Medemenselijkheid verplicht? Eduard Nazarski, Amnesty International Breda, 8 december 2015 In het voorjaar kreeg ik de uitnodiging voor deze mensenrechten-lezing. Ik ging graag op deze uitnodiging in en koos als onderwerp de plicht tot medemenselijkheid. Dat deed ik omdat ik in mijn werk dagelijks geconfronteerd word met onrecht, strijd, onverschilligheid en gelukkig ook betrokkenheid. Toen hadden de aanslagen in Parijs nog niet plaatsgevonden en hadden we ook nog niet gezien welke reacties in Europa gegeven werden op de komst van heel veel vluchtelingen aan en binnen onze grenzen. van Europa laten ons wereldbeeld kantelen, beïnvloeden, schokken. We leven daarmee in een tijd waarin ons wereldbeeld en misschien ook onze leefwijze drastisch aan het veranderen is. Ik wil in deze lezing proberen te onderzoeken hoe wij in het huidige tijdsgewricht de menselijkheid zouden kunnen waarderen. Ik wil beginnen in Breda, enkele eeuwen terug. Pieter Brueghel, die in Breda is geboren, schilderde de Kindermoord van Bethlehem. Het is een politiek schilderij. Het laat een legereenheid zien die een dorp overvalt om daar de toekomstige generatie uit te moorden. Soldaten doorsteken baby’s met zwaarden, onder bevel van ruiters die in angstaanjagende zwarte kleding zijn gestoken. Je hoort als het ware de stilte van een slachting, doorbroken door de kreten van wanhopige ouders. Breugels Kindermoord doet verslag van een terreurdaad, want het zijn onschuldige kinderen en zij alleen die worden afgeslacht. Het schilderij is 450 jaar oud, op de kop af, want het is geschilderd in 1565. Dat jaartal is niet zonder betekenis. Het is drie jaar voordat de Tachtigjarige Oorlog begon. Het schilderij is dus een vooraankondiging, een waarschuwing. Het loopt vooruit op de terreur die nog komen gaat, wanneer de hertog van Alva met zijn troepen de Nederlanden binnentrekt. Veel weten we niet van het schilderij. De daders zijn herkenbaar aan hun kleding, die bij ons nu onvermijdelijk associaties oproept met het zwart van de terreurbeweging Islamitische Staat. De slachtoffers op het schilderij zijn naamloos. Op dat naamloze zal ik later terugkomen. Terrorisme is een thema dat in de media van vandaag de dag zeer bepalend is. En in samenhang met terrorisme, een ander thema, dat van het enorme aantal vluchtelingen. De komst van zo velen die voor de terreur in eigen land vluchten. De speculaties dat onder die vluchtelingen zelf ook terroristen zouden zitten. De angst voor vreemdelingen, en dan vooral voor moslims, die hier nu in zo groot aantal zijn gekomen. Beide hebben te maken met het thema van mijn lezing vanavond: de medemenselijkheid. Er is een belangrijk verschil. Bij medemenselijkheid kijken we naar mensen niet om te zien of ze ons angst kunnen inboezemen, maar om te zien wie ze zijn. Om ze te helpen. En misschien om ze te leren kennen. Het begrip ‘medemenselijkheid’ komt niet voor in de verdragen en de andere officiële teksten van de mensenrechten. Tegelijkertijd kun je zeggen dat al die teksten van het begrip zijn doordrenkt. Het sleutelwoord van de mensenrechtenteksten is de menselijke waardigheid. Het idee dat alle mensen een waardigheid bezitten om geen andere reden dan dat ze mens zijn, is al zeker zo oud als de filosofen van Athene, meer dan tweeduizend jaar geleden. Het is ook terug te vinden in alle wereldreligies. Vanzelfsprekend heeft dat idee van menselijke waardigheid alleen zin in zoverre het door andere mensen erkend wordt. Je schiet er weinig mee op dat je jezelf waardig vindt terwijl je omgeving je behandelt op een onwaardige of onmenselijke manier. Vandaar dat, ook al duizenden jaren, de waardigheid gepaard is aan verantwoordelijkheid. Je behoort de waardigheid van je medemens te respecteren. Zo ontstaat medemenselijkheid. Hoe is medemenselijkheid gegroeid? Ik grijp nog een keer terug op een Bredase bron, namelijk het boek Beschryving der stadt en lande van Breda uit 1744. Daarin wordt geciteerd uit ‘Reglement voor het Rasp- ende Tuchthuis der Stadt en Barronye van Breda’. Dat tuchthuis staat er nu niet meer, maar indertijd bevond het zich op nog geen driehonderd meter afstand van deze kerk. In het reglement wordt beschreven hoe de tuchtelingen als ze zich schuldig maken aan vechtpartijen, ongehoorzaamheid, luiheid of andere ongeregeldheden, naar inzicht van de regenten van het tuchthuis mogen worden gestraft, met slagen van stok of roede, aan de geselpaal of het blok, dat ze op water en brood worden gezet en in een hoek van de kelder opgesloten. Ook dat ze zo nodig op een rooster van scherpe eiken ribben kunnen worden gezet dat speciaal voor dat doel in de 1
kelder is gebouwd, en dat ze daar net zo lang op moeten zitten tot ze genoegzaam vermurwd zijn, beterschap hebben beloofd en daarvan bewijs hebben gegeven. Dus: het is eeuwenlang de gewoonste zaak van de wereld geweest dat we mensen die 'ongeregeldheden' pleegden straften met lijfstraffen net zo lang tot ze 'vermurwd' waren. Dat zit nog zo in onze geest ingebakken dat we op alles dat we 'ongeregeld' vinden, of het nu een klein vergrijp of een terroristische daad is, in reflex denken aan straf, afstraffing. Het is de meest expressieve vorm van uitsluiting. Sluit ze op, schrik ze af - en ik herinner u eraan dat de vluchtelingen nu aan de Griekse of Macedonische grens leven vaak letterlijk overleven op niet veel meer dan water en brood. ---Medemenselijkheid. Als er iets is dat laat zien wat onze medemenselijkheid waard is, dan is het wel onze houding tegenover vreemdelingen die we niet kennen en die hier komen met de boodschap dat ze onze bescherming nodig hebben. Ik nodig u uit voor een heel korte historische excursie langs de noden van vluchtelingen en het werk van de medemenselijkheid. Ik begin niet bij Euripides die beschreef hoe de kinderen van Herakles geen asiel kregen in Athene, en ook niet bij de komst van Hugenoten naar Nederland. Deze twee voorbeelden tonen overigens aan dat de mensheid al vele eeuwen worstelt met dit thema. Ik begin bijna een eeuw terug, bij het einde van de Eerste Wereldoorlog. Die liet in Europa niet alleen een enorme ravage achter, maar ook miljoenen mensen die geen huis of zelfs geen land meer hadden. Fridtjof Nansen, een Noorse poolreiziger, werd door de Volkenbond aangesteld als de eerste internationale vluchtelingencoördinator uit de geschiedenis. Hij voerde met enorme energie een scala van maatregelen door, waaronder een speciaal vluchtelingenpaspoort. ‘Naastenliefde is niets anders dan praktische politiek’, was zijn motto. Na de Tweede Wereldoorlog werd het concept van de menselijke waardigheid vastgelegd in het hart van de Verenigde Naties. In 1945 in het Handvest van die organisatie, in 1948 in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Met de formulering in de Universele Verklaring was trouwens wel iets eigenaardigs aan de hand. De menselijke waardigheid wordt helemaal aan het begin genoemd, als een uitgangspunt voor alle mensenrechten. Maar de verklaring geeft er geen definitie van. Toen een van de redactieleden in een interview werd gevraagd waarom niet, zei hij: We zijn het eens geworden over het uitgangspunt van de menselijke waardigheid op voorwaarde dat niemand vroeg waarover we het precies eens waren. Op andere punten is de Universele Verklaring veel explicieter. Zo staat er voor het eerst het universele recht op asiel in. Wie in eigen land niet veilig is voor vervolging, mag in een ander land een toevlucht zoeken. Nog eens drie jaar later kwam een van eerste grote mensenrechtenverdragen tot stand: het Vluchtelingenverdrag. Het einde van de Tweede Wereldoorlog had opnieuw miljoenen mensen opgeleverd zonder huis of haard. Centraal in de opvang van de vluchtelingen stond deze keer een Nederlander, ook al een man van tomeloze energie, Gerrit Jan van Heuven Goedhart. Hij was bij de Verenigde Naties de eerste Hoge Commissaris voor Vluchtelingen. Hij stelde zich op als een 'bedelaar voor de vluchtelingen' en hield lange tournees door vele landen waar hij overal verscheen voor televisiecamera's en radiomicrofoons. Een van zijn redes had de titel 'Pas op - spelende kinderen', een oproep aan de huidige generatie om de volgende niet met haar fouten te schaden. Meermalen citeerde hij Willem de Zwijger: 'Men hoeft niet te hopen om te ondernemen, noch te slagen om te volharden'. Al na een jaar had hij het VN-budget voor vluchtelingen meer dan vijf keer zo hoog weten te maken. Ik maak een sprong van enkele decennia om aan te komen bij de oorlog in voormalig Joegoslavië, die een groot deel van de jaren negentig bestreek. Opnieuw werd Europa geconfronteerd met enorme vluchtelingenstromen, in Nederland waren er toen meer asielzoekers dan ooit (althans tot 2015). De medemenselijkheid bewees zich hier in veel praktische opzichten. Omdat de nood van zo nabij kwam, mobiliseerde Europa binnen korte tijd de opvang van honderdduizenden. Dat ging zeker niet probleemloos, en leidde vaak ook tot scherp debat maar het gebeurde wel. Wir schaffen dass, spraken Europese leiders elkaar na. Nadat de asielcijfers gedurende meer dan een decennium steeds lager waren geworden, kwam een plotse stijging vanaf 2013. Steeds meer mensen maakten de levensgevaarlijke oversteek van de Middellandse Zee. En een nog groter aantal mensen ging over landsgrenzen. Ik denk dat ik de 2
medemenselijkheid in de praktische zin hier het best kan toeschrijven aan Angela Merkel. Haar vurig verdedigde boodschap dat de noden van de vluchtelingen eerst komen en daarna pas de praktische bezwaren, heeft sterk de toon gezet in Europa. Maar vervolgens werden door Europese landen veel en veel te weinig van de toezeggingen voor hulp en opvang in daden omgezet. Over medemenselijkheid wordt veel gesproken, maar haast maakt Europa er bepaald niet mee. Eerder dit jaar was ik op het eiland Lampedusa, ten zuiden van Italië. De vluchtelingen die dat eiland bereiken van over de Middellandse Zee, zijn vaak al net zo naamloos als de onschuldige kinderen op het schilderij van Breugel. Ik heb er een aantal van ontmoet. Ik sprak met mensen die zich in leven hadden gehouden door zich na het kapseizen van hun boot vast te klampen aan lege jerrycans. Met mensen die hun naasten voor hun ogen hadden zien verdrinken. Een gesprek dat me bijzonder is bijgebleven was met een arts, dokter Pietro Bartolo, hoofd van het medisch centrum op Lampedusa. Hij zit daar sinds 1991. Hij heeft, zegt hij, in 24 jaar naar schatting 250.000 migranten en vluchtelingen gezien. Hij ziet brandwonden omdat men diesel op huid heeft gekregen uit de lekkende vaten waaruit onderweg wordt bijgetankt. Wie de brandende kleren uittrekt, trekt vaak zijn huid mee. Hij ziet het gevolg van ernstige onderkoeling bij degenen die de golven over zich heen kregen, uren of dagen lang. Hij ziet de verwondingen van vechtpartijen die zijn ontstaan als mensen elkaar te lijf gingen om het laatste beschikbare drinkwater. Dokter Bartolo onderzoekt ook alle doden. Hij legt de tattoos en moedervlekken in documentatie vast, zodat later mogelijk identificatie kan plaatsvinden. Want voor hem is het essentieel dat zo veel mogelijk slachtoffers alsnog een naam krijgen. Het onderzoeken van de doden is deprimerend, vertelt hij. Een keer ritste hij een lijkenzak open, voelde routinematig de pols, kreeg toen de indruk dat deze vrouw van rond de 20 mogelijk nog leefde. En dat was zo. Door reanimatie heeft ze het overleefd. Ze woont nu in Zweden en had hem een kaart gestuurd. Een van de ergste dingen die hij meemaakte, zegt hij, waren de lichamen van een moeder en een pasgeboren baby, beiden verdronken, en nog verbonden met de navelstreng. Hij heeft ze samen in een kist gelegd. De afgelopen weken werd in onze media de berichtgeving over vluchtelingen overschaduwd door het geweld dat geografisch nog veel dichter bij ons komt. De aanslagen in Parijs waren aanslagen op de medemenselijkheid, op het beginsel dat iedereen menselijke waardigheid heeft. Er werden meer dan 130 mensen vermoord uit geen ander motief dan haat jegens andersdenkenden, om geen andere reden dan doodsangst te zaaien. De reactie van Frankrijk en bondgenoten was gewelddadig, met bommen op de centra van IS. Afschrikking, zelfverdediging, het uitschakelen van terrorisme, vergelding - ze lopen hier in elkaar over. Dat laat zien dat de menselijkheid niet alleen maar mooi en nobel kan zijn. Wie oprecht in de menselijkheid gelooft, kan zich niet onttrekken aan de realiteit van de onmenselijkheid. Ook wij zijn in staat te doden. We kunnen alleen maar ons uiterste best doen om ons geweld te laten inperken door de wetten en rechten die we juist voor crises hebben vastgesteld. We zijn veel verder dan we waren in de tijd van Fridtjof Nansen en Gerrit Jan van Heuven Goedhart. We hebben de middelen, de communicatie, de kennis, de snelle mogelijkheden, het juridisch raamwerk om medemenselijkheid in praktijk te brengen zoals nooit tevoren. Wat weerhoudt ons? Ik denk dat wat ons het meest weerhoudt, ons onvermogen is. Het onvermogen om de grens tussen ons en de vreemdelingen, tussen gevestigden en buitenstaanders, tussen ons dagelijks leven en de medemenselijkheid die we voor anderen kunnen opbrengen - om die grens over te steken. Dat er grenzen zijn tussen staten en aan de kusten van de Middellandse Zee is maar een deel van het probleem. Net zo bepalend zijn onze eigen innerlijke grenzen. Naar een schilderij van Breugel of naar een foto van een dood Syrisch jongetje op het strand kijken we met afschuw, maar zijn we ook in staat om de schok die we krijgen, om te zetten in medemenselijk handelen? We zouden die menselijkheid als een plicht moeten ervaren. De Amerikaanse genocidedeskundige Helen Fein spreekt in dit verband over de universe of obligation. Ze zegt: ‘Gemeenschappen zijn niet opgebouwd uit vriendschappen, uit groepen mensen met verschillende stijlen en voorkeuren, zelfs niet uit mensen die elkaar begrijpen. Ze worden gemaakt uit mensen die voelen dat ze deel zijn van iets groters dan henzelf. Een gemeenschappelijk doel, een gedeelde verantwoordelijkheid. Om zo’n gemeenschap op te bouwen is vereist dat we de waarde erkennen van het leven van anderen. Dat we hen zien als de mogelijke partners in onze gedeelde durf om tot daden over te gaan.’ Helen Fein tekent daarbij aan dat dat universum van de gemeenschap ook een keerzijde kan hebben. We voelen verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de mensen die we als leden van onze groep beschouwen. De mensen die buiten de cirkel van onze betrokkenheid vallen, die 3
kunnen niet op ons mededogen rekenen. Telkens weer hebben we dat patroon van uitsluiting kunnen constateren. De Joden als de minderwaardige mensen in de Arische gemeenschap. De Tutsi’s als de kakkerlakken van Rwanda. Het proces van uitsluiting oefent op nogal wat mensen een aantrekkingskracht uit. Degenen die uit het Midden-Oosten en Afrika hier een toevlucht zoeken, die kunnen we volgens de aanhangers van de uitsluiting toch echt niet als ons soort mensen beschouwen. U heeft vast wel eens de reacties voorbij zien komen, op internet vooral. De verwensingen die vluchtelingen en migranten naar hun hoofd geslingerd krijgen. De zogenaamde grappen over drenkelingen, gemaakt door mensen die zo te zien elk gevoel van medemenselijkheid ver achter zich hebben gelaten. Er heeft een grote polarisatie plaatsgevonden. Aan de ene kant zijn er beledigingen en uitingen van haat die via de social media naar buiten komen. Aan de andere kant zijn er ook tienduizenden nieuwe vrijwilligers die zich bij Rode Kruis en Vluchtelingenwerk hebben opgegeven om vluchtelingen te helpen. In die gepolariseerde situatie is een debat over de vraag hoe we tot oplossingen voor vluchtelingen kunnen komen, heel erg moeilijk. Het onvermogen om de nood op te lossen is het probleem van heel Europa, en van de landen om ons heen. Laat ik de gebreken en obstakels nog eens kort voor u opsommen. *In de regio is er structureel tekort aan geld voor menswaardige opvang. De landen die financiering toezegden, zijn bijna allemaal nog grotelijks in gebreke gebleven. Hoeveel topontmoetingen hebben we al niet gehad in Europees verband om nog maar eens een échte oplossing te bedenken voor de opvang? *Europa is intern verdeeld. Verdeeld tussen de landen onderling, zoals de bereidwilligheid van Duitsland tegenover de onwil van landen in Midden-Europa. Verdeeld binnen de landen zelf, want in de landen waar de regering bereid is om vluchtelingen te helpen, groeit de aanhang van partijen die het vuur van de uitsluiting opstoken. *Europese landen bouwen hekken. Tussen Griekenland en Turkije, Griekenland en Bulgarije, Macedonië en Griekenland, Hongarije en Servië, Spanje en Marokko. Sommige van die barrières zijn nieuw, andere stonden al en worden versterkt. In zes jaar is er ten minste 1,8 miljard euro aan grensbewaking uitgegeven. *Een relatief nieuw beleid is dat van een sterk toegenomen beroep op landen aan de randen van Europa om als poortwachters te dienen. Vooral Turkije en Marokko hebben de belangstelling. De dag na het akkoord van de EU met Turkije zette Turkije 1300 vluchtelingen in de gevangenis. Dat gebeurde tegen elk internationaal recht in. En de Europese Unie bleef stil. De situatie van de mensenrechten in Turkije is allerminst goed, met vooral journalisten als doelwit van repressie. Je kunt je met reden afvragen of de Europese stilte over die situatie door het poortwachterschap van Turkije niet alleen maar groter zal worden. Het nieuws van vorige week kwam onder meer van Donald Tusk, de voorzitter van de Europese Raad, waarin de regeringsleiders van de EU lidstaten overleggen en besluiten nemen. Hij zei in een interview met zes Europese kranten dat asielzoekers bij hun aankomst in de Europese Unie tot achttien maanden lang in centra vastgehouden kunnen worden, totdat de screening naar veiligheidsrisico's is afgerond. Ik citeer: ‘Als je migranten en vluchtelingen wilt controleren, heb je meer tijd nodig dan die minuut waarop de digitale vingerafdruk genomen wordt’. Die achttien maanden zijn het failliet van de Europese vluchtelingenopvang. Dat er een capaciteitsprobleem is, dat constateert Tusk terecht. Maar dat capaciteitsprobleem is het gevolg van de verwaarlozing, jaar na jaar, van de werkelijke noden van vluchtelingen. Voor wie veel te weinig hulp kwam in de landen waar ze gevaar lopen, veel te weinig geld voor de opvang in buurlanden, veel te weinig bereidheid om mensen op een legale manier de toegang tot Europa te bieden. Opvallend was hoe Martin Sommer in Volksrant van zaterdag Tusk prees als een ‘game changer’ in een beleidsterrein waar noodzakelijk een einde moet worden gemaakt aan wat hij aanduidt als de ‘welkomstcultuur’. Volgens hem die is welkomstcultuur door bestuurders en intellectuelen tegen de klippen op volgehouden. Dat we al diverse decennia een heel strikt toelatingsbeleid hebben, noemen Tusk noch Sommer. En ik hoor en lees schrikbarend weinig over hun visie over oplossingen voor vluchtelingen.
4
Europa verklaart zich overvallen door de vluchtelingenstroom. In relatief rustige jaren is er klaarblijkelijk niets gedaan om de komst van meer vluchtelingen iets beter georganiseerd te laten verlopen. Daardoor voelen degenen in de Nederlandse gemeenten waar nu opvang kan worden gecreëerd zich overvallen. En zo ontstaat een impasse waarvan de vluchtelingen opnieuw het meest van al de dupe worden. ---Amnesty International heeft al vijftig jaar een grote betrokkenheid bij vluchtelingen. We hebben keer op keer gedocumenteerd hoe de nood van vluchtelingen wordt veronachtzaamd. We hebben jaar na jaar een beroep gedaan op regeringen, vaak aan de hand van heel concrete aanbevelingen, om de problemen niet zo ver te laten oplopen dat afweer en uitsluiting het bijna logische antwoord leken. Wat ik zo mooi vind aan het werk van Amnesty is dat de organisatie vanaf het allereerste begin de medemenselijkheid altijd in het teken heeft gesteld van het individu. En dat ze die medemenselijkheid altijd heeft onderbouwd met een universum van verantwoordelijkheid, een heel reëel universum dat zijn grondslag heeft in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in de mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties en Europa en andere continenten. Amnesty gaat verder dan een simpele notie van tolerantie, van leven en laten leven. Want tolerantie is maar al te vaak een verhulling van onverschilligheid. Thomas Paine, die aan het einde van de zeventiende eeuw het eerste mensenrechtenpamflet uit de geschiedenis schreef, zei dat hij geen vertrouwen had in tolerantie alleen. Want die tolerantie wil in feite zeggen dat je anderen niet ziet als gelijken. Dat je ze alleen maar gedoogt. En dat je dan geen motivering hebt om ze te begrijpen, laat staan om hun de helpende hand te bieden. Vorige week reikte Prins Constantijn de Prins Claus Awards uit. Hij zei bij die gelegenheid: Het is niet door het bouwen van muren dat we onze huidige wijze van leven in stand kunnen houden. We zullen ons samen moeten ontwikkelen, leren leven met elkaar. Noem het naïef, ik zou het eerder slim noemen. Op de lange termijn is er geen alternatief voor het proberen elkaar te begrijpen. We hebben vertrouwen nodig in plaats van haat, inzicht in plaats van onwetendheid.' ------Vanaf morgen organiseert Amnesty vanwege de internationale Dag van de Mensenrechten op veel plekken in Nederland en de rest van de wereld schrijfmarathons. In Nederland gebeurt dat dit jaar op meer dan 300 plaatsen, in bibliotheken, in kerken, in gemeentehuizen. We vragen mensen om brieven te schrijven, brieven voor individuele slachtoffers van mensenrechten, mensen die van onze medemenselijkheid afhankelijk zijn. Dit jaar gaan we schrijven voor de Maleisische cartoonist Zunar, die 43 jaar cel boven het hoofd hangt. Voor de gevangen advocaat Waleed al-Khair uit Saudi-Arabië. Voor Albert Woodfox, die in Louisiana al 43 jaar in eenzame opsluiting zit voor een moord die hij niet beging. Voor de dappere studentenleidster Phyoe Phyoe Aung uit Myanmar. Voor Leyla Yunus uit Azerbeidzjan, die voor haar mening uitkwam en dat moet bekopen met een jarenlange celstraf. En voor de Mexicaanse Yecenia Armenta die zo zwaar werd gemarteld dat ze een moord ‘bekende’ die ze niet heeft gepleegd. Ik nodig u allen van harte uit om aan die schrijfmarathon deel te nemen. Hier in de Lutherse Kerk bent u welkom tussen 10 uur ‘s ochtends en 10 uur ‘s avonds. -----Dames en heren, ik zou willen dat we de vanzelfsprekendheid waarmee in heel het land wordt meegedaan aan de schrijfmarathon voor mensen die onrecht ondergaan, die daarom steun nodig hebben, ook realiseren als het gaat om het recht op bescherming van vluchtelingen. *Dat regeringen en beleidsmakers alle uren, vernuft en geld dat besteed is aan afschrikwekkend beleid en grensbewaking, nu ook steken in daadwerkelijke bescherming. *Dat zij in hun taalgebruik en woordkeuze ook uitdragen dat het ook ónze verantwoordelijkheid is om te zorgen dat vluchtelingen ergens veiligheid vinden en een menswaardig bestaan kunnen leiden. *Dat er écht gezorgd wordt voor het aanpakken van de oorzaken die massale vlucht veroorzaken, dus onderdrukking, terreur en uitzichtloosheid.
5
*Dat we een manier vinden om maatregelen te nemen tegen terreur waarbij ook de mensen die daarvoor vluchten, beschermd worden. *Dat de opvang in de regio, waarover al zo eindeloos veel is gesproken, ook eindelijk na vele jaren menswaardig wordt en eindelijk gaat voldoen aan de basale normen van veiligheid en enig perspectief. *Dat waar we samenwerken met landen als Turkije en Marokko, deze landen niet alleen als poortwachters worden ingezet, maar ook worden bezien naar hun eigen gedrag ten aanzien van mensenrechten. *En tot slot dat we een manier vinden om de verschillende inzichten die er in ons land leven over de komst van vluchtelingen, zodanig te bespreken dat we er samen verder mee kunnen. Mensenrechten gelden voor iedereen, altijd en overal. Als we dat voor ogen blijven houden kunnen we, hoe ingewikkeld ook, toch tot oplossingen komen. Ik sluit af met een citaat. Theo van Boven, voormalig directeur van de VN-afdeling voor mensenrechten, emeritus hoogleraar mensenrechten in Maastricht. in 1996 hield hij hier in Breda de eerste Multatulilezing. Daarin sprak hij over de betekenis die Multatuli’s kritiek ook vandaag de dag nog heeft. Van Boven citeerde een passage van Multatuli: “Zulke smart heb ik bedoeld, toen ik sprak van den menschenvriend die vurig belangstelt in het welzijn zijner medemenschen. Die beurtelings hoopt en vreest, bij 't gadeslaan van elke verandering. Die zich opwindt voor een schoon denkbeeld, en van verontwaardiging gloeit, als hij 't ziet wegdringen en vertrappen door wie - voor 'n oogenblik slechts, naar we hopen - sterker zijn dan schoone denkbeelden." Het is mijn oproep aan u allen om de schone denkbeelden, de idealen van de medemenselijkheid, tot werkelijkheid te helpen maken. Laten we ervoor werken dat het wegdringen en vertrappen slechts tijdelijk zijn. En dat we blijven gloeien van verontwaardiging over onrecht, zodat we de slachtoffers daarvan niet uitsluiten maar insluiten.
6