Marieke Rijneveld VLAAMSE REUZEN
Mijn moeder had iemand vermoord. Nu zat ze op kamernummer zestien, tweede verdieping, naast de tomatenplant met twee vruchtjes als verschrompelde levers. Haar buren in de gevangenis hielden van tuinieren en hadden tien jaar gekregen voor het houden van wietplanten. Het was hun taak om de tomaten water te geven maar ze liepen er alleen maar mee rond door de trappengangen. Voorbijgangers moesten fluisteren, de plant ligt te slapen zeiden ze terwijl de pot met het boompje in een jas gewikkeld in de armen van de buurman lag. Er was ook een meisje dat iedere week bezoek kreeg van twee vrouwen. Ze bonkte vaak met haar hoofd tegen de muur. Soms ging mijn moeder in de luchttijd voor haar staan zodat het voorhoofd van het meisje steeds tussen mijn moeders schouderbladen belandde en niet tegen de stenen omheining met krulletjes ijzerdraad erboven. Aan de wanden in mijn moeders kamer hingen tientallen ansichtkaarten met op de voorkant steeds dezelfde kerstboom. Ze schreef ze zelf en ik moest ze voor haar op de post doen. Met een theatraal gezicht maakte ze iedere vrijdagochtend de enveloppen open en zei: ‘Annet toch, goed mens en zo trouw. Daar zouden er meer van moeten zijn, dit soort vrouwen slaat vlinders en plakt ze vervolgens in een doosje om ze te koesteren.’ Telkens als we bloemkool aten dacht ik aan de verkoolde engeltjes en het brandende loof van de coniferen. De geur van een oude portemonnee in de kachel. Het was de jaarlijkse kerstbomenverbranding op het veld net buiten de stad. Met mijn broer Lucas verstopte ik me tussen de opgestapelde dennen die in groepen verspreid lagen. Tussen de besneeuwde 48
De Revisor 7; div. auteurs [PS] 3e proef pag 48
takken door keken we naar onze ouders en vooral naar Annet, mijn moeder. Samen dansten ze om de vlammen heen en Hans, mijn vader, zoende haar in de nek. Ze giechelde meisjesachtig. We zagen ze zelden zo. Het was de eerste keer dat ik erachter kwam hoe jaloersheid voelde. Lucas vergeleek het gevoel met een slak die een rood spoor vanuit je hals naar boven trok. Waarom ik precies jaloers was weet ik niet meer, misschien omdat ik in haar nek wilde liggen of dansen wild en uit de maat, misschien was er geen reden. Ik haalde een lucifer uit mijn jaszak en streek hem langs de zijkant van het doosje, wierp hem nonchalant tussen de dennen. Mijn vader redde Lucas tussen het brandende loof vandaan, die de hele weg naar huis toe onbewogen naar mij staarde. Door zijn reddingsactie was mijn vader de held en hij bleef maar herhalen: als ik er niet was geweest dan, dan... Steeds weer viel mijn moeder snikkend in zijn armen bij het idee, op de bank werd haar hoofd een hond, ik keek toe hoe hij haar mocht aaien en grijnzend naar mij keek. Ze klaagde die avond niet over zijn botheid en gooide niet met serviesgoed wanneer hij ons de nacht in stuurde naar de tuin, later noemde ze dat een motief. Mijn moeder kreeg in de gevangenis een verpakte cracker met kaas, een bruine volkoren boterham met een kuipje kersenjam, een hardgekookt eitje en een klein pakje halfvolle melk. De pakjes melk bewaarde ze net zolang tot het op de gangen zuur begon te ruiken en er iemand van de schoonmaakdienst moest komen. Ze speelde ermee als een kind met een blokkendoos. In de hoek van haar kamer stond een klein teeveetje waarop we naar series keken of kookprogramma’s, samen op haar matras met de ruggen tegen de muur, mijn vingers vlochten zich in de hare. We maakten plannen voor enorme lasagneovenschalen in de vorm van de Europese landen, te beginnen bij Polen. ‘Ben je gelukkig?’ vroeg ik. Ik verplaatste een kruidentheedoosje en een tijdschrift over antieke meubels en relatieproblemen. Soms dacht ze heel lang na om uiteindelijk zwijgend naar een andere zenMarieke Rijneveld49
De Revisor 7; div. auteurs [PS] 3e proef pag 49
der te zappen. Iets met muziek. Ze hield van Schubert, maakte van haar arm een viool, haar hoofd wiegend in haar nek en haar ogen gesloten. Dan keek ik toe en trok mijn conclusie: ze was gelukkig. Een andere keer zocht ze zakdoekjes in de enige kast die het vertrek had met maar één la. Pas wanneer ze ze had gevonden, begon ze met lange uithalen te huilen. Niets kwam onverwachts bij mijn moeder. Alles was gepland. Als ik op vrijdagmiddag bleef eten en ik deed mee met de dagelijkse activiteiten, zag ik hoe goed mijn moeder het met iedereen kon vinden. Na de lunch gingen we klei bakken. Ze werkte al maanden aan een mannenhoofd met strakke jukbeenderen en kuiltjes in zijn wangen, hij leek op mij. Ze gaf hem de werktitel Hans. Een uur later liet ik Hans vallen. Ik zei dat het aan de structuur van de vloer lag. Even keek ze mij strak aan, stond op en omhelsde me. Ik hield haar zo stevig vast dat ik haar ademhaling hoorde veranderen. Zoals iedere vrijdag droeg ze een hemd met een olifant erop. Mijn moeder was gek en gekke mensen werden kinderen die kleding gingen dragen met dieren erop. Eén keer had ze de buurman omhelsd met de tomatenplant tussen hen in. Hij had verteld over zijn tuin op zolder waar ze een kweekruimte hadden gemaakt. Hoe op een dag de stroom in de stad uit was gevallen en de ventilatoren waren gestopt met blazen. De politie was op de rottende geur af gekomen en had de hele zolder doorgespit. Ze werden per busje vervoerd, hun zoon zorgde voor de katten. Mijn moeder had hem teder over zijn wang gestreeld en ik zag hem opbloeien. Diep in mij viel een pak sneeuw, het voelde zwaar en smolt niet. Toen ik opkeek lag de buurman op de grond. De bloempot naast zijn hoofd in scherven. Geschrokken keek ik naar mijn moeder, die door de bewaking mee werd genomen. Ze zwaaide en de olifant danste. Mijn vader hield meer van zijn konijnen dan van zijn dochters. Op verjaardagen zat hij in zijn rookstoel in de woonkamer en aaide 50
De Revisor
De Revisor 7; div. auteurs [PS] 3e proef pag 50
werktuiglijk de vacht van een Vlaamse Reus. Eén keer, toen de visite net weg was, probeerde ik op zijn schoot te kruipen. Steeds weer vergiste ik mij in de rol die hij de hele dag had gespeeld tegenover de gasten, hij had mij zelfs vriendelijk in mijn wang geknepen toen oma riep dat ik steeds groter werd en of ik dacht dat ik papa in zou halen. Koud keek hij mij aan. ‘Ben jij een konijn?’ ‘Nee,’ zei ik en keek naar de aders op zijn voorhoofd. Ze leken donkerder dan anders en hadden iets weg van de grauwe wormen in de moestuin die stil op je hand bleven liggen als je ze uit de aarde trok. ‘Wat ben jij dan?’ ‘Ik ben je dochter.’ ‘Juist. Jij bent mijn dochter en geen konijn. En waar horen dochters als er geen visite is?’ ‘In de ren in de achtertuin.’ ‘Zie je, je weet het wel. Wat doe je hier dan nog?’ Ruw duwde hij mij van zijn schoot af en volgde mij net zolang tot ik het haakje van de houten deur achter mij had dichtgedaan en neerdaalde op mijn hurken. Pas tegen etenstijd mochten Lucas en ik eruit. In de ren maakten mijn broer en ik plannen om te ontsnappen en onder te duiken. Ieder jaar werden ze spectaculairder maar zodra we mama door het raam zagen dansen, waren we de ziekenhuishelikopters en de spinnen zo groot dat ze het gaas kapot trokken als kauwgomslierten, alweer vergeten. Op woensdagmiddag kregen we luchttijd. Opa en oma kwamen dan altijd langs en wij mochten in de stad spelen. De Vlaamse Reuzen zaten weer in de ren. De laatste middag na onze wekelijkse vrijlating had Lucas mij gebeld toen ik op de fiets zat. Hij was die nacht niet thuisgekomen. Alleen een berichtje met de tekst dat hij een nachtje naar Berlijn moest met een zakenpartner. Mijn vader werkte in een autofabriek en rook naar terpentine als hij thuiskwam. Lucas had op mijn antwoordapparaat ingesproken dat Marieke Rijneveld51
De Revisor 7; div. auteurs [PS] 3e proef pag 51
ze papa hadden gevonden en dat ik nu naar huis moest komen. Twee straten voor mijn eigen straat hoorde ik de sirenes al. Ik dacht aan hartaanvallen en wij met z’n drieën aan zijn sterfbed, wisselde het af met een eindeloze pieptoon en dan weer het gejuich van een arts om zijn geslaagde operatie en mama die huilend van geluk in mijn armen viel omdat hij weer kleur kreeg. Het huis was afgezet. Mannen in witte pakken liepen in en uit. Niemand mocht naar binnen. Ik zei dat de konijnen geen eten meer hadden maar dat werkte niet. Een mevrouw trok mij aan mijn arm mee en sleepte me naar een zwart busje. Mijn moeder en Lucas stapten in een politieauto met zwaailichten, wat ik eigenlijk niet eerlijk vond omdat de hele buurt op de dijk stond en mij in dat stomme busje zagen. Op de snelweg reden we twee keer naast elkaar. Ik probeerde hun blikken te vangen maar ze keken allebei strak voor zich uit. Misschien waren ze bang dat ze gingen huilen als ze mij aankeken en vader daarmee zouden opgeven. In het busje verzon ik motieven die ik in series had gezien. Ik besefte dat ze de laatste weken niet meer gedanst hadden en dat de toevallige aankoop van een nieuwe messenset misschien niet zo toevallig was. Dat de konijnen het allemaal op hun geweten hadden, maar het was mama die het mes in eigen hand had genomen. Na de cursus klei bakken hadden we nog een halfuur de tijd om afscheid te nemen. Samen lazen we de laatste ansichtkaarten over de konijnen die ze op de verroeste barbecue hadden gebraden, en ik glimlachte steeds weer omdat ze iets in mijn drinken hadden gestopt dat roze was en bruiste. Lucas kwam meestal op zondagmiddag en bracht dan fotoalbums mee. We bladerden door de jaren heen en lachten om de foto’s waarop we uitdagend onze tongen naar de camera uitstaken en op de achtergrond onze dansende ouders en hun enige geluksmomenten. De foto’s waar mijn vader te duidelijk op stond hadden we eruit gehaald want dan werd mijn moeder verdrietig en zei ze dat ik ziek was. Dat ik gauw beter moest worden 52
De Revisor
De Revisor 7; div. auteurs [PS] 3e proef pag 52
omdat ik verhalen door elkaar haalde en mij vaak voordeed als een held die zichzelf probeerde te redden met een hoofdrol in een zielig verhaal, dat ik een geurkaars was waarop langpootmuggen zich dood vlogen.
Marieke Rijneveld53
De Revisor 7; div. auteurs [PS] 3e proef pag 53