Taak Groep Economische en Monetaire Unie
Mededeling 19 Eerste herziene versie
Opgesteld door het Directoraat-Generaal Studies Afdeling Economische Zaken De weergegeven standpunten zijn die van de auteur en hoeven niet noodzakelijkerwijs overeen te komen met die van het Europees Parlement.
Nederland behoort tot de "eerste golf" van landen die de gemeenschappelijke munt in 1999 zullen invoeren. De nationale schuld bedraagt thans 72,1% van het BBP, hetgeen boven het referentiecijfer van 60% ligt; er is echter een neerwaartse trend.
Luxemburg, 6 april 1998
PE 166.309/rev. 1
De EMU en Nederland
INHOUD
Inleiding
..........................................................
3
a) Inflatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b) Lange termijn rentetarieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c) Begrotingstekort . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . d) Staatsschuld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . e) Wisselkoersen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . f) Onafhankelijkheid van de Centrale Bank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . g) 'Reële' economische indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . h) Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4 5 5 6 7 7 8 9
Politieke aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10
Tabellen en Grafieken Tabel 1: Grafiek 1: Grafiek 2: Grafiek 3: Tabel 2:
Indicatoren inzake de nominale convergentie voor Nederland . . . . . . . . . . . Inflatie in Nederland, 1990-1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Begrotingstekort in Nederland, 1990-1998 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Staatsschuld in Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 'Reële' convergentie in Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4 4 5 6 8
Auteur: Anja Reinkensmeier Redacteur: Ben Patterson
-2-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland
Inleiding Op 25 maart publiceerden de Commissie en het Europees Monetair Instituut hun afzonderlijke verslagen over de stand van zaken ten aanzien van de convergentiecriteria voor de Economische en Monetaire Unie. Voorts publiceerde de Commissie haar Aanbeveling inzake de lidstaten die zich hebben gekwalificeerd voor deelname aan de gemeenschappelijke munt per 1 januari 1999. Volgens de Commissie voldoen 11 lidstaten aan de criteria: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje. Denemarken en Engeland voldoen weliswaar aan de criteria maar maken gebruik van het recht om voorlopig niet deel te nemen. Deze Aanbeveling moet nu worden bekrachtigd door de Raad van ministers van Economische Zaken en Financiën (ECOFIN); door het Europees Parlement; en, voor het definitieve besluit, door de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders op 2 mei.
* Hoewel de totale overheidsschuld, 72,1% van het BBP, het referentieniveau van 60% van Maastricht overschrijdt, is het vrijwel zeker dat Nederland per 1 januari 1999 zal deelnemen aan de gemeenschappelijke munt. Dit zal gebeuren ondanks de publiekelijk geuite bezorgdheid over de monetaire unie, die gedeeld wordt door de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), de centrum-rechts-liberale partij die deel uitmaakt van de huidige regeringscoalitie. De heren Zalm en Bolkestein van de VVD hebben beiden hun scepsis geuit over een gemeenschappelijke munt waaraan tevens wordt deelgenomen door Italië(1). Verwacht wordt dat de VVD bij de volgende parlementsverkiezingen op 6 mei 1998 als grootste partij uit de bus zal komen. In de afgelopen jaren heeft Nederland een zeer succesvol economisch beleid toegepast, het zgn. poldermodel. Dit was erop gericht om de economie concurrerend en flexibel te maken in het kader van de "globalisering"(2). Het begrotingstekort daalde van 2,3% van het BBP in 1996 naar 1,4% van het BBP in 1997 en de staatsschuld daalde van 81,2% van het BBP in 1993 naar 72,1% in 1997. De economische groei was sterk (BBP 1996: +3,3%; 1997: +3,3%) en de werkeloosheid daalde. De pariteit van de gulden is sterk gekoppeld aan die van de Duitse Mark.
1
2
Zie Roel Janssen: Zalm vertrekt als Rome euro krijgt, in: NRC Handelsblad, 13.1.1998, blz. 1. Zie ook N.N.: Über dem Bett, in: Der Spiegel, 3/1998, blz. 122. Zie ook N.N.: Der niederländische Premierminister bezeichnet die Meldung des "Spiegel", die Niederlande seien gegen die Teilnahme der italienischen Lira am Euro, als völlig aus der Luft gegriffen, in: Agence Europe, Nr. 7136, 12./13.1.1998, blz. 6. Zie O.-E. Kuntze: Niederlande, in: ifo-Schnelldienst, 4/1998, blz. 42-53. -3-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland
Tabel 1: Indicatoren van nominale convergentie voor Nederland Inflatie Jaar
Rente
Overheidstekort
Nationale schuld
(staatsoblig.10 jaar)
(als %van het BBP)
(als % van het BBP)
1993
2,1
6,4
3,2
81,2
1994
2,8
6,9
3,8
77,9
1995
1,5
6,9
4,0
79,1
1996
1,4
6,2
2,3
77,2
1,8* 5,6 1,4 1997 Bron: Convergentieverslag, maart 1998, Europees Monetair Instituut. * Referentieperiode februari 1997-januari 1998
72,1
a) Inflatie Nederland voldoet volledig aan de inflatiecriteria van het Verdrag van Maastricht omdat het al enige jaren tot de best presterende lidstaten behoort (Nederland had tussen 1987 en 1997 betere inflatiecijfers dan Duitsland). Sinds 1996 is het inflatiecijfer slechts marginaal gestegen. Grafiek 1: Inflatie in Nederland, 1990-99
Bron: EMI Convergentieverslag, maart 1998
-4-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland b) Lange termijn rentetarieven Met lange termijn rentetarieven van 5,6% in 1997 voldoet Nederland met gemak aan het criterium van 7,9% dat is vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. De Nederlandse tarieven hebben dan ook de laagste stand sinds de Tweede Wereldoorlog bereikt, hetgeen de kracht van de Nederlandse economie weerspiegelt. Door de huidige kracht van de gulden tegenover de DM heeft de Nederlandsche Bank de rentetarieven eenzijdig kunnen verlagen. Maar hoewel de tarieven tot eind 1996 gestaag daalden, vertonen zij nu weer een lichte stijging(3). c) Begrotingstekort Nederland slaagde er pas begin 1996 in zijn begrotingstekort beneden het referentieniveau van 3% van het BBP te brengen; maar in 1997 daalde het tot 1,4% van het BBP, een van de laagste niveaus in de EU. Er is geen sprake geweest van enige vorm van "creatief boekhouden". In de begroting van 1995 waren al grote inspanningen geleverd om het tekort beneden het referentieniveau te brengen, en die werden versterkt in de begroting van september 1996. De lijn van hogere belastinginkomsten, vanwege de opwaartse economische trend, en een langzamere stijging van de overheidsuitgaven sinds 1994 werd voortgezet in de begroting van september 1997. Voor 1998 wordt het begrotingstekort geraamd op 1,6% van het BBP(4).
Grafiek 2: Begrotingstekort in Nederland, 1990-98
Bronnen: Verslagen van Commissie en EMI, maart 1998
3 4
Zie O.-E. Kuntze: Niederlande, in: ifo-Schnelldienst, 4/1998, blz. 45. Convergentieverslag, maart 1998, Europees Monetair Instituut. -5-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland
d) Staatsschuld Op grond van de criteria van Maastricht mag de totale staatsschuld van een lidstaat niet hoger zijn dan 60% van het BBP. Tot dusverre hebben alleen Finland, Frankrijk, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk voldaan aan dit criterium. Het Nederlandse percentage van 72,1% is het op drie na hoogste in de EU. Alleen België, Italië en Griekenland hebben een nog grotere staatsschuld. De formulering in het Verdrag luidt echter: "...tenzij de verhouding in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo nadert". (artikel 104 C, lid 2, sub b). Het niveau van de Nederlandse staatsschuld steeg naar een piek van 81,2% in 1993, waarna het daalde. Mede gezien de begrotingscijfers is geconcludeerd dat Nederland niet langer een "buitensporig tekort" heeft. Grafiek 3: Staatsschuld van Nederland (% BBP), 1990-98
Bron: EMI Convergentieverslag, maart 1998
Evenals het niveau van de schuld zelf, is de structuur van de totale staatsschuld in de loop der jaren min of meer stabiel geweest. Slechts een zeer gering aandeel (6,7% in 1997) betreft kortetermijnleningen - dat wil zeggen met een looptijd van korter dan een jaar. Circa 30% betreft middellangetermijnleningen (1-5 jaar) en de rest langetermijnleningen (langer dan 5 jaar). In ramingen van de Commissie wordt ervan uitgegaan dat de staatsschuld tegen 2002 onder de -6-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland referentiewaarde van 60% zal dalen.
e) Wisselkoersen De Nederlandse gulden maakt reeds meerdere jaren deel uit van het Europees Monetair Stelsel. De gulden is bovendien nauw gekoppeld aan de D-Mark, door middel van een bilateraal akkoord, in het kader waarvan in vergelijking met de 15%-marges die zijn toegestaan in het Europese wisselkoersmechanisme van na 1993, een veel strakkere fluctuatiemarge van 2,25% is vastgesteld. "Een stabiele koppeling aan de D-Mark was en is belangrijk voor Nederland, omdat de handel met deze grote oosterbuur bijna 30% van zijn buitenlandse handel uitmaakt"(5). Dit houdt in dat Nederland moeiteloos voldoet aan het wisselkoerscriterium van het Verdrag van Maastricht. De kracht van de gulden blijkt uit het feit dat het speciale beleningspercentage vier keer verlaagd is sinds het Duitse repo-percentage in februari 1996 verlaagd werd. De gulden blijft boven zijn spilkoers in het wisselkoersmechanisme. f) Onafhankelijkheid van de Centrale Bank De onafhankelijkheid van de nationale centrale bank is een absolute voorwaarde voor deelname aan de gemeenschappelijke munt. De Nederlandsche Bank voldoet aan dit criterium. In theorie staat de Bankwet van 1948 toe dat de regering beleidsrichtlijnen geeft (hoewel hier in de praktijk echter nooit gebruik van gemaakt is). Daarom waren enkele wijzigingen van het statuut van DNB noodzakelijk om volledig te voldoen aan de vereisten van het Verdrag. In september 1997 legde de regering een wetsvoorstel ter vervanging van de Bankwet van 1948 inzake de centrale bank van Nederland voor aan het Parlement. Dit wetsvoorstel werd op 24 maart 1998 aangenomen door het Parlement. De nieuwe wet is zodanig gewijzigd dat de Nederlandse wetgeving nu voldoet aan de vereisten van artikel 108 van het Verdrag en het statuut van de ECB. In het Convergentieverslag van maart 1998 wordt slechts één onvolkomenheid geconstateerd, namelijk, "De bepaling in de wet volgens welke de Bank tot taak heeft het monetair beleid ’mede te bepalen’; dit zou gelezen moeten worden als een verwijzing naar de rol van de president als lid van de Raad van bestuur van de ECB"
5
Gordon Cramb: Survey - Preparing For EMU: Netherlands: Logical conclusion to a close relationship, in: Financial Times, 28.5.1997. -7-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland
g) Reële economische indicatoren Naast de convergentie van nominale economische indicatoren zal bij het besluit over het EMUlidmaatschap ook rekening gehouden worden met meer algemeen economische gegevens, met name wat betreft de groei, de werkloosheid en de betalingsbalans. Zoals uit onderstaande tabel blijkt kende de economische groei in Nederland de afgelopen jaren gelijkenis met het gemiddelde van de vijftien lidstaten. Tijdens de recessieperiode van het begin van de jaren negentig was de economische groei van Nederland duidelijk beter dan die van de Europese Unie in haar geheel. De productie daalde in het eerste kwartaal van 1997 met 0,5% maar steeg in het tweede kwartaal weer even sterk. De economische groei hield in de tweede helft van 1997 aan, zij het in een iets trager tempo(6 ). De groei zou hoger uitgevallen zijn, als er geen varkenspest was uitgebroken - de landbouw is een belangrijke component van de Nederlandse economie. De Nederlandse economie werd in 1997 gestimuleerd door een bijna ideale beleidsmix van een expansief monetair beleid, stabiele financiën, een minder strak inkomensbeleid, een stijging van de werkgelegenheid, en een toenemende consumptie, in combinatie met een stijging van de Amerikaanse dollar.
Tabel 2: ‘Reële’ convergentie in Nederland Jaar
Groei (als % van het BBP, reëel) Nederland*
EU**
Werkloosheid Nederland*
EU**
1992
2,0
0,9
5,3
9,3
1993
0,8
-0,5
6,4
10,7
1994
3,2
2,9
7,5
11,2
1995
2,3
2,4
7,0
10,8
1996
3,3
1,8
6,6
10,9
1997 Bronnen:
3,3
2,6
5,9
10,7
6
Zie O.-E. Kuntze: Niederlande, in: ifo-Schnelldienst, 4/1998, blz. 43/44. -8-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland * **
EMI, Convergentieverslag, maart 1998, Nederland, tabel 2. EG-Commissie, "Groei en werkgelegenheid in het op stabiliteit gerichte kader van de EMU", COM(98)0103, tabel 1.
In 1997 behaalde Nederland een handelsoverschot en een overschot op de betalingsbalans van 50 miljard gulden. De revaluatie van de Amerikaanse dollar en het Pond sterling versterkten de concurrentiepositie van Nederland. Het werkloosheidspercentage is naar Europese maatstaven in Nederland relatief laag. In 1996 bedroeg de werkloosheid in Nederland 6,6% terwijl het EU15-gemiddelde 10,9% was. In 1997 daalde het werkloosheidspercentage verder naar 5,9%, terwijl het in de EU15 stagneerde op 10,8%. De gestage daling van het aantal werklozen kan gedeeltelijk worden verklaard uit de toename van deeltijdwerk met tijdelijke contracten. Maar dit hoge percentage ’flexwerkers’ (40% van de werknemers) heeft geleid tot slechts een langzame stijging van de productiviteit per gewerkt man-uur - een belangrijk gegeven voor het concurrentievermogen.
h) Conclusie Met een relatieve lage werkloosheid, een handelsoverschot en een iets beter dan gemiddelde economische groei is Nederland een van de best presterende lidstaten van de Europese Unie. Het plukt nu de vruchten van loonmatiging in het verleden en van hervormingen van het sociale bestel, sinds 1994 onder de regering van Wim Kok, die het poldermodel toepast met consolidering van de overheidsuitgaven, lage rentetarieven, liberalisering en deregulering. De combinatie van economische groei en deze hervormingen zal mogelijk opnieuw een gunstige invloed hebben op de begrotingssituatie van 1998 - wat de duurzaamheid aantoont van de Nederlandse economische stabiliteit.
-9-
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland
Politieke aspecten
Nederland is sinds 1848 een parlementaire monarchie. Sinds 1980 is koningin Beatrix staatshoofd. De koningin benoemt de regeringsleider, momenteel de heer Wim Kok, de voormalige minister van Financiën van de Partij van de Arbeid (PvdA). In 1994 vormde de PvdA een coalitieregering -de zogenoemde paarse coalitie- met de centrum-rechts-liberale Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) en de linksliberale Democraten ’66 (D66). De oppositie bestaat uit het Christen Democratisch Appèl (CDA), GroenLinks (GroenLinks), de Socialistische Partij (SP) en drie protestants-christelijke partijen en verschillende ouderenpartijen. Ondanks enige scepsis onder het Nederlandse publiek wordt de gemeenschappelijke munt door de belangrijkste partijen van Nederland politiek sterk gesteund. Kok staat bekend als voorstander van de koppeling van de Nederlandse gulden aan de Duitse Mark en een vroege deelname van Nederland aan de Economische en Monetaire Unie. "Met een thuismarkt van slechts 15,5 miljoen mensen is het land al eeuwen aangewezen op de handel. En omdat tweederde van de Nederlandse invoer afkomstig is uit de EU en 80% van de uitvoer bestemd is voor EU-lidstaten, is het vooruitzicht om eindelijk verlost te zijn van lastige wisselkoersen in de handel met nog een half dozijn of meer landen een wenkend perspectief"(7). Aanvankelijk werd betwijfeld of een dergelijke brede coalitie in Nederland in staat geacht kon worden overeenstemming te bereiken over zaken als de herziening van het socialezekerheidsstelsel. Er lijkt evenwel consensus te bestaan over deze stelselherziening en over de vermindering van de staatsschuld. En zelfs wanneer er na de verkiezingen (op 6 mei 1998) een nieuwe regering aantreedt wordt het macro-economisch beleid waarschijnlijk in grote lijnen voortgezet. De huidige regering-Kok is, evenals de regering-Lubbers, altijd tegenstander geweest van een kleine EMU met een harde kern, geconcentreerd rond Frankrijk en Duitsland, wat naar gevreesd werd ten koste zou gaan van de invloed van kleinere landen. Nu de EMU waarschijnlijk een breder karakter krijgt, legt Nederland de nadruk op handhaving van de stabiliteit: "Wij willen geen politieke, maar een economische euro"(8) De huidige minister van Financiën, de heer Gerrit Zalm (VVD), heeft ook sterk de nadruk gelegd op vermindering van de staatsschuld om Nederland klaar te stomen voor een vroege deelname aan de EMU. Eerder dit jaar lieten zowel Zalm als VVD-leider Bolkestein zich sceptisch uit over de 7
8
Gordon Cramb: Survey - Preparing For EMU: Netherlands: Logical conclusion to a close relationship, in: Financial Times, 28.5.1997. N.N.: “Übertrieben International”, interview met Frits Bolkestein, in: Wirtschaftswoche, No. 9, 19.2.1998, blz. 37. - 10 -
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland stabiliteit van de euro als bepaalde landen (waaronder Italië) per 1 januari 1999 zouden deelnemen(9). "Minister van Financiën Zalm zei dat de recente verkoop van goudreserves door de Italiaanse centrale bank geen duurzame vermindering van het Italiaanse begrotingstekort inhield met betrekking tot de convergentiecriteria voor de EMU. ...Zalm zei dat hij verwachtte dat in de EU-beoordeling van de financiële prestaties van lidstaten een onderscheid gemaakt wordt tussen incidentele maatregelen om het begrotingstekort te verminderen en duurzame maatregelen..."(10) Zalm deelde later in een officiële verklaring mede dat Nederland zich zou houden aan de criteria van het Verdrag van Maastricht. Hij ontkende tevens te hebben gedreigd met aftreden als Italië tot de eerste golf van deelnemers aan de Europese gemeenschappelijke munt zou behoren(11). Bolkestein houdt er uitgesprokener meningen op na, en staat algemeen bekend als euroscepticus. In een recent interview zei hij dat de tijd nog niet rijp was voor invoering van de Europese gemeenschappelijke munt omdat Duitsland, Italië en Frankrijk nog niet de "duurzame convergentie" hadden bereikt, die in het Verdrag van Maastricht wordt vereist(12). Bolkestein benadrukt dat het Verdrag een begrotingstekort vereist dat neigt naar 0% of zelfs een begrotingsoverschot en vreest dat de criteria van Maastricht te veel opgerekt zullen worden, waardoor vrijwel iedere lidstaat kan toetreden. Tevens heeft hij gesuggereerd dat, gezien de kracht van de gulden, Duitsland en Frankrijk niet de mogelijkheid zouden mogen hebben Nederland in de EMU te overstemmen. Bolkestein is enigszins een buitenbeentje; hij verkiest buiten het kabinet te blijven om aldus zijn standpunten te kunnen verkondigen. Hoewel dit niet strikt het standpunt van zijn partij is (die hierover enigszins verdeeld is) heeft zijn populistische benadering hem winst opgeleverd in de opiniepeilingen. Zijn populariteit is ook gestegen door zijn sterke steun voor Duisenberg als kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Centrale Bank. De VVD-leider eist dat Duisenberg benoemd wordt voor de volledige termijn van 8 jaar en dat hij zijn termijn niet deelt met de Franse kandidaat, de heer Trichet.
9
10
11
12
Zie N.N.: Über dem Bett, in: Der Spiegel, Nr. 3, 12.1.1998, blz. 122. Zie ook: N.N.: Zalm vertrekt als Rome euro krijgt, NRC Handelsblad, 13.1.1998, blz. 1. Zie ook: N.N.: Bonn bezorgd over dreigement van Zalm, in NRC Handelsblad, 12.1.1998, blz. 1+13. N.N.: Netherlands’ Zalm sees Italian gold sale discounted for EMU convergence: AFX News, 27.1.1998. Zie N.N.: Der niederländische Premierminister bezeichnet die Meldung des "Spiegel", die Niederlande seien gegen die Teilnahme der italienischen Lira am Euro, als völlig aus der Luft gegriffen, in: Agence Europe, Nr. 7136, 12./13.1.1998, blz 6. Zie ook "Netherlands’ Zalm denies threat to resign if Italy joins euro", in: AFX News, 13.1.1998. Zie N.N.: “Übertrieben International”, interview met Frits Bolkestein, in: Wirtschaftswoche, No. 9, 19.2.1998, blz. 37. - 11 -
PE 166.309/rev.1
De EMU en Nederland De belangrijkste oppositiepartij, het Christen Democratisch Appèl (CDA) heeft toen zij nog deel uitmaakte van de regering de ontwikkeling van de EMU altijd volledig ondersteund. De Nederlandse werkgeversorganisatie (VNO) is een sterk voorstander van toetreding tot fase 3 van de EMU, daar de Nederlandse industrie en met name de grote ondernemingen die in de VNO vertegenwoordigd zijn, afhankelijk zijn van de internationale handel. Bovendien onderschrijft de organisatie de noodzaak van het stabiliteitspact. Onder de Nederlandse vakbonden bestaat een consensus vóór het lidmaatschap van de EMU. Wel is de Federatie van Nederlandse Vakverenigingen (FNV) van mening dat te veel nadruk gelegd wordt op de financiële convergentiecriteria ten koste van de werkgelegenheid en het sociaal beleid. De publieke opinie in Nederland keert zich van de euro af: in februari 1998 van 40% naar 50% tegen(13). In januari 1998 wilde 38% van de Nederlanders niet dat Italië per 1 januari 1999 zou deelnemen aan de EMU(14). Deze toenemende argwaan jegens de euro zou wel degelijk van invloed kunnen zijn op de uitslag van de Tweede Kamer-verkiezingen op 6 mei 1998.
13 14
Zie N.N.: De weg naar Frankfurt, in: ELSEVIER, No. 8, 21.2.1998, blz. 71. Zie Ruyter von Steveninck: Zalm’s Italofobie, in: Economisch Statistische Berichten, 6.2.1998, blz. 97. - 12 -
PE 166.309/rev.1