetsen, noodbeademing Met deze toetsen wordt de noodbeademing gestart. Daarbij worden vooringestelde parameters voor kleine kinderen, kinderen of volwassenen geactiveerd.
Display MEDUMAT Transport 9 Info-veld 8 Numerieke meetwaardeaanduiding
1 Aanduiding werking op accu/net 10 Modusaanduiding
7 Acculaadtoestand 6 Numerieke meetwaarde-aanduiding 5 Functie-aanduiding, contextafhankelijke functietoetsen 4 Functie-aanduiding, contextafhankelijke stelknoppen
2 Functie-aanduiding, contextafhankelijke functietoetsen
3 Display beademingsverloop
1 Aanduiding werking op accu/net
7 Acculaadtoestand
Hier wordt aangegeven of het apparaat werkt op de externe voedingseenheid (bovenste LED) of de interne accu (onderste LED).
Hier wordt de acculaadtoestand aangegeven.
2 Functie-aanduiding, contextafhankelijke functietoetsen Hier wordt de actueel beschikbare functie van de contextafhankelijke functietoetsen aangegeven.
3 Display beademingsverloop Hier wordt het beademingsverloop naargelang weergavevarianten aangegeven. Bij noodbeademing wordt een manometer weergegeven.
4 Functie-aanduiding, contextafhankelijke stelknoppen
8 Numerieke meetwaarde-aanduiding Hier wordt de gemeten inspiratorische O2concentratie (FiO2) aangegeven.
9 Info-veld Hier wordt informatie (foutmeldingen, optische alarmen) over de toestand van de patiënt en het apparaat weergegeven. In dit veld wordt ook de tijd weergegeven.
10 Modusaanduiding Hier wordt de ingestelde beademingsmodus aangegeven.
Hier wordt de actueel beschikbare functie van de contextafhankelijke stelknoppen aangegeven.
5 Functie-aanduiding, contextafhankelijke functietoetsen Hier worden de drie direct te kiezen noodbeademingsmodi aangegeven (klein kind, kind, volwassene).
6 Numerieke meetwaarde-aanduiding Hier worden de actuele meetwaarden numeriek weergegeven.
Overzicht
NL
7
Slangsysteem (verkrijgbaar als slangsysteem voor meermalig gebruik) en eenmalig gebruik) 2 Waterfilter voor CO2meting 3 Aansluitstekker
1 Beademingsslang
4 PEEP-regelslang 5 Verbindingsleiding BiCheck flowsensor
12 Slangbeschermhoes
6 BiCheck Flowsensor 7 Bochtstuk
11 Drukmeetslang 10 CO2-meetslang 9 Patiëntventiel
1 Beademingsslang Door de beademingsslang stroomt het ademgas naar het patiëntventiel.
2 Waterfilter voor CO2-meting
De waterfilter beschermt de meetkamer van de MEDUMAT Transport tegen vocht en contaminaties uit het ademgas van de patiënt.
3 Aansluitstekker Via deze aansluitstekker wordt het meetslangsysteem met MEDUMAT Transport verbonden.
4 PEEP-regelslang Met deze slang regelt MEDUMAT Transport het patiëntventiel en de PEEP.
5 Verbindingsleiding BiCheck flowsensor Deze elektrische leiding brengt de meetsignalen van de BiCheck flowsensor over naar de MEDUMAT Transport.
6 BiCheck Flowsensor Deze sensor levert monitoringgegevens over flow, MVe, Vte en f.
7 Bochtstuk
8 Afsluitstop
naargelang positie van de patiënt kan het masker/ de tube ook direct op de BiCheck flowsensor worden aangesloten.
8 Afsluitstop Met de afsluitstop (Luer-Lock) wordt de CO2uitgang afgesloten, als uw MEDUMAT Transport niet over een CO2-meting beschikt of als deze niet is geactiveerd.
9 Patiëntventiel Hier vindt de omschakeling tussen inspiratie en expiratie plaats.
10 CO2-meetslang Via deze slang wordt, indien uw apparaat over de optionele CO2-meting beschikt, testgas afgezogen.
11 Drukmeetslang Dient voor meting van de beademingsdruk in de buurt van de patiënt.
12 Slangbeschermhoes Beschermt slangen en leidingen tegen vervuiling en beschadiging.
Hier wordt het masker/de tube aangesloten. Het bochtstuk kan worden weggenomen, d.w.z.
Opmerking: Gedetailleerde informatie over de slangsystemen vindt u in de gebruiksaanwijzing “Patiëntslangsysteem“ WM 66697.
8
NL
Overzicht
MEDUMAT Transport hoofdmenu
A uto alarmgrenzen
Nee Ja Auto alarmgrenzen MVe MVe
Alarmgrenswaarden
f Apneu etCO 2 etCO 2 Druk, flow Druk, CO 2
Curven
Druk, flow, CO 2 Druk, flow, meetwaarden Druk, CO 2 , meetwaarden Drukhelling Flowhelling Flowverloop afnemend
Geavanceerde beademingsparameters
constant Plateau-tijd Triggerdrempels Inspiratie Expiratie g eactiveerd Apneu Back-up modus BiLevel
(Apneu) Back-up beademingsparameters
Audio/Video
SIMV Instellingen
CO₂ monitoring AKTIEF
PEEP
Eenheid
pInsp
mmHg
Vt
Vol%
Freq
kPa
I:E
Jaar
Helderheid dag
Maand
Helderheid nacht
Dag
Geluidssterkte
Uur Minuut
CO 2 -configuratie
Datum, tijd Opties
Deutsch English Español
Taal Apparaatgegevens
Italiano …
Bluetooth Nachtkleuren
Overzicht
NL
9
Menu Modus NIV Apneu beademing BiLevel PCV CPAP + ASB PRVC IPPV S-IPPV SIMV Pre-oxygenatie
25 l/min 20 l/min 15 l/min 10 l/min 5 l/min Uit
Gebruikte symbolen in het display Symbool
Betekenis Noodgevalmodus klein kind
Noodgevalmodus kind
Noodgevalmodus volwassene
Accu statusaanduiding
10
NL
Overzicht
Symbool
Betekenis Aanvinkvakje: optie geactiveerd
Keuzerondje: functie geselecteerd
naar boven navigeren
naar beneden navigeren
waarde verhogen
waarde verlagen
selectie bevestigen
navigatieknop actief Bluetooth-verbinding: – Symbool bij geactiveerde verbinding grijs – Symbool tijdens een overdracht blauw
Overzicht
NL
11
Functie van de bedieningselementen tijdens de beademing Afhankelijk van de gekozen beademingsmodus kunnen met de bedieningselementen de volgende beademingsparameters worden ingesteld: 8 7
6
1
2
3
4
5
Beademings- Stelknop Stelknop Stelknop Stelknop Navigatie- Functiemodus 1 2 3 4 knop 5 toets 6 BiLevel
PEEP
Pinsp
Pmax
Freq.
I:E en selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
PCV
PEEP
Pinsp
Pmax
Freq.
I:E en selectie/ bevestigen
-
Modus
-
Pmax
-
alleen selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
CPAP + ASB PEEP
12
Functie- Functietoets 8 toets 8
PRVC
PEEP
Vt
Pmax
Freq.
I:E en selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
IPPV
PEEP
Vt
Pmax
Freq.
I:E en selectie/ bevestigen
-
Modus
S-IPPV
PEEP
Vt
Pmax
Freq.
I:E en selectie/ bevestigen
Trigger
Modus
SIMV
PEEP
Vt
Pmax
Freq.
I:E en selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
NL
Overzicht
Bijzondere kenmerken op de Apparaat MEDUMAT Transport
1 Apparaatplaatje MEDUMAT Transport 2 Spanningsingang
8 Afdekking USB-poort 7 Filtervakafdekking 6 O2-ingang
5 O2-ingang/-uitgang
Accu
3 STK- en onderhoudssticker
4 Aansluiting beademingsslang 9 Apparaatplaatje accu
Symbool
Betekenis Apparaatplaatje MEDUMAT Transport
1 Goed nota nemen van de gebruiksaanwijzing
1 Fabricagedatum
1 Beschermingsgraad tegen elektrische schok: Apparaat type BF
1 Ingang
1 Gelijkspanning
1
Imin Imax
Minimale en maximale stroom
Overzicht
NL
13
Symbool 1 03 5246
Betekenis e1-markering (bevestigt dat het product voldoet aan de geldende Europese EMC-richtlijnen voor gebruik in voertuigen)
1 Apparaat niet via het huisvuil afvoeren.
1 Beschermingstype tegen elektrische schok: Apparaat van beschermingsklasse II
1
IPX4
1
Bescherming tegen binnendringen van water CE-markering (bevestigt dat het product voldoet aan de geldende Europese richtlijnen)
1
SN
Serienummer
Andere kentekens 2 Ingangsspanning
3 Onderhoudssticker: geeft aan wanneer het volgende onderhoud nodig is.
3
STK-sticker: (alleen in de Bondsrepubliek Duitsland) geeft aan wanneer de volgende veiligheidstechnische controle volgens §6 van de Duitse gebruikersverordening inzake medische producten nodig is.
4 Maximale druk 100 mbar
5 Volumestroom
6 Ingang 2,7 bar-6 bar O2
14
NL
Overzicht
Symbool
Betekenis
7, 8 Goed nota nemen van de gebruiksaanwijzing
Apparaatplaatje accu 9 Apparaat niet via het huisvuil afvoeren.
9 Apparaat niet blootstellen aan harde slagen of schokken.
9 Apparaat niet met geweld openen.
9 Apparaat beschermen tegen hitte.
9 Apparaat beschermen tegen natheid.
Kentekens op de verpakking Symbool
Betekenis
MEDUMAT Transport: SN
Serienummer van het apparaat
Toegestane temperatuur voor opslag: -30 °C tot +70 °C 3
rF % 0-95
Toegestane luchtvochtigheid voor opslag: max. 95 % relatieve vochtigheid.
Overzicht
NL
15
Veiligheidsaanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing In deze gebruiksaanwijzing worden de veiligheidsaanwijzingen als volgt gemarkeerd: Waarschuwing! Waarschuwt voor verwondingsgevaar en mogelijke materiële schade. Pas op! Waarschuwt voor materiële schade en mogelijk foutieve therapieresultaten. Opmerking: Bevat nuttige tips.
16
NL
Overzicht
2. Beschrijving van het apparaat 2.1 Toepassingsdoel De MEDUMAT Transport is een automatisch zuurstof-beademingsapparaat met extra preoxygenering en bewakingsfuncties (druk, flow en CO2). MEDUMAT Transport dient voor gecontroleerde en geassisteerde alsmede invasieve en niet-invasieve beademing van volwassenen, kinderen en kleine kinderen. Bij volumegecontroleerde beademing zijn ademvolumes vanaf 50 ml mogelijk, bij drukgecontroleerde beademing kunnen ook kleinere ademvolumes worden gerealiseerd. Het apparaat is niet geschikt voor de beademing van pasgeborenen. MEDUMAT Transport mag uitsluitend vast ingebouwd of op daarvoor goedgekeurde draagsystemen worden gebruikt.
2.2 Toepassingsgebied MEDUMAT Transport kan in de volgende gevallen tot max. 30 dagen worden gebruikt:
Noodgeval •
voor reanimatie op de plaats van het noodgeval
•
voor langduriger gebruik bij een noodgeval dat langer duurt
•
voor pre-oxygenatie via een beademingsmasker
Transport •
voor hulpverlening op de grond, op het water en in de lucht
•
tussen de kamers en afdelingen van een ziekenhuis
•
tussen een ziekenhuis en andere plekken (secundair transport)
Beademing in de kliniek: •
uitslaapkamer
•
intensive care
•
voor- en nabereiding van operaties
•
spoedopname
Beschrijving van het apparaat
NL
17
MEDUMAT Transport is ook geschikt voor behoedzame beademing van patiënten onder narcose (TIVA: totaal intraveneuze anesthesie).
2.3 Kwalificatie van exploitant/gebruiker MEDUMAT Transport mag uitsluitend worden gebruikt door personen de de volgende kwalificatie kunnen aantonen: •
medische opleiding en instructie in beademingstechniek
•
instructie in het gebruik van de MEDUMAT Transport door een door Weinmann geautoriseerde persoon
Door onvakkundig gebruik kan ernstig lichamelijk letsel worden veroorzaakt. Als exploitant of gebruiker moet u vertrouwd zijn met de bediening van dit medische hulpmiddel. Neem goed nota van de wettelijke eisen voor gebruik en toepassing (in Duitsland met name de 'Medizinprodukte-Betreiberverordnung'). Principieel advies: Laat u door een door Weinmann geautoriseerde persoon adequaat instrueren in de hantering, toepassing en het gebruik van dit medische hulpmiddel.
2.4 Functiebeschrijving Apparaat MEDUMAT Transport wordt gebruikt om ademstilstanden te behandelen en de ademhaling te ondersteunen. Door instelbare beademingsparameters zorgt het apparaat voor een gelijkmatige, op de patiënt afgestemde beademing. Voor een optimale beademing van de patiënt kan worden gekozen uit drukgecontroleerde en volumegecontroleerde beademingsmodi. In de CPAP+ASB-modus maakt het apparaat een ondersteunde spontane ademhaling met continu positieve ademwegdruk en ademgestuurde zuurstofinhalatie mogelijk. Bovendien biedt het apparaat de mogelijkheid van O2-inhalatie voor pre-oxygenatie van de patiënt. Met het apparaat kan de zuurstofconcentratie van het ademgas worden ingesteld. Het grote display maakt naargelang apparaatvariant de aanduiding van maximaal drie ademfysiologische curven (druk, flow en CO2) of twee curven en andere meetwaarden mogelijk. Voor noodgevallen is het mogelijk om vooringestelde beademingsvormen snel te selecteren.
18
NL
Beschrijving van het apparaat
Wanneer de optie gegevensoverdracht is vrijgeschakeld, kan het apparaat via Bluetooth zijn inzetgegevens overbrengen naar een inzetdocumentatiesysteem.
Patiëntslangsysteem Via het patiëntslangsysteem wordt het beademingsgas naar de patiënt geleid. Het bevat behalve de beademingsslang alle toevoerleidingen die nodig zijn voor een uitvoerige verzorging en bewaking van de patiënt. Het patiëntslangsysteem is zodanig geconstrueerd dat ook bij uitval van de MEDUMAT Transport een spontane ademhaling mogelijk is. Het patiëntslangsysteem is verkrijgbaar in de volgende varianten: •
slangsysteem voor meermalig gebruik met CO2-meetslang
•
slangsysteem voor meermalig gebruik zonder CO2-meetslang
•
slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2-meetslang
•
slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2-meetslang
•
slangsysteem voor eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume met CO2-meetslang
•
slangsysteem voor eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume zonder CO2-meetslang
Beschrijving van het apparaat
NL
19
3. Veiligheidsaanwijzingen Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door. Zij is bestanddeel van het apparaat en moet te allen tijde beschikbaar zijn. Neem voor uw eigen veiligheid en de veiligheid van uw patiënt en conform de eisen van de richtlijn 93/42/EEG goed nota van het volgende:
Algemeen •
Voer vóór elk gebruik een functiecontrole uit (zie “9. Functiecontrole” op pagina 89)
•
Lees ook het hoofdstuk “8. Hygiënische zuivering” op pagina 84 om een infectie of bacteriële besmetting te voorkomen.
Waarschuwing! • Er bestaat verwondingsgevaar. Gebruik MEDUMAT Transport alleen als u medisch geschoold en in de beademingstechniek geïnstrueerd bent. Door onvakkundig gebruik kan ernstig lichamelijk letsel worden veroorzaakt.
20
•
Er bestaat verwondingsgevaar. Laat patiënt en apparaat tijdens de beademing nooit zonder toezicht. Alleen zo kunt u snel reageren op een verslechtering van de toestand van de patiënt of op alarmen en storingen. Door een verlate reactie van het medisch personeel kan ernstig lichamelijk letsel worden veroorzaakt.
•
Gebruik MEDUMAT Transport alleen voor het beschreven toepassingsdoel (zie “2.1 Toepassingsdoel” op pagina 17).
•
MEDUMAT Transport is niet geschikt voor hyperbaar gebruik (drukkamer).
•
Het apparaat is niet toegelaten voor gebruik in explosiegevaarlijke bereiken. Het apparaat mag niet in samenhang met ontvlambare gassen of narcosemiddelen worden gebruikt.
•
Het apparaat is niet toegelaten voor gebruik in vergiftigde of besmette atmosfeer.
•
Laat modificaties van het apparaat uitsluitend uitvoeren door de fabrikant Weinmann of door geschoold personeel dat door de fabrikant uitdrukkelijk werd geautoriseerd.
NL
Veiligheidsaanwijzingen
Pas op! • Leg geen ingeschakelde mobiele telefoon of mobilofoon binnen een afstand van 1 m naast de MEDUMAT Transport, aangezien er anders storingen zouden kunnen ontstaan. •
Let erop dat bij het gebruik van een HME-filter (Heat and Moisture Exchanger), een bacteriefilter of een gecombineerde HME-bacteriefilter de ademweerstand van het gehele systeem eventueel hoger wordt dan de door de norm vereiste waarde. Neem hiervoor ook goed nota van de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de gebruikte filter.
•
Let er bij werking met voedingseenheid op dat u het apparaat aansluit op een gemakkelijk toegankelijk stopcontact, zodat bij een storing de stekker snel kan worden uitgetrokken.
•
Let er bij werking met voedingseenheid op dat u niet over de netkabel kunt struikelen of dat deze u op andere wijze hindert. Zie eventueel af van werking op het net en gebruik het apparaat in de accumodus.
•
Let er bij werking met de 12 Volt voedingskabel op dat u het apparaat aansluit op een gemakkelijk toegankelijk stopcontact van het boordnet, zodat bij een storing de autostekker snel kan worden uitgetrokken.
•
Let er bij werking met de 12 Volt voedingskabel op dat u niet over de kabel kunt struikelen of dat deze u op andere wijze hindert. Zie eventueel af van werking op het boordnet en gebruik het apparaat in de accumodus.
•
Voor het geval er een apparaat uitvalt, moet er een alternatieve beademingsmogelijkheid worden gereed gehouden.
•
Verwissel na gebruik in een stoffige omgeving (grindgroeve, enz.) de aanzuigfilter, zoals beschreven in hoofdstuk “11.4 Aanzuigfilter verwisselen” op pagina 104.
Omgang met zuurstof Waarschuwing! • Er bestaat explosiegevaar! Hoog gecomprimeerde zuurstof kan in combinatie met brandbare stoffen (vet, olie, alcohol enz.) spontane explosieve reacties ten gevolg hebben. •
Er bestaat brandgevaar! Als alleen de O2-in-/uitgang wordt gebruikt, sluit dan de O2-ingang aan de zijkant af met een geschikt afsluitkapje. Anders ontwijkt zuurstof via de O2-ingang aan de zijkant.
•
Er bestaat gevaar voor vergiftiging! Een hoog geconcentreerde zuurstoftoediening kan bij te lang gebruik en afhankelijk van de leeftijd van de patiënt een toxische werking hebben. Let bij de beademing met
Veiligheidsaanwijzingen
NL
21
zuiver zuurstof of een zuurstof-lucht-mengsel op een adequate duur van de zuurstoftoediening. •
Houd de apparaten en alle schroefverbindingen absoluut olie- en vetvrij.
•
Was in elk geval uw handen voor werkzaamheden aan de zuurstoftoevoer.
•
Roken en open vuur zijn in de nabijheid van zuurstofvoerende koppelstukken streng verboden.
Pas op! • Draai bij de montage en bij het wisselen van de fles alle schroefverbindingen op de zuurstoffles en de drukregelaar alleen met de hand vast. U mag in geen geval gereedschap gebruiken. Door te stevig vastdraaien kunnen de schroefdraad en de afdichtingen beschadigen en lekkage tot gevolg hebben. •
Beveilig de zuurstofflessen tegen omvallen. Wanneer de fles op de drukregelaar of het ventiel valt, kunnen deze losscheuren en een heftige explosie veroorzaken.
•
Te weinig zuurstoftoevoer mogelijk! Op dit apparaat kunnen twee zuurstofbronnen tegelijkertijd worden aangesloten. Zorg ervoor dat altijd maar één zuurstofbron geopend is en er geen gas terug kan stromen. Anders kan een van de zuurstofbronnen ongemerkt leeglopen. Bij een inzet is dan geen voldoende beademing van de patiënt mogelijk.
•
Open het flesventiel steeds langzaam om drukstoten op de koppelstukken te verhinderen.
•
Maak de zuurstofflessen niet helemaal leeg, omdat anders vochtige omgevingslucht kan binnendringen en corrosie kan veroorzaken.
Beademing/hantering •
22
Pas op! De USB-poort van het apparaat is uitsluitend bestemd voor de service door de fabrikant of geautoriseerd geschoold personeel. Sluit op de USB geen apparaten aan. Anders kan de werking van het apparaat worden verstoord en loopt de patiënt zodoende gevaar.
•
Patiënt en beademingsapparaat moet u tijdens de beademing voortdurend observeren.
•
Een langdurige beademing kan leiden tot atrofiëring van de ademhalingsspieren (gewenning van de patiënt aan de beademing).
•
Bij langdurige beademing kunnen de ademwegen uitdrogen. Zorg voor voldoende klimatisering van het ademgas.
NL
Veiligheidsaanwijzingen
•
Dien hoge beademingsdrukken maar kortstondig toe en uitsluitend bij dienovereenkomstige medische indicatie. Permanent toegediende hoge beademingsdrukken kunnen leiden tot letsel bij de patiënt.
•
Let erop dat het patiëntventiel niet afgedekt of in zijn functioneren belemmerd wordt, b.v. door de ligging van de patiënt.
•
De patiëntslangsystemen voor het apparaat hebben verschillende dode volumes. Houd bij het kiezen van de beademingsparameters vooral rekening met het dode volume bij de beademing van kleine kinderen met zeer kleine tidale volumes. Anders kan de beademing onvoldoende zijn.
•
Plaats het patiëntventiel van het slangsysteem voor eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume niet in het bereik van de O2-ingang van de MEDUMAT Transport, omdat het apparaat anders CO2 kan aanzuigen.
•
Let erop dat bij de beademing van volwassenen de inspiratorische weerstand van het slangsysteem voor eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume hoger wordt.
•
Let erop dat door het gebruik van een bevochtiger of vernevelaar het dode volume hoger wordt.
Patiëntslangsysteem Waarschuwing! • Er bestaat verwondingsgevaar. Gebruik het patiëntslangsysteem alleen als u medisch geschoold en in de beademingstechniek geïnstrueerd bent. Door onvakkundig gebruik kan ernstig lichamelijk letsel worden veroorzaakt. • Het patiëntslangsysteem moet vóór het gebruik worden onderworpen aan een functie- en visuele controle door de gebruiker. Neem daarbij goed nota van de gebruiksaanwijzing van het patiëntslangsysteem. • Let bij het aansluiten van het patiëntventiel op de doorstroomrichting van het ademgas. Let erop dat de expiratie-opening van het patiëntventiel niet afgedekt of in hun functioneren belemmerd worden, b.v. door de ligging van de patiënt. • Gebruik het patiëntslangsysteem alleen voor het beschreven toepassingsdoel. Neem daarbij goed nota van de gebruiksaanwijzing van het patiëntslangsysteem. • Het patiëntslangsysteem is niet geschikt voor hyperbaar gebruik (drukkamer). • Neem bovendien goed nota van de gebruiksaanwijzing van het patiëntslangsysteem.
Veiligheidsaanwijzingen
NL
23
Software •
Risico's ten gevolg van fouten in de software werden door omvangrijke kwalificatiemaatregelen van de apparaatsoftware tot een minimum beperkt.
Accessoires/onderhoud/reserveonderdelen Pas op! • Bescherm silicone/rubber delen tegen UV-licht en langere, directe bestraling door de zon, aangezien deze anders poreus en breekbaar kunnen worden.
24
•
Wij adviseren om maatregelen zoals inspecties en reparatiewerkzaamheden te laten uitvoeren door de fabrikant Weinmann of door geschoold personeel dat door de fabrikant uitdrukkelijk werd geautoriseerd.
•
Het gebruik van producten van derden kan tot het uitvallen van functies en een beperkte gebruiksgeschiktheid leiden. Bovendien kunnen de eisen aan de bio-compatibiliteit eventueel niet zijn vervuld. Houd er rekening mee dat in deze gevallen elke aanspraak op garantie en aansprakelijkheid vervalt als de in de gebruiksaanwijzing aanbevolen toebehoren niet of geen originele reserveonderdelen gebruikt zijn.
•
Dit product kan wegwerpartikelen bevatten. Wegwerpartikelen zijn bestemd voor eenmalig gebruik. Gebruik deze daarom slechts een maal en bereid deze niet meer voor. Een hernieuwde voorbereiding van het wegwerpartikel kan de functie en de veiligheid van het product in gevaar brengen en tot niet voorspelbare reacties door veroudering, broos worden, slijtage, thermische belasting, chemische inwerkprocessen enz. leiden.
NL
Veiligheidsaanwijzingen
4. Montage Een montage van de MEDUMAT Transport is gewoonlijk alleen nodig bij stationaire inbouw in reddingsvoertuigen, helicopters of vliegtuigen. Hiervoor kunnen bevestigingssets als accessoires worden geleverd. Als MEDUMAT Transport compleet op een draagsysteem wordt geleverd, is het apparaat gereed voor gebruik en is geen verdere montage nodig. Voor de draagsystemen zijn er aparte gebruiksaanwijzingen. Waarschuwing! Na de montage moet u een functiecontrole uitvoeren (zie “9. Functiecontrole” op pagina 89) om een veilige werking te garanderen.
4.1 Zuurstoffles aansluiten Waarschuwing! • Er bestaat explosiegevaar! Was voor elk werk aan de zuurstoftoevoer zorgvuldig uw handen. Koolwaterstofverbindingen (bijv. oliën, vetten, reinigingsalcohol, handcrème of hechtpleister) kunnen explosieve reacties veroorzaken, wanneer zij met hoog gecomprimeerde zuurstof in aanraking komen. •
Gebruik in geen geval schroefsleutels of ander gereedschap om de wartelmoeren vast of los te draaien.
Opmerking: Gebruik de drukregelaar OXYWAY Fast II High Flow. Bij drukregelaars van andere fabrikanten kan het prestatievermogen van het apparaat beperkt zijn.
Montage
NL
25
Lege fles demonteren 1. Sluit het ventiel van de zuurstoffles. Schakel MEDUMAT Transport met de aan/standby/uittoets in. Daardoor kan de rest van de zuurstof ontwijken en het apparaat is drukloos. Alleen wanneer de inhoudsmanometer op de drukregelaar 0 bar aangeeft, kan de schroefverbinding met de hand worden losgedraaid. 2. Schakel MEDUMAT Transport weer uit. 3. Draai de handschroefverbinding naar de fles los.
Nieuwe fles aansluiten 1. Open kort het ventiel van de nieuwe zuurstoffles en sluit het weer. Daardoor moeten eventuele vuildeeltjes worden weggeblazen. Pas op! • Zorg ervoor dat de patiënt niet op de MEDUMAT Transport is aangesloten, wanneer u de gastoevoer tot stand brengt. Anders kan een opnieuw uitgevoerde automatische zelftest leiden tot foutieve resultaten. •
Houd daarbij de ventielopening van het lichaam weg en wel zo dat u noch zichzelf noch andere personen zou kunnen verwonden met evt. wegvliegende deeltjes! 2. Schroef de drukregelaar met de geribbelde wartelmoer op het flesventiel. Draai de wartelmoer met de hand vast. 3. Schroef eventueel de drukslang met de wartelmoer G 3/8 op de uitgang van de drukregelaar. 4. Schroef indien nodig het andere uiteinde van de drukslang op de drukgasaansluiting van de MEDUMAT Transport.
26
NL
Montage
Tweede zuurstofbron aansluiten Pas op! • Te weinig zuurstoftoevoer mogelijk Op dit apparaat kunnen twee zuurstofbronnen tegelijkertijd worden aangesloten. Zorg ervoor dat altijd maar één zuurstofbron geopend is en er geen gas terug kan stromen. Anders kan een van de zuurstofbronnen ongemerkt leeglopen. Bij een inzet is dan geen voldoende beademing van de patiënt mogelijk. Indien gewenst of voorzien in uw instelling sluit u een tweede zuurstofbron, b.v. een zuurstoffles of CGA op de O2-in-/uitgang (snelkoppeling aan voorkant van apparaat) aan. Opmerking: Als uw apparaat is uitgerust met een DIN-snelkoppeling, dan kan met de bijbehorende DIN-afnamestekker geen zuurstof in het apparaat worden binnengebracht. Met deze combinatie kan alleen zuurstof worden afgenomen.
Montage
NL
27
4.2 Slangsysteem Bij de levering van de MEDUMAT Transport is een slangsysteem voor meermalig gebruik inbegrepen. Als optie zijn ook een slangsysteem voor eenmalig gebruik en een slangsysteem voor eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume verkrijgbaar. Informatie over het slangsysteem voor eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume vindt u in de gebruiksaanwijzing patiëntslangsysteem WM 66697. Ga voor de aansluiting van een slangsysteem voor meermalig en eenmalig gebruik als volgt te werk: 1. Schuif de beademingsslang op de betreffende aansluiting op het apparaat. 2. Steek de stekker van de verbindingsleiding BiCheck flowsensor op de betreffende aansluiting op het apparaat. 3. Schuif de stekker (bevat PEEP-regelslang, CO2meetslang, drukmeetslang) op de betreffende aansluiting op het apparaat. Let erop dat de aangesloten slangen niet worden geknikt. Stekker
Pas op! Pak de beademingsslang uitsluitend bij de uiteinden vast. Anders kan de slang worden beschadigd. 4. Steek het patiëntventiel met BiCheck flowsensor na uitgevoerde intubatie op de tube, of steek bij een maskerbeademing het beademingsmasker op het patiëntventiel met de BiCheck flowsensor (identiek aan tube-aansluiting).
Bochtstuk
Opmerking: U kunt het bochtstuk verwijderen, om het dode volume te verminderen of om de slangloop aan de positie van de patiënt aan te passen.
Bochtstuk
28
NL
Montage
Slangbeschermhoes De slangbeschermhoes wordt over de beademingsslang met aangesloten BiCheck flowsensor getrokken. Deze voorkomt dat het slangsysteem verstrikt raakt in andere uitrustingsvoorwerpen en daardoor wordt beschadigd.
Waterfilter voor CO2-meetslang Opmerking: Gebruik het apparaat bij geactiveerde CO2-monitoring altijd met waterfilter. Aangezogen deeltjes kunnen anders de CO2-module beschadigen. De waterfilter WM 97012 verliest zijn werking na ca. acht uur continumodus, afhankelijk van temperatuur, luchtvochtigheid en eventuele grove deeltjes zoals b.v. slijm. Verwissel de filter na uiterlijk acht uur. De verminderde werking van de filter wordt door de alarmmelding “CO2-occlusie“ op het display weergegeven. Bij dit alarm is een waarschuwingssignaal van lage prioriteit te horen.
4.3 Accessoires van derden aansluiten Pas op! De USB-poort van het apparaat is uitsluitend bestemd voor de service door de fabrikant of geautoriseerd geschoold personeel. Sluit op de USB geen apparaten aan. Anders kan de werking van het apparaat worden verstoord en loopt de patiënt zodoende gevaar.
Accessoires HME-Filter Bacteriefilter Gecombineerde HMEbacteriefilter
Montage
Bijzonderheden
Tussen patiëntaansluiting van de BiCheck flowsensor (naar keuze Neem goed nota van de instructie van de fabrikant met bochtstuk) en de tube/het masker
Montage
NL
29
Accessoires
Montage
Bijzonderheden
Beademingsmasker Larynxmasker Larynxtube Buigbare tubeverlenging
Op de BiCheck flowsensor
Gestandaardiseerde aansluiting volgens ISO 5356-1 nodig
Endotracheale tube Tracheale canule
Bevochtiger*
Gestandaardiseerde aansluiting Tussen patiëntaansluiting van de volgens ISO 5356-1 nodig BiCheck flowsensor en de tube/ Goed nota nemen van de gebruiksaanwijzing van de het masker fabrikant
Vernevelaar**
Tussen patiëntaansluiting van de HME-filter, bacteriefilter of gecombineerde HMEbacteriefilter en tube/masker (naar keuze met bochtstuk)
Gestandaardiseerde aansluiting volgens ISO 5356-1 nodig Goed nota nemen van de gebruiksaanwijzing van de fabrikant
*Niet elk type bevochtiger is geschikt voor gebruik met MEDUMAT Transport. Let absoluut op productcompatibiliteit. **Niet elk type vernevelaar is zinvol voor gebruik met MEDUMAT Transport. Let absoluut op productcompatibiliteiten.
30
NL
Montage
Montage van een vernevelaar Pas op: Let bij de montage op de juiste volgorde van de afzonderlijke componenten. Monteer altijd een HME-filter, een bacteriefilter of een gecombineerde HMEbacteriefilter tussen de BiCheck flowsensor en de vernevelaar. Als u de filter verkeerd monteert of geen filter gebruikt, kunnen de membranen in het patiëntventiel aan elkaar plakken en de BiCheck flowsensor levert foutieve meetresultaten.
1. Steek het masker/de tube (naar keuze met bochtstuk) op de vernevelaar. 2. Verbind het open uiteinde van de vernevelaar met de HME-filter, bacteriefilter of gecombineerde HME-bacteriefilter. 3. Steek de HME-filter, de bacteriefilter of de gecombineerde HME-bacteriefilter op de BiCheck flowsensor van het patiëntslangsysteem.
Zuurstoftoevoer naar externe apparaten Apparaten, modules of inhalatievoorzieningen kunt u met behulp van de O2-in-/uitgang (snelkoppeling aan de voorkant van het apparaat) op de MEDUMAT Transport aansluiten. Let er daarbij op dat de afgenomen gasstroom het prestatievermogen van de gastoevoer beperkt (zie “13.5 Mogelijke O2-concentratie bij tegendruk” op pagina 119).
Montage
NL
31
4.4 Apparaat vast installeren Als het apparaat op een draagsysteem of vast in een voertuig of vliegtuig wordt geïnstalleerd, heeft u de bevestigingsset WM 15730 nodig. De volgende afbeelding geeft de inbouw weer:
Achterwand van behuizing MEDUMAT Transport
Draagsysteem
32
NL
Montage
5. Bediening 5.1 Bedieningselementen Display Op het display is tijdens het gebruik van het apparaat de volgende informatie beschikbaar. • verloop van de actuele beademing • actuele meetwaarden • ingestelde/in te stellen beademingsparameters • actuele bezetting van de contextafhankelijke functietoetsen en instelknoppen • alarmen en foutmeldingen
Functietoetsen, vast bezet Met de vast bezette functietoetsen kunt u de volgende functies direct uitvoeren: Functietoetsen, vast bezet
• akoestische alarmen uit zetten • hoofdmenu opvragen • functie “100 % O2“ activeren • menu “O2-concentratie“ opvragen
Bediening
NL
33
Functietoetsen, contextafhankelijk Aan beide zijden van het display bevinden zich contextafhankelijke functietoetsen waarmee u de volgende functies kunt opvragen: Linkerzijde van het display: • Noodgevalmodi selecteren (staan in elke beademingsmodus ter beschikking):
Functietoetsen, noodbeademing
– klein kind (ca. 10 kg) – kind (ca. 25 kg) – volwassene (ca. 75 kg) Rechterzijde van het display: Toetsen, contextafhankelijk 1 2 3
Toetsen, contextafhankelijk 1 2 3 Toetsen, contextafhankelijk 4 5 6
34
NL
Bediening
• Opvragen van menu's tijdens een beademing: – Toets 1: beademingsmodus kiezen (zie ”Beademingsmodi“ op pagina 55) – Toets 2: triggerdrempels in de modi BiLevel, CPAP + ASB, PRVC, S-IPPV en SIMV instellen (zie ”Triggerdrempels“ op pagina 78) – Toets 3: drukondersteuning ASB (Assisted Spontaneous Breathing) in de modi BiLevel, CPAP + ASB, PRVC en SIMV instellen • Navigatie in een menu: – Toets 1: omhoog – Toets 2: omlaag – Toets 3: selectie bevestigen Als alternatief kunnen deze instellingen ook worden uitgevoerd met de navigatieknop (duale navigatie). • Instellen van een parameter: – Toets 1: waarde verhogen – Toets 2: waarde verlagen – Toets 3: selectie bevestigen Als alternatief kunnen deze instellingen ook worden uitgevoerd met de navigatieknop (duale navigatie).
Navigatieknop Als een menu geopend is, kunt u met de navigatieknop als volgt navigeren: • Draaien tegen de klok in: keuzebalk in het menu naar boven bewegen • Draaien met de klok mee: keuzebalk in het menu naar beneden bewegen • Navigatieknop indrukken: selectie bevestigen
Navigatieknop
Als geen menu geopend is, kunt u de volgende functies uitvoeren: • Instelparameters bevestigen die met de contextafhankelijke stelknoppen werden ingesteld. • De verhouding I:E instellen en bevestigen
Stelknoppen contextafhankelijk Afhankelijk van de gekozen beademingsmodus kunt u met de stelknoppen de volgende parameters instellen (zie ”Functie van de bedieningselementen tijdens de beademing“ op pagina 12): 1
2
3
4
5
• Stelknop 1: PEEP • Stelknop 2: Vt, Pinsp, bij enkele beademingsmodi heeft deze knop geen functie • Stelknop 3: Pmax (alarmgrens) • Stelknop 4: ademfrequentie (bij enkele modi geen functie) • Navigatieknop 5: I:E (bij enkele modi geen functie)
Als beademingsparameters met de stelknoppen worden gewijzigd, dan knipperen de betreffende parameters en het -symbool boven de navigatieknop gedurende 5 seconden. Gewijzigde parameters die niet binnen 5 seconden met de navigatieknop of met de contextafhankelijk toets werden bevestigd, worden niet overgenomen.
Bediening
NL
35
Boven de navigatieknop geeft het apparaat bovendien van de beademingsparameters afhankelijke waarden aan: Beademingsparameters
Extra aangegeven waarden
I:E
Ti
Freq.
Ti en MV I:E en MV (bij freq. 5/min)
Vt
MV
Wanneer de beademingsparameters boven of onder bepaalde waarden komen, knippert de desbetreffende beademingsparameter rood (zie “6.2 Belangrijke beademingsparameters” op pagina 56).
5.2 Inschakelen/zelftest 1. Open het ventiel van de zuurstoffles langzaam. De inhoudsmanometer geeft nu de flesdruk aan.
2. Bereken eventueel de resterende gebruiksduur (zie “5.13 Vulniveau/gebruiksduur berekenen” op pagina 49). U moet de fles tijdig wisselen bijv. bij minder dan 50 bar, om een voldoende gebruiksduur te waarborgen. 3. Om MEDUMAT Transport in te schakelen, drukt u op de aan/standby/uit-toets. Een automatische zelftest wordt uitgevoerd, die achtereenvolgens de volgende punten omvat: • Alarm-LED gaat even branden Aan/standby/uit-toets
• Zoemer laat een impulsgroep van 5 signalen horen • Luidspreker laat een impulsgroep van 2 signalen horen • Apparaat controleert intern zijn functionaliteit
36
NL
Bediening
De zelftest is succesvol, wanneer is voldaan aan alle punten. Controleer of aan alle punten is voldaan. Stel het apparaat niet in werking, wanneer: • niet is voldaan aan een van de eerste drie punten • niet is voldaan aan het laatste punt (melding “Apparaatstoring“ op display) Pas op! De automatische zelftest is geen vervanging voor de functiecontrole. Voer vóór elk gebruik een functiecontrole uit, zoals beschreven in hoofdstuk ”9. Functiecontrole” op pagina 89. Alleen zo kunt u garanderen dat het apparaat volledig gereed is voor gebruik. 4. Op het display verschijnt het “Startmenu“. U heeft nu de volgende mogelijkheden om door te gaan: – Op een van de noodgevaltoetsen (klein kind, kind, volwassene) drukken. Het apparaat begint meteen met de beademing met vooringestelde parameters. – Geen keuze maken: na 20 seconden verdwijnt het “Startmenu“. Het apparaat begint met de beademing in de laatst gekozen modus en met de laatst ingestelde parameters. – Op toets “laatste patiënt“ drukken: het apparaat begint meteen met de beademing in de laatst gekozen modus. – Op toets “Nieuwe patiënt“ drukken. Dan de instelling “Volwassene“, “Klein kind“ of “Kind“ kiezen. Het menu “Modus“ verschijnt. Selecteer de passende beademingsmodus en bevestig de selectie. Stel met de stelknoppen de parameters voor de beademing van de patiënt in. Kies vervolgens met de contextafhankelijke toetsen “Beademing starten“ wanneer u wilt beginnen met de beademing, “Alarmgrenswaarden“ wanneer u alarmgrenswaarden in het menu “Alarmgrenswaarden“ (zie “7.2 Alarmgrenswaarden” op pagina 75) wilt vastleggen of “terug“ wanneer u instellingen wilt veranderen.
Bediening
NL
37
Opmerking: Zodra u een nieuwe patiënt heeft gekozen, kunt u al via de menutoets naar het hoofdmenu gaan. – Menu “Functiecontrole” selecteren, het apparaat begint met de automatische functiecontrole (zie “9.4 Automatische functiecontrole” op pagina 92). Opmerking: Direct na de start van het apparaat kunt u de alarmen uit voorzorg uitschakelen. 5. Sluit na afloop van de zelftest en de instelling van de beademingsmodus de patiënt aan. 6. Voer tijdens de beademing eventueel aanpassingen van de beademingswaarden uit.
5.3 Navigeren in menu's Het overgrote deel van de functies van de MEDUMAT Transport is via menu's toegankelijk. MEDUMAT Transport biedt twee mogelijkheden om in deze menu's te navigeren: •
met de navigatieknop
•
met de contextafhankelijke functietoetsen aan de rechterzijde van het display
Menu's kunnen te allen tijde worden gesloten door opnieuw op de menutoets te drukken. Na 20 seconden zonder verandering van de parameters worden de menu's automatisch gesloten. Veranderde parameters die niet met de navigatieknop of met de contextafhankelijke toets werden bevestigd, worden niet overgenomen.
38
NL
Bediening
Navigeren met de navigatieknop 1. Selecteer met de functietoetsen een menu (hier: Alarmgrenswaarden). 2. Selecteer een menupunt door de navigatieknop met de klok mee te draaien (keuzebalk beweegt zich naar beneden) of tegen de klok in te draaien (keuzebalk beweegt zich naar boven). 3. Bevestig de selectie door op de navigatieknop te drukken. 4. Om een menu te verlaten, kiest u met de navigatieknop het menupunt “terug“ en bevestigt u de keuze door op de navigatieknop te drukken. Navigatieknop
Ga op dezelfde manier te werk als bij de instelling van getallenwaarden (hier: Alarmgrenswaarden): – Navigatieknop met de klok mee draaien verhoogt de waarde, tegen de klok in draaien verlaagt deze. – Navigatieknop indrukken bevestigt de nieuw ingestelde waarde. – Wachten of verstellen van een andere beademingsparameter zorgen ervoor dat een ingestelde waarde wordt verworpen. 5. Om vanuit een submenu direct naar het beademingsscherm te gaan, drukt u opnieuw op de functietoets “Hoofdmenu“.
Bediening
NL
39
Navigeren met de contextafhankelijke functietoetsen. 1. Selecteer eerst met de functietoetsen een menu (hier: Hoofdmenu). 2. Selecteer een menupunt door op de functietoets (keuzebalk beweegt zich naar beneden) of de toets (keuzebalk beweegt zich naar boven) te drukken. 3. Bevestig de selectie door op de toets
te drukken.
4. Om een menu te verlaten, kiest u met de toets of de toets het menupunt “terug“ en bevestigt u de keuze door op de toets te drukken. Ga op dezelfde manier te werk als bij de instelling van getallenwaarden (hier: Alarmgrenswaarden): – Drukken op de toets verhoogt de waarde, drukken op de toets verlaagt deze. – Drukken op de toets ingestelde waarde.
bevestigt de nieuw
– Wachten of verstellen van een andere beademingsparameter zorgen ervoor dat een ingestelde waarde wordt verworpen. 5. Om vanuit een submenu direct naar het beademingsscherm te gaan, drukt u opnieuw op de functietoets “Hoofdmenu“.
Andere in de menu's gebruikte symbolen: Keuzerondje: Als een menu functies heeft die van een zogenoemd “keuzerondje“ zijn voorzien, kan telkens slechts één functie in deze menu's worden geselecteerd. Aanvinkvakje: Als een menu functies heeft die zijn voorzien van een zogenoemd aanvinkvakje, dan kunnen deze functies naast andere functies worden geactiveerd.
40
NL
Bediening
5.4 Noodgevalmodus kiezen Voor de noodbeademing zijn drie modi met vooringestelde beademingsparameters beschikbaar. Deze kunt u op elk moment van de beademing direct kiezen door twee keer op een van de functietoetsen of één keer op een van de functietoetsen te drukken en daarna met de navigatieknop te bevestigen.
Toetsen, contextafhankelijk 1
• Toets 1: Klein kind
2
• Toets 2: Kind
3
• Toets 3: Volwassene In de noodgevalmodus geeft het display een manometer aan. Zo verlaat u de noogevalmodus: • In het menu “Modus” een modus selecteren • In het hoofdmenu het menupunt “Curven“ kiezen Alle drie noodgevalmodi zijn gebaseerd op de beademingsmodus IPPV (zie ”IPPV“ op pagina 56). Deze modus wordt automatisch geactiveerd, wanneer u vanuit een andere beademingsmodus een noodge-valmodus opvraagt. De IPPV beademing wordt gestart met vooringestelde parameters. Deze parameters zijn voor de volgende patiëntgroepen optimaal ingesteld: •
klein kind (lichaamsgewicht van ca. 10 kg)
•
kind (lichaamsgewicht van ca. 25 kg)
•
volwassene (lichaamsgewicht van ca. 75 kg)
Fabrieksinstellingen van het apparaat: Parameter
Volwassene
Kind
Klein kind
PEEP
0 mbar
0 mbar
0 mbar
Pmax
30 mbar
25 mbar
20 mbar
Bediening
NL
41
Parameter
Volwassene
Kind
Klein kind
1:1,7
1:1,7
1:1,7
Frequentie
12/min
20/min
30/min
Vt
600 ml
200 ml
100 ml
I:E
5.5 Beademingsmodus kiezen Om een gedifferentieerde beademingsmodus te selecteren, gaat u als volgt te werk: 1. Selecteer eerst met de functietoets “Modus“ het menu “Modus“. 2. Selecteer met de navigatieknop of de contextafhankelijke functietoetsen aan de rechterzijde van het display de gewenste beademingsmodus. Indien nodig, kunt u: – de functie NIV extra activeren, – de apneubeademing extra activeren of – de pre-oxygenatie met 100 % O2 activeren. 3. Bevestig de selectie door op de navigatieknop of de betreffende contextafhankelijke functietoets te drukken.
Opmerking: In gecombineerde beademingsmodi kunnen door de patiënt getriggerde ademteugen binnen een tijdvenster van 20 % (frequentie-afhankelijk) of 100 % (modus S-IPPV) van de expiratietijd voor de verplichte ademteug worden geactiveerd. Een uitvoerige beschrijving van alle beademingsmodi in het menu “Modus“ vindt u in hoofdstuk ”6. Beademingsmodi” op pagina 55.
5.6 Beademingsmodus wisselen Als u van een beademingsmodus naar een andere gaat, gedraagt het apparaat zich als volgt: •
42
NL
Beademingsparameters die ook in de nieuwe beademingsmodus beschikbaar zijn, worden onveranderd overgenomen.
Bediening
•
Beademingsparameters die in de nieuwe beademingsmodus niet beschikbaar zijn, worden opgeslagen, maar hebben geen invloed op het actuele beademingsverloop. De opgeslagen waarden zijn weer beschikbaar zodra de vorige beademingsmodus weer wordt geactiveerd.
•
Bij wisselen van volumegecontroleerde beademing naar drukgecontroleerde beademing is de voorinstelling voor de inspiratorische druk 15 mbar.
5.7 Andere beademingsfuncties kiezen De beademingsfuncties “O2-concentratie“ en “100 % O2“ zijn beschikbaar voor alle beademingsmodi. Deze functies kunnen via vast bezette functietoetsen aan de rechterzijde van het display te allen tijde worden opgevraagd en ingesteld. Waarschuwing! Er bestaat gevaar voor vergiftiging! Een hoog geconcentreerde zuurstoftoediening kan bij te lang gebruik en afhankelijk van de leeftijd van de patiënt een toxische werking hebben. Let bij de beademing met zuiver zuurstof of een zuurstof-luchtmengsel op een adequate duur van de zuurstoftoediening.
O2-concentratie instellen Om zuurstof te sparen, wordt de beademing normaliter uitgevoerd met gemengde lucht. De afgegeven zuurstofconcentratie kan tussen 40 % en 100 % worden gekozen. De actueel gemeten waarde wordt weergegeven in het info-veld van het display. Als u van gemengde lucht (40 % O2) omschakelt naar zuivere zuurstof (100 % O2), verandert daarbij het adem-minuutvolume hoogstens in het kader van de opgegeven toleranties (zie “13. Technische gegevens” op pagina 113). Om de O2-concentratie in te stellen, gaat u als volgt te werk. 1. Vraag met de FiO2-toets het menu “O2-concentratie“ op.
2. Kies met de navigatieknop of de functietoetsen de gewenste inspiratorische O2-concentratie. 3. Druk op de toets te bevestigen.
of de navigatieknop, om de selectie
Bediening
NL
43
Functie 100 % O2 activeren Om kortstondig (maximaal twee minuten) de zuurstofconcentratie naar 100 % te verhogen, kunt u de functie “100 % O2“ gebruiken. 1. Druk op de toets “100 % O2“, om de functie te activeren. De aanduiding “100 % O2“ verschijnt op het display. 2. Druk opnieuw op de toets “100 % O2“, om de functie te beëindigen. De beademing wordt voortgezet met de oorspronkelijk ingestelde O2-concentratie. Na twee minuten wordt de functie automatisch beëindigd.
5.8 Beademing uitvoeren Tube Gewoonlijk wordt de patiënt geïntubeerd, voordat de tube op het patiëntventiel wordt aangesloten. 1. Stel de gewenste beademingsmodus alsmede de bijbehorende beademingsparameters in. 2. Steek het patiëntventiel op de connector van de tracheale tube. 3. Controleer tijdens de beademing de ademparameters op het display. Daaruit kunt u een voldoende beademing afleiden. Opmerking: Als uw apparaat over de optie CO2-meting beschikt, kunt u aan de hand van het capnogram de tubepositie controleren en eventueel corrigeren.
Beademingsmasker 1. Gebruik eventueel het met het slangsysteem meegeleverde bochtstuk, om naargelang positie van de patiënt een optimale loop van het slangsysteem mogelijk te maken. Pas op! Het gebruik van het bochtstuk verhoogt het dode volume van het slangsysteem. Let hierop bij de instelling van de beademingsparameters. Anders kan het behandelingssucces in gevaar worden gebracht. 2. Steek het masker op het slangsysteem.
44
NL
Bediening
3. Breng indien nodig een oropharyngeale tube volgens Guedel in, om de ademwegen van de patiënt vrij te houden. 4. Zet het beademingsmasker op mond en neus van de patiënt. 5. Trek het hoofd achterover en dicht het masker tegelijkertijd af door de C-greep.
5.9 Beademing bewaken Algemeen Tijdens de beademing moet u de patiënt voortdurend bewaken. Het beademingsverloop kunt u aflezen op het display. U kunt kiezen uit verschillende aanduidingsvormen. Hoge luchtwegweerstanden, b.v. ten gevolge van obstructies van de ademwegen of bij externe hartmassage, kunnen naargelang beademingsmodus het adem-minuutvolume veranderen. Bij vermindering van de compliance van de longen reageert het apparaat als volgt: •
Bij volumegecontroleerde beademing stijgt de beademingsdruk bij constant beademingsvolume tot de ingestelde drukgrens. Daarna daalt het toegediende volume.
•
Bij drukgecontroleerde beademing daalt het toegediende volume bij constante druk. Voorbeeld voor het beademingsverloop voor en na compliance-vermindering bij volumegecontroleerde beademing
Opmerking: Alle weergegeven meetwaarden voor flow, volume of MV hebben betrekking op omgevingstemperatuur en omgevingsluchtdruk.
Bediening
NL
45
Weergegeven meetwaarden Tijdens de beademing krijgt u op het display de volgende parameters als getallenwaarden weergegeven: – O2i: door het apparaat gemeten inspiratorische O2-concentratie – Vte: tidaal volume/ademteugvolume expiratorisch – f/(fsp): ademfrequentie/aantal spontane ademteugen per minuut – MVe: expiratorisch minuutvolume – etCO2: eindtidale CO2-concentratie (alleen bij apparaten met de optie CO2-meting) Wanneer u de CO2-monitoring in het menu Opties | CO2-monitoring AKTIEF deactiveert, is de aanduiding CO2 rood doorgestreept. Wanneer u als curveweergave twee curven en meetwaarden heeft gekozen, krijgt u op het display de volgende meetwaarden aangegeven: – pPeak: piekdruk in mbar – pPlat: plateaudruk in mbar – pMean: gemiddelde druk over alle meetwaarden in mbar – Vleak: lekkage in % Vti
Curveweergave van het beademingsverloop In het kader van de beademingsbewaking worden bij het standaard apparaat de volgende parameters als curves weergegeven: – Druk, flow – Druk, flow, meetwaarden
46
NL
Bediening
Bij de apparaatvariant met CO2-meting kunt u de volgende weergavevarianten laten weergeven: – Druk, flow – Druk, CO2 – Druk, flow, CO2 – Druk, flow, meetwaarden – Druk, CO2 , meetwaarden
5.10 Alarmmeldingen Prioriteit van de alarmen MEDUMAT Transport verdeelt alarmen in de volgende prioriteitsklassen: •
hoge prioriteit
•
gemiddelde prioriteit
•
lage prioriteit
Zijn meerdere alarmen tegelijk actief, dan worden alarmen van de actueel hoogste prioriteit cyclisch weergegeven. Voor ademfysiologische alarmen kunt u grenswaarden instellen (zie “7.2 Alarmgrenswaarden” op pagina 75).
Weergeven van de alarmen MEDUMAT Transport geeft alarmen als volgt aan: • hoge prioriteit: – LED knippert rood – alarmsignaal “hoge prioriteit“ elke 8 seconden Info-veld
– alarmtekst verschijnt in info-veld, info-veld knippert rood • gemiddelde prioriteit – LED uit – alarmsignaal “gemiddelde prioriteit“ elke 15 seconden – alarmtekst verschijnt in info-veld, info-veld knippert geel
Bediening
NL
47
• lage prioriteit – LED uit – alarmsignaal “lage prioriteit“ elke 30 seconden – alarmtekst verschijnt in info-veld, info-veld heeft turkooizen achtergrond Instelbare alarmen worden in het menu “Alarmgrenswaarden“ in de kleur van hun prioriteit aangegeven (zie “7.2 Alarmgrenswaarden” op pagina 75).
Alarm uitschakelen Met de alarm-uit-toets kunt u op elk moment alarmsignalen gedurende 120 s uitschakelen. Gedurende de 120 seconden brandt de gele LED van de alarm-uit-toets. Als opnieuw op de toets wordt gedrukt, wordt het akoestisch alarm weer geactiveerd. Het optische alarm blijft verder actief. Optisch en akoestisch alarm worden automatisch teruggezet zodra de oorzaak van het alarm is verholpen.
5.11 Beademing met filters (niet bij de levering inbegrepen) Voor hygiëne en klimatisering van de ademlucht kunt u op het patiëntventiel in de handel gebruikelijke filters (HME-filter, bacteriefilter of gecombineerde HME/bacteriefilter) met gestandaardiseerde aansluitingen 15/22 mm plaatsen. Hierdoor wordt zowel de inspiratie- als expiratieweerstand verhoogd. Beademingsdruk en beademingsvolume moet u daarom zeer zorgvuldig bewaken. Bij kinderen moet u vooral letten op de vergroting van het dode volume. Lees absoluut ook de gebruiksaanwijzing van de filterfabrikant zorgvuldig door.
48
NL
Bediening
5.12 Beademing beëindigen Pas op! De zuurstoffles nooit helemaal leeg maken. Laat de fles altijd met een restdruk vullen, zodat er geen vochtige omgevingslucht kan binnendringen, die corrosie kan veroorzaken. 1. Controleer de zuurstofvoorraad op de inhoudsmanometer van de drukregelaar. Als de inhoudsmanometer 50 bar of minder aangeeft, moet worden gezorgd voor een nieuwe vulling of een reservefles, om de paraatheid van het apparaat te garanderen. 2. Sluit het ventiel van de zuurstoffles. 3. Houd de Aan-/Standby-/Uit-toets 2 seconden lang ingedrukt, om het apparaat in standby te zetten. Opmerking: In standby verbruikt het apparaat stroom. Als het apparaat gedurende langere tijd niet hoeft te worden gebruikt of niet op de netvoeding is aangesloten, adviseren wij het apparaat helemaal uit te schakelen. Houd hiervoor de Aan-/Standby-/Uit-toets ingedrukt tot de alarm-LED uit gaat (ca. 10 seconden).
5.13 Vulniveau/gebruiksduur berekenen Pas op! Let bij de berekening op het eigen O2-verbruik van het apparaat (zie “13.4 Eigen O2verbruik van het apparaat” op pagina 118). Anders kan de reikwijdte verkeerd worden ingeschat en zodoende een beperkt behandelingssucces het gevolg zijn.
Vulniveau zuurstoffles Zuurstofvolume = flesvolume x flesdruk. Flesvolume
x flesdruk
= zuurstofvoorraad
Voorbeeld 1
10 l
x 200 bar
= 2000 l
Voorbeeld 2
10 l
x 100 bar
= 1000 l
Gebruiksduur beademing Vt (tidaal volume) x f (ademfrequentie)= MV (minuutvolume)
Bediening
NL
49
100 Zuurstofvoorraad (l) Gebruiksduur beademing (min) = ------------------------------------------------------------------ ----------------------------------------Vt x f + Eigen O 2 -verbruik O 2 -concentratie
Voorbeeld 1: O2-voorraad = 1000 l; Vt x f = 11 l/min; 100 % O2, eigen O2-verbruik 0,3 l (zie “13.4 Eigen O2-verbruik van het apparaat” op pagina 118). Daaruit resulteert: 1000 l 100 Gebruiksduur beademing (min) = -------------------------- ---------------- = 88 min = 1 h 28 min 11,3 l/min 100%
Wanneer MEDUMAT Transport met een O2-concentratie van minder dan 100 % wordt gebruikt, wordt de gebruiksduur dienovereenkomstig langer.
5.14 Alternatieve beademing Bij uitval van de MEDUMAT Transport tijdens het beademingsproces zijn er de volgende alternatieven:
Beademingszak 1. Trek het patiëntventiel van de tube of het masker af. 2. Steek de beademingszak, b.v. COMBIBAG WM 11000 van Weinmann, erop en voer de handmatige beademing uit.
Beademingshulp Met de LIFEWAY WM 10580 van Weinmann kunt u alternatief een mond-/masker-beademing uitvoeren.
Zuurstof-uitval Bij wijze van uitzondering kan bij uitval van de zuurstoftoevoer de MEDUMAT Transport ook met medische perslucht worden gebruikt. Opmerking: Wanneer de NIV-functie niet is geactiveerd, geeft het apparaat tijdens de beademing met medische perslucht voortdurend het alarm “FiO2 niet te bereiken“ aan.
50
NL
Bediening
5.15 Accu tijdens gebruik wisselen Een accu met geringe capaciteit moet u tijdig vervangen. Houd daarom altijd een vol geladen reserve-accu bij de hand. Ga als volgt te werk: 1. Houd de vol geladen reserve-accu binnen handbereik. 2. Schakel het apparaat uit. Pas op! Trek de accu er niet tijdens gebruik uit, omdat anders de instellingen van de laatste patiënt niet betrouwbaar worden opgeslagen. Schakel het apparaat altijd eerst uit. 3. Trek de momenteel gebruikte accu uit de accuschacht van het apparaat. 4. Plaats de reserve-accu in de accuschacht. 5. Schakel het apparaat in. 6. Zo neemt u de vóór de accuwissel uitgevoerde instellingen over: Vraag in het startmenu via “Laatste patiënt“ de instellingen op. 7. Ga door met het gebruik.
5.16 Accumanagement MEDUMAT Transport heeft een interne spanningsvoorziening met wisselaccu. Er zijn twee accuversies leverbaar: •
ACCUpack Plus WM 28385 voor interne en externe lading; zowel in het apparaat als met externe voedingseenheid WM 28305 weer oplaadbaar, laadtoestand kan bij de accu worden gecontroleerd.
•
ACCUpack WM 28384 voor interne lading; alleen in het apparaat weer oplaadbaar, laadtoestand kan bij de accu worden gecontroleerd.
Voor oplading van de accu is een externe gelijkspanningsbron met 12 - 15 V (apparaatinterne lading) of 15 V (externe lading) nodig. Gebruik hiervoor uitsluitend de boordvoeding van het voertuig of vliegtuig resp. – voor gebruik op het elektriciteitsnet – de voedingseenheid WM 28305. MEDUMAT Transport kan ook bij lege accu op de externe spanningsbron worden gebruikt. Tijdens werking wordt tevens de accu geladen. De acculading duurt in dit geval langer dan in uitgeschakelde toestand.
Bediening
NL
51
Pas op! • Gebruik het apparaat nooit zonder accu. Eventuele spanningsdips in de netvoeding kunnen dan niet worden overbrugd. Een onafgebroken verzorging van de patiënt zou in dit geval niet gewaarborgd zijn. •
Op accu werkende medische producten beschikken in de accumodus over een begrensde gebruiksduur. Met MEDUMAT Transport kunt u bij een inzet ten minste 4,5 uur onafhankelijk van het net werken, mits de accu volledig was opgeladen. Let er daarom op, dat de accu altijd zo vol mogelijk is of dat u een reserve-accu bij de hand heeft.
Aanduiding van de accucapaciteit (MEDUMAT Transport)
leeg
halfvol
vol
Linksboven in het display vindt u het symbool voor de accucapaciteit. De aanduiding vindt plaats in vijf standen. Hiernaast ziet u voorbeelden voor een volle/halfvolle en lege accu.
Aanduiding van de accucapaciteit direct bij de accu In gedemonteerde toestand kunt u de accucapaciteit ook direct bij de accu laten aangeven. De accucapaciteit wordt via 4 groene LED's aangegeven. Druk hiervoor op de toets op de accu (zie tekeningen hiernaast). Capaciteitsaanduiding
Capaciteitsaanduiding
Toets Status-LED
4 LED's 3 LED's 2 LED's 1 LED 1 LED knippert
MEDUMAT Transport WM 28385
52
NL
Bediening
100 % 75 % 50 % 25 % minder dan 10 minuten restcapaciteit
De laadtoestand van de accu wordt via de status LED aangegeven. Status LED
Accu-Pack Plus
Accucapaciteit
Accu-status
LED brandt groen accu is vol geladen LED knippert groen accu wordt geladen LED brandt rood accu defect, niet gebruiken
Statusaanduiding van de laadcyclus De toestandsaanduiding van de acculading vindt alleen plaats, wanneer de externe spanningsvoorziening is aangesloten, aangezien alleen dan een acculading zelfs maar mogelijk is. Bij uitgeschakelde MEDUMAT Transport wordt de toestand van de acculading door de laadaanduiding aangegeven. Bij ingeschakelde MEDUMAT Transport wordt de toestand van de acculading door de laadaanduiding alsmede de capaciteitsaanduiding aangegeven. Betekenis van de laadaanduiding en van de capaciteitsaanduiding: Apparaat uitgeschakeld
Apparaat ingeschakeld
Laadaanduiding
Laadaanduiding
accu wordt geladen
knippert groen
knippert groen
accu is vol
groen
groen
fout tijdens het laden
rood
rood
accu wordt ontladen
uit
uit
accu ontbreekt of defect
uit
rood
Capaciteitsaanduiding (actuele laadtoestand) (vol) (actuele laadtoestand) (actuele laadtoestand) (actuele laadtoestand)
Accu's laden MEDUMAT Transport start de acculading automatisch zodra voldaan is aan de volgende voorwaarden: • externe spanning met ten minste 12 V gelijkspanning is aangesloten • de accu is niet vol (<95 % lading) • de temperatuur van de accu bedraagt max. 45 °C en min. +5 °C
Bediening
NL
53
Opmerking: De accu WM 28385 beschikt over een eigen laadaansluiting, deze kan ook buiten de MEDUMAT Transport worden geladen. Gebruik daarvoor uitsluitend het voedings- en laadapparaat WM 28305.
Laadaanduiding
Als het laden niet kan worden gestart, b.v. omdat de accutemperatuur buiten het toegestane bereik (+ 5 °C - 45 °C) ligt, dan brandt de laadaanduiding rood. Deze gaat pas uit, wanneer voldaan is aan alle voorwaarden voor het starten van het laden. Tijdens het laden van de accu knippert de laadaanduiding groen.
Acculading beëindigen MEDUMAT Transport bepaalt automatisch het optimale moment voor beëindiging van de lading door de laadcurve en het temperatuurgedrag van de accu te meten en te beoordelen. Zodra het laden is beëindigd, brandt de laadaanduiding continu groen.
Acculading onderbreken De acculading wordt door de MEDUMAT Transport voortdurend bewaakt. Fouten die leiden tot onderbreking van het laden, zijn: •
temperatuur van de accu stijgt boven 45 °C, b.v. door te hoge omgevingstemperatuur of daalt beneden +5 °C
•
laadstroom is te groot (> 3 A) b.v. kortsluiting
Als een van deze fouten zich voordoet, wordt het laden automatisch onderbroken en de laadaanduiding brandt rood. Het laden wordt eveneens onderbroken, wanneer geen externe spanningsvoorziening aanwezig is, b.v. omdat het op een draagsysteem gemonteerde apparaat uit de wandhouder werd genomen. Aangezien dit geen fout, maar een normale gebruikstoestand is, brandt in dit geval de laadaanduiding niet. Zodra de externe spanning weer aanwezig is, b.v. omdat het draagsysteem opnieuw in de wandhouder werd geplaatst, wordt het laden meteen voortgezet.
54
NL
Bediening
6. Beademingsmodi In het menu “Modus“ kunt u verschillende beademingsmodi kiezen (zie “5.5 Beademingsmodus kiezen” op pagina 42). Dit hoofdstuk beschrijft: • rangschikking van de beademingsmodi (zie “6.1 Rangschikking van de beademingsmodi” op pagina 55) • belangrijke beademingsparameters (zie “6.2 Belangrijke beademingsparameters” op pagina 56) • veiligheids- en extra functies (zie “6.3 Veiligheids- en extra functies” op pagina 57) • drukgecontroleerde beademingsmodi (zie “6.4 Drukgecontroleerde beademingsmodi” op pagina 60) • volumegecontroleerde beademingsmodi (zie “6.5 Volumegecontroleerde beademingsmodi” op pagina 68)
6.1 Rangschikking van de beademingsmodi Ademhaling 100%
Patiënt
Beademingsapparaat
0%
gecontroleerde beademing
geassisteerde beademing
Spontane ademhaling
Beademingsmodi
NL
55
De volgende beademingsmodi zijn in het apparaat beschikbaar: Regelingsparameter Druk
Gecontroleerde beademing PCV
Druk + volume Volume
Geassisteerde beademing BiLevel
Spontane ademhaling CPAP + ASB
PRVC IPPV
S-IPPV SIMV
Door de instelling van de beademingsparameters kan de rangschikking van de beademingsmodi wijzigen.
6.2 Belangrijke beademingsparameters Beademingsparameter
Apparaatgedrag/ bijzonderheden
Vt
Tidaal volume (ademteugvolume)
Het ademteugvolume kan bij volumegecontroleerde beademing soms niet meer worden bereikt. Wanneer de ademwegdruk de ingestelde grens Pmax bereikt, wordt deze tot de waarde Pmax begrensd (beademing met druklimiet).
Pinsp
Inspiratiedruk
> 30 mbar = rood knipperen
PEEP
Positieve eindexpiratorische druk (CPAP)
> 15 mbar = rood knipperen
Freq
Beademingsfrequentie
< 5/min = rood knipperen
I:E
Verhouding tussen inspiratietijd en expiratietijd
Inverse verhouding = rood knipperen
Maximale inspiratiedruk
Druk wordt door het apparaat tot deze waarde begrensd. In te stellen van 3 mbar-65 mbar. Pmax wordt in alle beademingsmodi als rode lijn in de drukcurve aangegeven.
Pmax
56
Toelichting
NL
Beademingsmodi
Opmerking: Kies waarden die een rood knipperen veroorzaken, alleen bij bijzondere indicaties.
6.3 Veiligheids- en extra functies NIV NIV: Non-Invasive Ventilation (maskerbeademing) Deze extra functie kan in alle beademingsmodi worden geactiveerd. Het lekkage-alarm wordt gedeactiveerd. Het apparaat gebruikt voor de niet-invasieve beademing geoptimaliseerde triggeralgoritmen. Wanneer de niet-invasieve beademing actief is, wordt in de functie-aanduiding “Modus“ het symbool voor maskerbeademing weergegeven. Pas op! • Als bij een beademing met lekkages de NIV-functie niet wordt geactiveerd, kan het apparaat alleen door sterk verhoogde ademhalingsinspanningen door de patiënt worden getriggerd. Dit kan het behandelingssucces in gevaar brengen. •
Bij een beademing met lekkage kan het soms voorkomen dat de gewenste O2-concentratie niet wordt bereikt. Dit heeft een technische oorzaak en is geen storing. Bij geactiveerde modus NIV wordt daarom de grens voor het alarm “FiO2 niet te bereiken“ op 20 Vol% gezet.
Apneu beademing De apneu beademing is een veiligheidsfunctie van het apparaat die bij een ademstilstand (apneu) de verdere beademing overneemt. Wanneer de patiënt niet meer spontaan ademt en de in het menu “Alarmgrenswaarden“ ingestelde apneutijd (zie “7.2 Alarmgrenswaarden” op pagina 75) is verstreken, beademt het apparaat de patiënt (verplicht) met een vooringestelde beademingsmodus. Een alarm van hoge prioriteit is te horen en de functie-aanduiding Modus knippert rood.
Beademingsmodi
NL
57
In het menu “Modus“ is de beademingsmodus waarop het apparaat teruggrijpt voor de apneu beademing, gemarkeerd door een keuzestip. De oorspronkelijk gekozen beademingsmodus en het menupunt Apneu beademing zijn rood gemarkeerd. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: • beademingsmodus voor de apneu beademing accepteren • oorspronkelijk ingestelde beademingsmodus opnieuw activeren • beademingsparameters op display wijzigen en daarna ingestelde beademingsmodus overnemen U kunt de apneu beademing in het menu “Modus“ (zie “5.5 Beademingsmodus kiezen” op pagina 42) of in het menu “(Apneu) Back-up beademingsparameters“ (zie “7.5 (Apneu) Back-up beademingsparameters” op pagina 79) activeren of deactiveren. De apneu beademing is standaard altijd geactiveerd. In het menu “(Apneu) Back-up beademingsparameters“ kunt u kiezen op welke beademingsmodus het apparaat tijdens de apneu beademing moet teruggrijpen: • BiLevel (drukgecontroleerd) • SIMV (volumegecontroleerd) In dit menu kunt u ook de beademingsparameters voor de apneu beademing instellen. Wanneer u geen beademingsparameters instelt, neemt het apparaat de voorinstellingen voor deze beademingsmodi naargelang patiënt (klein kind, kind, volwassene) op zich.
58
NL
Beademingsmodi
Pre-oxygenatie De pre-oxygenatie is een functie waarmee het zuurstofgehalte in de longen van een patiënt snel kan worden verhoogd, bijv. voor de voorbereiding van een intubatie. Het apparaat dient een in het menupunt “Pre-oxygenatie“ instelbare flow met 100 % O2 toe. De druk is uit veiligheidsoverwegingen begrensd tot 10 mbar. U kunt de pre-oxygenatie in alle beademingsmodi kiezen. De functie interfereert met de ingestelde beademingsmodus en moet voor de verdere beademing met de ingestelde beademingsmodus worden gedeactiveerd.
Beademingsmodi
NL
59
6.4 Drukgecontroleerde beademingsmodi Pas op! In de drukgecontroleerde modi wordt de beademingsdruk op Pmax begrensd (drukbeperking). Bij bereiken van deze drukgrens wordt een alarm van hoge prioriteit geactiveerd.
BiLevel BiLevel: beademing op twee drukniveaus
8 7 6
1
2
3
4
5
De volgende beademingswaarden kunt u met de stelknoppen instellen: Beademings- Stelmodus knop 1 BILEVEL
PEEP
Stelknop 2 Pinsp
Stelknop 3 Pmax
StelNaviga- Functie- Functie- Functieknop 4 tieknop 5 toets 6 toets 7 toets 8 Freq.
I:E en selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
Andere instelmogelijkheden vindt u onder het menupunt “Geavanceerde beademingsparameters“ in het “Hoofdmenu” (zie “7.4 Geavanceerde beademingsparameters” op pagina 76)
60
NL
Beademingsmodi
Druk
Pmax machinale beademing
geassisteerde spontane ademhaling
Pinsp Drukhelling dP dT
DpASB
dP dT
PEEP Tijd
TI=Tinsp
1/freq. (spontaan) 1/freq. (ingesteld)
De modus BiLevel dient voor drukgecontroleerde beademing gecombineerd met vrije spontane ademhaling op de drukniveaus Pinsp en PEEP tijdens de gehele ademcyclus en instelbare drukondersteuning op PEEP-niveau. Deze modus wordt gebruikt bij patiënten zonder spontane ademhaling of bij spontaan ademende patiënten. De beademingsmodus BiLevel wordt ook gebruikt als modus voor de apneu beademing (zie “Apneu beademing“ op pagina 57). De patiënt kan gedurende een vastgelegd triggervenster een verplichte, drukgeregelde beademingsslag activeren. Het triggervenster ligt 20 % van de expiratietijd Te voor de te verwachten verplichte beademingsslag. Gedurende de overige tijd kan de patiënt spontaan of met behulp van een drukondersteuning (zie “CPAP + ASB“ op pagina 64) ademen. Tidaal volume en minuutvolume ontstaan uit de ingestelde Pinsp, de compliance van de longen en de ingestelde inspiratietijd Ti.
Beademingsmodi
NL
61
PCV PCV: Pressure Controlled Ventilation
8 7 6
1
2
3
4
5
De volgende beademingswaarden kunt u met de stelknoppen instellen: Beademings- Stelmodus knop 1 PCV
PEEP
Stelknop 2 Pinsp
Stelknop 3 Pmax
StelNaviga- Functie- Functie- Functieknop 4 tieknop 5 toets 6 toets 7 toets 8 Freq.
I:E en selectie/ bevestigen
-
Modus
Andere instelmogelijkheden vindt u onder het menupunt “Geavanceerde beademingsparameters“ in het “Hoofdmenu” (zie “7.4 Geavanceerde beademingsparameters” op pagina 76).
62
NL
Beademingsmodi
Druk
Pmax
Pinsp Drukhelling
dP dT
PEEP Tijd
1/freq. (ingesteld)
1/freq. (ingesteld)
De modus PCV dient voor verplichte, drukgecontroleerde beademing met vaste drukniveaus. Deze modus wordt gebruikt bij patiënten zonder spontane ademhaling. Een spontaan ademende patiënt kan echter tijdens de expiratie vrij doorademen. De ingestelde maximale drukbegrenzing (Pmax) waarborgt de veiligheid van de patiënt.
Beademingsmodi
NL
63
CPAP + ASB CPAP: Continuous Positive Airway Pressure ASB: Assisted Spontaneous Breathing
8 7 6
1
2
3
4
5
De volgende beademingswaarden kunt u met de stelknoppen instellen: Beademings- Stelmodus knop 1 CPAP + ASB PEEP
Stelknop 2 -
Stelknop 3 Pmax
StelNaviga- Functie- Functie- Functieknop 4 tieknop 5 toets 6 toets 7 toets 8 -
alleen selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
Andere instelmogelijkheden vindt u onder het menupunt “Geavanceerde beademingsparameters“ in het “Hoofdmenu” (zie “7.4 Geavanceerde beademingsparameters” op pagina 76).
64
NL
Beademingsmodi
Druk
Pmax
CPAP zonder drukondersteuning
CPAP met drukondersteuning ASB
DpASB CPAP / PEEP Tijd
1/freq. (spontaan)
1/freq. (spontaan)
De modus CPAP + ASB kan worden onderverdeeld in zijn afzonderlijke elementen: De instelwaarde CPAP/PEEP dient voor verhoging van het drukniveau van de ademhaling ter verhoging van de functionele residuale capaciteit FRC van spontaan ademende patiënten. De functie ASB dient voor drukondersteuning van een onvoldoende of uitgeputte spontane ademhaling. De patiënt kan zonder beperking spontaan ademen, maar wordt door de MEDUMAT transport ondersteund bij zijn ademhaling. De modus CPAP + ASB wordt uitsluitend gebruikt bij patiënten met voldoende spontane ademhaling. De druk wordt in principe aan het einde van de expiratie (PEEP) ingesteld. Indien nodig kan de drukondersteuning ( pASB) worden ingeschakeld. Met behulp van de inspiratorische en expiratorische triggers kan de beademing individueel worden afgestemd op de patiënt. De inspiratorische trigger geeft de gevoeligheid voor het activeren van een drukondersteuning aan. De expiratorische trigger bepaalt, wanneer het apparaat de drukondersteuning afbreekt. Zodoende kunnen indirect het toegediende volume en de inspiratietijd worden ingesteld. De ingestelde maximale drukbegrenzing (Pmax) waarborgt de veiligheid van de patiënt.
Beademingsmodi
NL
65
PRVC PRVC: Pressure Regulated Volume Controlled Ventilation
8 7 6
1
2
3
4
5
De volgende beademingswaarden kunt u met de stelknoppen instellen: Beademings- Stelmodus knop 1 PRVC
PEEP
Stelknop 2 Vt
Stelknop 3 Pmax
StelNaviga- Functie- Functie- Functieknop 4 tieknop 5 toets 6 toets 7 toets 8 Freq.
I:E en selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
Andere instelmogelijkheden vindt u onder het menupunt “Geavanceerde beademingsparameters“ in het “Hoofdmenu” (zie “7.4 Geavanceerde beademingsparameters” op pagina 76).
66
NL
Beademingsmodi
Druk
Pmax Pplateau
Pinsp (variabel)
Veiligheidsafstand 5 mbar Stap max. 3 mbar
PEEP Tijd
volumegecontroleerde beademingsslag
1/freq. (ingesteld)
drukgecontroleerde beademingsslag
drukgecontroleerde beademingsslag
1/freq. (ingesteld)
De gecontroleerde beademingsmodus PRVC combineert de voordelen van drukgecontroleerde en volumegecontroleerde beademing. Het ingestelde tidaal volume wordt toegediend met de kleinst mogelijke beademingsdruk. De beademing begint met drie volumegecontroleerde ademteugen met het ingestelde tidaal volume en afnemende flow. De volumegecontroleerde ademteugen hebben een plateautijd van 50 % van de geconfigureerde inspiratietijd Ti. Het apparaat kiest de gemeten plateaudruk als startwaarde voor de inspiratiedruk Pinsp van de volgende drukgecontroleerde beademing. Het meet de toegediende volumes en past de beademingsdruk aan. Wanneer de longparameters tijdens de beademing veranderen, verandert het apparaat in stappen van maximaal 3 mbar de inspiratiedruk Pinsp, om het ingestelde tidaal volume weer te bereiken en zodoende veranderingen bij de patiënt automatisch te compenseren. Het meten van het toegediende volume wordt verbeterd door een compensatie van de slang-compliance. Daardoor wordt met name bij kleine tidaal volumes onder hoge ademwegdrukken het gewenste tidaal volume precies geregeld. De ingestelde maximale drukbegrenzing (Pmax) waarborgt de veiligheid van de patiënt. Uit veiligheidsoverwegingen ligt de inspiratiedruk Pinsp 5 mbar onder de ingestelde maximale drukbegrenzing (Pmax). Wanneer de maximale beademingsdruk (Pmax-5 mbar) wordt bereikt, dient het apparaat zoveel volume als mogelijk toe. Wanneer dit volume afwijkt van het ingestelde tidaal volume, activeert het apparaat het alarm van lage prioriteit “Vt niet te bereiken“.
Beademingsmodi
NL
67
6.5 Volumegecontroleerde beademingsmodi Waarschuwing! Gevaar voor niet constant volume bij bereiken van de drukbegrenzing Pmax! Bewaak bij volumegecontroleerde beademingsmodi permanent de patiënt en wijzig, indien nodig, de instelparameters. Wanneer de drukbegrenzing wordt bereikt, waarborgt een alarm van hoge prioriteit (ademwegdruk ) de veiligheid van de patiënt.
IPPV IPPV: Intermittent Positive Pressure Ventilation
8 7 6
1
2
3
4
5
De volgende beademingswaarden kunt u met de stelknoppen instellen: Beademings- Stelmodus knop 1 IPPV
PEEP
Stelknop 2 Vt
Stelknop 3 Pmax
StelNaviga- Functie- Functie- Functieknop 4 tieknop 5 toets 6 toets 7 toets 8 Freq.
I:E en selectie/ bevestigen
-
Modus
Andere instelmogelijkheden vindt u onder het menupunt “Geavanceerde beademingsparameters“ in het “Hoofdmenu” (zie “7.4 Geavanceerde beademingsparameters” op pagina 76).
68
NL
Beademingsmodi
Druk
Pmax
machinale beademing
machinale beademing
Pplateau
PEEP Tijd
1/freq. (ingesteld)
1/freq. (ingesteld)
De modus IPPV dient voor verplichte, volumegecontroleerde beademing met vast tidaal volume. Deze modus wordt gebruikt bij patiënten zonder spontane ademhaling. Een spontaan ademende patiënt kan echter tijdens de expiratie vrij doorademen. De ingestelde maximale drukbegrenzing (Pmax) waarborgt de veiligheid van de patiënt. Opmerking: Als u in deze modus een PEEP > 0 kiest, verandert de modusnaam van IPPV naar CPPV (Constant Positive Pressure Ventilation).
Beademingsmodi
NL
69
S-IPPV S-IPPV: Synchronized Intermittent Positive Pressure Ventilation Waarschuwing! • Gevaar voor hyperventilatie! Bewaak permanent de gemeten ademfrequentie en het gemeten minuutvolume van de patiënt, om een hyperventilatie te voorkomen. Stel hiervoor de alarmgrenswaarde voor het alarm f nauw in, om het gevaar voor hyperventilatie vroegtijdig te herkennen. • Gevaar voor Air Trapping! Bewaak permanent de ademwegdruk, om een Air Trapping te voorkomen. • Gevaar voor een intrinsieke PEEP! Door een te korte expiratie kan de druk aan het einde van de expiratie langzaam stijgen. Bewaak de gevoeligheid van de inspiratorische trigger. Wanneer de ingestelde PEEP wordt overschreden, waarborgt een alarm van hoge prioriteit (PEEP ) de veiligheid van de patiënt.
8 7 6
1
2
3
4
5
De volgende beademingswaarden kunt u met de stelknoppen instellen: Beademings- Stelmodus knop 1 S-IPPV
70
NL
PEEP
Stelknop 2 Vt
Beademingsmodi
Stelknop 3 Pmax
StelNaviga- Functie- Functie- Functieknop 4 tieknop 5 toets 6 toets 7 toets 8 Freq.
I:E en selectie/ bevestigen
Trigger
Modus
Andere instelmogelijkheden vindt u onder het menupunt “Geavanceerde beademingsparameters“ in het “Hoofdmenu” (zie “7.4 Geavanceerde beademingsparameters” op pagina 76).
Druk
gesynchroniseerde machinale beademing
machinale beademing Pmax
Pplateau
PEEP Tijd 1/freq. (actueel)
DT
1/freq. (ingesteld) Synchronisatietijdvenster
De modus S-IPPV dient voor volumegecontroleerde beademing met variabel verplicht minuutvolume MV. Tijdens de gehele expiratiefase is een trigger actief die de patiënt in staat stelt een hernieuwde beademingsslag te activeren. De patiënt heeft zodoende de mogelijkheid om de ademfrequentie en daarmee het minuutvolume MV te verhogen en aan zijn behoefte aan te passen. Gewoonlijk wordt deze modus gebruikt bij patiënten met onvoldoende spontane ademhaling. De beademing in de modus S-IPPV komt overeen met de beademing in de modus IPPV met dit verschil, dat een synchronisatie met de inademinspanningen van de patiënt mogelijk is. Door de geringer ingestelde ademfrequentie kan de patiënt spontaan verplichte ademteugen activeren. Voor de synchronisatie is een triggervenster beschikbaar dat zich uitstrekt over de gehele expiratietijd.
Beademingsmodi
NL
71
SIMV SIMV: Synchronized Intermittent Mandatory Ventilation
8 7 6
1
2
3
4
5
De volgende beademingswaarden kunt u met de stelknoppen instellen: Beademings- Stelmodus knop 1 SIMV
PEEP
Stelknop 2 Vt
Stelknop 3 Pmax
StelNaviga- Functie- Functie- Functieknop 4 tieknop 5 toets 6 toets 7 toets 8 Freq.
I:E en selectie/ pASB bevestigen
Trigger
Modus
Andere instelmogelijkheden vindt u onder het menupunt “Geavanceerde beademingsparameters“ in het “Hoofdmenu” (zie “7.4 Geavanceerde beademingsparameters” op pagina 76).
72
NL
Beademingsmodi
Druk
Pmax
machinale beademing
Pplateau
Spontane ademhaling
geassisteerde spontane ademhaling
gesynchroniseerde machinale beademing
DpASB
PEEP Tijd 1/freq. (actueel)
DT
1/freq. (ingesteld) Synchronisatietijdvenster
De modus SIMV dient voor volumegecontroleerde beademing met vast verplicht minuutvolume MV. Tussen de verplichte beademingsslagen kan de patiënt spontaan ademen en zo het minuutvolume verhogen. Bij aanwezige spontane ademhaling wordt de verplichte beademingsslag gesynchroniseerd met de ademhaling van de patiënt. Het verplichte minuutvolume en de verplichte ademfrequentie blijven daarbij onveranderd. De ingestelde maximale drukbegrenzing (Pmax) waarborgt de veiligheid van de patiënt. De beademingsmodus SIMV wordt ook gebruikt als modus voor de apneu beademing (zie “Apneu beademing“ op pagina 57). De patiënt kan gedurende een vastgelegd triggervenster een verplichte, drukgeregelde beademingsslag activeren. Het triggervenster is in de laatste 20 % van de expiratietijd Te beschikbaar. Gedurende de overige tijd kan de patiënt spontaan of met behulp van een drukondersteuning (zie “CPAP + ASB“ op pagina 64) spontaan ademen.
Beademingsmodi
NL
73
7. Hoofdmenu In het hoofdmenu heeft u de mogelijkheid het apparaat optimaal in te stellen op de betreffende gebruiksomstandigheden. Het hoofdmenu kan te allen tijde via de functietoets “Hoofdmenu“ worden opgevraagd. Voor navigeren in het menu kunt u ofwel de navigatieknop of de contextafhankelijk functietoetsen aan de rechterzijde van het display gebruiken (zie “5.1 Bedieningselementen” op pagina 33).
7.1 Auto alarmgrenzen Algemeen Als de functie “Auto alarmgrenzen“ geactiveerd is, legt het apparaat automatisch grenzen voor de ademfysiologische alarmen vast. Doorslaggevend voor het vastleggen van de grenzen zijn de op het moment van de activering gemeten beademingswaarden (Vte, MVe, f, evt. etCO2). In het menu “Alarmgrenswaarden“ (zie “7.2 Alarmgrenswaarden” op pagina 75) kunt u instellen bij welke afwijking (in %) van de actuele beademingswaarde een alarm moet worden geactiveerd. Opmerking: De onder “Alarmgrenswaarden“ (zie “7.2 Alarmgrenswaarden” op pagina 75) ingestelde waarden worden daarbij overschreven.
Auto-alarm berekening voor het apneu-alarm Het apneu-alarm wordt afhankelijk van de ingestelde procentwaarde op 4 (10 %), 5 (20 %) of 6 (30 %) ademperiodes gezet. Een ademperiode heeft de lengte 60/f in seconden, d.w.z. bij een gemeten ademfrequentie van b.v. 15/min ontstaan de standen 16 sec, 20 sec en 24 sec voor de apneu-alarm-grens.
74
NL
Hoofdmenu
7.2 Alarmgrenswaarden Voor ademfysiologische alarmen kunt u grenswaarden instellen. Wanneer de grenswaarden worden bereikt, activeert het apparaat een alarm. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Alarm
Instelbereik
Auto alarmgrenzen
10 %, 20 % of 30 % afwijking van de beademingswaarden op het moment van activering
MVe
1 l-160 l
MVe
0,1 l-110 l
f
1/min-150/min
Apneu
4 s-60 s
Alleen bij apparaten met CO2-meting: etCO2
20 mmHg-75 mmHg 2,6 Vol%-9,9 Vol% 2,6 kPa-10 kPa
et CO2
0 mmHg-40 mmHg 0 Vol%-5,3 Vol% 0 kPa-5,4 kPa
Wanneer het apparaat een ingesteld alarm activeert, wordt het alarm in dit menu met de kleur van zijn prioriteit aangegeven (zie “5.10 Alarmmeldingen” op pagina 47). De alarmgrenswaarde voor het alarm CO2i is vast ingesteld op 5 mmHg.
Hoofdmenu
NL
75
7.3 Curven In dit menu kunt u de weergavevarianten voor de beademingsbewaking kiezen. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik Druk, flow
Druck, CO2 Curven (apparaten met CO2- Druk, flow, CO2 meting) Druk, flow, meetwaarden Druck, CO2, meetwaarden Curven (apparaten zonder CO2-meting)
Druk, flow Druk, flow, meetwaarden
Wanneer u een weergavevariant met meetwaarden kiest, worden de volgende meetwaarden op het display aangegeven: Meetwaarde
Verklaring
Eenheid
PPeak
Piekdruk
mbar
PPlat
Plateaudruk
mbar
PMean
Gemiddelde druk over alle meetwaarden
mbar
Vleak
Lekkage
% Vti
7.4 Geavanceerde beademingsparameters Om tijdens de transportbeademing optimale resultaten te verkrijgen, kunt u afhankelijk van de telkens gekozen modus instellingen in het menu “Geavanceerde beademingsparameters“ uitvoeren. De functies die in de betreffende beademingsmodus niet kunnen worden gekozen, zijn als grijze tekst weergegeven.
76
NL
Hoofdmenu
Drukhelling Met deze functie kunt u instellen hoe snel de inspiratorische beademingsdruk moet worden bereikt. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter Helling vlak
Instelbereik langzame drukverhoging
Helling gemiddeld gemiddelde drukverhoging Helling steil
snelle drukverhoging
Opmerking: Hoe snel de ingestelde druk daadwerkelijk wordt bereikt, hangt af van de patiënt, een eventueel aanwezige lekkage (NIV) en van de ingestelde beademingsparameters.
Flowhelling Met deze functie kunt u instellen hoe snel de inspiratorische flow moet worden bereikt. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter Helling vlak
Instelbereik langzame flowverhoging
Helling gemiddeld gemiddelde flowverhoging Helling steil
snelle flowverhoging
Opmerking: Hoe snel de ingestelde flow daadwerkelijk wordt bereikt, hangt af van de patiënt, een eventueel aanwezige lekkage (NIV) en van de ingestelde beademingsparameters.
Hoofdmenu
NL
77
Flowverloop Met deze functie kunt u het flowverloop instellen. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik afnemend
Flowverloop
constant Plateautijd (0 % Ti-50 %Ti)
Wanneer u voor het flowverloop een plateautijd (zie “Plateautijd” op pagina 122) kiest, wordt tijdens de plateautijd geen gas aan de patiënt afgegeven en tegelijkertijd de expiratie verhinderd.
Triggerdrempels Met deze functie kunt u de inspiratorische en de expiratorische triggerdrempel instellen. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik
Inspiratie
1 l/min-15 l/min
Expiratie
5 % flow max-50 % flow max
Als alternatief kunt u de triggerdrempels ook rechts op het display via de functietoets Triggerdempels instellen. Via de stelknop komt u direct bij het menupunt “Triggerdrempels“.
78
NL
Hoofdmenu
7.5 (Apneu) Back-up beademingsparameters In dit menu kunt u de voorinstellingen voor de apneu beademing (zie “Apneu beademing” op pagina 57) vastleggen en de apneu beademing activeren. De volgende beademingsmodi kunt u kiezen voor de apneu beademing: • BiLevel • SIMV De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik
PEEP
0 mbar-30 mbar
Pinsp (alleen BiLevel)
3 mbar-60 mbar
Vt (alleen SIMV)
50 ml-2000 ml
Freq
1/min-60/min
I:E
1:4.0-4.0:1
7.6 Audio/Video In dit menu kunt u de helderheid van het display voor de dag- en nachtkleuren apart instellen. Verder kunt u het alarmvolume instellen. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik
Helderheid dag
10 %-100 %
Helderheid nacht
10 %-100 %
Geluidssterkte
50 %-100 %
Hoofdmenu
NL
79
7.7 Opties CO2-configuratie In dit menu kunt u de CO2-monitoring activeren. Het menu is alleen toegankelijk, wanneer u een apparaat met CO2-meting heeft.
Wanneer u de CO2-monitoring activeert, wordt linksonder op het display de actuele eindexpiratorische CO2-concentratie aangegeven. Wanneer u de CO2-monitoring deactiveert, wordt dit linksonder op het display aangegeven. In het menu kunt u bovendien de eenheid selecteren waarin de CO2-concentratie moet worden aangegeven. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik mmHG
Eenheid
Vol% kPa
Datum, tijd In dit menu kunt u de actuele datum en tijd instellen.
80
NL
Hoofdmenu
De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik Jaar Maand
Datum, tijd
Dag Uur Minuut
Opmerking: Datum en tijd worden ook gebruikt voor interne processen in het apparaat. Beide waarden moeten daarom regelmatig gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd worden.
Taal In dit menu kunt u de taal kiezen waarin de aanduidingen op het display moeten worden weergegeven.
Hoofdmenu
NL
81
De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter
Instelbereik Duits Engels Spaans Italiaans Nederlands Portugees Braziliaans Portugees Russisch
Taal
Zweeds Grieks Frans Pools Turks Thais Chinees Deens Roemeens
Opmerking: Afhankelijk van de stand van de firmware kunnen extra talen beschikbaar zijn.
Apparaatgegevens In dit menu kunt u de softwareversie van uw apparaat (met datum) en de datum en tijd van de laatste geslaagde functiecontrole aflezen.
82
NL
Hoofdmenu
Bluetooth In dit menu kunt u een Bluetooth-verbinding activeren of deactiveren. Een inzetdocumentatiesysteem kan bij geactiveerde Bluetooth-verbinding een verbinding opbouwen met MEDUMAT Transport, om inzetgegevens op te vragen. Dit menu verschijnt alleen, wanneer de optie gegevensoverdracht is vrijgeschakeld. De volgende instellingen kunt u uitvoeren: Parameter Bluetooth
Instelbereik Geactiveerd Gedeactiveerd
7.8 Nachtkleuren Om ook bij nachtelijk gebruik een optimale afleesbaarheid van het display te waarborgen, kunt u nachtkleuren activeren. De aanduidingen worden dan tegen een zwarte achtergrond weergegeven. Zo wordt voorkomen dat het display verblindt. De helderheid van de nachtkleuren stelt u in het menu Audio/Video in (zie “7.6 Audio/Video” op pagina 79).
Hoofdmenu
NL
83
8. Hygiënische zuivering Na elk gebruik moet u MEDUMAT Transport en de gebruikte accessoires hygiënisch zuiveren. Neem goed nota van de gebruiksaanwijzing voor het gebruikte desinfectiemiddel. Wij adviseren gigasept FF® (nieuw) voor de dompeldesinfectie alsmede terralin® protect voor de wisdesinfectie. Voer na elke hygiënische zuivering altijd een functiecontrole uit (zie “9. Functiecontrole” op pagina 89).
8.1 MEDUMAT Transport Waarschuwing! Dompel de MEDUMAT Transport of de BiCheck flowsensorleiding nooit in desinfectiemiddel of andere vloeistoffen. Anders kan het apparaat worden beschadigd en kunnen zo gebruikers en patiënten in gevaar worden gebracht. De MEDUMAT Transport en de BiCheck flowsensorleiding houdt u schoon door een wisdesinfectie. Neem goed nota van de gebruiksaanwijzing voor het gebruikte desinfectiemiddel. Wij adviseren terralin® protect voor de wisdesinfectie.
8.2 Slangsystemen Naargelang gebruikt slangsysteem kan het slangsysteem artikelen voor eenmalig gebruik bevatten. Gebruik deze niet opnieuw. Neem voor de zuivering van de overige componenten goed nota van de gebruiksaanwijzing van de slangsystemen.
84
NL
Hygiënische zuivering
8.3 Delen en accessoires Maskers en alle silicone delen worden gereinigd in een desinfectie-oplossing: 1. Alle oppervlakken moeten aan binnen- en buitenkant zonder luchtbellen worden bevochtigd. Inwerktijd helemaal laten verstrijken. 2. Spoel de delen na de desinfectie grondig met gedestilleerd water, zodat deze niet belemmerd worden door resten van de desinfectie-oplossing. 3. Laat delen altijd aan de lucht drogen. 4. Voer een visuele controle uit en verwissel beschadigde delen onmiddellijk. Beademingsslang voor meermalig gebruik, patiëntventiel voor meermalig gebruik (zie vorig hoofdstuk), BiCheck flowsensor voor meermalig gebruik en beademingsmaskers met silicone verdikking zijn ook autoclaveerbaar.
8.4 BiCheck flowsensor Let bij de hygiënische zuivering op de volgende aanwijzingen, om schade aan de BiCheck flowsensor te vermijden: Pas op! • Spoel de BiCheck flowsensor nooit af onder stromend water. Het binnendringen van waterstralen kan de BiCheck flowsensor beschadigen. Vermijd vooral het direct binnendringen van waterstralen door de CO2-uitgang. Om de BiCheck flowsensor na de hygiënische zuivering te spoelen, draait u deze voorzichtig rond in gedestilleerd water. • Droog de BiCheck flowsensor nooit met samengeperst gas, om de meetdraden in de BiCheck flowsensor niet te beschadigen. Laat de vloeistoffen afdruppelen door de BiCheck flowsensor lang genoeg te laten staan. Als alternatief kunt u ook het patiëntslangsysteem zonder testzak op MEDUMAT Transport aansluiten en meerdere beademingsslagen afgeven. • Leg de BiCheck flowsensor tijdens een thermische desinfectie of sterilisatie in een fijnmazige zeef met deksel, om direct contact van de BiCheck flowsensor met vloeistofstralen te vermijden.
Hygiënische zuivering
NL
85
8.5 Koppelstukken Waarschuwing! Er bestaat explosiegevaar! Dompel de koppelstukken nooit in desinfectiemiddel of andere vloeistoffen. Voer uitsluitend een wisdesinfectie uit. Er mag geen vloeistof in de drukregelaar komen. Anders kunnen er explosies ontstaan. Wanneer een reiniging van de buitenkant van de koppelstukken (b.v. drukregelaar, ventiel) absoluut noodzakelijk is, gebruik dan een schone doek. De doek kan droog of met schoon water vochtig gemaakt zijn.
8.6 Reiniging, desinfectie en sterilisatie Waarschuwing! Er bestaat explosiegevaar! Wanneer een wisdesinfectie nodig is, let er dan op dat er geen vloeistoffen in de aansluitingen komen. Alcoholhoudende of terugvettende reinigingsmiddelen vormen met gecomprimeerde zuurstof een ontvlambaar mengsel en kunnen leiden tot explosies. Voer de hygiënische zuivering van de MEDUMAT Transport en de gebruikte accessoires uit zoals beschreven in de onderstaande tabel. Neem goed nota van de gebruiksaanwijzing van de slangsystemen alsmede voor het gebruikte desinfectiemiddel. Wij adviseren gigasept FF® (nieuw) voor de dompeldesinfectie alsmede terralin® protect voor de wisdesinfectie. Wij raden aan om bij de desinfectie geschikte handschoenen (b.v. huishoud- of wegwerphandschoenen) te gebruiken. Opmerking: Meer aanwijzingen voor de hygiënische zuivering en een lijst met alle bruikbare reinigings- en desinfectiemiddelen vindt u in een brochure op internet op www.weinmann.de.
86
NL
Hygiënische zuivering
Componenten voor meermalig gebruik Delen
Reiniging
Desinfectie
Thermodesinfector
Sterilisatie
MEDUMAT Transport
met vochtige doek afvegen
wisdesinfectie
niet toegestaan
niet toegestaan
BiCheck flowsensorleiding
met vochtige doek afvegen
wisdesinfectie
niet toegestaan
niet toegestaan
BiCheck flowsensor(5)
Volgens handleiding in warm water met van de desinfector stoomsterimild huishoudelijk dompel-desinfectie op 95 °C reinigen. lisatie(3) schoonmaakmiddel Grondig drogen
Patiëntventiel voor meermalig gebruik
in warm water met in gigasept FF® Beademingsmasker voor mild huishoudelijk (nieuw) oplossing meermalig gebruik schoonmaakmiddel dompelen (1) Beademingsslang voor meermalig gebruik
spoelprogramma tot stoomsteri95 °C (2) lisatie(3)
Meetslangsysteem voor meermalig gebruik – PEEP-regelslang – Drukmeetslang – Aansluitstekker Meetslangsysteem
in warm water met dompelmild huishoudelijk desinfectie(1) schoonmaakmiddel
spoelprogramma tot stoomsteri95 °C (2) lisatie(3)
Afsluitstop
in warm water met dompelmild huishoudelijk desinfectie(1) schoonmaakmiddel
spoelprogramma tot stoomsteri95 °C (2) lisatie(3)
Beschermkapje
in warm water met dompelmild huishoudelijk desinfectie(1) schoonmaakmiddel
spoelprogramma tot stoomsteri95 °C (2) lisatie(3)
Slangbeschermhoes, voor meermalig gebruik
met vochtige doek afvegen
spoelprogramma 30 °C, zonder centrifugeren
tijdens het spoelprogramma mogelijk
niet toegestaan
Zuurstofkoppelstukken
met droge of bevochtigde doek: Gebruik schoon water
niet toegestaan
niet toegestaan
niet toegestaan
Bochtstuk
in warm water met in gigasept FF® mild huishoudelijk (nieuw) oplossing schoonmaakmiddel dompelen (1)
spoelprogramma tot stoomsteri95 °C (2) lisatie(4)
Hygiënische zuivering
NL
87
(1) Spoel alle delen na de desinfectie grondig met gedestilleerd water en laat deze daarna drogen. Let op de aanwijzingen voor de hygiënische zuivering van de BiCheck flowsensor (zie “8.4 BiCheck flowsensor” op pagina 85). (2) Thermische desinfectie in reinigingsautomaat (3) Stoomsterilisatie bij 134 °C met apparaten volgens EN 285, sterilisatieduur max.18 minuten. (4) Materiaal autoclaveerbaar tot 121 °C. (5) Let op de aanwijzingen voor de hygiënische zuivering van de BiCheck flowsensor (zie “8.4 BiCheck flowsensor” op pagina 85).
Componenten voor eenmalig gebruik Delen Meetslangsysteem voor eenmalig gebruik bestaande uit: – PEEP-regelleiding – drukmeetslang – CO2-meetslang – aansluitstekker – waterfilter – Y-stuk (Luer-Lock)
Reiniging
Patiëntslangsysteem, voor eenmalig gebruik
NL
Thermodesinfector
Sterilisatie
delen voor eenmalig gebruik, niet opnieuw zuiveren, nieuwe delen gebruiken
Luer-Lock-aansluiting
88
Desinfectie
Hygiënische zuivering
9. Functiecontrole Het apparaat moet vóór elk gebruik en na elke demontage, echter minimaal om de 6 maanden, worden onderworpen aan een functiecontrole door de gebruiker. •
Sluit voor de functiecontrole de beademingsslang, het patiëntventiel en een testballon op de MEDUMAT transport aan.
Waarschuwing! Als u bij de functiecontrole fouten of afwijkingen van de opgegeven waarden vaststelt, mag u MEDUMAT transport niet gebruiken. Laat het apparaat door Weinmann of een geautoriseerde vakhandelaar repareren. Probeer eerst de fout met behulp van de informatie in hoofdstuk “10. Storingen en het verhelpen ervan” op pagina 97 te verhelpen. Als dit niet mogelijk is, laat het apparaat dan door de fabrikant Weinmann of door geschoold personeel dat door de fabrikant uitdrukkelijk werd geautoriseerd, repareren. Tot een complete functiecontrole horen: •
visuele inspectie op mechanische beschadigingen
•
visuele inspectie van het display
•
“9.2 Controleren van de dichtheid van het systeem” op pagina 90
•
“9.3 Controleren van het patiëntventiel (alleen slangsysteem voor meermalig gebruik)” op pagina 91
•
“9.4 Automatische functiecontrole” op pagina 92
Wij adviseren u principieel het volgende in voorraad te houden: – reserveafdichtingen voor de apparaataansluitingen – vervanging voor de stoffilter – PEEP-regelmembraan voor patiëntventiel – terugslagklep-membraan voor patiëntventiel – meetslangsysteem inclusief waterfilter voor CO2-meting Opmerking: Voer een visuele controle van de testballon uit. De testballon moet onbeschadigd zijn.
Functiecontrole
NL
89
9.1 Termijnen Voor elk gebruik: •
Voer een functiecontrole uit.
Na elk gebruik of demontage: •
Reinig, desinfecteer of steriliseer het apparaat en de apparaatdelen (zie “8. Hygiënische zuivering” op pagina 84)
•
Voer een functiecontrole uit.
Ten minste om de 6 maanden •
Voer een functiecontrole uit.
•
Controleer de aanzuigfilter op vervuiling. Schroef hiervoor de filterafdekking af. Monteer gebruikte filters absoluut niet meer.
9.2 Controleren van de dichtheid van het systeem 1. Open het ventiel van de zuurstoffles langzaam. Op de inhoudsmanometer van de drukregelaar kunt u nu de flesdruk aflezen. Een aanduiding van 200 bar betekent b.v. dat de fles vol is, bij 100 bar is zij nog halfvol. U moet de fles tijdig wisselen bijv. bij minder dan 50 bar, om een voldoende gebruiksduur te waarborgen. 2. Sluit het flesventiel weer. 3. Observeer de wijzer van de inhoudsmanometer ca. 1 minuut lang. Wanneer de wijzerstand constant blijft, is het systeem dicht. Wanneer de wijzer continu daalt, is er lekkage aanwezig.
90
NL
Functiecontrole
Lekkage verhelpen Opmerking: Houd altijd reserveafdichtingen voor de aansluitingen op voorraad. 1. Maak een zeepsop van ongeparfumeerde zeep. 2. Sproei alle schroef- en slangverbindingen met het sop in. Een lekkage herkent u nu aan de vorming van luchtbellen. 3. Maak het systeem drukloos: Sluit hiervoor de zuurstoffles. Schakel MEDUMAT transport kort in tot de inhoudsmanometer op de O2-fles “0“ aangeeft. Schakel MEDUMAT transport daarna weer uit. Pas op! De schroefverbindingen van de zuurstofleidingen mag u alleen met de hand vastdraaien. 4. Bij lekkages dient u de beschadigde delen te vervangen. 5. Controleer de dichtheid daarna opnieuw. 6. Wanneer de lekkage niet kan worden verholpen, dient er een reparatie te worden uitgevoerd.
9.3 Controleren van het patiëntventiel (alleen slangsysteem voor meermalig gebruik) Pas op! • Neem ook goed nota van het hoofdstuk “Functiecontrole“ in de gebruiksaanwijzing “Patiëntslangsysteem“ WM 66697. • Ingescheurde, gerimpelde, scheve of kleverige membranen mogen in geen geval worden gebruikt voor de beademing. Anders kunnen aanzienlijke functiestoringen ontstaan. • Let er bij de montage absoluut op dat het membraan correct geplaatst is (de tekst TOP van het PEEP-regelmembraan moet naar boven wijzen). Anders ontstaan er storingen van het patiëntventiel en loopt de patiënt zodoende gevaar.
Functiecontrole
NL
91
1. Trek alle slangen en kabels van het patiëntventiel af. 2. Demonteer het patiëntventiel.
5
1
– 1 Regeldeksel
4
– 2 PEEP-regelmembraan
2
– 3 Basishuis van het patiëntventiel
3
– 4 Terugslagklep-membraan – 5 Opname voor terugslagklep-membraan
3. Voer een visuele inspectie uit van alle delen op scheuren of andere mechanische beschadigingen. 4. Verwissel ingescheurde, gerimpelde, scheve en kleverige membranen. 5. Monteer het patiëntventiel weer.
9.4 Automatische functiecontrole MEDUMAT transport is uitgerust met een automatische functiecontrole. Daarbij worden sensors en actors alsmede de bedieningselementen van het apparaat gecontroleerd. Om de automatische functiecontrole te starten, gaat u als volgt te werk.
Automatische functiecontrole starten 1. Sluit het apparaat aan op de zuurstoftoevoer. 2. Sluit het apparaat aan op de netvoeding. 3. Schakel het apparaat in. 4. Controleer of tijdens de zelftest de alarm-aanduiding even brandt. 5. Controleer of tijdens de zelftest de zoemer een impulsgroep van 5 signalen en daarna de luidspreker een impulsgroep van twee signalen laat horen. 6. Kies in het startscherm het punt “Functiecontrole“.
7. Volg de instructies op het display:
92
NL
Functiecontrole
– Controleer het slangsysteem op lekkage (zie “9.2 Controleren van de dichtheid van het systeem” op pagina 90) volgens de gebruiksanwijzing (zie “9.3 Controleren van het patiëntventiel (alleen slangsysteem voor meermalig gebruik)” op pagina 91) – Draai de cilinder open – Sluit het slangsysteem aan – Testballon aansluiten en patiëntenslang en ballon niet aanraken 8. Start de functiecontrole door het menupunt “Functiecontrole starten” te kiezen. De automatische functiecontrole wordt nu uitgevoerd, dit duurt ca. één minuut. Het apparaat controleert de sensors en actors. Ondertussen kunt u beginnen met de controle van de bedieningselementen (zie “Controleren van de bedieningselementen” op pagina 94). Raak gedurende deze tijd de testballon of het patiëntslangsysteem niet aan en beweeg deze ook niet. De testballon wordt tijdens de controle volgens een bepaald patroon gevuld en leeggemaakt. Aanrakingen en bewegingen zouden de resultaten van de functiecontrole kunnen vervalsen. Opmerking: • Deze controle zorgt er onder andere voor dat bij een storing tijdens beademing van de patiënt de fysiologische alarmen correct worden geactiveerd. •
Als bij de functiecontrole een storing van het apparaat optreedt, controleer dan het slangsysteem en de testballon. Schakel het apparaat uit en weer in. Herhaal de functiecontrole.
•
Als de fout weer opnieuw optreedt, laat het apparaat dan door Weinmann of door een geautoriseerde speciaalzaak repareren.
Functiecontrole
NL
93
Controleren van de bedieningselementen Tijdens de controle van de sensors/actors worden functietoetsen en stelknoppen rood weergegeven in het display. Om de functie van deze bedieningselementen te controleren, gaat u als volgt te werk: 1. Bedien de betreffende bedieningselementen van het apparaat (a.u.b. niet op het beeldscherm drukken), zoals beschreven in het hoofdstuk “5. Bediening” van deze gebruiksaanwijzing. Een bedieningselement functioneert correct, wanneer het betreffende bedieningselement in het display groen wordt weergegeven. Wanneer bij een bedieningselement een fout werd vastgesteld, wordt het betreffende bedieningselement in het display rood weergegeven. Breek in dit geval de test af door op de menu-toets te drukken. Opmerking: • Bedien tijdens de test niet de aan/standby/uit-toets. • U kunt de functiecontrole op elk moment annuleren door twee keer op de menutoets te drukken. Wanneer alle velden groen zijn of wanneer u de functiecontrole annuleert, geeft het apparaat een statusbericht aan. Voor elk component wordt de status apart aangegeven: • groen vinkje: geslaagde functiecontrole • rood kruis: niet geslaagde functiecontrole • grijs uitroepteken: functiecontrole geannuleerd Om de zes maanden wordt u door het apparaat gevraagd de aanzuigfilter te verwisselen (zie “11.4 Aanzuigfilter verwisselen” op pagina 104), voordat dit het statusbericht aangeeft. 2. Bevestig het statusbericht met “OK“. Het venster wordt gesloten. 3. Schakel het apparaat uit. 4. Sluit de zuurstoffles.
94
NL
Functiecontrole
Controle stroomuitval-alarm 1. Ga na voltooiing van de automatische controle naar de beademingsmodus. 2. Trek de accu uit en trek de stekker van de voedingseenheid uit of neem het draagsysteem uit de wandhouder (max. 30 seconden lang). Als de rode alarm-LED knippert en een akoestisch signaal te horen is, functioneert het stroomuitval-alarm correct. 3. Breng de energietoevoer weer tot stand. 4. Als u het apparaat in werking wilt stellen, schakel het weer in.
Niet geslaagde functiecontrole Pas op! Wanneer de functiecontrole niet is geslaagd, is het apparaat niet gereed voor gebruik. Stel het apparaat alleen in werking, wanneer de functiecontrole volledig is geslaagd. Wanneer een component in het statusbericht is gemarkeerd met een rood kruis: 1. Controleer het slangsysteem en de testballon. 2. Schakel het apparaat uit en weer in. 3. Herhaal de functiecontrole. Wanneer na de tweede functiecontrole nog steeds een component met een rood kruis is gemarkeerd, gaat u als volgt te werk:
Functiecontrole
NL
95
Component
Verhelpen van de fout
BiCheck
– Controleer de testballon op beschadigingen en vervang deze indien nodig, herhaal dan de functiecontrole (de testballon is onderhevig aan een natuurlijk verouderingsproces en dit kan leiden tot een niet geslaagde functiecontrole) – Vervang de BiCheck flowsensor en herhaal de functiecontrole – Vervang de verbindingsleiding BiCheck flowsensor en herhaal de functiecontrole
Patiëntslangsysteem
– Controleer de testballon op beschadigingen en vervang deze indien nodig, herhaal dan de functiecontrole (de testballon is onderhevig aan een natuurlijk verouderingsproces en dit kan leiden tot een niet geslaagde functiecontrole) – Vervang de membranen en herhaal de functiecontrole – Vervang het patiëntslangsysteem en herhaal de functiecontrole
Pneumatisch systeem
Sensors
Een rood kruis bij “Pneumatisch systeem“ en “Sensors“ kan een vervolgfout zijn, verhelp daarom eerst de fouten bij “BiCheck“, “Patiëntslangsysteem“ en “Aanzuigfilter“ en herhaal de functiecontrole. Wanneer “Pneumatisch systeem“ en “Sensors“ daarna nog steeds met een rood kruis zijn gemarkeerd, laat u het apparaat door een geautoriseerde vakhandelaar of door Weinmann repareren.
Toetsen- en draaiknoppentest
Laat het apparaat door een geautoriseerde vakhandelaar of door Weinmann repareren
Aanzuigfilter
Aanzuigfilter verwisselen
Wanneer ondanks alle maatregelen voor het verhelpen van de fout nog steeds een component met een rood kruis is gemarkeerd, neem dan contact op met een geautoriseerde vakhandelaar of met Weinmann.
96
NL
Functiecontrole
10. Storingen en het verhelpen ervan Als er sprake is van fouten die niet meteen kunnen worden verholpen, neem dan meteen contact op met de fabrikant Weinmann of uw vakhandelaar, om het apparaat te laten repareren. Gebruik het apparaat niet verder, om grotere schade te vermijden.
10.1 Storingen Storing
Oorzaak van de fout
Verhelpen
MEDUMAT transport kan MEDUMAT transport defect niet worden ingeschakeld Capaciteit van de accu verbruikt
Accu weer opladen.
Ongewoon hoog zuurstofverbruik
Lekkage zoeken en verhelpen (9.2, pagina 90)
Lekkage in de zuurstofaanvoerleiding
MEDUMAT transport kan niet worden Bedieningsfout uitgeschakeld
Laadaanduiding op de accu brandt rood, wanneer op de statustoets wordt gedrukt.
Laten repareren.
Toets min. 2 seconden ingedrukt houden.
Kortsluiting
Kortsluiting verhelpen en een minuut wachten, dan opnieuw op de statustoets drukken.
Accu defect
Reserveaccu gebruiken en defecte accu laten repareren.
Accutemperatuur buiten het toegestane bereik (toegestaan bereik voor laadcyclus: 5 °C 45 °C)
Accu binnen toegestaan temperatuurbereik laden: accu afhankelijk van omgevingstemperatuur naar koelere of warmere omgeving brengen.
Accu vertoont geen reactie, wanneer op de status-toets wordt gedrukt.
Accu werd helemaal ontladen en is uitgeschakeld, om Accu weer opladen. diepontlading te verhinderen
Looptijd van apparaat in accumodus te gering
Accu heeft einde van zijn levensduur bereikt
Nieuwe accu gebruiken.
Rood kruis in statusbericht van de functiecontrole
Niet correct functionerend component
(zie “Niet geslaagde functiecontrole” op pagina 95)
Storingen en het verhelpen ervan
NL
97
10.2 Systeemalarmen Melding
Alarm
Oorzaak van de fout
Verhelpen van de fout
CO2 occlusie
gemiddelde prioriteit
Aanzuigfilter op het aanzuigfilter of CO2meetslangsysteem of compleet meetslang geblokkeerd meetslangsysteem verwisselen
CO2-module defect
lage prioriteit
Beademing zonder CO2-meting CO2- module defect, geen communicatie of voortzetten; apparaat zo snel geen geldige gegevens mogelijk laten repareren.
Onder CO2 temperatuur bereik
CO2-module niet temperatuur in Beademing zonder CO2-meting gereed voor apparaat beneden 0 °C voortzetten gebruik lage prioriteit
Vt niet te bereiken
lage prioriteit
ongeldige instellingen (ademfrequentie, tidaal volume I:E) gastoevoer niet voldoende
Zorgen voor voldoende gastoevoer, beademingsparameters aanpassen.
BiCheck flowsensor verbinden of BiCheck flowsensor goed functionerende flowsensor defect of losgekoppeld gebruiken. BiCheck flowsensor controleren
gemiddelde prioriteit
Verbindingsleiding BiCheck verbindingsleiding flowsensor correct verbinden of BiCheck flowsensor goed functionerende defect of losgekoppeld sensorleiding gebruiken. Pmax in modus PRVC bereikt
Flow-module defect
Ingangsdruk < 2,7 bar
gemiddelde prioriteit
hoge prioriteit
Pmax verhogen
BiCheck module defect Apparaat laten repareren zuurstoffles niet geopend/bijna leeg
Zuurstoffles openen/vervangen
drukgasbron niet correct verbonden
Aansluiting en toevoerleidingen van de drukgasbron controleren.
drukgasbron defect
Drukgasbron vervangen.
drukgasslang geknikt of Drukgasslang zo leggen dat deze bekneld niet geknikt of bekneld raakt. drukregelaar defect Ingangsdruk > 6 bar
98
NL
hoge prioriteit
Drukregelaar vervangen.
Drukgasbron < 6 bar gebruiken of druk van het drukgas te apparaat uitschakelen en hoog loskoppelen.
Storingen en het verhelpen ervan
Melding
Alarm
Oorzaak van de fout
Verhelpen van de fout
extern net te zwak of uitgevallen
Geen apparaatfout; melding verschijnt b.v. bij wegnemen uit wandhouder of draagsysteem resp. bij netuitval tijdens werking via voedingseenheid (alarm verdwijnt automatisch na 10 seconden).
Geen accu geplaatst
Accu in het apparaat plaatsen.
Accu defect
Accu vervangen.
Werking op accu
lage prioriteit
Geen accu
gemiddelde prioriteit
Accu bijna leeg
nog ca.10 minuten geringe accucapaciteit werking mogelijk, hoge prioriteit
Reserveaccu gebruiken.
Storing bij apparaatstart
hoge prioriteit
apparaat defect
Apparaat laten repareren.
Storing tijdens de automatische functiecontrole
Patiënt loskoppelen, apparaat opnieuw starten, functiecontrole herhalen.
Storing tijdens wisselen van fles/accu hoge prioriteit bij aangesloten patiënt
inwendige apparaattemperatuur < -20 °C apparaat schakelt na 10 Apparaattemperatuur apparaat te koud minuten uit, wanneer Apparaat in een warmere omgeving brengen. het apparaat binnen te laag hoge prioriteit deze tijd niet wordt opgewarmd naar een temperatuur boven -20 °C Apparaattemperatuur lage prioriteit hoog
inwendige apparaattemperatuur >65 °C
Apparaat in koelere omgeving brengen, eventueel apparaat uitschakelen, dit versnelt de afkoeling.
Apparaattemperatuur hoge prioriteit kritisch
apparaattemperatuur > +75 °C Apparaat schakelt na 10 minuten uit, resp. wanneer een inwendige apparaattemperatuur van 82 °C wordt overschreden.
Apparaat in koelere omgeving brengen, eventueel apparaat uitschakelen, dit versnelt de afkoeling.
Storingen en het verhelpen ervan
NL
99
10.3 Fysiologische alarmen Melding
Alarm
Oorzaak van de fout
Verhelpen van de fout
MVe
MVe hoog hoge prioriteit
bovenste grenswaarde overschreden
Controleer de toestand van de patiënt. Controleer de ingestelde grenswaarden op geldigheid.
MVe
MVe laag hoge prioriteit
onderste grenswaarde onderschreden
Controleer de toestand van de patiënt. Controleer de ingestelde grenswaarden op geldigheid.
f
Hyperventilatie gemiddelde prioriteit
grenswaarde overschreden
Controleer de toestand van de patiënt. Controleer de ingestelde grenswaarden op geldigheid.
Apneu
Apneu hoge prioriteit
Geen inspiratie gedurende de ingestelde tijd
Controleer de toestand van de patiënt. Verplichte beademing kiezen.
Lekkage aan patiëntzijde
Lekkage hoge prioriteit
Slangsysteem en tube controleren, Vte kleiner dan 60 % Vti bij maskerbeademing modus NIV activeren.
etCO2
etCO2 hoog hoge prioriteit
bovenste grenswaarde overschreden
Controleer de toestand van de patiënt. Controleer de ingestelde grenswaarden op geldigheid.
etCO2
etCO2 laag hoge prioriteit
onderste grenswaarde onderschreden
Controleer de toestand van de patiënt. Controleer de ingestelde grenswaarden op geldigheid.
onvoldoende omgevingslucht in het ademgas FiO2 niet te bereiken
100
NL
lage prioriteit
Parameterinstelling controleren Aanzuigfilter verwisselen
onvoldoende O2toevoer
Medische O2 -toevoer gebruiken
Lekkage bij gedeactiveerde optie NIV
Optie NIV activeren, daardoor wordt FiO2 op 20 % begrensd.
Storingen en het verhelpen ervan
Melding
Luchtweg druk
Alarm
hoge prioriteit
Oorzaak van de fout
Verhelpen van de fout
patiëntslang lek/ weggegleden
Patiëntslang vervangen/correct aanbrengen
tube verkeerd gelegd
Positie van de tube controleren en eventueel corrigeren.
slangen geknikt
Positie van de slangen controleren en eventueel corrigeren.
Instelling van de beademing (Pinsp, beademing tegenstrijdig helling, Ti) controleren en ingesteld eventueel corrigeren. obstructie van de ademwegen
Luchtweg druk
PEEP
hoge prioriteit
hoge prioriteit
obstructie van de ademwegen
Controleer de toestand van de patiënt.
tube verkeerd gelegd
Tube correct leggen
Pmax te gering ingesteld Pmax corrigeren slangen geknikt
Positie van de slangen controleren en eventueel corrigeren.
obstructie van de ademwegen
Controleer de toestand van de patiënt.
tube verkeerd gelegd
Tube correct leggen
slangen geknikt
Positie van de slangen controleren en eventueel corrigeren.
patiëntventiel defect
Patiëntventiel controleren.
gekozen O2Lekkage tot een minimum concentratie te hoog, beperken, extra functie NIV bijv. bij NIV-beademing kiezen. met masker O2-concentratie
hoge prioriteit
Medische zuurstof aansluiten. medische perslucht of Wanneer in een noodgeval met ander gas dan medische medische perslucht moet worden zuurstof als gastoevoer beademd: Extra functie NIV kiezen aangesloten om het alarm uit te schakelen. apparaat defect
Apparaat laten repareren
Storingen en het verhelpen ervan
NL
101
11. Onderhoud 11.1 MEDUMAT Transport Laat met regelmatige tussenpozen onderhoud plegen aan het gereinigde en gedesinfecteerde apparaat. Onderhoudswerkzaamheden (uitgezonderd: wissel van de aanzuigfilter), veiligheidstechnische controles volgens §6 van de Duitse gebruikersverordening inzake medische producten (alleen in Duitsland) en servicemaatregelen zoals inspecties en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door de fabrikant of door geschoold personeel dat door de fabrikant uitdrukkelijk werd geautoriseerd, worden uitgevoerd. Houd de volgende termijnen aan:
Termijn
Getroffen delen
Degene die de werkzaamheden uitvoert
Elke 6 maanden
Aanzuigfilter
Gebruiker/exploitant (zie “11.4 Aanzuigfilter verwisselen” op pagina 104)
Elke 2 jaar (onderhoud patiëntslangsysteem)
Membranen in het patiëntslangsysteem
Gebruiker/exploitant/fabrikant of geschoold personeel dat door de fabrikant uitdrukkelijk werd geautoriseerd
Elke 2 jaar (onderhoud en veiligheidstechnische controle)
– systeemcomponenten: bijv. draagsystemen, slangverbindingen – accessoires – testballons – zuurstofkoppelstukken – vastgelegde voor de veiligheid relevante slijtonderdelen
Elke 4 jaar
– zuurstofkoppelstukken – vastgelegde voor de veiligheid relevante slijtonderdelen
Elke 10 jaar
Zuurstofflessen van staal of aluminium
102
NL
Onderhoud
Fabrikant of geschoold personeel dat door de fabrikant uitdrukkelijk werd geautoriseerd
11.2 Accu's De voor MEDUMAT Transport gebruikte accu's zijn onderhoudsvrij. Toch is het zinvol om de accu's met regelmatige tussenpozen (afhankelijk van gebruikstijd elke 6-12 maanden) volledig te laden en daarna weer volledig te ontladen. Deze volledige ontladings-/laadcyclus kalibreert de interne capaciteitsberekening van de accu's en zorgt voor de grootst mogelijke aanduidingsnauwkeurigheid. Laad de accu na de leercyclus weer helemaal op, zodat de accu weer gereed is voor gebruik. Opmerking: De voor MEDUMAT Transportgebruikte accu's hebben geen zogenoemd geheugeneffect. Daardoor kunnen deze zonder belemmering van de capaciteit of de levensduur van de accu ook in slechts gedeeltelijk ontladen toestand weer worden opgeladen. Het principe brengt echter met zich mee dat ook deze accu's slechts een begrensde levensduur van ten minste 300 volledige laadcycli hebben.
11.3 Accessoires Voor de accessoires van de MEDUMAT Transport gelden telkens een eigen onderhoudstermijn en onderhoudsomvang. Neem goed nota van de betreffende gebruiksaanwijzingen. Bij zuurstofflessen moet een regelmatige herhalingskeuring worden uitgevoerd. Wanneer dat moet gebeuren ziet u aan de dienovereenkomstige kentekening (vervaldatum) op de fles.
Onderhoud
NL
103
11.4 Aanzuigfilter verwisselen Pas op! • Gebruik het apparaat nooit zonder aanzuigfilter. Anders kunnen apparaatfuncties belemmerd of het apparaat beschadigd worden. •
Gebruik gebruikte filters niet opnieuw. 1. Draai de beide schroeven van de filtervakafdekking los en neem de filtervakafdekking weg. Opmerking: Ondersteun het deksel aan een kant met een sleufschroevendraaier. Zo voorkomt u dat het deksel bij het optillen kantelt. 2. Verwijder de oude filter met een pincet.
Filter Schroeven Filtervakafdekking
3. Reinig het bereik van de luchtinlaatopening en van de luchtuitlaatopeningen met een wattenstaafje (bevochtigd met desinfectiemiddel).
Pas op! Reinig het bereik van de luchtinlaatopening en van de luchtuitlaatopening niet met perslucht. Anders kunnen stofdeeltjes in het apparaat komen. Dit kan leiden tot functiestoringen en loopt de patiënt zodoende gevaar. 4. Voer een wisdesinfectie bij de filtervakafdekking uit en laat deze drogen. 5. Plaats de nieuwe aanzuigfilter met de pincet zodanig dat de tekst “TOP“ bij de geplaatste filter zichtbaar blijft. 6. Breng de filtervakafdekking weer aan en schroef deze vast.
11.5 Opslag Wanneer MEDUMAT Transport langere tijd niet gebruikt wordt, adviseren wij de volgende werkwijze:
104
NL
Onderhoud
1. Voer een reiniging en desinfectie uit (zie “8. Hygiënische zuivering” op pagina 84). 2. Schakel het apparaat uit door op de aan/uit-toets te drukken (ca. 10 seconden) tot de alarm-LED helemaal uit is. 3. Sla MEDUMAT Transport droog op (zie “13. Technische gegevens” op pagina 113). Pas op! Let bij opgeslagen apparaten in elk geval ook op de onderhoudsintervallen, omdat het apparaat anders niet ingezet kan worden, wanneer u dit uit het magazijn haalt. Opmerking: Als het apparaat langer dan een week moet worden opgeslagen, verwijder dan de accu uit het apparaat en bewaar deze apart. Om de accu gereed voor gebruik te houden, laadt u deze elke zes maanden bij.
11.6 Afvalverwijdering Apparaat Voer het apparaat niet via het huisvuil af. Voor een vakkundige afvoer van het apparaat kunt u contact opnemen met een erkend, gecertificeerd afvalverwijderingsbedrijf voor elektronisch afval. Het adres hiervan kunt u opvragen bij uw milieuconsulent of uw gemeente. De verpakking van het apparaat (kartonnen doos en inlegdelen) kunt u als oud papier afvoeren.
Afvoer van accu's Verbruikte accu's mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. Neem contact op met Weinmann of uw gemeentelijke verzamelpunt voor klein chemisch afval.
Onderhoud
NL
105
12. Omvang van de levering 12.1 Standaard omvang van de levering MEDUMAT Transport met CO2-module Delen
WM 28400 Bestelnummer
MEDUMAT Transport basisapparaat met CO2module
WM
28415
Patiëntslangsysteem, voor meermalig gebruik, compleet
WM
28425
Accu
WM
28384
Set Trillingsdempers voor apparaatinbouw Beademingsmasker maat 5 voor volwassene
WM
15730
WM
5074
Set, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik met luchtkussen – telkens 1 x CPAP-/NIV-masker voor eenmalig WM gebruik, maat S, M, L, met draagring voor hoofdband – 1 x hoofdband
15807
Testballon voor MEDUMAT met triggering, compleet
WM
1454
Set aanzuigfilters
WM
15473
Overdrachtprotocol
WM
16318
Logboek medische apparatuur
WM
16212
Gebruiksaanwijzing MEDUMAT Transport
WM
66010
Korte gebruiksaanwijzing
WM
66022
MEDUMAT Transport zonder CO2-module Delen
WM 28300 Bestelnummer
MEDUMAT Transport basisapparaat zonder CO2module
WM
28315
Patiëntslangsysteem zonder CO2-meting, voor meermalig gebruik, compleet
WM
28259
106
NL
Omvang van de levering
Delen
Bestelnummer
Verdere omvang van de levering zoals MEDUMAT Transport WM 28400
12.2 Accessoires Delen
Bestelnummer
Zuurstoffles, 2 liter
WM
1822
Lichte aluminium zuurstoffles, 2 liter
WM
1821
Drukregelaar OXYWAY Fix III 120 l/min; 4,5 bar
WM
30301
Drukregelaar OXYWAY Fast II High Flow 190 l/min; 4,5 bar
WM
31891
Wateropvangvoorziening
WM
28360
Drukslang, 10 bar, met aansluitnippel G 3/8, aan de andere kant naar keuze wartelmoer G 3/8 of stekker voor zuurstoftoevoer
Artikelnummer op aanvraag
Drukslang, textiel, 3000 mm LG, met stekker voor Artikelnummer zuurstoftoevoer op aanvraag Extern laadbare accu
WM
28385
Voedingseenheid
WM
28305
Set, bevestigingsplaat voor apparaatrail
WM
15845
Set, wandhouder voor voedingseenheid
WM
15846
Set, wandhouder voor accu
WM
15847
Set, aanbouw ziekenhuisnormrail (1 x WM 8244)
WM
15795
Set, aanbouw stanghouder
WM
15806
Voedingskabel 12 V
WM
28356
Weinmann long met diffusor
WM
28625
Beademingsmasker, transparant, met opblaasbare verdikking van silicone: – volwassenen, maat 5 – kinderen en tieners, maat 3 – zuigelingen en kleine kinderen, maat 1
WM WM WM
5074 5082 5086
Omvang van de levering
NL
107
Delen
Bestelnummer
Beademingsmasker, eendelig, silicone – maat 5 – maat 4 – maat 2 – maat 1 – maat 0
WM WM WM WM WM
5084 5085 5092 5091 5090
Rendell-Baker beademingsmasker, silicone: – kinderen, maat 3 – kinderen, maat 2 – kleine kinderen, maat 1 – baby's, maat 0
WM WM WM WM
5063 5062 5061 5060
CPAP-/NIV-masker voor meermalig gebruik, silicone WM – kinderen, maat S – volwassenen, maat M WM – grote volwassenen, maat L WM
20713 20714 20715
Set, beademingsmaskers, silicone – telkens 1 x CPAP-/NIV-masker voor meermalig gebruik, maat S, M, L – 1 x hoofdband – 1 x draagring voor hoofdband
WM
15808
Draagring voor hoofdband voor CPAP-/NIVmaskers voor meermalig gebruik
WM
20701
WM WM WM
3165 3163 3162
WM
28676
Patiëntslangsysteem 3 m zonder CO2-meting, voor WM meermalig gebruik, compleet
28694
Slangsysteem voor eenmalig gebruik 3 m met CO2WM meting, zonder BiCheck flowsensor
28688
Slangsysteem voor eenmalig gebruik 3 m zonder CO2-meting, zonder BiCheck flowsensor
28691
Oropharyngeale tube: – volwassenen maat 3 – tieners maat 2 – kinderen maat 1 Patiëntslangsysteem 3 m met CO2-meting, voor meermalig gebruik, compleet
108
NL
Omvang van de levering
WM
Delen
Bestelnummer
Patiëntslangsysteem met CO2-meting, voor eenmalig gebruik, met gereduceerd dood volume, compleet
WM
28215
Patiëntslangsysteem zonder CO2-meting, voor eenmalig gebruik, met gereduceerd dood volume, compleet
WM
28255
Slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2meting, met gereduceerd dood volume, zonder BiCheck flowsensor
WM
28193
Slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2meting, met gereduceerd dood volume, zonder BiCheck flowsensor
WM
28183
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik 3 m met CO2-meting, zonder BiCheck flowsensor (10 x WM 28688)
WM
15851
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik 3 m zonder CO2-meting, zonder BiCheck flowsensor (10 x WM 28691)
WM
15852
Set, componenten voor meermalig gebruik voor patiëntslangsysteem 2 m
WM
15399
Set, componenten voor meermalig gebruik voor patiëntslangsysteem 3 m
WM
15529
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2meting, zonder BiCheck flowsensor WM (10 x WM 28690)
15837
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2meting, zonder BiCheck flowsensor WM (25 x WM 28690)
15838
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2meting, zonder BiCheck flowsensor WM (50 x WM 28690)
15839
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2-meting, zonder BiCheck flowsensor (10 x WM 28695)
15840
WM
Omvang van de levering
NL
109
Delen
Bestelnummer
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2-meting, zonder BiCheck flowsensor (25 x WM 28695)
WM
15841
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2-meting, zonder BiCheck flowsensor (50 x WM 28695)
WM
15842
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2meting, met gereduceerd dood volume, zonder WM BiCheck flowsensor (10 stuks)
15867
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2meting, met gereduceerd dood volume, zonder WM BiCheck flowsensor (25 stuks)
15868
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik met CO2meting, met gereduceerd dood volume, zonder WM BiCheck flowsensor (50 stuks)
15869
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2-meting, met gereduceerd dood volume, zonder BiCheck flowsensor (10 stuks)
WM
15871
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2-meting, met gereduceerd dood volume, zonder BiCheck flowsensor (25 stuks)
WM
15873
Set, slangsysteem voor eenmalig gebruik zonder CO2-meting, met gereduceerd dood volume, zonder BiCheck flowsensor (50 stuks)
WM
15874
Optie gegevensoverdracht
WM
28269
12.3 Reserveonderdelen Delen
Bestelnummer
Afdichting voor drukslang
WM 1145/31
Beademingsmasker maat 5 voor volwassenen
WM
110
NL
Omvang van de levering
5074
Delen
Bestelnummer
Set, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik met luchtkussen – telkens 1 x CPAP-/NIV-masker voor eenmalig WM gebruik, maat S, M, L, met draagring voor hoofdband – 1 x hoofdband
15807
Accu
WM
28384
Patiëntslangsysteem, voor meermalig gebruik, compleet
WM
28425
Patiëntslangsysteem, voor eenmalig gebruik, compleet
WM
28435
Meetslangsysteem, zonder CO2-meting, 2 m, voor meermalig gebruik
WM
28622
Meetslangsysteem, zonder CO2-meting, 3 m, voor meermalig gebruik
WM
28623
Waterfilter (5 st.)
WM
97011
Beschermhoes voor beademingsslang
WM
28585
Beschermhoes voor beademingsslang 3 m
WM
28686
Set aanzuigfilters (5 x WM 28331)
WM
15473
BiCheck flowsensor (5 x WM 22430)
WM
15685
Testballon voor Medumat met triggering
WM
1454
CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik – kinderen, maat S, met draagring voor hoofdband WM WM – volwassenen, maat M, met draagring voor hoofdband – grote volwassenen, maat L, met draagring voor WM hoofdband
20703 20704 20705
Set van 25, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik voor kinderen, maat S, met draagring voor WM hoofdband
15831
Set van 25, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik voor volwassenen, maat M, met draagring WM voor hoofdband
15832
Omvang van de levering
NL
111
Delen Set van 25, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik voor grote volwassenen, maat L, met draagring voor hoofdband
Bestelnummer WM
15833
Set van 50, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik voor kinderen, maat S, met draagring voor WM hoofdband
15834
Set van 50, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik voor volwassenen, maat M, met draagring WM voor hoofdband
15835
Set van 50, CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig gebruik voor grote volwassenen, maat L, met draagring voor hoofdband
WM
15836
Hoofdband voor CPAP-/NIV-maskers voor eenmalig WM gebruik
20702
Luer-Lock-aansluiting, haaks
WM
22877
Set, Luer-Lock-aansluiting, haaks (10 x WM 22877) WM
15459
112
NL
Omvang van de levering
13. Technische gegevens 13.1 Specificaties MEDUMAT Transport Productklasse volgens 93/ 42/EEG Afmetingen BxHxD Gewicht Werking: – temperatuurbereik
– luchtvochtigheid – luchtdruk
Opslag: – temperatuurbereik – luchtvochtigheid Elektrische aansluiting Max. opgenomen stroom Classificatie volgens EN 60601-1 – beschermingswijze tegen elektrische schok – beschermingsgraad tegen elektrische schok – beschermingsgraad tegen water Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) volgens EN 60601-1-2 – radio-ontstoring – bestendigheid tegen radiostoringen Toegepaste normen
IIb 345 mm x 163 mm x 149 mm ca. 4,4 kg; (ca. 4,6 kg met etCO2-meting) -18 °C tot 50 °C CO2-meting: 0 °C tot 50 °C Acculading: +5 °C tot +45 °C 15 % tot 95 % zonder condensvorming 54kPa tot 110 kPa (Opmerking: Als het apparaat buiten het opgegeven drukbereik wordt gebruikt, worden de meetwaarde- en apparaattoleranties overschreden.) -30 °C tot 70 °C 0 % tot 95 % zonder condensvorming 12 V - 15 V = Imin = 0,5 A; Imax = 3,5 A
beschermingsklasse II type BF IPX4
EN 55011, RTCA DO-160E EN 61000-4 deel 2 tot 6 en 11, RTCA-DO160E EN 60601-1, EN 794-3, ISO 10651-3, EN 1789, RTCA DO-160E
Technische gegevens
NL
113
MEDUMAT Transport 7“ TFT kleurendisplay resolutie: 800 pixels x 480 pixels helderheid: 350 cd/m2
Display Regeling
tijd- en triggergeregeld, drukgecontroleerd of volumegecontroleerd
Beademingsmodi – volumegecontroleerd: – drukgecontroleerd:
SIMV, IPPV, S-IPPV PCV, BiLevel, CPAP + ASB, PRVC
Pre-oxygenatie
5 l/min-25 l/min in stappen van 5 l tolerantie pre-oxygenatieflow: ± 2 l/min of 20 %
Gebruiksgassen
Medische zuurstof
Werkdrukbereik
2,7 bar tot 6,0 bar min. 2,1 bar min. 80 l/min
Noodzakelijke gastoevoer Aanbevolen gastoevoer: – dyn. toevoerdruk – afgenomen flow
Maximale uitgangsflow
2,1 bar > 100 l/min Min. 150 l/min bij een dynamische toevoerdruk van 4,5 bar en bijmenging van omgevingslucht Bij volumegecontroleerde beademing wordt de uitgangsflow op 100 l/min begrensd.
I:E
Instelbaar tussen 59:1 en 1:59 0 min-1 - 60 min-1
Beademingsfrequentie
min. 0,2 sec. (200 ms) max. 59 sec.
Inspiratietijd Tidaal volume
50 ml - 2000 ml
Beademingsdruk
3 mbar - 60 mbar Bij drukgecontroleerde beademingsmodi: drukregeling via proportioneel ventiel Bij volumegecontroleerde beademingsmodi: drukbegrenzing op Pmax
Drukondersteuning ( pASB)
0 mbar - 30 mbar
Mechanisch veiligheidsventiel PEEP
Drukbegrenzing op max. 100 mbar 0 mbar - 30 mbar (drukregeling via proportioneel ventiel)
Trigger
Flowtrigger, registratie van de flowwaarde via interne flowsensor
Triggergevoeligheid bij geassisteerde beademing (flowtrigger)
Inspiratietrigger: 1 l/min - 15 l/min Expiratietrigger: 5 % - 50 % van de inspiratorische maximumflow
114
NL
Technische gegevens
MEDUMAT Transport Toleranties ademtijdverhouding Toleranties beademingsfrequentie Toleranties tidaal volume Toleranties beademingsdruk
±5% ± 1 min-1 ± 20 ml of ± 15 % ± 3 mbar of ± 10 %
Toleranties flowmeting (monitoring)
± 20 %
Toleranties volumemeting (monitoring)
± 20 %
CO2-meting Toleranties CO2-meting O2-meting O2-concentratie
Zijstroomproces, afzuigsnelheid 80 ml/min ± 0,43 Vol % + 8 % van de CO2-concentratie overeenkomstig EN 21647:2004 Niet verbruikende O2-sensor Instelbaar in stappen van 10 % tussen 40 % en 100 %
Toleranties O2-meting
± 10 Vol %
Drukgasschroefdraad
buitendraad G 3/8 snelkoppeling, verkrijgbaar voor verschillende types
Aansluiting beademingsslang
Weinmann-specifiek
Aansluitingen patiëntventiel
Weinmann-specifiek
Interne stroomvoorziening: Interne bufferbatterij
Onderhoudsvrije, uitneembare Li-ion accu, verwachte levensduur: 2 jaar, capaciteit: 6,45 Ah, gebruiksduur in accumodus: 4,5 u, laadduur: 4 u Knoopcel BR 3220, verwachte levensduur: min. 8 jaar
Geluidsdruk alarmmelder
45 - 80 dB (A)
Beademingsslang – systeem voor meermalig gebruik – systeem voor eenmalig gebruik – systeem voor eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume
PVC-slang; gebruiksduur: ten minste 30 reinigings-, desinfectie- of sterilisatiecycli PVC-slang; voor eenmalig gebruik PP-slang; voor eenmalig gebruik
Technische gegevens
NL
115
MEDUMAT Transport Weerstand patiëntslangsysteem (vlgs. EN 794-3 en DIN ISO 10651-3): < 6 mbar bij 60 l/min (BTPS), < 6 mbar bij 30 l/min (slangsysteem voor – Inspiratie eenmalig gebruik met gereduceerd dood volume) – Expiratie stromingsweerstand bij 15, 30 en 60 l/min; drukvermindering < 1,5 / <3,0 – Spontane ademhaling en <6,0 mbar Dood volume* – patiëntventiel voor meermalig gebruik – patiëntventiel voor eenmalig gebruik
29 ml (met bochtaansluiting: 41 ml) 25 ml (met bochtaansluiting: 34 ml)
Compliance* – slangsysteem voor meermalig gebruik – slangsysteem voor eenmalig gebruik
0,79 ml/hPa (ml/cmH2O) 0,90 ml/hPa (ml/cmH2O)
Binnenvolume van het gehele ademsysteem*: – slangsysteem voor meermalig gebruik – slangsysteem voor eenmalig gebruik
ca. 586 ml ca. 586 ml
Constructiewijzigingen voorbehouden.
03 5246
*De aangegeven waarden hebben betrekking op de standaard slangsystemen met een lengte van 2 m. Als u een ander slangsysteem (bijv. met andere lengte) heeft, kunt u de waarden voor uw slangsysteem vinden in de gebruiksaanwijzing voor patiëntslangsysteem WM 66695. Alle meetwaarden (flow, volumes, minuutvolume) hebben, voor zover niet anders aangegeven, betrekking op omgevingstemperatuur en omgevingsluchtdruk. 1 bar = 100 kPa De software van dit apparaat bevat een code die valt onder de GPL. De Source Code en de GPL ontvangt u op verzoek.
116
NL
Technische gegevens
13.2 Blokschakelschema
Patiëntslangsysteem
Medumat Transport
Druksensors
Drukgasingang
Drukregelaar Doseerventiel Interne flowen O2-sensor
Veiligheids- en noodontluchtingsventiel
Patiëntventiel
BiCheck flowkanaal
Optie: HME-filter
Patiënt
Injector
Ingang
Luchtfilter
omgevingslucht
Optie: etCO2 -sensor
13.3 Veiligheidsafstanden Aanbevolen veiligheidsafstanden tussen draagbare en mobiele HF- telecommunicatie-apparaten (b.v. mobiele telefoon) en MEDUMAT Transport De MEDUMAT Transport is bestemd voor gebruik in een elektromagnetische omgeving waarin de HFstoringen gecontroleerd zijn. De klant of gebruiker van de MEDUMAT Transport kan helpen bij het vermijden van elektromagnetische storingen door de minimumafstand tussen draagbare en mobiele HF-telecommunicatie-apparaten (zenders) en de MEDUMAT Transport – afhankelijk van het uitgangsvermogen van de zender, zoals hieronder aangegeven – aan te houden. veiligheidsafstand afhankelijk van de zendfrequentie in m
nominaal vermogen van het HF-apparaat in W
150 kHz - 80 MHz
80 MHz - 800 MHz
800 MHz – 2,5 GHz
0,01
0,04
0,04
0,07
0,1
0,11
0,11
0,22
1
0,35
0,35
0,70
10
1,11
1,11
2,21
100
3,50
3,50
7,00
Verdere technische gegevens zijn op aanvraag bij de fabrikant Weinmann verkrijgbaar en vermeld in de service- en reparatiehandleiding. Constructiewijzigingen voorbehouden.
Technische gegevens
NL
117
13.4 Eigen O2-verbruik van het apparaat PEEP = 20 mbar PEEP = 15 mbar PEEP = 10 mbar PEEP = 5 mbar
Eigen verbruik [l/min]
PEEP = 0 mbar
Pinsp [mbar]
118
NL
Technische gegevens
Technische gegevens
NL
20,0
30,0
0,0
40,0
50,0
60,0
70,0
80,0
90,0
10,0
O2-concentratie t
100,0
0,05
60
100,0 flow in l/min
5 mbar tegendruk
0 mbar tegendruk
175
60 mbar tegendruk
30 mbar tegendruk
15 mbar tegendruk
140
realiseerbare zuurstofconcentratie tegendruk
200,0
13.5 Mogelijke O2-concentratie bij tegendruk
119
13.6 Realiseerbaar tidaal volume bij tegendruk Bij volumegecontroleerde beademing wordt het aan de patiënt afgegeven volume beïnvloed door de slangcompliance. Gerelateerd aan de betreffende ademwegdruk daalt het tidaal volume met 0,79 ml/mbar (slangsysteem voor meermalig gebruik) resp. met 0,9 ml/mbar (slangsysteem voor eenmalig gebruik). Afwijking van het tidaal volume (ml) Tegendruk (mbar)
Slangsysteem voor meermalig gebruik
Slangsysteem voor eenmalig gebruik
0
0
0
5
-3,95
-4,5
15
-11,85
-13,5
30
-23,7
-27
60
-47,4
-54
De aangegeven waarden hebben betrekking op de standaard slangsystemen met een lengte van 2 m. Als u een ander slangsysteem (b.v. met andere lengte) heeft, kunt u de waarden voor uw slangsysteem vinden in de gebruiksaanwijzing voor patiëntslangsysteem WM 66697.
120
NL
Technische gegevens
14. Verklarende woordenlijst Druk
C
Piekdruk Drukbeperking
Pmax
D
B
Plateaudruk
Stijging • (V/C)
Resistance Druk • (R .V) PEEP
E
Resistance Druk • (R .V)
Compliance Druk (Vt /C)
F A Tijd Flowfase
Plateaufase •
Inspiratietijd
Beschrijving
Expiratietijd
(VInsp= const.)
Toelichting
Adem-minuutvolume (MV)
Volume dat per minuut wordt toegediend (afhankelijk van beademingsmodus). Het adem-minuutvolume is het product uit de ademfrequentie f en het tidaal volume Vt: MV = f x Vt
Ademfrequentie (freq.)
Aantal toegediende beademingscycli per minuut (totaal verplichte en spontane ademteugen)
Ademtijdverhouding (I:E)
Verhouding van inademingstijd Ti tot uitademingstijd Te
Compliance (C)
Maat voor de elastische eigenschappen (rekbaarheid) van de longen. Eenheid: ml/mbar
Drukbeperking (PLV)
De drukbeperking wordt indirect via Pmax ingesteld. Wanneer de beademingsdruk de ingestelde waarde Pmax bereikt, wordt deze tot deze ingestelde druklimiet begrensd. Daardoor kan het gewenste volume niet worden toegediend. De drukbeperking is een beschermende limiet voor de patiënt.
Verklarende woordenlijst
NL
121
Beschrijving
Toelichting
De drukgecontroleerde beademing legt de druk vast die in de longen van de patiënt wordt afgegeven (inspiratiedruk Pinsp als regelgrootheid). Het ademteugvolume ontstaat uit de compliance Drukgecontroleerde beademing van de longen en de toegediende druk. De maximale druk in de longen is constant, terwijl het volume varieert. Voorbeeld: beademingsmodus PCV.
Druk
DpASB
PEEP Tijd Flow max 4s
Drukondersteuning ASB
Flow max =100%
50% flow max
50%
5% 0%
5% flow max
Tijd
De drukondersteuning ASB dient een extra volume toe dat de inspiratie ondersteunt. De drukondersteuning wordt door de patiënt getriggerd. De omvang van de drukondersteuning is afhankelijk van de parameter pASB en de expiratorische trigger.
Flowverloop
De flow is de hoeveelheid gas die, gerelateerd aan de tijd, aan de patiënt wordt toegediend. Een hoge flow ventileert snel, een lage flow verdeelt de ademgassen beter in de longen. De flow moet zo gering mogelijk en slechts zo hoog als nodig zijn. De inspiratorische flow kan constant of afnemend zijn.
Inspiratorische flow
Stromingssnelheid waarmee een ademgasvolume wordt toegediend.
Piekdruk (Pinsp)
In drukgecontroleerde beademingsmodi de als toedieningsdruk ingestelde druk of de druk die ontstaat in volumegecontroleerde beademingsmodi. Hoogste punt van de drukcurve.
Plateaudruk (Pplat)
Druk die tijdens de plateautijd ontstaat, gemeten aan het einde van de inspiratie
Plateautijd
Tijd tijdens de inspiratie waarin de gasstroom naar de patiënt gelijk is aan nul. De plateautijd kan in volumegecontroleerde beademingsmodi worden ingesteld en bedraagt 0 %-50 % van de inspiratietijd Ti.
122
NL
Verklarende woordenlijst
Beschrijving
Toelichting
Bij de beademing kunstmatig in de longen geproduceerde positieve Positieve eindexpiratorische druk druk (ten opzichte van de atmosfeer), die aanwezig is aan het einde (PEEP) van de uitademing.
Resistance (R)
Maat voor de ademwegweerstand (stromingsweerstand van het ademgas) die tijdens de inspiratie en espiratie moet worden overwonnen. Eenheid: mbar/(l/s)
Tidaal volume (Vt)
Ingesteld volume dat per beademingsslag moet worden toegediend.
Trigger
Een trigger (activeringsmechanisme door de patiënt) is een schakelelement dat de interactie tussen patiënt en beademingsapparaat mogelijk maakt. Een druk-/flowsignaal activeert de inspiratie (apparaat: flowtrigger).
Triggerdrempel
Drempel die moet worden bereikt, zodat het beademingsapparaat een inademinspanning van de patiënt herkent. De triggerdrempel kan in het apparaat worden ingesteld: – inspiratorisch: 1 l/min-15 l/min en uit. – expiratorisch: 5 %-50 % van de maximale flow
Triggervenster
Tijdvenster waarbinnen de patiënt door inademinspanningen (trigger) een beademingsslag kan activeren. De lengte van het triggervenster is afhankelijk van de beademingsmodus en de instellingen van deze modus. Voorbeelden: bij SIMV 20 % van de expiratietijd voor de verplichte beademingsslag, bij S-IPPV 100 % van de expiratietijd.
Verplichte beademingsslag
Door het beademingsapparaat afgegeven en door de gebruiker tevoren vastgelegde beademingsslag. De beademingsslagen kunnen druk- of volumegecontroleerd zijn. Een drukondersteuning (ASB) is geen verplichte beademingsslag.
Volumegecontroleerde beademing
De volumegecontroleerde beademing legt het volume vast dat aan de patiënt wordt toegediend (tidaal volume Vt als regelgrootheid). De ademwegdruk ontstaat uit de compliance van de longen en het ingeademde volume. Voorbeeld: beademingsmodus IPPV.
Verklarende woordenlijst
NL
123
15. Garantie •
Weinmann garandeert voor een periode van twee jaar vanaf de koopdatum, dat het product bij gebruik volgens de voorschriften vrij van gebreken is. Bij producten die volgens de kentekening korter houdbaar zijn dan twee jaar, eindigt de garantie bij het aflopen van de op de verpakking of de gebruiksaanwijzing aangegeven vervaldatum.
•
Voorwaarde voor de aanspraken uit de garantie is het overhandigen van een koopkwitantie waarop de verkoper en de verkoopdatum vermeld zijn.
•
Wij verlenen geen garantie voor: –
niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing
–
bedieningsfouten
–
onvakkundig gebruik of onvakkundige behandeling
–
ingrepen in het apparaat voor reparatiedoeleinden door niet geautoriseerde personen
–
overmacht, zoals bijv. bij bliksem enz.
–
transportschade op grond van onvakkundige verpakking bij retourzendingen
–
niet uitgevoerd onderhoud
–
slijtage die door de werking wordt veroorzaakt en gebruikelijke slijtage. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de volgende componenten: – filters – batterijen en accu's – wegwerpartikelen die bestemd zijn voor eenmalig gebruik enz.
–
124
het niet gebruiken van originele reserveonderdelen.
•
Weinmann kan niet aansprakelijk worden gesteld voor gevolgschade door gebreken, voor zover deze niet voortvloeien uit opzet of grove nalatigheid of bij licht nalatig gevaar voor lichamelijk letsel of levensgevaar.
•
Weinmann behoudt zich het recht voor, naar keuze de gebreken te verhelpen, een ander product zonder gebreken te leveren of de koopprijs overeenkomstig te reduceren.
•
Bij afwijzing van een garantieaanspraak nemen wij de kosten voor het heen- en retourtransport niet voor onze rekening.
•
De wettelijke garantieaanspraken worden hierdoor niet aangetast.
NL
Garantie
16. Conformiteitsverklaring Hierbij verklaart Weinmann Geräte für Medizin GmbH + Co. KG, dat het product voldoet aan de desbetreffende voorschriften van de richtlijn 93/42/EEG voor medische hulpmiddelen. De volledige tekst van de conformiteitsverklaring vindt u op: www.weinmann.de
Conformiteitsverklaring
NL
125
P.O. Box 540268 D-22502 Hamburg Kronsaalsweg 40 D-22525 Hamburg T: +49-(0)40-5 47 02-0 F: +49-(0)40-5 47 02-461 E:
[email protected] www.weinmann.de Center for Production, Logistics, Service Weinmann Geräte für Medizin GmbH+Co.KG Siebenstücken 14 D-24558 Henstedt-Ulzburg
WM 66010g 04/2012 NL
Weinmann Geräte für Medizin GmbH+Co.KG