Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis Landelijk onderzoek onder geriatrieverpleegkundigen
Jessica Dubbeldam Charlotte Otten Margriet Wolleswinkel – Sneller
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis Landelijk onderzoek onder geriatrieverpleegkundigen
Studenten Christelijke Hogeschool Ede Academie Gezondheidszorg Jessica Dubbeldam Charlotte Otten Margriet Wolleswinkel – Sneller
Docent Christelijke Hogeschool Ede Dhr. G.P. Madern MSc Academie Gezondheidszorg
Opdrachtgevers Expertisecentrum mantelzorg Mw. S. Feith Mw. G. Visser Mw. I. de Bruijn Juni 2011, Ede
© 2011 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook, zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van de auteurs. All rights reserved. No portion of this thesis may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, photocopy, recording or any other – except for brief quotations in printed reviews without prior permission of the author.
2
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Samenvatting Mantelzorgers zorgen voor hun zieke familielid of naaste, meer dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is. Zij vinden het vaak een dankbare taak om voor hun naaste te zorgen. Het geeft hun leven zin en invulling. Maar het zorgen voor een ander kan ook een psychische of lichamelijke belasting met zich meebrengen voor de mantelzorger. Voor verpleegkundigen is er een belangrijke taak weggelegd om de mantelzorger in een vroegtijdig stadium op te sporen, het risico op (over)belasting te signaleren en de mantelzorger te ondersteunen.
Vanuit het Expertisecentrum Mantelzorg is de vraag gesteld om onderzoek te doen naar de manier waarop geriatrieverpleegkundigen in de ziekenhuissituatie mantelzorgers ondersteunen. Om dit onderzoek te kunnen verrichten is een onderzoeksvraag geformuleerd, welke luidt: ‘Besteden geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht aan de verschillende rollen die mantelzorgers vervullen en vanuit welke kennis, houding en vaardigheden ondersteunen zij de mantelzorgers?’
In dit kwantitatieve onderzoek is het SOFA-model als richtlijn gebruikt. Dit model beschrijft de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen en de wijze waarop verpleegkundigen hier op in kunnen spelen.
In het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende methoden om antwoord te geven op de onderzoeksvraag. Allereerst is er een literatuurstudie gedaan naar mantelzorg(ondersteuning) in de ziekenhuissetting. Daarnaast zijn er drie semigestructureerde interviews afgenomen bij geriatrieverpleegkundigen, ter voorbereiding op het maken van de internetenquête. 68 geriatrieverpleegkundigen hebben deze internetenquête ingevuld. Naar aanleiding van de resultaten van de internetenquête is een lijst van aanbevelingen opgesteld. Hoofdpunten uit de conclusies zijn:
Geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis besteden aandacht aan de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen. De mate van aandacht en wijze van invulling verschilt echter per rol. Ook wordt niet iedere verpleegkundige taak gekoppeld aan de bijbehorende rol van de mantelzorger.
De geriatrieverpleegkundigen hebben kennis van mantelzorgers, maar dit is niet optimaal. Met name in de verpleegkundige basisopleiding is er beperkt aandacht besteed aan het onderwerp mantelzorg(ondersteuning).
3
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
De geriatrieverpleegkundigen hebben een positieve houding ten opzichte van mantelzorgers en mantelzorgondersteuning.
De meeste geriatrieverpleegkundigen passen de vaardigheid ‘signaleren van (over)belasting’ vaak toe. Dit doen zij op verschillende manieren, bijvoorbeeld door te observeren of door gebruik te maken van het ‘niet pluis’-gevoel.
Zij maken hierbij echter weinig gebruik van bestaande meetinstrumenten zoals de EDIZ of CSI. Daarnaast is het opvallend dat een groot deel van de geriatrieverpleegkundigen de mantelzorgers niet in kaart brengt, terwijl zij wel op de hoogte zijn van het probleem (over)belasting.
De belangrijkste aanbevelingen zijn:
Er zou in de verpleegkundige (vervolg)opleidingen meer aandacht besteed kunnen worden aan het onderwerp (preventieve) mantelzorgondersteuning.
Het
is
belangrijk
dat
ziekenhuizen
meer
investeren
in
de
preventieve
mantelzorgondersteuning op de poliklinieken. Dit is namelijk een geschikte plek om mantelzorgers vroegtijdig op te sporen en preventieve ondersteuning te bieden.
Ziekenhuizen moeten bestaande meetinstrumenten voor het signaleren van (over)belasting, zoals de EDIZ en CSI,
implementeren in het standaard verpleegproces op de
verpleegafdelingen en poliklinieken.
Geadviseerd wordt dat het Expertisecentrum Mantelzorg vervolgonderzoek verricht naar de motieven van de groep (geriatrie)verpleegkundigen in het ziekenhuis, die mantelzorgers niet of nauwelijks betrekken bij de dagelijkse verzorging.
Dit is het eerste explorerende onderzoek over mantelzorgondersteuning dat verricht is onder geriatrieverpleegkundigen in de ziekenhuissetting. Het is belangrijk dat het Expertisecentrum Mantelzorg dit op meerdere afdelingen in het ziekenhuis in kaart brengt.
De vakgroep Geriatrie Verpleegkunde van de V&VN zou bij haar leden voor meer verdieping in kennis over mantelzorgondersteuning kunnen zorgen, door middel van bijscholingen, symposia, workshops , artikelen in verpleegkundige vakbladen en informatiemateriaal.
4
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Voorwoord Voor u ligt het
verslag ‘Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis’. In opdracht van het
Expertisecentrum Mantelzorg hebben wij een verkennend onderzoek gedaan naar de wijze waarop geriatrieverpleegkundigen in de ziekenhuissituatie omgaan met mantelzorgers.
Wij kijken terug op een goede tijd met een prettige en constructieve samenwerking. Wij hebben deze afstudeerperiode ervaren als een leerzame en leuke tijd en daarnaast als een goede afsluiting van de opleiding HBO-Verpleegkunde.
Graag willen wij enkele mensen bedanken die een bijdrage geleverd hebben aan dit onderzoek. Allereerst mw. S. Feith, mw. G. Visser en mw. de Bruijn, opdrachtgevers van het Expertisecentrum Mantelzorg: Wij hebben hun enthousiasme en feedback als zeer positief ervaren. Door hun begeleiding werden we steeds opnieuw gemotiveerd om dit onderzoek uit te voeren. Dhr. G. P. Madern, afstudeerbegeleider:
Zijn kritische feedback en begeleiding heeft ons
gemotiveerd om naar een goede kwaliteit te streven.
Via deze weg willen wij ook Dhr. W. van de Vrie en mw. R. Altena van de V&VN Geriatrie bedanken voor hun medewerking en het versturen van de enquête aan de geriatrieverpleegkundigen. Uiteraard willen wij alle geriatrieverpleegkundigen die meegewerkt hebben aan het onderzoek bedanken voor hun enthousiaste medewerking en open houding. Tot slot gaat onze dank uit naar de mensen die hier niet bij name genoemd zijn, maar ons toch op enige wijze hebben geholpen.
Wij hopen dat dit onderzoek een bijdrage mag leveren aan het verhogen van de kwaliteit van mantelzorgondersteuning door geriatrieverpleegkundigen in Nederland.
5
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................................... 3 Voorwoord .............................................................................................................................................. 5 1. Inleiding............................................................................................................................................... 8 1.1 Aanleiding ....................................................................................................8 1.2 Contextbeschrijving ........................................................................................8 1.3 Probleemstelling ............................................................................................8 1.3.1. Doelstelling .............................................................................................................. 8 1.3.2. Vraagstelling............................................................................................................ 9 1.3.3. Deelvragen............................................................................................................... 9 1.4 Definiëring begrip geriatrieverpleegkundige..........................................................9 2. Samenvatting literatuurstudies ....................................................................................................... 10 2.1 Mantelzorgers ........................................................................................ 10 2.1.1 (Over)belasting van mantelzorgers ........................................................................ 10 2.1.2. Positieve ervaringen van mantelzorgers ............................................................... 11 2.2 Mantelzorgondersteuning door verpleegkundigen ........................................... 11 2.2.1. Signaleren .............................................................................................................. 11 2.2.2. Mantelzorgondersteuning ..................................................................................... 12 2.2.3. Samenspel en SOFA-model .................................................................................... 12 2.3 De geriatrische patiënt en de geriatrieverpleegkundige ..................................... 13 2.3.1 De geriatrische patiënt in het kort .......................................................................... 13 2.3.2. De geriatrieverpleegkundige en mantelzorger ...................................................... 14 2.4 Mantelzorg en ziekenhuis.......................................................................... 14 2.4.1. Mantelzorg en de geriatrische zorgvrager ............................................................ 15 2.4.2. Maatschappelijke relevantie van mantelzorg ....................................................... 15 3. Onderzoeksopzet .............................................................................................................................. 16 3.1 Type onderzoek ...................................................................................... 16 3.2 Onderzoekspopulatie ............................................................................... 16 3.2.1. Internetenquête ..................................................................................................... 16 3.2.2. Interviews .............................................................................................................. 17 3.3 Respons ............................................................................................... 17 3.4 Methode van dataverzameling ................................................................... 17 3.4.1. Literatuuronderzoek .............................................................................................. 17 3.4.2. Internetenquête ..................................................................................................... 18 3.5 Validiteit............................................................................................... 18 3.6 Betrouwbaarheid .................................................................................... 19 3.7 Gegevensanalyse .................................................................................... 19 3.7.1. Internetenquêtes ................................................................................................... 19 3.7.2. Semigestructureerde interviews ............................................................................ 20 4. Resultaatbeschrijving ....................................................................................................................... 21 4.1. Responsbeschrijving internetenquête ........................................................... 21 4.2. Resultaatbeschrijving onderzoekspopulatie ................................................... 21 4.3. Resultaatbeschrijving internetenquête ......................................................... 22
6
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
5. Conclusies.......................................................................................................................................... 34 6. Aanbevelingen .................................................................................................................................. 38 7. Discussie ............................................................................................................................................ 41 Literatuurlijst ........................................................................................................................................ 44 Bijlagen 1. Volledige versie van de literatuurstudie .............................................................................................. 2. Uitwerking interviews .......................................................................................................................... 3. Brief internetenquête ........................................................................................................................... 4. Internetenquête.................................................................................................................................... 5. Kwantitatieve analyse: tabellen........................................................................................................... 6. Kwalitatieve analyse ............................................................................................................................. 7. Logboek data analyse ...........................................................................................................................
7
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
1. Inleiding 1.1. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek komt voort uit de vraag van het Expertisecentrum Mantelzorg om meer kennis te verzamelen over mantelzorgondersteuning in ziekenhuizen. Na kort onderzoek bleek dat er in de literatuur nog weinig over dit onderwerp bekend is. De oorspronkelijke opzet was om dit onderzoek uit te voeren op verschillende verpleegafdelingen van één ziekenhuis, maar het werd al snel duidelijk dat dit niet realiseerbaar was. Het onderzoek in deze vorm kon dus niet starten. In overleg met de opdrachtgever is besloten om een landelijk, verkennend onderzoek uit te voeren onder geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn in het ziekenhuis. De vakgroep Geriatrie van de beroepsvereniging voor Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, nader te noemen V&VN, verleent medewerking aan dit onderzoek.
1.2 Contextbeschrijving Het Expertisecentrum Mantelzorg is het landelijke kenniscentrum op het gebied van mantelzorg en mantelzorgondersteuning. Landelijk onderzoek wijst uit dat er in Nederland 3.5 miljoen mantelzorgers zijn (gerekend vanaf achttien jaar). Van deze groep mensen zijn er 2.6 miljoen die meer dan acht uur per week en/of langer dan drie maanden mantelzorg verleenden (Oudijk, De Boer, Woittiez, Timmermans & De Klerk, 2010). Dit is dus meer dan 20% van de volwassen bevolking.
Bovendien zijn er 1.1 miljoen mantelzorgers die zowel langdurige als intensieve zorg geven. Deze gegevens geven een goed beeld van hoe belangrijk mantelzorgers zijn voor de maatschappij. Het vroegtijdig signaleren van (over)belasting van mantelzorgers en een goede mantelzorgondersteuning is daarbij van uiterst belang.
1.3. Probleemstelling Er is weinig inzicht in hoe de relatie tussen de geriatrieverpleegkundige en de mantelzorger in de ziekenhuissituatie wordt vormgegeven in de praktijk.
1.3.1. Doelstelling
Er is geïnventariseerd in welke mate de geriatrieverpleegkundigen aandacht besteden aan de verschillende rollen die mantelzorgers vervullen richting patiënt en verpleegkundige.
Er is geïnventariseerd vanuit welke competenties de geriatrieverpleegkundigen (preventieve) ondersteuning bieden aan mantelzorgers.
8
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Er zijn aanbevelingen opgesteld om de verpleegkundige aandacht en de hieraan gekoppelde competenties, met betrekking tot (preventieve) mantelzorgondersteuning te bevorderen.
1.3.2. Vraagstelling Besteden geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht aan de verschillende rollen die mantelzorgers vervullen en vanuit welke kennis, houding en vaardigheden ondersteunen zij de mantelzorgers? 1.3.3. Deelvragen
Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van mantelzorgers?
In hoeverre hebben de geriatrieverpleegkundigen kennis van mantelzorgers?
In hoeverre zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen richting patiënt en verpleegkundige?
Op welke manier houden geriatrieverpleegkundigen rekening met de vier rollen die mantelzorgers kunnen vervullen: persoonlijke relatie, expert, partner in de zorg en hulpvrager?
In welke mate zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met problemen die mantelzorgers kunnen ervaren?
Op welke manier besteden geriatrieverpleegkundigen aandacht aan het vroegtijdig opsporen van mantelzorgers en het signaleren van mogelijke (over)belasting?
Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van het (preventief) ondersteunen van mantelzorgers?
Welke
vaardigheden
gebruiken
geriatrieverpleegkundigen
in
de
(preventieve)
mantelzorgondersteuning?
In hoeverre is (preventieve) mantelzorgondersteuning in ziekenhuizen relevant voor de maatschappij?
In hoeverre is er verschil in de wijze van (preventieve) mantelzorgondersteuning door geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn op de verpleegafdelingen en poliklinieken?
1.4. Definiëring begrip geriatrieverpleegkundige In dit verslag wordt regelmatig het begrip ‘geriatrieverpleegkundige(n)’ gebruikt. Met deze term wordt bedoeld alle verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten die lid zijn van de afdeling Geriatrie Verpleegkunde van de V&VN en die tevens werkzaam zijn op een geriatrische verpleegafdeling en/of polikliniek in een ziekenhuis in Nederland. Een aantal van hen hebben ook een vervolgopleiding binnen het specialisme Geriatrie gevolgd.
9
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
2. Samenvatting literatuurstudies 2.1 Mantelzorgers Een duidelijke definitie van mantelzorg wordt gegeven door de Raad van de Volksgezondheid: ‘Mantelzorg is zorg die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt gegeven aan een hulpbehoevende, door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie’ (Website Mezzo, 2011). Een belangrijk onderscheid dat hierbij gemaakt wordt, is dat mantelzorg niet voortkomt vanuit een beroep of georganiseerd vrijwilligerswerk en dat het om zorg gaat die méér is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is. Mantelzorgers kunnen voor hun naaste zorgen op het gebied van persoonlijke verzorging, huishoudelijke hulp, begeleiding, administratieve hulp, emotionele steun, toezicht en verpleegkundige zorg (De Boer, Broese Van Groenou & Timmermans, 2009).
De motieven van mantelzorgers om te zorgen kunnen erg verschillen per persoon en variëren van een bewuste, vrijwillige keuze tot een morele verplichting. Zwaanswijk stelt in zijn onderzoek onder mantelzorgers van mensen die lijden aan dementie, dat het geven van mantelzorg vaak geen bewuste keuze is, maar dat men er geleidelijk in rolt. Hij beschrijft daarnaast dat het zorgen uit ‘liefde en genegenheid’ en uit ‘plichtsgevoel’ de meest voorkomende motivaties zijn voor mantelzorgers (Zwaanswijk, Peeters, Spreeuwenberg, Van Beek & Francke, 2009).
2.1.1 (Over)belasting van mantelzorgers Zorgen voor een ander kan een bepaalde belasting met zich meebrengen voor degene die zorgt. Hoe de mantelzorger de belasting ervaart, hangt af van de verhouding tussen de draagkracht en de draaglast van de mantelzorger. Als de draaglast in balans is met de draagkracht, is het risico op (over)belasting niet zo groot. Dit wordt echter een ander verhaal als de draaglast groter is dan de draagkracht van de mantelzorger. Hoe dit zich tot elkaar verhoud wordt bepaald door verschillende factoren: lichamelijke en psychische factoren (gezondheid, karakter en coping), praktische aspecten (tijd en geld) en omgevingsgebonden factoren (cultuur en sociaal netwerk) (Schreuder-Goedheijt, in Feith & De Bruijn, 2010; Buijssen & Adriaansen, 2005). (Over)belasting van de mantelzorger kan zowel
lichamelijke, psychische als gedragsmatige symptomen tot gevolg hebben (Buijssen & Adriaansen, 2005).
Volgens de laatste cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau zijn er ruim 425.000 mantelzorgers die zich ernstig belast voelen (Oudijk et al., 2010). Een onderzoek onder 1526 mantelzorgers van naasten met dementie toont aan dat 98% van de mantelzorgers problemen ervaren in de zorg voor hun
10
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
naaste. Zij ervaren bijvoorbeeld de zorg als emotioneel en lichamelijk te zwaar en hebben moeite met veranderingen in het gedrag van hun naaste (Zwaanswijk et al., 2009). Een volledige beschrijving kunt u vinden in bijlage 1. Ondanks deze ingrijpende problemen en ervaringen vinden mantelzorgers het vaak moeilijk om hulp te vragen. Sommigen zijn bijvoorbeeld bang om hun naaste te kort te doen als zij toegeven dat zij het zelf niet meer kunnen, of anderen zijn angstig voor het verliezen van de controle (Buyssen, in Braam, 2001; Vernooij-Dassen & Mittelman et al. 2010). Dit wordt onderstreept in het volgende citaat: ‘Ik zie geregeld mensen, mantelzorgers, die zeggen, ‘Ik kan het allemaal prima aan en geen probleem’ en als je daar dan door heen prikt, of je vraagt ‘nou, hoe voelt u zich daar bij’, nou dan kunnen ze tranen met tuiten huilen, want dan blijkt het toch wel heel erg zwaar te zijn’ (Geriatrieverpleegkundige van een polikliniek tijdens het interview, zie bijlage 2).
2.1.2. Positieve ervaringen van mantelzorgers Gelukkig zijn er ook positieve aspecten die mantelzorgers ervaren in het geven van zorg. Mantelzorgers vinden het vaak fijn om anderen te helpen en de ander gelukkig te zien. Zij voelen zich gewaardeerd door hem of haar en familie en vrienden om hen heen. Daarnaast kan het voor hen ook een bron van voldoening zijn om hun naaste goed en schoon verzorgd te zien en door hun inspanningen de waardigheid van hem of haar te behouden (Buijssen & Adriaansen, 2005).
2.2 Mantelzorgondersteuning door verpleegkundigen Mantelzorgondersteuning wordt omschreven als het aanbieden van diensten die specifiek zijn gericht op het verminderen van de draaglast en vergroting of behoud van de draagkracht van mantelzorgers (Rutten & Houtjes, 2004). Het ondersteunen van de mantelzorger begint met het signaleren van mogelijke (over)belasting.
2.2.1. Signaleren Voor een verpleegkundige is het belangrijk om (dreigende) (over)belasting bij mantelzorgers in een vroegtijdig stadium op te sporen, zodat kan worden voorkomen dat zij daadwerkelijk overbelast raken (Van der Zande et al., 2007). Om een goede eerste indruk te krijgen van in hoeverre een mantelzorger zich overbelast voelt, is het goed om de mantelzorger een korte vragenlijst in te laten vullen. De EDIZ of de CSI zijn daar voorbeelden van. De EDIZ-lijst staat voor Ervaren Druk door Informele Zorg en de CSI staat voor Caregiver Strain Index (Website Expertisecentrum Mantelzorg, 2011).
11
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
2.2.2. Mantelzorgondersteuning Als verpleegkundige is het belangrijk om te weten waar een mantelzorger behoefte aan kan hebben en waar en door wie ondersteuning geboden kan worden. Hieronder staan een aantal punten waarop ondersteuning geboden kan worden door de verpleegkundige:
Informatie en advies over bijvoorbeeld ziektebeelden, risico op (over)belasting en praktische aspecten van de verzorging (Van der Zande et al., 2007).
Emotionele steun door bijvoorbeeld als klankbord te fungeren of te helpen bij de verwerking van de ziekte van de patiënt. Bij dit alles is het gebruik van sociaal relationele vaardigheden in een persoonlijk gesprek erg belangrijk (Feith & De Bruijn, 2010). Ook uit de interviews kwam dit naar voren: ‘Op de allereerste plaats zijn natuurlijk je communicatieve vaardigheden zo ontzettend belangrijk. Je moet goed weten welke woorden je kiest, en bij de één moet je daar wat voorzichtiger mee zijn dan met de ander. En wat natuurlijk heel belangrijk is, is dat je begrip toont voor mensen, dat je laat merken dat je naar hen luistert’ (Zie bijlage 2).
Praktische of instrumentele steun, zoals huishoudelijke hulp of maaltijdservice (Feith & de Bruijn, 2010). Het is hierbij van belang dat de verpleegkundige voldoende kennis heeft van de
sociale kaart, zodat zij in staat is door te verwijzen naar de juiste voorzieningen. In het ziekenhuis kan zij ondersteuning bieden door bijvoorbeeld goed bereikbaar te zijn voor de mantelzorger en mogelijkheden te bieden voor voldoende privacy (Van der Zande et al., 2007).
Respijtzorg: Dit is het verzamelbegrip voor voorzieningen die de zorg tijdelijk en volledig overnemen van de mantelzorger, zodat deze de vrijheid heeft om eigen activiteiten te doen. Er zijn veel drempels voor mantelzorgers om gebruik te maken van respijtzorg. Het is daarom goed om als verpleegkundige te benadrukken dat het belangrijk is dat de mantelzorger tijd voor zichzelf neemt. Zo heeft de mantelzorger op de langere termijn genoeg energie om de zorg te blijven geven (Feith & De Bruijn, 2010).
Financiële tegemoetkoming. Denk hierbij aan de bijzondere bijstand of de PGB. Het gemeentelijk WMO-loket kan hierbij ondersteuning bieden (Feith & De Bruijn, 2010).
2.2.3. Samenspel en SOFA-model Om de zorg voor de patiënt en mantelzorger zo goed mogelijk uit te voeren, is het belangrijk dat er een goed samenspel is met de verpleegkundige. De verpleegkundige moet zich realiseren dat een mantelzorger meerdere rollen kan vervullen en dat de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger afhangt van welke rol de mantelzorger op dat moment het meest vervult (Website Expertisecentrum Mantelzorg, 2011). Het SOFA-model maakt duidelijk hoe de verpleegkundige kan
inspelen op deze verschillende rollen (zie tabel 1 en de volledige literatuurstudie in bijlage 1).
12
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Tabel 1: SOFA-model. Taak verpleegkundige
Rol mantelzorger
Samenwerken
Partner in zorg, bondgenoot
Ondersteunen
Hulpvrager
Faciliteren
Persoonlijke relatie (partner, kind, vriend)
Afstemmen
Ervaringsdeskundige / expert
De mantelzorger:
Is een gelijkwaardige partner in zorg, zij het met een ander perspectief. De verpleegkundige kan hierop inspelen door samen te werken, door bijvoorbeeld te overleggen hoe de zorg voor de patiënt geregeld wordt.
Heeft mogelijk zelf een hulpvraag. Het is hierbij belangrijk om hen vroegtijdig bewust te maken van het belang van ondersteuning, zodat zij de zorg langer vol kunnen houden.
Is een persoonlijke relatie van de patiënt. De mantelzorger en de patiënt moeten de rollen ten opzichte van elkaar kunnen behouden. De verpleegkundige faciliteert dit door bijvoorbeeld te zorgen dat de mantelzorger nog leuke dingen kan doen met de patiënt.
Is een ervaringsdeskundige op het gebied van de patiënt en diens zorgbehoefte. Het is belangrijk dat de verpleegkundige de zorgverlening en ondersteuning hierop afstemt.
2.3 De geriatrische patiënt en de geriatrieverpleegkundige 2.3.1 De geriatrische patiënt in het kort De definitie van de term Geriatrie is: “Geriatrie is de vorm van geneeskunde dat zich richt op de preventie, diagnostiek en behandeling van ziekten die wat betreft hun oorzaak samenhangen met veroudering of in sterke mate worden beïnvloed door veroudering van de betreffende patiënt” (Eulderink, Heeren, Knook & Ligthart, 2004, p.5). Kenmerken van geriatrische patiënten zijn de hoge biologische leeftijd en de aandoeningen die vaak tegelijkertijd voorkomen (comorbiditeit). Deze aandoeningen hebben een meestal atypische of onduidelijke presentatie van de klachten. Een ander belangrijke kenmerk van de geriatrische patiënt is de verhoogde kwetsbaarheid, ook wel frailty (of fragiliteit) genoemd. De aandoeningen kunnen leiden tot verstoringen in het functioneren en het ontstaan van afhankelijkheid (Jansen, Van Der Laan & Schols, 2007).
13
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
2.3.2. De geriatrieverpleegkundige en mantelzorger In het Beroepsdeelprofiel geriatrieverpleegkundige (2004) staat de communicatie met de mantelzorger als kerntaak vermeld, waarin ook de verschillende rollen van het SOFA-model te herkennen zijn. Allereerst is de verpleegkundige grotendeels afhankelijk van de informatie die familieleden kunnen geven over de levensloop en de dagelijkse gewoonten van de patiënt (mantelzorger als expert). Het inschakelen van professionele hulp is vaak een grote stap voor familieleden en wordt niet zelden beleefd als een ernstige inbreuk op de privacy (mantelzorger als partner/kind). Het kunnen overgeven van de zorg aan anderen, is een opgave die veel zorgende familieleden zwaar valt (mantelzorger als hulpvrager). De mantelzorg heeft voortdurend aandacht van de geriatrieverpleegkundige, ook als zij er niet zelf om vragen.
2.4 Mantelzorg en ziekenhuis Er is al heel wat geschreven over mantelzorg. Echter, er is nog weinig bekend over hoe mantelzorgers worden begeleid in de ziekenhuissituatie. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste punten uit een aantal binnenlandse en buitenlandse artikelen beschreven over dit onderwerp. Voor meer informatie, zie de volledige literatuurstudie in bijlage 1. De wetenschappelijke onderzoeken hebben elk hun eigen patiëntenpopulatie en zijn uitgevoerd in verschillende typen ziekenhuizen en landen. Allen hebben echter dezelfde centrale vraagstelling, namelijk hoe de mantelzorger de ziekenhuisopname van hun naaste heeft ervaren. Er moet wel de kritische noot geplaatst worden bij dat mantelzorg kan verschillen per cultuur en land. Om deze reden moeten de buitenlandse onderzoeken steeds in een context gezien worden. In de onderzoeken kwamen de volgende punten naar voren die beschrijven waar mantelzorgers behoefte aan hebben:
Een vast aanspreekpunt die verantwoordelijk is voor de patiënt (Lucchese, De Albuquerque Citero, De Marco, Baxter Andreoli & Nogueira-Martins, 2008; Website Mezzo, 2011; Zorgnetwerk Midden-Brabant, 2008).
Het
belang van het vroegtijdig betrokken worden in het
zorgproces tijdens
ziekenhuisopname van de naaste (Addington-Hall & O'Callaghan, 2009; Bradway & Hirschman, 2008; Proctor, Wilcockson, Pearson & Allgar, 2001); Young, Rogers, Dent & Addington-Hall, 2009; Website Mezzo, 2011; Zorgnetwerk Midden-Brabant, 2008).
Behoefte aan mondelinge informatie (Bradway et al., 2008; Lucchese et al., 2008; Visser & Heugte, 2004).
Het bespreekbaar maken van angsten en onzekerheden die ervaren worden door de mantelzorger (Young et al., 2009; Website Mezzo, 2011).
14
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
2.4.1. Mantelzorg en de geriatrische zorgvrager In 2004 is er een project opgestart op de afdeling Geriatrie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht die de kwaliteit in kaart bracht van familiebegeleiding bij ontslag. Dit resulteerde in de volgende aanbevelingen die beschrijven hoe verpleegkundigen kunnen aansluiten bij de behoefte van de mantelzorger en de ontslagprocedure kunnen verbeteren:
Het in kaart brengen van de thuissituatie.
Het organiseren van gestructureerde contactmomenten met naasten.
Het betrekken van de mantelzorger bij de besluitvorming .
Het verstrekken van duidelijke informatie (Rensink, 2005, 2007).
Het Universitair Medisch Centrum St. Radboud heeft een programma samengesteld dat zich specifiek richt op de kwetsbare ouderen. Het doel van dit programma is om samen met de familie beslissingen te nemen en de patiënt zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Voor ziekenhuizen is winst te behalen wanneer de communicatie tussen patiënt, informele en formele zorg goed geregeld is op onder andere de volgende gebieden:
De kwaliteit van zorg voor de patiënt.
Meer kennis over de patiënt.
Eerder ontslag uit het ziekenhuis door betere afstemming met het thuisfront/thuiszorg.
Helaas wordt de mantelzorger nog te weinig betrokken bij de ziekenhuisopname en wordt niet iedereen als een mantelzorger herkend. Daarnaast is het risico op (over)belasting ook hoog omdat er niet gekeken wordt naar de ondersteuning van de mantelzorger zelf, zoals in de vorm van respijtzorg (Website Mezzo, 2011).
2.4.2. Maatschappelijke relevantie van mantelzorg Door de vergrijzing in Nederland zullen steeds meer ouderen worden opgenomen in het ziekenhuis. Een derde van de opnames wordt veroorzaakt doordat de mantelzorger de zorg thuis niet meer aankan. Door de vergrijzing zal er een gat ontstaan tussen de complexiteit van de zorg van patienten en het aantal personeel en middelen in de ouderenzorg (Te Winkel, 2008). Het gat wordt echter nog groter als de mantelzorger niet meer voor zijn of haar naaste kan zorgen (Van der Zande et al., 2007). In drie artikelen wordt beschreven hoeveel het zou kosten als de mantelzorgers zouden wegvallen. In een Italiaans ziekenhuis kwam de zorg, die een mantelzorger besteed tijdens ziekenhuisopname, op gemiddeld 52.9 uur (Quattrin et al., 2009). Een Nederlandse gezondheidseconoom berekende voor Nederland dat het gemiddeld €9.52 per uur zou kosten om een mantelzorger te vervangen (Van Der Berg, Brouwer, Van Exel & Koopmanschap, 2005). In de Verenigde Staten zijn de kosten voor de
vervanging van mantelzorg geschat op 196 miljard dollar per jaar. Dit komt overeen met 135 miljard euro (Quattrin et al., 2009).
15
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
3. Onderzoeksopzet 3.1 Type onderzoek Het onderzoek is grotendeels kwantitatief van aard en zal uitgevoerd worden middels het afnemen van een internetenquête (Verhoeven, 2007). Ter voorbereiding op het samenstellen van deze internetenquête zullen drie verkennende interviews plaatsvinden met geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn op de polikliniek en/of verpleegafdeling Geriatrie. Dit is het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek.
3.2 Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie wordt gevormd door de geriatrieverpleegkundigen die aangesloten zijn bij de vakgroep Geriatrie Verpleegkunde van de Beroepsvereniging V&VN. Deze beroepsvereniging bestaat uit meerdere afdelingen waarin verpleegkundigen en verzorgenden van verschillende specialismen zijn vertegenwoordigd. Er is gekozen voor de beroepsgroep geriatrieverpleegkunde, omdat deze verpleegkundigen in contact komen met een patiëntengroep waarbij relatief veel mantelzorgers betrokken zijn.
3.2.1. Internetenquête Door middel van een selecte steekproef en aan de hand van de volgende inclusie- en exclusiecriteria wordt bepaald welke geriatrieverpleegkundigen worden uitgenodigd voor deelname aan de internetenquête: (Verhoeven, 2007) Inclusiecriteria:
Gediplomeerde HBO- en MBO verpleegkundigen die werkzaam zijn op de verpleegafdelingen Geriatrie en/of op de geriatrische poliklinieken van ziekenhuizen in Nederland.
Gediplomeerde HBO- en MBO verpleegkundigen die daarnaast een vervolgspecialisme geriatrieverpleegkundige hebben gevolgd en werkzaam zijn op de verpleegafdelingen Geriatrie en/of op de geriatrische poliklinieken van ziekenhuizen in Nederland.
Verpleegkundig specialisten Geriatrie die werkzaam zijn in ziekenhuizen in Nederland.
Exclusiecriteria:
Gediplomeerde (geriatrie)verpleegkundigen die niet werkzaam zijn in de klinische of poliklinische setting (Bijvoorbeeld in de thuiszorg, verpleeghuis of verzorgingshuis).
Gediplomeerde
verpleegkundigen
verpleegafdeling of polikliniek.
die
niet
werkzaam
zijn
op
een
geriatrische
16
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Zorgassistenten of verzorgenden.
Leerlingen en stagiaires die in opleiding zijn tot HBO of MBO-verpleegkundige.
Verpleegkundigen die op basis van een oproepcontract werkzaam zijn.
3.2.2. Interviews Ter voorbereiding op het opstellen van de internetenquête worden drie semigestructureerde interviews afgenomen bij geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn op een geriatrische verpleegafdeling en/of polikliniek van een ziekenhuis. Deze verpleegkundigen zijn benaderd via connecties binnen het netwerk van de onderzoekers.
3.3 Respons Om een zo goed mogelijke respons te verkrijgen worden de volgende aspecten toegepast bij het ontwikkelen en verspreiden van de internetenquête: (Saunders, Lewis & Thornhill, 2008)
Het beschrijven van het doel van de enquête.
Duidelijke structuur en indeling van de enquête.
Zorgen voor korte en eenduidige vragen.
Zoveel mogelijk gesloten vragen stellen.
Het invullen mag niet meer dan twintig minuten in beslag nemen.
Een internetenquête heeft een groot bereik en zal daarom via een link in een mail onder de respondenten verspreid worden (Verhoeven, 2007).
De enquête moet op elk moment van de dag via de computer gemaakt kunnen worden.
Er zullen twee boeken worden verloot onder de respondenten om de individuele motivatie te vergroten.
3.4 Methode van dataverzameling 3.4.1. Literatuuronderzoek Het doel van het literatuuronderzoek is drieledig. Ten eerste is er literatuuronderzoek verricht voor een eerste oriëntatie op het onderwerp en de beschikbaarheid van literatuur: het vooronderzoek. Ten tweede is er gebruik gemaakt van onderzoeksliteratuur om de onderzoeksopzet en methode te verantwoorden en te beargumenteren. Het derde doel van het literatuuronderzoek is om een onderbouwd antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. Aangezien er nog weinig bekend is over begeleiding van mantelzorgers in de ziekenhuissituatie, wordt hierbij gebruik gemaakt van primaire literatuur (Verhoeven, 2007). Verder zal er ook secundaire literatuur worden gebruikt voor
17
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
het beschrijven van de huidige situatie van Nederlandse mantelzorgers en wat daarin belangrijke aandachtspunten zijn voor verpleegkundigen. 3.4.2. Internetenquête Het doel van de enquête is om informatie te verzamelen over hoe de geriatrieverpleegkundigen omgaan met mantelzorgers. Er is voor enquêtering via het internet gekozen, omdat op deze manier een grote groep respondenten kan worden bereikt. De enquête zal grotendeels bestaan uit gesloten vragen waarbij de antwoorden middels een meerkeuze systeem ingevuld kunnen worden. De antwoorden kunnen in verschillende categorieën verdeeld worden: (Saunders et al., 2008)
Mening; geeft aan hoe respondenten over iets denken.
Gedrag; geeft informatie over wat de respondenten doen.
Kenmerk; gegevens over de kenmerken van de respondent.
De enquêtevragen worden opgesteld aan de hand van de literatuurstudies en de verkregen informatie uit de interviews. Hierbij zal ook het SOFA-model als richtlijn gebruikt worden. Dit model beschrijft de wijze waarop verpleegkundigen kunnen inspelen op de rollen die mantelzorgers vervullen. Daarnaast is er een enquête beschikbaar van een eerder onderzoek wat betrekking had op de mantelzorger en de praktijkondersteuner van de huisarts. Dat onderzoek had ook een explorerend doel en een aantal vragen hiervan zouden tevens in dit onderzoek relevant kunnen zijn.
3.5 Validiteit Er zal op verschillende manieren worden gestreefd naar een zo hoog mogelijke validiteit van het onderzoek. Hiermee wordt de geldigheid van het onderzoek bedoeld, dat er ook daadwerkelijk gemeten wordt wat er beoogd is om te meten (Verhoeven, 2007; Baarda & De Goede, 2001).
Door het opstellen van inclusie- en exclusiecriteria wordt de populatievaliditeit verhoogd (Verhoeven, 2007). De inclusie- en exclusiecriteria zijn opgesteld om een onderzoekspopulatie
te selecteren die de rest van de doelgroep kan vertegenwoordigen en die veel raakvlakken heeft met de inhoud van de onderzoeksvraag. Op deze manier wordt de kans groter dat men meet wat men wil meten en dat de onderzoeksresultaten geldig en generaliseerbaar zijn.
De enquêtevragen worden opgesteld op basis van zowel literatuuronderzoek als kwalitatief onderzoek uit de praktijk. Dit verhoogt de validiteit van de enquête.
18
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
3.6 Betrouwbaarheid Op de volgende manieren wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot:
Toepassing van triangulatie doordat er zowel kwalitatieve als kwantitatieve dataverzamelingsmethoden worden gebruikt (Verhoeven, 2007).
De inhoud en opzet van de internetenquête wordt gecontroleerd door deskundigen van het Expertisecentrum Mantelzorg.
De interviews worden uitgevoerd door één persoon zodat dit steeds op dezelfde manier wordt gedaan.
De interviews worden opgenomen op band en letterlijk uitgetypt in een verbatim. De ruwe bestanden worden bewaard voor eventuele heranalyse (Verhoeven, 2007).
Door gebruik te maken van een internetenquête is er een groot bereik van respondenten. Hoe groter de steekproef, des te nauwkeuriger kan men een uitspraak doen (Schreuder Peters, 2008; Verhoeven, 2007).
Tijdens de interviews en in de enquête worden de gebruikte begrippen verhelderd en uitgelegd, om ervoor te zorgen dat alle respondenten hetzelfde onder de gesprekspunten verstaan.
Het analyseren van de enquêtes wordt uitgevoerd door alle onderzoekers. Zij doen dit samen, zodat dezelfde werkwijze wordt gehandhaafd en met meerdere personen tegelijk wordt gekeken naar de juistheid van de analyses.
Er wordt een logboek bijgehouden waarin belangrijke beslissingen, activiteiten en leermomenten van de onderzoekers beschreven en verantwoord worden (Verhoeven, 2007).
Door gebruik te maken van een internetenquête worden gegevens rechtstreeks in een databestand ingevoerd, waardoor er nauwelijks fouten in de verwerking optreden (Verhoeven, 2007).
3.7 Gegevensanalyse 3.7.1. Internetenquêtes De gegevens die uit de enquêtes zijn verkregen, worden kwantitatief geanalyseerd via het programma SPSS 18.0. Het voordeel van een internetenquête is dat de gegevens direct naar een dataset getransporteerd kunnen worden. Op deze manier worden invoerfouten voorkomen. Afhankelijk van de soort variabele wordt er gekozen voor een bijpassende test. Er wordt gekeken of de variabelen invloed op elkaar hebben door dit te controleren middels een kruisingstabel waarbij een mogelijke verschil getoetst wordt met chi-square (Saunders et al., 2008). De gegevens zullen leiden
19
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
tot resultaten die beschreven zullen worden in percentages, frequenties en verschillen tussen variabelen, al dan wel of niet significant met een 95% betrouwbaarheidsinterval.
De verschillende antwoordmogelijkheden van de enquête kunnen in de volgende categorieën worden ingedeeld: (Saunders et al., 2008; Baarda & De Goede, 2001)
Nominale gegevens: Deze zijn niet numeriek te meten en zijn beschrijvend (zoals vrouw/man). Hierbij horen ook de ‘anders, namelijk’ antwoorden waarbij de respondenten zelf iets kunnen invullen dat zij als aanvulling zien op de bestaande antwoordmogelijkheden. Als er meerdere respondenten hierbij hetzelfde invullen, worden deze antwoorden gelabeld.
Ordinale gegevens: Hierbij krijgt het antwoord een specifieke plaats in een rangorde. Deze gegevens kunnen ook als kwantificeerbare gegevens worden beschouwd wanneer de ruimte russen de rangen even groot is.
Kwantificeerbare gegevens: Dit zijn de antwoorden waarbij de waarden als getallen gemeten kunnen worden. Kwantificeerbare gegevens kunnen geanalyseerd worden door meerdere statistische methodes.
3.7.2. Semigestructureerde interviews De interviews worden na opname letterlijk uitgetypt in een verbatim. Deze gegevens worden niet uitgebreid geanalyseerd door middel van labeling en codering, omdat zij alleen gebruikt worden voor het opstellen van de internetenquête en als bron voor citaten en casuïstiek. Deze resultaten worden ook niet opgenomen in de statistieken van de resultaatbeschrijving van het onderzoek.
20
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
4. Resultaatbeschrijving 4.1. Responsbeschrijving internetenquête De internetenquête is verstuurd naar verpleegkundigen die lid zijn van de vakgroep Geriatrie V&VN. Er is niet exact bekend hoeveel verpleegkundigen lid zijn van deze groep, maar dit wordt door de V&VN geschat op driehonderd geriatrieverpleegkundigen. Deze groep bestaat uit verpleegkundigen die in verschillende sectoren binnen de gezondheidszorg werken, zoals de thuiszorg, verzorgings- en verpleeghuis en het ziekenhuis. Een schatting is dat van de driehonderd verpleegkundigen ongeveer de helft werkzaam is in het ziekenhuis. Dit zou betekenen dat 150 verpleegkundigen kunnen deelnemen aan de enquête. Uit de resultaten van de enquête blijkt dat 74 geriatrieverpleegkundigen de enquête hebben ingevuld. Hiervan zijn zes verpleegkundigen geëxcludeerd, omdat zij niet binnen het specialisme Geriatrie en/of in een ziekenhuis werken. De uiteindelijke respons is uiteindelijk gekomen op 68 geriatrieverpleegkundigen, bijna 50% van de totale groep. De verwachting is dat met dit aantal respondenten een duidelijk beeld geschetst kan worden van de praktijk.
4.2. Resultaatbeschrijving onderzoekspopulatie Het grootste deel van de 68 verpleegkundigen behoort tot de leeftijdscategorie 20 tot 30 jaar of 50 tot 60 jaar. 73.5% van de respondenten is minder dan 10 jaar werkzaam in het ziekenhuis. Als vooropleiding heeft 48.5% van de verpleegkundigen HBO Verpleegkunde gedaan en 33.8% deed de opleiding MBO Verpleegkunde. Het blijkt dat 63.2% van de respondenten de vervolgopleiding Klinische Geriatrie heeft gedaan en 10.3 % de vervolgopleiding tot Verpleegkundig Specialist (geïllustreerd in figuur 1). 4,4% opleiding intern
22,1%
opleiding klinische geriatrie 10,3%
verpleegkundig specialist 63,2%
geen vervolgopleiding
Figuur 1: Gevolgde vervolgopleiding.
Het merendeel van de respondenten werkt in een algemeen ziekenhuis (82.4%). Een duidelijk kleiner aantal is werkzaam in een academisch ziekenhuis (13.4%). 51.5% van de geriatrieverpleegkundigen werkt op een geriatrische verpleegafdeling en 45.6% werkt op een polikliniek in combinatie met consultverlening of werkzaamheden op een verpleegafdeling.
21
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
4.3. Resultaatbeschrijving internetenquête In deze paragraaf worden de resultaten van de internetenquête per deelvraag beschreven. Bij sommige enquêtevragen konden de respondenten meerdere antwoorden invullen, waardoor bij verschillende resultaten de som van de percentages meer dan 100% kan zijn. Deelvraag 1. Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van mantelzorgers? Op de vraag welke uitspraak het dichtst bij de mening komt van de geriatrieverpleegkundigen over mantelzorg, antwoordt het merendeel (zie figuur 2) dat zij het vanzelfsprekend vinden dat familieleden voor elkaar zorgen, behalve als het om een persoon gaat die verder van de hulpbehoevende afstaat. Daaropvolgend vindt een kwart van de respondenten dat het vanzelfsprekend is dat mensen in het algemeen voor elkaar zorgen.
7,5%
vanzelfsprekend dat mensen voor elkaar zorgen 26,9% vanzelfsprekend dat familieleden voor elkaar zorgen, maar niet mensen die verder van de patiënt afstaan
20,9%
Mantelzorg is positief maar eiegenlijk de taak van een professional
44,8%
niet verstandig dat mensen veel opgeven om te zorgen
Figuur 2: Uitspraken van geriatrieverpleegkundigen over mantelzorg.
De meeste geriatrieverpleegkundigen zien de mantelzorger als een onderdeel van het welzijn van de patiënt (51.5%). Een kleiner aantal geeft aan dat zij met name vanuit het oogpunt van de patiënt handelen, maar dat zij daarbij de mantelzorger wel nodig hebben (20.6%). Een ander houdingsaspect dat naar voren komt is dat geriatrieverpleegkundigen tijd maken voor de mantelzorger en zijn/haar behoeftes (19.1%). Als er sprake is van tegenstrijdige belangen tussen mantelzorger en patiënt, staat bij de helft van de respondenten de patiënt centraal, maar verwijzen zij de mantelzorger wel door voor ondersteuning naar andere hulpverleners/instanties (50%). Verder geven veel geriatrieverpleegkundigen aan zelf de tegenstrijdige belangen tussen mantelzorger en patiënt te bespreken en samen tot een afspraak te komen (35.3%). Een groot deel van de respondenten geeft aan dat zij zelf mantelzorger zijn (40.3%) en meer dan de helft van deze groep is van mening dat dit invloed heeft op hoe zij met mantelzorgers omgaan.
22
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Deelvraag 2. In hoeverre hebben de geriatrieverpleegkundigen kennis van mantelzorgers? De meeste geriatrieverpleegkundigen (58.8%) geven aan dat er in de opleiding beperkt aandacht is besteed aan mantelzorg(ondersteuning), terwijl een grote groep (39.9%) juist aangeeft dat het onderwerp mantelzorger uitgebreid in de opleiding aanbod is gekomen. Daarom is er gekeken of het verschil maakt of de geriatrieverpleegkundigen wel of geen vervolgopleiding hebben gedaan (weergegeven in tabel 2). Hieruit blijkt dat er meer aandacht in de vervolgopleiding is besteed aan mantelzorgondersteuning. Dit verschil is significant getest middels chi-square met een p-waarde van 0.008 bij een 95% betrouwbaarheidsinterval.
Tabel 2: Vervolgopleiding en de mate van aandacht voor mantelzorgondersteuning in de opleiding. Ja, vervolgopleiding Klinische Geriatrie/ Verpleegkundig Specialist (%)
Geen vervolgopleiding (%)
Ja, uitgebreid
51
11.1
Ja, beperkt
46.9
88.9
Nee
2.0
0.0
Er is gevraagd wat de geriatrieverpleegkundigen onder mantelzorg verstaan waarbij zij konden kiezen uit meerdere definities. Het is opvallend dat de meeste respondenten kiezen voor een uiterste (weergegeven in tabel 3).
Tabel 3: Definitie van mantelzorg gekozen door de geriatrieverpleegkundigen. (%) Mantelzorgers zijn mensen die zorg verlenen aan hun partner, familie, vrienden en andere naasten
40.3
met wie zij een sociale relatie hebben. Mantelzorgers zijn mensen die extra zorg verlenen aan partner, familie, vrienden en andere naasten
17.9
met wie zij een sociale relatie hebben. Het gaat hierbij niet om de gebruikelijke zorg die mensen voor elkaar hebben zoals een boodschap doen of meegaan naar hulpverleners maar om extra minder alledaagse zorg. Mantelzorgers zijn mensen die langdurig en intensief zorgen voor hun partner, familie, vrienden en
41.8
andere naasten met wie zij een sociale relatie hebben. Zij besteden wekelijks velen uren aan verschillende zorgtaken zoals vaak het geval is bij dementie of terminale zorg.
Daarnaast konden de respondenten inschatten wat het percentage is van ernstig (over)belaste mantelzorgers in Nederland. De meeste geriatrieverpleegkundigen (75%) schatten dit percentage op meer dan 25%. De respondenten is ook gevraagd om uit verschillende casussen een inschatting te maken bij welk type mantelzorger het risico op (over)belasting het grootst is. Zoals is weergegeven in tabel 4 herkent het merendeel van de respondenten de situatie met het grootste risico op (over)belasting (de omschrijving in het groen).
23
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Tabel 4: Casussen van mantelzorgers waarbij het risico op (over)belasting groot kan zijn. (%) Vrouw, 40 jaar, getrouwd, 1 kind, parttime baan als verzorgende. Zij heeft nog vijf broers en zussen en met elkaar zorgen ze voor hun moeder die een CVA heeft gehad en nog thuis woont.
5.9
Vrouw, 65 jaar, heeft vroeger in de zorg gewerkt. Haar echtgenoot lijdt aan een chronische longziekte waarvoor hij haar hulp nodig heeft bij de persoonlijke verzorging. Onlangs is bij haar enige zus (70 jr.), die vier straten verderop woont, de diagnose Alzheimer vastgesteld.
94.1
Man, 50 jaar, werkt 28 uur per week, gaat 2x in de week op bezoek bij zijn broer die een verstandelijke beperking heeft en in een instelling woont.
0.0
Man, 30 jaar, samenwonend, heeft een fulltime baan als ICT’er. Hij heeft goed contact met zijn buurman van 65 jaar, weduwnaar, die slecht ter been is na een heupoperatie.
0.0
Deelvraag 3. In hoeverre zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen richting patiënt en verpleegkundige? De meeste geriatrieverpleegkundigen geven aan (geïllustreerd in figuur 3) dat zij de mantelzorger in de eerste plaats zien als iemand die een persoonlijke relatie (partner, ouder, kind) heeft met de patiënt of als ervaringsdeskundige op het gebied van de zorgvraag van de patiënt.
40,0% 35,0% 30,0%
Een partner, ouder, kind of een andere persoonlijke relatie is met de patiënt en dat zij die rollen ten opzichte van elkaar moeten kunnen behouden. Een ervaringsdeskundige is op het gebied van de zorgvrager en diens zorgbehoefte.
33,8% 26,5%
25,0%
15,0%
Een gelijkwaardige partner in zorg is, zij het met een ander perspectief.
19,1%
20,0% 14,7%
Een persoon is met mogelijk zelf een hulpvraag door de zorgtaken die hij/zij op zich heeft genomen.
10,0% 5,0%
1,5%
overige
0,0%
Figuur 3: De geriatrieverpleegkundigen vinden dat de mantelzorger in eerste instantie…
Vrijwel alle respondenten zijn zich bewust van de rollen die de mantelzorger kan vervullen (91.2%). Bij de vraag wat de geriatrieverpleegkundigen als hun taak zien op het gebied van mantelzorg, volgens het SOFA-model, worden de taken ‘afstemmen van zorg’ en ‘het ondersteunen van de mantelzorger’ het meest gekozen (zie figuur 4).
24
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
80,0%
75,0%
60,0%
70,6% behouden van de persoonlijke relatie tussen mantelzorger en patiënt. afstemmen van de zorg met de mantelzorger.
48,5%
47,0% 40,0%
samenwerken in de zorgverlening met de mantelzorger. combinatie van antwoorden
20,0% 5,9%
ondersteunen van de mantelzorger.
0,0%
Figuur 4: De taken die de geriatrieverpleegkundigen als hun taak zien op het gebied van mantelzorgondersteuning (volgens SOFA-model).
Deelvraag 4. Op welke manier houden geriatrieverpleegkundigen rekening met de vier rollen die mantelzorgers kunnen vervullen: persoonlijke relatie, expert, partner in de zorg en hulpvrager? Het grootste deel van de geriatrieverpleegkundigen behoudt de persoonlijke relatie tussen mantelzorger en de patiënt (faciliteren) door de gewoontes van de patiënt en de mantelzorger te respecteren. De antwoordmogelijkheden ‘zorgen voor gastvrijheid’ en ‘het aanmoedigen van de mantelzorger om samen met de patiënt leuke dingen te doen’ zijn ook vaak gekozen (zie figuur 5).
80,0%
75,0% door de mantelzorger aan te moedigen samen met patiënt leuke dingen te blijven doen. door de mantelzorger aan te moedigen om familierituelen voort te zetten na opname. door het respecteren van de gewoontes van de patiënt en de mantelzorger. door te zorgen voor koffie/thee en maaltijden voor mantelzorgers tijdens de ziekenhuisopname. door te zorgen voor overnachtingsmogelijkheden voor mantelzorgers. overige
70,0% 60,0% 50,0% 50,0% 40,0%
33,8%
30,0% 20,0%
17,6% 5,9%
10,0%
8,8%
8,8%
communicatie tussen geriatrieverpleegkundigen en mantelzorger.
4,4%
door te zorgen voor gastvrijheid voor mantelzorgers.
0,0%
Figuur 5: De manier waarop geriatrieverpleegkundigen de persoonlijke relatie tussen patiënt en mantelzorger behouden.
In
de
tweede
rol
(de
mantelzorger
als
ervaringsdeskundige)
stemmen
de
meeste
geriatrieverpleegkundigen de zorg af met de mantelzorger door: het vragen van belangrijke persoonlijke informatie over de patiënt (52.9%), het zorgen voor regelmatig contact met de mantelzorger (47%) en het goed overleggen met de mantelzorger in lastige situaties (41.2%). Daarnaast werden het ‘rekening houden met de verwachtingen van patiënt en mantelzorger’ (32.3%) en het ‘serieus nemen van klachten van mantelzorgers’ (26.5%) ook regelmatig gekozen.
25
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Vervolgens, werken de geriatrieverpleegkundigen in de derde rol (partner in de zorg) het meest samen met de mantelzorger door wederzijdse informatie-uitwisseling over de zorgverlening en ziekte van de patiënt. Daarnaast werken zij samen met de mantelzorger door duidelijk aan te geven bij wie de mantelzorger terecht kan voor vragen, geïllustreerd in figuur 6. 90,0%
79,4%
80,0% 70,0%
door het betrekken van mantelzorgers bij het invullen en uitvoeren van het zorgproces. door het betrekken van mantelzorgers bij het evalueren van de zorg en ondersteuning.
60,3%
60,0%
door het vragen naar wat een mantelzorger wel en niet wil doen aan zorgtaken gedurende opname.
50,0% 40,0% 30,0% 20,0%
door wederzijdse informatie-uitwisseling over de zorgverlening en ziekteproces van de patiënt.
25,0% 17,6% 11,8%
door duidelijk aan te geven bij wie de mantelzorger terecht kan voor vragen.
10,0%
1,5%
door de mantelzorger te betrekken bij de dagelijkse verzorging.
0,0%
Figuur 6: De manier waarop de geriatrieverpleegkundigen samenwerken met de mantelzorger.
In de vierde rol van de mantelzorger (als hulpvrager) ondersteunen de geriatrieverpleegkundigen de mantelzorgers het meest op de volgende manieren: het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers (57.3%), het aanreiken van tips aan mantelzorgers over hoe zij de zorg vol kunnen houden (55.9%) en door het verwijzen naar voorzieningen voor mantelzorgondersteuning (51.5%). Andere respondenten geven aan dat zij ‘het geven van informatie en advies’ en ‘het regelmatig vragen hoe het met de mantelzorger gaat’ ook als interventie zien (42.6%).
Deelvraag 5. In welke mate zijn geriatrieverpleegkundigen bekend met problemen die mantelzorgers kunnen ervaren? De resultaten van de kennisvragen betreffende (over)belasting zijn al beschreven bij deelvraag 2 en worden daarom niet nogmaals beschreven. Alle respondenten herkennen problemen bij mantelzorgers. De geriatrieverpleegkundigen herkennen (zie figuur 7) voornamelijk psychische klachten bij mantelzorgers gevolgd door lichamelijke klachten.
2,90%
0%
lichamelijke klachten (rug- en nekklachten, hoge bloeddruk,) 22,10% 47,70%
psychische klachten (verlies van concentratie, depressieve symptomen) gedragsmatige klachten (rusteloosheid, meer roken en drinken etc.) ik zie geen problemen bij mantelzorgers
60,30% combinatie van antwoorden
Figuur 7: Problemen die geriatrieverpleegkundigen herkennen bij mantelzorgers.
26
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
27
Deelvraag 6. Op welke manier besteden geriatrieverpleegkundigen aandacht aan het vroegtijdig opsporen van mantelzorgers en het signaleren van mogelijke (over)belasting? Het merendeel van de geriatrieverpleegkundigen brengt de mantelzorger in kaart (67.6%). De overige respondenten geven aan dit niet of nauwelijks te doen. De meeste verpleegkundigen die de mantelzorger wel in kaart brengen maken hierbij gebruik van het anamneseformulier. Een andere manier die vaak genoemd wordt is het ‘extra vragen naar de mantelzorger tijdens de intake’ (uiteengezet in figuur 8).
80,0% 70,0%
het is een onderdeel van het anamneseformulier.
68,9%
bij de intake vraag ik extra naar eventuele mantelzorger(s).
60,0% 50,0%
42,6%
gedurende de opname kom ik de mantelzorger(s) vanzelf tegen.
40,0% het is een onderdeel van een protocol of richtlijn die gebruikt wordt.
30,0% 20,0%
11,5%
11,5%
6,6%
10,0%
3,3%
de mantelzorger vult een formulier in over de thuissituatie van patiënt en mantelzorger. overige
0,0%
Figuur 8: De manier waarop geriatrieverpleegkundigen de mantelzorger in kaart brengen.
Bijna alle geriatrieverpleegkundigen besteden aandacht aan het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers (92.6%). Op de vraag op welke manier zij (over)belasting signaleren bij mantelzorgers, werden de volgende drie opties (geïllustreerd in figuur 9) het meest genoemd: het observeren van de mantelzorger of deze signalen van (over)belasting vertoont, de mantelzorger apart nemen voor een gesprek en gebruik maken van het ‘niet pluis gevoel’.
80,0%
60,0%
ik maak gebruik van mijn ‘niet pluis gevoel’.
68,7%
70,0%
64,2%
ik maak gebruik van een richtlijn of protocol.
53,7%
ik observeer de mantelzorger of deze signalen van (over)belasting vertoont. ik vraag de patiënt hoe het thuis gaat.
50,0% 40,0% 26,9%
30,0%
19,1% 13,4%
20,0% 10,0% 0,0%
7,5% 3,0%
ik neem de mantelzorger even apart om te vragen hoe het met hem of haar gaat. ik vraag de mantelzorger om een vragenlijst voor mantelzorgbelasting in te vullen (de EDIZ of de CSI). ik vraag de mantelzorger om een vragenlijst in te vullen over de thuissituatie. ik vraag bij allochtone mantelzorgers extra goed door omdat de belasting minder zichtbaar wordt geuit.
Figuur 9 : De manier waarop geriatrieverpleegkundigen (over)belasting signaleren bij mantelzorgers.
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Deelvraag 7. Welke houding hebben geriatrieverpleegkundigen ten opzichte van het (preventief) ondersteunen van mantelzorgers? Alle geriatrieverpleegkundigen vinden mantelzorgondersteuning nuttig (zie figuur 10). De meeste geriatrieverpleegkundigen geven daarvoor als belangrijkste reden dat zij het nut van mantelzorgondersteuning inzien, omdat de mantelzorger hierdoor beter kan zorgen voor de patiënt. Daarnaast noemt 31.8% van de respondenten als reden dat op deze manier kan worden voorkomen dat de mantelzorger (over)belast raakt.
45,0%
39,9%
beter kunnen zorgen voor de patiënt
40,0% 35,0%
31,8%
30,0%
patiënt en mantelzorger beter geinformeerd
25,0%
betere samenwerking tussen verpleegkundige, patiënt en mantelzorger patiënt kan mogelijk eerder met ontslag
20,0% 15,0%
13,6%
12,1%
10,0% 5,0%
meer tijd overhouden voor andere taken
de mantelzorger niet overbelast raakt 1,5%
1,5%
nee, ik zie het nut niet.
0,0%
Figuur 10: Het nut van mantelzorgondersteuning met de belangrijkste redenen.
Vrijwel alle verpleegkundigen (97%) geven aan dat zij (alle) mantelzorgers zelf proberen te benaderen. De overige geriatrieverpleegkundigen benaderen alleen die mantelzorgers waarvan zij de indruk hebben dat ze overbelast zijn. Bijna alle respondenten vinden dat zij zich goed in de mantelzorger kunnen verplaatsen. De helft (geïllustreerd in figuur 11) geeft aan dat dit komt doordat zij gedegen kennis en ervaring hebben met mantelzorgers. Een andere grote groep vindt dat zij zich net zo goed in de mantelzorger kunnen verplaatsen als een andere zorgverlener binnen de Geriatrie. 0% 0%
1,50%
0%
ja, want ik ben zelf mantelzorger.
0%
ja, want ik heb gedegen kennis en ervaring met mantelzorg(ers). ja, ik denk net zoveel als een andere zorgverlener binnen de geriatrie. ja, anders…
16,90% 30,80%
50,80%
nee, ik ben zelf geen mantelzorger dus ik weet niet hoe zij zich voelen. nee, ik heb onvoldoende kennis en ervaring met mantelzorg(ers). nee, ik ben me er niet bewust van. nee, anders…
Figuur 11: Redenen waarom geriatrieverpleegkundigen zich goed in de mantelzorger kunnen verplaatsen.
28
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Deelvraag 8. Welke vaardigheden gebruiken geriatrieverpleegkundigen in de (preventieve) mantelzorgondersteuning? De beschrijving van de vaardigheden die geriatrieverpleegkundigen gebruiken binnen de vier rollen van het SOFA-model, is al opgenomen bij deelvraag 4. Deze worden daarom niet nogmaals beschreven. Op vier verpleegkundigen na verwijzen alle geriatrieverpleegkundigen de mantelzorger door naar een hulpverlener en/of voorziening. Bijna de helft (47%) verwijst door naar een Steunpunt Mantelzorg en een iets kleiner percentage (33.8%) verwijst door naar maatschappelijk werk. Op de vraag welke knelpunten de verpleegkundigen ervaren in het vroegtijdig opsporen, signaleren van problemen en het ondersteunen van mantelzorgers, antwoordt 26.5% van de respondenten dat zij geen knelpunten ervaren. 79.5% van de verpleegkundigen geeft aan dat zij wel moeite hebben met deze drie vaardigheden, omdat zij geen zicht hebben op de werkelijke thuissituatie, te weinig tijd hebben, of een bruikbaar instrument/methodiek missen om (over)belasting te meten. Tevens is de vraag gesteld of de geriatrieverpleegkundigen behoefte hebben aan extra ondersteuning bij het onderwerp mantelzorg, waarop 27.9% van de respondenten met ‘nee’ antwoordt. Het grootste aantal van de verpleegkundigen die hier wel behoefte aan heeft, wil dit in de vorm van meetinstrumenten, om (over)belasting van mantelzorgers op te sporen. Daarnaast wordt een training in het ondersteunen van mantelzorgers (uiteengezet in figuur 12) vaak genoemd. nee 7,4%
ja, in de vorm van training in vaardigheden om mantelzorgers vroegtijdig op te sporen.
11,8%
27,9%
ja, in de vorm van training in vaardigheden voor het signaleren van problemen door mantelzorg. ja, in de vorm van training in het ondersteunen van mantelzorgers.
4,4%
26,5%
7,4%
ja, in de vorm van meetinstrumenten om (over)belasting door mantelzorg op te sporen. ja, in de vorm van meer inzicht in de sociale kaart.
14,7% ja, algemeen meer infomatie welkom
Figuur 12: De mate waarin geriatrieverpleegkundigen extra behoefte aan ondersteuning hebben rondom mantelzorgondersteuning.
Deelvraag 9. In hoeverre is (preventieve) mantelzorgondersteuning in ziekenhuizen relevant voor de maatschappij? De respondenten is gevraagd te kiezen uit meerdere uitspraken over de relevantie van mantelzorgondersteuning en de invloed op de maatschappij, geïllustreerd in figuur 13. Hierbij vinden
29
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
de meeste geriatrieverpleegkundigen dat samenspel tussen mantelzorger en professionele zorg noodzakelijk is om de zelfredzaamheid en de autonomie van de patiënt zo lang mogelijk te waarborgen. Daarnaast vindt een kleinere groep geriatrieverpleegkundigen ook dat middels goede mantelzorgondersteuning voorkomen wordt dat de mantelzorger zelf een patiënt wordt, wat bijkomende kosten tot gevolg kan hebben. 80,0% 75,0% 70,0%
door goede mantelzorgondersteuning voorkom je dat er achter de patiënt nog een patiënt ontstaat, met de bijkomende kosten als gevolg.
60,0%
het kost veel geld om de zorg van mantelzorgers over te nemen dus moeten zij ondersteunt worden om niet overbelast te raken.
50,0%
40,0%
door de mantelzorger onderdeel te maken van het zorgproces versterken verpleegkundige en mantelzorger elkaar. 36,8%
de patiënt en de mantelzorger worden betrokken bij het zorgproces en zijn zo beter geïnformeerd waardoor de samenwerking met het ziekenhuis beter verloopt.
30,0% 25,0% 19,1% 17,6%
20,0%
10,0%
patiënten kunnen mogelijk eerder met ontslag wat minder geld kost.
7,3%
8,8%
0,0%
allochtone mantelzorgers zorgen veel waardoor de integratie en eigen ontwikkeling achterblijft. door vergrijzing worden steeds meer ouderen opgenomen en om een heropname te voorkomen/uit te stellen, is het van belang de mantelzorger te ondersteunen om eerder ontslag mogelijk te maken. om de autonomie en zelfredzaamheid van een patiënt zo lang mogelijk te bewaren is een goed samenspel tussen de mantelzorger en de professionele zorg noodzakelijk.
Figuur 13: Gekozen uitspraken over de relevantie van mantelzorgondersteuning en de invloed op de maatschappij.
Deelvraag 10. In hoeverre is er verschil in de wijze van (preventieve) mantelzorgondersteuning door geriatrieverpleegkundigen die werkzaam zijn op de verpleegafdelingen en poliklinieken? Het grootste deel van de geriatrieverpleegkundigen vindt dat er verschil is in de wijze van mantelzorgondersteuning op de polikliniek en verpleegafdeling (80.9%). Een groot deel van de respondenten geeft aan dat er op de polikliniek meer tijd is voor gesprekken met de mantelzorger en patiënt (geïllustreerd in figuur 14). Opvallend is dat een ander groot deel van de ondervraagden vindt dat er juist op de verpleegafdeling meer tijd is voor ondersteuning van mantelzorgers, omdat de patiënt en familie langer worden gezien.
30
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
31
op de polikliniek is er meer tijd voor uitgebreide gesprekken met mantelzorger en de patiënt. 19,1%
op de verpleegafdelingen is meer tijd voor ondersteuning doordat de patiënt en familie langer worden gezien.
30,9% 10,3%
op de polikliniek komen minder acuut zieke patiënten en de verpleegkundigen kunnen zich daardoor meer richten op de patiënten en hun naasten.
14,7%
op de verpleegafdeling zijn de verpleegkundigen veel meer gericht op het ontslag van de patiënt naar huis en hebben daarom meer oog voor de mantelzorger.
25,0%
nee, ik denk dat er geen verschil is.
Figuur 14: De mate van verschil in mantelzorgondersteuning tussen polikliniek en verpleegafdeling.
56.7% van de geriatrieverpleegkundigen geeft aan dat er geen verschil is in kennis tussen de verpleegkundigen van de polikliniek en de verpleegafdeling. Daarnaast noemen de respondenten wel verschillen
tussen
de
afdelingen
met
betrekking
tot
het
takenpakket
van
de
geriatrieverpleegkundige: 13.4% geeft aan dat mantelzorgondersteuning op de polikliniek tot het takenpakket behoort, terwijl 10.4% aangeeft dat dit juist voor de verpleegafdeling geldt.
Bij het antwoord op de vraag wat de geriatrieverpleegkundigen als hun taak zien op het gebied van mantelzorgondersteuning, kiezen meer verpleegkundigen van de polikliniek voor het antwoord ‘het behouden
van
de
persoonlijke
relatie
tussen
mantelzorger
en
patiënt’
dan
de
afdelingsverpleegkundigen. Dit is getest op significant verschil middels chi-square. De uitkomst was significant bij een p-waarde van 0.003 bij een 95% betrouwbaarheidsinterval. Bij de overige antwoordmogelijkheden van deze vraag zijn geen belangrijke verschillen te zien (weergegeven in tabel 5). Tabel 5: De taken van de geriatrieverpleegkundige op het gebied van mantelzorg. Polikliniek (%)
Verpleegafdeling Geriatrie (%)
Behouden van de persoonlijke relatie
64.5
28.6
Afstemmen van de zorg met mantelzorger
83.9
68.6
Samenwerken mantelzorger
51.6
48.6
Ondersteunen van de mantelzorger
77.4
62.9
Combinatie
3.2
2.9
in de zorgverlening met
Er is geen duidelijk verschil waarneembaar in de manier waarop de verpleegkundigen van de polikliniek en verpleegafdeling de persoonlijke relatie tussen mantelzorger en patiënt behouden (zie bijlage 5, tabel 11).
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
De verpleegkundigen van de polikliniek kiezen bij de vraag hoe zij samenwerken met de mantelzorger, vaker voor het antwoord ‘doorvragen naar wat de mantelzorger wel en niet wil doen aan zorgtaken gedurende opname’ dan de afdelingsverpleegkundigen (weergegeven in tabel 6). Er is geen significant verschil aangetoond met behulp van chi-square.
Tabel 6: hoe werkt u samen met de mantelzorger? Polikliniek (%)
Verpleegafdeling Geriatrie (%)
Betrekken van de mantelzorger bij het invullen en uitvoeren van het zorgproces
9.7
14.3
Betrekken van de mantelzorger bij het evalueren van de zorg en ondersteuning
9.7
22.9
Doorvragen naar wat de mantelzorger wel en niet wil doen aan zorgtaken gedurende opname
35.5
17.1
Door wederzijdse informatie-uitwisseling over de zorg verlening en het ziekteproces van de patiënt
77.4
82.9
Door duidelijk aan te geven bij wie de mantelzorger terecht kan voor vragen
58.1
62.9
0
2.9
Door de mantelzorger te betrekken bij de dagelijkse verzorging
Op de vraag welke taken de respondenten het meest van toepassing vinden op hun werkzaamheden kozen de meeste geriatrieverpleegkundigen van de polikliniek voor zowel het signaleren, ondersteunen als doorverwijzen van mantelzorgers. Bij de afdelingsverpleegkundigen is dit meer verdeeld. De meeste geriatrieverpleegkundigen van de afdeling kiezen ook voor de optie waarbij ze zowel het signaleren, ondersteunen en doorverwijzen als hun taak zien. Echter, er zijn ook een aantal verpleegkundigen van de verpleegafdeling die alleen het signaleren van toepassing vinden op hun werkzaamheden en dat het doorverwijzen van de mantelzorger een taak is van een andere discipline, zie tabel 7. Het waarneembare verschil tussen polikliniek en verpleegafdeling is significant getest middels chi-square met een p-waarde van 0.039 bij een 95% betrouwbaarheidsinterval. Dit wordt versterkt door het volgende citaat: ‘Ondersteuning van mantelzorgers is en blijft een taak van de geriatrieverpleegkundige, echter belangrijk is m.i. dat je hier wel oog voor hebt en een gesprek durft aan te gaan, zonder meteen over doorverwijzing e.d. te praten’ (uitspraak van geriatrieverpleegkundige, werkzaam op een verpleegafdeling. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de internetenquête, zie bijlage 6).
32
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Op de vraag of er in de opleiding aandacht wordt besteed aan het onderwerp mantelzorg, is te zien in tabel 7 dat het antwoord van invloed is op het wel of niet volgen van een vervolgopleiding. Hieruit blijkt dat er meer aandacht in de vervolgopleiding is besteed aan mantelzorgondersteuning. Dit verschil is significant getest middels chi-square met een p-waarde van 0.008 bij een 95% betrouwbaarheidsinterval. Tabel 7: Wel of geen vervolgopleiding en de mate van aandacht aan mantelzorgondersteuning in de opleiding Ja, vervolgopleiding Klinische Geriatrie/ Verpleegkundig Specialist (%)
Geen vervolgopleiding (%)
51
11.1
Ja, beperkt
46.9
88.9
Nee
2.0
0.0
Ja, uitgebreid
33
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
5. Conclusies De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Besteden geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht aan de verschillende rollen die mantelzorgers vervullen en vanuit welke kennis, houding en vaardigheden ondersteunen zij de mantelzorgers?’
Rollen van mantelzorgers Vrijwel alle geriatrieverpleegkundigen zijn bekend met de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen. Echter, zij kunnen deze rollen niet altijd koppelen aan de bijbehorende verpleegkundige taken volgens het SOFA-model. De geriatrieverpleegkundigen zien bijvoorbeeld de rol van ‘hulpvrager’ als minder belangrijk, terwijl zij de bijbehorende taak ‘ondersteunen’ wel belangrijk vinden. Een andere tegenstelling is dat de rol “persoonlijke relatie” door de respondenten als belangrijk wordt gezien, terwijl zij de bijbehorende taak “faciliteren” minder van belang vinden. De geriatrieverpleegkundigen vinden de rol ‘ervaringsdeskundige’ evenals de bijhorende taak ‘afstemmen van de zorg’ allebei belangrijk. Echter, de rol van ‘partner in zorg’ en de taak ‘samenwerken’
zien
zij
als
minder
belangrijk.
Dit
is
opvallend,
blijkbaar
werkt
de
geriatrieverpleegkundige niet vaak samen met de mantelzorger. In het beroepsdeelprofiel van de geriatrieverpleegkundige wordt dit juist wel als competentie vermeld (zie bijlage 1, hoofdstuk 3). De geriatrieverpleegkundigen houden op verschillende manier rekening met de rollen van de mantelzorger:
De rol van partner/kind: het respecteren van de gewoontes van de patiënt en de mantelzorger.
De rol van ervaringsdeskundige: het informeren naar relevante persoonlijke informatie over de patiënt en het zorgen voor regelmatig contact met de mantelzorger.
De rol van partner in de zorg: wederzijdse informatie-uitwisseling over de zorgverlening en ziekte van de patiënt en het bieden van duidelijkheid over wie het aanspreekpunt is voor de mantelzorger. Hierbij is het wederom opvallend dat maar weinig verpleegkundigen de mantelzorgers betrekken bij het invullen en uitvoeren van het zorgproces en de persoonlijke verzorging, bijvoorbeeld het wassen en aankleden. Hierbij kunnen verschillende opmerkingen
geplaatst
worden.
Enerzijds
kan
verondersteld
worden
dat
de
verpleegkundigen dit doen omdat zij de mantelzorgers willen ontlasten. Anderzijds is het juist een goede mogelijkheid voor de verpleegkundigen om de mantelzorgers tips te kunnen geven in het uitvoeren van de zorg.
De rol van hulpvrager: het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers, het aanreiken van tips aan mantelzorgers over hoe zij de zorg vol kunnen houden en het doorverwijzen
34
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
naar voorzieningen voor mantelzorgondersteuning. Wat opvalt is dat de optie ‘het geven van emotionele steun’ maar door enkele verpleegkundigen wordt gekozen. Terwijl deze vorm van ondersteuning in de literatuur als belangrijk wordt beschreven (zie hoofdstuk 2, bijlage 1). Dit geldt ook voor het inschakelen van het sociale netwerk van de patiënt. Eerder onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat het delen van de zorg met andere mantelzorgers leidt tot minder (over)belasting (De Boer et al., 2009).
Kennis De meeste geriatrieverpleegkundigen hebben kennis van mantelzorg. Zij weten dat (over)belasting bij veel mantelzorgers voorkomt. Ook kunnen zij de mantelzorger met het grootste risico op (over)belasting herkennen. Echter, opvallend is dat geriatrieverpleegkundigen over het algemeen beperkt kennis opgedaan hebben over mantelzorg(ondersteuning) in de opleiding. In de vervolgopleiding is hier meer aandacht aan besteed. Opmerkelijk is dat de meeste geriatrieverpleegkundigen voor een te zware of te lichte definitie van mantelzorg kiezen. Veel respondenten gaan uit van de definitie dat mantelzorg vooral het verlenen van intensieve zorg is voor mensen met dementie of die terminaal zijn. Hierbij bestaat het risico dat zij minder oog hebben voor mantelzorgers die minder intensief zorgen, maar wel degelijk kans hebben op (over)belasting.
Houding Alle respondenten die deelgenomen hebben aan dit onderzoek hebben een positieve houding ten
opzichte van mantelzorgers en mantelzorgondersteuning. Zij kunnen zich goed in de mantelzorger verplaatsen en zien de mantelzorger als onderdeel van het welzijn van de patiënt. Hierbij blijft de patiënt wel centraal staan. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat bijna iedere verpleegkundige een proactieve houding heeft in het benaderen van de (over)belaste mantelzorger. De meeste respondenten die zelf mantelzorger zijn vinden dat dit invloed heeft op hoe zij met mantelzorgers omgaan in het ziekenhuis. Een logische veronderstelling is dat dit een positieve invloed heeft, omdat zij uit eigen ervaring weten waar mantelzorgers behoefte aan kunnen hebben. De geriatrieverpleegkundige ziet ook het belang van mantelzorgondersteuning in voor de maatschappij. Zij zien het voorkomen van (over)belasting als een kostenbesparing voor de samenleving.
Vaardigheden Een derde van de geriatrieverpleegkundigen brengt de mantelzorger niet of nauwelijks in kaart, oftewel spoort de mantelzorger nauwelijks vroegtijdig op. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat deze
35
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
groep geriatrieverpleegkundigen pas gaan handelen als de mantelzorger al overbelast is. Uit onderzoek is gebleken dat het juist belangrijk is dat verpleegkundigen de thuissituatie in kaart brengen (Rensink & Duijnstee, 2005). Het is opmerkelijk dat bijna alle geriatrieverpleegkundigen wel aandacht besteden aan het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers. Echter, het risico bestaat dat zij hier te laat mee starten. De geriatrieverpleegkundigen herkennen de verschillende symptomen van (over)belasting die bij mantelzorgers kunnen voorkomen. Dit doen zij door te observeren, door het ‘niet- pluisgevoel’ te gebruiken en door de mantelzorger apart te nemen om te vragen hoe het gaat. Het is opvallend dat zij daarbij weinig gebruik maken van een bestaand meetinstrument zoals de EDIZ of de CSI. In het (preventieve) ondersteunen maakt de geriatrieverpleegkundige vooral gebruik van de volgende vaardigheden: informatieverstrekking, advisering en signalering van (over)belasting. Bijna alle geriatrieverpleegkundigen verwijzen mantelzorgers door als dat nodig is. De helft van de respondenten noemt daarbij het Steunpunt Mantelzorg. Verder blijkt dat meer dan tweederde van de verpleegkundigen knelpunten ervaart in de mantelzorgondersteuning. Veel verpleegkundigen hebben geen zicht op de werkelijke thuissituatie, hebben te weinig tijd of missen een bruikbaar instrument/methodiek voor het meten van (over)belasting.
Verschil in mantelzorgondersteuning op de polikliniek en verpleegafdeling Het grootste deel van de geriatrieverpleegkundigen vindt dat er verschil is tussen polikliniek en verpleegafdeling
betreft
de
tijd
die
geriatrieverpleegkundigen
hebben
voor
mantelzorgondersteuning. Het is niet duidelijk of dit verschil in tijd in het voordeel is voor de poliverpleegkundigen of voor de afdelingsverpleegkundigen. Er is geen verschil in kennis tussen de geriatrieverpleegkundigen van de beide afdelingen. Verder kan geconcludeerd worden dat de verpleegkundigen van de polikliniek ‘het behouden van de persoonlijke relatie’ meer als hun taak zien dan de afdelingsverpleegkundigen. Een reden hiervoor kan zijn dat op de polikliniek meer de nadruk ligt op gesprekken met patiënt en mantelzorger, dan op een verpleegafdeling. Opvallend, echter niet significant, is dat de poliverpleegkundigen vaker doorvragen naar wat de mantelzorger wel en niet wil doen aan zorgtaken gedurende opname van de patiënt dan de afdelingsverpleegkundigen. Dit terwijl deze laatste categorie juist meer betrokken is bij het zorgproces gedurende opname. De poliverpleegkundigen zien het gehele takenpakket van ‘signaleren, ondersteunen en doorverwijzen’
als
hun
taak.
Dit
is
significant
verschillend
met
de
mening
van
36
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
afdelingsverpleegkundigen, die vinden dat het ‘ondersteunen en het doorverwijzen van de mantelzorger’ bij het takenpakket van een andere discipline hoort. In de interviews kwam dit ook naar voren, de verpleegkundigen verwezen een (over)belaste mantelzorger door naar maatschappelijk werk.
Samenvattend kan gezegd worden dat geriatrieverpleegkundigen in het ziekenhuis aandacht besteden aan de verschillende rollen die mantelzorgers kunnen vervullen. De mate van aandacht en wijze van invulling verschilt echter per rol. De geriatrieverpleegkundigen hebben een positieve houding ten opzichte van mantelzorgers en mantelzorgondersteuning. Zij hebben kennis over mantelzorgers, maar dit is niet optimaal. Wat de verpleegkundige vaardigheden betreft, is het duidelijk dat de meeste verpleegkundigen het signaleren van (over)belasting bij mantelzorgers vaak toepassen. Daarnaast is het opvallend dat een groot deel van de geriatrieverpleegkundigen de mantelzorgers niet in kaart brengt, terwijl zij wel duidelijk op de hoogte zijn van het probleem van (over)belasting.
‘Het feit dat een mantelzorger letterlijk gezien en gehoord wordt is belangrijk’. Uitspraak van een geriatrieverpleegkundige, werkzaam op een verpleegafdeling. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de enquête.
37
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
6. Aanbevelingen Aan de hand van de conclusies van dit onderzoek zijn de volgende aanbevelingen opgesteld. Deze zijn gericht aan verschillende instanties.
(Vervolg)opleidingen voor verpleegkundigen In het onderwijspakket van de verpleegkundige (vervolg)opleidingen zou meer aandacht besteed kunnen worden aan preventieve mantelzorgondersteuning. Hierbij gaat het voornamelijk om het verdiepen van de verpleegkundige kennis met betrekking tot de volgende onderwerpen:
Definitie mantelzorg. Als verpleegkundigen een te brede of te smalle definitie hanteren van mantelzorgers zullen zij vanuit deze definitie mantelzorgers in kaart brengen en hun handelen daarop afstemmen. Op deze manier kunnen zij mantelzorgers mislopen en hun risico op (over)belasting mogelijk verkeerd inschatten.
Het belang van vroegtijdig opsporen van mantelzorgers. Uit dit onderzoek bleek dat een groot deel geriatrieverpleegkundigen niet of nauwelijks mantelzorgers in kaart brengt. Dit is echter van groot belang om (over)belaste mantelzorgers te voorkomen.
De verpleegkundige interventies die aansluiten bij de verschillende rollen van de mantelzorger (SOFA-model). Het is niet voldoende als verpleegkundigen zich alleen bewust zijn van de rollen die een mantelzorger kan vervullen. Het SOFA-model geeft handvatten hoe de verpleegkundigen op deze rollen kunnen inspelen.
Het geven van emotionele steun. Deze wijze van ondersteunen is van groot belang. Hierbij ligt de nadruk op het toepassen van sociaalrelationele vaardigheden, zoals doorvragen en actief luisteren. Dit is een belangrijk onderdeel voor het lesprogramma van de opleiding.
Het belang van het inschakelen van het sociale netwerk van de patiënt. Uit dit onderzoek bleek dat weinig geriatrieverpleegkundigen dit doen. Zij kunnen mantelzorgers aanmoedigen om ook andere personen in het sociale netwerk van de patiënt te betrekken bij het geven van mantelzorg.
Ziekenhuizen
Het is belangrijk dat er meer geïnvesteerd wordt in preventieve mantelzorgondersteuning op de poliklinieken van ziekenhuizen. Dit is namelijk een geschikte plek om ‘beginnende’ mantelzorgers (bijvoorbeeld mantelzorgers van patiënten met beginnende dementie) op te sporen en preventieve ondersteuning te bieden. Als de preventie optimaal is, zullen er
38
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
waarschijnlijk minder (her)opnames in het ziekenhuis nodig zijn, omdat mantelzorgers langer de zorg kunnen volhouden.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat de respondenten behoefte hebben aan een bruikbaar meetinstrument om (over)belasting van mantelzorgers op te sporen. Het verdient de aanbeveling om bestaande meetinstrumenten zoals de EDIZ en CSI te implementeren in het standaard verpleegproces op de verpleegafdelingen en poliklinieken van het ziekenhuis. Dit kwam ook als aanbeveling terug in een recent onderzoek onder praktijkondersteuners in Nederlandse huisartsenpraktijken (Van Dam-Aantjes, Van Dijk, Van Silfhout & Smit, 2010).
Het is belangrijk dat het bestuur van het ziekenhuis het belang inziet van mantelzorg voor de Nederlandse samenleving. Een derde van de ziekenhuisopnames wordt veroorzaakt doordat mantelzorgers de zorg niet meer aan kunnen. Daarnaast zullen de kosten van de gezondheidszorg stijgen als mantelzorgers wegvallen (Van der Berg et al., 2005). Het is belangrijk dat ook de zorgverzekeraars dit belang inzien, want ook zij zullen er profijt van hebben als er minder ziekenhuisopnames zijn en mantelzorgers de zorg langer kunnen volhouden. Zorgverzekeraars en ziekenhuizen kunnen hier samen over in gesprek gaan om afspraken te maken over hoe zij de ondersteuning van mantelzorgers kunnen bevorderen.
Het is belangrijk dat ziekenhuizen op de hoogte zijn van de sociale kaart in de regio. De regionale Steunpunten Mantelzorg kunnen hierbij ondersteunen.
Expertisecentrum Mantelzorg
Er
wordt
geadviseerd
vervolgonderzoek
te
verrichten
naar
de
motieven
van
(geriatrie)verpleegkundigen in het ziekenhuis die mantelzorgers niet of nauwelijks betrekken bij de dagelijkse verzorging. Het is interessant om te onderzoeken of dit kenmerkend is voor de ziekenhuissetting.
Dit is het eerste explorerende onderzoek dat verricht is naar mantelzorgondersteuning door verpleegkundigen in de ziekenhuissituatie. Het is belangrijk dat dit voor meerdere afdelingen binnen een ziekenhuis in kaart wordt gebracht.
Het is aan te bevelen om bestaande vragenlijsten, zoals de ‘samenspelscan’ of de ‘POMmethode’ aan te passen voor verpleegkundigen in de ziekenhuissetting. Deze vragenlijsten kunnen voor hen een hulpmiddel zijn om bij ziekenhuisopname de mantelzorgers en eventuele risico op (over)belasting in kaart te brengen. Dit kwam ook als tip naar voren vanuit de interviews en het kwalitatieve gedeelte van de internetenquête (Zie bijlage 2 en 6).
39
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Beroepsvereniging
De verpleegkundigen van de vakgroep Geriatrie Verpleegkunde V&VN hebben meer verdieping en kennis nodig over mantelzorgondersteuning door middel van bijscholingen, symposia, workshops, artikelen in verpleegkundige vakbladen en informatiemateriaal. De beschreven punten voor de opleiding zijn ook hier van toepassing.
‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat er aandacht wordt geschonken aan de mantelzorgers. Dit voorkomt dat er een patiënt achter de patiënt ontstaat en dit houdt ook in dat de patiënten vaak langer zelfstandig kunnen leven’. Uitspraak van een geriatrieverpleegkundige, werkzaam op een verpleegafdeling. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de internetenquête.
‘Wat natuurlijk wel heel belangrijk is, is dat we mantelzorgers heel hard nodig hebben, maar dat er gewoon te veel overbelaste mantelzorgers zijn’. Uitspraak van een geriatrieverpleegkundige op de polikliniek. Afkomstig uit het kwalitatieve gedeelte van de internetenquête.
40
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
7. Discussie Binnen dit onderzoek zijn een aantal punten naar voren gekomen die de resultaten en de uitkomst van dit onderzoek mogelijk hebben beïnvloed. Deze zullen worden weergegeven in dit hoofdstuk. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een verklaring gegeven voor een aantal keuzes die gemaakt zijn tijdens het onderzoek.
Keuze van de onderzoekspopulatie In eerste instantie zou het onderzoek uitgevoerd worden op verschillende afdelingen van één ziekenhuis. Dit was echter niet haalbaar in de periode die voor het onderzoek was gereserveerd. Een van de redenen waarom er voor de V&VN is gekozen, is dat de populatie over geheel Nederland is verdeeld. Echter, er moet een kanttekening geplaatst worden bij de keuze voor de vakgroep Geriatrie van de V&VN. De mogelijkheid bestaat dat deze doelgroep geen goede afspiegeling is van de totale groep geriatrieverpleegkundigen in Nederland.
De interviews Er zijn drie semigestructureerde interviews afgenomen om extra informatie te verzamelen voor het opstellen van de internetenquête. Er kan gediscussieerd worden of dit aantal voldoende is. Echter, deze interviews werden alleen gebruikt voor het opstellen van relevante enquêtevragen en niet voor het vormen van de conclusies. Wat wel van invloed kan zijn op de enquêtevragen is het feit dat de respondenten van de interviews in hetzelfde ziekenhuis werken. De verkregen gegevens zijn dus gebaseerd op het mantelzorgbeleid van één ziekenhuis, terwijl dit in andere ziekenhuizen weer anders kan zijn.
De internetenquête De internetenquête is gemaakt met behulp van een online enquêteprogramma. De respondenten konden de enquête online invullen middels een link die via een e-mail werd verstuurd. De resultaten werden automatisch verwerkt in een Microsoft Office Excel bestand. Er hebben zich geen problemen voorgedaan met de online enquête waardoor er geen gegevens verloren zijn gegaan. Bij het opstellen van de internetenquête hebben we gebruik gemaakt van specifiek gedefinieerde antwoordmogelijkheden. De kans bestaat dat de respondenten hierdoor de vragen sociaalwenselijk hebben ingevuld.
41
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Respons De respons van de enquête is 49 procent. Dit blijft een schatting, omdat het niet exact duidelijk is hoeveel van de driehonderd verpleegkundigen van V&VN Geriatrie daadwerkelijk in het ziekenhuis werkzaam zijn. Daarnaast had het aantal respondenten groter kunnen zijn als de onderzoekers de herinneringsmail voor het invullen van de enquête eerder hadden verstuurd. Verder moet dit onderzoek als een explorerend onderzoek gezien worden en zijn de resultaten niet generaliserend voor de algehele populatie geriatrieverpleegkundigen in Nederland.
Analyses De analyses zijn uitgevoerd middels het computerprogramma SPSS 18.0. In de dataset werden zes respondenten geëxcludeerd, omdat zij niet in het ziekenhuis of binnen het specialisme Geriatrie werkzaam zijn. Bij een aantal enquêtevragen was de respons minder groot dan de totale populatie. Bij enquêtevraag 20 en 22 is dit verschil te verklaren doordat de verpleegkundigen bij de voorgaande vragen de mogelijkheid hadden om deze vragen over te slaan.
Bij
een
aantal
enquêtevragen
hadden
de
respondenten
de
mogelijkheid
om
de
antwoordmogelijkheid ‘Anders, namelijk’ in te vullen. Als deze antwoorden overeenkwamen met een bestaande antwoordmogelijkheid, zijn deze daaronder geplaatst. Wanneer dit niet het geval was en meerdere respondenten dit antwoord hebben ingevuld, zijn er nieuwe labels gemaakt. Bijvoorbeeld de label ‘combinatie’, die ontstaan is uit het antwoord ‘combinatie van meerdere antwoorden’ die een aantal respondenten invulden.
Er is een discussiepunt te plaatsen bij de vergelijkingen die zijn getrokken tussen de verpleegkundigen van de polikliniek en de verpleegafdeling. De groep van de poliverpleegkundigen bestaat namelijk ook uit verpleegkundigen die een combinatiefunctie hebben: zij werken zowel op de polikliniek als op een verpleegafdeling en/of verlenen geriatrische consulten elders in het ziekenhuis. Dit geldt ook voor de groep afdelingsverpleegkundigen, waarbij een aantal van hen daarbij ook consulten verlenen. Om deze reden is het onderscheid tussen de polikliniek en verpleegafdeling mogelijk onduidelijker doordat er overlap bestaat in deze twee groepen verpleegkundigen.
Bij het analyseren is de vergelijking getrokken tussen de verpleegkundigen die wel of geen vervolgopleiding gedaan hebben en de mate van aandacht die in de opleiding is besteed aan mantelzorgondersteuning. Hierbij zijn de respondenten die de opleiding tot verpleegkundig specialist hebben gevolgd samengevoegd met degenen die de opleiding klinische Geriatrie hebben gedaan. Op
42
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
deze manier was de vergelijking beter te maken. Echter, het zijn wel twee opleidingen die inhoudelijk en qua niveau van elkaar verschillen.
Bij het analyseren bleek dat twee respondenten een afwijkend antwoord hebben ingevuld bij de enquêtevraag ‘op welke afdeling binnen het specialisme Geriatrie (polikliniek of verpleegafdeling) bent u werkzaam?’ Één van deze respondenten werkt op de polikliniek neurologie. Echter, deze polikliniek valt niet geheel binnen het specialisme Geriatrie en om die reden werd zij geëxcludeerd. De andere respondent werkt op de afdeling Transmurale zorg. Het is niet geheel duidelijk waar haar werkzaamheden uit bestaan, maar zij werkt wel in het ziekenhuis binnen het specialisme Geriatrie. Om die reden is zij opgenomen in de analyses. Achteraf kan de vraag gesteld worden of deze keuzes consequent zijn geweest. De respondent van de afdeling Transmurale zorg werkt waarschijnlijk niet op een polikliniek of verpleegafdeling, en valt ook niet geheel binnen de populatiebeschrijving.
43
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Literatuurlijst: Boeken Baarda, D.B., & Goede, M.P.M. de. (2001) Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en e
uitvoeren van onderzoek. (3 herziene druk) Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff
Boer, A. de., Broese van Groenou, M., & Timmermans, J. (2009) Mantelzorg. Een overzicht van de steun van en aan mantelzorgers in 2007. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
Buijssen, H., & Adriaansen, M. (2005) Hulpverlening aan mantelzorgers. Een leerboek voor verpleegkundigen. Amsterdam: Boom
Dam-Aantjes, E. van., Dijk, M. van, Silfhout, A. van, & Smit, M. (2010) Zorg voor mantelzorg. Een onderzoek naar de rol van de praktijkondersteuner huisarts in relatie tot mantelzorgondersteuning. Ede: Christelijke Hogeschool Ede
Emous, K. (2005) De loden mantel. Zorg en verzorging in Nederland. Amsterdam: Mets & Schild e
Eulderink, F., Heeren, T.J., Knook, D.L., & Ligthart, G.J. (2004). Inleiding gerontologie en geriatrie. (4 herziene druk) Leiden: Bohn Stafleu van Loghum
Jansen, P.A.F., Laan, J.R. van der., & Schols, J.M.G.A. (2007) Het geriatrie formularium. Een praktische leidraad. e
(2 editie) Houten: Bohn Stafleu van Loghum
Kooiker, S., & Boer, A. de. (2008) Portretten van mantelzorgers. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
Male, J. van., Duimel, M., & Boer, A. de. (2010) Iemand moet het doen. Ervaringen van verzorgers van partners. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
Oudijk, D., Boer, A. de., Woittiez, I., Timmermans, J., & en Klerk, M. de. (2010) ‘Mantelzorg uit de doeken’. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau e
Saunders, M., Lewis, P., & Thornhill, A. (2008) Methoden en technieken voor onderzoek. (4 editie) (Verckens, J.P., Trans.) Amsterdam: Pearson Education Benelux (oorspronkelijk werk is gepubliceerd in 2000) e
Schreuder Peters, R.P.I.J. (2005, 2008) Methoden & technieken van onderzoek. Principes en praktijk. (2 druk) Den Haag: Sdu
44
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis e
Verhoeven, N. (2007) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. (2 herziene druk) Amsterdam: Boom
Visser, A., & Heugte, C. (2004) Zorg voor de mantelzorg. Den Haag: De Nederlandse Hartstichting
Artikelen Addington-hall, J.M., & O'Callaghan, A.C. (2009) A comparison of the quality of care provided to cancer patients in the UK in the last three months of life in in-patients hospices compared with hospitals, from the perspective of bereaved relatives: results from a survey using the VOICES questionnaire. Palliative medicine, 23, 190-197
Beccaro, M., Caraceni, A., Costantini, M., & ISDOC Study Group. (2010) End-of-life care in Italian hospitals: Quality of and satisfaction with care from the caregivers point of view-results from the Italian survey of the dying of cancer. Journal of pain symptom management, 39, 1003-1015
Berg, B. van der., Brouwer, W., Exel, J. van., & Koopmanschap, M. (2005) Economic valuation of informal care: the contingent valuation method applied to informal caregiving. Health economics, 14, 169-183
Braam, L. (2001) Informatieverstrekking aan mantelzorgers van CVA- patiënten. Een verpleegkundige interventie om (over)belasting van mantelzorgers te voorkomen. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 10, 313-316
Bradway, C., & Hirschman, K.B. (2008) Working with families of hopitalized older adults with dementia. American journal of nursing, 108, 52-62
Jansen, M., & Duijnstee, M. (2009) Praten over morele problemen. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 6, 40-45
Kruk, T. van der., Nader- Heijnekamp, T., Pol, R., & Weterman, M. (2004) Beroepsdeelprofiel geriatrieverpleegkundige.
Lucchesse, A.C., Albuquerque Citero, V. de., Alfredo De Marco, M., Baxter Andreoli, S., & Nogueira-Martinset, L.A. (2008) The needs of members of the families of general hospital in patients. Sao Paolo Medicine Journal, 126, 128-131
Peeters, J., Beek, S. van., & Francke, A. (2007) Problemen en wensen van mantelzorgers van mensen met dementie. Resultaten van de monitor van het Landelijk Dementieprogramma. www.nivel.nl Geraadpleegd: 1703-2011
Procter, S., Wilcockson, J., Pearson, P., & Allgar, V. (2001) Going home from hospital: the carer/patient dyad. Journal of advanced nursing, 35, 206-217
45
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
Quattrin, R., Artico, C., Panariti, M., Palese, A., & Brusaferro, S. (2009) Study on the impact of caregivers in Italian high specialization hospital: presence, costs and nurses's perception. Scandinavian Journal of Caring sciences, 23, 328-33
Rensink, M., & Duijnstee, M. (2005) Aandacht voor de mantelzorger in de ontslagprocedure. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 6, 47-50
Rensink, M., & Duijnstee, M. (2007) Familiebegeleiding bij ontslagvoorbereiding. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 4, 38- 40
Royers, T., & Visser, G. (2009) Samenspel met mantelzorgers. Bijzijn XL, omgaan met naasten, 24-25
Rutten, H., & Houtjes, W. (2004) Methodische ondersteuning van mantelzorgers. Tijdschrift voor verpleegkundigen, 10, 49.
Feith, S., & Bruijn, I. de. (2010) De mantelzorger heeft toch ook uw aandacht? Oncologica, 2, 38-41
Young, A. J., Rogers, A., Dent, L., & Addington-Hall, J.M. (2009) Experiences of hospital care reported by bereaved relatives of patients after a stroke: retrospective survey using the voices questionnaire. Journal of Advanced Nursing, 65, 2161-2174
Zande, R. A. Th. van der. et al. (2007) Samenspel met mantelzorg. Handreiking voor het vormen van visie en beleid op het gebied van mantelzorg in organisaties voor verpleging en verzorging. Actiz & Expertisecentrum Informele Zorg. Geraadpleegd: 18-03-2011
Zwaanswijk, M., Peeters, J., Spreeuwenberg, P., Beek, S. van., & Francke, A. (2009) Motieven en belasting van mantelzorgers van mensen met dementie. Resultaten van de peilingen met de monitor van het Landelijk Dementieprogramma. Utrecht/Bunnik: NIVEL/Alzheimer Nederland. www.nivel.nl. Geraadpleegd: 17-03-2011
Websites CSI Caregiver Strain Index - www.expertisecentrummantelzorg.nl/smartsite.dws?ch=def&id=135868 Geraadpleegd: 15-03-2011
EDIZ Ervaren Druk in Zorg - www.expertisecentrummantelzorg.nl/smartsite.dws?ch=def&id=135864 Geraadpleegd: 15-03-2011
46
Mantelzorgondersteuning in het ziekenhuis
POM-methode http://www.movisie.nl/116991/def/home_/methoden/methoden/preventieve_ondersteuning_van_mantelzor gers_pom/Movisie Geraadpleegd: 01-06-2011
Samenspelscan- www.expertisecentrummantelzorg.nl/.../Samenspelscan_verblijfszorg1.doc Geraadpleegd: 01-06-2011
Samenspel met mantelzorgers - www.expertisecentrummantelzorg.nl/smartsite.dws?id=136966 Geraadpleegd: 17-03-2011
Vernooij- Dassen & Mittelman et al. (2010) beschreven in powerpointpresentatie van het symposium ‘de overbelaste mantelzorger’ www.umcn.nl/OverUMCstRadboud/NieuwsEnMedia/Pages/Symposium%E2%80%98Deoverbelastemantelzorg er%E2%80%99.aspx Geraadpleegd: 17-03-2011
Westerlaken, A. (2010) Relatie tussen formele en informele zorg. www.mezzo.nl/mezzo_kennisplein_bibliotheek/?s=2&document_id=2749 Geraadpleegd: 09-03-2010
Winkel, H. te., (2008) De ouderenzorg verdient beter - http://vggproject.blogspot.com/2008/01/deouderenzorg-verdient-beter.html Geraadpleegd: 08-03-2011
Zorgnetwerk Midden-Brabant Een spiegel voor de CVA-keten (2008) - www.zorgnetwerkmb.nl/cvaketen/search.aspx Geraadpleegd: 08-03-2011
47