Marktbewerkingsplan Werkbedrijf Noordoost-Brabant 2014-2017 “Groeien naar succes”
Visiedocument Vastgesteld stuurgroepen werkbedrijf en beleidsafstemming 28 augustus 2014
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
1
Voorwoord Voor u ligt het marktbewerkingsplan van het Werkbedrijf Noordoost-Brabant 2014-2017. Het plan is een ‘regionaal pact arbeidsmarkt’ en is opgesteld in het kader van de vorming van het regionaal Werkbedrijf Noordoost-Brabant. Het Werkbedrijf beoogt een bestuurlijk netwerkplatform te zijn ten behoeve van de voorbereiding, afstemming en vaststelling van een regionaal overeen te komen kwalitatieve en kwantitatieve ambitie. Een ambitie die betrekking heeft op de maximalisatie van de participatiegraad van de Noordoost-Brabantse beroepsbevolking, met name waar dit het fundament van de arbeidsmarkt betreft. Ook de aansturing op en waar nodig bijstelling van de realisatie van deze ambitie valt binnen het bereik van het Werkbedrijf. Het marktbewerkingsplan heeft de in maart 2014 vastgestelde Startnotitie als vertrekpunt genomen. Het bouwt voort op inzichten opgedaan in bijeenkomsten van de werkgroepen Beleidsafstemming en Werkbedrijf (en de daaronder fungerende subwerkgroepen Werk voor de doelgroep, Harmonisatie werkgeversbenadering en Harmonisatie instrumentarium). Deze (sub)werkgroepen zijn samengesteld uit een afvaardiging van alle relevante partners. Ten behoeve van de opstelling van het marktbewerkingsplan is gebruik gemaakt van regionale statistische informatie en analyses (CBS, UWV, ROA/E,til/PSW) met betrekking tot bevolkingsopbouw, demografie, bedrijfseconomische ontwikkelingen, werkgelegenheids- en werkloosheidscijfers. Daarnaast is dankbaar gebruik gemaakt van de door de diverse partners geleverde input: gemeenten, UWV, SW-bedrijven en de werkgeversorganisaties BZW, ZLTO, MKB-Brabant/Zeeland, het door hen vormgegeven ambassadeursnetwerk werkgevers, de kartrekkers van de speerpuntsectoren van AgriFood Capital en een twintigtal andere werkgevers in de regio Noordoost-Brabant. De weerslag van hun inbreng en verwachtingen is meegenomen in het marktbewerkingsplan. Het marktbewerkingsplan is tot stand gekomen met ondersteuning van een begeleidingsgroep bestaande uit AgriFood Capital/BZW, UWV en de gemeente Veghel.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
2
1. Inleiding Een excellente en inclusieve arbeidsmarkt in Noordoost-Brabant, waarin het beschikbare arbeidspotentieel optimaal benut wordt: dát is de gezamenlijke ambitie van de samenwerkende partijen in het nieuw te vormen Werkbedrijf Noordoost-Brabant. Partners in het Werkbedrijf NoordoostBrabant zijn de 19 gemeenten, de werkgeversorganisaties (BZW, MKB-Brabant/Zeeland, ZLTO), de vakbonden (FNV en CNV), het UWV en de SW-bedrijven IBN, Weener XL en WSD. Deze ambitie sluit enerzijds aan bij de in het kader van Pact Brabant vastgelegde ambitie: “…de realisatie van een excellente arbeidsmarkt in Brabant, een arbeidsmarkt waarin bedrijven en mensen wendbaar en in positie zijn en goed mee kunnen in de gevraagde transities en dynamiek op de arbeidsmarkt. De infrastructuur, methodieken, programma’s, instrumenten en activiteiten zijn hier 1 optimaal op aangesloten. Anderzijds sluit deze ambitie aan bij de opgave “Iedereen doet mee” van Noordoost Brabant Werkt!, de People-lijn van AgriFood Capital. Noordoost Brabant Werkt! stelt zich de verhoging van de participatiegraad van de Noordoost-Brabantse beroepsbevolking ten doel. Een effectieve en soepele match tussen vraag en aanbod is voorwaardelijk voor een optimale benutting van het beschikbare arbeidspotentieel. De vraag vanuit de werkgever is daarbij leidend. Er is in de praktijk echter sprake van een aantal imperfecties die deze soepele arbeidsmarktwerking belemmeren: - Mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt - Bedrijfsinterne doorstroom en duurzame inzetbaarheid (verouderde kennis en vaardigheden, steeds dynamischere werkomgeving) - Externe doorstroom: van-werk-naar-werk - Instroom aan de onderkant, met name waar dit het arbeidspotentieel aan het fundament van de arbeidsmarkt betreft: de doelgroep werkzoekenden met een beperkt arbeidsvermogen. Met name het laatste aandachtspunt, het duurzaam vergroten van de participatiegraad aan het fundament van de arbeidsmarkt, is de uitdaging waarvoor de samenwerkende partners in het regionaal Werkbedrijf Noordoost-Brabant zich gesteld zien. Het marktbewerkingsplan beoogt inzicht te verschaffen in de aspecten die hierbij van belang zijn en een route uit te stippelen van afspraken en afstemming naar het beoogde resultaat. De opbouw van het marktbewerkingsplan is als volgt: Hoofdstuk 2: Aanleiding, achtergrond Hoofdstuk 3: De regio Noordoost-Brabant en Noordoost Brabant Werkt!/AgriFood Capital Hoofdstuk 4: Marktontwikkelingen Hoofdstuk 5: SWOT-analyse Hoofdstuk 6: De klant, kansen en mogelijkheden Hoofdstuk 7: De ambitie, kwalitatief en kwantitatief Hoofdstuk 8: Werkgeversdienstverlening Hoofdstuk 9: Uitvoering Hoofdstuk 10: Voorwaarden voor succes Hoofdstuk 11: Perspectief op samenwerkingsafspraken, taak- en rolverdeling Bijlagen Bijlage 1: Wet- en regelgeving, centrale afspraken Bijlage 2: Doelgroepdefinities en –bereik Werkbedrijf Noordoost-Brabant Bijlage 3: Inwoners, uitkeringsvolume (aantal uitkeringen) Noordoost-Brabant per uitkeringssoort en totaal plus aantal geregistreerde werkzoekenden Bijlage 4: Indicatieve kwantitatieve ambitie voor regio Noordoost-Brabant 2014-2026, geëxtrapoleerd vanuit de indicatieve kwantitatieve ambitie van de Werkkamer voor de periode 2015-2016 Bijlage 5: Gesprekspartners Bijlage 6: Gebruikte afkortingen
1
www.pactbrabant.nl
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
3
2. Aanleiding, achtergrond De Participatiewet wordt per 1 januari 2015 ingevoerd. In het kader van deze wet wordt Nederland ingedeeld in 35 arbeidsmarktregio’s. Per arbeidsmarktregio wordt een regionaal Werkbedrijf ingericht dat de schakel vormt tussen de werkgevers en de mensen die in het kader van de Participatiewet worden aangemerkt als behorend tot de doelgroep. Er is pas sprake van een Werkbedrijf als er een marktbewerkingsplan tot stand is gekomen dat onder andere de gemaakte samenwerkingsafspraken 2 bevat, evenals de afspraken over de wijze waarop de taken van het Werkbedrijf worden belegd . In Noordoost-Brabant hangt dit marktbewerkingsplan samen met de bredere regionale arbeidsmarktagenda van AgriFood Capital, met name de People-lijn Noordoost Brabant Werkt!. Verder sluit het aan op reeds bestaande samenwerkingsvormen in de uitvoering, zoals de werkgeversdienstverlening in de subregio’s Noordoost-Brabant Oost en de Meierij. Het samenwerkingsverband van het Werkbedrijf is verantwoordelijk voor de vaststelling van het marktbewerkingsplan op basis van de voorhanden zijnde regionale arbeidsmarktkenmerken en – ontwikkelingen. De sociale partners en het kabinet zijn in het sociaal akkoord van april 2013 overeengekomen om landelijk in de periode tot 2026 in totaal 125.000 extra plaatsingen in arbeid te realiseren van werkzoekenden die gerekend worden tot de doelgroep van de Participatiewet (de zogeheten ‘banenafspraak’). 100.000 plaatsingen worden gerealiseerd in de marktsector, 25.000 in de publieke sector (overheid en onderwijs). Als deze ambitie wordt gerealiseerd zal de Quotumwet niet in werking treden. De eerste teldatum voor de vaststelling of de realisatie van de ambitie van het sociaal akkoord op koers ligt is eind 2016. Voor Noordoost-Brabant betekent het sociaal akkoord de realisatie van ongeveer 5.000 extra plaatsingen van mensen uit de doelgroep in de periode tot 2026 (4.000 in de marktsector en 1.000 in de publieke sector). Voor de periode tot eind 2016 gaat het indicatief om 825 extra plaatsingen van mensen uit de doelgroep. De landelijke Werkkamer heeft de regio Noordoost-Brabant aangemerkt als een van de pilotregio’s voor de vorming van een regionaal Werkbedrijf. Het regionaal Werkbedrijf Noordoost-Brabant krijgt daarmee de mogelijkheid om maximaal naar eigen inzicht vorm en invulling te geven aan de regionale samenwerking en zal daarnaast als voorbeeld voor andere arbeidsmarktregio’s fungeren. Overigens is het streven naar verdergaande regionale samenwerking in Noordoost-Brabant niet ingegeven door de komst van de Participatiewet, maar eerder door inhoudelijke keuzes tot samenwerking in de triple helix die al een aantal jaren geleden gemaakt zijn en die onder andere geleid hebben tot de op- en inrichting van Noordoost Brabant Werkt! en AgriFood Capital. De samenwerkende partners in het Werkbedrijf Noordoost-Brabant hebben gekozen voor een bredere insteek dan die van de Participatiewet / het sociaal akkoord / de Quotumwet. De doelgroepkeuze is breder dan die van de banenafspraak (werkzoekenden met een verdiencapaciteit onder de 100% Wettelijk Minimum Loon (WML) met prioritaire aandacht voor de doelgroep Wajongers en SWgeïndiceerden tot en met 2016). Het marktbewerkingsplan gaat uit van een integrale benadering van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt, met daarbinnen specifieke aandacht voor de 3 doelgroep in het kader van de banenafspraak . Daarnaast neemt het een brede insteek richting alle ongeveer 10.000 ondernemers met meer dan vijf medewerkers in de regio Noordoost-Brabant, met daarbinnen specifieke aandacht voor de vijf speerpuntsectoren Agro & Food, Zorg en Welzijn, Techniek, Logistiek en Services. Deze ruimere insteek draagt bij aan de: Maximalisatie van het bereik onder werkzoekenden aan het fundament van de arbeidsmarkt; Maximalisatie van het bereik onder werkgevers met een (intrinsieke) bereidheid en vermogen om deze werkzoekenden in dienst te nemen; Minimalisatie van het risico op doelgroepconcurrentie (concurrentie tussen diverse doelgroepen werkzoekenden onderling bij inspanningen tot inpassing in arbeid, zoals bijvoorbeeld doelgroep sociaal akkoord en doelgroep WW50+); Maximalisatie van het commitment van de betrokken stakeholders. 2
Zie bijlage 1, Wet- en regelgeving, centrale afspraken voor uitgebreidere informatie over relevante wet- en regelgeving en afspraken 3 Zie bijlage 2, Doelgroepdefinities en –bereik Werkbedrijf Noordoost-Brabant voor een uitgebreidere duiding van de diverse doelgroepen die aan de orde zijn in het sociale domein en het fundament van de arbeidsmarkt
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
4
3.
De regio Noordoost-Brabant en Noordoost Brabant Werkt!/AgriFood Capital
Negentien gemeenten met in totaal ruim 600.000 inwoners vormen gezamenlijk de regio NoordoostBrabant. De zwaartepunten van economische bedrijvigheid in de regio zijn te vinden in de sectoren groot- en detailhandel, industrie, zorg en welzijn, zakelijke dienstverlening en bouw. De regio Noordoost-Brabant kent een cultuur en geschiedenis van samenwerking op het terrein van Economie en Arbeidsmarkt. Zo vindt in het kader van het samenwerkingsverband Noordoost Brabant Werkt! al sinds een aantal jaren afstemming en samenwerking plaats tussen het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid ten behoeve van de bevordering van een soepel en effectief functionerende 4 arbeidsmarkt . Het programma Noordoost Brabant Werkt! is ondersteunend/faciliterend naar en aanvullend op datgene wat werknemers, werkzoekenden, overheden en onderwijsinstellingen in de regio al doen voor een goed functionerende arbeidsmarkt. De insteek is dat meer inzicht in personeelsbehoefte en beter aanbod van opleidingen zal leiden tot meer banen, minder werkzoekenden, meer stages, minder personeelsknelpunten en effectievere opleidingsprogramma's. De focus ligt daarbij op de eigen kracht van werkgevers en burgers, waarbij werkgevers uitdrukkelijk in 5 de lead zijn . Het programma kent vijf speerpuntsectoren, die samen de belangrijkste economische bedrijvigheid van de regio betekenen: Agro en Food Zorg en Welzijn Techniek Logistiek Services De vier opgaven die Noordoost Brabant Werkt! zichzelf stelt zijn: Versterking van de speerpuntsectoren Focus op kansrijke beroepen en sectoren Iedereen doet mee in de speerpuntsectoren Kwetsbare jongeren in de boot. Het programma Noordoost Brabant Werkt! maakt deel uit van het domein 'People' van AgriFood Capital. AgriFood Capital is het bredere samenwerkingsverband van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden dat zich in het kader van het realiseren van Noordoost-Brabant als dé innovatieve topregio in agrifood richt op het netwerken en verbinden, proces- en programmamanagement en cofinanciering van initiatieven. Het is de intentie om het Werkbedrijf Noordoost-Brabant in te brengen in en onderdeel te laten zijn van het domein ‘People’ van AgriFood Capital. Aansluiting op en versterking van de relevante actielijnen van de speerpuntsectoren door het marktbewerkingsplan van het Werkbedrijf is dan ook essentieel.
4
Zie ook Noordoost Brabant Werkt! Uitvoeringsplan 2014 (Onderdeel van het Arbeidsmarktprogramma 2013-2015 Noordoost Brabant Werkt!), 23 januari 2014 5 5* Noordoost Brabant Werkt! Uitvoeringsplan 2014, p.5-6
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
5
4. Marktontwikkelingen In Noordoost-Brabant zijn indicatief 20.000 ondernemers actief, waarvan naar schatting 10.000 met 6 meer dan vijf medewerkers . De zwaartepunten van economische bedrijvigheid in de regio zijn te vinden in de sectoren groot- en detailhandel, industrie, zorg en welzijn, zakelijke dienstverlening en bouw. In een aantal van deze sectoren komt veel tijdelijk werk (uitzendwerk, detachering) en deeltijdwerk voor. 7
Van de in totaal circa 298.000 banen zijn er 173.000 in bovenstaande sectoren vertegenwoordigd (58%). Het aandeel van de banen in de sectoren industrie, bouwnijverheid en groothandel is ten opzichte van het Nederlands gemiddelde hoog. Dit maakt Noordoost-Brabant tot een conjunctuurgevoelige regio. Na een aantal jaren van economische krimp wordt dit en komend jaar weer een lichte groei verwacht (prognose CBS: 0,5% in 2014 en 1,5% in 2015). Desalniettemin wordt ook dit jaar nog een krimp van de werkgelegenheid verwacht in vrijwel alle sectoren. Het verwachte economisch herstel zorgt pas na 2015 voor een (lichte) daling van het aantal werkzoekenden. In eerste instantie leidt de aantrekkende economie tot een toename van arbeidsproductiviteit (jobless growth), pas later tot meer banen. De sectoren zakelijke dienstverlening en de groothandel in Noordoost-Brabant laten naar verwachting als eerste sectoren weer werkgelegenheidsgroei zien. Zodra het economisch herstel leidt tot meer werkgelegenheid, nemen de uitstroommogelijkheden voor werkzoekenden toe. Het ROA verwacht op middellange termijn knelpunten in de personeelsvoorziening voor werkgevers – en daarmee goede tot zeer goede perspectieven voor werkzoekenden - in vooral technische en zorgberoepen. Ook voor beroepen die veelvuldig onder werkzoekenden in Noordoost-Brabant voorkomen, zoals bouwvakkers, interieurverzorgers en chauffeurs zijn de perspectieven goed. Vergrijzing en ontgroening zorgen op middellange termijn voor een verdere toename van instroommogelijkheden voor werkzoekenden. Door de vergrijzing verlaten de komende tien jaar in Noordoost-Brabant bijna 38.000 mensen de arbeidsmarkt. Binnen zorg en welzijn verlaten ongeveer 8.300 55-65 jarigen deze sector, ook is er sprake van een toenemende zorgvraag als gevolg van de vergrijzing. Op de totale potentiële beroepsbevolking in Noordoost-Brabant (ruim 440.000 mensen tussen 15 en 65 jaar) zijn 291.000 mensen werkzaam in een baan van 12 uur per week of meer. De netto participatiegraad komt daarmee uit op 65,3%. De geregistreerde werkloos werkzoekende beroepsbevolking beslaat momenteel (juni 2014) ruim 25.500 mensen (8,7%) met zwaartepunten bij de categorie jongeren (15-27 jaar: 2.600 geregistreerde werkzoekenden, afnemend) en ouderen (ouder dan 50 jaar: 10.000 geregistreerde werkzoekenden, toenemend). Het totaal aantal geregistreerde werkloos werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden neemt licht af, zowel wat betreft de WW als de bijstandspopulatie. Meer dan 50% van de WW-gerechtigden heeft een uitkering langer dan 6 maanden. Van personen met een WW-uitkering in Noordoost-Brabant is bekend dat ruim 38% geen startkwalificatie heeft. Het totaal aantal uitkeringen in Noordoost-Brabant (inclusief SW-ers) bedraagt 8 bijna 64.000 . Ten opzichte van een jaar eerder is het aantal openstaande vacatures in de regio met 11% gedaald. Daarbij geldt dat het aantal openstaande vacatures op elementair niveau met bijna 45% is afgenomen, op lager niveau met 15% en op middelbaar niveau met 10%. Dit is een beduidend lichtere afname dan in de vorige meetperiode (maart 2014). Het aantal vacatures op hoger en wetenschappelijk niveau is met 37% toegenomen. Een gunstige ontwikkeling is daarnaast dat het aantal ingediende vacatures ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar met 34% is toegenomen. In de regio is ruim 40% van alle vacatures op laag niveau. Dit sluit aan bij het (opleidings)niveau van veel werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. De meeste nieuwe vacatures op lager niveau komen voor in de techniek, industrie, zorg en dienstverlening, transport, economischadministratieve beroepen en de horeca. 6
Alhoewel de Quotumwet het criterium 'bedrijven met meer dan 25 medewerkers' hanteert, blijkt uit eerder onderzoek en ervaringsgegevens dat met name MKB-bedrijven met 5 tot 50 medewerkers vanuit een sociale motivatie al een inclinatie hebben tot het aannemen van medewerkers uit de diverse doelgroepen. Zie ook Werk geven en nemen – Lessons Learned, BESO/TNO/WVS, juni 2012 7 Regionale Arbeidsmarkt Monitor Noordoost-Brabant, ROA, E,til en PSW 8 Zie bijlage 3. Inwoners, uitkeringsvolume (aantal uitkeringen) Noordoost-Brabant per uitkeringssoort en totaal plus aantal geregistreerde werkzoekenden
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
6
De speerpuntsectoren in Noordoost-Brabant, bestaande uit werkgevers, overheid en onderwijs, hebben alle een meerjarig actieplan opgeleverd waarin lijnen uitgezet zijn om de uitdagingen en marktontwikkelingen het hoofd te bieden. Op hoofdlijnen geven deze actieplannen een beeld van sectorale marktontwikkelingen dat aansluit bij bovenstaande analyse. Agro & Food - Uit onderzoek van een paar jaar geleden bij de 45 bij Food & Feed aangesloten bedrijven is gebleken dat in de periode tot 2020 een uitbreidingsvraag van ongeveer 3.000 medewerkers, met name op lagere functieniveaus (tot en met MBO-2), zou ontstaan. Uit recent onderzoek blijkt dat deze uitbreidingsvraag, ondanks voortschrijdende vergrijzing, inmiddels nagenoeg geheel verdampt is. Belangrijkste oorzaken: de verhoging van de pensioenleeftijd, verdergaande automatisering en (in mindere mate) de huidige economische situatie. De enige significante personeelsvraag (vooral vervangingsvraag) voor de komende jaren is te vinden in (proces)operators vanaf niveau MBO-3. - Vanuit de sector klinkt een sterk pleidooi voor: eerst meer werk (bedrijfseconomische groei), daarna commitment in het kader van de Participatiewet, het sociaal akkoord of de Quotumwet Zorg en Welzijn - De gevolgen van demografische en sociaaleconomische ontwikkelingen voor de sector in Noordoost-Brabant zijn: * overschotten op lagere (en in voorkomende gevallen hogere) niveaus, met name door bezuinigingen, vergrijzing, ontgroening, nieuwe technologie en nieuwe zorgconcepten; * tekorten aan hoger geschoold personeel (niveau 4 en 5) in met name ziekenhuizen als gevolg van innovatieve zorgconcepten en meer specialistische zorg; * tekorten op lange termijn door vergrijzing en ontgroening, mogelijk gedempt door nieuwe technologie en andere zorgconcepten. - De komende twee jaar verliezen circa 18.000 medewerkers hun baan in Noord-Brabant door bezuinigingen (effect voor de regio Noordoost-Brabant niet bekend) en nog eens 18.000 medewerkers zullen ander werk moeten gaan verrichten door moderniseringsslagen. - Tegelijkertijd ontstaat er na 2014 een grote vervangingsvraag. Verheldering van welke functies op welk niveau is nodig om tot een adequate analyse te kunnen komen met betrekking tot de potentie die het beschikbaar arbeidspotentieel aan uitkeringsgerechtigden in dit opzicht heeft.
-
Techniek In 2013 is onderzoek uitgevoerd naar de verwachte personeelsknelpunten in de sector techniek in Noordoost-Brabant op de middellange termijn. Er gaan zich met name knelpunten voordoen in de branches: * Metaal * Metalektro * Installatietechniek * ICT * Procesindustrie - In het actieplan wordt de focus gezet op deze vijf ‘brandhaarden’ en op de personeelsbehoefte op de middellange termijn. - Uit hetzelfde onderzoek blijkt een verwacht tekort van 300 à 400 technici in 2016, waarvan 200 op middelbaar en 100 à 200 op hoger niveau. - Grotere tekorten worden nog verwacht door vergrijzing, maar daar staat wel een vertragingseffect door het verhogen van de pensioenleeftijd tegenover. Services (Schoonmaak, catering, groen, beveiliging, horeca) - Er is momenteel weinig uitbreidingsvraag. - De branche heeft veel mogelijkheden voor en biedt dan ook veel werkgelegenheid aan werkzoekenden uit de diverse doelgroepen (ook veel SW-bedrijven zijn actief in deze branches). Het feit dat er al veel mensen uit de doelgroepen in dienst zijn brengt wel met zich mee dat het verzadigingspunt bereikt te lijken worden. Er is groei nodig om de opnamecapaciteit te kunnen verruimen en daarnaast goede communicatie die laat zien ‘dat het kan’.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
7
Logistiek - Momenteel zijn er weinig kansen in de logistiek. Er is weinig tot geen groei, recente ontwikkelingen zouden zelfs weer tot krimp kunnen leiden. Overkoepelend geldt voor de actieplannen van de speerpuntsectoren dat het thema inclusief werkgeverschap, het sociaal akkoord/de Participatiewet en de ontwikkelingen richting het regionaal Werkbedrijf nog de nodige aandacht verdienen, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht. Het onderwerp blijkt bij de achterban nog niet echt te spelen.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
8
5. SWOT-analyse
GUNSTIG
I N T E R N
E X T E R N
ONGUNSTIG
Sterkte
Zwakke punten
Klantkennis Veelheid aan partners/partijen (werkgevers, 19 gemeenten, werkgevers, 3 werkgeversorganisaties, 2 vakbonden UWV, Noordoost Brabant Werkt!, AgriFood Capital, 3 SW-bedrijven) Risico van gedegen maar trage publieke dienstverlening Afgezet tegen landelijk gemiddelde bovenmatig veel SW-ers en Wajongeren in Noordoost-Brabant
Bestuurlijk draagvlak voor regionale harmonisatie werkgeversdienstverlening en instrumentarium (startnotitie) Aanwezige ervaring tussen relevante partners in het kader van AgriFood Capital Regionale afstemming al aanwezig bij Noordoost Brabant Werkt! Subregionale ervaring met deze samenwerking in de uitvoering Krachtenbundeling door partijen
Kansen
Bedreigingen
Regelluwe beleidsruimte is aanwezig: Brabant is proeftuin arbeidsmarkt NOB is pilotregio Werkbedrijf Participatiewet biedt kansen Partijen vinden elkaar Eenduidigheid in instrumentarium en voorwaarden is een pré voor werkgevers Lichte groei werkgelegenheid in een beperkt aantal sectoren
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
Geen duurzame economische groei, de koek moet groter om meer mensen aan het werk te krijgen en te houden. De werkgelegenheid neemt nog niet toe Afname vacatures voor laag- en middelbaar geschoolden Beperkt beschikbare middelen Imago publieke partijen in de markt Onduidelijkheid landelijke afspraken Eigenbelang partners Doelgroepverdringing Diversiteit in instrumentarium en voorwaarden Concurrentiegevoeligheid (wel/geen betrokkenheid private partijen in de uitvoering)
9
6. De klant, kansen en mogelijkheden De opdracht lijkt simpel: zorg ervoor dat een werkgever de bereidheid heeft om bij een baanopening iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen en daarnaar te handelen. Selecteer vervolgens een of meer geschikte kandidaten uit het bestand aan beschikbaar arbeidspotentieel. Stel deze kandidaten voor aan de bereidwillige werkgever en de match is geregeld. Zeker als koudwatervrees en risico’s worden afgedekt door de beschikbaarstelling van een eenduidig en transparant instrumentarium (loonkostensubsidie, no-riskpolis, begeleiding, et cetera). Doe dit goed en bij herhaling en het uiteindelijke doel, verankering van inclusief werkgeverschap in het (strategisch) HRM-beleid van de ondernemers met personeel in Noordoost-Brabant, is een feit. En daarmee is tegelijkertijd de ambitie gerealiseerd die het Werkbedrijf Noordoost-Brabant zich gesteld heeft. Helaas verloopt het matchingproces meestal niet langs deze ideale lijn. Welke factoren belemmeren een soepel en effectief verloop van het matchingproces en wat is er nodig om dit te verbeteren? 6.1. De werkgever De meeste werkgevers zijn momenteel nog überhaupt niet met dit thema bezig. En van degenen die er wel aandacht aan besteden, hebben velen om meerdere redenen koudwatervrees: - Er is nog geen sprake van echte, duurzame economische groei en bedrijvigheid. Daarmee samenhangend is er ook nog geen sprake van een toenemende werkgelegenheid. En die is nodig om meer mensen aan te nemen. Dit blijkt ook uit de sectoranalyses in de actieplannen van de speerpuntsectoren (pagina 8 e.v.). Overigens zetten veel werkgevers bij een toenemende personeelsvraag eerst in op het vergroten van de arbeidsproductiviteit (jobless growth) en vervolgens op het uitbreiden van de flexibele schil (uitzending en detachering). 9 - Onderzoek wijst uit dat minder dan 20% van de werkgevers ervaring heeft met dienstverbanden met werknemers met een beperkt arbeidsvermogen. Onervarenheid, ongeïnformeerdheid en soms ook beperkende (voor)oordelen liggen hieraan ten grondslag en staan een positieve aannamebereidheid in de weg. - Veel werkgevers voelen of ervaren risico's bij het in dienst nemen van medewerkers uit de verschillende doelgroepen (ze zijn vaker of langer ziek, ongemotiveerd, hebben veel begeleiding nodig, et cetera). Werkgevers die een intrinsieke bereidheid hebben om dit type medewerkers aan te nemen verwachten een aantal zaken waaraan niet altijd voldaan wordt of kan worden: - minimalisering van het risico dat zij als werkgever lopen; - kunnen putten uit een zo breed mogelijk beschikbaar gestelde doelgroep; - snelheid van handelen en professionele dienstverlening na stelling van een vacature; - één aanspreekpunt (one-stop-shop, webportal); - bediend worden op de geografische schaal waarop zij actief zijn (lokaal/regionaal/landelijk); - een basispakket aan beschikbaar gestelde ondersteuning (met daarin minimaal een eenduidige loonwaardemeting, loonkostensubsidie, no-riskpolis, begeleiding/jobcoaching); - geen administratieve rompslomp of last van back-office procedures - duidelijkheid over de vraag of werkzoekenden met een arbeidsbeperking die in dienst genomen worden 'wel meetellen' voor de ambities en/óf verplichtingen in het kader van het sociaal akkoord, Social Return-bepalingen, CAO-afspraken, Quotumwet, regionale afspraken, et cetera.. Intrinsieke aandacht en motivatie op het thema is met name te vinden in het kleinere MKB, de mama/papa bedrijven die dicht op de omgeving zitten en van daar uit een (maatschappelijke) drive hebben tot het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking. Een verandering van mindset is nodig. Er is communicatie nodig naar werkgevers om de kansen en mogelijkheden die deze medewerkers bieden te laten zien. Best practices dienen georganiseerd en vervolgens naar voren gehaald te worden om te laten zien dat het niet alleen kan, maar ook voordelen oplevert. Daar waar bij een werkgever sprake is van een bereidheid tot het in dienst nemen van werkzoekenden met arbeidsvermogen, dient professioneel en tijdig gehandeld te worden, zodanig dat een kwalitatieve match tot stand gebracht wordt die leidt tot klanttevredenheid. 9
Werkgeversenquête Arbeidsmarkt (WEA), TNO, 2012
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
10
Er is op moment nog sprake van een spanningsveld tussen de huidige situatie (economische crisis, bezuinigingen, ruime arbeidsmarkt) en de verwachte ontwikkelingen op middellange termijn (krapte door vergrijzing en ontgroening en een oplevende economie). De uitdaging ligt in het verbinden van werkgevers op hun voorbereiding op de toekomstige krapte, zodat zij daar zo min mogelijk last van gaan krijgen. 6.2. De werkzoekende Bestandsontsluiting ten behoeve van transparantie en toegankelijkheid is een aandachtspunt dat speelt. Een van de bepalende factoren voor een succesvolle match tussen een werkgever en een werkzoekende is kennis van de klant. Een adequate ontsluiting van de bestanden van werkzoekenden is daarbij essentieel. Er is nu nog te vaak sprake van ontbrekende klantkennis. Wat zijn zijn/haar competenties, kennis, vaardigheden? Waar liggen beroepsaffiniteiten en, omgekeerd, waar liggen kansen in de markt? Wat heeft hij/zij nodig om succesvol duurzaam werk te hervatten? Maar ook: wat is zijn/haar attitude met betrekking tot werk, motivatie en/of reacties in bepaalde (beroeps)situaties? Dit zijn allemaal informatie-elementen waarover de intermediair dient te beschikken om kandidaten succesvol voor te kunnen stellen op een gestelde vacature bij een werkgever. Werk voor de doelgroep Plaatsingsmogelijkheden voor werkzoekenden uit de doelgroep zijn in aanleg in nagenoeg alle sectoren te vinden of te creëren. Dat gezegd hebbend zijn historisch gezien de sectoren industrie, economisch/administratief, transport, detailhandel, zakelijke diensten, zorg en horeca de sectoren waar de meeste kansen liggen voor mensen met een lagere vooropleiding of grotere afstand tot de arbeidsmarkt. In te zetten instrumentarium in het kader van werk voor de doelgroep: - Jobcrafting/jobcarving (functietaken herschikken zodat ze uitvoerbaar worden voor medewerkers met een beperkte inzetbaarheid). - Reshoring (het terughalen van (vaak laaggeschoolde) arbeid, met name in de maakindustrie als middel om volumematig werk te genereren voor werknemers die een lage productiecapaciteit hebben en/of laaggeschoold zijn). Met name de rekentool 'Total Cost of Ownership' is in dit verband interessant, Deze tool maakt het mogelijk om door te rekenen of en in welke omstandigheden het bedrijfseconomisch interessant is om de (primaire) productie terug naar 10 Nederland te halen, De rekentool is ontwikkeld in de VS en wordt momenteel in de regio MiddenBrabant (Midpoint) vertaald en aangepast voor toepasbaarheid in Nederland. Naar verwachting komt het instrument in het najaar van 2014 beschikbaar. - Inzet van EVC en E-portfolio kunnen ondersteunend zijn bij het inzichtelijk maken van datgene wat al tot de competenties, kennis en vaardigheden van werkzoekenden behoort in relatie tot vacatures die gesteld worden of zijn. - (Groeps)detachering en begeleid werk. - Collectief werkgeverschap (banenpools) tussen samenwerkende MKB-ondernemingen (zie bijvoorbeeld ook MKB-United). - Flexibele arbeid via uitzending en detachering als opstap naar vast werk. - Opleiding en scholing. Welke rol speelt het onderwijs in het inzetbaar maken en houden van werkzoekenden met een beperkt arbeidsvermogen.
10
The Reshoring Initiative, Harry Moser, 2010
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
11
7. De ambitie, kwalitatief en kwantitatief De gezamenlijke ambitie is om middels het regionaal Werkbedrijf Noordoost-Brabant te komen tot een kwalitatief en kwantitatief betere werking van de regionale arbeidsmarkt. Het gaat daarbij om een efficiënte, adequate en snelle match tussen werkgever en werkzoekende, met nadrukkelijke focus op werkzoekenden met een arbeidsbeperking. De missie van het Werkbedrijf Noordoost-Brabant dient nog nader gedefinieerd te worden maar zou als volgt kunnen luiden: Het Werkbedrijf Noordoost-Brabant streeft naar een excellente en inclusieve regionale arbeidsmarkt middels een zo optimaal mogelijke benutting van het beschikbare arbeidspotentieel. Hiertoe wordt ingezet op een zo groot mogelijke kwalitatieve en kwantitatieve versterking en inpassing in arbeid van het fundament van de arbeidsmarkt in de regio. Het Werkbedrijf stuurt integraal op de realisatie van de door de samenwerkende partijen (werkgevers, werknemers, overheden, UWV en SW-bedrijven) bepaalde ambitie. 7.1. Kwalitatief Extra banen zijn onder andere het gevolg van meer werkgelegenheid. En die komt er door economische groei of herinrichting en/of herverdeling van bestaand werk. De samenwerkende partners zijn sterk voorstander van: - Stimulering van economische groei en bedrijvigheid in de regio in samenhang met actielijnen en afspraken gericht op de inpassing in arbeid van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt. - Het onderzoeken en stimuleren van mogelijkheden tot het creëren van vormen van economische bedrijvigheid, binnen of aanvullend op de bestaande speerpuntsectoren; - Ten behoeve van de herinrichting en herverdeling van werk: de toepassing van instrumenten als jobcarving, jobcrafting en reshoring. De speerpuntsectoren, actieplannen en opgaven van Noordoost Brabant Werkt! zijn hier ondersteunend, versterkend en complementair aan. De samenwerking op regionale schaal dient een toegevoegde waarde te hebben ten opzichte van de nu al bestaande uitvoering op lokale, subregionale en regionale schaal. Deze meerwaarde dient terug te vinden te zijn in: - Een zichtbare verhoging van de vervullingsquota van door werkgevers gestelde vacatures met werkzoekenden uit de doelgroep van het regionaal pact arbeidsmarkt. - Een toegenomen klanttevredenheid onder werkgevers door kwalitatief goede, tijdige en professionele dienstverlening - En daardoor een vergroting van het marktbereik van de samenwerkende partners. Een bottom-up benadering (de bestaande situatie) is hierbij het vertrekpunt. Gezien de ervaring die al in de uitvoering is opgedaan tussen partijen in de werkgeversdienstverlening in de subregio’s Noordoost-Brabant Oost en de Meierij ligt het voor de hand om daar de samenwerking te intensiveren en vervolgens uit te breiden naar de schaal van de regio. Van daar uit wordt vervolgens toegewerkt naar de in de Startnotitie omschreven en overeengekomen wenselijke situatie. Het uitbouwen van de aanwezige vertrouwensbasis, gebaseerd op herkenning en erkenning van elkaars en het gezamenlijke belang is daarbij voorwaardelijk. Dit proces dient gestimuleerd en ondersteund te worden. 7.2. Kwantitatief Verankering van inclusief werkgeverschap in het (strategisch) HRM-beleid van 50% van de werkgevers met meer dan vijf medewerkers in Noordoost-Brabant (totaal aantal is ongeveer 10.000), resulterend in de aanname van medewerkers uit de doelgroep naar rato, redelijkheid en billijkheid in de periode tot 2026. Daarmee is de indicatieve ambitie voor de regio Noordoost-Brabant als relatief deel van de landelijke banenafspraak tot 2026 gerealiseerd. De gezamenlijke kwantitatieve ambitie is om in samenspraak met werkgevers te komen tot een vastgelegd commitment op de regionale kwantitatieve ambitie als relatief aandeel van de landelijk vastgelegde ambitie in het sociaal akkoord (825 extra plaatsingen in 2015-2016, naar verwachting
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
12
11
ongeveer 5.000 extra plaatsingen tot 2026) , en een bredere inspanningsverplichting om te komen tot de vacaturevervulling met werkzoekenden uit de bredere doelgroep. Uit signalen vanuit de sectoren en werkgevers komt het beeld naar voren dat het op dit moment niet mogelijk is om te komen tot een kwantitatieve ambitie waaraan werkgevers zich committeren die breder gaat dan de baanafspraak (indicatief 825 extra plaatsingen in 2015 en 2016). Daarvoor is de economische situatie nog te instabiel en de ontwikkelingen op korte termijn daardoor te onvoorspelbaar. Op dit moment, zo blijkt ook uit de sectorale analyses in de actieplannen van de speerpuntsectoren, is er geen enkele sprake van uitbreidingsvraag en een zeer beperkte vervangingsvraag. 7.3. Communicatie Het proces naar een vast te leggen kwantitatieve ambitie verloopt via het informeren en betrekken van meer werkgevers. Daarvoor is een regionale communicatie-campagne nodig die werkgevers ontvankelijk maakt, betrekt op het thema, motiveert en mobiliseert. Partijen die hierbij betrokken dienen te worden zijn (minimaal): - De speerpuntsectoren (communicatie naar de achterban) - Werkgeversorganisaties (communicatie naar de achterban, bijeenkomsten, ondernemerskringen) - Dienstverleners: voorlichting en informatie (groepsgewijs en één-op-één) - Bestaande (ambassadeurs)netwerken (lokaal, regionaal en provinciaal) - Lokale bestuurders (burgemeesters en wethouders) en lokale infrastructuur (o.a. Economische Zaken, ondernemersloketten etc.) - Partners en intermediairs (communicatiekanalen van alle relevante lokale, regionale en landelijke partners/intermediairs) Daarnaast ligt het voor de hand om daar waar een regionale kwantitatieve ambitie ontstaat een koppeling te zoeken met (relevante onderdelen van) goedgekeurde landelijke/regionale sectorplannen: Zorg en Welzijn (o.a. Transvorm), Procestechniek, Bouw, Transport en Logistiek, Uitzendbranche, Primair Onderwijs, Hoveniers en groenvoorziening, ICT, Metaalbewerking, Meubelindustrie, Carrosseriebranche, Technische installatiebedrijven, Dakdekkers, Tapijt- en textielindustrie, Grafimedia en Specialistisch vakmanschap. Voorgesteld wordt om ook hier vanuit een bottom-up benadering te beginnen met het meten en vastleggen van wat in de praktijk van de uitvoering nu al gebeurd en van daar uit toe te werken naar het gezamenlijk vastgestelde wenselijk perspectief. Vastgesteld moet worden wie gaat monitoren op prestatie-indicatoren en aantallen.
11
Zie bijlage 4, Indicatieve kwantitatieve ambitie voor regio Noordoost-Brabant 2014-2026, geëxtrapoleerd vanuit de indicatieve kwantitatieve ambitie van de Werkkamer voor de periode 2015-2016 voor een overzicht van het regionale aandeel in de landelijke ambitie als de indicatieve ambitie voor 2015-2016 als ijkpunt wordt genomen.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
13
8. De dienstverlening Het advies is om te beginnen met een aantal grotere bedrijven, daar ambities te formuleren, successen te boeken en deze vervolgens uit te dragen naar andere bedrijven in de regio met de boodschap: "zie dat het kan!" Adequate, snelle en effectieve dienstverlening aan de klant is daarbij van de essentie. Evenzogoed is een goede communicatie over bereikte successen uitermate belangrijk. Hierbij is het raadzaam om aansluiting te zoeken bij de activiteiten van Noordoost Brabant Werkt! Zowel waar het de opgave "Iedereen doet mee" betreft als waar het gaat om de speerpuntsectoren Agro & Food, Zorg en Welzijn, Techniek, Logistiek en Services. Dit is een van de onderwerpen onderwerp voor een nader uit te werken implementatieplan. Een regionaal uniform en transparant instrumentarium is voorwaardelijk voor een adequate en professionele ondersteuning van zowel de werkgever als de werkzoekende in de match naar duurzame werkhervatting. Het gaat daarbij om - de gehanteerde loonwaardemetingssystematiek - de loonkostensubsidie - de no-riskpolis - in te zetten begeleidings- en scholingsmogelijkheden Lokaal wordt door gemeenten bepaald voor wie/welk deel van de totale doelgroep het instrumentarium toegankelijk wordt gemaakt. Transparante en duidelijke communicatie hierover, zowel intern als extern, is essentieel. Het UWV zou hier bij voorkeur op aan dienen te sluiten. Een regionaal geharmoniseerd instrumentarium met bijbehorende geharmoniseerde dienstverlening (tot uiting komend in één regionaal werkgeversportal waar ondernemers met hun vragen en ondersteuningsbehoefte terecht kunnen) is een sprong voorwaarts. Bezien dient te worden in hoeverre aansluiting op de webportal die momenteel door AgriFood Capital ontwikkeld wordt meerwaarde biedt. Maar ook een geharmoniseerde doelgroepdefinitie draagt bij aan het succes van de te realiseren ambitie. Het is aan werkgevers moeilijk uit te leggen waarom een gemeente voor de social returnbepalingen die zij hanteren bij aanbestedingen een andere (ruimere) doelgroepdefinitie gehanteerd wordt dan in het kader van de Participatiewet/het sociaal akkoord. Voor het gezamenlijk werkproces met betrekking tot de uit te zetten werkgeversdienstverlening wordt qua schaalgrootte aansluiting gezocht bij datgene wat in de praktijk wenselijk en logisch is (regionale, subregionale of lokale uitvoeringsschaal). Het uitgangspunt is daarbij een maximaal eenduidig werkproces, gebaseerd op de 10 uitgangspunten Werkgeversbenadering Noordoost-Brabant: 1) Eén centraal aanspreekpunt (portal) voor werkgevers in de regio Noordoost-Brabant 2) Vraaggerichte insteek van bedrijfscontacten en –bezoeken op het gebied van de aangeboden HRM dienstverlening (zie onder 3) 3) Breedte HRM dienstverlening omvat globaal: a. Instroom van personeel (o.a. werving en selectie, mogelijkheden en cultuur voor doelgroepen, leeftijdsopbouw, stages en leerbanen, cultuur ) b. Doorstroom van personeel (o.a. ontwikkeling personeel, bijscholing) c. Uitstroom van personeel (o.a. ontslag, van werk naar werk, omscholing, personeelsbehoud) d. Subsidiemogelijkheden op het gebied van personeel e. Arbeidsmarktontwikkelingen sector / regio 4) Benadering van werkgevers vanuit één identiteit (Werkgeversservicepunt Noordoost-Brabant) en met goede ingang en bereikbaarheid voor werkgevers 5) Professionele dienstverlening 6) Registratie door adviseurs werkgeversdiensten en accountmanagers van bedrijfscontacten, gemaakte afspraken en geleverde diensten in een webbased toegankelijk registratiesysteem, namelijk CRM 7) Alle medewerkers van de samenwerkende partners raadplegen dit systeem voorafgaand aan (te plannen) bedrijfsbezoek 8) HRM dienstverlening is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de samenwerkende organisaties (gemeenten, SW-bedrijven, UWV, kenniscentra, ROC's(?), etc.) 9) Sectorgewijze aanpak met o.a. adviseurs werkgeversdiensten per sectorspecialiteit en integrale sectorale aanpak op middellange termijn met samenwerkingspartners voor tekortsectoren
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
14
10)
Eén gezamenlijk werkgeversteam Werkgeversservicepunt Noordoost-Brabant met adviseurs werkgeversdiensten / accountmanagers en specialisten
Eventueel hier aan toe te voegen uitgangspunten zijn: - Ontsluiting werkzoekendenbestand - Kennis van de klant (klant-werkzoekende én klant-werkgever) - Samenwerking publiek/privaat (uitzendbureaus, re-integratiebedrijven, werkgeversnetwerken) Daarnaast is een actieve aansluiting op en betrokkenheid van werkgevers en werkgeversorganisaties (BZW, MKB-Brabant/Zeeland, ZLTO) essentieel om de ambitie te realiseren. In dit verband kunnen de kartrekkers van de speerpuntsectoren van Noordoost Brabant Werkt! een toegevoegde waarde hebben. Hetzelfde geldt voor al bestaande werkgeversnetwerken waar de samenwerkende partijen op aangesloten zijn (zie ook onder). De mogelijkheden tot, of versterking van de aansluiting op een aantal Brabantse initiatieven dient nader onderzocht te worden: - Pact Brabant - Excelleren in Brabant (BZW, MKB-Brabant/Zeeland, ZLTO, SBB en kennisinstellingen) - De ondersteuningsmogelijkheden en informatieverstrekking van het Brabants expertisecentrum inclusief werkgeverschap BESO Brabant (ReflecT (Tilburg University), Wissenraet Van Spaendonck en provincie Noord-Brabant) - (Sub)regionale werkgeversnetwerken, ambassadeursnetwerken (AantWerk, Udendoetmee,Vorstengrafdonk Werkt, PDC Boxtel, Stagebureau Land van Cuijk) en het provinciebrede ambassadeursnetwerk sociale innovatie/inclusief ondernemerschap "Brabants Besten". - Het BUS-project Beeldvorming en zelfregie bij werkgevers en werkzoekenden - Startersbeurs - School Ex - Jeugdwerkloosheidsvrije zone / regionaal actieplan jeugdwerkloosheid Het is verder raadzaam om aansluiting bij en afstemming met andere initiatieven, zoals bijvoorbeeld het 7.500 banenplan van AWVN op te zoeken. AWVN zet in het kader van dit plan een accountteam in om landelijk 250 grotere bedrijven te motiveren, activeren en committeren om mensen uit de doelgroep van het sociaal akkoord aan te nemen, ook in Noordoost-Brabant. In overleg met deze bedrijven wordt een kwantitatieve ambitie geformuleerd, die vervolgens vertaald wordt naar in te vullen vacatures. De vacaturevervulling verloopt in het kader van dit project via bij OVAL aangesloten reintegratiebedrijven, bij Locus aangesloten SW-bedrijven en/of het UWV. In het belang van de werkgevers en in het kader van de regionale harmonisatiegedachte is het aan te raden om in de uitvoering hierbij gezamenlijk op te trekken. De werkgever is klant. De klanttevredenheid is bepalend voor het langere termijn succes van de werkgeversdienstverlening in de regio Noordoost-Brabant. Deze dient gemonitord en geëvalueerd te worden.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
15
9. De uitvoering Voor de werkgeversdienstverlening is de werkgever is klant. Een vraaggedreven, tijdige, efficiënte en effectieve match van beschikbaar aanbod op de aanwezige of gecreëerde vraag bij werkgevers is dan ook het vertrekpunt voor handelen. Het is daarbij de uitgesproken ambitie van samenwerkende partijen om in de uitvoering met één gezicht naar buiten te opereren, één aanspreekpunt (portal) voor werkgevers met vragen te operationaliseren en om op regionale schaal met een eenduidige en transparante propositie en productportfolio ondersteuning en ontzorging te bieden. De klant mag daarbij niet vermoeid of lastig gevallen worden met datgene wat in de backoffice georganiseerd moet worden (de interne werkprocessen). Het voorstel is om de uitvoering in de regio bottom-up vorm te geven en te beginnen vanuit de bestaande subregionale samenwerking in Noordoost-Brabant Oost (werkgebieden Oss, Veghel/Uden en Land van Cuijk incl. Boxmeer), Meierij, ’s-Hertogenbosch en UWV, met als doel een snelle, adequate en ontkokerde dienstverlening naar werkgevers. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten aan de orde. Als vertrekpunt voor de samenwerking wordt aansluiting gezocht bij de bestaande samenwerkingsvormen. Subregionaal zijn deze te vinden in Noordoost-Brabant Oost en de Meierij, waar in het kader van gecoördineerde dienstverlening begin 2013 al 12 samenwerkingsafspraken gemaakt en geoperationaliseerd zijn . Beide subregionaal gecoördineerde werkgeversbenaderingen zijn onderling al in vergaande mate op elkaar afgestemd en bieden een prima basis voor doorgroei naar een gemeenschappelijk regionaal niveau. Daarnaast verdient het aanbeveling om waar mogelijk ook in de uitvoering aan te sluiten op de vijf speerpuntsectoren en de relevante opgaven van Noordoost Brabant Werkt! Voor wat betreft de schaalgrootte van de uitvoering dient praktisch gehandeld te worden in termen van wat het beste werkt of passend is. Zo is het ondersteunen en begeleiden van een lokaal actieve onderneming waarschijnlijk eerder passend binnen de lokale activiteiten van de werkgeversdienstverlening of het werkgeversservicepunt dan de regionale schaal. Omgekeerd geldt het laatste wellicht als het gaat om een bedrijf dat regionaal opereert. Kortom, in de uitvoering dient ruimte geboden te worden voor subregionale en lokale differentiatie waar deze een toegevoegde waarde heeft. Verder lijkt afstemming en samenwerking met private partijen in de regio logisch. Alhoewel het de ambitie van de gezamenlijke werkgeversdienstverlening is om op het thema inclusief werkgeverschap hét aanspreekpunt voor werkgevers in de regio te zijn, is het maar zeer de vraag of de werkgevers in de regio zich daardoor laten leiden. Veelal zullen zijn ook kiezen voor private dienstverleners. Het is vanuit de optiek van de klant (de werkgever) dan ook van belang om tot afstemming en samenwerking met private intermediairs te komen. Een dergelijke samenwerking heeft als bijkomend voordeel dat de gezamenlijke slagkracht groter is dan die van ieder apart. Verder zijn voor een adequate uitvoering nodig: Een geharmoniseerd instrumentarium Één CRM systeem en werkproces (beiden back-office) Een gezamenlijke, interactieve webportal (aanhaken op digitaal portaal AgriFood Capital?) Een systeem voor monitoring en evaluatie klanttevredenheid (overwegend back-office). Gezamenlijke, eenduidige communicatie en uitstraling
12
Zie ook Werkgevers Dienstverlening Noordoost Brabant-Oost, Februari 2013 en Notitie Werkgeversbenadering Meierij, Projectgroep Meierijgemeenten, Januari 2013
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
16
10. De voorwaarden voor succes 10.1. Algemeen (Bedrijfs-)economische groei, vervangingsvraag en/of andere inrichting van de bedrijfsprocessen Realistische perceptie en bereidheid bij werkgevers (communicatie, extern én intern) Eenduidige werkgeversdienstverlening in de uitvoering (subregionaal doorgroeiend naar regionaal); brede HRM-benadering versterken Publiek/private samenwerking en/of afstemming Geharmoniseerd instrumentarium, 10.2. Proces Verandering mindset Wederzijds vertrouwen en respect Eenduidigheid over de gezamenlijk afgesproken te realiseren ambitie Maximale transparantie over en weer Fysieke en digitale ontmoetingsplaats voor professionals in de uitvoering (kennisdeling, samenwerking, afstemming, verdere professionalisering). 10.3. Brede doelgroepdefinitie Betere bediening van de klant (werkgever) op maat Meer mensen duurzaam aan het werk en uit de uitkering Voorkoming van doelgroepconcurrentie en –verdringing (met name tussen Participatiewet/Quotumwet/sociaal akkoord enerzijds en Social Return anderzijds). Meer eenduidigheid, daarmee meer transparantie en daardoor grotere toegankelijkheid voor/door de werkgever; en dat vergroot de slaagkans weer. Het voorstel is om de door PSO (Prestatieladder Socialer Ondernemen) gebruikte doelgroepdefinitie te hanteren. 10.4. Communicatie Een goede communicatie naar werkgevers in de regio is essentieel voor een succesvolle en effectieve dienstverlening vanuit het regionaal werkgeversservicepunt. Hierbij is een actieve inbreng en bijdrage van werkgevers(organisaties) essentieel. Dit vraagt een regiobrede communicatiecampagne met - een directe en actieve betrokkenheid van werkgevers(organisaties) - werkgevers met ervaring met medewerkers uit de doelgroep doen hun verhaal in ondernemerskringen, werkgeversverbanden - een voor werkgevers aansprekende, herkenbare website met regionale uitstraling en informatie, bij voorkeur interactief.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
17
11. Perspectief op samenwerkingsafspraken, taak- en rolverdeling Overeenstemming De samenwerkende partners zijn sterk voorstander van: Stimulering van economische groei en bedrijvigheid in de regio in samenhang met actielijnen en afspraken gericht op de inpassing in arbeid van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het onderzoeken en stimuleren van mogelijkheden tot het creëren van vormen van economische bedrijvigheid, binnen of aanvullend op de bestaande speerpuntsectoren; Ten behoeve van de herinrichting en herverdeling van werk: de toepassing van instrumenten als jobcarving, jobcrafting en reshoring. Wat moet er gebeuren? kwalitatief Het uitbouwen van de aanwezige vertrouwensbasis, gebaseerd op herkenning en erkenning van elkaars en het gezamenlijke belang is voorwaardelijk voor het realiseren van de gezamenlijke ambitie. Dit proces dient gestimuleerd en ondersteund te worden. Het advies is om te beginnen met een aantal grotere bedrijven, daar ambities te formuleren, successen te boeken en deze vervolgens uit te dragen naar andere bedrijven in de regio. Het is daarbij de uitgesproken ambitie van samenwerkende partijen om in de uitvoering met één gezicht naar buiten te opereren, één aanspreekpunt (portal) voor werkgevers met vragen te operationaliseren en om op regionale schaal met een eenduidige en transparante propositie en productportfolio ondersteuning en ontzorging te bieden. Bij de werkgeversdienstverlening is een bottom-up benadering (de bestaande situatie) het vertrekpunt. Gezien de ervaring die al in de uitvoering is opgedaan tussen partijen in de werkgeversdienstverlening in de subregio’s Noordoost-Brabant Oost en de Meierij ligt het voor de hand om daar de samenwerking te intensiveren en vervolgens uit te breiden naar de schaal van de regio. Van daar uit wordt vervolgens toegewerkt naar het in de startnotitie omschreven en overeengekomen geharmoniseerd perspectief. kwantitatief Verankering van inclusief werkgeverschap in het (strategisch) HRM-beleid van 50% van de werkgevers met meer dan vijf medewerkers in Noordoost-Brabant (totaal aantal is ongeveer 10.000), resulterend in de aanname van medewerkers uit de doelgroep naar rato, redelijkheid en billijkheid in de periode tot 2026. Daarmee is de indicatieve ambitie voor de regio Noordoost-Brabant als relatief deel van de landelijke banenafspraak tot 2026 gerealiseerd. Voor de korte termijn is het van belang om met terugwerkende kracht het aantal plaatsingen in 2013 en 2014 van Wajong-ers en SW-ers met loonwaarde van minder dan 100% WML (= werkzoekenden met arbeidsvermogen) te achterhalen. Bovendien is het noodzakelijk om met directe ingang de plaatsingen Wajong/SW plus minder dan 100%WML te registreren. Communicatie De sleutel voor het succes van het regionale werkbedrijf ligt bij de werkgevers in de regio. Het is van doorslaggevend belang dat zij goed geïnformeerd, gemobiliseerd, gefaciliteerd , ondersteund en daardoor gemotiveerd worden. Het proces naar een vast te leggen kwantitatieve ambitie verloopt via het informeren en betrekken van meer werkgevers. Daarvoor is een regionale communicatiecampagne nodig. Partijen die hierbij betrokken dienen te worden zijn (minimaal): De speerpuntsectoren (communicatie naar de achterban) Werkgeversorganisaties (communicatie naar de achterban, bijeenkomsten, ondernemerskringen) Dienstverleners: voorlichting en informatie (groepsgewijs en één-op-één) Bestaande (ambassadeurs)netwerken (lokaal, regionaal en provinciaal) Gemeentebestuurders (burgemeesters en wethouders) en lokale infrastructuur (o.a. ondernemersloketten etc.) Verdere vaststelling De visie, missie, doelstelling van het Werkbedrijf
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
18
-
De kwalitatieve ambitie Het proces om te komen tot een kwantitatieve ambitie Aansluiting bij de actieplannen van de speerpuntsectoren binnen een bredere benadering van het gehele veld aan werkgevers De bottom-up benadering als vertrekpunt om van daaruit door te groeien naar de situatie van één regionale dienstverlening vanuit één regionaal werkgeversservicepunt Rol en positie van de samenwerkende partners: * Gemeenten en UWV: faciliteren werkgeversdienstverlening, verantwoordelijk voor de uitvoering ervan * Werkgevers(organisaties): communicatie naar de achterban, activeren en motiveren; achterban betrekken op een kwantitatief en kwalitatief commitment (de regionale ambitie). * Vakbonden: ? * SW-bedrijven: uitvoering van werkgeversdienstverlening, toeleiding, plaatsing en begeleiding van kandidaten. Al dan niet in samenwerking/afstemming met private dienstverleners?
Daarnaast ligt het voor de hand om daar waar een regionale kwantitatieve ambitie ontstaat een koppeling te zoeken met (relevante onderdelen van) goedgekeurde landelijke/regionale sectorplannen: Zorg en Welzijn (o.a. Transvorm), Procestechniek, Bouw, Transport en Logistiek, Uitzendbranche, Primair Onderwijs, Hoveniers en groenvoorziening, ICT, Metaalbewerking, Meubelindustrie, Carrosseriebranche, Technische installatiebedrijven, Dakdekkers, Tapijt- en textielindustrie, Grafimedia en Specialistisch vakmanschap.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
19
BIJLAGE 1: Wet- en regelgeving, centrale afspraken Onderstaand volgt een summier overzicht van de meest relevante wet- en regelgeving die van invloed is of kan zijn op de regionale samenwerking tussen de belanghebbende partijen. 1.1. De Participatiewet Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Het doel van de wet is om meer mensen, ook mensen met een arbeidsbeperking, aan de slag te krijgen. De gemeente wordt vanaf die datum verantwoordelijk voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Mensen die nu in de Wajong zitten behouden hun Wajong-uitkering en blijven bij het UWV. Vanaf 1 januari 2015 is de Wajong er alleen nog voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Mensen met arbeidsvermogen vallen vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet. De gemeente heeft voor de nieuwe doelgroep dezelfde taken als voor mensen met een bijstandsuitkering, namelijk om deze mensen ondersteuning te bieden gericht op arbeidsinschakeling en, waar nodig, inkomensondersteuning. Voor de re-integratieondersteuning krijgt de gemeente een gebundeld re-integratiebudget en meer instrumenten tot haar beschikking. Gemeenten bepalen op basis van maatwerk wie voor welke vorm van ondersteuning in aanmerking komt. Gemeenten werken op regionaal niveau samen met UWV, werkgevers- en werknemers organisaties in de te vormen 35 regionale Werkbedrijven om mensen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen te plaatsen op de extra banen die werkgevers beschikbaar stellen (de zogeheten garantiebanen in het kader van het tussen sociale partners en het kabinet afgesloten sociaal akkoord (april 2013)). Tot deze groepen behoren ook Wajongers en mensen die tot 31 december 2014 op de wachtlijst Wet sociale werkvoorziening (Wsw) stonden. Voor mensen die door hun arbeidsbeperking enkel in een beschutte omgeving kunnen werken, is er nu de Wsw. Met ingang van 2015 kunnen er geen mensen meer in de Wsw instromen. In plaats daarvan komen er andere instrumenten om te zorgen dat mensen met een arbeidsbeperking een plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden, zoals loonkostensubsidie en beschut werk. Dankzij de 125.000 garantiebanen in het kader van het sociaal akkoord worden er extra plaatsingen van mensen met een arbeidsbeperking gerealiseerd. Gemeenten hebben de lead bij de vorming van de regionale Werkbedrijven. Werkgevers- en werknemersorganisaties nemen deel aan het bestuur. De Werkbedrijven spelen een belangrijke rol bij het realiseren van de garantiebanen in het kader van het sociaal akkoord. Bovendien betrekken gemeenten de regionale Werkbedrijven bij het organiseren van beschut werk. In elke regio wordt een basispakket aan functionaliteiten onder regie van het Werkbedrijf georganiseerd. De Werkbedrijven hebben onder andere tot doel om werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen te ‘ontzorgen’. 1.2. De Quotumwet De Quotumwet legt de banenafspraak uit het sociaal akkoord wettelijk vast en regelt hoe het aantal gerealiseerde extra banen wordt gemeten. Als stok achter de deur bevat de Quotumwet een uitgewerkte quotumregeling. Met deze quotumregeling krijgen werkgevers met 25 medewerkers of meer de verplichting om 5% van hun personeelsbestand te laten bestaan uit mensen met een arbeidsbeperking. Indien werkgevers daar niet aan voldoen, betalen zij een heffing voor niet vervulde plekken (€5.000,- per fte per jaar). De quotumregeling wordt pas geactiveerd als werkgevers de aantallen banen uit de banenafspraak niet realiseren. Dit gebeurt na overleg met gemeenten en sociale partners. 1.3. Het sociaal akkoord In het kader van het sociaal akkoord, afgesloten tussen sociale partners en het kabinet in april 2013, stellen werkgevers in de periode 2014-2026 125.000 garantiebanen beschikbaar voor werkzoekenden die minder dan 100% verdiencapaciteit WML hebben. Het gaat om 100.000 garantiebanen in de private sector en 25.000 garantiebanen in de publieke sector. Het gaat hierbij om extra plaatsingen in werk van mensen die tot de doelgroep behoren bovenop het aantal medewerkers dat aan het criterium voldoet en dat werkgevers al in dienst hebben (nulmeting per peildatum 1 januari 2013). In de eerste jaren (2015 en 2016) zijn alle Wajongeren en SW-geïndiceerden die op de wachtlijst SW staan daarbij aangewezen als prioritaire doelgroep. Voor deze groepen geldt in deze jaren dus niet dat zij dienen te voldoen aan het criterium ‘verdiencapaciteit onder de 100% WML’. In dit opzicht is de doelgroepdefinitie van het sociaal akkoord ruimer dan die van de Quotumwet.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
20
1.4. CAO-afspraken In een groeiend aantal collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) worden afspraken gemaakt om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. In totaal zijn er in Nederland zo’n 1.000 CAO’s. Iets minder dan de helft daarvan bevat afspraken over de aanname van mensen uit doelgroepen, met name Wajongers, arbeidsgehandicapten en Wsw’ers. Met name de operationalisering van CAOafspraken verloopt problematisch. De vertaalslag van centraal akkoord naar individuele werkgevers blijkt weerbarstig te zijn. De afspraken in het Sociaal Akkoord zullen er naar verwachting toe leiden dat in nog meer CAO’s concrete doelstellingen worden opgenomen over het beschikbaar stellen van arbeidsplaatsen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het wettelijk verankeren van de afspraken uit het sociaal akkoord, op straffe van activering van een wettelijke quotumverplichting, zal CAO-partijen en meer in het bijzonder werkgevers stimuleren zich daadwerkelijk in te spannen om de gemaakte afspraken gestand te doen. De financiële gevolgen voor werkgevers als zij niet aan de afspraken voldoen, vormen hierbij een stok achter de deur. 1.5. Social Return Het staat aanbestedende partijen vrij om een eigen doelgroepdefinitie te hanteren. Wel is het zo dat in het kader van Social Return bij aanbestedingen door met name publieke overheden (Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, staatsbosbeheer, et cetera) in toenemende mate de doelgroepdefinitie van PSO (de Prestatieladder Socialer Ondernemen) wordt toegepast. Deze is veel ruimer dan de voor de Participatiewet, de Quotumwet en het sociaal akkoord gehanteerde doelgroepbepalingen (zie ook bijlage 2, Doelgroepdefinities en –bereik Werkbedrijf Noordoost-Brabant) Hierdoor dreigt spanning te ontstaan tussen de invulling van Social Return bepalingen enerzijds en het realiseren van de ambities van de Participatiewet/Quotumwet/sociaal akkoord anderzijds. Deze spanning zal, als deze zich voordoet, contraproductief blijken te zijn. 1.6. Lage loonschalen in CAO's Omdat veel van de werkzoekenden die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet niet in staat zijn zelfstandig het minimumloon te verdienen, is in het sociaal akkoord ook afgesproken dat in deze situaties de werkgever een beroep kan doen op de hiervoor ontwikkelde loonkostensubsidie. Dat wil zeggen dat de loonwaarde via een loonkostensubsidie aan de werkgever, of een loonsuppletie aan de werknemer, wordt aangevuld tot 100% van het wettelijk minimumloon (WML). Om ervoor te zorgen dat werkgevers ook voldoende arbeidsplaatsen invullen met werkzoekenden met een beperking is ook overeengekomen om in CAO’s specifiek voor deze doelgroep passende loonschalen op te nemen tussen 100% en 120% van het WML. Dit moet werkgevers stimuleren om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen. De combinatie van de loonkostensubsidie met passende loonschalen, die beginnen bij 100% WML, bevordert immers de mogelijkheden tot inschakeling van werkzoekenden met een relatief geringe productiviteit. 1.7. De Wet Werk en Zekerheid Op 29 november 2013 heeft minister Asscher het wetsvoorstel Werk en zekerheid bij de Tweede Kamer ingediend. De voorstellen vloeien voort uit het sociaal akkoord. Hetgeen in 2013 is afgesproken met vakbonden en werkgeversorganisaties is nu door de minister in een wetsvoorstel uitgewerkt. Kernpunten in het wetsvoorstel zijn: • De rechtspositie van flexwerkers wordt versterkt • Het ontslagrecht wordt sneller, goedkoper en eerlijker • De WW wordt er meer op gericht om mensen weer snel aan het werk te krijgen
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
21
Figuur: Transities op de arbeidsmarkt
Alhoewel de Wet Flex en Zeker niet direct binnen de werkingssfeer van het Werkbedrijf NoordoostBrabant valt, wordt hij hier wel vermeld in verband met de relevantie van een adequate inzet op het minimaliseren van de kans op instroom in de WW (en vervolgens, bij het bereiken van het einde uitkeringsrecht WW, doorval naar de Participatiewet). Het thema is relevant voor zowel werkgevers als de overheid. Vanuit werkgeversperspectief bezien moge het duidelijk zijn dat de doelgroepdefinities zoals die zijn vastgelegd in de diverse wetsvoorstellen en centrale afspraken tot verwarring (kunnen) gaan leiden. Werkgevers die bereid zijn om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen, willen weten of deze medewerkers 'meetellen' voor datgene wat afgesproken (sociaal akkoord) of opgelegd (quotumwet, social return) is. Aangezien deze doelgroepdefinities in breedte van hun bereik variëren dreigt hier onduidelijkheid en spanning te ontstaan. In het ergste geval zal dit zelfs gaan leiden tot doelgroepconcurrentie en –verdringing. Uit de vele gesprekken en discussies hierover binnen de (sub)werkgroepen en met werkgevers(organisaties) blijkt dat alle partijen sterk pleiten voor een zo eenduidig en breed mogelijke doelgroepdefinitie met betrekking tot de regionaal te realiseren ambitie, bij voorkeur de definitie zoals gehanteerd door PSO (zie bijlage 2, Doelgroepdefinities en –bereik Werkbedrijf Noordoost-Brabant). Besluitpunt: Het advies aan de stuurgroep Werkbedrijf is om dit standpunt over te nemen en de doelgroepdefinitie breed en conform de doelgroepdefinitie PSO vast te stellen.
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
22
BIJLAGE 2: Doelgroepdefinities en –bereik Werkbedrijf Noordoost-Brabant 1. Participatiewet De doelgroep van de Participatiewet bestaat uit mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op, al dan niet tijdelijke, ondersteuning om in hun bestaan te voorzien en/of op ondersteuning om aan het werk te komen. De doelgroep van de Participatiewet valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Deze doelgroep bevat dus zowel mensen met als zonder een uitkering en zowel mensen met een verdiencapaciteit boven 100% WML als daaronder. In de huidige situatie bestaan voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen: de Wajong, de Wsw en de WWB. Deze regelingen worden vervangen door één regeling voor mensen met arbeidsvermogen: de Participatiewet. Wajongers uit het zittend bestand behouden echter hun Wajong-uitkering en blijven de verantwoordelijkheid van UWV. De Wsw wordt met ingang van 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. De Wsw blijft bestaan voor de mensen die vóór 1 januari 2015 al in een Wswdienstbetrekking werkzaam zijn. Mensen die op 31 december 2014 in een Wsw-dienstbetrekking 13 werken, houden hun wettelijke rechten en plichten. Zie ook Handreiking Modelverordeningen Participatiewet, Deel: Participatiewet, Hoofdstuk 2, pp. 5-7 (Programmaraad, April 2014) voor een nadere definitie van wie precies behoort tot de “Doelgroep ondersteuning bij arbeidsinschakeling” en daarmee onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt en voor welke groepen UWV verantwoordelijk is/blijft. 2. Quotumwet De doelgroep van de Quotumwet is een deelverzameling van de doelgroep van de Participatiewet en bestaat uit: 14 personen met arbeidsvermogen die voor arbeidsondersteuning een beroep doen op de gemeente en die naar het oordeel van UWV een verdiencapaciteit hebben die onder de 100% WML uitkomt; mensen met een Wsw indicatie; mensen die in de Wajong zitten of die in de Wajong zaten en die na de invoering van de Participatiewet overgaan naar de gemeente; mensen die werken vanuit de Wajong (in de Participatiewet wordt geregeld dat sommige werkenden in de Wajong niet meteen overgaan naar gemeenten. Deze tellen echter wel mee voor de doelgroep garantiebanen/quotum). 3. Sociaal akkoord In het kader van het sociaal akkoord stellen werkgevers in de periode 2014-2026 125.000 extra banen (zogeheten garantiebanen) beschikbaar voor werkzoekenden die minder dan 100% verdiencapaciteit WML hebben. Het gaat om 100.000 garantiebanen in de private sector en 25.000 garantiebanen in de publieke sector. Het gaat hierbij om extra plaatsingen in werk van mensen die tot de doelgroep behoren bovenop het aantal medewerkers dat aan het criterium voldoet en dat werkgevers al in dienst hebben (nulmeting per peildatum 1 januari 2013). In de eerste jaren (2015 en 2016) zijn alle Wajongeren en SW-geïndiceerden die op de wachtlijst SW staan daarbij aangewezen als prioritaire doelgroep. Voor deze groepen geldt in deze jaren dus niet dat zij dienen te voldoen aan het criterium ‘verdiencapaciteit onder de 100% WML’. In dit opzicht is de doelgroep van het sociaal akkoord iets breder dan die van de Quotumwet. 15
4. CAO-afspraken In een groeiend aantal collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) worden afspraken gemaakt om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. In totaal zijn er in Nederland zo’n 1.000 CAO’s. Ter illustratie: voor de SZW rapportage ‘CAO–afspraken 2011´ zijn 100 CAO’s onderzocht, die van toepassing zijn op circa 5,4 miljoen werknemers (ruim 85 procent van de werknemers onder een CAO) . De peildatum voor deze rapportage is 1 april 2012. 13
Programmaraad, Handreiking Modelverordeningen Participatiewet. Deel: Participatiewet, April 2014 Iemand heeft alleen arbeidsvermogen als hij aan alle vier de vereisten voldoet: 1. Een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie; 2. Basale werknemersvaardigheden heeft; 3. Ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en 4. Ten minste vier uur per dag belastbaar is. (bron: Ontwerpbesluit wijziging Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, http://bit.ly/1li0Ymw ) 15 Wetsvoorstel Quotumwet, 17 april 2014 14
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
23
Geactualiseerd naar 1 januari 2013 geeft dit het volgende beeld: 49 van de 100 CAO’s bevatten afspraken over een inspanningsverplichting om instroom van mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen. Van deze 49 CAO’s bevatten 40 CAO’s afspraken voor de doelgroepen Wajongers, arbeidsgehandicapten en Wsw’ers. Hiervan bevatten zeven CAO’s afspraken voor meerdere van deze drie genoemde doelgroepen. 16 CAO’s van de 49 bevatten concrete doelstellingen voor de doelgroep arbeidsgehandicapten. De afspraken in het sociaal akkoord zullen er naar verwachting toe leiden dat er in (veel) meer CAO’s concrete doelstellingen worden opgenomen over het beschikbaar stellen van arbeidsplaatsen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het wettelijk verankeren van de afspraken uit het Sociaal Akkoord, op straffe van activering van een wettelijke quotumverplichting, zal CAO-partijen en meer in bijzonder werkgevers stimuleren zich daadwerkelijk in te spannen om de gemaakte afspraken gestand te doen. De financiële gevolgen voor werkgevers als zij niet aan de afspraken voldoen, vormen hierbij een stok achter de deur. 5. Social Return Het staat aanbestedende partijen vrij om een eigen doelgroepdefinitie te hanteren. Wel is het zo dat in het kader van Social Return bij aanbestedingen door met name publieke overheden (Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, staatsbosbeheer, et cetera) in toenemende mate de doelgroepdefinitie 16 van PSO (de Prestatieladder Socialer Ondernemen) wordt toegepast. Deze luidt : 1. WWB/IOAW/IOAZ a) Personen die voor instroom een bijstandsuitkering ontvingen van een gemeente. Deze tellen vanaf het moment van instroom drie jaar mee voor Social Return. 2. WAO/WIA/WAZ/Wajong a) Personen tellen mee op grond van een claimbeoordeling volledig arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard of op basis van een jonggehandicapte status. Hieronder vallen ook Arbeidsgehandicapten die vallen onder de doelgroep van artikel 29b van de Ziektewet. Hieronder valt in ieder geval iedereen: - die voorafgaand aan de dienstbetrekking bij een werkgever recht had op WIA, Wajonguitkering of een indicatiebeschikking voor WSW; - die op basis van de claimbeoordeling WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is; b) Personen die op grond van een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) van een private verzekeraar arbeidsongeschikt zijn verklaard. Denk aan zelfstandige ondernemers. c) Zolang personen een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen, blijven ze volledig meetellen voor Social Return. d) Personen uit de doelgroep van artikel 29b tellen, conform de termijn in de Ziektewet, vijf jaar mee vanaf het moment dat zij aan het werk zijn gegaan. Indien een persoon binnen die vijf jaar van werkgever is gewisseld, mag hij of zij voor de resterende termijn meegeteld worden door de nieuwe werkgever. e) Let op: zieke werknemers die in de eerste twee jaar na ziekmelding weer aan het werk gaan bij de eigen werkgever (spoor 1 van de Wet Verbetering Poortwachter) of bij een andere werkgever (spoor 2) tellen niet mee. 3. SW-geïndiceerd a) Personen met een indicatiebeschikking SW blijven meetellen voor Social Return zolang de indicatie geldig is. 4. WW a) Personen met als uitgangspositie ‘WW-uitkering’ tellen pas mee als ze vóór instroom één jaar of langer een WW-uitkering ontvingen. Als een persoon tijdens zijn recht op een WWuitkering weer aan het werk gaat en binnen 26 weken opnieuw werkloos wordt, loopt de oude uitkering weer verder (herleving van de uitkering) voor de duur die de werkloze nog te goed had. In dit geval telt voor Social Return de uitkeringsduur vóór het weer aan het 16
Bron: Afbakening PSO-doelgroep Handleiding PSO 1.1 : TNO rapport 051.01723
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
24
werk gaan mee met de duur van de WW na het opnieuw werkloos worden (moet bij elkaar ook minimaal één jaar zijn). b) Personen met uitgangspositie WW mogen vanaf het moment van instroom drie jaar voor Social Return worden meegeteld (zolang ze werkzaam zijn bij de aanvrager). 6. UWV Dan resteren nog de werkzoekenden die onder de verantwoordelijkheid van UWV vallen. Vuistregel daarbij is dat het dan gaat om uitkeringsgerechtigde werkzoekenden die hun uitkering van UWV ontvangen: Werkzoekenden met een WW-uitkering met daarbinnen specifiek: - de groep WW-55+ in verband met de geringe kans op werkhervatting - de groep jeugdwerklozen met een WW-uitkering. Deze heeft in het algemeen niet veel WWrecht opgebouwd en zal dus relatief snel 'doorvallen' naar de gemeente. - sowieso alle werkzoekenden met een WW-uitkering die tegen het eind van hun WW-recht aanlopen verdienen aandacht in verband met het feit dat ze een beroep zullen gaan doen op een bijstandsuitkering en onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid gaan vallen. Wajong-gerechtigden. Zittend bestand Wajong blijft de verantwoordelijkheid van UWV maar zal wel hertoetst worden op resterend arbeidsvermogen en daardoor wellicht in uitkering achteruit gaan. WIA (met name WGA): ook hier geldt dat sprake is of kan zijn van arbeidsvermogen en het leveren van inspanningen om te komen tot werkhervatting. 7. Tot slot Tot slot is er nog de doelgroep werkenden met een afstand tot de arbeidsmarkt die met werkloosheid bedreigd is. Veel personeel dat momenteel werk heeft maar laag- of ongeschoold is zal bij ontslag onmiddellijk tot de doelgroep 'werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt' gerekend kunnen/moeten worden. Zie ook Bijlage 1, De Wet Werk en Zekerheid. Ook deze doelgroep behoeft aandacht onder het motto "draai de kraan dicht voordat je gaat dweilen".
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
25
BIJLAGE 3: Inwoners, uitkeringsvolume (aantal uitkeringen) Noordoost-Brabant per 17 uitkeringssoort en totaal plus aantal geregistreerde werkzoekenden
Inwoners, uitkeringsvolume en geregistreerde werkzoekenden NoordoostBrabant 18 19 20 21 Inwoners WWB SW Wajong Bernheze 29.711 290 280 Boekel 10.098 120 140 Boxmeer 28.145 350 340 Boxtel 30.293 520 360 Cuijk 24.767 520 310 Grave 12.698 170 180 Haaren 13.556 130 340 Landerd 15.234 100 170 Maasdonk 11.214 70 60 Mill en Sint Hubert 10.873 100 110 Oss 85.039 1.760 1150 s Hertogenbosch 143.569 4.700 2150 Schijndel 23.365 310 320 Sint-Anthonis 11.707 80 260 SintMichielsgestel 28.085 260 330 Sint-Oedenrode 17.936 170 170 Uden 40.931 770 560 Veghel 37.478 570 340 Vught 25.654 370 510 Totaal
600.353
11360 6012
Totaal aantal uitkeringen Noordoost-Brabant:
8080
22
23
NWW 906 269 1069 1181 1180 542 403 473 389
285 2535 4111 587 246
360 3900 5420 980 310
385 4214 8176 783 345
631 451 1138 982 639
840 570 1610 1360 770
806 543 1660 1351 892
16033
22420
25567
WW WIA/WAO 689 950 184 400 740 1040 794 1090 693 1040 357 430 297 350 362 520 312 480
24
63905
17
De beroepsbevolking omvat iedereen van 15 tot 65 jaar die 12 uur of meer per week werkt (werkzame beroepsbevolking) en iedereen die wil en kan werken en actief op zoek is naar werk voor 12 uur of meer per week (werkloze beroepsbevolking). Het nww-percentage is het aantal geregistreerde werkzoekenden afgezet tegen de beroepsbevolking. Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, UWV, juni 2014 18 www.overheidinnederland.nl, standcijfer juni 2014 19 www.statline.cbs.nl, standcijfer december 2013 WWB-uitkeringen 20 IBN, WSD en Weener XL (per aug. 2014 IBN 3.300, WSD 1.428 en Weener XL 1.284) 21 www.statline.cbs.nl, standcijfer december 2013 Wajong-uitkeringen 22 Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, arbeidsmarktregio Noordoost-Brabant; UWV, juni 2014 23 www.statline.cbs.nl, standcijfer december 2013 WIA/WAO/WAZ-uitkeringen; hiervan is 64% WAO, 22% WGA, 9% IVA en 5% WAZ 24 Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, arbeidsmarktregio Noordoost-Brabant; UWV, juni 2014
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
26
BIJLAGE 4: Indicatieve kwantitatieve ambitie voor regio Noordoost-Brabant 2014-2026, geëxtrapoleerd vanuit de indicatieve kwantitatieve ambitie van de Werkkamer voor de periode 2015-2016 Indicatieve ambitie banenafspraak Werkkamer voor regio Noordoost Brabant 2014-2026 Ambitie
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
Markt aantal extra per jaar Markt cumulatief
6.000 6.000
8.000 14.000
9.000 23.000
8.000 31.000
9.000 40.000
10.000 50.000
10.000 60.000
10.000 70.000
10.000 80.000
10.000 90.000
10.000 100.000
0 100.000
Overheid aantal extra per jaar Overheid cumulatief Cumulatief totaal landelijk
3.000 3.000 9.000
3.500 6.500 20.500
3.500 10.000 33.000
2.500 12.500 43.500
2.500 15.000 55.000
2.500 17.500 67.500
2.500 20.000 80.000
2.500 22.500 92.500
2.500 25.000 105.000
0 25.000 115.000
0 25.000 125.000
0 25.000 125.000
231 231
308 539
346 885
308 1.193
346 1.539
385 1.924
385 2.309
385 2.694
385 3.079
385 3.464
385 3.849
0 3.849
Overheid aantal extra/jaar Overheid cumulatief Cumulatief totaal NOB
130 130 361
151 281 820
151 432 1.317
108 540 1.733
108 648 2.187
108 756 2.680
108 864 3.173
108 972 3.666
108 1.080 4.159
0 1.080 4.544
0 1.080 4.929
0 1.080 4.929
Cumulatief NOB per jaar
361
459
497
416
454
493
493
493
493
385
385
0
Landelijk
Noordoost-Brabant
3.845
Markt aantal extra per jaar Markt cumulatief 1.080
Totaal
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
4.925
4.929
27
BIJLAGE 5: Gesprekspartners in het kader van het regionaal
marktbewerkingsplan Werkbedrijf Noordoost-Brabant Bedrijven Enexis Fa. Koenen & Zn. Gascogne Groep Gebe Beheer Gebr. Jonkers GoCartridge GOM GWS dé Schoonmaker Het Vitaminerijk Hutten Catering Interpolis/Achmea ITB Companies Jaspers Cleaning Products Kuehne + Nagel Macek Technika Meerkat BV Sligro Food Group Vandervalk + de Groot
Plaats Rosmalen Holthees Eindhoven Vught Elshout Mill s-Hertogenbosch Rosmalen Vught Veghel Tilburg Boxmeer Kruisstraat Veghel Oss St.-Oedenrode Veghel Waalwijk
Werkgeversorganisaties
Naam Bouwend Nederland BZW
Naam Mw. M. François Dhr. P. Koenen Dhr. H. Raaijmakers Dhr. G. Berkelmans Dhr. R. Jonkers Dhr. H. Cornelissen Mw. C. Vorstenbosch Dhr. G. Westelaken Dhr. E. Cassaro Dhr. P. Verheugd Mw. W. Tasseron Dhr. S. van der Linden Dhr. H. Jaspers Dhr. H. Otten Dhr. H. Maçek Dhr. A. van Dijk Dhr. J. de Bree Dhr. G. Merkx
Naam Dhr. D. Mollet Dhr. E. Princée Mw. A. Zouridis MKB-Brabant/ZeelandDhr. M. Manders ZLTO Dhr. F. de Wijs
Speerpuntsectoren Agro en Food Zorg en Welzijn Techniek Services Logistiek
Veghel Uden St.-Michielsgestel Rosmalen Rosmalen
Dhr. B. Hutten Mw. H. Wouters Dhr. W. Poen Dhr. G. Westelaken Dhr. G. Westelaken
Noordoost Brabant Werkt!
s-Hertogenbosch
Dhr. J. van Asten Mw. M. Huijbregts Mw. V. Scharenborg Mw. K. van Meer
Vakbonden
Naam FNV
Naam Dhr. R. van Baden Dhr. J. Stam
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
28
Gemeenten
Plaats Boxmeer Cuijk/Grave/Mill s-Hertogenbosch Oss Uden Veghel
Naam Dhr. J. Stiphout Dhr. W. Groeneweg Dhr. R. Wesseling Dhr. H. Hoogland Mw. N. van der Aa Mw. E. Biezen Mw. R. Meijers Dhr. E. Decates Dhr. B. van der Knoop
UWV
Plaats s-Hertogenbosch
Naam Mw. C. Sengers Dhr. J. Denneman
SW-bedrijven IBN
Plaats Uden
Naam Dhr. L. Steetsel
Weener XL
s-Hertogenbosch
Mw. J. de Vaan
WSD
Boxtel
Dhr. Th. Keijzers Dhr. P. Broeckaert
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
29
BIJLAGE 6: Gebruikte afkortingen AWVN
Algemene Werkgeversvereniging VNO-NCW
BESO
Brabants Expertisecentrum Socialer Ondernemen
BUS
Brabantse Uitkeringsgerechtigden Samenwerking
BZW
Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging
CAO
Collectieve Arbeidsovereenkomst
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CNV
Christelijk Nationaal Vakverbond
CRM
Customer Relationship Management
E,til
Economisch Technologisch Instituut Limburg
EVC
Erkenning van eerder Verworven Competenties
FNV
Federatie Nederlandse Vakbeweging
HRM
Human Resource Management
IBN
Integrale Bedrijven Noordoost-Brabant
ICT
Informatie en Communicatie Technologie
IOAW
Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers
IOAZ
Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen
IVA
Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten
MBO
Middelbaar Beroepsonderwijs
NOB
Noordoost-Brabant
NWW
Niet-werkende werkzoekenden
OVAL
Organisatie voor Vitaliteit, Activering en Loopbaanbegeleiding
PDC
Personeels Diensten Centrum
PPS
Publiek-private samenwerking
PSO
Prestatieladder Socialer Ondernemen
PSW
Provinciaal Steunpunt Werkgelegenheid
PW
Participatiewet
QW
Quotumwet
ReflecT
Research Institute for Flexicurity, Labour Market Dynamics and Social Cohesion
ROA
Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt
ROC
Regionaal Opleidingencentrum
SBB
Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
SWOT
Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen
Wajong
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
WAO
Wet Arbeidsongeschiktheid
WAZ
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
WGA
Werkhervattingsregeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten
WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
WML
Wettelijk Minimum Loon
WSD
Werkvoorzieningschap de Dommel
WW
Werkloosheidswet
WWB
Wet Werk en Bijstand
(W)SW
(Wet) Sociale Werkvoorziening
ZLTO
Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie
WB/NOB/MBP/140821/v.3.
30