Markus 7 : 31 – 37
RBK, 16 augustus 2015
Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, 1. Als we wonderverhalen uit de Bijbel lezen, merk ik, om te beginnen bij mezelf, vaak een negatieve reflex. Ja hoor, mooie verhalen, maar dat was toen. Vandaag de dag gebeuren zulke wonderen maar weinig! En zouden ze wel echt gebeurd zijn, want wat er verteld wordt is in strijd met de natuurwetten of met de logica. Toen wisten ze misschien niet beter, maar wij, nu, wel… Dus, wat moet je met die wonderverhalen? 2. Ik ga drie dingen tegenover die negatieve reflex zetten. Het eerste is: Dat er maar weinig genezingswonderen gebeuren wil niet zeggen dat ze helemaal niet gebeuren. De afgelopen week heb ik ook weer mensen gesproken die verwonderd en dankbaar vertelden over hoe goed de behandeling was aangeslagen. De behandeling was zwaar geweest en de vrees groot, maar de kansen waren gekeerd. Er was weer nieuw perspectief en ze beleefden dat als een wonder. Niet dat hen niets meer kan gebeuren – het leven blijft kwetsbaar en ieder mensenleven op aarde is eindig – maar als de dokter zegt dat je pas over een half jaar terug hoeft te komen omdat het gezwel kleiner is geworden of de operatie goed geslaagd, dan haal je anders adem! Goddank! Het doorbreekt de negatieve reflex. 3. Het tweede is: Je kunt zeggen: wat was dat voor hocus pocus: Jezus die op zijn vingers spuugt en ze dan in de oren van die man steekt. En dan vervolgens met die vingers ook de tong van die man aanraakt. Het kan wel zijn dat er meer verhalen zijn uit die tijd, uit buitenbijbelse bronnen over genezingen waarbij speeksel een rol speelt, maar de „speeksel-therapie‟ is toch niet echt groot geworden! Hoewel… een zoen van de moeder op een zere knie als haar kindje gevallen is doet wonderen en onze wonden likken doen we niet alleen maar in overdrachtelijke zin. Maar er gebeurt in dit genezingsverhaal veel meer dan hocus pocus. Eerst zijn daar die naamloze mantelzorgers. Zij brengen die dove man die moeilijk sprak bij Jezus. En ze vragen Jezus om hem de hand op te leggen. Om hem te zegenen? Zou kunnen. Om hem te laten voelen dat hij er ook bij hoort. Zou ook kunnen. Om te ervaren dat hij niet afgekeurd aan de kant geschoven wordt? Zou ook nog kunnen.
1
Dat zou al bijna een wonder zijn. Heerlijk als je dat ziet gebeuren: mensen die voor andere mensen opkomen. Ik las van de week in de krant een verhaal over mensen die met boterhammen, water, zeep en scheermesjes vluchtelingen opwachtten bij een grensovergang. Geen namen, maar wel daden, handen die goed deden. Af en toe ga ik op een vrije zondag voor in een kerkdienst voor doven en slechthorenden in Leiderdorp. Zingen gaat daar niet. Maar als mensen, die door liplezen een beetje hebben leren spreken, samen een psalm of een gezang hardop uitspreken, klinkt mij dat als muziek in de oren. En het feit alleen al, dat er zulke diensten worden georganiseerd, dat er vrijwilligers voor zijn, dat er aandacht is… Jezus neemt die dove man even apart, even uit de drukte van de menigte mensen om hem heen. Hij geeft hem tijd en echte aandacht. Mensen uit de gezondheidszorg in onze tijd weten dan: Het wonder is al begonnen… En dan geen formulieren om in te vullen, geen protocollen. Nee, gewoon hands-on, twee vingers in zijn oren en die tong beetpakken. Het woord dat gebruikt wordt voor beetpakken is haptomai. Ons woord haptonomie komt daar vandaan: heilzaam aanraken. Dan kijkt Jezus omhoog naar de hemel en zucht. Jezus bidt. Dat is een geweldige vorm van aandacht: zo dicht bij iemand durven komen dat je voor hem of haar kunt bidden. Niet met mooie woorden; daar zou die dove man weinig aan gehad hebben. Maar met een diepe zucht, richting de hemel. Omdat je vertrouwt op Gods gevoelige antenne voor zuchten. De man ziet en voelt de sympathie in die zucht, die veel meer zegt dan woorden kunnen doen. En dan pas spreekt Jezus. Eén woord: Effata, Ga open! Daarmee wordt het wonder dat met die anonieme mantelzorgers en hun aandacht begon, compleet. Er is weer een mens die volop mens kan zijn! En ik kan niet zeggen dat elementen uit dat wonderverhaal vandaag de dag niet meer voorkomen. Integendeel! Wat kun je onder de indruk raken van mensen die andere mensen laten voelen dat ze mens zijn, met een boterham, een scheermesje, een gebed of een sympathieke aanraking of met de gebarentaal van een doventolk. 3. Het derde verzet tegen de negatieve reflex bij het lezen van dit wonderverhaal is het besef dat dit verhaal verkondiging is.
2
Het is een teken, een verhaal met een code, het gaat om de boodschap die eruit spreekt. De manier waarop Marcus dit verhaal vertelt, maakt duidelijk dat zo‟n genezing ook voor Marcus, voor de discipelen die met Jezus optrokken, niet iets alledaags was. Een genezingswonder wordt vaak verteld als een teken van iets groters dat aan het gebeuren is. Daarom gebruikt Marcus in zijn verhaal woorden van de profeet Jesaja. Hij laat de mensen opgetogen zeggen dat ze in alles wat Jezus doet de kern van Gods werkherkennenzoals ze dat kennen uit het Oude Testament: bevrijding. Jesaja had het al over de oren van doven die van slot af gingen en de mond van stommen die ging jubelen… Het is onderdeel van een prachtig visioen waarinde woestijn verandert in een Floriade;er trekt een bloemencorso door de Sinaï. Slappe knieën worden sterk en futloze handen worden uit de mouwen gestoken. En er is overal water, fris tintelend water zoals op de mooiste vakantiebestemmingen. Het wonder van de genezing van de dove man die moeilijk sprak wordt verteld als een teken van bevrijding, van dat wat God doet om het leven weer te laten bloeien als het verdord is. Het verhaal zelf gaat tegen alle dorre reflexen in. 4. Het sleutelwoord is Effata: Ga Open! Oren: ga open. Tong: kom los! Die twee gaan samen; oren en tong, horen en spreken Mensen: ga open, hoor elkaar, spreek je uit, versta elkaar! Effata krijgt de kracht van het eerste scheppingswoord: Er zij licht… en er was licht! Effata… ga open en er was… communicatie! Horen en spreken, elkaar verstaan, werd weer mogelijk. Dit genezingswonder gaat over iets heel groots: Het gaat over bevrijd worden tot echte communicatie! Als er nou één industrie is die groeit en bloeit in onze tijd dan is het wel de ICTsector. ICT is zo‟n begrip geworden dat de voorzitter van de Tweede Kamer op een gegeven moment tijdens een debat even op moest zoeken waar die letters ICT ook al weer voor stonden… Informatie- en Communicatie Technologie. Communicatie is groot in onze wereld. En je zou willen dat alle communicatie alleen maar gericht was op bevrijding van mensen. Op het scheppen van kansen voor een menswaardig bestaan. De realiteit is helaas nog vaak heel anders.
3
5. Ik wil hetvanmorgen niet te groot maken. Liever even stilstaan bij een paar voorbeelden van communicatie op ons eigen terrein, de kerk en het geloof. Eerst: preken. Ik had een verhaaltje voor de kinderen, maar dat was niet nodig. Aan het begin van de dienst sprak iemand mij aan in het Indonesisch. Ik kan het niet laten om u dat verhaaltje toch even te vertellen. Ik mag nog regelmatig voorgaan in kerkdiensten met mensen uit Indonesië. De preek gaat dan in het Nederlands en daarna volgt een korte samenvatting in het Indonesisch. Toen ik net terug was uit Indonesië, waar ik bijna 7 jaar werkte als studentenpredikant, preekte ik een keer in Rijswijk. Na afloop van de dienst gaf een mevrouw mij een hand en zei: Dank u wel dominee, voor de dienst, maar ik ben er wel een beetje moe van geworden. Ik schrok al. Had ik wéér te lang gepreekt? Toen was het nog zo dat je de hele preek dubbel deed, telkens een stukje, afwisselend in het Nederlands en in het Indonesisch. Omdat ik nog maar net terug was had ik nog een beetje het accent van Oost-Java. Had die afwisseling, vijf keer van taal wisselen te lang geduurd? Nee, zei de mevrouw die me bedankte: ik vond het heerlijk. Als u Nederlands sprak hield ik mijn ogen open en was ik hier in Rijswijk. Maar als u Indonesisch sprak dan deed ik mijn ogen dicht en was ik even in mijn vroegere kerk aan de Pregolan Bunderstraat in Surabaya… Ik ben dus tijdens uw preek vijf keer heen en weer gereisd tussen Nederland en Indonesië daar word je op mijn leeftijd een beetje moe van… Ik wil maar zeggen; je kunt nog zo je best doen op een preek, maar je kunt er eigenlijk maar heel weinig van zeggen wat mensen ervan oppikken en meenemen naar huis. Voor die mevrouw waren de klanken van de taal belangrijk geweest. Ik weet niet of ze de boodschap had onthouden. Je weet nooit of de mensen wel doorhebben wat volgens jouzelf de kern is of dat ze iets anders in horen. Je kunt het ook anders zeggen; ik maak één preek en als u er allemaal iets van meeneemt dan gaan er evenzovele preken mee naar huis als er mensen in de kerk zitten. Een soort wonderbare preekvermenigvuldiging. En dan heb ik toch echt mijn best gedaan… Ik heb de Bijbeltekst goed gelezen, de woorden in de grondtekst bekeken, nagedacht over wat de boodschap van het verhaal voor vandaag kan zijn.
4
Verder heb ik dan ook nagedacht over wie er in de kerk zouden zitten, hoe zo‟n Bijbelverhaal u zou raken, welke vragen het op zou kunnen roepen, wat u er mooi aan zou vinden of onduidelijk? En dan nog nagedacht over welke woorden ik moet gebruiken, welke opbouw van de preek, wel of niet een verhaaltje over Surabaya erin… enzovoort. Maar denk maar niet dat je enige controle hebt over hoe die preek overkomt. 6. Daarom vind ik het gebed van de zondag of het gebed om verlichting met de Heilige Geest altijd een belangrijk gebed. Dat is vanwege het besef dat je God zelf, de Heilige Geest, nodig hebt om open te gaan. Voor Effata is de Geest 3 x nodig. a)Effata voor de tekst; wat is de boodschap voor ons vandaag? b) Effata voor de predikant: zit hij of zij zichzelf niet in de weg om de boodschap goed op te kunnen vangen. De oren van een predikant kunnen ook aardig dicht zitten vanwege te veel gedoe aan zijn hoofd, vanwege haar eigen stokpaardjes, ervaringen of ergernissen van de afgelopen week of gewoon omdat hij zichzelf kwalijk neemt dat hij niet meer tijd vrijgemaakt had om er echt goed voor te gaan zitten… c) En dan ook nog Effata voor de gemeente. Want al die dingen die voor de predikant gelden, gelden ook voor de gemeenteleden. Wat zit er allemaal in die hoofden en harten, wat hebben ze op dat moment nodig of waar hebben ze op dit moment nou juist helemaal geen boodschap aan? Effata: ga open, maak de tongen los. Dat is Heilige Geest werk, daar gaat het Pinksterverhaal over: de discipelen konden ineens zo spreken dat ze in alle talen waren te verstaan. En je weet niet of dat een spreekwonder was of een hoorwonder. Zat het nou in de tongen van de discipelen of in de oren van al die mensen in de tempel op het Pinksterfeest? En dan heb ik het alleen nog maar over de woorden, de taal. Terwijl de communicatiehandboeken ons leren dat slechts 30 % van de communicatie via woorden gebeurt, verbaal, en 70 % non-verbaal, met beelden, sfeer, gevoel. Dat maakt preken in een dienst voor doven en slechthorenden tot zo‟n vreemde ervaring. De tolk naast mij maakt dan de gebaren. De mensen kijken naar haar, mijn presentatie moet zo vlak mogelijk zijn. Tja… In de Indonesisch-talige kerken hier in Nederland willen ze tegenwoordig dat ik mijn preek van tevoren opstuur. Dan wordt hij vertaald en geprojecteerd op de muur… Ik weiger dat.
5
Er gebeurt meer in de communicatie tussen mij en de gemeente dan dat ze een verhaal van de muur lezen. Kortom als er al sprake is van een Effata-ervaring bij het preken, dan mag je dat ook best een wonder noemen. 7. Een ander voorbeeld van communicatie in de kerk, op het terrein van het geloof, is het pastoraat. Wat horen we eigenlijk als iemand iets over zichzelf vertelt? En zeggen de mensen wel wat ze eigenlijk willen vertellen. Of moet je luisteren naar wat er achter een verhaal zit, is het verhaal maar een aanleiding om te komen tot wat er werkelijk aan de hand is? Juist voor en gemeente, voor een gemeenschap, is het zo belangrijk dat je over wezenlijke dingen ook wezenlijk contact kunt hebben met elkaar. Echte communicatie, wie verlangt daar niet naar? Echte communicatie gaat allereerst om goed, aandachtig, horen, luisteren en dan pas over spreken. Ook dat spreken is vaak lastig. Voor veel mensen valt het niet mee om te spreken over dingen van het geloof. Alsof je tong vast zit, net als bij die dove man in het Bijbelverhaal. En opnieuw kun je zeggen; wat is Effata, ga open, belangrijk voor het pastoraat, voor degenen die zijn verhaal doet, maar ook, misschien wel vooral, voor degene die mag luisteren. Effata; om goed te kunnen horen en dan ook goed te kunnen spreken. 8. Ik noem nog een voorbeeld van hoe belangrijk goede communicatie is, waar je ook in het pastoraat wel tegenop loopt. Dat is communicatie binnen onze relaties: “Hoor je nou wat ik zeg…? Hoor je me nou? Je luistert niet eens! Nou, zeg, ik zit hier toch en er mankeert niks aan mijn oren. En ook niet aan jouw stembanden trouwens, zeker niet als je vitterige toon krijgt. Oh, ik hoor het al, je hebt helemaal geen zin om te luisteren… Je weet het allemaal natuurlijk al weer… Je hebt me al in de verte horen aankomen. Altijd hetzelfde liedje. Mens luister nou toch eens…” Effata; ga open! Om te willen horen en te willen spreken. Lieve mens, ga open, voor je liefste, om de liefste te blijven, om weer de liefste te worden! Laat iets aan je oren doen! In de geest van het verhaal zou ik soms graag mensen bij Jezus brengen zodat Hij even aan hun oren en hun tong kon zitten. Van hem leer je eerst luisteren en dan spreken!
6
9. Daar kom ik bij wat er ten diepste onder dat communicatieprobleem ligt: wat horen wij, wat hebben wij van het geloof, van God, echt verstaan? Want dat bepaalt ook hoe en wat wij spreken. Na ‟kunnen‟ horen en „willen‟ horen komt het vooral aan op ‘wat’ wij zelf dan horen! Wat heb ik in mijn leven nou echt gehoord en wat heeft mij van binnen nou echt geraakt? Want pas als dat gebeurd is heb ik ook echt iets te zeggen. Van Jezus zeiden de mensen; alles wat hij doet is goed! En dat heeft alles te maken met wat Jezus over zichzelf zei: “Alles wat ik zeg en doe heb ik van mijn Vader gehoord. Die God, die er op uit is om mensen te bevrijden, om ze open te maken voor Hem, voor elkaar, voor de liefde, voor echte aandacht, voor het delen van vreugde en verdriet, voor het bouwen aan een rechtvaardige en veilige samenleving… Ik heb het allemaal van God zelf gehoord en daarom kan ik spreken”. Als God aan onze oren en onze tong mag zitten, ons hart mag raken, dan merken mensen dat aan wat we zeggen en wat we doen. Het zal nog wel even duren voordat dominees en kerkgangers, pastoraal medewerkers en contactpersonen, mensen thuis, partners en politici echt optimaal kunnen en willen communiceren. Het Bijbelverhaal van vanmorgen is dus vooral een dringende uitnodiging. Namelijk om Jezus eens aan je oren en je tong te laten zitten. Amen.
7