December 2002 Maquettebouw, voor een onzichtbare sculptuur in het luchtruim boven Den Haag. Geen ruimte zo massief als het luchtruim. Op een zomerdag stond een jongen samen met wat vriendjes op de bodem van een leeg stuwmeer in de Pyreneen. Ze hadden een vlieger opgelaten en haalden daarmee kapriolen uit. In hun nabijeheid, in verre ijle lucht. Ze gaven rukken aan de lijnen. De vlieger bewoog zoals in het donker met een sigaret kan worden getekend. Aan het serieuze toezicht onttrokken. De pols, nauwelijks bewogen, en met gemak, ontspannen, de val. En weer de draai in de lucht om in positie terug te keren. Ze probeerden de adelaar, de wouw, de valk en een bij. Ze vingen en volgden, omstebeurte. Vliegeren is de directe wisseling. Een voertuig in de hand. Vertraging, een lijn en een ongekend snelle beweging, de kromming die de versnelling is. Dans op afstand. En weer terug in lijn. Het vliegend verroert zich niet, totdat... In de machine: De passagier vraagt om een windowseat, de fantast, offert er de beenruimte voor op. Want, al verkrampen de ledematen, de oogloop moeten vrij zijn. Wij, de fantasten, wij willen naar buiten kijken, zo veel mogelijk kunnen zien. Maar we dwalen af. De jongetjes staan nog aan de grond te vliegeren in de Pyreneen. In een kort ogenblik verschijnen er twee gevechtstoestellen, het echte werk.
De F14’s van de Spaanse luchtmacht oefenen hier hun handelingen. Ze vliegen, over, en bij toverslag imiteert één van de piloten een voorgevliegerde beweging. Hij drukt zijn machine naar beneden en laat het dansen om zijn as. Er is altijd wel iemand dichterbij. Dichterbij! Dichterbij wat? De ‘wil’ vliegt in gevechtsvliegtuigen, en neemt oorlog op de koop toe. De luchtmacht mag ten alle tijden, al is het midden in de nacht, de manouvres oefenen. Op het strand van Texel, de lange halen van een overgebleven F16. Pas op voor de toren! Folkore of ernst, maar pas op! In Schotland door de dalen, tonen de straaljagers, en kijkt de man op de bergtop van boven af de cock-pit in. De jager wiegt en zwaait, de herder richt zijn stok op. In de Ardenne gaat de Belgische luchtmacht achter ufo’s aan. Gelockt? Je kan piloten in het voorbijgaan tellen. Het zijn de daden van dwazen. Het luchtruim hoort het onneembaar volume te zijn, voor de ogen en in de geest. De lucht, de onmetelijke akker, die toch bemeten is, en is uitgezet in het virtuele. Op de metertjes. Haar genzen zijn in het onleesbare bepaald voor een geest die wil, altijd wil en nu in de machine zit. Het dek, beplakte grijs, het stralend prisma boven. Wolken die het oppervlak van de nieuwe horizon zijn, het licht. De felle zon die het koudvuur op de stijfe vleugels zet Wiegt met de machine mee. Wiegt er de harde schaduw over die nodig is, om jonge schilders te laten zien waarin de kern zit. Opnieuw, opnieuw, opnieuw in het licht. Worstelend met het stilleven waarin het object de wereld is. Kijk en verbaas je.
Neem altijd een Windowseat. en de landen liggen onder je. Herken de steden, de grond. De atlas is een bijbel, mijn geloof, En ik ben bijbelvast. Ik dreun mijn steden uit het hoofd De stad, de stad. De stad bedacht vanuit de lucht. New York, Alexandrie, Goede hoop Wenen. Hongkong. Nieuwe metropolen. Het vizier glijdt over vlakland en verdwijnt. Trekt over de landen die kleuren zijn, De bergen met het witte kristal, ijssterren over het grijsbruine Mongolie. over het oker van het woeste. Over het lege van geen begin. Neem dan, over Rusland, de straatlantarens van Moskou, en na het donker van Polen, de lichtzee op van de Duitse nacht. Europa wordt, voor mijn ogen, uitgevouwen. Neem altijd een Windowseat. Probeer het te onthouden. Voor het schildersoog. De geest vliegt, en de geest vliegt om te zien. Je kunt overal een mening over hebben, over alles een oordeel vellen. Maar het doet er niet toe. Het doet er werkelijk niet toe wat je van de dingen denkt.
Idee is Oerbeeld, dat is het. De ideeën kunnen zien. Kunnen blijven zien. Daar gaat het in vrijheid om. Opnieuw en opnieuw, in het licht. De schaduw. De zonsopgang. De steden. Onze eigen stad. Het vlieglicht is om de ogen. Je kunt ieder idee verafschuwen om het fundament ervan.
Iedere latere gedachte is te verwerpen, in al is iets afschuwelijks. Er zijn weer tegenwerpingen voor iedere argument. Maar de tegenwerpingen hebben nog nooit iets opgelevert. De gedachte is gelijk het idee vrij, hoe kwaad de gedachte misschien ook is. Denken is vrij. Daarom doen de meningen er niet toe. Meningen zijn onbelangrijk. Ieder het zijne. De vrijheid is in het aangezicht. Een beeld, een gebouw, een instituut, een wet, zolang er doorzicht is, is er een reden. Wat niet gezien mag worden kan niet bewegen En als het toch beweegt moet het worden gestopt. Iemand vond de toegang tot het luchtruim uit. Wie zijn deelgenoot? Toegang is een ritueel om de illusie dat het goed en het kwaad is te onderscheiden. Een detectiepoort. Petrus. Het vliegtuig maakt een enorm kabaal. De zwaartekracht, een spel met verlangen. Het vliegtuig rent als een blinde gek, en komt toch los. Heb ik het niet gezegd. De fantasten zitten aan de vensters, vlieglicht in de ogen. Het uitzicht biedt een machtigste perspectief, voor de geest in de buitenmenselijk positie. Ieder mens, ieder individu is het middelpunt in zijn eigen universum. Kent de eigen wetten. Maar vliegend is het daarvan los. Azar, mijn piloot, belde me op. “hoi Onno, ‘k zit hier voor de weerkaart en de opklaringen hangen nu boven Zwolle. Ik denk dat het om drie uur hier is, wil je nog vliegen.” “Absoluut”, antwoord ik . Het plan is opgevat om het luchtruim van Den Haag te zien. Nu weet ik ook wel dat er in de lucht hoegenaamd niets te zien is. Maar op de kaart is het er één en al lijnen en afgesloten volumen. Muren.
Op het Paleizen zijn gigantische cilinders geplaats, denkbeeldig. Onzichtbare torens die ver in het luchtruim reiken. Van hoge snelheidslagen in het buitenmenselijke tot in de lagere invloedssferen zijn de vliegroutes als een stelsel van langgerekte dozen en opgerichte cilinders uitgezet, getekend met de gloeiende punt van de sigaret. En ik moet het zien, dat onzichtbare sculptuur, vandaag nog, anders kon ik het u niet vertellen. Wie kon mij beter rondleiden dan Azar, mijn piloot. De Cezna staat al klaar buiten de hangaar. Het vriest. “ Ik hoop wel dat t’ie start.” Het vriest behoorlijk hard. Doorgaans wordt het toestel gebruikt om teksten door de lucht te slepen. Azar verontschuldigd zich voor zijn toestel, de bekleding is gescheurd, het fineer aan de binnenzijde hangt los. Maar de motor is goed, een zware motor, technisch is het zaakje dik inorde. Ik knik. “Het is zijn werkpaard.” De wind zet aan, uit het oosten, het is bitterkoud en we kruipen in de kleine kabine dicht op elkaar, De ruiten beslaan. Voor mijn voeten drukken de pendalen, op buikhoogte is een tweede stuurknop, voor me rare metertjes. Ik kijk met enige verbazing naar een achteruitkijkspiegel tje. “om de sleep in de gaten te houden” zegt Azar, en pakt de luchtkaarten van de achterbank. “Zo, je wilt weten hoe het luchtruim boven Den Haag er uitziet?” Ik knik, wijs op de kaart tussen de Koninklijke torens, luchtkastelen. Daar doorheen, precies tussen Paleis Noordeinde en Alexanders woonhuis, moeten we kunnen vliegen. Dat is het plan. Vliegend door de gaten van het luchtsculptuur, door de maze in de luchtwetten. Om de vorm. “Het is een kunstwerk” zeg ik. Aznar beamt dit. Het vergt stuurmanskunst en een precieze navigatie. Eigenlijk is het een stunt, maar één zonder aankondiging, zonder publiek, enkel voor de vorm. Om totaan de grens te
komen van het openbare, in de perifere van de vrijheid. Het is spannend als een samenzwering, om niets. Aznar zet de GPS-lezer aan. Als ik perongeluk toch een koker invlieg of met de vleugelpunt iets raak, ben ik mijn brevret kwijt, zegt hij. Dan stijgen we op. Verrukkelijk blijft het wanneer je het andere bekijkt en het andere je ziet.