Medische informatie Wat is de functie van de hersenen en het ruggenmerg? Zie fig. 1.
De hersenen De hersenen besturen bet menselijk handelen; deels bewust, grotendeels onbewust. Voor deze besturing worden prikkels (signalen) vanuit de hersenen gestuurd via het ruggenmerg en de uit het ruggenmerg tredende zenuwen naar de organen, spieren, botten etc. Vanuit het lichaam, de organen, worden prikkels teruggezonden via de zenuwen en het ruggenmerg zodat deze uiteindelijk de hersenen bereiken. Op grond van deze informatie kunnen de hersenen de signalen aanpassen aan de omstandigheden.
Wat is een dwarslaesie? Een dwarslaesie is een beschadiging van het ruggenmerg. Door deze beschadiging is de geleiding van de signalen van en naar de hersenen ernstig verstoord. Bij een volledige beschadiging van bet ruggenmerg is de geleiding volledig onderbroken, bij een gedeeltelijke beschadiging van bet ruggenmerg is deze geleiding deels aangetast. Door de beschadiging kunnen de prikkels van de hersenen het gedeelte van het lichaam onder deze beschadiging niet of onvoldoende bereiken. De sturingssignalen vanuit de hersenen en de informatiesignalen vanuit bet lichaam ‘lopen als bet ware vast’ in de beschadiging.
Wat is de oorzaak van een dwarslaesie? Oorzaak van een dwarslaesie is in bet overgrote deel van de gevallen een ongeval. Men spreekt dan van een traumatische dwarslaesie. Het ruggenmerg is gelegen in bet wervelkanaal in de wervelkolom. Bij een dergelijk ongeval zijn vaak een of meerdere wervels gebroken. Deze breuk moet worden behandeld. Vroeger gebeurde dat vooral door gedurende enkele maanden de patiënt te immobiliseren op bed. Tegenwoordig worden wervelbreuken veelal geopereerd en nabehandeld met een halskraag of een korset. Het voordeel daarvan is dat men niet langdurig aan bed gekluisterd is maar snel kan aanvangen met mobilisatie in de rolstoel. Vaak bestaat bet misverstand dat bij de operatieve behandeling van de wervelbreuk ook het beschadigde ruggenmerg wordt geopereerd. Dit is echter niet bet geval. Andere oorzaken van een dwarslaesie kunnen onder meer zijn:
Verstoring in de bloedvoorziening van bet ruggenmerg Tumoren
Belangrijke begrippen. Zoals vermeld ontstaat door de ruggenmergbeschadiging een verstoorde prikkelgeleiding in het ruggenmerg. Dit leidt onder de beschadiging tot een enorme desorganisatie. In feite is het gedeelte van het lichaam onder de dwarslaesie verstoken van het meest belangrijke besturingsorgaan: de hersenen. Naarmate de dwarslaesie hoger in het ruggenmerg is gelegen, d.w.z. dichter naar de hersenen toe, zal een groter deel van het lichaam ‘stuurloos’ zijn geworden. De hoogte van de dwarslaesie wordt aangegeven in niveaus.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK
Het ruggenmerg is hiervoor opgedeeld in segmenten (zie ook pagina 9 in bet boekje van Fallon). Er zijn 8 cervicale (nek) segmenten, 12 thoracale (borst) segmenten, 5 lumbale (Ienden) segmenten en 5 sacrale (heiligbeen) segmenten. Een dwarslaesie wordt benoemd naar deze segmenten, bijvoorbeeld een dwarslaesie cervicale (C)6 compleet. Hiermee wordt dan bedoeld dat bet ruggenmergsegment C6 nog goed functioneert maar dat hieronder de beschadiging is gelegen en er uitval is opgetreden. Andere termen die men vaak hoort en gebruikt zijn: hoge en lage dwarslaesie en tetraplegie en paraplegie. De grens tussen een hoge en lage dwarslaesie wordt nogal eens anders gelegd, hetgeen tot verwarring kan leiden. Veel gebruikt worden niveau Thoracaal 6 en niveau Thoracaal 1. Thoracaal 6 omdat bij een dwarslaesie vanaf dit niveau en hoger de zogenoemde autonome dysregulatie kan optreden (zie verder). Thoracaal 1 wordt gekozen omdat bij een dwarslaesie hoger dan dit niveau de armen tevens (deels) zijn aangedaan. In de Sint Maartenskliniek wordt doorgaans de grens Thoracaal 1 gehanteerd. Bij een tetraplegie zijn armen en benen aangedaan. Bij een paraplegie functioneren de armen normaal en zijn de benen en een meer of minder groot gedeelte van de romp aangedaan. Zoals al eerder vermeld ontstaat bet overgrote deel van de dwarslaesie t.g.v. een ongeval waarbij ook wervels beschadigen/breken. Het ruggenmerg ligt in bet wervelkanaal. Dit wervelkanaal loopt vanaf het achterhoofdsgat (hoog in de nek) tot in bet heiligbeen (sacrum). Het ruggenmerg vult echter niet bet hele wervelkanaal. De laagste (sacrale) ruggenmergsegmenten zijn gelegen ter hoogte van de 2e lumbale wervel. Hieronder ligt in bet wervelkanaal een zenuwbundel, de zogenoemde paardestaart (cauda equina). Het laagste stukje ruggenmerg (de sacrale segmenten) wordt de conus genoemd. Het gevolg van deze verhouding is dat ter hoogte van een bepaalde wervel een ruggenmergsegment ligt met een ‘andere naam’, m.n. in bet Iagere thoracale en Iumbale gedeelte van de wervelkolom. Voorbeeld: een breuk van de le of 2e Iumbale wervel kan een dwarslaesie geven in het sacrale deel van de ruggenmerg.
Gevolgen van een dwarslaesie Tengevolge van de ruggenmergbeschadiging ontstaat een gebrek aan besturing onder de beschadiging. Direct na bet ontstaan van de dwarslaesie is sprake van een zogenaamde spinale shock. Er is in feite een totale uitval onder de beschadiging. Dit uit zich onder meer in een slappe verlamming van de spieren, geen gevoel meer, afwezige blaas- en darmfunctie. Na enige tijd, variërend van 2 dagen tot 6 weken, ontstaat de volgende fase: het ruggenmerg onder de dwarslaesie (de beschadiging) gaat nu als bet ware ‘zelfstandig de organisatie overnemen’ (autonome fase). Aangezien dit niet ‘de taak’ van het ruggenmerg is, lukt dit uiteraard maar zeer ten dele. Tijdens deze fase keren onder meer de reflexen terug. Dit kunnen zijn de reflexen van de spieren maar ook reflexen van de blaas en de darm waardoor deze zich bij een bepaalde vullingsgraad gaan ledigen. Dit geldt niet als de beschadiging van het ruggenmerg is gelegen in de conus. Dit deel regelt namelijk de blaas- en endeldarmreflexen. Bij beschadiging hiervan keren deze reflexen niet terug. Het gevolg is een slap verlamde blaas en rectum die niet reflexmatig samenknijpen en zich ledigen bij een bepaalde vullingsgraad. lndien (een deel van) de cauda beschadigd is treedt uitval op in het gebied wat door deze zenuwen wordt verzorgd. Dwarslaesie in deze gebieden worden geregeld aangeduid als conus/cauda laesies. Zij gaan dus gepaard met slap verlamde (= niet spastische) spieren, blaas en endeldarm.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK
De belangrijkste lichamelijke gevolgen (medisch) op een rij Onderstaand worden de belangrijkste lichamelijke gevolgen van een dwarslaesie besproken. Vele van deze onderwerpen worden nog uitgebreid belicht in de diverse volgende hoofdstukken. Dat ‘lichaam en geest’ niet te scheiden zijn is duidelijk. De genoemde lichamelijke aspecten hebben grote gevolgen voor de zelfredzaamheid en het maatschappelijk en geestelijk welbevinden. Deze aspecten komen eveneens in navolgende hoofdstukken aan bod. 1.Wervel- en andere fracturen Zoals gezegd is een wervelfractuur niet gelijk aan een dwarslaesie. Toch is er bij een dwarslaesie wel zeer vaak sprake van wervelfractuur. In de eerste fase van de revalidatie zal de nabehandeling van de wervelfractuur, en van eventueel andere bij het ongeval ontstane botbreuken, een belangrijke plaats innemen. Deze nabehandeling, bijvoorbeeld met een korset of een halskraag, kan de oefentherapie gedeeltelijk onmogelijk maken. 2. De verlamming Men spreekt van een parese bij een onvolledige verlamming, van een paralyse bij een volledige verlamming van een spier, meerdere spieren of een ledemaat. Doordat bewegingen niet meer kunnen worden gemaakt bestaat het gevaar dat gewrichten hun beweeglijkheid verliezen. Dit heet een contractuur. De oefentherapie die wordt gegeven is erop gericht gewrichten zo soepel mogelijk te houden en de spieren die nog wel functioneren zo sterk mogelijk te maken, waarna via zogenaamde functionele training wordt getracht deze ‘restfuncties’ zo optimaal mogelijk te benutten om zo zelfstandig mogelijk te kunnen functioneren. Eventueel kunnen hierbij hulpmiddelen worden gebruikt, bijvoorbeeld: spalken, aangepast bestek, diverse A.D.L.-hulpmiddelen en beugels t.b.v. staan/lopen. Bij hoge dwarslaesie kan d.m.v. operatie(s) de resterende handfunctie in een aantal gevallen worden verbeterd. 3. Gevoelsstoornissen onder de dwarslaesie Door de afwezige gevoelssensaties wordt druk op de huid niet goed waargenomen. Bij personen met een normaal gevoel zal te hoge druk Ieiden tot bijvoorbeeld gaan verzitten op de stoel. Dit gebeurt doorgaans onbewust. Doordat het signaal van de verhoogde druk door de dwarslaesie de hersenen niet bereikt, zal ook de reactie van het gaan verzitten niet ‘automatisch’ volgen. Daarbij zal door de verlamming deze reactie ook vaak onmogelijk zijn. Ten gevolge van deze te hoog oplopende druk op de huid, met name op die delen waar botten dicht onder de huid liggen, ontstaat verstoring van de bloedtoevoer met als gevolg weefselversterf. Het gevolg is een doorzit- of doorligplek, decubitus genaamd. Een dergelijke plek kan zeer snel ontstaan, de genezing verloopt zeer traag. Hierbij zal de druk van de betreffende plaats volledig moeten worden opgeheven hetgeen vaak tot gevolg heeft dat men een periode bedrust moet houden. Daarnaast moet de decubituszweer worden schoongemaakt. In een aantal gevallen is hiervoor een operatie nodig. Behalve de genoemde zaken zijn er nog andere belangrijke risicofactoren die het ontstaan van decubitus bevorderen, bijvoorbeeld: schuifkrachten op de huid (door onderuit gezakt zitten), vochtigheid (door incontinentie), slechte voedingstoestand en conditie. Het is zeer belangrijk te weten dat het hebben van een dwarslaesie per definitie een hoog risico voor het krijgen van decubitus met zich meebrengt, niet alleen tijdens opname maar ook daarna. Het Ieren voorkomen van dergelijke decubitus plekken vormt een belangrijk onderdeel van de revalidatie.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK
Door de gevoelsstoornissen worden ook andere dreigende beschadigingen niet goed opgemerkt, bijvoorbeeld dreigende verbranding door een te hete kruik. Een heel ander gevolg van de gevoelsstoornissen is de veranderde lichaamsbeleving doordat een deel van het lichaam niet wordt waargenomen. Soms ervaart men vreemde sensaties welke lijken te komen uit het verlamde en gevoelloze lichaamsdeel, bijvoorbeeld pijn of het gevoel dat een been een vreemde en soms zelfs bizarre stand aanneemt. Deze verschijnselen noemt men fantoomsensaties. Zij ontstaan in het beschadigde ruggenmerg. Met de veranderde lichaamsbeleving moet ‘al doende’ worden leren omgegaan. Dit heeft vaak ook een gunstig effect op de fantoomsensaties. Ten aanzien van de pijnklachten wordt elders in dit overzicht ingegaan. 4. Interne problemen Met name in het begin wanneer men nog langdurig op bed ligt is er gevaar voor trombose. In verband hiermee worden bloedverdunnende middelen via injectie of tablet toegediend. Als men volledig in de rolstoel gemobiliseerd is wordt met deze middelen gestopt. Wanneer men later om welke reden dan ook weer gedurende langere tijd(langer dan 1-2 dagen) bedrust moet houden, is het raadzaam deze middelen tijdelijk weer te nemen. Vooral bij de traumatische dwarslaesie, dus tengevolge van een ongeval, komt het in de eerste weken nogal eens voor dat, door de ‘stress’ die het lichaam te verduren krijgt, een maagzweer ontstaat. In verband hiermee worden aan mensen met een groot risico hierop tijdelijk medicijnen gegeven om dit te voorkomen. Bij een dwarslaesie waarbij borst- en tussenribspieren zijn verlamd (vanaf Thoracaal 8 en hoger) gaat het doorzuchten en het doorademen moeilijk. Ophoesten en dergelijke lukt slecht. Hierdoor is de kans op het ontstaan van luchtweginfecties die kunnen uitlopen in longontsteking groter. In verband hiermee wordt met name in het begin van de revalidatie veel aandacht besteed aan ademhalingstherapie. Ook is een jaarlijkse griepvaccinatie van groot belang. Door de uitval van zenuwbeïnvloeding van de bloedvaten onder de dwarslaesie is doorgaans de bloeddruk wat verlaagd. Geleidelijk aan leert het lichaam zich hierop in te stellen doch bij starten van de mobilisatie in de rolstoel geeft dit nog wel eens aanleiding tot bloeddrukdaling en ‘flauwvallen’. In verband hiermee worden vaak bij het starten van de mobilisatie zwachtels of elastische kousen voor de benen gegeven en zonodig een steunende band rond de buik. Ook de temperatuurregulatie is verstoord. Hierdoor is het handhaven van een vaste eigen lichaamstemperatuur in erg warme of erg koude omgeving moeilijk en in meer of mindere mate verstoord, afhankelijk van de hoogte van de dwarslaesie. Van belang is in deze gevallen te zorgen voor een constante ‘normale’ omgevingstemperatuur. 5. Blaas- en darmledigingsstoornissen Dit is een ingewikkelde problematiek. Doordat de controle over de sluitspier van blaas en darm verloren gaat is het willekeurig ophouden van plas of ontlasting verstoord. Het gevolg is incontinentie voor urine en/of ontlasting hetgeen tot grote, sociale problemen kan leiden. De bedoeling van blaas- en darmtraining is om op gecontroleerde tijden urinelozing en ontlasting op te wekken waardoor een adequate opvang hiervan mogelijk wordt. Voor wat betreft de ontlasting betekent dit doorgaans dat door middel van zetpillen of Microlax op gezette tijden de endeldarm waarin de ontlasting zich uiteindelijk verzamelt, wordt geprikkeld waarna samentrekking volgt en de endeldarm zich zodoende ledigt. Zonodig kan dit worden ondersteund met andere medicijnen en een dieet. In het geval van een slap verlamde endeldarm lukt deze methode doorgaans matig of in het geheel niet. Soms is dan de buikpers voldoende
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK
effectief. Indien dit niet het geval is zal de ontlasting op geregelde tijden via een ‘toucher’ met de vingers moeten worden verwijderd. Om incontinentie zoveel mogelijk te voorkomen wordt via het dieet gestreefd naar een vaste samenstelling van de ontlasting. Lukt dit niet dan kan een spoelsysteem, waarmee water in de endeldarm wordt gebracht en deze als het ware wordt ‘schoongespoeld’, een uitkomst zijn. Wat betreft de urinelozing is de blaastraining een belangrijke methode: door kloppen op de onderbuik, boven de blaas, wordt de blaasreflex opgewekt waarbij de blaas zich samentrekt en de urinelozing op gang komt. In een aantal gevallen lukt het niet of onvolledig om deze blaasreflex op gang te brengen, bijvoorbeeld bij een slap verlamde blaas. Dan is één of meerdere malen catheteriseren noodzakelijk om de blaas goed leeg te krijgen. Met behulp van medicijnen en/of soms een operatie kan geprobeerd worden de blaaslediging te verbeteren. De laatste tijd is bij een aantal mensen een blaasstimulator via een operatie aangebracht. Via deze blaasstimulator wordt de blaas elektrisch tot samentrekken aangezet waardoor de urinelozing in gang wordt gezet. Dit is nog een nieuwe techniek. Het wordt in Nederland nog op zeer beperkte schaal, waaronder in Nijmegen, toegepast. De komende jaren zullen meer duidelijkheid moeten verschaffen voor wie deze vorm van blaasledigen het meest geschikt is. Vooralsnog wordt deze methode nog slechts bij een klein aantal mensen met dergelijke blaasproblemen toegepast. Wat betreft de zorg voor de urinewegen is er een tweede beiangrijk punt: het voorkomen van beschadigingen aan blaas/urinewegen/nieren. Doordat de blaaslediging niet normaal verloopt en er urine kan achterblijven in de blaas (het ‘residu’) bestaat er een grote kans op urineweginfectie. Daarnaast kunnen in blaas en urinewegen hoge drukken ontstaan. Deze beide zaken kunnen beschadigingen aan blaas/nieren/urinewegen veroorzaken. Om deze reden worden in de Sint Maartenskliniek alle mensen met een dwarslaesie uitgebreid urologisch onderzocht en ook later gecontroleerd teneinde deze beschadigingen zoveel mogelijk te kunnen voorkomen dan wel tijdig op het spoor te komen en te behandelen. Hierbij is er een intensieve samenwerking tussen revalidatiearts en uroloog. In de Sint Maartenskliniek vindt de ‘blaastraining’ plaats. Verder onderzoek vindt plaats in het UMC St Radboud waar o.a. röntgenfoto’s (i.v.p.) en echoonderzoek van de nieren plaatsvindt en het zogenoemde urodynamisch- en neurourofysiologisch onderzoek naar het functioneren van de blaas. Op grond van deze onderzoeken wordt de ‘blaastraining’ aangepast of bijvoorbeeld het noodzakelijk aantal keren catheterisatie bijgesteld. In de Sint Maartenskliniek vindt wekelijks onderzoek naar urineweginfectie plaats. Na ontslag is het verstandig dit gedurende de eerste maanden 1 x per 4 à 6 weken te doen waarna dit, afhankelijk van de bevindingen, geleidelijk kan worden verminderd en gestaakt met alleen ‘zo nodig’ urine-onderzoek op infectie. Blaasinfecties worden zoveel mogelijk voorkomen door:
genoeg te drinken (minstens 1 1/2 L. vocht per dag) residu’s zo laag mogelijk houden (in principe onder 100 cc) (in een enkel geval) met behuip van bepaalde medicamenten.
Tijdens opname wordt tevens 2 x via gecombineerd bloed- en urine-onderzoek de nierfunctie onderzocht. Na ontslag blijft levenslange urologische controle noodzakelijk.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK
6. Stoornissen van de geslachtsorganen Hiertoe behoren onder meer gevoelsstoornissen van de uitwendige geslachtsorganen en erectie- en zaadlozingstoornissen. Dat dit, tezamen met de andere gevolgen van de dwarslaesie, grote gevolgen heeft c.q. kan hebben voor relaties, seksuele contacten en het krijgen van kinderen is overduidelijk. Om al deze aspecten in dit korte bestek uitgebreid aan bod te laten komen is niet goed mogelijk. Tijdens opname worden deze aspecten besproken en zonodig en zo mogelijk (eventueel in samenwerking met uroloog en gynaecoloog) behandeld. In het boekje ‘Nou daar zit je dan’ wordt hieraan ook aandacht besteed. Daarnaast bestaat de folder ‘Seksualiteit en dwarslaesie’, uitgegeven door de Schakel, dat met een aanvullende tekst daarop op de verpleegafdeling is te verkrijgen. Naast individuele gesprekken met bijvoorbeeld arts/psycholoog kunnen gesprekken met Iotgenoten vaak zeer praktische steun en informatie opleveren. Dit kan zonodig op de afdeling worden georganiseerd. 7. Spasme Hieronder verstaat men een abnormaal hoge spierspanning. Dit fenomeen komt bij veel mensen met een dwarslaesie voor. Spasme is lang niet altijd nadelig. In een aantal gevallen kan spasme van een bepaalde spier of spiergroep worden gebruikt ten behoeven van een functioneel doel, bijvoorbeeld beter zitten in de rolstoel of het verplaatsen van een been bij transfer. Wanneer echter spasme zeer hevig aanwezig is kan dit wel sterk belemmerend werken. Men spreekt dan wel van doorgeschoten spasticiteit.Behandeling bestaat uit: een goede spasmedoorbrekende houding (Ieren) aannemen, fysiotherapie en/of medicijnen. Doorgaans lukt het hiermee het spasme goed te controleren. In een aantal gevallen is verdere behandeling noodzakelijk waarbij de laatste jaren met name gebruik wordt gemaakt van een pompje dat tijdens een operatie onder de huid wordt geïmplanteerd. Vanuit dit pompje loopt een dun slangetje naar de ruimte rond het ruggenmerg waarmee rechtstreeks lage hoeveelheden medicijnen bij het ruggenmerg kunnen worden gebracht en daar ter plekke direct hun werking kunnen doen. Spasticiteit kan ook fungeren als een zeer belangrijk waarschuwingssignaal wanneer een aanwezig spasme plotseling en langdurig duidelijk toeneemt. Deze toename kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan een blaasontsteking, een ingegroeide teennagel of ‘een intern probleem’. 8. Pijn Pijn is een veel voorkomend probleem bij mensen met een dwarslaesie. Pijn kan een aantal oorzaken hebben. Overbelasting van spieren/gewrichten die nog wel functioneren kunnen pijnklachten veroorzaken. De wervelbreuk kan, als deze slecht of in een verkeerde stand is genezen, pijnklachten geven. Soms is sprake van inklemming van een zenuw in een arm of ter plekke van de wervelbreuk. Deze klachten zijn vaak redelijk tot goed te behandelen. Een aantal mensen met een dwarslaesie hebben echter pijnklachten in het gebied waar het gevoel duidelijk verminderd of afwezig is. Vaak betreft het dan klachten van pijn of een strak gevoei (‘als een band’) rond het lichaam op de plek van het dwarslaesie-niveau. Met spreekt hier van grenszonepijn. Andere mensen met een dwarslaesie hebben last van een zeurend, branderig pijngevoel onder het dwarslaesie-niveau, die soms gepaard gaat met warme of koude sensaties. Deze klachten ontstaan in het beschadigde gedeelte van het ruggenmerg. Deze beschadiging zendt als het ware verkeerde signalen uit naar de hersenen die deze signalen registreren als pijnklachten in het gebied onder de dwarslaesie. Deze klachten kunnen zeer hinderlijk zijn en ontstaan soms jaren na het ontstaan van een dwarslaesie. Het is wel verstandig indien zich deze pijnklachten voordoen, contact te zoeken met een arts om te bezien of mogelijk andere oorzaken voor de pijn aanwezig zijn. Behandeling is zeer moeilijk en vaak maar zeer ten dele mogelijk. TENS-behandeling (het ‘pijnkastje’) geeft soms verlichting en in een aantal gevallen zijn bepaalde medicijnen effectief. Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK
9. P.A.O. Deze afkorting staat voor Peri-Articulaire Ossificatie. Dit wil zeggen botvorming in spieren rond de grote gewrichten. Deze complicatie treedt geregeld bij dwarslaesie op. De oorzaak hiervan is onduidelijk. Een dergelijke botvorming kan zeer nadelig zijn: gewrichten kunnen minder goed bewegen en de huid boven dergelijke botmassa kan bij belasting meer onder druk komen te staan met als gevolg meer kans op decubitus. De meeste kans op het ontstaan van deze afwijking is er in de eerste maanden na de dwarslaesie. Op de verpleegafdeling wordt daarom wekelijks bloed onderzocht om deze aandoening zo spoedig mogelijk op het spoor te komen waarna met medicijnen en fysiotherapie getracht wordt de schade zo beperkt mogelijk te houden. In een enkel geval is het nodig de botmassa operatief te verwijderen.
10. Autonome disregulatie Dit komt voor bij mensen met een dwarslaesie boven Th.6. De oorzaak hiervan is meestal een overvolle blaas of een overvolle endeldarm. Door deze overvulling worden zeer veel signalen via de zenuwen vanuit de blaas of de darm naar het ruggenmerg gezonden. Het ruggenmerg reageert hierop met een aantal signalen ‘terug’ die ondermeer verlopen naar de bloedvaten. Deze bloedvaten vernauwen als gevolg van deze signalen. De vernauwde bloedvaten leiden tot een stijging van de bloeddruk die soms zeer hoog kan oplopen. Door de dwarslaesie boven niveau Th.6 kunnen de ‘remsignalen’, die de bloedvatvernauwing kunnen opheffen, de bloedvaten niet bereiken. De symptomen waarmee deze disregulatie gepaard gaat zijn:
kloppende/bonkende hoofdpijn vaak een rood/warm gelaat neusverstopping versnelde of vertraagde hartslag
De beste behandeling is het zo spoedig mogelijk leeg maken van blaas en/of darm. Geeft dit niet het gewenste resultaat dan moeten medicijnen worden gegeven, te beginnen met medicijnen onder do tong (Adalat). Bij onvoldoende effect hiervan volgt een injectie in de ader (Diazoxide). Een aantal mensen maakt van deze signalen gebruik. Als de blaas of darm vol raken bemerken zij bijvoorbeeld een opkomende hoofdpijn. Dit wordt als signaal gebruikt om blaas en darmen te ledigen. Het leegmaken moet dan uiteraard wel snel plaatsvinden na de signalering. 10. Syringomyelie Hieronder verstaat men holtevorming in het ruggenmerg. Deze holte vormt zich vanuit de oorspronkelijke beschadiging van het ruggenmerg. Het is een zeldzame complicatie bij een dwarslaesie. Een dergelijke holtevorming kan zich naar boven toe uitbreiden, dus in het gedeelte van het ruggenmerg dat nog goed functioneerde. Dit kan leiden tot een verergering van de dwarslaesie: uitval van spierfunctie of gevoelsfunctie in gebieden die voorheen nog goed functioneerden. Een dergelijke holtevorming kan zich jaren na het ontstaan van de dwarslaesie openbaren. Meestal zijn de eerste verschijnselen pijnklachten in een vrij omschreven huidgebied van bijvoorbeeld een arm. Vaak melden mensen dat in een dergelijk huidgebied ook een toegenomen transpiratie wordt waargenomen. In een later stadium treden in dit gebied spierkrachten gevoelsverlies op. Met speciale foto’s (NMR-scan) kan men tegenwoordig een dergelijke holtevorming zeer goed aantonen. De behandeling is operatief waardoor de uitbreiding van de holte tot staan wordt gebracht.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK
Tot slot In het voorgaande is zeer uitgebreide en complexe materie in een heel beknopt bestek behandeld. Tijdens de voordracht is e.e.a. verduidelijkt en waar nodig kon op vragen worden ingegaan. Uiteraard is het mogelijk om tijdens een afspraak op de afdeling c.q. tijdens het spreekuur nader in te gaan op vragen/onduidelijkheden/eventuele behandelingen. Een dwarslaesie heeft grote gevolgen voor het functioneren van het lichaam, voor het functioneren van de mensen met een dwarslaesie ten aanzien van de zelfverzorging en het functioneren in de maatschappij.
De dwarslaesiebehandeling en begeleiding zoals deze wordt voorgestaan richt zich op:
Behandeling van de lichamelijke gevolgen en/of risico’s als gevolg van de dwarslaesie alsmede het behandelen en zoveel mogelijk trachten te voorkomen van de complicaties Het zo goed mogelijk oefenen en leren gebruiken van de aanwezige ‘restfuncties’; het vinden van compensatie c.q. alternatieven voor hetgeen is verloren gegaan, zonodig met gebruikmaking van hulpmiddelen Hulp bij aanvragen van noodzakelijke hulpmiddelen Ondersteuning bij verwerking en het richten op de verdere toekomst met als doel reïntegratie in de maatschappij (gezin c.q. relatieverband, woning, vervoer, hobby, arbeid)
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038561
Inhoudsverantwoordelijke: DvK