Mededelingenblad van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten
Emailadressen van het WVD Projectleiding:
[email protected] [email protected] Redactie:
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] 19de jaargang nr. 1, juni 2005, Vakgroep Nederlandse Taalkunde, Universiteit Gent
36
Overzicht afleveringen WVD
WVD-Contact Jaargang 19, nr. 1, juni 2005 Redactie en Typografie: Tineke De Pauw, Veronique De Tier, Magda Devos, Hugo Ryckeboer, Jacques Van Keymeulen, Liselotte Van Vlem Fotografie:
Henk Scholte: foto’s blz. 5/1 en 7. Joop van den Bremen: foto’s blz. 8 en 9 Veronique De Tier: foto’s blz. 5/2 en 6.
Inhoud Van de redactie
3
Kroniek over januari - juni 2005 met aandacht voor: • Voortgang van de redactie • Dialectologisch werk van studenten • De achtste Nederlandse Dialectendag in Ede (Gelderland) • Afscheid Joep Kruijsen • Workshop over lexicale databases • Bokrijkdag • Presentatie van de aflevering ‘Karakter’ in Sluis • Medewerkersbijeenkomsten • Samenwerking met Zeeuws-Vlaanderen • Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (FAND) • Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (SAND) • Voordrachten door de WVD-redactie • Artikelen in de marge van het project • Nieuw redactielid Liselotte Van Vlem stelt zich voor
5 4 5 5 7 8 8 9 10 10 10 10 11 12 13
De nieuwe WVD-aflevering Karakter
14
Proeven van ontbijtkoek, hoofdkaas en bloedworsten
23
Overzicht afleveringen WVD
35
2
Inleiding met klankpatroon van de Vlaamse Dialecten,138 blz.
11euro
Deel I : Landbouwwoordenschat - Akkerland en weiland (240 blz.) - Behuizing (227 blz.) - Het erf (204 blz.) - Ploegen (174 blz.) - Rund 1 (256 blz.) - Spitten, eggen, rollen (132 blz.) - Bemesting (110 blz.) - Waterhuishouding (260 blz.) - Rund 2 (435 blz) - Paard 1 (426 blz.)
16 euro 16 euro 16 euro 16 euro 21 euro 16 euro 16 euro 16 euro 30 euro 30 euro
Alles van deel I samen :
170 euro
Deel II : Niet-agrarische vaktalen - De mandenmaker (99 blz.) - De strodekker (40 blz.) - Handspinner en touwslager (59 blz.) - De kuiper en de hoepelmaker (135 blz.) - De molenaar (476 blz.) - De timmerman en de meubelmaker 1 (376 blz.)
8 euro 4 euro 5 euro 12 euro 40 euro 30 euro
De 6 afleveringen van deel II samen :
90 euro
- De zeevisser (815 blz.) 37,18 euro (voorlopig te bestellen bij het WVD, Blandijnberg 2, 9000 Gent, 09 – 264 40 79) Deel III : Algemene woordenschat - Vogels (277 blz.) - Land- en Waterfauna (313 blz.) - Flora (672 blz.) - KARAKTER (544 blz.)
20 euro 22 euro 40 euro
Alles van deel III samen :
105 euro
!!Alles van deel I,II en III samen (behalve de zeevisser):
330 euro
35 euro
Bij elk boek hoort ook een Wetenschappelijk Apparaat, dat afzonderlijk gepubliceerd wordt. Medewerkers krijgen korting. Meer inlichtingen en prijzen : 09-264 40 79. De boeken zijn te bestellen bij drukkerij G. Michiels, Rietmusweg 96, 3700 Tongeren. Tel. 012-23 13 25.
35
Geraadpleegde literatuur
Van de redactie
De Tier, V. Van jikkemienen, postekop en vosse soppen. Zeeuws in de keuken. In: De Tier V., R. Keulen en J. Swanenberg (reds.), Het dialectenboek 8. Proeven van dialect. Een kijkje in de keuken van de Nederlandse dialecten. Stichting Nederlandse Dialecten, Groesbeek (2005); blz. 291-301. Driel, L. van. Taal in stad en land. Zeeuws, Den Haag (2004). Ryckeboer, H. Taalspecialiteiten uit de Frans-Vlaamse keuken. In: De Tier V., R. Keulen en J. Swanenberg (reds.), Het dialectenboek 8. Proeven van dialect. Een kijkje in de keuken van de Nederlandse dialecten. Stichting Nederlandse Dialecten, Groesbeek (2005); blz. 291-301. Vandekerckhove, R. De taalhistorische gelaagdheid van het West-Vlaamse dialectbuffet. In: De Tier V., R. Keulen en J. Swanenberg (reds.), Het dialectenboek 8. Proeven van dialect. Een kijkje in de keuken van de Nederlandse dialecten. Stichting Nederlandse Dialecten, Groesbeek (2005); blz. 291-301. Van Keymeulen, J. Een handvol etymologieën voor Oost-Vlaamse woorden over voeding. In: De Tier V., R. Keulen en J. Swanenberg (reds.), Het dialectenboek 8. Proeven van dialect. Een kijkje in de keuken van de Nederlandse dialecten. Stichting Nederlandse Dialecten, Groesbeek (2005); blz. 291-301. WNT (1863-1998): Woordenboek der Nederlandsche Taal. ’s-Gravenhage/Leiden
Het WVD kan na een periode van financiële krapte opnieuw wat ruimer ademhalen, dankzij een subsidie van de Universiteit zelf en een nieuw krediet van het FWO-Vlaanderen. In het voorjaar van 2005 werd de redactie van het WVD dan ook uitgebreid met Liselotte Van Vlem, die een vierjarig contract kreeg om de opvraging van de Algemene Woordenschat af te ronden. De huidige redactie bestaat dus uit Veronique De Tier (die ook parttime consulent streektalen in Zeeland is), Tineke De Pauw en Liselotte Van Vlem. Jacques Van Keymeulen verliet de redactie en werd docent Nederlandse Taalkunde en co-promotor van het WVD, naast Magda Devos.
Noten 1. Dit artikel is gedeeltelijk gebaseerd op de regiobijdragen voor Zeeland en Frans-, West- en Oost-Vlaanderen. Voor de juiste referenties verwijzen we naar de geraadpleegde literatuur. We danken Reinhild Vandekerckhove en Hugo Ryckeboer voor hun medewerking. 2. Kaart 1 is gebaseerd op gegevens van WVD-vragenlijst 133, vraag 42 en op de licentiaatsverhandelingen van F. Declerck en N. Beerens. De gegevens voor Zeeuws- en FransVlaanderen zijn op dit ogenblik nog niet beschikbaar, op enkele gegevens uit de licentiaatsverhandeling van F. Declerck na. 3. Met dank aan Ronny Keulen voor het ter beschikking stellen van de Brabantse lemmata voor de drie behandelde onderwerpen. 4. Kaart 2 is gebaseerd op gegevens van WVD-vragenlijst 127, vraag 22 en op de licentiaatsverhandelingen van F. Declerck en N. Beerens. De gegevens voor Zeeuws- en FransVlaanderen zijn op dit ogenblik nog niet beschikbaar, op enkele gegevens uit de licentiaatsverhandeling van F. Declerck na. 5. Kaart 3 is gebaseerd op gegevens van WVD-vragenlijst 126, vraag 26 en op de licentiaatsverhandelingen van F. Declerck en N. Beerens. De gegevens voor Zeeuws- en FransVlaanderen zijn op dit ogenblik nog niet beschikbaar, op enkele gegevens uit de licentiaatsverhandeling van F. Declerck na. De Zeeuws-Vlaamse gegevens zijn afkomstig uit DC 30, vraag 19. 6. In de serie Taal in Stad en Land verschenen allerlei boekjes over diverse dialecten in Nederland en Vlaanderen. Lo van Driel schreef het Zeeuwse deel. In het deel over de woordenschat behandelt hij postekop.
34
Met de subsidie van de Universiteit worden in september enkele nieuwe redacteuren aangeworven. Prioriteit is het afwerken van de publicaties i.v.m. de landbouwwoordenschat en het invoeren van gegevens van Algemene Woordenschat, die nu in een snel tempo moeten worden opgevraagd. Ook West-Vlaanderen probeert - na een korte periode waarin geen subsidie beschikbaar gesteld werd - zijn steentje bij te dragen door een subsidie te verlenen in het kader van de ontsluiting van cultureel erfgoed. De provincie stelt hiervoor 12.500 euro ter beschikking. Ook Oost-Vlaanderen en Zeeland hebben toegezegd het project in de volgende jaren financieel te blijven steunen. Zoals steeds vindt u bij dit nummer een aantal vragenlijsten. Ze gaan deze keer over levensstadia en gemoedstoestanden. Vul de vragenlijsten indien mogelijk in samen met een goede zegsman of zegsvrouw. Twee (of meer) weten altijd meer dan één. Het is niet nodig om al de vragenlijsten tegelijk terug te sturen. Neem gerust je tijd, maar wacht ook niet al te lang, natuurlijk. We sturen de vragenlijsten samen op om portkosten te sparen.
3
Kroniek over januari - juni 2005 De vragenlijsten die we vorige keer hebben meegestuurd, kwamen goed terug. De vragenlijsten over levensstadia zijn nog niet zo lang geleden opgestuurd, en komen nog altijd binnen. De aantallen verwijzen naar wat op het ogenblik van het klaarmaken van dit nummer al op de redactie is aangekomen. WVD 145: Fruit (december 2004): 95 vragen, 153 ingevulde lijsten.
Het woord is afgeleid van kipkappen ‘fijnhakken’ en betekent dus ‘haksel’, een benaming die trouwens in de Brabantse dialecten ook bestaat in de betekenis ‘hoofdkaas’. Joos neemt kipkappen voor het Waasland specifiek op als “vleeschgehakt maken; worstevleesch hakken”. Het werkwoord werd gevormd door herhaling van de eerste lettergreep (kap) waarbij de a in i gewijzigd werd. Op deze wijze ontstond een zogenaamd frequentatief, een werkwoord waarmee een zich herhalende handeling kan worden aangeduid. Andere voorbeelden zijn bijvoorbeeld plisplassen en stipstappen. Fiekfak is op een gelijkaardige manier gevormd, maar betekent normaal iets anders dan ‘hoofdkaas’.
WVD 146: School 1 (december 2004): 117 vragen, 166 ingevulde lijsten. WVD 147: School 2 (december 2004): 97 vragen, 167 ingevulde lijsten WVD 149: Levensstadia II (mei 2005): 127 vragen, 67 ingevulde lijsten
Een afwijkende benaming is potjevlees, die in Veurne en in Frans-Vlaanderen bekend is voor een gerecht dat een variant is van de hoofdkaas. Het is een van de bekendste streekgerechten in Frans-Vlaanderen. Als je potjevlees in Google intikt, kom je alleen op Franse websites terecht. Ook tête de veau, dat hier en daar is opgegeven, is eigenlijk niet helemaal hetzelfde als hoofdkaas.
WVD 150: Levensstadia III (mei 2005): 154 vragen, 64 ingevulde lijsten Verse soppen als besluit Alle medewerkers worden hartelijk bedankt voor de moeite die ze zich hebben getroost. Voortgang van de redactie Landbouw Veronique De Tier (nog deeltijds verbonden aan het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten) maakte in de eerste helft van 2005 de WVD-aflevering over “Het Paard 2” verder klaar. Het is een aflevering met heel wat materiaal. De woordenschat i.v.m. het paard als trekdier is immers in veel licentiaatsverhandelingen behandeld. Deze aflevering zal eind 2005 klaar zijn en in 2006 gepubliceerd worden. Algemene Woordenschat In de eerste helft van 2005 ging een groot deel van de tijd naar de drukbegeleiding van de aflevering ‘Karakter’. Vooral het digitaliseren van kaarten en het nakijken van drukproeven is een tijdrovend karwei. Maar op 27 mei was het zover. De publicatie kon gepresenteerd worden aan het publiek en de pers. Dat gebeurde in het Belfort in Sluis. Een verslag hierover leest u 4
Om onze maaltijd te besluiten, eindigen we deze bijdrage met een gerecht dat na de slacht van het varken in Zeeland werd gegeten: verse soppen, in het Zeeuws vosse soppen. Dit gerecht bestaat uit peren, rapen, aardappelen die in het vleesnat van het geslachte varken gekookt worden of ermee overgoten en die met sneden in het vleesnat geweekt (gesopt) brood worden gegeten. Als “toespijs” werd dan nog brood met ôôren-in-pôôten ‘oren en poten’ en keelstik ‘keelstuk’ genuttigd. Oren-en-poten zijn de oren en poten van het huisgeslachte varken die gekookt worden en gegeten met peren en aardappelen, o.a. in het Land van Axel. Sommigen beschouwen verse soppen als een feestmaal, anderen gruwen ervan. De benaming is vrij algemeen in Zeeland. Bij de huisslacht werd alles vos genoemd, “wat niet werd gerookt, ingezouten, of onder ’t vet gezet”; men sprak van het vosse goed, de vosse krippen, kruppen. In Sint Anna-ter-Muiden wordt een vergelijkbaar zoet gerecht van spek, stoofperen en brood kree genoemd. Of een dergelijk gerecht ook in Oost- of West-Vlaanderen bekend is, weet ik niet. Als u een dergelijk gerecht kent, dan horen we dat graag. We hopen dat u dit dialectologisch proevertje weet te smaken.
Veronique De Tier en Jacques Van Keymeulen 33
aannemelijker. We houden het er dus op dat postekop (perstekop) in Zeeland thuishoort in het rijtje gos ‘gers’, vos ‘vers’, kosmis ‘kerstmis’ enz.
verder in dit nummer. Verder wordt ook de tweede aflevering van ‘het Innerlijke’ al voorbereid.
De benamingen pens, pensen, pensjes in het noorden van de Denderstreek doen ons aan de bloedworsten van hierboven denken. De benaming werd hierboven dan ook al besproken. Waarom hoofdkaas echter zo genoemd wordt, is voor ons nog niet duidelijk. Gebruikt men in plaats van hoofdvlees ingewanden in dit gerecht? Of is het vooral de onduidelijkheid van wat in hoofdkaas zit, die de vergelijking met pensen of ingewanden oproept?
De licentiaatsverhandelingen over kleding en school zijn in de WVD-database ingevoerd en er zijn vragenlijsten voorbereid over levensstadia. Daarvan heeft u er al twee ontvangen in mei; de andere zijn bij dit WVD-Contact gevoegd.
Ook kaan en kaantjes (kakes, kóókes) zijn niet onmiddellijk thuis te brengen. Net over de Brabantse grens in Pamel en Gooik wordt eveneens kaan opgegeven. Wij kennen kaantjes vooral in de betekenis van ‘vliezige overblijfsels van stukjes uitgebraden vet’, maar blijkbaar is toch een zekere betekenisverruiming mogelijk waardoor het woord ook toepasbaar is op gewone stukjes gebraden vlees. Waarom het in deze streek ook voor hoofdkaas gebruikt wordt, is niet duidelijk. Dat geldt trouwens op het eerste gezicht ook voor de benaming kort (daar uitgesproken als ket of kit), die in het noorden van de Denderstreek enkele keren is opgegeven. Bij de Brabantse buren is het drie keer opgegeven in de vorm keut. Kort is echter ook een benaming voor haksel of afval, vooral voor kleine stukjes gehakt veevoeder. Haksel en ook gekapt zijn in Brabant benamingen voor hoofdkaas. Dit kort is daarmee te vergelijken. Gruust en groost duiken op in het Waasland en in het Land van Hulst. Eigenlijk is het woord geroost – ook zo genoteerd in het Waasch Idioticon van Joos - afgeleid van het werkwoord roosten. Debrabandere (2005) verdedigt een andere etymologie. Hij denkt dat het woord is afgeleid van het Oudfranse croste, afgeleid van het Latijn crusta en in het Frans croûte ‘korst’ geworden. Het woord had vanaf de twaalfde eeuw een culinaire betekenis. Het woord betekende eerst de pastei, de gebakken deegkorst die met een vleesbereiding gevuld werd. Achteraf betekende croste, croûte de vleesvulling zelf. In Oost-Zeeuws-Vlaanderen gebruikt men behalve groost ook nog fiekfak en kipkap, maar deze twee vormen zijn niet opgegeven in de Amsterdamse lijst. Kiepkap of kipkap is een benaming die ook enkele keren is opgegeven in de Denderstreek, maar frequenter voorkomt in Vlaams-Brabant en Antwerpen. Het betekent in de meeste Brabantse dialecten ook ‘gehakt’, maar het slaat blijkbaar ook op een (minderwaardig?) soort hoofdkaas. 32
Dialectologisch werk van studenten Het is lang geleden dat er zich nog eens studenten hebben aangemeld om een landbouwkundig dialectologisch onderwerp aan te pakken. Dit jaar buigt Veerle Cortvriendt zich over de landbouwgeheimen: zij zal werken rond de oogst en gebruikt hiervoor de ingevulde lijsten van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten. Valerie Vandercruyssen houdt zich bezig met het kaartspel in West-Vlaanderen. De achtste Nederlandse Dialectendag in Ede (Gelderland) Op 12 maart 2005 was er weer een tweejaarlijkse Nederlandse Dialectendag. Het thema van deze Dialectendag was de taalvariatie die er in de dialecten bestaat voor allerlei voorwerpen, producten en handelingen in en rond de keuken. Proeven van dialect, dus. En dat kon in een aantal workshops in het middagprogramma. Er waren namelijk twee workshops over streekgerechten, een Vlaamse en een Nederlandse. Ook de streektaalmuziek en dialectverwerving kwamen aan bod. Deze laatste workshop werd geleid door onze ex-collega Kathy Rys. Omdat we in Gelderland te gast waren, kregen de Gelderse dialecten vanzelfsprekend een speciale plaats in het programma. De redacteuren van het Gelderse Woordenboek waren daarvoor de geschikte personen. 5
In het ochtendprogramma vertelde Jan Stroop over de benamingen voor de ui, de paardebloem en de frieten (in Nederland meestal patat genoemd), en dat leverde heel wat reacties op van het publiek. Daarna vertelde Joep Kruijsen (onze collega van het WLD uit Nijmegen) over de Franse invloeden. Zijn voorbeelden kwamen vooral uit de Limburgse en Brabantse dialecten, maar waren ook voor de anderen heel herkenbaar. Om even tot rust te komen, was er daarna een kort muzikaal intermezzo van de Vlaams-Brabantse groep Arjaun. Als laatste kwam Derk-Jan Eppink op het podium. Hij is geboren in de Achterhoek, maar woont al een hele tijd in België. Hij vertelde over zijn persoonlijke en journalistieke ervaringen met taalvariatie in Vlaanderen en Nederland, maar ook daarbuiten. Tijdens de lunchpauze konden de bezoekers nieuws uitwisselen en nagenieten van een heel gevarieerd ochtendprogramma. Maar veel rust kregen ze niet: in het middagprogramma mochten ze kiezen uit de hierboven genoemde vijf workshops, een café-chantant (met de Achterhoekse zanger Jan Ottink en de Vlaams-Brabantse groep Arjaun – het plaatselijke dialectwoord voor ajuin) en een boekenmarkt. Voor Vlamingen is Ede natuurlijk ver weg, maar toch hadden sommigen het ervoor over. De volgende Dialectendag is gelukkig weer dichter bij huis. Na twee keer Nederland is het dan weer de beurt aan Vlaanderen. De Stichting Nederlandse Dialecten zoekt een locatie in de buurt van Antwerpen. Hou de zaterdagen in maart 2007 dus nog even vrij. De definitieve datum is nog niet bekend, maar via WVD-Contact houden we u zeker op de hoogte. Het dialectenboek 8. Proeven van dialect. Een kijkje in de keuken van de Nederlandse dialecten. (onder redactie van V. De Tier, R. Keulen en J. Swanenberg). Bij elke dialectendag hoort een dialectenboek waarin de ochtendlezingen en een dialectologische wegwijzer zijn opgenomen, maar waarin ook voor elke 6
kunnen zijn dat zult ‘drievoet’ berust op een foutieve vertaling van het Franse tripes als equivalent van ‘(gezulte) pens’; dit tripes zou dan opgevat zijn als lat. tripus, tripes ‘driepotige kruk’. Ook voor die veronderstelling is echter geen bewijs gevonden. In West-Zeeuws-Vlaanderen en het land van Axel (en ook op SchouwenDuiveland) noteren we postekop, een vorm die we ook een keer vinden in Oostende. Poskop is de vorm die aan de overkant op de Zeeuwse eilanden wordt gebruikt. Andere benamingen zijn peskop op Tholen. Volgens geschreven bronnen komt het ook voor in het Land van Axel, maar in de Amsterdamse vragenlijst die we voor onze kaart hebben gebruikt is het daar niet opgegeven. In het uiterste oosten van Oost-Zeeuws-Vlaanderen hebben we één keer gepaste kop opgetekend. En die vorm brengt ons bij pastekop dat we in drie plaatsen in het noorden van West-Vlaanderen vinden. In Domburg op Walcheren wordt geposte kop genoemd en in Koekelare is gepeste kop opgegeven. Lo van Driel behandelt postekop in zijn boekje over het Zeeuws6 en verwijst o.a. naar wat Van Dale al in de eerste druk van zijn woordenboek opnam. Hij voegt eraan toe: “(…)Van Dale wist niet goed waar het woord vandaan kwam en meende dat er een r in thuishoorde: porstekop, geporste kop. Dat zou dan van persen zijn. Het is niet zo’n gekke gedachte want die r die verdwijnt voortdurend in het Zeeuws op zo’n positie voor de s.” Het is inderdaad een vrij logische verklaring. In de Brabantse dialecten heet dit vleesgerecht immers preskop of perskop of geperste kop. En zoals we ook bij vers en vos zullen zien, is het vrij aannemelijk dat persen in het Zeeuws porsen is. De r is inderdaad nogal wispelturig, ze kan naar voren springen (zie perskop/preskop) maar ze kan ook wegvallen, net zoals bij vers dat in het Zeeuws vos en in het Oost-Vlaams ves wordt, of gers, gars of gras dat gos of ges wordt, en kerstmis dat in Zeeland kosmis wordt. De verklaring van Van Dale lijkt dus heel aannemelijk. Maar Van Driel twijfelt: “Toch is er misschien nog een andere verklaring. Dat postekop komt vooral in Zeeuws-Vlaanderen voor, en dat is Vlaamser dan de rest van Zeeland. Welnu, in het Vlaams heet hoofdkaas geen postekop maar pastekop. Dat paste moet wel het middeleeuwse paste voor ‘deeg’ of ‘massa’ zijn, ontleend aan Oudfrans paste (Frans pâte), dat teruggaat op het Latijnse pasta.” Het klopt dat in noordelijk West-Vlaanderen pastekop een zeldzame keer voorkomt. Aangezien gers ‘gras’ daar gas wordt uitgesproken, is een verband tussen persen en ‘passen’ en vandaar pastekop 31
zgn. Brabantse expansie. Het Brabants is immers een dominant dialect, dat woorden ‘doorstraalt’ naar het Vlaams en Limburgs (het omgekeerde komt niet voor). Tijdens de laatste Gentse Feesten kon men aan een stalletje ‘kop’ krijgen; echte Gentenaars zullen daar wel uufvlake (= hoofdvlak) gevraagd hebben. Uufvlake smaakt overigens het best met een likje Tierenteynmosterd (in Gent wereldberoemd). De herkomst van kop en hoofdvlak (en ook van hoofdvlees en kopvlees) is vrij doorzichtig. Kop en hoofd- slaan inderdaad op de herkomst van het gebruikte vlees. Tegenwoordig praat men echter in het dialect over de kop van een varken, niet over het hoofd van een varken. Het woord hoofd is nu gereserveerd voor de mens (eventueel ook voor een paard, omdat men dat een edel dier vindt). Eertijds werd hoofd ook gebruikt voor dieren (dat is nu nog het geval in Frans-Vlaanderen, zie WVD I, Rund I: 84). Het is interessant om te zien hoe het oude woord hoofd- in de samenstelling hoofdvlak toch nog voor een dierenkop gebruikt wordt. In samenstellingen overleeft een oud woord (hier een oude toepassing ervan) beter dan als simplex. Opmerkelijk is ook het voorkomen van de vorm van ’t hoofd voor hoofdkaas in het uiterste zuidoosten van Oost-Vlaanderen. In het noorden van West-Vlaanderen is enkele keren zilte opgegeven. Het Woordenboek van de Zeeuwsche Dialecten geeft ook de vorm zult(e) op. Het zou vrij algemeen gebruikt worden in Zeeland, maar het is volgens Ghijsen niet inheems op de Zeeuwse eilanden. Als benaming voor een soort boterhamworst is het wel bekend op enkele Zeeuwse eilanden. Zult wordt ook in bijvoorbeeld het oosten van Noord-Brabant gebruikt. Oorspronkelijk betekent zult ‘zout water’, waaruit zich al vroeg de betekenis ‘in zout water ingelegd, gezouten vleesgerecht’ ontwikkelt. In het zuidwesten van het Nederlandse taalgebied – in West-Vlaanderen bijvoorbeeld - komt de ontronde variant zilt(e) voor, en die vorm hebben we inderdaad nog drie keer geattesteerd in het noorden van West-Vlaanderen. Het WNT vermeldt ook nog dat in de oude woordenboeken een zulte (sulte) vermeld wordt met de betekenis ‘drievoet, Fr. trepied, kruk met drie poten’, dat bij Kiliaan is genoteerd als “sicamb.” (= Sicambrisch, voor een dialectgroep gesproken in Gelderland, Kleef en Luik) met lat. tripes als equivalent. Voor deze betekenis hebben de redacteuren van het WNT in hun materiaal geen bewijsplaatsen gevonden. Een verband tussen deze onverklaarde betekenis en het hier behandelde zult ‘gezouten vlees’ zou 30
regio een apart verhaal is opgenomen over het thema van de dag. Voor FransVlaanderen schreef Hugo Ryckeboer enkele culinaire, interessante wetenswaardigheden neer. West-Vlaanderen werd behandeld door Reinhild Vandekerkchove. Jacques Van Keymeulen schreef enkele etymologieën neer i.v.m. Oost-Vlaamse keukenwoorden, waarvan een deel terugkomt in het artikel dat u in dit WVD-Contact vindt en Veronique De Tier behandelde als consulent streektalen van Zeeland het Zeeuwse deel. Onze Leuvense collega’s namen de andere Vlaamse provincies voor hun rekening. Wie geïnteresseerd is in dit achtste dialectenboek kan het bestellen bij de Stichting Nederlandse Dialecten, of via het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (09–264 40 79). Het boek kost 15 euro, en telt 364 blz. (ISBN 90-73869-08-0). Afscheid Joep Kruijsen Op 1 april nam Joep Kruijsen afscheid van het WLD en de Radbouduniversiteit (de nieuwe naam voor de Katholieke Universiteit Nijmegen). Ter gelegenheid van dat afscheid werd een lezingennamiddag gehouden. Ton Goeman van het Meertens Instituut, Jacques Van Keymeulen, Ewoud Sanders (NRC-journalist) en Hans Van de Velde onderhielden het publiek met uiteenlopende onderwerpen. De namiddag werd afgesloten met een receptie in 7
open lucht. We wensen Joep nog het allerbeste toe, samen met Josje, maar we weten dat we hem nog vaak zullen zien op allerlei activiteiten i.v.m. dialecten.
nog geroost. In de Denderstreek horen we onder andere kipkap en kop, maar ook nog heel wat andere namen.
Workshop over lexicale databases Op 29 april kwamen in Soeterbeeck, het congrescentrum van de Radbouduniversiteit, dialectologen en computerdeskundigen samen om over digitalisering van lexicale gegevens te praten. Het was de bedoeling een aantal presentaties te laten zien van nieuwe methoden in verband met linguistische databases, webinterfaces, zoekmachines en cartografie. Aangezien er ook buitenlanders waren uitgenodigd als spreker, verliep de workshop in het Engels. Folkert De Vriend en Jos Swanenberg vertelden het aanwezige publiek over de digitale database die zij voorbereiden voor de Brabantse en Limburgse dialectwoordenboeken. Ook het Meertens Instituut was aanwezig, met hun database van de SAND, de syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, waaraan ook Magda Devos meewerkt. Er waren sprekers uit Trier die over een digitaliseringsproject van drie Duitse dialectwoordenboeken kwamen vertellen. Het laatste deel was gereserveerd voor de computerdeskundigen, die ons probeerden uit te leggen welke verschillende methoden er tegenwoordig gebruikt worden om linguïstische databases op te slaan en wat daarvan de gebruiksmogelijkheden zijn. Bokrijkdag Op 16 mei – tweede pinksterdag – was er in Bokrijk weer een Bokrijkdag met als thema ‘dialecten’. Onze woordenboeken werden er in ReWO-verband vertegenwoordigd door onze Leuvense collega Ronny Keulen. Presentatie van de aflevering ‘Karakter’ in Sluis Op 27 mei werd in het Belfort in Sluis de nieuwe aflevering ‘Karakter’ van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten gepresenteerd. Het was de eerste tropische dag van 2005, maar gelukkig was het Belfort een relatief koele plaats om te schuilen. Een honderdtal geïnteresseerden 8
Hoofdvlakke is volgens De Bo (West-Vlaams Idioticon) ontstaan uit hoofd + lak(ke); dat laatste woord zou dan een woord voor ‘pekel’ zijn. In de samenstelling is de d door clustervereenvoudiging uitgestoten (= gesyncopeerd) hoofdlakke > hooflakke. Indien die etymologie correct is, dan zou men het woord als hoofdlakke en niet als hoofdvlakke moeten schrijven. Debrabandere (2002) geeft een andere en waarschijnlijk betere uitleg. Hij schrijft als trefwoord hoofdflakke en beschouwt de f als een assimilatie uit hoofdvlakke. Het woord vlakke is in woordenboeken opgetekend met de betekenis ‘plak, snee’; flak kan eventueel een variant zijn van plak (vgl. fleures–pleuris). Hoofdflakke is ook bekend in West-Zeeuws-Vlaanderen en in de grensstreek, en het zou vooral onder de katholieke bevolking gebruikt worden. Ook de oostrand van West-Vlaanderen doet mee. In Breskens is oorflakke opgetekend, een volksetymologische aanpassing. Kop (en ook geperste kop) is het Brabantse dialectwoord. Het woord komt niet alleen voor in de Brabantse dialecten, die ook in de Oost-Vlaamse Denderstreek gesproken worden (o.a. Dendermonde is bekend om zijn ‘kop’), maar dringt ook door in de andere streektalen en verdringt daar andere woorden, zoals hoofdvlak. De verspreiding van het woord is een voorbeeld van 29
cocte et sufficienter”. Vertaald luidt dat: “Geen enkele slachter mag vers vlees hebben, gekookt of rauw, magen noch darmen, tenzij de dieren binnen de stad geslacht zijn, en de magen en darmen moeten goed en voldoende gekookt zijn”. (Gysseling en Wijffels 1962). Het woord beuling of bulling - zoals het in Oost-Zeeuws-Vlaanderen en het Waasland te horen is – luidde eertijds boling, en is afkomstig van bodeling, gevormd uit een woord bodel (dat echter in het Middelnederlands niet is geattesteerd), dat op zijn beurt – met verspringing van het accent - teruggaat op Oudfrans bodel (< lat. botellum). Dat woord heeft dan in het moderne Frans boyau ‘darm, snaar’ opgeleverd; de uitdrukking rendre tripes et boyaux betekent ‘z’n maag helemaal omkeren’. Beuling betekent in sommige dialecten ‘ingewanden van dieren’, in andere ‘bloedworst’. Het WNT meldt: “Een darm, volgestopt met gehakt varkensvleesch, op eene bepaalde wijze toebereid; worst. Thans vaak in de bijzondere toepassing op leverbeuling.” In het Waasland en Oost-Zeeuws-Vlaanderen heten bloedworsten bullingen. In Oost-Zeeuws-Vlaanderen worden bloedworsten ook wel eens meren genoemd (met uitspraakvarianten mêêren in West-Zeeuws-Vlaanderen en het Land van Axel en mjaeren in het Land van Hulst). In het Land van Hulst onderscheidt men zoete mjèren en zoute mjèren. De zoete variant is “zoutloze bloedworst met stroop en rozijnen tot ballen gedraaid en gebakken”. Het WNT meldt dat het woord “bij oudere Zeeuwsche schrijvers gebruikt wordt”, maar geeft geen etymologische verklaring. In Vlaanderen komt het woord ook voor in het aansluitende Waasland in het noordoosten van Oost-Vlaanderen, maar het is niet meer opgegeven in de WVD-vragenlijst. Hoofdkaas Andere veel besproken woorden in Dialectenboek 8 zijn de benamingen voor hoofdkaas of hoofdvlees. Hoofdkaas wordt gemaakt van fijngemalen of fijngehakt hoofdvlees dat gekookt en licht gekruid in vormen werd gegoten. Het wordt vooral als broodbeleg gegeten. Als we de kaart voor ons dialectgebied bekijken, dan zien we heel wat verschillende benamingen (zie kaart 3).5 De meest gebruikte zijn het hoofdzakelijk Oost-Vlaamse, maar ook Zeeuws-Vlaamse, hoofdvlakke en het West-Vlaamse hoofdvlees. In het uiterste westen van West-Vlaanderen wordt hoofdstuk gebruikt. In Zeeuws-Vlaanderen is de meest voorkomende benaming postekop. Verder noteren we in het Waasland en in Oost-Zeeuws-Vlaanderen 28
trotseerden de hitte om deze middag bij te wonen. Voorafgaand aan deze presentatie organiseerde de Stichting Johan Hendrik van Dale uit Sluis een symposium dat gewijd was aan (dialect)woordenboeken en woordenboekschrijvers. Het symposium werd geopend door de vice-voorzitter Els Ruijsendaal; Lo van Driel vertelde over Van Dale en wat er aan ZuidNederlandse of zelfs Zeeuwse elementen in dit woordenboek te vinden is. Siemon Reker had het over de rijke erfenis van woordenboekschrijvers zoals de Groningse K. Ter Laan. Deze Groningse dialectwoordenboekschrijver woonde enige tijd in Sluis. Na de koffiepauze werd de nieuwe aflevering van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten, Karakter, gepresenteerd. De twee auteurs (Magda Devos en Tineke de Pauw) en Rinus Willemsen, coördinator voor de Zeeuws-Vlaamse informanten, vertelden het aanwezige publiek over de totstandkoming van deze nieuwe aflevering, over het altijd maar weer zoeken naar nieuwe Zeeuws-Vlaamse woorden en over leuke vondsten. Tineke De Pauw toonde enkele taalkaarten. Wat zij daarover vertelde, vindt u in dit nummer van WVD-Contact in de vorm van een artikel. Na de boeiende lezingen, werden aan de subsidiërende partijen exemplaren overhandigd. Ook Rinus Willemsen werd als coördinator in de bloemetjes gezet. Gedeputeerde voor cultuur Harry van Waveren sloot de presentatie af door erop te wijzen dat streektaal belangrijk is en dat het goed is dat er tegenwoordig veel aandacht voor is. Hij vergastte ons in naam van de Provincie Zeeland op een heel mooie receptie, waarvoor onze hartelijke dank. De nieuwe aflevering is XXXVII + 544 blz. dik en telt 213 kaarten. Vanwege het abstracte karakter van de inhoud werden geen illustraties opgenomen. De aflevering kost normaal 35 euro, onze medewerkers (formulier met stempel) betalen 25 euro + verzendingskosten. 9
Medewerkersbijeenkomsten Het is alweer een tijdje geleden en we hebben iets te vieren: een aantal nieuwe redacteuren en een nieuwe aflevering. Dat willen we weer doen door in Oosten West-Vlaanderen een medewerkersbijeenkomst te beleggen. Dat gebeurt op 1 en 22 oktober 2005. De uitnodigingen hiervoor krijgt u in de loop van september. Hou deze zaterdagen al vrij als u erbij wilt zijn. Samenwerking met Zeeuws-Vlaanderen Jacques Van Keymeulen volgde als adviseur enkele bijeenkomsten van de Wetenschappelijke Commissie van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. De Vereeniging heeft zoals steeds enkele vragenlijsten uitgestuurd, als bijlage bij hun kwartaalblad Nehalennia. Een aantal vragenlijsten is op de WVD-vragenlijksten gebaseerd. Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (FAND) De Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (FAND) (Chris De Wulf, Jan Goossens, Johan Taeldemen) is helemaal af. Het derde en laatste deel werd gepresenteerd op 22 april in Gent, tijdens het Taal- en Tongvalcolloquium, dat volledig aan de lopende atlasprojecten (FAND, MAND en SAND) gewijd was. Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (SAND) De Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, Deel 1 is van de hand van Sjef Barbiers, Hans Bennis, Gunther De Vogelaer, Magda Devos en Margreet van der Ham. Het eerste deel behandelt de “Pronomina, Congruentie en Vooropplaatsing”. Naast een Nederlandstalige versie is ook een Engelstalige versie voorzien (Amsterdam University Press). De SAND werd aan het publiek voorgesteld op het ICLAVE-congres in Amsterdam (Meertens Instituut), op 23 juni 2005. Deel 2, dat over onder meer negatie en variatie in werkwoordclusters zal handelen, is in volle voorbereiding en verschijnt naar verwachting in 2006.
tussen Leie en Schelde worden worsten saucissen (uitspraak sesietsen) genoemd en dat resulteert dus ook in bloedsaucissen. De Frans- en WestVlaamse vorm is bloedling, ontstaan uit bloedeling, uitgesproken als bloeling of bloelink. In Kortrijk kent men bloeierling. De woorden trip, pens en beuling/bulling, die alle voorkomen in het oosten van ons gebied, betekenen in de verschillende dialecten ofwel ‘ingewanden’ ofwel ‘bloedworst’: de vulling van een bloedworst wordt inderdaad in een dunne darm geperst, vandaar dat de betekenissen ‘ingewanden’ en ‘bloedworst’ door elkaar zijn gelopen. Pens of zwarte pens is vooral bekend in Brabant en aangrenzend OostVlaanderen (rechterkant van de Dender), waar pensen met compote (= appelmoes) een echt volksgerecht is. Het woord komt uit het Frans panse (de overgang a>e is nog niet goed verklaard), uit lat. pantex, -icis, ‘pens, buik’. In het A.N. is het een plat woord geworden voor de maag van de mens (een gewoon woord echter voor de maag van sommige dieren). Ook trip (ook trijp, triep, trip(e) geschreven) komt uit het Frans: tripe ‘dierlijke darm of ingewand’. Trip of zwarte trip is vaak opgegeven in zuidoostelijk Oost-Vlaanderen. Het WNT geeft als eerste betekenis: “Ingewanden en andere minderwaardige of minderwaardig geachte deelen van slachtvee, zooals maag, hart, lever en longen, op een bepaalde wijze gereedgemaakt voor consumptie; gewestelijk bepaaldelijk in Leiden en in Zuid-Nederland nog bekend... Bij uitbreiding in Vlaanderen voor een bepaalde soort van worst; men bezigt den meervoudsvorm”. Het feit dat de Leidse bevolking in de 17de eeuw voor meer dan 60% uit Zuid-Nederlanders bestond, zal wel de oorzaak zijn van het feit dat daar nog steeds ‘trippen’ worden gegeten. De herkomst van het Franse woord is nog steeds niet afdoend opgehelderd. Het is moeilijk in het Latijn een woord te vinden dat aan de basis van tripe kan liggen; misschien komt het uit het Arabisch tharb, dat ‘buikvlies’ of ‘ingewanden’ betekent (zie Philippa 1991). Als Arabieren iets niet eten, dan is het echter wel bloedworst. Leuk is dat de woorden pens en trip al heel vroeg voorkomen in een geschreven tekst. In de schepenverordeningen van Calais uit 1293, een tekst waarin Latijn en Vlaams door elkaar geklutst zijn, lezen we als verordening nr. 7 “Quod nullus carnifex teneat carnes recentes coctos nec crudos, panchen nec tripen, quin bestie mactentur infra villam et quod tripen et panchen sint bene
10
27
Bloedworst
Voordrachten door de WVD-redactie
In heel wat bijdragen in Dialectenboek 8 wordt de bloedworst besproken. Een bloedworst is een zwarte worst bereid van varkensgehakt, varkensbloed en broodkruim; die massa wordt in een gereinigde dunne darm (een ‘snaar’) van het varken gestopt (tegenwoordig bestaan er ook omhulsels van kunststof). De exacte inhoud van de worst kan variëren; sommigen doen er bijvoorbeeld ook uien in.
Magda Devos hield in het voorjaar van 2005 weer heel wat boeiende lezingen over de dialecten in Vlaanderen. Met haar – ondertussen bekende, maar steeds aan het publiek aangepaste lezing De regenboog van de Vlaamse dialecten was zij te gast bij Markant in Sint-Pauwels op 16 februari, in Moerzeke op 28 februari 2005, in Brakel op 16 maart 2005 en in Kruishoutem op 23 maart 2005. In Sint-Ulriks-Kapelle gaf zij op 21 mei 2005 voor de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, afdeling Vlaams-Brabant een lezing over Waar komen onze familienamen vandaan? Jacques Van Keymeulen sprak op 1 april in Nijmegen ter gelegenheid van het afscheid van Joep Kruijsen als redacteur van het Woordenboek van de Limburgse dialecten over De betekenis van het element steen- in benamingen voor dieren. Op 23 februari 2005 was hij een van de lesgevers in de cursusreeks over Mondelinge Geschiedenis van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur (VCV), waar hij De geschiedenis van de dialectologie toelichtte. In Merelbeke gaf hij op 12 april voor Markant een lezing over Merelbeke en Gent in het Oost-Vlaamse dialectlandschap. Hugo Ryckeboer is dan wel gepensioneerd, toch blijft hij geïnteresseerd in alles wat met dialecten te maken heeft. Hij gaf bijvoorbeeld op 12 februari een lezing in Wontergem voor de Gezinsbond over Het dialect van Wontergem in het Nederlandse taallandschap. Op 14 april was hij te gast bij de CRM van De Panne over De taal van de Westhoek in België en Frans-Vlaanderen.
De beschrijving van de inhoud van de bloedworst staat in het WNT als eerste betekenis bij pudding: “Mengsel van fijngesneden vleesch, meel of fijngemaakt brood, niervet en specerijen, gestopt in de maag of ingewanden van een dier en daarna gekookt; worst, beuling. Vergelijk voor de verbinding zwarte pudding “bloedworst” gelijkbetekend eng. black pudding”. Er bestaat ook een (recentere) witte variant, bereid met eierdooiers, broodkruim en soms ook met rozijnen. Bloedworsten, zwarte of witte, worden gebraden of rauw gegeten. In sommige streken wordt een grofgemalen vulling niet in de dunne, maar in de dikke darm van het varken gestopt: die worsten zijn dan heel dik.
Tineke De Pauw sprak naar aanleiding van de Erfgoeddag over Taal in gevaar op het gemeentehuis in Knesselare, samen met Eric Wille. Op 26 april hield zij een lezing over dialectnamen voor bloemen en planten in Eeklo. Veronique De Tier gaf op 15 april een lezing in Etikhove over Het dialect in de streek van Oudenaarde. Op 21 februari, 28 februari en 1 maart gaf zij lezingen over de landbouwterminologie voor de Landelijke gilde te Sleidinge, Zomergem en Adegem. Op 21 februari gaf ze ook in Hulst een lezing over de dialecten in Zeeuws-Vlaanderen.
Bloedworst is de benaming die het vaakst voorkomt in het Vlaamse gebied (zie kaart 2)4, meestal uitgesproken als bloewoste of bloewuste. Het woord bloedworst is doorzichtig: het is een worst met bloed toebereid. In het gebied 26
11
Artikelen in de marge van het project Ter gelegenheid van het afscheid van Joep Kruijsen werd hem een vriendenboekje aangeboden door vakgenoten: Roeland van Hout en Jos Swanenberg (red.): Geluid waar spraak uit ontstond. Kru(i/ij)sen door de dialecten. Nijmegen, Radboud Universiteit Nijmegen, Afdeling Taalwetenschap. Daarin schreven de redacteuren elk een kleine bijdrage. Magda Devos was een van de auteurs van de Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten. Deel I / Syntactic Atlas of the Dutch Dialects. Volume I. Zij schreef ook nog een artikel in het huldealbum voor Willy Pijnenburg: “Heibei of haaibaai, ’t is niets dan lawaai”. In: Arent Quak en Tanneke Schoonheim (red.): Gehugdic sis samnungun thinro. Liber amicorum Willy Pijnenburg. Groningen, Gopher Publishers, pp. 91-110 Daarnaast schreef zij Dialect aan de Belgische universiteiten in het themanummer van Alledaagse Dingen. Nieuwsblad voor volkscultuur. 11 (2005); blz. 24-25. Samen met Tineke De Pauw schreef ze ook de laatste aflevering van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten. Jacques Van Keymeulen schreef voor Willy Pijnenburg over ‘De betekenis van het element steen- in benamingen voor dieren’. In: Quak A. en T. Schoonheim (reds.), Gehugdic sis sannungun thinro. Liber amicorum W.J.J. Pijnenburg. Huldealbum Will Pijnenburg. Gopher Publishers, Groningen (2005); blz. 387404. Ook hij schreef een bijdrage in het themanummer van Alledaagse Dingen: Dialectgeografie: regionale woordenboeken en atlasprojecten. In: Alledaagse Dingen. Nieuwsblad voor Volkscultuur 11 (2005); blz. 28-31. In het dialectenboek verzorgde hij Oost-Vlaanderen: Een handvol etymologieën voor Oost-Vlaamse woorden over voeding. In: De Tier V., R. Keulen en J. Swanenberg (reds.), Het dialectenboek 8. Proeven van dialect. Een kijkje in de keuken van de Nederlandse dialecten. Stichting Nederlandse Dialecten, Groesbeek (2005); blz. 291-301. Ook Veronique De Tier verzorgde twee bijdragen in het themanummer van Alledaagse Dingen over dialecten. Zij was mederedacteur van deze uitgave van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. In het meinummer van Reflector verscheen Gruune pemels en dinne mussels met uitsterven bedreigd? Dialecten in Vlaanderen (blz. 11-13). In Van Mensen en Dingen (nr. 2, 2005) verscheen Van veulen tot knol. Paarden in de Vlaamse dialecten. In het dialectenboek schreef zij de bijdrage over Zeeland, met daarin natuurlijk ook aandacht voor 12
een vorm van pondkoek. Het WNT vermeldt bij pondkoek “Een goedkoope soort van stroopkoek die bij het pond verkocht wordt. Vlaams-België ook: pom-, pomp-, ponkoek”. Het is tegenwoordig een woord voor de peperkoek in het algemeen. Hoewel het erg aannemelijk is om pomkoek uit pondkoek af te leiden is er toch een klankwettig probleem. Het uitvallen van de d in de medeklinkergroep -ndk- kan wel meer gebeuren; men noemt dat verschijnsel clustervereenvoudiging (zoals ook bij bijvoorbeeld postbode dat als pozbode wordt uitgesproken). In het geval van pondkoek komt de n dan voor de k te staan, wat normaal de assimilatie ng oplevert: de uitspraak van het woord zou dus pongkoek moeten zijn (en het woord komt inderdaad in die vorm ook voor). De m in pomkoek is echter moeilijk te verklaren, behalve als het tweede lid van de samenstelling ooit met een b of p is begonnen, want dan assimileert de n tot m. In de Vlaamse dialecten vinden we voorbeelden van d-uitstoot + assimilatie van n tot m in woorden als kantbed ‘wendakker’ (= strook op de akker waarop de ploeg gewend wordt) > kambedde, standbinde (= een bepaalde balk in een gebinte) > stambinde; zie ook de voornaam Lambrecht < Land-brecht. Misschien heeft er ooit een woord pondbrood bestaan (= een brood dat een pond woog), dat dan als pombrood werd uitgesproken. Daardoor zou een vorm als pom- als eerste lid van een samenstelling te verklaren zijn, een vorm die dan ook aan andere woorden gehecht kon worden. Vervelend is dat het woord pondbrood tot hiertoe nergens gevonden is; het WNT vermeldt echter wel pondboek, pondboter, pondpapier en pondpenning, allemaal woorden die in aanmerking komen om de vorm pom- op te leveren. Verder naar het oosten (in Antwerpen en Brabant), maar ook noordelijker, komen vooral vormen als pondekoek en pontekoek voor. Ook pondkoek, ponkoek en pongkoek worden in de Brabantse dialecten genoteerd.3 Niet opgegeven door onze informanten, maar wel te vinden bij De Bo is liefkoek. Liefkoek kon naar verschillende koeken verwijzen. De peperkoek was er een van. De Bo verduidelijkt: “een koek, dien men aan iemand geeft uit liefde en genegenheid.” Debrabandere linkt liefkoek aan lijfkoek en vermoedt dat liefkoek in de interpretatie die De Bo eraan geeft een voorbeeld van volksetymologie is. De herkomst van lijf is onzeker: lijf zou op het Latijnse libum ‘koek’ kunnen teruggaan, maar Debrabandere sluit ook verwantschap met het Oudhoogduitse (h)leib ‘brood’ niet uit. Een andere, eveneens volksetymologische, verbastering van lijfkoek is olijfkoek. Met olijven heeft de koek in kwestie verder echter niets te maken.
25
Die benaming wordt in Vlaanderen nauwelijks gebruikt. Maar er zijn heel wat andere benamingen in omloop zoals u op kaart 1 kunt zien.2
het Zeeuws-Vlaamse gebied: Jikkemienen, postekop en vosse soppen. Zeeuws in de keuken (blz. 185-205).
De meest voorkomende benaming in het Vlaamse dialectgebied is zoetekoek, dat een groot gedeelte van West-Vlaanderen inpalmt, maar ook in het noorden van de Denderstreek bekend is. Daar wordt het woord onder andere als zietkoek of zuutkoek uitgesproken. In een groot deel van Oost-Vlaanderen zegt men lekkerkoek. Het benoemingsmotief voor die twee woorden ligt voor de hand: peperkoek is zowel zoet als lekker.
En ook al kwam het al eerder aan bod, de belangrijkste publicatie uit deze periode is uiteraard de nieuwe aflevering die Tineke De Pauw en Magda Devos samen schreven: Woordenboek van de Vlaamse Dialecten, Deel III Algemene woordenschat: Karakter, XXXVII + 544 blz., 213 kaarten, ISBN 90-74273-213.
In het zuiden van West-Vlaanderen gebruikt men het rare woord pennepisse (in Kortrijk ook pannepisse). Het is het resultaat van een verregaande vervorming van het Franse pain d’épices. Doordat de twee delen van de ‘oneigenlijke’ samenstelling pennepisse op een doffe e eindigen, heeft het woord een uitgesproken West-Vlaams karakter gekregen. Enkele informanten beseffen nog wel dat het uit het Frans afkomstig is en noemen het pain de pisse, maar dat pisse oorspronkelijk épices ‘kruiden’ was, dat weten ze misschien niet meer. Nochtans is in het zuidelijke deel van Frans-Vlaanderen en het uiterste zuidwesten van West-Vlaanderen de Vlaamse tegenhanger kruide(n)koek (uitgesproken als kruude- of kruukoeke) in gebruik. Ook peperkoek mag zich op hetzelfde benoemingsmotief beroepen: de ingrediënten geven de naam aan de lekkernij. Het woord peperkoek wordt vooral in de Denderstreek gebruikt, en ook in Zeeuws-Vlaanderen. Hier en daar zie je het ondertussen ook elders opduiken naast de traditionele benamingen. Het wordt in heel Vlaanderen als standaardtaalwoord gebruikt. Ook in honingkoek, dat slechts hier en daar geattesteerd is, is een van de ingrediënten bepalend geweest voor de naamgeving. Dat dit soort koek vroeger bij feestelijkheden gegeten werd – het werd bijvoorbeeld op nieuwjaar als geschenk gegeven - is af te leiden uit de benaming feeste, die vooral in het zuidoosten van West-Vlaanderen (bezuiden de Leie) bekend is. Het was vroeger de gewoonte om van de jaarmarkt of de kermis een lekkernij mee naar huis te nemen, en dat was dan wel eens een stuk peperkoek. De feestelijke koek kreeg in een bepaald deel van West-Vlaanderen dus de naam van de context waarbinnen hij gesitueerd werd, m.n. die van een feest.
Nieuw redactielid Liselotte Van Vlem stelt zich voor: Mijn naam is Liselotte Van Vlem en ik heb sinds 1 februari een plaatsje in de redactie van het WVD. Ik ben vorig jaar als Germaniste (Nederlands-Engels) afgestudeerd aan de Universiteit Gent. Mijn grote liefde voor de taal heeft er mij toe geleid een licentiaatsverhandeling in te dienen voor taalkunde. In de luttele maanden aan het woordenboek heb ik al erg veel bijgeleerd en mijn fascinatie voor het Vlaamse dialectlandschap neemt dagelijks toe. Binnen de WVD-redactie sta ik in voor het afronden van de opvragingen rond de Algemene Woordenschat. Mijn eerste vragenlijsten, in verband met levensstadia, heeft u reeds ontvangen. Bovendien ben ik druk bezig aan een campagne om nieuwe WVD-medewerkers aan te trekken. Ik hoop u op onze infodagen in oktober te mogen ontmoeten en ik kijk uit naar een aangename samenwerking. Met vriendelijke groeten, Liselotte
In het noordoosten van Oost-Vlaanderen zien we vormen als pomkoek, pompkoek, pondkoek en ponkoek. Pomkoek wordt doorgaans beschouwd als 24
13
De nieuwe WVD-aflevering Karakter
Proeven van ontbijtkoek, hoofdkaas en bloedworsten
Zoals u elders in dit WVD-Contact al kon lezen, werd op 27 mei ll. de meest recente aflevering van het WVD voorgesteld in het Belfort van Sluis. Deze nieuwe aflevering draagt de naam ‘Karakter’ en bevat de Vlaamse dialectwoordenschat voor de karaktereigenschappen van de mens. Voor het eerst behandelde het WVD daarmee een abstract onderwerp, en dat bracht de nodige problemen met zich mee.
Inleiding
De meeste medewerkers weten ondertussen dat het WVD geen alfabetisch geordend woordenboek is, maar dat het systematisch en onomasiologisch opgezet werd. Dit betekent dat we met begripsvelden werken. Per begrip proberen we alle dialectwoorden die in ons taalgebied voor dat begrip gebruikt worden, te verzamelen. Dat is niet altijd zo eenvoudig als het klinkt. Zo zijn er bijvoorbeeld begrippen die in de standaardtaal een benaming hebben, maar in het dialect niet voorkomen. Het begrip 'sociaal geëngageerd mens' bijvoorbeeld, leverde in onze enquete geen specifieke dialectwoorden op. Als er al over zo'n persoon gepraat wordt, gebruikt men in het dialect een omschrijving. Het gevolg is dat in onze aflevering geen specifieke dialectwoorden voor dit begrip opgenomen werden.
De Stichting Nederlandse Dialecten (SND) organiseert om de twee jaar een Nederlandse Dialectendag. Zoals u in de kroniek van dit WVD-Contact al kon lezen, was het thema dit jaar ‘proeven van dialect’. Dat was ook de titel van Dialectenboek 8. Daarin wordt per regio het behandelde thema nader belicht. Elke auteur belicht zijn provincie vanuit een ander perspectief. Voor ons gebied (Frans-, West-, Oost- en Zeeuws-Vlaanderen) werkten vier auteurs het thema verder uit, en in elk van die artikelen was wel iets te vinden dat ook bij een van de anderen besproken werd. Op basis van die artikelen hebben we gekozen om u hier in WVD-Contact iets meer te vertellen over de benamingen voor ontbijtkoek, hoofdkaas en bloedworsten.1 Ontbijtkoek
Het ontbijt van tegenwoordig ziet er anders uit dan het ontbijt van onze grootouders. Ontbijtkoek bijvoorbeeld, in Vlaanderen vooral peperkoek genoemd, was vroeger een feestelijk gebak. De laatste decennia wordt het echter meer beschouwd als een onderdeel van het ontbijt, vandaar ook de hedendaagse Algemeen Nederlandse benaming ontbijtkoek. 14
23
Ten slotte ook nog het begrip 'zuinig'. In Zeeuws-Vlaanderen vinden we enkel het standaardnederlandse woord zuinig. In de rest van Vlaanderen wordt overal profijtig gebruikt, in het noorden komt ook gesparig voor, en in het zuiden van vooral West-Vlaanderen vinden we een mooi gebied bendig. Dit bendig, een samentrekking van behendig, is terug te voeren op 'bij de hand'. Dat betekende oorspronkelijk niet dat iemand z'n geld bij de hand hield, maar dat hij handig was, dus van weinig toch veel wist te maken. Profijtig is afgeleid van profijt, dat op zijn beurt weer uit het Frans profit ontleend werd. Gesparig is een afleiding van sparen. Het woord zuinig tenslotte heeft wel de mooiste etymologie : het woord is verwant met zien en betekent niets anders dan 'goed toeziend'. Goed toeziend op zijn centjes, met andere woorden.
Met deze kaarten werd natuurlijk slechts een fractie van de nieuwe aflevering behandeld. Genoeg echter om aan te tonen ook de aflevering Karakter weer een een keur aan taalgeografisch, taalhistorisch en etymologisch interessant materiaal oplevert. Tineke De Pauw Bibliografie Van Dale (1995) Groot woordenboek der Nederlandse Taal. Van Dale Lexicografie, Utrecht.
Ook het omgekeerde komt voor : er bestaan begrippen die in het dialect benoemd worden, maar waarvoor we in de standaardtaal een omschrijving nodig hebben. Een voorbeeld daarvan is het begrip nieuwlopig. Een nieuwlopig persoon is iemand die achter alle nieuwigheden aanloopt en steeds uit is op de nieuwste modesnufjes. In het AN hebben we daarvoor niet één treffend adjectief. Overigens bestaat het begrip nieuwlopig niet in alle dialecten. Zoals op de kaart te zien is, komt het in Oost-Vlaanderen enkel voor in het noorden van de Denderstreek, met de woorden nieuwgezind, nieuwsgezind en nieuwstaartig; in West-Vlaanderen zien we vooral nieuwloopte en nieuwlopig en in Frans-Vlaanderen nieuwstaartig. Algemeen stelden we bij het schrijven van deze aflevering vast dat de dialecten bij de benoeming van karaktereigenschappen veel meer nuances blijken te maken dan de standaardtaal. Dat maakt het voor de lexicograaf vaak moeilijk om de verschillende dialectwoorden bij het juiste begrip in te delen. Laten we als voorbeeld even enkele uitdrukkingen voor gierig overlopen. In de aflevering die nu voorligt konden we 11 bladzijden vullen met uitdrukkingen voor het begrip gierig. Enkele voorbeelden: men kan ze gaarne zien, of geen gever zijn, sommigen komen van Oudenaarde, anderen gaan erin nijpen, er zijn mensen die nauw sluiten, of kribbebijten, men kan duiten schaven, moeilijk lossen, hard van afgaan of taai van trekken zijn, er zijn er die niet gauw lammeren, anderen sluiten lijk een peperdoos of zouden een kei het vel afdoen, men kan de rook uit de kave zichten of een cent in achten bijten, van sommigen wordt gezegd dat ze leven gelijk beesten of zelfs vergaan van beestigheid, men kan ook doodgaan op een halve cent en tenslotte worden opgegeten van beesterij. Het is wel voor iedereen duidelijk dat deze uitdrukkingen niet allemaal precies hetzelfde betekenen. Waar men bij de eerste voorbeelden, zoals ze gaarne zien en erin nijpen nog zou kunnen zeggen dat ze eigenlijk gewoon 'zuinig zijn' betekenen, is het bij de laatste uitdrukkingen, zoals doodgaan op een halve cent en vergaan van beestigheid wel duidelijk dat we hier echte vrekken omschrijven. Samen bestrijken deze zegswijzen een groot continuüm van zuinig tot vrekkig. Maar waar moet precies de grens gelegd worden tussen zuinig en gierig, tussen gierig en vrekkig? Elke classificering van deze uitdrukkingen roept immers meteen tegenargumenten op. Vaak kozen we voor een eenvoudige oplossing, zo staan bovenvermelde uitdrukkingen allemaal onder het kopje ‘gierig zijn’.
WNT (1863-1998) Woordenboek der Nederlandsche Taal. ’s-Gravenhage/Leiden
22
15
Het valt op dat deze grote nuanceverschillen binnen een zelfde karaktereigenschap vooral bij de negatieve karaktertrekken opgetekend werden. Dat valt gemakkelijk te bewijzen door gewoon bladzijden te tellen in de nieuwe aflevering. Zoals eerder al vermeld, hebben we 11 bladzijden die het begripsveld 'gierig' behandelen. Het tegengestelde begrip 'vrijgevig' daarentegen beslaat slechts twee bladzijden. Voor 'ijverig' tellen we ook twee bladzijden, voor 'lui' echter 14. 'Oprecht' kan rekenen op twee bladzijden, maar daartegenover staan de begrippen 'onoprecht' en 'huichelachtig' met 15 bladzijden. Het begrip 'eerlijk' is goed voor drie bladzijden, 'oneerlijk' voor wel 22 bladzijden. 'Bescheidenheid' wordt nauwelijks gewaardeerd door de Vlamingen, er is slechts één blaadje waar men daar iets over terugvindt, terwijl 'verwaand' maar liefst 22 bladzijden toebedeeld krijgt. De reden voor deze grote discrepantie ligt voor de hand. Mensen worden door andermans negatieve karaktertrekken vlugger en dieper geraakt, en zijn bijgevolg ook veel sneller geneigd er met kritiek en kwaadsprekerij op te reageren. En net zoals een dichter in tijden van verdriet vaak de mooiste gedichten schrijft, ontwikkelt een dialectspreker tijdens dergelijke emotionele momenten de meest sprekende uitdrukkingen... Het gevolg is dat we voor deze aflevering over karaktereigenschappen erg véél dialectgegevens verzamelden. De 21ste aflevering van het WVD is met zijn 544 bladzijden de derde dikste ooit, wat des te opmerkelijker is omdat in deze aflevering geen enkele illustratie opgenomen werd. Zo'n grote hoeveelheid woordenschat mag dan moeilijk te verwerken zijn, daar staat natuurlijk tegenover dat het voor de lexicograaf een quasi onuitputtelijke bron van interessante ontdekkingen oplevert. Enkele daarvan willen we aan de hand van enkele kaarten in dit artikel bespreken. Zo'n dialectkaarten hoeven trouwens helemaal niet ingewikkeld te zijn. Een heel eenvoudige kaart is bijvoorbeeld die voor het begrip ‘durven’. Naast durven komt op deze kaart enkel nog het woord dorren voor (met varianten torren en turren). Alhoewel beide woorden sterk op elkaar lijken, hebben ze een heel verschillende oorsprong. Het woord dorren is immers het oorspronkelijke vlaamse dialectwoord voor ‘durven’. Het is etymologisch nauw verwant met het engelse to dare, dat ook ‘durven’ betekent. Het woord durven echter, had oorspronkelijk in Vlaanderen dezelfde betekenis als het nauw verwante duitse dürfen, dat nu een hulpwerkwoord is, met de betekenis 'mogen, kunnen'. Omdat de oude vorm voor de verleden tijd van durven, 16
Frans-Vlaanderen enkel hoofdig kent. Dit is niet toevallig: in de Vlaamse dialecten wordt steevast kop gebruikt wanneer het hoofd bedoeld wordt, behalve in Frans-Vlaanderen. Daar zijn zelfs de koppen van dieren allemaal hoofden.
Een volgende kaart is die voor het begrip 'bangerik'. Hierbij vallen vooral de verschillende samenstellingen met schijt en schijter op. Een verklaring hiervoor kunnen we vinden in de uitdrukking 'het in zijn broek doen van angst'. Ook bij labbekak, piskous en poepgaai zien we dezelfde invloedssfeer opduiken. Resten ons nog de woorden bang en benauwd. Het woord benauwd komt vooral in Belgisch Vlaanderen voor, en is gemakkelijk te verklaren: het duidt aan dat iemand in het nauw gebracht is en eigenlijk geen kant meer uit kan, net omdat hij bang is. Het woord bang zelf heeft een soortgelijke etymologie, al is die veel minder doorzichtig. De beginletter b is immers een overblijfsel van het voorzetsel be-, dat gekoppeld werd aan het bijwoord ange. Dat voorzetsel be- vinden we ook terug in de vorming van het woord binnen, dat ontstond als be + in, net zoals buiten tegenover uit, boven tegenover over, enz. Het woord ange dan, is etymologisch verwant met eng. En dan komen we uit bij precies dezelfde betekenisopbouw als bij het woord benauwd: iemand die in het nauw, in het enge gedreven is door zijn gevoelens. Het woord ange is overigens ook het grondwoord van angst. 21
enkele keer optekenen, wijst erop dat het woord leevaard toch de oudste taallaag vormt.
Een heel mooi voorbeeld van een woord dat enkel in Frans-Vlaanderen bewaard gebleven is, zien we op de kaart van het begrip 'koppig'. In Oost-, West- en Zeeuws-Vlaanderen vinden we enkel koppig en steeg, terwijl men in 20
zijnde dorst, dezelfde was als die van dorren, zijn beide werkwoorden op de duur wat dooreengehaspeld geraakt. Uiteindelijk ging durven met de betekenis van dorren aan de haal. Enkel in de dialecten is het oorspronkelijke woord nog bewaard gebleven. Let overigens ook op de mooie verspreiding van het woord op de dialectkaart. Frans-Vlaanderen heeft het oude woord dorren behouden, in Vlaanderen gebruikt men overal durven, maar tegen de Brabantse grens zien we weer dorren opduiken. Dorren blijkt in heel Brabant gebruikt te worden. In Limburg komt er dan tegen de duitse grens weer een overgang naar durven.
Een andere eenvoudige kaart is die met de woordenschat voor het begrip 'snoever'. Op enkele schuine streepjes voor het woord opschepper na, is Vlaanderen verdeeld in een gebied van boffers en één van stoefers. ZeeuwsVlaanderen sluit aan bij West-Vlaanderen en houdt het ook op boffer. Boffer is afgeleid van het werkwoord boffen, in het Frans bouffer. Wie ooit de film La grande bouffe gezien heeft, behoeft hierbij weinig uitleg. Bouffer betekent 'zichzelf opblazen, volproppen'. Het resultaat is dat men er groter uitziet, en dat is nu net waar een boffer naar streeft. Hetzelfde verhaal vinden we bij het woord stoefer, ditmaal kijken we naar het Engels, waar het werkwoord to stuff ook de betekenis 'volproppen' heeft. Het is meteen duidelijk dat er in het dialect heel veel links met de ons omliggende talen bewaard gebleven zijn. 17
Frans zelf gebruikt assuré. Ook het woord frank, dat over het hele taalgebied voorkomt, is ontleend aan het franse franc.
Snoever is niet het enige begrip waarvoor de Zeeuwen enigszins verrassend een dialectwoord kennen dat aan het Frans ontleend is. Ook voor het begrip 'vrijpostig' zien we iets dergelijks gebeuren. Vrijpostigheid of vrijmoedigheid luidt in het Frans assurance. Dit assurance leidde tot de verhollandste vorm assurantie, die dan, met invoeging van t, tot astrant en aschrant leidde. Het 18
Het hoeft in Zeeuws-Vlaanderen echter niet altijd afgeleid te zijn van het Frans. Bij de volgende kaart zien we dat West- en Oost-Vlaanderen massaal voor een Frans leenwoord kiezen, terwijl in Zeeuws-Vlaanderen enkel het ANwoord voorkomt. De kaart toont de dialectwoordenschat voor het begrip 'nieuwsgierig'. In Vlaanderen is dat overal curieus, wat natuurlijk een rechtstreekse ontlening van het franse curieux is; in Zeeuws-Vlaanderen vinden we nieuwsgierig. Net als het West-Vlaamse benieuwd verwijst het woord nieuwsgierig naar het feit dat een nieuwsgierig persoon steeds op de laatste nieuwtjes uit is. Hier en daar in Oost-Vlaanderen komt ook belingd voor. Dit is geen variant van benieuwd maar heeft een heel andere etymologie. Het woord is afgeleid van belangen, met ongeveer dezelfde betekenis als aanbelangen of raken. Dat mensen nieuwsgierig zijn naar zaken die hen belangen of aanbelangen, spreekt vanzelf. Het woord belingd is dan ook in de loop der tijden naar deze betekenis geherinterpreteerd. Soms zien we dat een AN-woord al dieper in Vlaanderen geïnfiltreerd is. Het woord levensgenieter bijvoorbeeld, heeft in West-Vlaanderen een plaats gevonden naast het woord leevaard. Het feit dat we in Frans-Vlaanderen, dat geen invloed ondervindt van de Nederlandse standaardtaal, dit woord geen 19