Mario Puzo Het laatste graf Vertaald uit het Engels door Lidy Pol
de geus
Oorspronkelijke titel Six Graves to Munich, verschenen bij The Hearst Corporation, New York Oorspronkelijke tekst © Mario Puzo 1967 Nederlandse vertaling © Lidy Pol en De Geus bv, Breda 2010 Omslagontwerp Berry van Gerwen Omslagillustratie © iStockphoto isbn 978 90 445 1554 1 nur 331 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl.
Hoofdstuk 1 Michael Rogan keek naar het felgekleurde uithangbord van de populairste nachtclub van Hamburg. sinnlich! schamlos! sündig! Sensueel! Schaamteloos! Zondig! De Roter Peter maakte er geen geheim van wat er te koop was. Rogan haalde een foto uit zijn zak en bekeek die bij het licht van de deurlamp, die de vorm van een varken had. Hij had de foto al honderdmaal bekeken, maar bleef twijfelen of hij de man die hij zocht zou herkennen. Mensen konden na tien jaar erg veranderd zijn, wist Rogan. Hij was zelf ook veranderd. Hij liep langs de onderdanig buigende portier de club in. Binnen was het donker, op het flikkerende licht na van de pornofilm op een klein rechthoekig scherm. Rogan baande zich een weg tussen de vele tafeltjes en de luidruchtige, naar alcohol stinkende menigte door. Opeens ging het podiumlicht aan, hij stond met zijn rug naar het podium terwijl boven hem naakte, blonde meisjes stonden te dansen. Rogan bestudeerde de gezichten van de mensen die aan de voorste rij tafeltjes zaten. Een serveerster raakte even zijn arm aan en vroeg koket in het Duits: ‘Is der Herr Amerikaner op zoek naar iets speciaals?’ Rogan negeerde haar en was geïrriteerd omdat ze meteen gezien had dat hij Amerikaan was. Hij voelde de zilveren plaat die zijn schedel bij elkaar hield bonzen – een gevaarlijk teken. Hij zou deze klus snel moeten klaren en daarna meteen terug naar zijn hotel moeten. Hij liep de zaal door en keek in alle donkere hoeken, waar gasten bier dronken uit enorme pullen en achteloos de dichtstbijzijnde serveerster vastgrepen. Hij gluurde in de met een gordijn afgeschermde hokjes waar 7
mannen languit op leren banken liggend naar de meisjes op het podium keken, voordat ze de telefoon pakten om hun favoriet bij zich te roepen. Rogan begon ongeduldig te worden. Hij had niet veel tijd meer. Hij draaide zich om en keek naar het podium. Achter de naakte danseressen bevond zich een doorzichtige wand in het achterdoek. Door deze wand konden de gasten de volgende rij meisjes zien terwijl ze zich klaarmaakten om het podium op te gaan; elke keer als een van de meisjes haar beha of een kous uittrok, applaudisseerden ze. Een dronken stem achter hem riep: ‘Ach, wat een schatjes zijn jullie toch, ik hou van jullie allemaal!’ Rogan draaide zich om en glimlachte naar de donkere zaal voor hem. Hij kende die stem. Die was in tien jaar niet veranderd. Een dikke, kortademige, Beierse stem vol valse vriendelijkheid. Rogan liep snel in de richting van de stem. Hij deed zijn jasje open en trok aan de leren drukknoop die het Waltherpistool veilig in de schouderholster hield. Met zijn andere hand haalde hij de geluidsdemper uit zijn jaszak en hield die vast alsof het een pijp was. Toen stond hij voor het tafeltje, voor het gezicht van de man die hij nooit vergeten was; de herinnering aan deze man had hem de afgelopen tien jaar in leven gehouden. Hij had zich niet vergist, het was de stem van Karl Pfann. De Duitser was zo’n vijfentwintig kilo aangekomen en bijna al zijn haar kwijtgeraakt, op een paar blonde pieken na die slordig over zijn vettige kale knikker lagen; maar zijn mond was nog even klein en wreed als in Rogans herinnering. Rogan ging aan het aangrenzende tafeltje zitten en bestelde een drankje. Toen het podiumlicht uitging en de pornofilm weer begon, haalde hij het Waltherpistool uit de holster en draaide onder tafel de geluidsdemper op de loop. Het wapen werd er topzwaar door en zou voorbij vijf meter niet meer feilloos 8
raak schieten. Rogan helde naar rechts en tikte Karl Pfann op zijn schouder. Hij draaide zijn grote hoofd opzij, zijn glanzende kale knikker boog naar voren en de vals-vriendelijke stem die Rogan tien jaar lang in zijn dromen had gehoord, zei: ‘Ja, mein Freund, wat is er?’ Rogan zei met schorre stem: ‘Ik ben een oude kameraad van je. We hebben eens zakengedaan, in 1945, op Rosenmontag, in het paleis van justitie in München.’ Karl Pfann werd afgeleid door de film en wendde zijn hoofd af naar het scherm. ‘Nee, nee, dat kan niet’, zei hij ongeduldig. ‘In 1945 diende ik het Vaterland. Ik ben pas na de oorlog zakenman geworden.’ ‘Toen je een nazi was’, zei Rogan. ‘Toen je een folteraar was … Toen je een moordenaar was.’ De zilveren plaat in zijn hoofd bonsde. ‘Mijn naam is Michael Rogan. Ik werkte bij de Amerikaanse inlichtingendienst. Weet je nu weer wie ik ben?’ Er viel een glas kapot toen Karl Pfann zijn enorme lichaam draaide en in het donker naar Rogan tuurde. De Duitser zei zacht en dreigend: ‘Michael Rogan is dood. Wat wil je van me?’ ‘Je leven’, zei Rogan. Hij zwaaide het Waltherpistool onder de tafel vandaan, zette de loop tegen Pfanns buik en haalde de trekker over. Het lichaam van de Duitser schokte door de kracht van de kogel. Rogan draaide de geluidsdemper vast en vuurde nog een keer. Pfanns gesmoorde doodskreet werd overstemd door bulderend gelach dat de hele nachtclub vulde toen op het scherm een hilarische verleidingsscène langskwam. Pfanns lichaam viel voorover op tafel. Zijn dood zou pas ontdekt worden als de film afgelopen was. Rogan haalde de geluidsdemper van het pistool en stopte beide in de zakken 9
van zijn jasje. Hij ging staan en liep kalm door de donkere nachtclub naar buiten. De portier met gouden tressen groette hem en floot naar een taxi, maar Rogan wendde zijn hoofd af en liep via de Allee naar de haven. Daar maakte hij een lange wandeling over de kade, tot zijn hartslag weer wat rustiger was geworden. De kapotgeschoten onderzeebootdokken en verroeste duikboten haalden in het koude Noord-Duitse maanlicht de verschrikkelijke demonen uit de oorlog weer bij hem naar boven. Karl Pfann was dood. Twee gehad, nog vijf te gaan, dacht Rogan vastberaden. En dan zouden tien jaar van boze dromen afbetaald zijn en kon hij vrede hebben met de zilveren plaat in zijn hoofd, met het onophoudelijke geschreeuw van Christine die hem om hulp riep, en met dat ene, verblindend korte moment toen zeven mannen in een hooggewelfde kamer in het paleis van justitie in München hem als een dier hadden afgemaakt. Ze hadden hem willen vermoorden, zonder enige waardigheid, gewoon voor de lol. De wind langs de kade sneed door Rogans lichaam; hij kwam op de Reeperbahn uit, liep langs het politiebureau en daarna de Davidstrasse in. Hij was niet bang voor de politie. Het was zo donker in de nachtclub geweest dat niemand een duidelijke beschrijving van hem zou kunnen geven. Toch dook hij voor alle zekerheid maar een zijstraat in waar hij op een groot houten bord verboden voor minderjarigen! zag staan. De straat zag eruit als elke andere straat, tot hij de hoek omsloeg. Hij was terechtgekomen in Hamburgs beroemde St. Pauli Allee, het deel van de stad dat gereserveerd was voor legale prostitutie. De Allee was prachtig verlicht en werd bevolkt door drommen slenterende mannen. De vakwerkhuizen van drie verdiepingen zagen er op het eerste gezicht normaal uit, alleen werden in alle huizen feesten gegeven. De grote ramen 10
op de begane grond boden inkijk in de hele kamer. De mooiste meisjes die Rogan ooit gezien had, zaten daar in een leunstoel te lezen, koffie te drinken of te kletsen, of ze lagen op een bank dromerig naar het plafond te staren. Een paar deden net of ze de keuken aan het schoonmaken waren, en droegen alleen een schortje, dat tot halverwege hun dijen kwam en open was van achteren. Aan elk huis hing een bord waarop stond: 30 mark per uur. Bij een paar ramen waren de rolgordijnen naar beneden. Op die zwarte rolgordijnen stond met gouden drukletters trots het woord ausverkauft om aan te geven dat een rijke vent het meisje voor de hele nacht had gehuurd. Eén blondine zat te lezen in de keuken, aan een tafel met zinken tafelblad. Ze maakte een eenzame indruk en keek niet één keer naar de drukte op straat; naast haar opengeslagen boek lag een plasje koffie. Rogan bleef voor het huis staan wachten tot ze opkeek, zodat hij haar gezicht kon zien. Maar ze keek niet op. Ze zal wel lelijk zijn, dacht Rogan. Hij zou haar dertig mark betalen, dan kon hij nog even uitrusten voordat hij aan de lange wandeling terug naar zijn hotel begon. Opwinding was niet goed voor hem, hadden de artsen gezegd, en een lelijke vrouw zou hem niet opwinden. Hij mocht met die zilveren plaat in zijn hoofd geen alcohol drinken, niet overdadig de liefde bedrijven, en zelfs niet kwaad worden. Ze hadden niets gezegd over het plegen van moorden. Toen hij de helder verlichte keuken binnenstapte, zag hij dat het meisje dat aan tafel zat heel mooi was. Ze klapte spijtig haar boek dicht, stond op, pakte zijn hand en leidde hem naar haar eigen kamer. Rogan voelde begeerte in zich opkomen, zijn benen begonnen te trillen en zijn hoofd bonsde. De reactie op de moord en het wegvluchten kwam nu pas en hij voelde zich slap worden. Hij plofte op het bed neer. De hoge 11
stem van het meisje leek van heel ver te komen. ‘Wat is er? Ben je ziek?’ Rogan schudde zijn hoofd en zocht naar zijn portefeuille. Hij legde een waaiertje bankbiljetten op het bed neer en zei: ‘Ik koop je voor de hele nacht. Doe het rolgordijn naar beneden en laat me daarna gewoon slapen.’ Toen ze terugliep naar de keuken haalde Rogan een flesje met pillen uit zijn borstzak en nam er twee van in. Dat was het laatste wat hij zich kon herinneren voordat hij flauwviel. Toen Rogan bijkwam viel er een grijze dageraad door de vuile achterramen naar binnen. Hij keek om zich heen. Het meisje lag op de grond te slapen onder een dunne deken. Ze rook vaag naar rozen. Rogan draaide zich om en stapte aan de andere kant uit bed. Het gevaar was geweken. De zilveren plaat bonsde niet meer, zijn hoofdpijn was verdwenen. Hij voelde zich fit en uitgerust. Er was niets uit zijn portefeuille weggenomen. Het Waltherpistool zat nog steeds in de zak van zijn jasje. Hij had een eerlijk meisje uitgekozen dat ook nog verstandig was, dacht Rogan. Hij liep om het bed heen om haar wakker te maken, maar ze krabbelde al overeind, haar mooie lichaam rilde van de ochtendkou. Het rook in de kamer sterk naar rozen, merkte Rogan, en op de gordijnen voor de ramen en op de lakens waren rozen geborduurd. Zelfs op het nachthemd van het meisje waren rozen geborduurd. Ze glimlachte naar hem. ‘Ik heet Rosalie. Ik ben dol op alles wat met rozen te maken heeft – parfum, kleren, alles.’ Ze leek kinderlijk trots te zijn op haar liefde voor rozen, alsof die haar een bepaald aanzien gaf. Rogan vond het amusant. Hij ging op het bed zitten en wenkte haar. Rosalie liep naar hem toe en ging tussen zijn benen staan. Hij rook haar verfijnde parfum en toen ze langzaam haar zijden nachthemd 12
uittrok, zag hij haar donkerroze gepunte borsten en lange witte dijen; ze sloot haar lichaam als zijdezachte bloemblaadjes om het zijne heen en haar volle lippen zochten vol hartstocht zijn mond.
13